FC-XL Search Werkboek
Welkom bij de nieuwe uitdaging in jouw loopbaan. De komende tijd ga jij op zoek naar een opleiding die je past als een maatpak. Wij gaan jou daar bij helpen! De opdrachten in dit FC-XL werkboek kunnen je ondersteunen om je te oriënteren op één van de vele werkvelden/ beroepen.. Veel plezier bij FC-XL SEARCH!
Kernactiviteiten
1 week
Zo kan je traject er uit zien: Startweek op school
2e week
School week
3e week
1 dag school, 4 dagen praktijk
4e week
1 dag school, 4 dagen praktijk
5e week
1 dag school, 4 dagen praktijk
6e week
1 dag school, 4 dagen praktijk
7e week
1 dag school, 4 dagen praktijk
8e week
Schoolweek: afronding 1e praktijk + voorbereiden 2e praktijk
9e week
1 dag school, 4 dagen praktijk
10e week
1 dag school, 4 dagen praktijk
11e week
1 dag school, 4 dagen praktijk
12e week
1 dag school, 4 dagen praktijk
13e week
Schoolweek: afronding 2e praktijk + voorbereiden 3e praktijk
14e week
1 dag school, 4 dagen praktijk
15e week
1 dag school, 4 dagen praktijk
16e week
1 dag school, 4 dagen praktijk
17e week
Afronding 3e praktijk, evt. kiezen 4e stage of meedraaien in de beroepsopleiding
e
Vul hier in hoe jouw traject er uit ziet: Jouw startdatum is:
18e week 19e week 20e week
Afronding FC-XL Instroom/start beroepsopleiding
Jouw einddatum is:
2
1. Denkdruppels die jou helpen met denken en doen Lees eerst de hoofdvraag in de wolk. Schrijf nu in de druppels alle gedachten die bij je opkomen als je aan de hoofdvraag denkt.
Wat verwacht ik van mijn leertraject bij FC-XL Search ?
Nummer je druppels van 1 t/m 6 in volgorde van hoe je er aan denkt te gaan werken.
3
2. Opleidingen Om voor jezelf een duidelijk beeld te schetsen maak je een overzicht van alle opleidingen die je gevolgd hebt. Vul het schema zo compleet mogelijk in. Opleiding 1
Opleiding 2
Welke opleiding heb je gevolgd?
Hoelang heb je daar op gezeten?
Heb je een diploma gehaald?
Welke richting of vakken heb je gevolgd?
Waar was je goed in, wat vond je leuk?
Waar was je minder goed in, wat vond je minder leuk?
Ging je graag naar de opleiding? Waarom wel/niet?
4
3. Werkervaring Tijdens je opleiding heb je misschien wel een stage gelopen. Maar ook buiten je opleiding had je wellicht een baantje. Vul het schema zo compleet mogelijk in. Werkervaring 1
Werkervaring 2
Werkervaring 3
Waar heb je werkervaring op gedaan?
Hoe kwam je daar terecht?
Hoe lang heb je dit gedaan?
Welke werkzaamheden deed je daar?
Waar was je goed in, wat vond je leuk?
Waar was je minder goed in, wat vond je minder leuk?
Waarom doe je dit werk nog steeds of waarom ben je met dit werk gestopt?
5
4. Positieve eigenschappen Iedereen bezit een groot aantal positieve eigenschappen. Als je je bewust bent van je positieve eigenschappen kan je ze makkelijker aanspreken en gebruiken. Ook kunnen de eigenschappen je helpen met het zoeken naar je ideale werkveld. Neem de tijd om de stellingen die hier onder worden gegeven af te maken. Maak de onderstaande zinnen af: Ik ben heel goed in: _________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ Ik kan uitstekend: ___________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ Ik ben trots op: _____________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ Ik ben tevreden over: ________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ Ik ben niet bang voor: ________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ Ik kan prima: _______________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ Een bedrijf heeft een goeie aan mij omdat ik:_____________________________________________ __________________________________________________________________________________ Ik ben een goed mens omdat ik:________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ Mensen zullen graag bevriend met mij zijn omdat ik:_______________________________________ __________________________________________________________________________________ Wat ik ook nog bezit is: _______________________________________________________________ __________________________________________________________________________________
6
5. Inhoud Portfolio Je hebt nu terug gekeken naar je achtergrond wat betreft jouw opleidingen, werk/ stage ervaringen en positieve eigenschappen/ kwaliteiten. Deze gegevens ga je verwerken in een CV (Curriculum Vitae). Je CV is het eerste document voor je Portfolio. Een portfolio is een belangrijk en persoonlijk document. In je portfolio laat je namelijk zien wie je bent, wat je wilt en kunt en hoe je dat kunt laten zien/ bewijzen aan een ander. Soms wordt een portfolio ook gebruikt om te laten zien wat je nog wilt bereiken. Je neemt je portfolio mee als je op intake gaat bij de vervolgopleiding van je keuze of bij een sollicitatiegesprek voor een baantje. Pas als jij zelf trots bent op je portfolio is je portfolio klaar voor gebruik! Wat stop jij in je portfolio? Laat je inspireren door onderstaande indeling aan de hand van de Search-cyclus. Uiteindelijk loop je meerder keren deze cyclus door.
1. Wie ben ik?
2. Wat wil ik?
3. Wat doe ik?
4. Wat maak ik waar?
-
CV Fotoverhaal Gebruiksaanwijzing Levensloop Kopie diploma/ cijferlijst/ ID…. Schijf van 3 Werkveldonderzoek (WVO) Mijn stagebedrijf Interview met je stagebegeleider Foto impressie van (jou en) de stageplek Stageverslag Feedback van je stagebegeleider Resultaten TOA toetsen Reflectie, per cyclus, van je FC-XL leertraject
7
6. Beroepenstamboom Vroeger gingen beroepen over van vader op zoon en zo verder. In sommige families komen bepaalde soorten beroepen opvallend vaak voor. Hoe zou dat komen? Is dat in jouw familie ook het geval? Om dit te ontdekken maak je een beroepenstamboom van jouw familie. Bij familie denk je natuurlijk aan je ouders, broers en/of zussen, maar je kunt ook denken aan: ooms/ tantes, neven/nichten, oma’s/ opa’s en overgrootouders. Kijk hoe ver je kan komen. Wat valt je op? Als je verder met deze opdracht wilt kun je de mensen die je kent uit jouw beroepenstamboom nog een aantal vragen stellen, zoals: Waarom heb je voor dat beroep gekozen? Hoe is die keuze tot stand gekomen? Ben je nog blij met je keuze? Hoelang doe je dit werk? Wie of wat heeft jouw keuze beïnvloed of zelfs bepaald? Als je nu opnieuw kon kiezen wat zou je dan willen doen?
betovergrootmoeder (opa’s oma)
betovergrootmoeder (opa’s oma)
betovergrootvader(opa’s opa)
betovergrootvader(opa’s opa)
betovergrootmoeder (oma’s oma) betovergrootmoeder (oma’s oma)
betovergrootvader(oma’s opa) betovergrootvader(oma’s opa)
Opa (pa’s vader)
je broers/zussen
Oma (pa’s moeder)
Opa (ma’s vader)
jouw pa
jouw ma
je broers/zussen
Oma (ma’s moeder)
je broers/zussen
8
7. Kiezen voor een werkveld Er zijn in Nederland ongeveer 10.000 verschillende beroepen! Binnen het MBO zijn er honderden verschillende opleidingen. Hoe kom je binnen deze wirwar tot een goede keuze? Dat is niet makkelijk. Soms weet je wel dat je “iets met dieren”zou willen, of “iets met….”. Meestal kom je dan in een opleiding terecht waarin je iets van jouw idee kan herkennen. Om de 10k aan beroepen overzichtelijk te maken is door knappe koppen een indeling gemaakt. Deze indeling bestaat uit twee grote groepen: arbeidsgebieden en werksoorten. De vraag die jij gaat beantwoorden is de volgende: In welk arbeidsgebieden en in welke werksoorten of rollen zie jij jezelf werken? Als eerste volgt een toelichting op de arbeidsgebieden en de werksoorten, zodat je snapt wat met elk gebied en elke werksoort wordt bedoeld.
Arbeidsgebieden Voeding o Werk in de landbouw, veeteelt, voedselindustrie, voedselbereiding, genotmiddelenindustrie (frisdrank, koffie, tabak), enz. BV: Kaasmaker, boer, slijter, diëtist. Gebouwen o Bouw en onderhoud van huizen, fabrieken, kantoren en andere gebouwen, woninginrichting, meubelindustrie, enz. BV: timmerman, betonvlechter, architect, aircomonteur. Kleding o Werken in de kledingindustrie (van confectie tot haute couture) en schoenenindustrie, vervaardiging van sieraden, sjaals enz. BV: schoenmaker, juwelier, mode-ontwerper. Gezondheid en zorg o Werk in ziekenhuizen, geneesmiddelenindustrie, bejaardenzorg, GGZ, schoonheidssalon, enz. BV: bejaardenverzorgende, pedicure, kapper, apotheker. Natuurlijke omgeving o Onderhoud en bescherming van het milieu, het kweken en verzorgen van tuin- en kamerplanten, de handel in huisdieren, verzorging van dieren, enz. BV: boswachter, dierenarts, hovenier, bloembollenkweker. Energie en grondstoffen o De winning, productie en verwerking van grondstoffen en/of energie. BV: offshoretechnicus, gasmeteropnemer, driller olie-en gaswinning, onderwaterlasser. Gebruiksvoorwerpen en apparaten o Productie en onderhoud van gebruiksvoorwerpen, gereedschappen, machines en apparaten voor thuis en op het werk. BV: klokkenmaker, glasblazer, computerreparateur, constructiebankwerker. Infrastructuur en transport o Vervoer van mensen en goederen, en werkzaamheden die dit vervoer mogelijk maken: wegenbouw, auto-industrie, openbaar vervoer, enz. BV: automonteur, wegenbouw, scheepslasser, piloot, buschauffeur.
9
Informatie en communicatie o Werk in het bibliotheekwezen, vertaalwerk, het opzetten van databanken, openbare voorlichting geven, werkzaamheden bij radio en televisie, werken bij drukkerijen, enz. BV: computerprogrammeur, tv-reparateur, postbode, nieuwslezer. Opvoeding en onderwijs o Werk bij kinderopvang, scholen, jongerenwerk, opvoedkundige bureaus. BV: docent, peuterleidster, jongerenwerker. Staat en veiligheid o Werken op het gebied van openbaar beleid en bestuur, land- lucht- en zeemacht, justitie, brandweer, de belastingen en verzekeringswezen. BV: griffier, belastingconsulent, beveiligingsmedewerker, beleidsmedewerker. Kunst, cultuur en wetenschap o Het maken en beheren van kunst (beeldend, literatuur, muziek, dans, theater), wetenschappelijk onderzoek opzetten en uitvoeren, organisatie van culturele evenementen, enz. BV: Regieassistent, organisator, beeldend kunstenaar, wetenschappelijk medewerker. Arbeid en economie o Werk bij CWI en bij uitzendbureaus, in het bankwezen, de aandelenhandel, enz. BV: bedrijfsadministratief medewerker, beleggingsadviseur, intermediair, arbeidsadviseur. Recreatie o Werk dat zich richt op het laten ontspannen van andere mensen, stress van zich afschudden en de dagelijkse sleur te doorbreken. BV: reisleider, trainer, recreatiebegeleider, croupier.
Werksoorten (rollen)
Onderzoek en ontwikkeling o Onderzoek verrichten, nieuwe producten en diensten bedenken en ontwikkelen, adviseren over allerlei onderwerpen. BV: diëtist, productontwikkelaar, onderwijskundige, laborant. Productie o Productie van goederen en diensten en / directe betrokkenheid daarbij (het eigenlijke werk uitvoeren) BV: chirurg, verwarmingsmonteur, lasser, verpleger. Controle o De kwaliteit van de productie bewaken, en / of controleren of het werk volgens voorschriften wordt uitgevoerd. BV: autokeurmeester, belastinginspecteur, schoolinspecteur, keurmeester van voedsel en waren. Logistiek o Ervoor zorgen dat grondstoffen, materialen en eindproducten op tijd op de juiste plaats aanwezig zijn. BV: magazijnmedewerker, vorkheftruckchauffeur, routeplanner, orderpicker. Inkoop, verkoop, PR en marketing o Inkoop grondstoffen, materialen ed. , verkoop van producten, het onderhouden van contacten met de buitenwereld. BV: PR-medewerker, verkoopmedewerker, Visual merchandiser, makelaar.
10
Personeel en organisatie o Ervoor zorgen dat er personeel is dat het werk in een bedrijf of instelling kan uitvoeren, opleiden van personeel binnen het eigen bedrijf, werkzaamheden op het gebied organisatie en communicatie binnen de eigen organisatie. BV: personeelsfunctionaris, redacteur bedrijfsblad, bedrijfsmaatschappelijk werker, bedrijfsopleider. Administratie o De gegevens registeren en verwreken die nodig zijn om een organisatie goed te laten functioneren. BV: boekhouder, secretaresse, managementassistent. Leiding o Leiding geven bij de uitvoering van het eigenlijke werk of bij het besturen van een organisatie als geheel. BV: afdelingschef, directeur, kapitein, lid van de raad van bestuur. Zelfstandig ondernemerschap o Combinatie van alle werksoorten die hiervoor zijn genoemd. BV: boer, tandarts, winkelier, meubelmaker.
1. De gebieden die jou interesseren Kleur deze groen. 2. De gebieden die je niet meteen wil weg strepen, ze verdienen misschien wel een kans Kleur deze gebieden geel. 3. De gebieden die je zeker weg wilt strepen, hier heb je totaal geen raakvlak mee Kleur deze gebieden rood. 4. Als je alles hebt ingevuld Bespreek de uitkomst van jouw matrix met je coach.
Interessante sites voor het onderzoeken van verschillende sectoren: http://mbo.kennisnet.nl/communitys http://www.vaktoppers.nl http://www.carriere.inhetmkb.nl
11
Onder zoek & ontwik keling
Productie
Controle
Logistiek
Inkoop, verkoop pr & marketing
Personeel & organisatie
Admini stratie
Leiding
Onder nemer schap
Voeding
Gebouwen
Kleding
Gezondheid & zorg Natuurlijke omgeving Energie & grondstoffen Gebruiks voorwerpen & apparaten Infrastructuur & transport Informatie & communicatie Opvoeding & onderwijs Staat & veiligheid Kunst, cultuur & wetenschap Arbeid & economie Recreatie
12
8. Schijf van 3
JA
NEE
MISSCHIEN
De schijf van 3 maakt voor jou inzichtelijk wat je wel, niet en misschien wilt gaan onderzoeken. Zet bij JA de richtingen die je graag wil onderzoeken. (maximaal 5) Zet bij NEE de richtingen die je absoluut niets interesseren of wilt onderzoeken. Zet bij MISSCHIEN alles wat je nog even achter de hand wilt houden. Misschien wil je deze later alsnog onderzoeken. Maak een volgorde uit het JA gebied wat je als eerste wilt aanpakken. Bespreek de uitkomst van jouw “Schijf van 3” met je coach.
13
9. Arbeidsomstandigheden Bij de keuze van een beroep krijg je ook te maken met de omstandigheden waarin het werk gedaan wordt. Denk dan aan omstandigheden waarin je het liefst zou willen werken. Geef per vraag aan hoe belangrijk de omschreven arbeidsomstandigheid voor je is. Ja
Nee
Maakt niet uit
Lichamelijke belasting Ik wil het liefst met mijn hoofd werken Ik wil het liefst zittend werk doen Ik wil het liefst afwisselend staand/zittend werk doen Ik wil het liefst veel staan en lopen in mijn werk Ik wil het liefst lichamelijk zwaar werk doen Ik wil werk doen met wat ongevals risico
O O O O O O
O O O O O O
O O O O O O
Arbeidstijden Ik zou op onregelmatige tijden willen werken Ik zou in ploegendienst willen werken Ik werk het liefst van 9.00 tot 17.00 Ik vind het prettig om na 18.00 te werken Ik vind werken in het weekend leuk Ik heb er geen moeite mee om vroeg op te staan
O O O O O O
O O O O O O
O O O O O O
Werkomgeving Ik werk het liefst binnen Ik werk het liefst buiten Ik werk het liefst in een vochtige omgeving Ik werk het liefst in een droge omgeving Ik vind het belangrijk wat voor werkomgeving er is Ik werk het liefst in een wisselende omgeving Ik werk het liefst in een vaste, vertrouwde omgeving Ik vind werken in een donkere omgeving leuk Ik wil binnen maar wel met daglicht werken Van kleine werkruimtes krijg ik het benauwd Ik wil liever op de begane grond werken i.p.v op de 5e verdieping
O O O O O O O O O O O
O O O O O O O O O O O
O O O O O O O O O O O
Werksfeer Ik werk het liefst alleen Ik werk het liefst met anderen Ik vind een goede werksfeer belangrijk Ik vind contacten met collega’s belangrijk Ik wil in een groot bedrijf werken Ik wil in een klein bedrijf werken Ik wil werk waarin je duidelijk weet wat je moet doen Ik wil werk waarin je zelf beslissingen moet nemen Ik vind het belangrijk dat er naar jou mening wordt geluisterd
O O O O O O O O O
O O O O O O O O O
O O O O O O O O O
14
Bekijk de antwoorden aandachtig en maak de top 5 van de voor jou belangrijkste arbeidsomstandigheden.
Welke arbeidsomstandigheden zijn voor jou het allerbelangrijkst? 1.______________________________________________________ 2.______________________________________________________ 3.______________________________________________________ 4.______________________________________________________ 5.______________________________________________________
15
10. Werkveld onderzoek Je hebt inmiddels een aantal opdrachten, prestaties, kwaliteiten en interesses op een rijtje gezet. De zaken heb je goed overwogen en met je coach, ouders, vrienden en/of familie besproken. Je hebt gekozen voor een beroep/richting die je wil gaan onderzoeken. Je gaat dus binnenkort beginnen met je oriënterende stage. Maar wat kan je verwachten? Door middel van het werkveld onderzoek kan jij je verdiepen in het beroep waar jij je stage wilt gaan lopen. Met behulp van de, interviews, internet, folders ect. verzamel je informatie over jouw werkveld. Onderstaande punten geven een indicatie van de onderwerpen die je kunt behandelen om jouw onderzoek zo compleet mogelijk te maken. 1. Maak een voorblad dat betrekking heeft op jouw stageplaats. Dit kan je visueel maken met plaatjes of foto’s, spreuken, oneliners, kreten etc. 2. Hoe ziet jouw werkveld eruit? Welke beroepen heb je binnen dit werkveld? Wat is kenmerkend aan dit werkveld? Wat moet je kunnen om daar werkzaam te zijn? Wat moet je weten om je werk goed te kunnen uitvoeren? Welke eigenschappen heb je nodig bij dit werk? 3. De opleiding Welke opleiding hoort bij jouw werkveld? Wat is de inhoud van de opleiding? Welke vakken heb je nog meer? Hoe lang duurt de opleiding? Wanneer kan je instromen? (Interview een cursist die de opleiding volgt, interview een docent van de opleiding) Maak goede vragen en check deze bij je coach.! 4. Een dag uit het beroep van ……. Hoe ziet de dag van een professional er uit, ga er op uit en interview iemand uit het beroepsveld. 5. Mijn eigen mening Jouw eigen mening bij het onderzoek is van cruciaal belang. Wat trekt mij aan in dit beroep? Wat heb ik te bieden als ik er zou werken. Welke eigenschappen bezit ik die passen in het werken in deze sector. Waar wil ik aan gaan werken Verwerk alle verzamelde gegevens in een werkstuk. Bespreek het onderzoek ook met je coach.
16
11. Mijn stagebedrijf Op dit moment loop je stage in een bedrijf. Verzamel van dit bedrijf belangrijk informatie waarmee je het bedrijf kunt presenteren: Het bedrijf: - om welk bedrijf gaat het (naam, vestigingsplaats, visitekaartje en foto)? - welke producten of diensten levert het bedrijf? - vertel de geschiedenis van het bedrijf (denk aan wanneer is het opgericht, door wie, wat is er veranderd in de producten/ diensten in de loop van de tijd enz.). - wat is de doelgroep/ klanten waar het bedrijf zich op richt? - geef een beschrijving van de activiteiten van de afdeling of het onderdeel waar je werkzaam bent. De cultuur van het bedrijf: - de bedrijfscultuur wordt bepaald door de manier waarop je omgaat met elkaar wat betreft regels, afspraken enz. (denk hierbij aan u of jij zeggen, petje op of petje af, de baas is de baas, kleding voorschriften, te laat komen, ziekmelden enz.) Interview je stagebegeleider om te achterhalen wat hij er heeft gedaan om er te komen, doet om er te blijven en er voor zorgt dat hij het naar zijn zin heeft. Alle gegevens die je verzameld hebt gebruik je voor je presentatie die je aan de groep geeft. Voor de presentatie gebruik je één of meerdere audio visuele middelen zoals een beamer, powerpoint, foto’s of video, prezie enz. Het is belangrijk om van je stagebegeleider te horen hoe hij jouw stage periode beoordeeld. Dit kan doormiddel van feedback. Hiervoor kun je het volgende feedback formulier gebruiken. Zorg er voor dat je het formulier met je begeleider bespreekt.
17
12.Graag uw Feedback! Stagiaire
Begeleider
Stageplek
Initiatief tonen Openstaan Verantwoordelijkheid nemen Verzorgd eruit zien Betrouwbaar Sociaal / geduldig zijn
Feedback geven Vriendelijk / open Behulpzaam Motiverend / inspirerend Voorbereid zijn op je komst Duidelijkheid
Leerzaam Welkom zijn Veilig Voldoende werkzaamheden
Bovenstaande woorden zijn ontstaan uit een workshop met onze cursisten over wat voor hun de belangrijkste ingrediënten zijn voor een geslaagde stage. Wat wordt er van de stagiaire verwacht, wat verwacht hij of zij van de begeleider en wat zijn belangrijke factoren waar de stageplek aan kan voldoen. Voor uw stagiaire is het erg belangrijk om te weten hoe hij/zij heeft gefunctioneerd tijdens de stage. Kunt u aangeven wat de bevindingen waren over de stagiaire? Initiatief tonen: ___________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________ Open staan: _______________________________________________________________________ _________________________________________________________________________________ Verantwoordelijkheid nemen: ________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ Verzorgd eruit zien: _________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ Betrouwbaar zijn: ___________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ Sociaal / geduldig zijn: _______________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ En dit wil ik je ook nog meegeven: ______________________________________________________ __________________________________________________________________________________
Datum: ___________________ Handtekening: ____________________________________________
18
13. Stageverslag, help! Na het lopen van een oriënterende stage is het erg zinvol om hier eens goed naar terug te kijken. Dit terug kijken noemen we reflecteren! Wat heb je gedaan, geleerd, gevoeld, ervaren, beleefd? Wat vond je leuk, wat was minder, waar werd je vrolijk van, wat maakte je boos, verdrietig, angstig, enthousiast, verveeld en ga zo maar door. De handvatten die je hier aangeboden krijgt helpen jou om een reëel beeld te schetsen van de afgelopen stageperiode. 1. Wat heb je gedaan? Denk hierbij aan de werkzaamheden, het omgaan met de collega’s, je werk dagen / tijden, invulling van de dag enz. 2. Wat heb je geleerd? Denk hierbij aan je persoonlijke en professionele vorming en vaardigheden. Wat heb jij van jezelf ontdekt tijdens deze stage? Wat vind je leuk om te doen en waar heb jij je buik van vol? 3. De hand! De hand helpt je bij het reflecteren. Benoem alle vingers en de duim. 4. De sterren! Je komt de kreten op onze sterren altijd tegen op je stage en ze laten je vaak nadenken over andere dingen of op een andere manier. Omschrijf je reactie op de kreten die op onze sterren staan vermeld. Denk er goed over na en probeer het zo volledig mogelijk te omschrijven, zodat je een duidelijk overzicht krijgt van jouw eigen beeld over de stage. 5. Conclusie! Wat is jouw eindconclusie van deze stage. Wat heb je ontdekt over jezelf en over de richting/ het beroep? Ben je door je stage nieuwsgierig geworden en wil je nog verder in je onderzoek of heeft je stage je duidelijk gemaakt dat deze richting niets voor jou is en kan je niet wachten tot je een andere stage kunt gaan kiezen? Hoe kwam dat? Laat het verslag lezen door je coach en voeg het toe aan je portfolio!
19
14. De handreiking bij REFLECTIE
De duim:
waar ben je goed in? wat heb je goed gedaan?
De wijsvinger:
waar moet je op letten? waar moet je aandacht aan schenken?
De middelvinger:
waar heb je een hekel aan? waar erger jij je aan?
De ringvinger:
waar ben je trouw aan? waar kunnen mensen bij jou op vertrouwen?
De pink:
waar voel jij je klein bij? wanneer voelde jij je klein?
De extra vinger:
wat vind je nog meer belangrijk te noteren?
20
15. De FCXL SEARCH sterren!
Omschrijf je reactie op de kreten die op onze sterren staan vermeld. Denk er goed over na en probeer het zo volledig mogelijk te omschrijven zodat je een duidelijk overzicht krijgt van jouw eigen beeld over de stage.
Als voorbeeld de ster TIJD
Je kunt omschrijven hoe laat je moest beginnen en wanneer je klaar was, maar dat is nog niet voldoende. Bij tijd zijn veel meer zaken die de aandacht verdienen. Hoe heb jij je tijd besteedt, ging de tijd snel of ging hij maar niet om, waar kwam dat door, was de stage lang genoeg of had je meer tijd nodig gehad. Vertel bij alles waardoor jij dat hebt ervaren. Op deze manier krijg je voor jezelf steeds helderder hoe jij je stage hebt beleefd. Met andere woorden, schrijf een eerste reactie op die bij jou opkomt als je aan de verschillende sterren denkt en vervolg dan met een : (dubbele punt) daarna omschrijf je het uitgebreider met het waardoor en hoe en wat het voor jou heeft betekend.
Samen werken
Succes
Waarde ring
Grens
Contact
Kennis
Uitdag ing
Sfeer
Vrijheid
Vertrouw en
?
21
16. Reflecteren op de feedback van je stage begeleider Reflecteren is een manier van leren. Het betekent als het ware terugblikken (jezelf een spiegel voorhouden) waardoor je je bewust wordt van je handelen, welke keuzes je hebt gemaakt, je indrukken concreet kunt maken, bepaalde aspecten van een situatie kunt onderscheiden, een samenhang zoekt en tenslotte mogelijke alternatieven zoekt voor een volgende situatie. IK: Waarom zou ik zoveel moeite doen? COACH: Je kunt hier wat van leren! IK: Wat dan? COACH: Het vergroot je zelfkennis, je wordt je bewust van emoties die bij jou in een bepaalde situatie een rol spelen en je krijgt inzicht in hoe jij daar naar handelt. IK: Hoe doe ik dat dan? COACH: Sommige mensen reflecteren al van nature, het gaat ze heel makkelijk af. Voor anderen is dit lastiger. We geven je een hulpmiddel om jou te helpen met reflecteren.
Beschrijving: wat is er gebeurd (feitelijk)? Gevoelens: wat denk en voel ik daarbij/daarover? Evaluatie: wat ging er goed en wat ging er verkeerd? Analyse: wat kan ik hiervan leren? Conclusie: wat had ik anders kunnen doen? Actieplan: wat doe ik een volgende keer anders, wat neem ik mij voor?
Kies twee situaties die jou van de afgelopen weken zijn bijgebleven. Neem een positieve en een negatieve situatie. Reflecteer nu via bovenstaand schema op beide situaties en verwerk dit in een verslag. Bespreek het verslag met je coach.
22
17. De cyclus van FC-XL SEARCH Je hebt gewerkt aan “wie ben ik” , je hebt onderzocht “wat wil ik” en je bent net op stage geweest; “wat doe ik”. Met het stage verslag en de reflectie op je traject is de cyclus rond. Hier onder is de cyclus nog eens duidelijk uitgebeeld.
Wie en ik
De ‘FC-XL Search cyclus’
O.a cv, gebruiks aanwijzing, ect
Wat wil ik
j
n
a
e
werkveldonderzoek
Bedrijfsfolder
misschien
Wat doe ik reflectie + conclusie werkveldonderzoek en stage
conclusie werkveldonderzoek stage
Wat maak ik waar
23
18. Het einde van het begin Het einde van het begin zit er op. Je hebt de hele cyclus doorlopen en je bent een aantal ervaringen rijker. Je hebt ontdekt hoe je leertraject er uit ziet, wat er van je verwacht wordt en wat je van je coach kan verwachten. Het wordt tijd voor je vervolg oriëntatie. De cyclus zal je namelijk nog een aantal keren doorlopen voordat je daadwerkelijk gaat kiezen. Gebruik wat je geleerd hebt, zet de kwaliteiten in die je ontdekt hebt en wees flexibel (Be-BamBoe). Blader nog eens terug in deze gids als je het even niet meer weet. Maak gebruik van je coach, hij of zij staat graag voor je klaar en zal met verschillende opdrachten en coaching gesprekken jou helpen de juiste weg te vinden. Sta open voor suggesties en toon initiatief! Doe mee met de opdrachten, droom in de toekomst, maak plannen voor het hier en nu en werk ze uit.
24
19. Toekomstvisie loopbaan Ga in een lekkere stoel zitten, zoek een rustig plekje op en zorg dat je nergens door afgeleid wordt. Zit je lekker en ontspannen, dan kan je aan deze opdracht werken. Lukt het je niet om volledig ontspannen te zijn, stel deze opdracht dan uit tot het je wel lukt. Ga voor jezelf na wat je de afgelopen weken allemaal hebt gedaan en wat je er van vond. Nu ga je wat verder terug, naar je verleden: 1. Je hebt in deze tijd vast dingen gedaan, waarop je trots bent voor jezelf. Beschrijf eens een of meer van deze dingen. Denk hierbij aan momenten uit: Vrije tijd, hobby’s, andere mensen, familie, vrienden. Opleidingen/ cursussen die je hebt gedaan, vakken, opdrachten, stages. Werk dat je hebt gedaan, baantjes, vakantiewerk, prestaties waar je trots op bent. Nu ga je met je gedachten naar de tijd die voor je ligt, de toekomst, als eerste naar volgende week. Wat staat jou daar allemaal te doen? Daarna maak je de stappen wat groter, kijk nog een week vooruit, een maand, een jaar en probeer je steeds in te beelden wat je daar misschien gaat doen. 2. Probeer nu eens jezelf voor te stellen over een 5 tal jaren, eerst algemeen en probeer hier ook een beeld van te krijgen. Wie zou je willen zijn? Wat zou je willen dat anderen over jou zeggen? Wat voor werk zou je willen doen? Waar zou je dat willen doen? 3. Wat voor belemmeringen zou je tegen kunnen komen? Wat zou er voor kunnen zorgen dat je dit doel niet behaald? Met jezelf? Met andere mensen? Met opleidingen? Met het krijgen van werk? 4. Wat zou je er zelf aan kunnen doen om de problemen die je verwacht op te lossen? Wat betreft jezelf? Wat betreft anderen mensen? Wat betreft de opleiding? Wat betreft het krijgen van werk? 5. Zou je iets aan je zelf willen veranderen om dichter bij je doel te raken? Wat zou je willen veranderen? Waarom wil je dit veranderen? Wat vinden mensen die je goed kennen hiervan? Als je op deze bovenstaande vragen een antwoord kunt vinden wordt jouw Toekomstvisie loopbaan steeds helderder en realistischer. Een goed beeld van je Toekomstvisie loopbaan helpt jou met het vinden van een geschikte opleiding binnen het FC-XL SEARCH traject!
25