Deel B
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap Meningen en ideeën van docenten uit het PrO-REC onderwijs
Drs A Holwerda Drs D Kuiper Dr GJ Dijkstra
Toegepast Gezondheidszorg Onderzoek (TGO) Graduate School for Health Research (SHARE) Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) Rijksuniversiteit Groningen (RuG) December 2007
UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap Meningen en ideeën van docenten uit het PrO-REC onderwijs
Anja Holwerda Daphne Kuiper Geke Dijkstra
Toegepast Gezondheidszorg Onderzoek (TGO) Graduate School for Health Research (SHARE) Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) Rijksuniversiteit Groningen (RuG) December 2007
INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING
6
1.1
Achtergrond
8
1.2
Vraagstelling
9
1.3
Methode
9
1.4
Opbouw rapport
9
2.
RESULTATEN FOCUSGROEPBIJEENKOMST DOCENTEN
10
2.1
Respons
10
2.2
Meningen en ideeën docenten
10
2.3
Samenvatting
15
3.1
Conclusies
17
3.2
Aanbevelingen
18
REFERENTIES
19
BIJLAGE 1: UITNODIGING FOCUSGROEPBIJEENKOMST UWV VERBURG ASSESSMENT
20
BIJLAGE 2: DISCUSSIELEIDRAAD FOCUSGROEPBIJEENKOMST DOCENTEN 22
Samenvatting Dit onderzoek is een vervolg op de procesevaluatie van het UWV Verburg project “Assessment Meervoudige Handicap”. Het doel van het onderzoek is een doorstart te maken in de ontwikkeling van een ‘assessment meervoudige handicap’ door het inventariseren en bediscussiëren van een zo breed mogelijke range aan meningen en ideeën van docenten c.q. stagecoördinatoren in het PrO-REC onderwijs over de mogelijkheden van het opzetten van een ‘assessment meervoudige handicap’. Het onderzoek bestond uit het houden van een focusgroepbijeenkomst met docenten uit het PrO-REC onderwijs die in de dagelijkse praktijk de verantwoordelijkheid dragen voor een optimale begeleiding van kinderen met een meervoudige beperking. De resultaten van de focusgroepbijeenkomst hebben betrekking op één bijeenkomst met vier docenten, die vervolgens aan henzelf en aan alle bij het project betrokken docenten zijn voorgelegd (memberchecking). Tenslotte zijn de uitkomsten van de focusgroepbijeenkomst in een stuurgroepvergadering aan de overige bij het pilotproject betrokken professionals voorgelegd teneinde de mogelijkheden voor een doorstart te beoordelen. Resultaten focusgroepbijeenkomst De docenten hebben zeker behoefte aan een assessment meervoudige handicap, met name voor die leerlingen met complexe problematiek, waarbij het inzetten van externe expertise gewenst is. Het is daarbij van belang dat het assessment op maat gesneden wordt voor elke leerling afzonderlijk, afhankelijk van de vraag die vanuit de praktijk van de school voorligt. Volgens de docenten zou het assessment idealiter moeten bestaan uit drie fasen. Ten eerste een onderzoek naar belastbaarheid, affiniteiten en capaciteiten. Ten tweede één of meerdere werkervaringsplaatsen, waarin het advies in de praktijk wordt gebracht. Ten derde de opstelling van een eindadvies op basis van het onderzoek en de ervaringen tijdens de werkervaringsplaatsen in een gesprek tussen de school en de instantie die het assessment heeft uitgevoerd. Voor de uitvoering van het assessment geven de docenten de voorkeur aan een expertisecentrum binnen het PrO-REC convenant. Wenselijk is één loket, waar een stagecoördinator de vraag kan neerleggen en waar de aanwezige ‘casemanager’ de kennis en vaardigheden heeft om een assessment op maat samen te stellen. Hiermee is de kans optimaal dat de vraag vanuit de school beantwoord wordt en het proces van toeleiding van de betreffende leerling naar de arbeidsmarkt weer een nieuwe impuls krijgt.
Conclusie Onder docenten van het PrO-REC onderwijs is voldoende draagvlak voor de doorontwikkeling van een modullair opgezet ‘assessment meervoudige handicap’ voor een kleine groep leerlingen met complexe problematiek, waar de reguliere begeleiding van de school niet toereikend blijkt om te komen tot een arbeidsmarktadvies waar school, ouders en leerling tevreden over zijn. Aanbeveling Voor het realiseren van een dergelijk ‘assessment meervoudige handicap’ is het wenselijk een structuur op te zetten binnen het reeds bestaande PrO-REC convenant. Een casemanager, die voldoende kennis van zaken heeft, zowel op het gebied van de problematiek van leerlingen binnen de PrO-REC scholen als op het gebied van de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt voor dit type leerlingen, dient hierin een centrale rol spelen.
1. Inleiding In dit hoofdstuk worden de achtergrond en de methode van het vervolgonderzoek UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap geschetst. Tevens wordt een overzicht gegeven van de opbouw van dit deel van het rapport. 1.1 Achtergrond In het pilotproject UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap, zoals beschreven in deel 1 van dit rapport, is een reeds bestaand assessment als uitgangspunt genomen voor het ontwikkeltraject van een ‘assessment meervoudige handicap’. In dit pilotproject is geprobeerd of de vragen en problemen van de stagecoördinatoren in het werkveld van de PrO-REC scholen met dit assessment beantwoord c.q. opgelost konden worden. Dit is niet naar voldoende tevredenheid gelukt. De in de pilot gevolgde werkwijze kan getypeerd worden als een ‘top-down’ benadering en heeft niet geleid tot het gewenste resultaat. Gezien de door de scholen aangegeven behoefte aan een ‘assessment meervoudige handicap’ en het belang van de ontwikkeling van zo’n assessment voor de toeleiding naar arbeid van leerlingen van de PrO-REC scholen is in het evaluatierapport (zie deel 1) om die reden de volgende aanbeveling geformuleerd: “Alle bij het pilotproject betrokken professionals dienen te discussiëren over het nut en de noodzaak van één “assessment meervoudige handicap” voor een groep kinderen met een zeer grote diversiteit aan (combinaties van) lichamelijke, cognitieve, sociaal-emotionele en gedragsmatige problemen.” Het evaluatierapport is besproken binnen de stuurgroep en de bovengenoemde aanbeveling is overgenomen. Daarnaast is in overleg met de stuurgroep besloten dat de ‘top-down’ benadering bij de ontwikkeling van een ‘assessment meervoudige handicap’ omgebogen dient te worden in een ‘bottum-up’ benadering. Afgesproken is dat de voorgestelde discussie in twee fasen wordt gevoerd. Een manier om een doorstart in de ontwikkeling van een ‘assessment meervoudige handicap’ vorm te geven is het houden van een focusgroepbijeenkomst met diegenen die in de dagelijkse praktijk de verantwoordelijkheid dragen voor een optimale begeleiding van kinderen met een meervoudige beperking, te weten: de docenten c.q. stagecoördinatoren. Daarnaast zullen de uitkomsten van deze focusgroepbijeenkomst in een stuurgroepvergadering aan de overige bij het pilotproject betrokken professionals worden voorgelegd teneinde de mogelijkheden voor een doorstart te beoordelen. Het algemene doel van een focusgroepbijeenkomst is het inventariseren en bediscussiëren van een zo breed mogelijke range aan meningen en ideeën van mensen
over een bepaald onderwerp en in dit geval: de ontwikkeling van een ‘assessment meervoudige handicap’. 1.2 Vraagstelling In dit vervolgonderzoek staan de volgende twee vragen centraal: 1. Hoe moet een assessment meervoudige handicap ten behoeve van PrO-REC leerlingen er uit zien? 2. Hoe moet een assessment meervoudige handicap ten behoeve van PrO-REC leerlingen worden georganiseerd? 1.3 Methode Voor het beantwoorden van bovenstaande vraagstellingen is een focusgroepbijeenkomst gehouden. De ‘focus’ van de bijeenkomst was het assessment met betrekking tot scholing en beroepskeuze voor leerlingen met een meervoudige handicap op PrO- en REC-scholen. Er zijn tien docenten van negen verschillende PrO-REC scholen, die betrokken waren bij de evaluatie van het pilotproject, uitgenodigd om deel te nemen aan de bijeenkomst (zie bijlage 1). Dit zijn de docenten die leerlingen hebben aangemeld voor deelname aan het assessment tijdens het pilotproject. Ter voorbereiding op de bijeenkomst is een discussieleidraad opgesteld bestaande uit negen open vragen die geordend zijn van algemeen naar specifiek (Powell et al., 1996) (zie bijlage 2). De bijeenkomst heeft plaatsgevonden tijdens het programma van de eindpresentatie van het ESF EQUAL project Preventie en Prevalentie, omdat op dat moment een groot aantal docenten reeds aanwezig zou zijn en het bijwonen van de focusgroep daarom geen extra tijdsinvestering zou vragen. 1.4 Opbouw rapport In hoofdstuk 2 worden de resultaten van de focusgroepbijeenkomst met de docenten samengevat. Tot slot volgt in hoofdstuk 3 de beantwoording van de vraagstellingen en wordt een aantal aanbevelingen geformuleerd.
2. Resultaten focusgroepbijeenkomst docenten
2.1 Respons Vier docenten van vier verschillende scholen (twee PrO en twee REC) hebben aan de focusgroepbijeenkomst deelgenomen. In eerste instantie hadden acht docenten van acht verschillende scholen zich aangemeld. Vier van deze docenten waren niet aanwezig op het moment dat de focusgroepbijeenkomst plaatsvond. De redenen voor afwezigheid zijn niet bekend. 2.2 Meningen en ideeën docenten Aan de hand van de discussieleidraad zijn de meningen en ideeën van de docenten gepeild over de ontwikkeling van een ‘assessment meervoudige handicap’. Speciale aandacht is besteed aan het soort vragen dat de docenten beantwoord zou willen zien in het assessment (inhoud) en de manier waarop het assessment georganiseerd zou kunnen worden en door wie (proces). Meningen en ideeën over de inhoud van het assessment meervoudige handicap De scholen geven aan dat zij meer dan 90 procent van de leerlingen op school zelf kunnen begeleiden in het traject van school naar werk. Bij een klein percentage leerlingen (ongeveer 10%) verloopt dit proces niet naar tevredenheid – van leerling, ouders en/of docent – waardoor het inzetten van externe expertise wenselijk is. Vaak zien docenten dit al in een vroeg stadium aankomen en zouden leerlingen al vroeg in het traject (vanaf hun veertiende jaar) aan een assessment kunnen deelnemen. “De algemene vragen van leerlingen los je binnen de school op. Het gaat juist om die vragen waar je als school moeilijk een antwoord op kunt geven en waar je graag een duwtje of steuntje in de rug zou willen hebben om tot bepaalde mogelijkheden te komen, wat je dan aan de ouders en leerling kunt voorstellen, is dit iets …” (citaat docent PrO) Het assessment moet op maat gesneden worden voor elke leerling, afhankelijk van de vraag die voorligt. De ideale leeftijd, waarop een assessment zou moeten plaatsvinden, bestaat niet. Deze verschilt per leerling en is afhankelijk van het leerproces dat de leerling doormaakt. Het moment, waarop een leerling voor een bepaalde richting kiest, verschilt ook per school. Wel kan er onderscheid gemaakt worden in het soort assessment dat nodig is voor de verschillende leeftijden. Voor jongere leerlingen is het van belang dat het assessment een totaalbeeld geeft van de leerling, maar altijd als aanvulling op de informatie die de school al heeft. Voor oudere leerlingen is er vaak een
specifieke vraag, die door het assessment beantwoord zou moeten worden. In zo’n geval wordt een leerling aangemeld, bijvoorbeeld omdat de leerling vastloopt in een stage en het voor de docent onduidelijk is waarom. Het verkrijgen van een totaalbeeld van de leerling door een onafhankelijk assessment is ook van belang als school en ouders niet tot overeenstemming kunnen komen over het te volgen traject met de leerling. “Er is bijvoorbeeld een meisje van 16 jaar, dat cognitief redelijk sterk is, maar praktisch heel zwak. Zelf denk ik aan dagbesteding, maar de ouders willen graag zo hoog mogelijk inzetten en willen dat het meisje naar de sociale werkvoorziening gaat. Ik wil kiezen voor dat, wat het beste voor het meisje is. Daarnaast zit er nog heel veel ontwikkeling in zo’n leerling. Hoe pak je dat dan aan? En op zo’n moment ligt er niets om op terug te vallen en stagneert het proces.” (citaat docent REC) Volgens de docenten moeten de volgende onderdelen in ieder geval deel uitmaken van een assessment meervoudige handicap: -
sociaal emotionele belastbaarheid
-
lichamelijke belastbaarheid
-
beroepskeuzeonderzoek, geschikt voor leerlingen van een laag niveau (niveau 1)1.
Het belastbaarheidsonderzoek zou zo concreet mogelijke handvatten moeten opleveren, zoals bijvoorbeeld uitsluitsel over het maximale aantal uren per dag en het aantal dagen per week dat een leerling zou kunnen werken en aan welke eisen de werkomgeving moet voldoen voor een geslaagde plaatsing (o.a. het maximale aantal collega’s op de werkvloer). Het beroepskeuzeonderzoek is vooral van belang als voor docent en leerling niet duidelijk is welke richting de leerling op kan of wil, maar ook om alternatieven aan te dragen. Het is van belang dat binnen het assessment een weging kan plaatsvinden tussen verschillende aspecten, zoals persoonlijke kenmerken, belastbaarheid (lichamelijk en sociaal-emotioneel) en eventuele chronische aandoeningen van de leerling. Een assessment zou moeten aangeven waar de risico’s liggen voor een leerling, waarmee rekening moet worden gehouden bij het zoeken naar scholing en werk. De belangrijkste componenten die een rol spelen bij het vervullen van arbeid moeten in het assessment getoetst worden. 1
Een instrument dat reeds in gebruik is voor leerlingen met een verstandelijke beperking is MELBA.
MELBA is een systeem dat uit een capaciteiten- en een functie-eisenprofiel bestaat. De vergelijking van deze beide profielen geeft de arbeidsmogelijkheden aan.
Volgens de docenten zou het assessment idealiter moeten bestaan uit een carrousel met drie onderdelen. Ten eerste een onderzoek naar belastbaarheid, affiniteiten en capaciteiten. Vervolgens zou het uit dit onderzoek voortvloeiende advies moeten worden uitgetest in één of meerdere werkervaringsplaatsen, onder begeleiding van de instantie die het assessment heeft uitgevoerd. “Het is vaak zo theoretisch, je moet eigenlijk meegaan op stage en zien wat er gebeurt om de onderliggende oorzaken te ontdekken en ook de verschillen in perceptie tussen leerling en werkgever helder te krijgen.” (citaat docent PrO) De werkervaringsplaatsen kunnen binnen de school of samen met de school worden gevonden. Tenslotte wordt het eindadvies opgesteld op basis van het onderzoek en de ervaringen in de werkervaringsplaats(en) in een gesprek tussen de school en de instantie die het assessment heeft uitgevoerd. De financiële consequenties van het advies dienen in een nazorg traject meegenomen te worden. “Er wordt bijvoorbeeld gezegd: ‘iemand kan alleen functioneren op de arbeidsmarkt met heel veel begeleiding.’, maar waar komt het geld dat hiervoor nodig is dan vandaan? Want een PGB mag niet ingezet worden op scholen en dat is een probleem.” (citaat docent REC) Het assessment moet de docenten handvatten bieden om een vervolgtraject met de leerling af te spreken, waar zowel school, leerling als ouders achter kunnen staan. Meningen en ideeën over de disciplines die betrokken zouden moeten worden bij het assessment meervoudige handicap Een jobcoach wordt meerdere malen genoemd als een welkome aanvulling op de expertise van de school. Docenten pleiten ervoor een jobcoach in een vroeg stadium in te kunnen zetten, bijvoorbeeld tijdens de stages. Nu wordt een jobcoach door het UWV ingezet nadat leerlingen van school zijn. Een jobcoach kan een belangrijke rol spelen in de bovengenoemde assessment carrousel. “Het zou heel mooi zijn als je een jobcoach kunt inzetten als extra begeleider bij leerlingen waarvoor dat nodig is. Als dat de conclusie is uit het assessment, moet je daar ook een vervolg aan kunnen geven. Het budget van de school is zo op, dat is eigenlijk niets.” (citaat docent REC)
Ook een arbeidsdeskundige kan een belangrijke bijdrage leveren aan een assessment vanwege de deskundigheid met betrekking tot de dynamiek van de arbeidsmarkt. Hetzelfde geldt voor een reïntegratiemedewerker. Samenwerking met het UWV hierin wordt niet als wenselijk gezien, vanwege de koppeling met de Wajong-uitkering. Het reeds bestaande netwerk, waarin zowel scholen en UWV participeren is voor 90% van de leerlingen voldoende, maar juist voor complexe leerlingen is extra expertise nodig. Bij voorkeur is de uitvoerder van het assessment een expert met zowel een ruime kennis van de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt als een ruime kennis, ervaring en inlevingsvermogen in de (meervoudige) problematiek van sommige PrO-REC-leerlingen. “Een aantal zaken is steeds aan verandering onderhevig, zoals de werkomgeving, de arbeidsmarkt ontwikkelt zich en er komen steeds nieuwe technieken, waardoor een leerling met bepaalde beperkingen toch een beroep kan uitoefenen, nog los van de persoonlijke eigenschappen van een leerling. Dat is een mix waar de school niet altijd zicht op heeft. Het is dan goed om ook eens iemand anders daarnaar te laten kijken. Dat geeft mogelijk een nog beter beeld van de leerling en zijn mogelijkheden richting de arbeidsmarkt.” (citaat docent REC) Andere disciplines die worden genoemd zijn de revalidatiegeneeskunde, de fysiotherapie en de psychiatrie. Meningen en ideeën over de meerwaarde van een externe instantie in het assessment meervoudige handicap De docenten geven aan, dat de uitvoering van een assessment meervoudige handicap door een externe instantie zeker meerwaarde heeft. Een externe instantie kan zich neutraal opstellen richting leerling en ouders en kan de ideeën van de docent bevestigen, maar ook alternatieve gezichtspunten aandragen. Het advies van een externe instantie heeft voor leerling en ouders meer gewicht dan de mening van een docent van de school. Daarnaast kan het advies van een externe instantie een goede basis vormen voor het opstellen van een vervolgtraject voor de leerling. Het voordeel van een extern assessment is eveneens dat vanuit een andere discipline een frisse blik op de leerling en de situatie wordt geworpen. Daarnaast kan een concrete diagnose recht geven op extra financiële middelen voor een leerling, zoals een zogenaamd ‘rugzakje’ of persoonsgebonden budget. “Want zonder PGB kunnen veel van deze leerlingen geen reguliere trajecten volgen op de arbeidsmarkt.” (citaat docent REC).
Meningen en ideeën over de organisatie van het assessment meervoudige handicap Het is van belang dat de organisatie van het assessment plaatsvindt onder de vlag van het PrO-REC convenant, waarbij 39 scholen zijn aangesloten. Alle scholen kunnen hieraan een (financiële) bijdrage leveren en dan ook gebruik maken van de aanwezige expertise voor een bepaald aantal leerlingen. Scholen kunnen hierin ook hun eigen expertise inbrengen ten behoeve van de andere scholen. Er zou een expertisecentrum moeten zijn, binnen of gekoppeld aan het PrO-REC convenant, waar iemand samen met de docent de vraag over de leerling kan verhelderen en kan kijken welke testen/onderzoeken nodig en/of geschikt zijn voor het beantwoorden van deze vraag en wie deze testen/onderzoeken kan uitvoeren. “Scholen kunnen wel aangeven wat bepaalde beperkingen kunnen betekenen in het dagelijks leven van een leerling, maar hoe dit vervolgens naar de arbeidsmarkt vertaald kan worden en hoe zich dit verhoudt tot de andere ingrediënten, die ook bij de leerling spelen, dat is de conclusie die juist uit zo’n assessment zou moeten komen.” (citaat docent REC) Het is van belang dat de school / docent een concreet aanspreekpunt heeft, waar de vraag neergelegd kan worden. De uitvoering van (onderdelen van) het assessment kan vervolgens worden uitbesteed aan externe partners, zoals het Centrum voor Revalidatie, het Arbeidstraining & Expertisecentrum (ATEC) voor jongeren met een verstandelijke beperking2 en reïntegratiebureaus zoals FourStar, Arbodiensten en anderen. Docenten geven echter aan, de voorkeur te geven aan niet-commerciële instellingen. Daarbij is het wel van belang dat het assessment-traject en ook de keuze voor de benodigde testen/onderzoeken plaatsvindt in dialoog met de school. “Juist de dialoog met de school, die in het pilotproject zo gemist is, is heel belangrijk in het traject van een assessment. De onderzoeker zal ook tegen dingen aanlopen, die hij met de docent wil bespreken, om bepaalde resultaten te kunnen plaatsen.” (citaat docent REC) “Het is van belang dat je gedurende het assessmenttraject veel contact houdt met de aanleverende school. Dat je niet bepaalde stappen overslaat. De school kan waardevolle informatie leveren.” (citaat docent PrO)
2
Het ATEC is onlangs opgeheven, vanwege gebrek aan financiering, maar hieraan is wat de docenten betreft wel behoefte.
De beschikbaarheid van financiële middelen is een belangrijke randvoorwaarde, die nu niet geregeld is. Het budget van scholen is vaak beperkt om de intensieve begeleiding van leerlingen op de werkplek te bekostigen. Daar tegenover staat dat de scholen wel steeds meer kinderen met gedragsproblemen krijgen. Overige door de docenten genoemde randvoorwaarden zijn: •
de uitvoerders van het assessment moeten weten hoe zij met de doelgroep van PrO-REC leerlingen kunnen omgaan, “zij moeten zich kunnen inleven in het niveau van de leerling, je stelt andere vragen en je past je taalgebruik aan op het niveau van de leerling” (citaat docent PrO);
•
er moet voldoende aandacht zijn voor de setting waarin het assessment plaatsvindt (met of zonder ouders/docent, veilige gestructureerde omgeving) “sommige kinderen vinden de orthopedagoog van de school, die ze elke dag in de school zien rondlopen, al zo eng, dat het de vraag is of de test een goed beeld geeft en de uitslag niet teveel is beïnvloed door de angst van de leerling.” (citaat docent REC);
•
de gebruikte testen en onderzoeken moeten geschikt zijn voor de doelgroep van PrO-REC leerlingen;
•
het assessment moet regionaal worden aangeboden;
•
het assessment moet op redelijke termijn kunnen plaatsvinden;
•
de bureaucratie in de aanvraag van het assessment moet worden beperkt (gebruik maken van de informatie van de school, geen overbodige formulieren).
2.3 Samenvatting Volgens de docenten is er zeker behoefte aan een assessment meervoudige handicap, met name voor die leerlingen met complexe problematiek, waarbij het inzetten van externe expertise gewenst is. Het is daarbij van belang dat het assessment op maat gesneden wordt voor elke leerling, afhankelijk van de vraag die vanuit de praktijk van de school voorligt. Volgens de docenten zou het assessment idealiter moeten bestaan uit drie fasen. Ten eerste een onderzoek naar belastbaarheid, affiniteiten en capaciteiten. Ten tweede één of meerdere werkervaringsplaatsen, waarin het advies in de praktijk wordt gebracht. Ten derde de opstelling van een eindadvies op basis van het onderzoek en de ervaringen tijdens de werkervaringsplaatsen in een gesprek tussen de school en de instantie die het assessment heeft uitgevoerd. De docenten geven de voorkeur aan een expertisecentrum binnen het PrO-REC convenant. Een loket, waar een stagecoördinator de vraag kan neerleggen en waar de
aanwezige ‘casemanager’ de kennis en vaardigheden heeft om een assessment op maat samen te stellen, waarmee de kans optimaal is dat de vraag vanuit de school beantwoord wordt en het proces van toeleiding van de betreffende leerling naar de arbeidsmarkt weer een nieuwe impuls krijgt. De uitvoering van (onderdelen van) het assessment kan worden uitbesteed aan externe partners, maar de casemanager blijft verantwoordelijk voor de interpretatie en vertaling van de resultaten in een advies richting school.
3.
Conclusie
In dit hoofdstuk worden de vragen van het vervolgonderzoek beantwoord, uitmondend in een eindconclusie ten aanzien van de opbrengst van de focusgroepbijeenkomst. Tevens worden aanbevelingen gedaan hoe verder te gaan met de ontwikkelingen rond het “assessment meervoudige handicap”. 3.1 Conclusies Allereerst is door docenten aangegeven dat er behoefte is aan een assessment meervoudige handicap binnen de PrO-REC scholen voor een kleine groep leerlingen met complexe problematiek, waar de reguliere begeleiding van de school niet toereikend blijkt om te komen tot een arbeidsmarktadvies waar school, ouders en leerling tevreden over zijn. 1. Hoe moet een assessment meervoudige handicap ten behoeve van PrO-REC leerlingen er uit zien? Het ideale assessment meervoudige handicap bestaat volgens de docenten uit drie fasen, die in dialoog met de school worden uitgevoerd. Ten eerste een onderzoek naar belastbaarheid, affiniteiten en capaciteiten. Ten tweede één of meerdere werkervaringsplaatsen, waarin het advies in de praktijk wordt gebracht. Ten derde de opstelling van een eindadvies op basis van het onderzoek en de ervaringen tijdens de werkervaringsplaatsen in een gesprek tussen de school en de instantie die het assessment heeft uitgevoerd. Dit eindadvies is de basis voor een vervolgtraject binnen de school, dat door de school met leerling en ouders wordt afgestemd. 2. Hoe moet een assessment meervoudige handicap ten behoeve van PrO-REC leerlingen worden georganiseerd? Het assessment meervoudige handicap moet vanuit een expertise centrum binnen het PrO-REC convenant worden gecoördineerd. De hier aanwezige casemanager heeft de kennis en vaardigheden om in dialoog met de school een assessment op maat samen te stellen, waarmee de kans optimaal is dat de vraag vanuit de school beantwoord wordt en het proces van toeleiding van de betreffende leerling naar de arbeidsmarkt weer een nieuwe impuls krijgt. De uitvoering van (onderdelen van) het assessment kan worden uitbesteed aan externe partners, maar de casemanager blijft verantwoordelijk voor de interpretatie en vertaling van de resultaten in een advies richting school.
Eindconclusie Onder docenten van het PrO-REC onderwijs is voldoende draagvlak voor de doorontwikkeling van een assessment meervoudige handicap, dat uit meerdere losse onderdelen bestaat, die naar wens kunnen worden gecombineerd. 3.2 Aanbevelingen Voor het realiseren van een dergelijk assessment meervoudige handicap is het wenselijk een structuur op te zetten binnen het reeds bestaande PrO-REC convenant. Voor de invulling van deze structuur is het wenselijk dat een casemanager wordt aangesteld, die voldoende kennis van zaken heeft, zowel op het gebied van de problematiek van leerlingen binnen de PrO-REC scholen als op het gebied van de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt voor dit type leerlingen. Deze casemanager kan vervolgens in gesprek met de scholen komen tot een overzicht van mogelijke testen en onderzoeken en instanties, die een rol kunnen spelen in de uitvoering hiervan. Belangrijke criteria zijn dat de instrumenten geschikt zijn voor de doelgroep, dat de onderzoeken regionaal kunnen worden uitgevoerd en dat de scholen intensief worden betrokken bij de uitvoering van het assessment. Voor de totstandkoming van bovengenoemde structuur zijn structurele financiële middelen noodzakelijk. Het is wenselijk hierover met belanghebbenden, zoals de PrOREC scholen, UWV en andere betrokken instanties te overleggen om te komen tot afspraken voor structurele financiering van een assessment meervoudige handicap.
Referenties RA Powell, HM Single. Focus Groups. International Journal for Quality in Health Care, 8 (5), 1996. Internetadressen: http://www.fourstar.nl/ Laatst bezocht op 30 november 2007 http://www.werkmeester.nl/ Laatst bezocht op 30 november 2007 http://www.onderwijsenhandicap.nl/ Laatst bezocht op 30 november 2007 http://www.prorecnoord.nl/ Laatst bezocht op 30 november 2007 www.melba.nl Laatst bezocht op 30 november 2007
Bijlage 1: Uitnodiging focusgroepbijeenkomst UWV Verburg Assessment
Uitnodiging focusgroepbijeenkomst UWV Verburg Assessment Email verzonden op 16 november 2007 Aan: docenten/mentoren REC-scholen en PraktijkOnderwijs Geachte docenten/mentoren, In aansluiting op onze vorige mail en de belronde willen wij u informeren dat het helaas niet is gelukt een datum te vinden, waarop een redelijk aantal docenten aanwezig kon zijn. Gezien het belang van de bijeenkomst voor de ontwikkeling van een assessment meervoudige handicap willen wij toch proberen deze focusgroepdiscussie op korte termijn te organiseren. Daarom stellen wij voor de focusgroep te houden tijdens de eindpresentatie van het ESF Equal project Preventie en Prevalentie op donderdag 29 november as. in het UMCG. Wij stellen voor de focusgroep te houden van 12.30 tot 15.00 uur en zullen uiteraard zorgen voor een smakelijke lunch. Wij stellen het heel erg op prijs als u dan aanwezig kunt zijn. Graag horen wij dit zo spoedig mogelijk van u. Wij zien uit naar uw reactie. Met vriendelijke groet, Anja Holwerda drs. Anja Holwerda Universitair Medisch Centrum Groningen, Onderzoeker, sectie Toegepast Onderzoek/SHARE De Brug, 3217, kamer 6.10 A. Deusinglaan 1 9713 AV Groningen Telefoon ma – do: 036 – 535 7358 Telefoon vrijdag: 050 - 363 8920 www.toegepastonderzoek.nl Van: Anja Holwerda Verzonden: wo 14-11-2007 17:35 Onderwerp: Focusgroepdiscussie Pilot Assessment Meervoudige Handicap Aan: docenten/mentoren REC-scholen en PraktijkOnderwijs Geachte docenten/mentoren, Op verzoek van het RBO en naar aanleiding van de uitkomsten van het project UWV Verburg Assessment Meervoudige Handicap is besloten u als betrokken docenten te vragen aan een focusgroep discussie deel te nemen. Het doel van deze bijeenkomst is te brainstormen over hoe een assessment meervoudige handicap verder vorm kan worden gegeven, zodat op basis van deze discussie concrete aanbevelingen kunnen worden gedaan. Van te voren ontvangt u nog nadere informatie m.b.t. de lokatie e.d. Deze mail is vooral bedoeld om een datum te prikken. Wilt u ons laten weten op welke datum u wel zou kunnen, liever niet wilt en wanneer het absoluut niet kan, dan zullen wij op basis daarvan een definitieve datum vastleggen. De mogelijkheden zijn: Maandag 26 november 2007 9.00 – 11.00 uur Vrijdag 30 november 2007 9.00 – 11.00 uur Gezien de redelijk korte termijn wil ik u vragen zo spoedig mogelijk te reageren. Daarnaast zullen wij ook proberen u telefonisch hierover te benaderen. Wij zien uit naar uw reactie. Met vriendelijke groet, Anja Holwerda drs. Anja Holwerda Universitair Medisch Centrum Groningen, Onderzoeker, sectie Toegepast Onderzoek/SHARE De Brug, 3217, kamer 6.10 A. Deusinglaan 1 9713 AV Groningen Telefoon ma – do: 036 – 535 7358 Telefoon vrijdag: 050 - 363 8920 www.toegepastonderzoek.nl
Bijlage 2: Discussieleidraad focusgroepbijeenkomst docenten
Discussieleidraad focusgroepbijeenkomst docenten 1. Introductie -
kort voorstellen van docenten
2. Aanleiding •
Het pilotproject heeft niet geleid tot het gewenste resultaat
•
De ontwikkeling van een assessment meervoudige handicap is wel van belang
•
Er is beter zicht nodig op de (on)mogelijkheden van een assessment meervoudige handicap
•
In het eindrapport is daarom de volgende aanbeveling geformuleerd: Alle bij het pilotproject betrokken professionals dienen te discussiëren over het nut en de noodzaak van één “assessment meervoudige handicap” voor een groep kinderen met een zeer grote diversiteit aan (combinaties van) lichamelijke, cognitieve, sociaal-emotionele en gedragsmatige problemen. 3
•
doel bijeenkomst uitleggen
•
de ‘focus’ van de bijeenkomst
4
3. Uitkomsten vragenlijst RBO m.b.t. te testen competenties en factoren: •
Persoonlijke vaardigheden
•
Cognitieve vaardigheden
•
Sociale vaardigheden
•
Vaardigheden voor uitvoering
•
Motorische vaardigheden
•
Communicatieve vaardigheden
•
Dynamische vaardigheden
•
Eisen aan de werkplek
4. Discussievragen 1 tot en met 9 (van algemeen/neutraal naar specifiek/sensitief) 1. Welke behoeften en wensen leven er bij docenten en stagebegeleiders uit het PraktijkOnderwijs en de Regionale ExpertiseCentra om leerlingen te testen op het gebied van mogelijkheden voor scholing en beroep? 2. Welke onderdelen zouden deel moeten uitmaken van een assessment om de vragen van docenten over de mogelijkheden van hun leerlingen te kunnen beantwoorden?
3
Doel van de focusgroepbijeenkomst is het inventariseren en bediscussieren van een zo breed mogelijke range aan meningen en ideeen van docenten over mogelijkheden ten behoeve van de ontwikkeling van een assessment voor leerlingen met een meervoudige handicap. 4
De ‘focus’ van de bijeenkomst is: assessment met betrekking tot scholing en beroepskeuze voor leerlingen met een meervoudige handicap op PrO- en REC-scholen.
3. Moet het bij een assessment Meervoudige Handicap gaan om: - een totaalbeeld van het kind of - een specifiek antwoord op een vraag waar de school zelf geen antwoord op heeft of over twijfelt of - anders, namelijk ……………………..? 4. Welke disciplines kunnen/moeten een rol spelen in een assessment voor leerlingen met een meervoudige beperking? 5. Welke externe expertise is bij docenten bekend en welke expertise kunnen de scholen zelf inbrengen? 6. Welke informatie hebben docenten nodig om de juiste leerlingen te kunnen selecteren voor het assessment? 7. Welke organisatorische randvoorwaarden zijn nodig voor een succesvol assessment? 8. Wat is de meerwaarde voor PrO-REC scholen van een advies over scholing en beroep dat door een externe instantie wordt uitgebracht? 9. Hoe moet het assessment worden georganiseerd: Organiserende/uitvoerende instantie: - centrum voor revalidatie - loket / makelaar - andere instantie - anders: …….. 5. Samenvatting door facilitator •
Het ideale assessment
Advies aan stuurgroep •
Hoe moet het assessment eruit zien?
•
Waar moet het assessment plaatsvinden?
6. Afsluiting •
docenten bedanken