Evaluatie UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
drs A Holwerda drs D Kuiper dr GJ Dijkstra
Toegepast Gezondheidszorg Onderzoek (TGO) Graduate School for Health Research (SHARE) Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) Rijksuniversiteit Groningen (RuG) November 2007
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
5
Evaluatie UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
Anja Holwerda Daphne Kuiper Geke Dijkstra
Toegepast Gezondheidszorg Onderzoek (TGO) Graduate School for Health Research (SHARE) Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) Rijksuniversiteit Groningen (RuG) November 2007
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
6
Colofon ISBN:
9789077113677
Titel:
Evaluatie UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
Opdrachtgever:
RBO-Groningen
Uitgave:
Toegepast Gezondheidszorg Onderzoek (TGO) Graduate School for Health Research (SHARE) Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) Rijksuniversiteit Groningen (RuG)
Adres:
Postbus 196 9700 AD Groningen
Telefoon:
050 – 363 28 47 / 363 25 57
E-mail:
[email protected]
Website TGO:
www.toegepastgezondheidszorgonderzoek.nl
Trefwoorden:
arbeidstoeleiding, meervoudige handicap, praktijkonderwijs, REC
Datum:
november 2007
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
7
Deel A
Evaluatie UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
drs A Holwerda drs D Kuiper dr GJ Dijkstra
Toegepast Gezondheidszorg Onderzoek (TGO) Graduate School for Health Research (SHARE) Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) Rijksuniversiteit Groningen (RuG) November 2007
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
8
Evaluatie UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
Anja Holwerda Daphne Kuiper Geke Dijkstra
Toegepast Gezondheidszorg Onderzoek (TGO) Graduate School for Health Research (SHARE) Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) Rijksuniversiteit Groningen (RuG) November 2007
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
9
INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING
12
1
14
INLEIDING
1.1
Probleemstelling en doelstelling
14
1.2
Vraagstellingen
15
1.3
Indeling rapport
16
2
METHODE
17
2.1
Design onderzoek
17
2.2
Meetinstrumenten
17
2.3
Dataverzameling
18
2.4
Beschrijving respondenten
18
3
ASSESSMENT MEERVOUDIGE HANDICAP
20
3.1
Assessment procedure Mytylschool
20
3.2
Assessment meervoudige handicap UWV Verburg
20
3.2.1
Revalidatiegeneeskundig onderzoek
21
3.2.2
Beroepskeuzeonderzoek
21
3.2.3
Belastbaarheidsonderzoek
22
3.2.4
Externe deskundigheid
22
3.2.5
Afronding assessment
22
4
RESULTATEN INTERVIEWS MET DOCENTEN
23
4.1
Verwachtingen vooraf
23
4.2
Bruikbaarheid aanmeldingsformulier
25
4.3
Tevredenheid over advies
25
4.4
Bruikbaarheid advies
28
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
10
4.5
5
Organisatie en samenwerking
RESULTATEN INTERVIEWS MET LEDEN ASSESSMENTTEAM
30
32
5.1
Bruikbaarheid aanmeldingsformulier
32
5.2
Uitgevoerde activiteiten
33
5.3
Analyse adviezen assessment meervoudige handicap
34
5.4
Tijdsinvestering per discipline
35
5.5
Organisatie en samenwerking
36
5.6
Verwachtingen versus praktijkervaringen
37
5.7
Knelpunten en mogelijke oplossingen
40
6
RESULTATEN INTERVIEWS MET ARBEIDSDESKUNDIGEN UWV
42
7
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
44
7.1
Conclusies
44
7.2
Aanbevelingen
45
LIJST MET AFKORTINGEN
36
REFERENTIES
37
BIJLAGE 1: PRE-ASSESSMENT INTERVIEWFORMAT DOCENTEN
38
BIJLAGE 2: POST-ASSESSMENT INTERVIEWFORMAT DOCENTEN
41
BIJLAGE 3: INTERVIEWFORMAT LEDEN ASSESSMENTTEAM
43
BIJLAGE 4: INTERVIEWFORMAT PROJECTLEIDER
46
BIJLAGE 5: LEDEN STUURGROEP EN WERKGROEP
51
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
11
Samenvatting
Dit onderzoek betreft een procesevaluatie van het UWV Verburg project “assessment meervoudige handicap”. Het doel van het “assessment meervoudige handicap” is een concreet beeld te geven van de mogelijkheden van leerlingen uit het PraktijkOnderwijs (PrO) en de Regionale ExpertiseCentra (REC) met een meervoudige handicap richting werk/dagbesteding. Op basis hiervan kan een gericht advies voor scholings- en beroepskeuze gegeven worden, dat op termijn zou moeten leiden tot een versoepeling van de integratie van de PrO-REC leerlingen op de arbeidsmarkt of bij de sociale werkvoorziening. Het “assessment meervoudige handicap” is een multidisciplinair assessment, uitgevoerd door het Centrum voor Revalidatie (CvR), waarbij verschillende disciplines en onderzoeksmethodieken zijn geïntegreerd, zoals revalidatiegeneeskundig onderzoek, beroepskeuzeonderzoek en onderzoek naar fysieke vaardigheden en belastbaarheid. In totaal hebben twintig leerlingen van negen verschillende PrO-RECscholen deelgenomen aan het “assessment meervoudige handicap”. Over de bevindingen van de onderzoeken is aan alle leerlingen schriftelijk advies uitgebracht. De procesevaluatie bestond uit interviews met drie verschillende doelgroepen. Ten eerste zijn telefonische interviews gehouden met docenten van de betreffende leerlingen voorafgaand aan het assessment en achteraf nadat het advies voor scholings- en beroepskeuze was gerapporteerd. Daarnaast zijn face-to-face interviews gehouden met leden van het assessmentteam. Tenslotte zijn telefonische interviews gehouden met arbeidsdeskundigen jeugd van het UWV. De resultaten van de procesevaluatie hebben betrekking op gesprekken met tien docenten voorafgaand aan het assessment en acht docenten achteraf, drie assessmentteamleden en drie arbeidsdeskundigen jeugd. Daarnaast zijn dertien assessmentrapporten geanalyseerd. Resultaten procesevaluatie De docenten zijn over het algemeen positief over de mogelijkheden van het assessment meervoudige handicap, maar niet over de uitvoering en de advisering van het assessment in het kader van dit project. De uitgebrachte assessmentrapporten zijn als te globaal ervaren, waarbij nauwelijks concrete beroepsmogelijkheden voor de leerlingen zijn aangegeven. Wel wordt het met de toename van complexe problematiek als een welkome aanvulling gezien dat de school een extern assessment kan
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
12
aanvragen. Aangegeven wordt dat het assessment dan wel verder moet worden uitgewerkt en meer concrete handvaten zal moeten geven. De leden van het assessmentteam zijn aanmerkelijk minder positief dan de docenten; met name zagen zij een aanzienlijke discrepantie tussen de vragen van de docenten en de mogelijkheden van het CvR om deze te beantwoorden. Daarnaast is een aantal tijdens het project gesignaleerde knelpunten niet tijdig opgepakt en opgelost. De arbeidsdeskundigen verwelkomen alle extra informatie, die zij van te voren over de leerlingen kunnen krijgen. De adviezen op basis van het assessment werden echter als te globaal ervaren om de arbeidsdeskundigen van het UWV te kunnen ondersteunen in hun beoordeling van de leerling. Conclusie De assessmentprocedure, zoals die door het CvR is uitgevoerd, is niet toegespitst op de brede doelgroep leerlingen met een meervoudige handicap van de PrO-REC scholen. Door zowel organisatorische als inhoudelijke tekortkomingen van het assessment heeft het uitgebrachte advies niet aan de verwachtingen voldaan. Zowel docenten als assessmentteamleden twijfelen dan ook over de toegevoegde waarde die het “assessment meervoudige handicap” – zoals het nu in dit pilotproject is uitgevoerd – heeft. De reeds bestaande multidisciplinaire kennis binnen het CvR is onvoldoende gebleken om de variëteit aan vragen van de PrO-REC scholen te beantwoorden. Zolang de aanwezige multidisciplinaire kennis en ‘tools’ binnen het assessmentteam zich beperken tot leerlingen met primair een lichamelijk probleem, is het niet realistisch te veronderstellen dat één centrum – in dit geval het CvR – een assessment kan ontwikkelen en aanbieden dat alle vragen op het gebied van scholing en beroepskeuze voor alle typen leerlingen met een meervoudige handicap kan beantwoorden. Om die reden is de volgende aanbeveling geformuleerd. Alle bij het pilotproject betrokken professionals dienen te discussiëren over het nut en de noodzaak van één “assessment meervoudige handicap” voor een groep kinderen met een zeer grote diversiteit aan (combinaties van) lichamelijke, cognitieve, sociaal-emotionele en gedragsmatige problemen. Daarnaast is een aantal concrete aanbevelingen gedaan voor het geval dat wordt besloten de reeds bestaande assessment procedure verder te ontwikkelen, zodat zij toepasbaar wordt voor een bredere doelgroep van leerlingen vanuit de PrO/REC-scholen.
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
13
1
Inleiding
1.1
Probleemstelling en doelstelling
Bijna de helft (47%) van de leerlingen uit het PraktijkOnderwijs (PrO) en de Regionale ExpertiseCentra (REC) heeft naast een verstandelijke beperking één of meerdere chronische aandoening(en). Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om een longaandoening, om visuele en/of een auditieve stoornissen of om leer-, ontwikkelings- en/of gedragsstoornissen. Omdat deze meervoudige beperking de schoolloopbaan van leerlingen kan bemoeilijken en van invloed is op de toeleiding naar werk is er in het kader van het UWV Verburg project getracht een nieuwe “assessment meervoudige handicap” te ontwikkelen. Tot nog toe zochten de PrO-REC-scholen zelf samen met de betreffende leerling naar een geschikte richting en stageplek door middel van gesprekken tussen stagedocent en leerling. Sommige scholen hanteren zelf ook beroepskeuzetesten. Het lukt scholen niet altijd om op deze manier een geschikte plaats voor de leerling te vinden. Het doel van het “assessment meervoudige handicap” is een concreet beeld te geven van de mogelijkheden van leerlingen met een meervoudige handicap richting werk/dagbesteding, zodat een gericht advies voor scholings- en beroepskeuze gegeven kan worden. Uiteindelijk zal dit moeten leiden tot een versoepeling van de integratie van de PrO-REC leerlingen op bijvoorbeeld de arbeidsmarkt of bij de sociale werkvoorziening en de uitval van leerlingen die op een werkplek zijn terechtgekomen, die niet geschikt voor hen is, verminderen. Het assessment meervoudige handicap is ontwikkeld in een samenwerkingsverband tussen het Universitair Medisch Centrum Groningen, het Centrum voor Revalidatie (CvR) UMCG team Arbeid en kinderrevalidatie, de Koninklijke Effatha Guyot Groep (KEGG), Visio, RENN-4, Mytylschool Prins Johan Willem Friso, PraktijkOnderwijs (PrO) en het RBO Groningen. Het project is in augustus 2005 van start gegaan en had een looptijd van twee jaar. Het “assessment meervoudige handicap” is een multidisciplinair assessment, waarbij verschillende disciplines en onderzoeksmethodieken zijn geïntegreerd, zoals revalidatiegeneeskundig onderzoek, beroepskeuzeonderzoek en onderzoek naar fysieke vaardigheden en belastbaarheid. Afhankelijk van de specifieke behoefte (problematiek) van de betreffende leerling kunnen de benodigde disciplines ingezet worden. De deelnemers aan deze nieuwe methodiek zijn leerlingen van PrO-REC onderwijs, die mogelijk in de toekomst Wajong-gerechtigd worden. De leerlingen zijn
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
14
door de scholen aangemeld. Het gaat met name om leerlingen, waarvan de school twijfelt over de richting waarin de leerling op zijn of haar plaats zou zijn en adequaat zou kunnen functioneren. Doel is vanuit verschillende invalshoeken een nauwkeurige inschatting te maken van de beperkingen en mogelijkheden van een leerling om zodoende duidelijkheid te verkrijgen over welk type werksituaties geschikt zijn voor de betreffende leerling. Na overleg tussen het Centrum van Revalidatie en andere betrokken partijen over de mogelijkheden voor de nieuwe methodiek, is in juni 2006 gestart met het versturen van een vragenlijst naar een aantal scholen. In deze vragenlijst werd (via gesloten antwoordcategorieën) gevraagd naar de behoefte aan een dergelijke methodiek en naar de criteria waaraan deze zou moeten voldoen. Aan het einde van de vragenlijst werd de mogelijkheid geboden leerlingen aan te melden voor wie een dergelijk assessment geschikt zou zijn. Deze leerlingen konden instromen in een pilotproject waarin plaats was voor 20 leerlingen, bij wie het “assessment meervoudige handicap” zou worden uitgetest. De intentie daarbij was om de groep deelnemers evenredig te verdelen over de scholen voor Praktijkonderwijs en de REC-scholen, cluster 1 t/m 4. Doel van dit pilotproject is het “assessment meervoudige handicap” in de toekomst zodanig aan te passen dat deze toepasbaar is voor de gehele brede populatie van de PrO-REC leerlingen. De sectie Toegepast Gezondheidszorg Onderzoek (TGO) van de Graduate School for Health Research (SHARE) van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) /Rijksuniversiteit Groningen (RuG) is gevraagd een procesevaluatie uit te voeren waarin de eerste ervaringen met deze nieuwe methodiek worden geïnventariseerd. Procesevaluatie is een vorm van evaluatieonderzoek waarbij een (nieuwe) werkwijze of innovatie op de voet wordt gevolgd. Aandacht wordt hierbij besteed aan de ontwikkelingen tijdens de uitvoering van de werkwijze in de praktijk, de knelpunten die zich tijdens het proces voordoen en de wijze waarop hierdoor moet worden bijgestuurd (Swanborn, 1999).
1.2
Vraagstellingen
In dit evaluatieonderzoek staan de volgende vraagstellingen centraal: 1.
Waaruit bestaat het “assessment meervoudige handicap”?
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
15
Hierbij wordt een vergelijking gemaakt met het assessment dat thans door het assessmentteam van CvR Beatrixoord en de Mytylschool Haren wordt gebruikt; 2.
Hoe verloopt het “assessment meervoudige handicap” in de praktijk? a.
Wat zijn de ervaringen van docenten ten aanzien van de
-
verwachtingen vooraf
-
bruikbaarheid aanmeldingsformulier
-
tevredenheid over advies
-
bruikbaarheid advies
-
organisatie en samenwerking
b.
Wat zijn de ervaringen van leden van het assessmentteam ten aanzien van de
c.
-
bruikbaarheid aanmeldingsformulier
-
uitgevoerde activiteiten
-
analyse adviezen assessment meervoudige handicap
-
tijdsinvestering per discipline
-
organisatie en samenwerking
-
verwachtingen versus praktijkervaringen
-
knelpunten en mogelijke oplossingen
Wat is de bruikbaarheid van het advies voor de Arbeidsdeskundige jeugd (ADj-er) van het UWV?
3.
Is de werkwijze zoals nu gedefinieerd overdraagbaar naar andere regio’s?
1.3
Indeling rapport
In hoofdstuk 2 wordt de methode van onderzoek toegelicht. In hoofdstuk 3 wordt aangegeven waaruit het assessment meervoudige handicap bestaat en wat de verschillen zijn met het reeds bestaande assessment ten behoeve van de Mytylschool. In hoofdstuk 4 worden de resultaten van de pre- en postassessmentinterviews met de docenten beschreven. In hoofdstuk 5 staan de resultaten van de interviews met de leden van het assessmentteam en in hoofdstuk 6 de resultaten van de interviews met de arbeidsdeskundigen van het UWV. In hoofdstuk 7 volgen de conclusies en aanbevelingen.
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
16
2
Methode
In dit hoofdstuk wordt allereerst ingegaan op het design van het onderzoek en welke meetinstrumenten zijn gehanteerd. Tot slot wordt een overzicht gegeven van de respondenten bij wie dataverzameling heeft plaatsgevonden. 2.1
Design onderzoek
De evaluatie betreft een kwalitatief onderzoek, waarbij met behulp van interviews de ervaringen en meningen van docenten van de Pro-REC-scholen en de leden van het assessmentteam zijn geïnventariseerd. De docenten zijn op twee meetmomenten telefonisch geïnterviewd: voordat het assessment bij de leerling plaatsvond (april 2007) en achteraf nadat het advies voor scholings- en beroepskeuze was gerapporteerd (september 2007). De leden van het assessmentteam zijn face-to-face geïnterviewd op het moment dat hun bijdrage aan het assessment afgerond was (periode juniseptember 2007). Tot slot zijn drie van de Arbeidsdeskundigen Jeugd van het UWV gevraagd een oordeel te geven over de meerwaarde van het assessment voor het UWV in het kader van de claimbeoordeling en de reïntegratieactiviteiten voor potentiële Wajong gerechtigde leerlingen. 2.2
Meetinstrumenten
Ten behoeve van de (semi-gestructureerde) interviews zijn vier interviewforrmats ontwikkeld: 1.
pre-assessment interviewformat docenten (zie bijlage 1)
2.
post-assessment interviewformat docenten (zie bijlage 2)
3.
interviewformat leden assessmentteam (zie bijlage 3)
4.
interviewformat projectleider (zie bijlage 4)
Ten behoeve van de ontwikkeling van de interviewformats zijn relevante documenten, zoals het projectplan, vergaderstukken en notulen van de stuurgroep en werkgroep geanalyseerd. De eerste drie interviewformats zijn ter beoordeling voorgelegd aan de stuurgroep waarin een vertegenwoordiging van experts van alle PrO-REC-scholen aanwezig waren (zie bijlage 5). Het vierde interviewformat is ontwikkeld op het moment dat de resultaten van de interviews met de docenten en leden van het assessmentteam bekend waren, met de bedoeling (een deel van) de uitkomsten van de evaluatie aan de projectleider voor te leggen en deze de gelegenheid te geven hierop te reageren.
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
17
2.3
Dataverzameling
In totaal zijn 20 leerlingen van negen verschillende PrO-REC-scholen aangemeld voor het “assessment meervoudige handicap”. Twaalf leerlingen vanuit het Praktijkonderwijs en acht vanuit de REC-scholen. De pre- en post-assessment interviews met de docenten van de leerlingen hebben telefonisch plaatsgevonden. De interviews met de leden van het assessmentteam – waaronder de projectleider – vonden ’face to face’ plaats op het CvR. De arbeidsdeskundigen van het UWV zijn telefonisch benaderd om de vraag over de bruikbaarheid van het advies te beantwoorden. Alle interviews zijn geaudiotaped en achteraf uitgeschreven in een verbatum, dat vervolgens is geanalyseerd aan de hand van de deelvragen van vraagstellingen 2 en 3. 2.4
Beschrijving respondenten
Docenten Aan het pre-assessment interview hebben tien docenten deelgenomen en aan het post-assessment interview acht docenten. Het post-assessment interview is bij twee docenten niet afgenomen, omdat geen schriftelijke toestemming is verkregen van de ouders van de leerlingen van deze docent om het advies in te zien. De meeste respondenten zijn man (n=7), drie respondenten zijn vrouw. De gemiddelde leeftijd van de docenten was 50 jaar (range 43 – 56 jaar). De meeste docenten waren betrokken bij de leerling in het kader van de stage. Vijf docenten kwamen vanuit de REC scholen en vijf vanuit het Praktijkonderwijs. Gemiddeld hadden de docenten bijna 17 jaren (16,9 met een range van 7 – 30 jaren) ervaring in het speciaal onderwijs. Twee docenten hadden minder dan 10 jaren ervaring, drie docenten tussen de 10 en de 20 jaren en vijf docenten meer dan 20 jaren ervaring in het begeleiden van moeilijk lerende of moeilijk opvoedbare leerlingen. Leden van het assesmentteam Het assessmentteam bestond uit drie revalidatieartsen, een psycholoog en een fysiotherapeut. Van de revalidatieartsen heeft één arts tien kinderen gezien in het kader van het “assessment meervoudige handicap” en de overige twee artsen ieder vijf kinderen. Het interview is afgenomen bij de revalidatiearts die de meeste kinderen heeft gezien. Deze revalidatiearts is 18 jaar revalidatiearts en sinds 9 jaar werkzaam bij het CvR Beatrixoord, afdeling kinderrevalidatie, en is tevens betrokken bij de assessment
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
18
procedure voor de Mytylschool in Haren. Deze assessment procedure is als uitgangspunt genomen bij de ontwikkeling van het “assessment meervoudige handicap”. De psycholoog heeft in totaal 8 kinderen gezien in het kader van het “assessment meervoudige handicap”. De psycholoog werkt sinds drie jaar bij de afdelingen hart- en kankerrevalidatie en voor een klein deel van haar aanstelling (3,6 uur) bij de afdeling arbeidsexploratie van het CvR Beatrixoord. Voor het verrichten van haar werkzaamheden in het kader van dit pilotproject kreeg zij een uitbreiding van haar aanstelling bij het centrum voor arbeidsexploratie tot 1 juni 2007. De fysiotherapeut werkt fulltime in het UMCG waarvan een deel bij de afdeling Arbeid van het CvR en is mede-initiatiefnemer van de bestaande assessment procedure ten behoeve van de Mytylschool in Haren. Hij is tevens projectleider van het pilotproject “assessment meervoudige handicap”. De fysiotherapeut heeft twee kinderen gezien in het kader van het “assessment meervoudige handicap” en is om die reden vooral in het kader van zijn functie als projectleider geïnterviewd. UWV-arbeidsdeskundigen Met drie arbeidsdeskundigen jeugd van het UWV is een telefonisch interview gehouden. Gemiddeld werkten zij acht jaar als arbeidsdeskundige bij het UWV (range 11 – 20) en hadden zij zeven jaar ervaring met Wajongers (range 4 – 11). De drie arbeidsdeskundigen hebben samen acht assessmentrapporten beoordeeld.
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
19
3
Assessment meervoudige handicap
In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de eerste onderzoeksvraag: Waaruit bestaat het assessment meervoudige handicap? Hierbij wordt het “assessment meervoudige handicap” vergeleken met het assessment dat thans door het CvR, locatie Beatrixoord en de Mytylschool in Haren wordt gebruikt. 3.1
Assessment procedure Mytylschool
Alle leerlingen van de Mytylschool worden, in het schooljaar dat zij 16 jaar worden, uitgenodigd voor deelname aan het assessment door het CvR. De leerling en ouders ontvangen een brief met doelstelling en uitleg over het assessment en de vraag om aan het assessment deel te nemen. De ouders wordt gevraagd akkoord te gaan met het assessment. Nadat de ouders schriftelijk toestemming hebben gegeven om het assessment uit te voeren, wordt de leerling door de Mytylschool aangemeld bij het UMCG, CvR, afdeling Kinderrevalidatie. Vervolgens worden de verschillende deelonderzoeken van het assessment gepland door de afdeling Kinderrevalidatie en de leerling en ouders ontvangen een uitnodiging voor het eerste onderdeel. Het assessment bestaat uit de volgende onderdelen: •
RGO - Revalidatiegeneeskundig onderzoek: opvragen en bestuderen medische gegevens, anamnese, lichamelijk onderzoek;
•
BKO - Beroepskeuzeonderzoek, bestaande uit een onderzoek naar affiniteiten en een onderzoek naar capaciteiten;
•
FCE - Onderzoek naar fysieke vaardigheden en belastbaarheid.
Nadat alle onderdelen van het assessment zijn afgerond vindt multidisciplinair overleg plaats tussen revalidatiearts, psycholoog en fysiotherapeut. Hieruit volgt een advies voor scholings- en beroepskeuze voor de leerling. De schriftelijke rapportage van de onderzoeken wordt door het UMCG aan de ouders toegezonden, met een kopie naar de Mytylschool en indien noodzakelijk naar de huisarts. Tenslotte vindt nabespreking van de bevindingen met de leerling en de ouders plaats door een lid van het onderzoeksteam en een vertegenwoordiger van de school. Op basis hiervan wordt een eerste aanzet voor het handelingsplan opgesteld. 3.2
Assessment meervoudige handicap UWV Verburg
Het assessment meervoudige handicap is gebaseerd op de assessmentprocedure die wordt gebruikt voor de Mytylschool en bestaat uit de volgende onderdelen.
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
20
revalidatiegeneeskundig onderzoek (consult revalidatie-arts) (RGO), beroepskeuzeonderzoek (psychologisch onderzoek) (BKO) en onderzoek naar fysieke vaardigheden en belastbaarheid (fysiotherapeut) (FCE). Door het CvR is aangegeven dat het voor het assessment meervoudige handicap niet in alle gevallen noodzakelijk is de gehele assessment procedure te doorlopen. Van sommige leerlingen is volgens het CvR al voldoende informatie bekend, zodat een aanvulling voldoende is. De volgende opties zijn aanwezig voor de aangemelde leerlingen voor het assessment meervoudige handicap, afhankelijk van de vraagstelling: •
alleen revalidatiegeneeskundig onderzoek;
•
revalidatiegeneeskundig onderzoek en beroepskeuzeonderzoek;
•
revalidatiegeneeskundig onderzoek en belastbaarheidsonderzoek;
•
revalidatiegeneeskundig onderzoek en beroepskeuzeonderzoek en belastbaarheidsonderzoek.
3.2.1 Revalidatiegeneeskundig onderzoek Het revalidatiegeneeskundig onderzoek wordt uitgevoerd door de revalidatiearts en duurt 30 tot 60 minuten. De revalidatiearts bestudeert de medische gegevens, die door de school zijn verstrekt en voert een gesprek met de leerling en ouders. Vervolgens vindt een lichamelijk onderzoek plaats, primair gericht op het houdings- en bewegingsapparaat. Wanneer de vragen met de dan beschikbare gegevens kunnen worden beantwoord, is dit tevens het laatste deel van het assessment. Indien aanvullende gegevens nodig zijn, worden aanvullende onderzoeken geïntroduceerd en gepland. 3.2.2 Beroepskeuzeonderzoek Het beroepskeuzeonderzoek wordt uitgevoerd door een psycholoog en is er op gericht de capaciteiten en affiniteiten van de leerling te onderzoeken ten behoeve van de toekomstige beroepskeuze van de leerling. Er vindt een gesprek plaats van de psycholoog met de leerling (30 minuten) en met de leerling en de ouders (30 minuten). In dit gesprek worden interesses en ideeën over de toekomst geïnventariseerd en vindt globale toetsing plaats van mogelijkheden en beperkingen plaats. Tijdens het gesprek vindt ook een sterkte/zwakte analyse ten aanzien van vaardigheden en karaktereigenschappen van de leerling plaats. Indien nodig en mogelijk wordt de informatie verkregen uit het gesprek aangevuld met testen met betrekking tot affiniteiten en mentale capaciteiten.
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
21
Deze testen worden uitgevoerd door een psychologisch assistent en duren ongeveer twee tot vier uur, afhankelijk van de hoeveelheid testen en de snelheid van de leerling. 3.2.3 Belastbaarheidsonderzoek Het belastbaarheidsonderzoek wordt uitgevoerd door een fysiotherapeut. Dit onderzoek meet de fysieke capaciteiten en vaardigheden en de belastbaarheid van de leerlingen door middel van een testbatterij die bestaat uit 20 tests. Het gaat om testen met betrekking tot tillen / dragen, lichaamshoudingen, conditie en handvaardigheden. Het belastbaarheidsonderzoek duurt minimaal 30 minuten tot maximaal 2 uur, afhankelijk van de hoeveelheid en soort tests en de snelheid van de leerling. 3.2.4 Externe deskundigheid Tenslotte bestaat de mogelijkheid externe deskundigheid in te schakelen, bijvoorbeeld van Accare of andere disciplines binnen het UMCG. 3.2.5 Afronding assessment Na afloop van het assessment worden per onderdeel van het assessment afzonderlijke schriftelijke rapportages opgesteld. Naar aanleiding van deze rapportages vindt multidisciplinair overleg plaats binnen het assessment team. Op basis van dit overleg wordt een advies voor scholings- en beroepskeuze inclusief ingeschat ‘niveau’ opgesteld. Hierin worden eventuele vragen met betrekking tot de arbeidstoekomst van de leerling en/of vragen over een zinvolle dagbesteding passend bij de wensen, interesses en mogelijkheden van de leerling beantwoord. Tenslotte wordt een schriftelijke eindrapportage opgesteld, die aan leerling en ouders wordt verzonden. Aan de ouders wordt toestemming gevraagd de schriftelijke eindrapportage ook in kopie aan de school en het UWV te mogen sturen. In het geval van dit pilotproject is de ouders ook verzocht akkoord te gaan met het verzenden van een (geanonimiseerde) kopie van het assessmentrapport voor analyse ten behoeve van de onderhavige evaluatie. Desgewenst kunnen de resultaten van het assessment worden nabesproken met ouders van de leerling door een lid van het onderzoeksteam en een vertegenwoordiger van de school.
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
22
4
Resultaten interviews met docenten
In dit hoofdstuk worden de resultaten beschreven van de interviews met docenten. De meningen en ervaringen van leerlingen en ouders zijn voor zover mogelijk via de docenten geïnventariseerd. 4.1
Verwachtingen vooraf
Over het algemeen zijn de docenten positief over het project. Eén docent staat er neutraal tegenover (REC). Docenten zijn gemotiveerd om zich in te zetten om de best mogelijke plaats voor een leerling te vinden en verwelkomen een project dat daaraan bijdraagt. “Wij bijten ons vast in leerlingen en daarin kunnen we blinde vlekken ontwikkelen.” De docenten hopen dat het assessment een helder en realistisch beeld geeft van de mogelijkheden van een kind, rekening houdend met de belastbaarheid en aansluitend bij zijn/haar interesses. Vooral bij twijfelgevallen hopen de docenten dat het assessment een concreet advies voor een beroepsrichting aangeeft en eventuele alternatieve mogelijkheden aanreikt. Daarnaast zijn de docenten benieuwd of het assessment met nieuwe ideeën komt (zowel vanuit PrO als REC). “Het zou mooi zijn als zo’n test je misschien eens op een ander spoor zet.” “Prima om vanuit een ander blikveld dan de school een visie te krijgen op dit kind.” Sommige docenten zien het ook als een vorm van ‘vreemde ogen dwingen’, waarbij het assessment ouders of leerling kan overtuigen van de onmogelijkheid van bepaalde wensen (zowel vanuit PrO als REC). “Het advies van een dokter zal serieus genomen worden door de ouders en de leerling. Dit legt extra gewicht in de schaal.” “Het assessment kan misschien een rol spelen om deze leerling een andere richting op te wijzen.” Sommige docenten vragen zich af of het assessment echt leidt tot een grotere kans op uitstroom naar werk (REC). Eén docent geeft aan, dat het van belang is dat de adviserende instantie goed zicht heeft op de ontwikkelingen binnen de arbeidsmarkt. Docenten vonden dat ze vooraf te weinig informatie hebben ontvangen over de inhoud van het assessment. Het was voor hen niet altijd duidelijk welke instrumenten werden ingezet en voor welke doelgroep het assessment bestemd was (REC). De docenten die één of meerdere bijeenkomsten met betrekking tot het project hebben bijgewoond waren beter op de hoogte.
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
23
De meeste docenten zagen het vaststellen van de mogelijkheden van de leerling richting arbeidsmarkt als het hoofddoel van het assessment (zowel vanuit PrO als REC). Verschillende docenten gaven aan, dat de uitkomst van het assessment een advies betreft en niet als enige waarheid hoeft te worden gezien (PrO). “Het is goed om externen in te schakelen, maar de mentor blijft verantwoordelijk voor de leerling en de school houdt de regie.” Ouders/leerlingen Naar de inschatting van de docenten staan de meeste ouders ook positief tegenover het assessment (zowel vanuit PrO als REC). Ouders willen het beste voor hun kind en hopen dat het assessment hun kind kan helpen ondanks de beperking toch goed terecht te komen in een werksituatie die dicht bij de interesse en talenten van hun kind ligt. De inhoud van het assessment was voor ouders en leerlingen soms ook onduidelijk (REC). Dit had onder andere te maken met de uitnodigingen met het UMCG-logo. “Dan denken ouders ‘het gaat om het ziekenhuis, het zal wel met ziekten te maken hebben’.” Gewenste uitkomst pilotproject De meeste docenten denken dat het wenselijk zou zijn het assessment meervoudige handicap in te voeren voor bepaalde groepen leerlingen, zoals leerlingen met een kloof tussen cognitie en praktisch handelen (zowel vanuit PrO als REC). Het is daarvoor wel van belang dat het assessment echt is afgestemd op de doelgroep om betrouwbare uitkomsten te krijgen (REC). Het assessment zou een instrument kunnen zijn om in te zetten als de school/docent er zelf niet uitkomt of twijfelt over de mogelijkheden (zowel vanuit PrO als REC). “Alleen als het proces vastloopt, leerlingen niet weten wat ze willen of iets willen dat volgens de school niet haalbaar is, dan heeft een aanvullend assessment meerwaarde. Dat kan helpen het proces weer vlot te trekken en zonodig leerlingen op een nieuw spoor zetten.” Drie docenten zouden willen dat het assessment voor alle leerlingen met een beperking wordt ingevoerd (zowel vanuit PrO als REC), waarbij één docent het assessment bij voorkeur binnen de school zou willen uitvoeren (REC). De docent kent de leerling en kan de antwoorden en reacties van de leerling plaatsen. Het inhuren van externe expertise door het CvR wordt als voorwaarde genoemd wil het assessment meerwaarde voor de school hebben (REC).
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
24
Aandachtspunten Niet alle docenten zijn ervan overtuigd dat dit assessment ook geschikt is voor leerlingen met een verstandelijke beperking, omdat het assessment in eerste instantie is ontwikkeld voor leerlingen met een fysieke beperking. Een andere docent gaf aan dat twee contactmomenten te weinig is om een leerling goed in te schatten en tot een afgewogen oordeel te kunnen komen (zowel vanuit PrO als REC). “Leerlingen zijn getraind op sociaal wenselijke antwoorden en om zichzelf goed te presenteren, dit kan een vertekening geven.” Het gaat om een moment-opname, die afhankelijk is van veel factoren, onder andere van hoe de leerling zich die dag voelt en hoe deze het onderzoek ervaart. 4.2
Bruikbaarheid aanmeldingsformulier
Over het algemeen werd het aanmeldingsformulier als duidelijk en werkbaar ervaren (zowel vanuit PrO als REC). Op het formulier was ruimte voor alle informatie, die de docenten van belang achtten (zowel vanuit PrO als REC). Omdat het assessmenttraject onvoldoende duidelijk was, konden sommige docenten moeilijk inschatten of de informatie die op het formulier werd gevraagd voldoende was (REC). De benodigde tijd voor het invullen van het formulier varieerde van 10 minuten tot 1 uur, sommige docenten herinnerden zich niet hoelang ze bezig waren met het invullen. Over het algemeen hebben docenten de ouders om toestemming gevraagd om gegevens van de leerling op het formulier te vermelden (zowel vanuit PrO als REC). Het was voor de docenten onduidelijk hoe het CvR met het formulier om zou gaan; of het formulier alleen voor eigen gebruik zou zijn of dat het formulier aan de leerling en ouders zou worden voorgelegd (REC). 4.3
Tevredenheid over advies
In Tabel 1 wordt een overzicht gegeven van de algemene houding van docenten ten aanzien van het “assessment meervoudige handicap” voordat het assessment plaatsvond (pre-assessment) en nadat zij de adviezen hadden gelezen (postassessment).
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
25
Tabel 1
Algemeen oordeel docenten Pre-assessment positief
PrO
negatief
neutraal
n=5
REC 1
positief
negatief
n=2
n=1
n=1
REC 2
n=1
REC 3
n=2
REC 4 Totaal
Post-assessment onbekend n=2 n=1 n=1
n=1 n=1
n=1 n=8
geen mening
n=2
n=1 n=3
n=4
n=1
n=2
Samenvattend zijn acht docenten vooraf positief gestemd (80%) en twee hebben geen uitgesproken mening (20%). Achteraf is de algemene houding van drie docenten positief (37,5%) en van vier negatief (50%) en één heeft geen mening (12,5%). Bij twee docenten blijft het algemene oordeel onbekend, omdat er (nog) geen schriftelijke toestemming is verkregen van de ouders van zeven deelnemers om de adviezen in te zien. De meningen, die hierna beschreven worden, betreffen de meningen van acht docenten waarbij zowel een pre- als post-assessment interview is afgenomen. De meningen zijn gebaseerd op 13 beschikbare assessmentrapporten. Het assessment is over het algemeen zeer summier uitgevoerd. “Als je kijkt naar wat er gedaan is en je bedenkt dat het om een assessment gaat, dan zijn gesprekken alleen wel heel beperkt.” (PrO) Ook het psychologisch onderzoek is over het algemeen beperkt uitgevoerd. Vaak heeft alleen een gesprek plaatsgevonden met leerling en ouder(s) en zijn er nauwelijks testen uitgevoerd. Twee docenten geven aan dat het van belang is dat de leerling het (psychologisch) consult alleen doet, zonder ouder(s). Dit geldt niet voor alle leerlingen, voor sommigen is het juist wel noodzakelijk dat de ouder(s) aanwezig zijn (REC). Soms komt de mening van de ouder(s) echter te nadrukkelijk in het rapport naar boven, waardoor vraagtekens kunnen worden geplaatst bij de inbreng van de leerling (zowel vanuit PrO als REC). “Het meiske komt niet tot haar recht. Ik vraag me af of zij überhaupt wel aan het woord is geweest en ik had graag gezien dat de consulten niet in het bijzijn van moeder hadden plaatsgevonden.”
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
26
Docenten hadden verwacht dat ook de praktische handelingsvaardigheid van de leerlingen zou worden getest. Dit is slechts in twee gevallen gebeurd. Docenten geven aan dat het goed is om de leerlingen toch uitgebreid te testen en het assessment niet alleen te baseren op gesprekken (REC). “Het zou goed zijn als het doe-aspect meer naar voren komt in het assessment. Als leerlingen dingen moeten doen, zie je hoe ze in elkaar zitten” Daarnaast is het voor deze leerlingen niet altijd even gemakkelijk hun gevoelens en ideeën onder woorden te brengen. Voor de leerling is het een vreemde setting en zijn het onbekende mensen. “Dan denkt de leerling ‘ik ken die vrouw niet’ en ‘waarom wil je dat weten?’.” Praktische testen zijn dan minder bedreigend voor de leerling. Ook zou een begeleider van school mee kunnen gaan om de leerlingen op hun gemak te stellen. Dat heeft tevens als voordeel dat de docent de afspraken kan bewaken en ervoor kan zorgen dat de leerling zich aan de afspraak houdt (REC). Sommige docenten geven aan dat het assessment nuttig is geweest in de zin dat het inzicht kan geven aan de ouders en de leerling zelf, zodat deze weer een helder beeld krijgen van waar ze nu staan en hoe ze daar gekomen zijn (zowel vanuit PrO als REC). Andere docenten geven aan dat het assessment zoals het nu is uitgevoerd onvoldoende werkbaar is voor de doelgroep van meervoudig gehandicapte leerlingen. Er is nauwelijks sprake van verdieping in de verstandelijke, psychische en emotionele problematiek, die juist bij deze leerlingen speelt. De emotionele belastbaarheid is niet aan de orde geweest en gesprekken zijn onvoldoende om dit aspect te testen (REC). “Het assessment zou erop gericht moeten zijn het maximale aan informatie te verzamelen over wat een leerling zou kunnen en waar het geschikt voor is. Er zit vaak een groot verschil tussen wat een kind denkt of zegt te kunnen en wat hij of zij daadwerkelijk kan.” Daarnaast is er geen externe expertise ingezet voor een aantal leerlingen met specifieke problemen, voor wie dit door de docenten wel noodzakelijk werd geacht voor een goede beoordeling (REC). “De mededeling van de revalidatie-arts, dat zij niet over andere aandoeningen gaat, en dat er geen initiatief is genomen om de juiste expertise in huis te halen is teleurstellend.” Docenten geven aan dat het van belang is dat zij meer zicht hebben op de inhoud van het assessment en op de instrumenten die gebruikt worden om te testen. Nu waren zij
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
27
niet op de hoogte van de onderdelen die deel uitmaakten van het assessment en van welke (soort) testen gebruik kon worden gemaakt, waardoor zij hier niet gericht naar konden vragen (REC). Alhoewel de school vaak al een behoorlijk dossier heeft van een leerling, kan een assessment toch aanvullend zijn en ook bevestigend voor de school/docent. Daarnaast heeft het UMCG een andere status voor ouders, waardoor die zich wellicht iets anders opstellen tijdens een assessment, dan op school (zowel vanuit PrO als REC). Ouders/leerlingen Sommige ouders hadden een totaal verkeerd beeld van het assessment. Dit had onder andere te maken met de uitnodigingen met het UMCG-logo (zie ook paragraaf 4.1). Daarnaast was in de uitnodigingsbrief geen toelichting op het doel en de inhoud van het assessment opgenomen, waardoor sommige ouders het belang van het assessment voor de leerling, de ouders en de school niet zagen. De school speelt daarin ook een rol. Ouders kregen soms de indruk dat het assessment ging om het vaststellen van de handicap/beperking van hun kind in plaats van de mogelijkheden voor hun kind mét de beperking (REC). 4.4
Bruikbaarheid advies
Een aantal docenten geeft aan, dat de advisering te open en te globaal is met weinig concrete handvaten. Door de vrijblijvende formulering van het advies heeft het assessment voor sommige docenten onvoldoende toegevoegde waarde (zowel vanuit PrO als REC). “Vaak overschatten ouders van kinderen in het speciaal onderwijs de mogelijkheden van hun kinderen. Het is dan niet voldoende dat alleen gevraagd wordt naar de mening van ouders en leerling. Er moet ook gekeken worden naar concrete, specifieke mogelijkheden” Het assessmentrapport is meer constaterend dan adviserend. Het geeft in de meeste gevallen geen richting aan. De docenten hebben behoefte aan concretere beroepssuggesties, omdat er veel verschillende mogelijkheden zijn binnen een sector, die niet allemaal geschikt zijn voor een leerling (PrO). “De bouw is te ruim geformuleerd, nu weten we nog niet of het motorisch wel of niet mogelijk is dat de leerling schilder wordt.” Soms wordt terugverwezen naar de school, omdat het CvR geen invalshoeken ziet voor verder onderzoek cq. begeleiding, tot verbazing van docenten (REC):
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
28
“Als je als school aangeeft ‘ik heb hier een kind met een probleem, waarbij het niet gelukt is een passende stage te vinden’, dan kun je dit niet als advies geven!” Ook geven verschillende docenten aan, dat het advies in negatieve termen is geformuleerd. Het advies kijkt naar de beperkingen, maar voor deze leerlingen is het juist van belang te kijken naar de mogelijkheden (zowel vanuit PrO als REC). “Ze horen vaak genoeg wat ze niet kunnen en zien soms de noodzaak niet om te werken om iets te bereiken, omdat ze het gevoel hebben dat ze niets kunnen bereiken.” “Een leerling zal denken ‘het is niet nodig om te leren, want ik kan later toch geen werk vinden’.” Het is daarom van belang de adviezen in positieve bewoordingen en in mogelijkheden te formuleren. Dan kan een leerling op basis van het assessmentrapport worden aangespoord om zich in te zetten voor een bepaalde richting. Een assessment kan een hulpmiddel zijn voor leerling en ouders om te zien wat de leerling wel kan (PrO). De adviezen gaan teveel uit van de mogelijke verdiencapaciteit en als wordt ingeschat dat deze niet aanwezig is, worden geen alternatieven geboden (zowel vanuit PrO als REC). “De leerling wilde graag in deze richting verder, maar het assessment heeft geen concrete aanwijzingen gegeven welke beroepen zij binnen deze sector kan uitvoeren gezien haar beperkingen.” De docenten geven over het algemeen aan dat het uitgebrachte advies gezien dient te worden als uitgangspunt voor verder onderzoek (zowel vanuit PrO als REC). Voor de meeste docenten is het advies echter onvoldoende om op basis hiervan actie te kunnen ondernemen en heeft het onvoldoende toegevoegd aan de methoden die de school zelf al hanteert (zowel vanuit PrO als REC). Vijf docenten gaven aan dat de adviezen te laat bekend werden om ze nog mee te kunnen nemen voor het volgende schooljaar (zowel vanuit PrO als REC). De adviezen moeten ongeveer twee maanden voor afloop van het schooljaar in bezit zijn van de docenten om deze mee te kunnen nemen in de plannen voor de leerling voor het volgend schooljaar. De docenten zijn over het algemeen wel positief over de mogelijkheden van het assessment (zowel vanuit PrO als REC). Het wordt met de toename van complexe problematiek als een aanvulling gezien dat de school een extern assessment kan aanvragen. Het assessment team kan een consultatie-functie voor scholen vervullen hoe om te gaan met de toeleiding naar de arbeidsmarkt (PrO).
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
29
“Het is nuttig dat het assessment in voorkomende gevallen als onderdeel van de begeleiding van een leerling kan worden ingezet en dat het advies van het UMCG kan worden gevraagd”. “Het assessment zou zeker meerwaarde kunnen hebben bij leerlingen met een dubbele beperking, omdat de school zelf niet veel zicht heeft op lichamelijke beperkingen.” Eén van de docenten geeft aan, dat het assessmentrapport kan worden gebruikt door de school/ouders als onderbouwing voor het aanvragen van een Persoonsgebonden Budget (PGB), een leerplichtontheffing of een Wajong-uitkering bij het UWV. Het is dan van belang dat een externe instantie, zoals het UMCG, de bevindingen van de school ondersteunt (REC). 4.5
Organisatie en samenwerking
Volgens de docenten verloopt de praktische organisatie van het assessment goed. De berichtgeving vanuit het CvR naar de school en ouders over de afspraken met revalidatiearts en psycholoog verloopt goed. Wel werden de afspraakbrieven soms pas kort van te voren door de docent ontvangen, zodat deze niet met de leerling mee kon naar het assessment (REC). Het wordt als nadeel ervaren dat het CvR de school niet heeft geïnformeerd of betrokken als de betreffende leerling niet is komen opdagen tijdens een afspraak. Daardoor is het assessment van twee leerlingen onvolledig geweest. Daarnaast hebben slechts acht van de twintig leerlingen een psychologisch onderzoek ondergaan. In een aantal gevallen was een leerling wel doorverwezen, maar heeft geen psychologisch onderzoek plaatsgevonden in verband met planningsproblemen. Sommige docenten adviseren rechtstreeks contact tussen de school/begeleider en het CvR, voor een toelichting op de aanvraag en het samenbrengen van deskundigheid van beide partijen (zowel vanuit PrO als REC). Een intake-formulier is niet voldoende om de problematiek en vraag goed in kaart te brengen. Ook kunnen tijdens een voorbespreking eventuele tegenstrijdige belangen boven tafel komen (PrO). “Ouders kiezen vaak voor de leerling. Als de leerling niet wil of zegt ‘dat kan ik niet’, dan hoeft het niet van de ouders. De school wil meer positief kijken, wat kan een leerling bereiken.” Eén docent benoemt de zorgvuldigheid waarmee het project is opgezet door betrokkenen, waardoor er een goed beeld ontstaat (REC). Tijdsinvestering docenten
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
30
De meeste docenten hebben tussen de 4 en 8 uur per leerling besteed in het kader van het project, twee docenten hadden aan twee uur per leerling genoeg. De docenten hebben geen van allen bezwaar aangetekend tegen de tijdsinvestering, die het project van hen heeft gevraagd.
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
31
5
Resultaten interviews met leden assessmentteam
In dit hoofdstuk worden de resultaten beschreven van de interviews met de leden van het assessmentteam. Eén lid van het team is geïnterviewd in de ‘dubbelrol’ van fysiotherapeut en projectleider. 5.1
Bruikbaarheid aanmeldingsformulier
Op de vraag in hoeverre de informatie op het aanmeldingsformulier bruikbaar was, antwoordt de revalidatiearts dat er sprake was van een grote variatie in de hoeveelheid informatie die werd verstrekt door de scholen en ook in de aard van de vragen die door de scholen werden gesteld. Voor de psycholoog was het verslag van het voorafgaande consult bij de revalidatiearts en de informatie op het aanmeldingsformulier van de school uitgangspunt in de voorbereiding van de consulten met de deelnemers. De psycholoog geeft aan dat naar haar mening vrijwel alle vragen die op de aanmeldingsformulieren stonden onbeantwoord zijn gebleven, omdat deze vragen breder waren gesteld dan zij met behulp van interesseonderzoek kon beantwoorden. De vragen die de scholen stelden vereisen een veel breedschaliger onderzoek dan zij binnen de beschikbare tijd en middelen van het pilotproject kon bieden. Daarnaast vielen sommige (specialistische) vragen buiten het werkterrein van het CvR. De psycholoog geeft aan dat zij dit duidelijk gecommuniceerd heeft naar de andere leden van het assessmentteam, maar dat in dit pilotproject is gekozen te volstaan met het uitvoeren van interesseonderzoek. “Wij hebben ook gezegd: wij kunnen geen antwoord geven op deze vraag. Dus als dat de verwachting is, dan moet het onderzoek ergens anders plaatsvinden of dan moet je het onderzoek teruggeven. Maar dat hoefde dus niet, het was inmiddels duidelijk dat wat wij deden anders was…..” (citaat psycholoog). Door de projectleider werd aangegeven dat het voor het CvR niet altijd duidelijk was welke externe expertise wel antwoord zou kunnen geven op deze vragen. De revalidatiearts adviseert ten aanzien van dit punt, dat een moment van mondelinge communicatie met de aanmeldende instantie vooraf wenselijk is voor de toekomst. De projectleider geeft terugblikkend aan dat het beter was geweest wanneer hij zelf vóór het eerste consult bij de revalidatiearts - de 20 aanmeldingsformulieren had gescreend op het feit of de vraag die door de school werd gesteld beantwoordbaar was met de voor dit pilotproject beschikbare instrumenten. Anderzijds geeft hij ook aan dat
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
32
in een aantal gevallen de informatie op het aanmeldingsformulier al zo volledig was, dat het “assessement meervoudige handicap” hier weinig aan zou kunnen toevoegen. 5.2
Uitgevoerde activiteiten
In Tabel 2 wordt een overzicht gegeven van de activiteiten die in het kader van het “assessment meervoudige handicap” zijn verricht per schooltype. Tabel 2 Schooltype
Overzicht verrichtingen in het kader van ‘Assessment Meervoudige Handicap’ Deelnemer
Consult
Consult psycholoog
revalidatiearts
PrO
REC 1 REC 2
Consult fysiotherapeut
1
Ja
Wel aangevraagd, z.k.a.
Niet aangevraagd
2
Ja
Ja
Niet aangevraagd
3
Ja
Ja
Ja
4
Ja
Ja
Niet aangevraagd
5
Ja
Ja
Niet aangevraagd
6
Ja
Niet aangevraagd
Niet aangevraagd
7
Ja
Niet aangevraagd
Niet aangevraagd
8
Ja
Ja
Niet aangevraagd
9
Ja
Ja (15 min)
Niet aangevraagd
10
Ja
Niet aangevraagd
Niet aangevraagd
11
Ja
Wel aangevraagd, niet
Niet aangevraagd
uitgevoerd REC 3
12
Ja
Ja
Ja
13
Ja
Niet aangevraagd
Niet aangevraagd
14
Ja
Niet aangevraagd
Niet aangevraagd
15
Ja
Niet aangevraagd
Niet aangevraagd
16
Ja
Wel aangevraagd, niet
Niet aangevraagd
17
Ja
Wel aangevraagd, niet
uitgevoerd Niet aangevraagd
uitgevoerd REC 4
18
Ja
Niet aangevraagd
Niet aangevraagd
19
Ja
Ja
Niet aangevraagd
20
Ja
Wel aangevraagd, z.k.a.
Niet aangevraagd
Uit Tabel 2 blijkt dat alle deelnemers zijn gezien door een revalidatiearts. Acht leerlingen zijn gezien door de psycholoog. Voor vijf deelnemers is door de revalidatiearts wel een consult bij de psycholoog aangevraagd, maar deze consulten hebben niet plaatsgevonden. Twee redenen worden hiervoor aangevoerd:
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
33
1.
de deelnemer was (herhaald) zonder kennisgeving afwezig (z.k.a.) op de afgesproken datum (van één leerling hadden de ouders het assessment verward met een second opinion en vonden daarvoor een bezoek aan de psycholoog niet nodig);
2.
de beoogde consulten konden niet meer worden ingepland, omdat de aanstelling van de psycholoog voor dit pilotproject tot 1 juni 2007 liep.
Bij de fysiotherapeut zijn twee consulten aangevraagd en uitgevoerd. De verslagen van alle uitgevoerde consulten zijn door de projectleider samengevat in een pre-advies dat aan de bij de leerling betrokken collega’s is voorgelegd. Op basis van de reacties van deze collega’s wordt een definitief advies opgesteld, dat aan ouder en leerling is toegestuurd. In totaal werden 20 adviezen uitgebracht. 5.3
Analyse adviezen assessment meervoudige handicap
Onderstaande analyse is gebaseerd op dertien ontvangen rapporten. Voor de overige uitgebrachte adviezen is (nog) geen schriftelijke toestemming van de ouders ontvangen en deze konden daarom niet worden ingezien. Revalidatiegeneeskundig onderzoek (revalidatiearts) Alle leerlingen zijn in consult gezien door de revalidatiearts. Deze heeft de voorgeschiedenis van de leerling opgetekend, gebaseerd op de informatie uit het aanmeldingsformulier en het gesprek met ouder(s) en leerling. Hierbij kwamen onder andere de volgende aspecten aan de orde: zwangerschap en bevalling; ontwikkeling op motorisch en spraak/taal gebied; thuissituatie en schoolcarrière; medische historie en psychosociale ontwikkeling. Vervolgens is gekeken naar het huidige niveau van functioneren, gebaseerd op observatie en informatie van ouder(s) en leerling, op de volgende aspecten: motorische vaardigheden; cognitief en emotioneel functioneren; persoonlijke verzorging; communicatieve vaardigheden; sociale situatie.
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
34
Tenslotte is lichamelijk onderzoek verricht en is een aantal fysieke aspecten, zoals mobiliteit van armen, benen en rug, reflexpatronen, spierkracht en evenwicht getest. Beroepskeuzeonderzoek (psycholoog) Acht leerlingen hebben een beroepskeuze interesseonderzoek ondergaan. Dit onderzoek bestond voor de meeste leerlingen uit een gesprek met de psycholoog. De eerste 30 minuten sprak de psycholoog alleen met de leerling en de tweede 30 minuten waren de ouder(s) eveneens aanwezig. Zowel leerling als ouder(s) hebben aangeven wat de leerling kan en wil. Op basis daarvan heeft de psycholoog de interessegebieden gerapporteerd. Eén leerling heeft de Albert-M test ingevuld. Hieruit is een aantal specifieke interessegebieden naar voren gekomen, waarbij de sterkste voorkeur overeenstemt met affiniteiten van de leerling. Daarnaast heeft één leerling een beroepskeuze zelfonderzoek gedaan, waaruit een aantal interesses naar voren is gekomen. Onderzoek naar vaardigheden en belastbaarheid (fysiotherapeut) Twee leerlingen hebben een Functional Capacity Evaluation ondergaan. Bij allebei leerlingen is de handfunctie, waaronder de fijne motoriek en de snelheid van handelen, getest. De uitkomsten van de testen zijn vergeleken met beschikbare gemiddelde waarden. Op basis daarvan is gekeken naar eventuele beperkingen voor het uitoefenen van arbeid door de leerlingen. De adviezen zijn geformuleerd op basis van de afzonderlijke rapportages van bovenstaande onderzoeken. De geanalyseerde adviezen hebben alle betrekking op de (on)mogelijkheid van loonvormende arbeid voor de leerling. Daarnaast zijn eventuele randvoorwaarden aangegeven, die aan de arbeidsomgeving moeten worden gesteld voor een goed functioneren van de leerling, zoals een sociaal veilige arbeidsplaats, werkbegeleiding, een niet complexe taakinhoud en geen zware fysieke arbeid kunnen verrichten. Daarnaast is in acht van de twaalf adviezen een sector aangegeven waarmee de leerling affiniteit heeft. In één advies is een concreet beroep genoemd. In drie adviezen is geen richting genoemd. 5.4
Tijdsinvestering per discipline
In Tabel 3 wordt een overzicht gegeven van het aantal uren dat door de verschillende disciplines besteed is aan de uitvoering van het “assessment meervoudige handicap”.
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
35
Tabel 3
Overzicht activiteiten en aantal geïnvesteerde uren per discipline
Discipline
Activiteit
Revalidatiearts(en)
Consulten + verslaglegging + overleg
60 uur (voor 20 deelnemers)
Psycholoog
Consulten + verslaglegging + overleg
51 uur (voor 10 deelnemers)
Fysiotherapeut
Consulten + verslaglegging + overleg
4 uur (voor 2 deelnemers)
Projectleider
Coördinatie + rapportage adviezen
60 + uur
Secretariaat
Administratie
68 uur
Totaal
Aantal geïnvesteerde uren
243 uur
De gemiddelde tijdsinvestering per deelnemer verschilt per discipline. Het revalidatiegeneeskundig onderzoek vroeg gemiddeld drie uur per deelnemer, het beroepskeuzeonderzoek gemiddeld twee en een half uur per deelnemer en het belastbaarheidsonderzoek gemiddeld twee uur per deelnemer. 5.5
Organisatie en samenwerking
Zowel de revalidatiearts als de psycholoog beschrijven dat er problemen in de organisatie ontstonden, omdat deelnemers (herhaaldelijk) niet verschenen op een geplande afspraak. De revalidatiearts denkt dat de relatieve onbekendheid van het CvR Beatrixoord bij de Pro-REC ouders en leerlingen hiervoor een verklaring is. De psycholoog gist dat er negatieve associaties verbonden zijn aan gesprek met een psycholoog onder deze doelgroep. De projectleider denkt dat gebrek aan voorkennis bij ouders en leerlingen de reden is geweest dat sommige deelnemers niet zijn verschenen. Een korte informatiebrief meesturen met de uitnodiging is naar zijn mening een manier om dit organisatorische knelpunt op te lossen. Op de vraag hoe de samenwerking intern is verlopen, antwoorden zowel de revalidatiearts als de psycholoog dat dit goed verliep. Opvallend is dat beide disciplines aangeven dat er regelmatig (e-mail) contact is geweest over de organisatorische problemen binnen het pilotproject, maar dat er weinig inhoudelijk overleg is geweest over de deelnemers aan het assessment. e communicatie tussen de projectleider en mij loopt goed, we spreken elkaar regelmatig en ik heb het idee dat de planning het grootste probleem was om ook de communicatie vlot te trekken, want we hebben dus niet met elkaar over de kinderen verder weer gesproken, alleen maar over de organisatie en hoe het te regelen.” (citaat revalidatiearts) Wanneer de projectleider gevraagd wordt of en zo ja, op welk moment de aanmeldingsformulieren van de deelnemers inhoudelijk zijn besproken binnen het
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
36
assessmentteam, antwoordt deze dat dit inderdaad niet is gebeurd, maar dat gekozen is alle deelnemers eerst in te plannen bij een revalidatiearts. De revalidatiearts beslist vervolgens of verder aanvullend onderzoek nodig is om de vraag op het aanmeldingsformulier beantwoord te krijgen of dat kan worden volstaan met zijn/haar bevindingen voor het schrijven van een advies. De psycholoog en fysiotherapeut hadden de schriftelijke rapportage van de revalidatiearts ontvangen, alvorens eventueel vervolgonderzoek plaatsvond. De samenwerking tussen de leden van het assessmentteam heeft zich over het algemeen beperkt tot organisatorisch overleg. In de slotfase van het pilotproject zijn de conceptadviezen aan de teamleden voorgelegd en is op basis van de reacties een definitief advies opgesteld. 5.6
Verwachtingen versus praktijkervaringen
Aan alle disciplines is gevraagd hun algemene houding ten aanzien van het pilotproject “assessment meervoudige handicap” te verwoorden, evenals hun oordeel achteraf. De revalidatiearts geeft aan dat haar houding vooraf neutraal was en achteraf “’iets negatiever dan neutraal” en licht dit als volgt toe: Vooraf “Ik heb wel direct gezegd, de kinderen van de mytylschool, die zien we dagelijks, maar de andere clusters zijn natuurlijk niet mijn medische expertise als je het hebt over visusstoornissen of spraak- taalproblemen, dan ben ik niet de medicus die op dat vlak een uitspraak kan doen. En de gedragsproblemen daar gold hetzelfde voor. Ik kan alleen het lichamelijke, het bewegende stuk bekijken, maar dat andere stuk kan ik medisch niet goed afschatten. Dat heb ik wel telkens aangegeven dat als daar expertise voor nodig was, dat wij die niet in huis hadden en dat was dus mijn bedenking vooraf. Mijn houding was dus neutraal: zo van laten we eens kijken. We beginnen er gewoon aan en we zien het wel wat de meerwaarde is.” (citaat revalidatiearts) Achteraf “We hebben toch vrij weinig van onze kennis kunnen inschakelen, dat blijkt al uit het feit dat slechts 2 deelnemers zijn doorverwezen naar het belastbaarheidsonderzoek van de fysiotherapeut. Er waren op het lichamelijke vlak eigenlijk geen problemen. Er waren veel cluster 4 en cluster 3 leerlingen van de PrO-scholen. Dat zijn kinderen met een relatief laag niveau, waar de lijn volgens mij duidelijk was waar ze naar toe gingen en wat ze gingen doen. En de leerlingen en ouders hadden zelf vaak een heel duidelijk
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
37
idee over de toekomst, wat echter niet altijd overeenkwam met de school. Maar daar kunnen wij niet in bemiddelen. Nogmaals onze expertise is: zijn er fysiek beperkingen waar ze rekening mee moeten houden, maar dat was heel zelden het geval.” (citaat revalidatiearts) De psycholoog geeft aan dat haar houding vooraf neutraal was en achteraf “zeer negatief” en licht dit als volgt toe. Vooraf “Mijn opdracht was dat er een groep kinderen van het speciaal onderwijs zou komen, die door een arts werden gezien, door een fysiotherapeut om naar de fysieke mogelijkheden en beperkingen te kijken en door een psycholoog om te kijken naar mogelijke interesses op het gebied van beroepskeuze. Het was een iets andere doelgroep dan ik gewend ben en toen heb ik met de psycholoog van de kinderrevalidatie overlegd wat dat precies in zou kunnen houden: interesse onderzoek op die leeftijd. Toen heb ik daar uitleg over gekregen en toen dacht ik: ja, dat kan ik wel doen.” (citaat psycholoog) Achteraf “Ik heb niet het idee dat het assessment iets heeft bijgedragen aan de oplossing van het probleem waar men tegen aan liep. En dan is het een grote belasting voor ouders en kinderen om hier tijd in te investeren, terwijl bepaalde verwachtingen niet waargemaakt worden. Ik denk dat wij allemaal prima ons vak hebben uitgeoefend, dat is het probleem niet, alleen dat de vraagstelling op een heel ander vlak lag dan waar wij hier mee bezig zijn.” (citaat psycholoog). Samenvattend duiden bovenstaande citaten op het feit dat er van meet af aan een discrepantie heeft bestaan tussen de beoogde doelen van het pilotproject op papier – het ontwikkelen van een aangepast assessment dat breed toepasbaar is en bruikbaar voor jongeren met een meervoudige handicap – en de daadwerkelijke uitvoeringspraktijk. Want in de praktische uitvoering heeft het motto gegolden: ‘schoenmaker, hou je bij je leest’ en is geen externe expertise ingehuurd om de veelal brede vragen van de scholen beantwoord te krijgen. Om meer inzicht te krijgen in de redenen waarom dit zo gelopen is, zijn onder andere de volgende drie vragen aan de projectleider voorgelegd:
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
38
1. Volgens het projectvoorstel was het de bedoeling dat de bestaande assessmentmethodiek voor de mythylschool werd aangepast voor een bredere doelgroep. Is dit gebeurd ? En zo ja, hoe ? Zo nee, waarom niet? “Wij hebben de assessmentmethodiek die gebruikt wordt voor de mytylschool in feite één op één overgelegd op de bredere doelgroep. En daaruit bleek in veel gevallen dat onze kennis niet toereikend was. Dat is iets wat wij van tevoren al wel ingeschat hadden en ook in de projectgroep hebben ingebracht. Het idee was toch om hier mee te starten en er het beste van te maken en te zien waar de schoen wringt en te kijken of we dat op kunnen lossen. Als je nu vraagt het doel was een aangepast assessment ontwikkelen voor een bredere doelgroep, dan moet ik vaststellen dat dit niet is gelukt. Ik denk dat het principe goed toepasbaar is en ik denk dat wij ook de partij zijn die heel veel in kunnen brengen aanvullend op de scholen, maar dan wel met name voor kinderen met problemen aan het bewegingsapparaat. Die andere doelgroep daar hebben wij geen of weinig verstand van. Ik denk wel dat er een vergelijkbare procedure als bij de mytylschool kan worden gehanteerd, maar dat het CvR niet gebruikt moet worden als hèt centrum waar een assesment wordt verricht, maar als een centrum waar een assessment kan worden verricht. Die nuance is belangrijk, ik denk dat (a) meer van de kennis van de scholen gebruik gemaakt moet worden en dat (b) er gericht bijgezocht moet worden wat er ontbreekt. Dus dan bedoel ik niet alleen de vraag, maar aan wie stel je de vraag.” (citaat projectleider) 2. Hebben scholen voldoende kennis in huis om te weten bij welke instanties ze een kind allemaal kunnen aanmelden voor een assessment? “Dat weet ik niet. Maar dat is niet zo ingewikkeld, want ik denk dat bijvoorbeeld een school voor kinderen die doof zijn, dat die een primair punt hebben waar ze hun assessments kunnen laten doen. En datzelfde geldt voor de visuele en gedragsgehandicapte kinderen. Ik denk dat die elk hun eigen punt hebben waar ze hun assessments kunnen laten doen, net zoals de mytylschool die heeft en dat zijn wij. Nou kunnen kinderen van de mytylschool ook wel meervoudige handicaps hebben en aanvullende expertise nodig hebben, maar het primaat ligt dan bij ons. Mijn advies is dus ook daar op gericht. Iedere school zijn eigen primaire centrum en dat in aanvulling op wat de school zelf al weet. En mocht een kind dan toch bij ons komen, dan kan degene die de aanmelding van te voren ziet, zeggen: hier kunnen wel of niet wat mee.” (citaat projectleider)
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
39
3. Waarom zijn de collega’s van Accare of collega’s van psychiatrie niet betrokken? Of waarom hebben jullie de vraag niet teruggegeven aan de school of geprobeerd hem zo aan te scherpen dat hij wel beantwoordbaar was? “Dat is een goede vraag. Ik weet het niet. Ik kan niet verklaren waarom dat niet gebeurd is. Het kan aan meerdere factoren liggen. Accare is besproken. Ik meen dat ik het heb doorgesproken met de revalidatieartsen en psycholoog, dat het mogelijk was om door te verwijzen. Misschien heb ik dat te vluchtig gedaan. Ik denk dat ik teveel naar de uitvoerders heb gekeken en de uitvoerders naar mij. Ik heb teveel verwacht van de professionals en de professionals van mij. Zij dachten hij is projectleider en hij regelt het en ik dacht zij regelen het zelf.” (citaat projectleider) In tweede instantie heeft de projectleider aangegeven dat Accare niet door gebrek aan communicatie, maar op inhoudelijke gronden niet is ingeschakeld. Hiervoor zijn de volgende redenen aangevoerd: -
er bleek geen indicatie te zijn voor inschakeling van Accare;
-
er was reeds voldoende informatie van Accare over de leerling aanwezig;
-
het CvR zag voor een aantal leerlingen geen meerwaarde van de inbreng van Accare.
5.7
Knelpunten en mogelijke oplossingen
De verbatums van de interviews met de revalidatiearts, psycholoog en fysiotherapeut c.q. projectleider zijn geanalyseerd op genoemde knelpunten van allerlei aard en worden in tabel 4 geordend naar organisatorisch, inhoudelijk en management niveau. Tevens worden de door het CvR aangedragen oplossingen vermeld. Indien aan de uitnodigingsbrief van het CvR Beatrixoord een duidelijke informatiebrief wordt toegevoegd over de doelstelling en de inhoud van het “assessment meervoudige handicap” is het waarschijnlijk dat het aantal deelnemers dat zonder kennisgeving afwezig blijft, zal afnemen en dat ouders en leerlingen beter weten wat hun te wachten staat wanneer zij zich melden voor een consult bij één van de disciplines van het assessmentteam.
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
40
Tabel 4 Overzicht knelpunten en mogelijke oplossingen
Organisatorisch
Knelpunten
Mogelijke oplossingen
Deelnemers zonder kennisgeving niet
Duidelijkere voorinformatie versturen met
verschenen
uitnodigingbrief
Aanstellingsduur psycholoog te kort
Aanstelling tijdig verlengen
voor afronden activiteiten
(was in het kader van dit project niet mogelijk)
Aanstellingsomvang secretariële
Aanstelling verruimen
ondersteuning te beperkt Inhoudelijk
Ouders en leerlingen hebben
Duidelijkere voorinformatie versturen met
geen of verkeerde verwachtingen
uitnodigingbrief
van wat “assessement meervoudige handicap” inhoudt
Management
Vraagstelling van scholen vaak
Afstemming vraag (scholen) en aanbod (CvR)
breder dan m.b.v. beschikbare
noodzakelijk: discussie breed-smal
middelen en expertise van CvR kan
assessment en voor welk type leerlingen is
worden beantwoord
noodzakelijk
Aanmeldingsformulieren worden niet
Multidisciplinaire teambespreking van de
gescreend c.q. in teamverband
aanmelding voorafgaand aan consult
besproken
revalidatiearts
Er heeft geen vraagverheldering
Contactpersoon (transitiemedewerker) per
plaatsgevonden bij scholen
school aanwijzen
Variatie tussen revalidatieartsen in
Één i.p.v. drie revalidatieartsen
verwijsbeleid
verantwoordelijk voor assessment
Discrepantie doelen op papier en
Verbeteren communicatie tussen
uitvoeringspraktijk
projectleiding en werkvloer
Revalidatiearts is poortwachter voor
Multidisciplinaire teambespreking van de
verder assessment beleid
aanmelding voorafgaand aan consult revalidatiearts
Het knelpunt dat de vragen van de scholen vaak breder waren dan met de beschikbare middelen en expertise van het CvR konden worden beantwoord, kan op een aantal manieren worden opgelost: a.
wanneer docenten beter en eerder zicht hebben op de beschikbare ‘tools’ binnen het assessment, kunnen zij hun vragen in het aanmeldingsformulier specifieker formuleren;
b.
screening van de aanmeldingsformulieren voordat het assessment van start gaat, geeft gelegenheid tot vraagverheldering bij de aanmeldende instantie;
c.
multidisciplinaire teambespreking van de aanmelding voordat het assessment van start gaat, geeft gelegenheid tot het tijdig inschakelen van externe expertise.
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
41
6
Resultaten interviews met arbeidsdeskundigen UWV
Binnen het UWV zijn drie Arbeidsdeskundigen Jeugd telefonisch geïnterviewd over de meerwaarde van het assessment voor het vaststellen of een leerling Wajong gerechtigd is en of het assessment rapport meerwaarde heeft voor het vaststellen van een vervolgtraject voor de betreffende leerling door de Arbeidsdeskundige van het UWV. De hieronder vermelde meningen zijn gebaseerd op acht assessmentrapporten. De arbeidsdeskundigen zijn positief over het initiatief van een assessment meervoudige handicap voor PrO-REC leerlingen. Zij geven aan dat alle extra informatie die zij over een leerling kunnen ontvangen als een welkome aanvulling wordt gezien. Het UWV ontvangt niet altijd evenveel achtergrondinformatie over een leerling. Wel participeert de arbeidsdeskundige van het UWV in een netwerk, waaraan ook de school, de sociale werkvoorziening en de stichting MEE (overheidsinstelling die mensen met een beperking adviseert) deelnemen. Hier vindt informatie-uitwisseling over leerlingen plaats. Daarnaast maakt het UWV met toestemming van cliënt en ouders gebruik van het schooldossier als achtergrondinformatie voor de beoordeling. Hoe meer informatie beschikbaar is, hoe beter het UWV kan adviseren en beoordelen. De adviezen van het assessmentteam worden door de arbeidsdeskundigen echter als te globaal ervaren. Het assessmentrapport is nogal medisch georiënteerd en gericht op het lichamelijke aspect, waarbij de verstandelijke beperking nauwelijks aan bod komt. Voor veel leerlingen, met name vanuit PrO, speelt het fysieke minder, maar heeft de verstandelijke beperking en de gedragsproblematiek grote invloed op het functioneren. “Het medische verhaal is vaak wel duidelijk, maar wat betekent dat in de praktijk?” “Als ik als arbeidsdeskundige naar de rapportage kijk, dan denk ik, dat is goed vastgesteld, maar ik kan er ontzettend weinig mee.” De arbeidsdeskundigen beoordeelden de psychologische rapportage ook als zeer summier. Alleen affiniteiten zeggen onvoldoende over de mogelijkheden van de leerling. Zicht op het persoonlijk en sociaal functioneren van de leerling is belangrijk om te kunnen beoordelen of een leerling daadwerkelijk kan functioneren op de arbeidsmarkt. Aan deze aspecten is in dit assessment weinig aandacht besteed. “Kijk, willen en kunnen zit een groot verschil tussen.” “Bij meervoudige handicaps gaat het vaak ook om beperkingen op persoonlijk en sociaal vlak en die komen nauwelijks uit het assessment.”
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
42
De arbeidsdeskundigen kijken vooral naar praktische zaken gericht op werk. Welke (specifieke) vaardigheden beheerst een leerling, wat is het tempo van een leerling, hoe is de concentratie en hoe gaat een leerling met instructies om. Ook is het van belang in te schatten of een leerling trainbaar is. Daarnaast spelen praktische handvaardigheid en productiviteit een rol. De inzetbaarheid van een cliënt is voor het UWV van groot belang. “Als een leerling is aangewezen op rechtstreeks toezicht en intensieve begeleiding kan dat alleen onder aangepaste omstandigheden.” Bij de beoordeling van de Wajong gaat het om objectiveerbare beperkingen. In dit assessment zijn de beperkingen veelal door de leerling zelf of de ouders aangegeven. “Objectief is weliswaar altijd lastig, omdat een beeld altijd enigszins gekleurd is, maar in deze assessments is teveel gekeken vanuit de cliënt.” “Ik mis in een aantal verslagen de mening van de revalidatie-arts. Er wordt wel opgeschreven wat de cliënt vindt, maar niet wat de arts vindt.” De arbeidsdeskundigen geven aan, dat de onderbouwing van de adviezen nu te mager is om door hen te kunnen worden gebruikt als basis voor de Wajong beoordeling. De arbeidsdeskundigen zijn positief over de mogelijkheden van een assessment als methode om zowel interesse als capaciteiten van leerlingen te testen voor een betere aansluiting op de arbeidsmarkt. “Leerlingen van ZMLK-scholen overschatten zichzelf vaak. Het omgekeerde komt ook voor, dat leerlingen zichzelf onderschatten. Dan kan het advies van een revalidatie-arts en fysiotherapeut een goede aanvulling zijn, waarop het UWV verder kan bouwen.” “Als dit voorwerk al gedaan is, dan heb je natuurlijk een veel beter uitgangspunt.” Een assessment door een externe instantie als het UMCG kan meerwaarde hebben, vanwege de naam en de aanwezige expertise. Daarvoor zal het assessment wel moeten worden uitgebreid en meer de diepte in moeten gaan.
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
43
7
Conclusies en aanbevelingen
In dit hoofdstuk worden in 7.1 de hoofdvragen van het onderzoek beantwoord, uitmondend in een eindconclusie ten aanzien van de opbrengst van het pilotproject. In 7.2 worden aanbevelingen gedaan hoe verder te gaan met de ontwikkelingen rond het “assessment meervoudige handicap”.
7.1
Conclusies
Waaruit bestond het “assessment meervoudige handicap” in de praktijk? Tijdens het pilotproject heeft het “assessment meervoudige handicap” bestaan uit revalidatiegeneeskundig onderzoek bij alle 20 aangemelde leerlingen. Bij 12 leerlingen is door de revalidatiearts(en) tevens aanvullend beroepskeuzeonderzoek aangevraagd en bij 2 leerlingen van die 12 leerlingen ook belastbaarheidsonderzoek. Met uitzondering van 4 beroepskeuzeonderzoeken zijn de aanvullende onderzoeken uitgevoerd. Over de bevindingen van de onderzoeken is aan alle leerlingen schriftelijk advies uitgebracht. Conclusie: De assessmentprocedure zoals die door het CvR reeds wordt aangeboden aan leerlingen van de Mytylschool in Haren is in dit pilotproject niet aangepast of uitgebreid ten behoeve van de brede doelgroep leerlingen met een meervoudige handicap van de PrO-REC-scholen. Er is eerder sprake van een verarming, omdat (a) niet alle aangevraagde aanvullende onderzoeken tot uitvoering zijn gekomen en (b) er alleen schriftelijk is gerapporteerd en gecommuniceerd over de onderzoeken. Wat zijn de ervaringen van docenten van PrO-REC scholen, de leden van het assessmentteam en de UWV-arbeidsdeskundigen met het assessment en het uitgebrachte advies? Voor de start van het assessment was 80% van de docenten positief gestemd over dit initiatief. Een extern assessment wordt met de toename van complexe problematiek als een aanvulling gezien op de mogelijkheden van de school zelf. Na afloop heeft 37,5% van de docenten nog een positieve houding ten aanzien van het “assessment meervoudige handicap”, zoals dit in het pilotproject is uitgevoerd. Deze daling wordt verklaard door zowel organisatorische als inhoudelijke tekortkomingen van het
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
44
uitgebrachte advies. In de eerste plaats werden de adviezen te laat uitgebracht om de verstrekte informatie nog mee te kunnen nemen in beslissingen voor het volgende schooljaar en ten tweede vindt het merendeel van de docenten het advies te globaal en te negatief geformuleerd. Ook de leden van het assessmentteam twijfelen over de toegevoegde waarde die het “assessment meervoudige handicap” – zoals het nu in dit pilotproject is uitgevoerd – heeft. Bij het merendeel van de kinderen lag het primaire probleem niet op het fysieke vlak, terwijl de kennis en ‘tools’ van het assessmentteam juist daar op toegerust zijn. Daarnaast is op geen enkel moment overgegaan tot het inhuren van externe expertise om zo de reeds bestaande multidisciplinaire kennis verder uit te breiden. De UWV-arbeidsdeskundigen staan positief tegenover het initiatief en verwelkomen alle extra informatie, die zij van te voren over de leerlingen kunnen krijgen. De adviezen op basis van het assessment werden echter als te globaal ervaren om informatief te zijn voor de arbeidsdeskundigen van het UWV. Conclusie Het idee dat één centrum – in dit geval het CvR – een assessment kan ontwikkelen en aanbieden dat alle vragen op het gebied van scholing en beroepskeuze voor alle typen leerlingen met een meervoudige handicap kan beantwoorden, dient te worden losgelaten. De aanwezige multidisciplinaire kennis en ‘tools’ binnen het assessmentteam zijn primair gericht op leerlingen met lichamelijke problemen. Eindconclusie Het is in het pilotproject “UVW Verburg assessment meervoudige handicap” niet gelukt een aangepast assessment te ontwikkelen voor een bredere doelgroep leerlingen dan die van de Mytylschool. De reeds bestaande multidisciplinaire kennis binnen het CvR Beatrixoord is onvoldoende gebleken om de variëteit aan vragen van de PrO-REC scholen te beantwoorden en het CvR heeft de mogelijkheden om externe expertise toe te voegen zowel op management- als uitvoeringsniveau onvoldoende verkend. De derde en laatste vraagstelling van het onderhavige onderzoek – of de werkwijze zoals nu gedefinieerd overdraagbaar is naar andere regio’s – kan op dit moment dan ook niet bevestigend worden beantwoord. 7.2
Aanbevelingen
Alle bij het pilotproject betrokken professionals dienen te discussiëren over het nut en de noodzaak van één “assessment meervoudige handicap” voor een groep kinderen met een zeer grote diversiteit aan (combinaties van) lichamelijke, cognitieve, sociaal-
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
45
emotionele en gedragsmatige problemen. Indien wordt besloten de reeds bestaande assessment procedure voor de Mytylschool verder te ontwikkelen, opdat deze procedure toepasbaar wordt voor een bredere doelgroep leerlingen, dan dienen onderstaande aanbevelingen in overweging te worden genomen: •
het gehele proces van assessmentontwikkeling laten begeleiden door (extern) (proces)evaluatieonderzoek, zodat tussentijds bijsturing kan plaatsvinden;
•
inventariseren welke aanvullende expertise nodig kan zijn om de diversiteit aan problematiek en vragen van PrO-REC scholen te dekken;
•
betere voorlichting aan docenten geven over de inhoud van het assessment – welke onderdelen en testen zijn mogelijk – zodat vragen specifieker kunnen worden gesteld;
•
aanpassen aanmeldingsformulier (bereikbaarheidsgegevens transitiemedewerker school, aanwezigheid ouders gewenst ja/nee, aanwezigheid schoolbegeleider gewenst ja/nee);
•
screening van het aanmeldingsformulier door een medewerker van het assessmentteam en vooroverleg met de transitiemedewerker van de school over de gestelde vraag en verwachtingen;
•
multidisciplinaire teambespreking aanmeldingsformulier en inhuren externe expertise;
•
duidelijke informatiebrief voor ouders toevoegen aan uitnodigingsbrief, waarin het belang, doel en inhoud van het assessment zijn opgenomen;
•
praktische testen in assessment opnemen, gericht op zowel beroepskeuze als op belastbaarheid;
•
zorg dragen voor voldoende administratieve ondersteuning;
•
opstellen van een portfolio voor elke leerling in het PrO/REC onderwijs, dat kan dienen als input voor het assessment en welke vervolgens aangevuld kan worden op basis van het assessment;
•
assessmenttraject laten aansluiten bij de planning van de school, zodat het advies meegenomen kan worden in het persoonlijk ontwikkelingsplan van een leerling voor het volgend schooljaar.
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
46
Lijst met afkortingen TGO
Toegepast Gezondheidszorg Onderzoek
SHARE
Graduate School for Health Research
UMCG
Universitair Medisch Centrum Groningen
PrO
PraktijkOnderwijs
REC
Regionale Expertise Centra
CvR
Centrum voor Revalidatie
KEGG
Koninklijke Effatha Guyot Groep
RBO
Regionaal Bureau Onderwijs
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
36
Referenties Swanborn, P.G. (1999) Evalueren. Amsterdam, Boom. Internetpagina’s www.eega.nl laatst bezocht op 24 augustus 2007 www.regularplus.nl laatst bezocht op 24 augustus 2007 www.siabo.nl laatst bezocht op 24 augustus 2007
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
37
Bijlage 1: Pre-assessment interviewformat docenten
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
38
Pre-assessment interviewformat docenten Algemene gegevens respondent Datum interview:
………..……………………………
Tijdstip interview:
………..……………………………
Naam respondent:
…………………………………….
Functie respondent:
…………………………………….
Geslacht:
0 vrouw
Leeftijd:
……..
0 man jaar
Aantal jaren werkervaring als docent met leerlingen met een beperking: ……..
jaar
Deelnemende organisatie: PrO
0 Aletta Jacobs
0 Bolster
0 Gomarus
0 Star Numan
REC
0 De Graaf
0 Harderberg
0 Van Liefland
0 Erasmus/De Ruyter
0 Visio
Algemene vragen 1.
Wat is uw algemene houding ten aanzien van het project assessment meervoudige handicap? 0 zeer positief
0 positief
0 neutraal
0 negatief
0 zeer negatief
Graag een korte toelichting van uw antwoord 2.
Wat is uw mening over de informatie-voorziening voorafgaand aan dit project?
3.
Wat gaat goed en wat verdient aandacht?
4.
Hoe denkt u over het verdere verloop van dit project?
Verwachtingen m.b.t. de uitvoering van het assessment 5
Wat zijn uw verwachtingen m.b.t. het assessment? Op basis van welke criteria heeft u deze leerling(en) uitgekozen voor de pilot assessment?
6.
Wat zijn de verwachtingen van de ouders m.b.t. het assessment?
7.
Wat zijn de verwachtingen van de leerling m.b.t. het assessment?
8.
Wat is volgens u het doel van de assessment? Het vaststellen van de mogelijkheden van de leerling richting arbeidsmarkt (individueel transitieplan) Het vaststellen van het aan te bieden onderwijs Het vaststellen van de stage (on)mogelijkheden Het vaststellen van de behoefte aan arbeidstraining Het vaststellen van de behoefte aan ambulante begeleiding Het vaststellen van de realiseerbaarheid van de beroepswens Anders, nl. ……………………………………………………………………….. En welke rol dient resp. de docent, de ouders en de leerling hierin te vervullen?
9.
Hoe verloopt de organisatie van het assessment? Kunt u die kort schetsen.
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
39
10.
Verwacht u knelpunten/problemen in de organisatie van het assessment (medewerking ouders, vervoer, belasting voor docent, belasting voor kind, belasting voor ouders)?
11.
Verwacht u knelpunten/problemen in het contact met de ouders van leerlingen die meedoen aan het assessment?
Reacties betrokkenen op de mogelijkheid van een assessment 12.
Hebben leerlingen gereageerd op de mogelijkheid van assessment en zo ja, hoe?
13.
Hebben ouders gereageerd op de mogelijkheid van assessment en zo ja, hoe?
14.
Hebben de eventueel bij de leerling betrokken hulpverleners gereageerd op de mogelijkheid van assessment en zo ja, hoe?
15.
Hoe wordt de pilot uitgelegd aan collega’s die (kritische) vragen hebben?
16.
Hoe wordt de pilot uitgelegd aan ouders die (kritische) vragen hebben ?
De werkbaarheid van het aanmeldingsformulier Verburg Assessment 17.
Bent u in het bezit van het aanmeldingsformulier Verburg Assessment?
18.
Wat vindt u van het aanmeldingsformulier en gebruikt u het aanmeldingsformulier?
19.
Is er in het aanmeldingsformulier ruimte voor alle aspecten, die u aan de orde wilt stellen?
20.
Wat is de gemiddelde tijd die nodig is voor het invullen van het aanmeldingsformulier?
21.
In hoeverre worden ouders betrokken bij het invullen van het aanmeldingsformulier?
22.
Wie bepaalt welke aspecten deel uit maken van het assessment? De docent/school, revalidatie-arts Beatrixoord, ouder of ……………………………….
Overige vragen/opmerkingen 23.
Wat verwacht u van het assessment? Wat is voor u de gewenste opbrengst?
24.
Wat zijn naar uw mening de voordelen en nadelen van het assessment meervoudige handicap ten opzichte van de huidige situatie?
25.
Wat verwacht u van de bruikbaarheid van het advies voor scholings- en beroepskeuze voor docenten: ouders: leerlingen:
26.
Wat denkt u dat de uitkomst van het pilotproject zal zijn? 0 advies om assessment meervoudige handicap in te voeren voor alle leerlingen met een beperking 0 advies om assessment meervoudige handicap in te voeren voor bepaalde groepen leerlingen, zoals ……………………………………………………………………………………………………………………….. 0 advies om huidige assessment te handhaven 0 anders, namelijk…………………………………………………………………………………………..……… 0 ik heb hier geen mening over
27.
Heeft u nog opmerkingen die in het voorgaande niet ter sprake kwamen?
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
........... 40
Bijlage 2: Post-assessment interviewformat docenten
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
41
Post-assessment interviewformat docenten Algemene gegevens respondent Datum interview:
………..……………………………
Tijdstip interview:
………..……………………………
Naam respondent:
…………………………………….
Functie respondent:
…………………………………….
Deelnemende organisatie:
…………………………………….
Algemene vragen 1.
Wat was uw algemene houding ten aanzien van de pilot assessment meervoudige handicap? 0 zeer positief
0 positief
0 neutraal
0 negatief
0 zeer negatief
Graag een korte toelichting van uw antwoord 2.
Wat is uw mening over het verloop van de pilot?
Organisatie en uitvoering van het assessment 3.
Hoe is naar uw mening de organisatie van het assessment verlopen?
4.
Waren er knelpunten en zo ja, welke ………………………………?
5.
Hoeveel tijd heeft u besteed aan de organisatie en uitvoering van het assessment?
Bruikbaarheid advies voor docenten, ouders en leerlingen 6.
Voldoen de adviezen – als uitkomst van de assessment – aan uw verwachtingen? 0 helemaal
0 enigszins
0 geen mening
0 niet
0 helemaal niet
Graag een toelichting van uw antwoord 7.
Zijn de adviezen bruikbaar? Zo nee, waarom niet. Zo ja, waarvoor?
8.
Hoe hebben leerlingen en/of ouders gereageerd op (de uitkomsten van) het assessment?
Overige vragen/opmerkingen 9.
Hoe beoordeelt u de pilot assessment meervoudige handicap achteraf? 0 zeer positief
0 positief
0 neutraal
0 negatief
0 zeer negatief
Graag een toelichting van uw antwoord 10.
Heeft het assessment meervoudige handicap iets toegevoegd aan de assessmentmethoden die de school zelf hanteert?
11.
Heeft u suggesties ter verbeteringen van de assessment meervoudige handicap zoals deze nu is uitgevoerd? Zo ja, welke?
12.
Wat is in het algemeen uw advies m.b.t. het assessment meervoudige handicap? 0 advies om assessment meervoudige handicap in te voeren voor alle leerlingen met een beperking 0 advies om assessment meervoudige handicap in te voeren voor bepaalde groepen leerlingen, zoals ……………………………………………………………………………………………………………………….. 0 anders, namelijk…………………………………………………………………………………………..……… 0 ik heb hier geen mening over
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
42
Bijlage 3: Interviewformat leden assessmentteam
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
43
Interviewformat leden assessmentteam Algemene gegevens respondent Datum interview:
………..……………………………
Tijdstip interview:
………..……………………………
Naam respondent:
…………………………………….
Functie respondent:
…………………………………….
Deelnemende organisatie:
…………………………………….
Algemene vragen 1.
Wat was voor de start uw algemene houding ten aanzien van de pilot assessment meervoudige handicap? 0 zeer positief
0 positief
0 neutraal
0 negatief
0 zeer negatief
Graag een korte toelichting van uw antwoord 2.
Hoe bent u betrokken geraakt bij de uitvoering van de pilot?
3.
Wat is uw mening over het verloop van de pilot?
Inhoud assessment 4.
Kunt u kort de inhoud van (uw onderdeel van) het assessment omschrijven? (evt documenten ter toelichting meevragen)
Organisatie en uitvoering van het assessment 5.
Hoe is de organisatie van het assessment verlopen?
6.
Waren er knelpunten en indien ja, welke ………………………………
7.
Kunt u voorbeelden noemen wanneer en waarom u van de geplande assessment procedure bent afgeweken?
8.
Hoeveel tijd heeft u besteed aan de gehele organisatie en uitvoering van het assessment?
De bruikbaarheid van het aanmeldingsformulier 9.
Volstond het aanmeldingsformulier? Was de vraagstelling ten aanzien van de verschillende leerlingen helder?
10.
Heeft u acties moeten ondernemen om aan ontbrekende informatie te komen?
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
44
Samenwerking in en om het assessment-team 11.
Hoe verliep de samenwerking intern (in Beatrixoord)?
a.
communicatie
b.
bereikbaarheid
c.
nakomen afspraken
d.
onderlinge informatieoverdracht
e.
beschikbare tijd voor overleg
12.
Hoe verliep de samenwerking met extern (Accare, RBO, UWV, …) ?
Bruikbaarheid advies voor docenten, ouders leerlingen? 13.
Hebben leerlingen gereageerd op het assessment en zo ja, hoe?
14.
Hebben ouders gereageerd op het assessment en zo ja, hoe?
15.
Hebben de eventueel bij de leerling betrokken hulpverleners gereageerd op het assessment en zo ja, hoe?
Tot slot …… 16.
Hoe beoordeelt u de pilot assessment meervoudige handicap achteraf? 0 zeer positief
0 positief
0 neutraal
0 negatief
0 zeer negatief
Graag een korte toelichting van uw antwoord 17.
Wat adviseert u m.b.t. het assessment meervoudige handicap? 0
advies om assessment meervoudige handicap in te voeren voor alle leerlingen met een beperking
0
advies om assessment meervoudige handicap in te voeren voor bepaalde groepen leerlingen, zoals…………………………………………………………………………………
18.
0
advies om huidige assessment te handhaven (= door de school zelf te laten doen)
0
anders, namelijk…………………………………………………………………………………
0
ik heb hier geen mening over
Heeft u nog opmerkingen die in het voorgaande niet ter sprake kwamen?.........
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
45
Bijlage 4: Interviewformat projectleider
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
46
Interviewformat projectleider 1.
Vragen naar aanleiding van projectvoorstel
Doelstelling project: Er wordt een aangepast assessment ontwikkeld dat breed toepasbaar is en bruikbaar voor jongeren met een meervoudige handicap Vraag:
volgens het projectvoorstel was het de bedoeling dat de bestaande assessmentmethodiek (voor de mythylschool) werd aangepast voor een bredere doelgroep. Is dit gebeurd? En zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
Activiteit 2 (pag 5) Nieuwe assessmentmethodiek ontwikkelen rekening houdend met de wensen en de maatstaven van de betrokken partijen Vraag:
er is voor 4 partijen ( CvR, de graafschool, Guyot, RENN4, Visio) tijd begroot voor het schrijven en aanpassen van nieuwe assessmentmethodiek (zie begroting: Totaal 153 uur). Heeft dit plaatsgevonden en zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
Inhoudelijke assessmentactiviteiten (pag 5) Uitvoeren van deelonderzoeken revalidatiegeneeskundig onderzoek, beroepskeuzeonderzoek, onderzoek naar vaardigheden en belastbaarheid? Revalidatiegeneeskundig onderzoek: Gesprek psycholoog:
wel:
n=8
z.k.a:
n=2
n.a.
n=7
wel aangevraagd, niet uitgevoerd:
n=3
Onderzoek vaardigheden en belastbaarheid:
Vraag: 2.
n=20
wel
n=2
niet aangevraagd
n=18
waarom niet alle kinderen onderworpen aan alle drie onderdelen? Vragen naar aanleiding van notulen werkgroepvergaderingen
In de notulen van werkgroepvergadering van 11 december 2006 staat: © TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
47
“Er is een revalidatiearts, een psycholoog en fysiotherapeut. Ze zullen externe deskundigen inschakelen en goed communiceren met de primaire deskundige?” Vraag:
Zijn er externe deskundigen ingeschakeld? Zo ja, wie en wanneer. Zo nee, waarom niet?
Vraag:
Wie wordt bedoeld met de primaire deskundige? De school? Of iemand die bekend is met de hoofdproblematiek waarmee een kind kampt. Bijv. audioloog bij slechthorend kind of psychiater bij gedraggestoord kind.
In de notulen van de werkgroepvergadering van 14 februari 2007 staat: Afhankelijk van de uitkomst van de assessment volgt een nabespreking Vraag:
hebben er nabesprekingen plaatsgevonden. Zo ja, in welke gevallen. Zo nee, waarom niet?
3. Vraag: -
Vragen naar aanleiding van notulen stuurgroepvergaderingen Wat is meerwaarde van het assessment zoals het nu is uitgevoerd? Er is geen meerwaarde, omdat de scholen meestal voldoende inzicht blijken te hebben in de (on)mogelijkheden van de leerlingen?
-
Update van informatie beschikbaar bij school?
-
Ouders horen advies van onafhankelijke instantie?
-
Een assessment heeft alleen meerwaarde voor bepaalde groepen leerlingen; te weten degenen waar twijfels over bestaan ? (wat voor soort twijfels?)
4.
Vragen naar aanleiding gesprek met revalidatiearts
De revalidatiearts noemt jou de projectleider. Vraag:
Wie was volgens jou de projectleider? Welke verantwoordelijkheden horen bij de rol van projectleider?
De revalidatiearts geeft aan dat veel ouders/verzorgers en kinderen geen idee hadden wat de assessment en ihb het consult bij de rev.arts zou inhouden.
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
48
Vraag:
Wie was verantwoordelijk voor het feit dat ouder en kinderen goed geïnformeerd op Beatrixoord kwamen en wisten wat hun te wachten stond?
Op een gegeven moment had de psycholoog geen mogelijkheden meer om kinderen te zien (na 1 juni), terwijl daar budgettair wel mogelijkheden voor waren geweest. Vraag:
waarom is geen uitbreiding aangevraagd/geregeld zodat ook bij de laatste kinderen een interesseonderzoek had kunnen plaatsvinden?
De revalidatiearts geeft expliciet aan dat zij geen centrale rol wil spelen in de beslissing welke expertise het beste ingehuurd kan worden om de vraag van de school te beantwoorden. Zij wil alleen expertise geven op haar eigen vakgebied. Vraag:
Als de revalidatiearts deze rol niet op zich wil nemen wie moet/ kan dat dan wel doen. Of is deze rol niet nodig?
5.
Vragen naar aanleiding gesprek met psycholoog
De psycholoog had ervaring met het in kaart brengen van psychische belastbaarheid van volwassenen, beroepskeuze onderzoek en interesseonderzoek bij volwassenen. Zij is bijgepraat door psycholoog kinderrevalidatie. Heeft vervolgens bij twee van de acht kinderen daadwerkelijk interesseonderzoek laten verrichten, bij anderen ‘was er geen vraag op het gebied van interesses en wensen t.a.v. beroepskeuze’ of testonderzoek was niet mogelijk vanwege laag IQ of handicap. Vraag:
waarom is alleen interesseonderzoek gedaan, terwijl de vraag van de school soms veel breder was, nl ook psychische belastbaarheid
Vraag:
Bevindingen van psycholoog varen erg op mening ouders/kind en op vraag van de school. Wie is maatgevend/ wie moet
niet
maatgevend zijn:
ouder/kind of school? 2. Psycholoog heeft ook direct aangegeven aan jou dat zij de expertise niet had om dit type kinderen te beoordelen en dat er bij accare en kinder- en jeugdpsychiatrie meer expertise hiervoor was. Vraag:
Waarom zijn de collega’s van accare of collega’s van psychiatrie niet betrokken? Of waarom hebben jullie de vraag niet teruggegeven aan de school of geprobeerd hem zo aan te scherpen
dat
hij wel beantwoordbaar was?
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
49
6.
Vragen naar aanleiding van gesprekken met docenten
Ik heb inmiddels 6 docenten gesproken over de assessmentrapportages. Ik wil graag jouw reactie op een aantal uitspraken van hen: “Het assessmentrapport is meer constaterend dan adviserend. Het is niet voldoende alleen aan te geven wat de leerling wil” “Het assessmentrapport is te globaal en te weinig concreet. De school krijgt geen handreiking van het assessmentteam wat de leerling zou kunnen doen en waar ze goed in zou zijn.” “Het advies is te negatief geformuleerd. Het advies geeft aan dat de kans klein is dat de leerling tot loonvormende beroepsoefening kan komen, maar geeft geen alternatieven.” “Er is op magere basis geadviseerd. Het was van tevoren bekend dat kinderen meededen met spraak/taal- en gehoorstoornissen, maar hier is tijdens het assessment geen moeite voor gedaan om hier extra expertise voor in te zetten. Er is onvoldoende deskundigheid ingezet om die handicaps nader te kunnen
© TGO/SHARE/UMCG
beoordelen.”
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
50
Bijlage 5: Leden stuurgroep en werkgroep
© TGO/SHARE/UMCG
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
51
Leden stuurgroep en werkgroep
Leden Stuurgroep UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap:
• • • • • • • • • •
Peter Killestijn Henriëtte Kaats Michiel Reneman Barth Oeseburg Greetje Dijksma Wup Ferweda Hoeke Jan Nicolai Wim Scheltens Bert Wardenier Harry Weisbeek
RBO Groningen RBO Groningen Beatrixoord UMCG de Graafschool Visio RENN 4 - Erasmusschool Mytylschool Guyot PrO - De Bolster
Leden Werkgroep UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap:
• • • • • • • • • •
Peter Killestijn Henriëtte Kaats Michiel Reneman Barth Oeseburg Greetje Dijksma Cécile Wassenberg Douwe Dijk Harry Kemper José Boering Els Vos
© TGO/SHARE/UMCG
RBO Groningen RBO Groningen Beatrixoord UMCG de Graafschool Visio RENN 4 - Erasmusschool PrO - De Bolster van Lieflandschool Star Numanschool
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap
52