3 oktober 2014 - nummer 41 (13 tot en met 26 september 2014)
Energie Update
De Energie Update is een uitgave van het Energy Team van Loyens & Loeff. Deze digitale update verschijnt tweewekelijks. De uitspraken zijn voorzien van een beknopte samenvatting waarbij de vindplaats (inclusief hyperlink) onderaan elke uitspraak is opgenomen.
Rechtspraak Eigendom netten openbare verlichting (OV-net). De provincies Groningen en Drenthe en 27 gemeenten (de Overheden) claimen het eigendom van het OV-net. Aktivabedrijf Enexis Noord B.V. (Aktiva) claimt het eigendom van het gehele laagspanningsnet, waar het OV-net deels mee verweven is. OV-net is eigendom van de Overheden, tenzij het OV net bestanddeel is van het laagspanningsnet én het laagspanningsnet eigendom is van Aktiva. De Overheden hebben ten aanzien van het eigendom van het OV-net in 2009 een (openbare) dagvaarding uitgebracht en ingeschreven in de openbare registers. Op grond van artikel 155, lid 2 OBW, wordt de rechtspositie in dat geval bepaald door het recht van voor de invoering van artikel 5:20 lid 2 BW. De rechtbank overweegt vervolgens dat het OVnet onroerend is en dat eigendomsoverdrachten van het OV-net in het verleden niet rechtsgeldig hebben plaatsgevonden want een notariële akte en inschrijving in de openbare registers ontbreken. De rechtbank oordeelt dat de Overheden aldus vanwege de gebrekkige overdrachten als eigenaar van de grond tevens eigenaar van het OV-net zijn gebleven, tenzij blijkt dat het OV-net een bestanddeel is van het laagspanningsnet en het eigendom van dat laagspanningsnet niet aan de Overheden toekomt.
Bevoegdheid om het laagspanningsnet en het OV net op te eisen is niet vervallen. Door inschrijving van de dagvaarding en publicatie in dagbladen is niet voldaan aan artikel 155a BW lid 2, dat schrijft publicatie voor van inschrijving van de aanleg van het net in de Staatscourant. De Overheden hebben in 2009 de (openbare) dagvaarding ingeschreven en die inschrijving is in dagbladen gepubliceerd. De dagvaarding ziet enkel op het OV net. Er heeft geen inschrijving plaatsgevonden van een notariële verklaring en er heeft geen publicatie plaatsgevonden van een dergelijke inschrijving van de aanleg van het net in de Staatscourant, zoals artikel 155a lid 2 BW voorschrijft. Het beroep van de Overheden op artikel 155a lid 2 BW, dat de bevoegdheid om het net of een recht daarop een jaar na inschrijving van de dagvaarding zou zijn vervallen, wordt aldus door de rechtbank verworpen. Eigendomsrecht laagspanningsnet behoort volgens artikel 5:20 lid 2 BW toe aan rechtmatige aanlegger of diens rechtsopvolger. Het laagspanningsnet is door de Overheden aangelegd. Aktiva is niet door een rechtsgeldige overdracht van het net rechtsopvolger geworden. Naar het oordeel van de rechtbank is Aktiva evenwel door verkrijgende verjaring rechtsopvolger geworden. Met de inwerkingtreding van artikel 5:20 lid 2 BW vloeit de eigendom van het bestaande net niet voort uit de eigendom van de grond, maar uit de bevoegdheid het net aan te leggen in (in principe) de grond van een ander. De Overheden waren de oorspronkelijke aanlegger van het bestaande net. Aktiva is niet op rechtsgeldige wijze de rechtsopvolger van de aanlegger geworden, aangezien de voor levering van een onroerende zaak vereiste notariële akte en inschrijving daarvan in de openbare registers ontbreken. Aktiva heeft gesteld dat zij sinds 1967 het bezit van het laagspanningsnet heeft gehad en daarvan door verkrijgende verjaring eigenaar is geworden. De rechtbank overweegt dat een beoogde rechtsopvolger van de bevoegde aanlegger die in het verleden geen eigenaar werd door een gebrek in de levering, wel bezitter van het netwerk is geworden en alsnog door verjaring als eigenaar moet worden aangemerkt. Door artikel 5:20 lid 2 BW wordt het bestaande net als zelfstandige (onroerende) zaak aangemerkt, waarvan de eigendom los is komen te staan van de grondeigendom en daarmee ook los is komen te staan van de aanwezigheid van een opstalrecht op de grond teneinde eigendom van het net mogelijk te doen zijn. Aldus komt de rechtbank tot het oordeel dat niet het bezit van de grond, of bezit van opstalrecht doorslaggevend is, maar het bezit van het net. Het net is een registergoed, waarvoor geldt dat overdracht van het bezit door de eigenaar wordt verschaft door inschrijving van een notariële akte, welke hier ontbreekt. De rechtbank overweegt vervolgens dat zich gevallen kunnen voordoen dat een rechtsverkrijger krachtens de rechtsverhouding met de vervreemder jegens deze gerechtigd is (vooruitlopend op de rechtsgeldige levering van de zaak) zich hierover de feitelijke macht te verschaffen en deze op zodanige wijze uit te oefenen dat naar de in het verkeer geldende opvattingen deze beoogde rechtsverkrijger moet worden beschouwd als de bezitter van de zaak, door inbezitneming (met verwijzing naar HR 9 september 2011, NJ 2012, 312, ECLI:NL:HR en PHR:2011:BQ5989). Zo komt de rechtbank tot het oordeel dat Aktiva geacht moet worden door verjaring eigenaar te zijn geworden van het laagspanningsnet. De rechtbank merkt daarbij op dat de aanwezigheid van goede trouw veelal gekoppeld is aan de aanwezigheid van een inschrijving in de openbare registers; in het geval van het ontbreken van goede trouw kan een bezitter na 20 jaar evenwel eigenaar worden van het net (3:105 BW).
2
De rechtbank overweegt dat rechtsopvolging in de zin van artikel 5:20 lid 2 BW niet alleen aanwezig is bij een rechtsgeldige overdracht van het net maar ook indien, bij afwezigheid van een rechtsgeldige overdracht, sprake is van verkrijgende verjaring als gevolge van inbezitneming. De rechtbank is van oordeel dat de overgangsregeling van artikel 155a BW een aanvullend karakter heeft en niet een exclusieve werking heeft. Daarnaast blijft de op de rechtszekerheid gebaseerde eigendomsverkrijging door verjaring bestaan die het wettelijk goederenrecht ook kent. Vervolgens wordt geoordeeld dat (de rechtsvoorgangers van) Aktiva gerechtigd waren zich de feitelijke macht te van het laagspanningsnet te verschaffen en deze op zodanige wijze uit te oefenen dat zij naar de in het verkeer geldende opvattingen moeten worden beschouwd als bezitter van het net door inbezitneming. Dat leidt tot de conclusie dat de rechtsvoorganger van Aktiva in 1993, althans in 2006 moet worden beschouwd als degene die door verkrijgende verjaring rechthebbende is geworden van het laagspanningsnet, zodat Aktiva bij het inwerkingtreden van artikel 5:20 BW op 1 februari 2007 als de rechtsopvolger van de bevoegde aanlegger moet worden aangemerkt. In een overweging ten overvloede komt de rechtbank tegen de achtergrond van de wettelijke regeling en de overgangsregeling van artikel 155a OBW tot het oordeel dat in de gegeven omstandigheden de ongeldige overdracht en inbreng als roerende zaak in 1967 respectievelijk in 1986 niet door de Overheden zelf aan Aktiva kan worden tegengeworpen. Ook op basis van deze overweging kan Aktiva in het gelijk worden gesteld. De rechtbank wijst erop dat Aktiva wel alsnog zal dienen over te gaan tot inschrijving van de aanleg van het net overeenkomstig artikel 155a OBW en tot publicatie van deze inschrijving in de Staatscourant, opdat een ‘volmaakte’ eigendomsverkrijging zal kunnen plaatsvinden. Verwevenheid laagspanningsnet en OV-net: is het OV net van de Overheden een zelfstandige onroerende zaak of is het OV net een bestanddeel van het laagspanningsnet van Aktiva? De beantwoording van die vraag is nog onbeslist. Het OV-net en het overige laagspanningsnet zijn (deels) met elkaar verweven. Vraag is of deze verwevenheid meebrengt dat het OV-net op grond van artikel 3:4 BW kwalificeert als bestanddeel van het laagspanningsnet ofwel (i) omdat het volgens verkeersopvatting onderdeel van het laagspanningsnet uitmaakt, ofwel (ii) omdat het OV-net zodanig verbonden is met het laagspanningsnet dat het daarvan niet kan worden afgescheiden zonder dat schade van betekenis wordt toegebracht aan een der zaken. verwevenheid, als afzonderlijke onroerende zaken zijn aan te merken, met afzonderlijke eigenaren. De rechtbank acht de onderbouwing van partijen onvoldoende om op dit punt tot een afgewogen oordeel te kunnen komen en stelt partijen in de gelegenheid om bij akte hun standpunt nader met schriftelijke stukken te onderbouwen. Geen eigendomsverkrijging OV- net door verjaring. De feitelijke machtsuitoefening is onvoldoende om bezit van recht van opstal aan te nemen. Geen ruime toepassing van de leer van geformaliseerde bezitsverschaffing. Aktiva heeft zich beroepen op verkrijgende verjaring, ook ten aanzien van het OV-net. Dit beroep wordt door de rechtbank verworpen. De vaststelling van de eigendom van het OV-net moet volgens de rechtbank worden beoordeeld naar het oude recht. Voor inwerkingtreding van 5:20 BW was de eigendom van duurzaam met de grond verenigde werken, waaronder netten, gekoppeld aan het eigendomsrecht op de grond. Dat betekent dat (de rechtsvoorganger van) Aktiva door bezit van de grond of bezit van het opstalrecht op de grond waarin het net is gelegen, krachtens de verjaringsregeling eigenaar kan zijn geworden van het OV-net. Op bezit van de grond is door Aktiva geen beroep gedaan, dat betekent dat voor een beroep op verkrijgende verjaring de feitelijke macht die is uitgeoefend ondubbelzinnig moet wijzen op het bezit van een opstalrecht. De rechtbank acht de door Aktiva gestelde machtsuitoefening daartoe onvoldoende. Anders dan bij de laagspanningsnetten ziet de rechtbank geen aanleiding om hierbij tot een ruime toepassing van de zogeheten leer van de geformaliseerde bezitsverschaffing te komen.
3
Eigendom lichtmasten: geen bestanddeel van het (OV) net, maar zelfstandige installatie. Onroerende zaken, naar hun aard en inrichting de bestemming duurzaam ter plaatse te blijven. Geen verkrijgende verjaring. Met betrekking tot de lichtmastenkomt de rechtbank tot het oordeel dat de lichtmasten zijn te kwalificeren als zelfstandige installatie, en niet als onderdeel van het elektriciteitsnet, gelet op de definitie daarvan in de Elektriciteitswet 1998. Volgens de rechtbank kwalificeren de lichtmasten als onroerende zaken, die naar hun aard en inrichting de bestemming hebben om duurzaam ter plaatse te blijven, en dus duurzaam zijn verenigd met de grond in de zin van artikel 3:3 BW. Ook naar oud BW zijn lichtmasten ‘aard en nagelvast’ verbonden met de grond in de zin van artikel 562 (oud) BW. Dat leidt de rechtbank tot het oordeel dat de eigendom van de Overheden op de grond, in beginsel ook de lichtmasten omvat. Het beroep op verkrijgende verjaring wordt door de rechtbank verworpen kort gezegd op grond van dezelfde overwegingen als ten aanzien van het OV net. Opzegging samenwerkingsovereenkomst voor onbepaalde duur. Dringende reden. Redelijke opzegtermijn. De (Samenwerkings)Overeenkomst Elektriciteitsbedrijf Groningen en Drenthe (hierna: Overeenkomst EGD is een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd. De rechtbank overweegt dat, nu de wet en de overeenkomst niet voorziet in een regeling voor opzegging, de overeenkomst in beginsel opzegbaar is. Daarbij dient rekening gehouden te worden met de eisen van redelijkheid en billijkheid en of er een voldoende zwaarwegende grond voor opzegging bestaat. De rechtbank ziet voldoende grond voor het laatste en neemt daarbij in aanmerking dat een lange opzegtermijn in acht is genomen en komt tot het oordeel dat de overeenkomst rechtsgeldig is opgezegd. De rechtbank verwijst de zaak naar de rol voor het nemen van een akte door alle partijen in verband met het debat over de verwevenheid van het OV-net en het laagspanningsnet en houdt iedere beslissing aan. Rechtbank Noord-Nederland 27 augustus 2014, zaak C/18/109693 / HA ZA 09-377, ECLI:NL:RBNNE:2014:4581
Consumentenbescherming: energieleverancier is verplicht voorafgaand aan (een telefonisch) overeen te komen energieleveringsovereenkomst op duidelijke en begrijpelijke wijze de toepasselijke prijs te verstrekken. Het noemen van een “leveringstarief tegen inkoopprijs” zonder daarbij het feitelijke bedrag te vermelden volstaat niet. De Nederlandse Energie Maatschappij B.V. (hierna: NEM) vordert van geïntimeerde betaling van EUR 3.254,09 voor de levering van gas en elektriciteit in de periode 2008-2009. Geïntimeerde heeft dit bedrag ondanks aanmaning onbetaald gelaten, waarbij hij zich op het standpunt heeft gesteld dat hij het openstaande bedrag niet hoeft te betalen omdat hij, verwijzend naar het telefoongesprek waarin NEM met hem heeft afgesproken dat hij een maandelijks vastrecht betaalt en een ‘leveringstarief tegen inkoopprijs’ en dat hij voor dit laatste een ‘garantiecertificaat’ ontvangt, met NEM een lager bedrag verschuldigd zou zijn dan bij voortzetting van het leveringscontract bij Nuon. Bij het betreffende telefoongesprek (waarbij de geluidsopname is overgelegd) is noch de hoogte van het desbetreffende bedrag, noch de eventuele mededeling daarvan aan geïntimeerde is in de geluidsopname te horen. De kantonrechter heeft de vordering van NEM afgewezen. In hoger beroep voert NEM, zonder succes, een vijftal grieven aan. Het hof overweegt dat uit het telefoongesprek niet blijkt dat de feitelijke hoogte van het ‘leveringstarief tegen inkoopprijs’ is besproken of aan geïntimeerde is medegedeeld noch dat dit aan geïntimeerde na het telefoongesprek op een andere wijze kenbaar is gemaakt of aan hem bekend is gemaakt. Het hof oordeelt dat, gelet op de betwisting door geïntimeerde, onder deze omstandigheden niet als vaststaand kan worden aangenomen dat partijen de prijs zijn overeengekomen die NEM aan geïntimeerde heeft berekend voor gas en elektriciteit die zij hem heeft geleverd.
4
Daarnaast is NEM op grond van (het toen geldende) art. 7:46c, eerste lid, BW verplicht om voorafgaand aan het aangaan van de overeenkomst tot levering van gas en elektriciteit, op duidelijke en begrijpelijke wijze aan geïntimeerde de toepasselijke prijs te verstrekken. Door de enkele mededeling dat geïntimeerde een ‘leveringstarief tegen inkoopprijs’ zou betalen, zonder vermelding van het feitelijke bedrag daarvan, heeft NEM niet aan deze verplichting voldaan en blijkt verder niet dat NEM naderhand dit bedrag bij nakoming van de overeenkomst, op een duidelijke en begrijpelijke wijze heeft verstrekt, waartoe zij op grond van art. 7:46c, tweede lid, BW verplicht was. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter. Gerechtshof Amsterdam 2 september 2014, zaak 200.109.888/01, ECLI:NL:GHAMS:2014:3667
Autoriteit Consument & Markt (ACM) Energiecodewijzigingsvoorstellen Aangepast voorstel codewijziging invoedvoorwaarden regionale gastransportnetten In de brief van Netbeheer Nederland van 3 september 2014 reageert zij op de wijzigingsopdracht van ACM van 6 augustus 2014 inzake het codewijzigingsvoorstel invoedvoorwaarden gas RNB. Aanpassingen zien onder meer op de overlap met de Ministeriële Regeling Gaskwaliteit. Deze regeling treedt in werking per 1 oktober a.s. Brief Netbeheer Nederland, 3 september 2014 Bijlage: Informatieverzoek ACM codewijziging invoedvoorwaarden regionale gastransportnetten Bijlage: Reactie Netbeheer Nederland op informatieverzoek Bijlage: Wijzigingsopdracht codewijziging invoedvoorwaarden regionale gastransportnetten
Mededeling inzake terinzagelegging ontwerpbesluit tot vaststelling voorwaarden tot wijziging Systeemcode elektriciteit (International Grid Control Cooperation) ACM, zaak 13.0864.52, 25 september 2013 Staatscourant 17 september 2014, nr. 25963
Nieuwsbericht Consument gaat energiegebruik afstemmen op aanbod van zon en wind Nieuwsbericht ACM, 25 september 2014
Wet- en regelgeving Besluit van 4 september 2014 tot wijziging van het Besluit hernieuwbare energie vervoer en het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging in verband met vaststelling van de jaarverplichting voor 2015 en enkele technische verbeteringen, 19 september 2014 Door middel van dit wijzigingsbesluit wordt, onder andere, de jaarverplichting voor 2015 vastgesteld op 6,25 procent. Daarnaast wordt de uiterste datum voor het inleveren van de biobrandstoffenbalans van het voorafgaande jaar op verzoek van het bedrijfsleven verlengd van 1 maart naar 1 april. Ook wordt de verkoop van biotickets aangepast: voortaan kunnen deze biotickets niet alleen aan registratieplichtigen worden verkocht maar ook aan vrijwillige deelnemers. De datum waarop het wijzigingsbesluit in werking treedt is 1 januari 2015. Staatsblad, 2014, nr. 328
5
Internetconsultatie Regeling tot wijziging van de Warmteregeling Naar aanleiding van een rapportage van het Nationaal Expertisecentrum Warmte wordt de huidige Warmteregeling aangepast. In de rapportage werd aanbevolen om enkele referentiewaarden (voor de bepaling van maximumprijs van warmte) aan te passen (de huidige referentiewaarden zijn gebaseerd op het referentiejaar 2009). De referentiewaarden worden onderscheiden in waarden ten behoeve van de vaste kosten (waaronder het bijstellen van de aanschafwaarde voor een cv-ketel) en waarden ten behoeve van de variabele kosten (zoals de aanpassing van de referentiewaarde voor het rendement voor ruimteverwarming en leidingverlies). Door deze aanpassingen zullen een vijftal in de Warmteregeling genoemde bedragen worden gewijzigd. In de wijzigingsregeling wordt verder voorzien in een inwerkingtredingsdatum van 1 januari 2015. Internetconsultatiepagina (einddatum consultatieperiode: 13 oktober 2014) Bijlage: concept Regeling tot wijziging van de Warmteregeling Bijlage: ontwerp Toelichting
Wetsvoorstellen Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten in verband met de modernisering van de vennootschapsbelastingplicht voor overheidsondernemingen (Wet modernisering Vpb-plicht overheidsondernemingen) Naar aanleiding van een onderzoek door de Europese Commissie naar mogelijke staatssteun als gevolg van de huidige vormgeving van de vennootschapsbelastingplicht voor overheidsondernemingen en de uitkomsten ervan, is het wetgevingsproces in gang gezet om zowel de door de Commissie aangedragen uitnodiging tot het nemen van dienstige maatregelen te voldoen alsook het streven van het kabinet om een gelijk speelveld te creëren. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 aan te passen aan de hiervoor genoemde punten. Waar in het huidige systeem het uitgangspunt geldt: ‘niet-belastingplichtig, tenzij’, wordt in het onderhavige wetsvoorstel uitgegaan van het omgekeerde: ‘belastingplichtig, tenzij’, waarbij in het wetsvoorstel diverse vrijstellingen zijn opgenomen voor de invulling van de laatste “tenzij” (zie ook de notitie Belastingplicht overheidsbedrijven van de Staatssecretaris van Financiën van 11 mei 2012). Het kabinet is, volgens de memorie van toelichting, voornemens het wetgevingsproces vóór 1 januari 2015 af te ronden. Dit moet het mogelijk maken dat de wetswijzigingen per 1 januari 2015 in werking kunnen treden, waarbij het de bedoeling is dat de nieuwe regels van toepassing zijn voor de boekjaren die starten op of na 1 januari 2016. Kamerstukken II, 2014/15, 34 003, nr. 1 (Koninklijke boodschap) Kamerstukken II, 2014/15, 34 003, nr. 2 (voorstel van wet) Kamerstukken II, 2014/15, 34 003, nr. 3 (Memorie van Toelichting) Kamerstukken II, 2014/15, 34 003, nr. 4 (Advies Raad van state en Nader Rapport) Voor meer informatie over dit wetsvoorstel en de mogelijke gevolgen kunt u contact opnemen met het Loyens & Loeff Team Belastingplicht Overheidsbedrijven.
6
Kamervragen Vragen van het Kamerlid Van Veldhoven aan de Minister van EZ over het bericht «Twee op de drie Nederlanders steunen windmolens» (ingezonden 14 juli 2014), antwoorden Minister van EZ, 5 september 2014 Aanhangsel Handelingen II, 2013/14, nr. 2908
Vragen van het Kamerlid Smaling aan de Minister van EZ over de precaire situatie wat betreft de energievoorziening in België (ingezonden 19 augustus 2014); antwoord Minister van EZ, 15 september 2014 Aanhangsel Handelingen II, 2013/14, nr. 2973
Vragen van het Kamerlid Van Veldhoven aan de Minister van EZ over het bericht «Onzekerheid rond bouw windparken op zee», 16 september 2014 Kamervragen II, 2014/15, vraagnummer 2014Z15815
Ministerie van EZ en IenM Antwoorden Minister van EZ op vragen over hoge vastrechtkosten in de energiesector Kamerbrief Minister van EZ, 19 september 2014
Antwoorden Minister van EZ op vragen over het Besluit Experimenten Decentrale Duurzame Elektriciteitsopwekking Kamerbrief Minister van EZ, 22 september 2014
Kabinet kiest locaties windenergie op zee In de kamerbrief van de Ministers van EZ en IenM van 26 september jl. wordt door de Ministers ingegaan op de Rijksstructuurvisie Windenergie op Zee en nog een tal van andere, bij de brief behorende bijlagen. In de brief worden de hoofdlijnen uiteengezet i) waarom het kabinet kiest voor windenergie op zee binnen de 12-mijlszone (kostenefficiëntie); ii) het net op zee; iii) het wetsvoorstel windenergie op zee; en iv) de bij Rijksstructuurvisie nieuw aangewezen windenergiegebieden. Het Nationaal Waterplan 2015-2021 dient nog te worden aangepast voor wat betreft het vaststellen van de middels de Rijksstructuurvisie nieuw aangewezen windenergiegebieden (binnen de 12-mijlszone). Hiervoor zal een formeel traject worden gestart waarbij belanghebbenden worden betrokken. De voorbereiding hiervoor voorziet in ieder geval in het opstellen van een milieueffectrapport en het opstellen van een passende beoordeling als bedoeld in de Natuurbeschermingswet 1998. Kamerbrief Ministers van EZ en IenM, 26 september 2014 Bijlage: Rijksstructuurvisie Windenergie op Zee, September 2014 Bijlage: Rijksstructuurvisie Windenergie op Zee – Nota van Antwoord, September 2014 Bijlage: overige bijlagen behorende bij de Kamerbrief Nieuwsbericht Ministerie van EZ, 26 september 2014
7
Diversen Rijksdienst voor Ondernemend Nederland: Stand van zaken SDE+ op 11 september 2014 Nieuwsbericht RVO, 22 september 2014
Europese ontwikkelingen Europese Commissie Staatssteun: Commissie keurt €86.6 million aan Franse steun goed voor ‘SuperGrid research programme’ om innovatieve energietransmissienetwerken te ontwikkelen News release Commission, 16 September 2014
Energy Community behandelt leveringszekerheid in Kiev Daily News item, 22 September 2014
Concentraties: Commissie keurt verkrijging van ENI Ceska, ENI Romania en ENI Slovensko door MOL goed Daily News item, 25 September 2014
Overige Europese ontwikkelingen CEER: Memo on REMIT implementation at national level De CEER heeft een memorandum gepubliceerd over de status van implementatie van de REMIT-Verordening in de lidstaten. Zij heeft aan de hand van feedback van de nationale reguleringsinstanties (waaronder die van Nederland) een beeld geschetst van de stand van zaken. Gekeken is bij voorbeeld naar de markt monitoringactiviteiten op grond van art. 7 van de REMIT-Verordening en de (onderzoeks- en sanctionerings)bevoegdheden van de nationale reguleringsinstanties. Publication CEER, 18 September 2014
ACER en CEER: Regulators’ Bridge to 2025 energy proposals should guide the new Commission’s energy priorities Infoflash ACER, 23 September 2014 Press release CEER, 23 September 2014
8
Voor meer informatie over de inhoud van deze update of andere energiegerelateerde vragen, kunt u terecht bij de contactpersonen voor deze nieuwsbrief: Loyens & Loeff Energy Team Max Oosterhuis (Legal), T +31 10 224 67 30,
[email protected] Deborah Nizamoeddin (Legal), T +31 10 224 64 02,
[email protected] Léone Klapwijk (Legal), T +31 10 224 66 46,
[email protected] Roland de Vlam (Legal), T +31 20 578 55 17,
[email protected] Waldo Kapoen (Tax), T +31 20 578 51 14,
[email protected] Jeroen Janssen (Tax), T +31 20 578 54 00,
[email protected] Alexander Bosman (Tax), T +31 10 224 65 81,
[email protected] Niels Muller (Tax), +31 20 578 52 33,
[email protected]
Disclaimer Hoewel deze publicatie met grote zorgvuldigheid is samengesteld, aanvaarden Loyens & Loeff N.V. en alle andere entiteiten, samenwerkingsverbanden, personen en praktijken die handelen onder de naam ‘Loyens & Loeff’, geen enkele aansprakelijkheid voor de gevolgen van het gebruik van de informatie uit deze uitgave zonder hun medewerking. De aangeboden informatie is bedoeld ter algemene informatie en kan niet worden beschouwd als advies.
www.loyensloeff.com