89
Verschijnt tweemaandelijks I april / mei 2013
nieuwsbrief Inhoud
Een uitgave verzorgd door B&R 1. Kort 2. Vennootschappen / meerwaarden op aandelen / welke zijn belast 3. BTW op verhuur van vervoermiddelen 4. BTW-aftrek op de auto van de zaak 5. Uw laatste regularisatiekans
Uit het Parlement / Rechtspraak 1. Buitenlands dividend / dubbele heffing 2. Abnormale of goedgunstige voordelen / geen minimumbelasting 3. Niet inhouding van bedrijfsvoorheffing kan leiden tot dubbele belasting 4. Credit rekening courant / welke rente kan u aanrekenen
1. Kort De begrotingscontrole 2013 heeft geleid tot een aantal fiscale aanpassingen. Meest opmerkelijk is de verhoging van het tarief van de roerende voorheffing (of aanslag in de personenbelasting) op liquidatiedividend. Bij vereffening van een vennootschap betaalt een aandeelhouder 10 % op het bedrag dat hij uit die vereffening ontvangt (boven het effectief gestorte aandelenkapitaal). Dit tarief wordt verhoogd tot 25 % vanaf 1 oktober 2014. Tot die datum zou het overigens ook mogelijk worden belaste reserves van een vennootschap – zeg maar de winsten uit het verleden die niet zijn uitgekeerd – om te zetten in aandelenkapitaal tegen hetzelfde tarief van 10 % (zonder liquidatie dus). Worden die “geïncorporeerde” reserves vervolgens na vijf jaar terugbetaald, kan dat onbelast. Een terugbetaling vóór het verstrijken van de termijn van vijf jaar geeft aanleiding tot een extra heffing van 15 % bij uitkering in het eerste en tweede jaar, 10 % in het derde jaar en 5 % in het vierde jaar. Een aflopende mogelijkheid dus om alsnog gebruik te kunnen maken van het 10 % tarief. Om de financiering van KMO’s aan te moedigen werd beslist het tarief van de roerende voorheffing op dividenden onder bepaalde voorwaarden te verlagen voor nieuw ingebracht aandelenkapitaal na 1 juli 2013. Het moet gaan om inbrengen in geld op aandelen die ononderbroken in volle eigendom worden gehouden. Het tarief op uitgekeerd dividend op dit aandelenkapitaal wordt verlaagd tot 20 % vanaf het derde jaar na de inbreng en 15 % vanaf het vierde jaar. Op het vlak van de notionele renteaftrek moeten aandelen (geboekt als geldbeleggingen), die recht geven op DBI-aftrek (deelnemingsvrijstelling), in elk geval in mindering worden gebracht van het eigen vermogen voor de berekening van de aftrek.
www.bnr.be
Verder dan nog een aantal kleinere belastingverhogingen zoals accijnzen op tabak, het vast registratierecht dat gaat van 25 naar 50 EUR, een verhoging van het registratierecht van 0,2 naar 2 % bij vestiging van een recht van opstal of erfpacht. Beschikt een werknemer of bedrijfsleider over een renteloze (of laagrentende) lening van een vennootschap - werkgever, wordt daar fiscaal een voordeel voor aangerekend middels een forfaitair rentepercentage. Over dat voordeel is vervolgens inkomstenbelasting en sociale premieheffing verschuldigd (of het voordeel wordt gedebiteerd in de rekening courant). De forfaitaire rentepercentages worden jaarlijks door de belastingdienst vastgesteld. Voor financieringen in rekening courant dient u voor 2012 rekening te houden met een percentage van maar liefst 9,5 % (was voor 2011 nog 8,5 %). De rente moet u maandelijks berekenen over de gemiddelde stand van de rekening courant. Hebben er zich in de loop van het jaar geen abnormale schommelingen voorgedaan kan u volstaan met een berekening over het gemiddelde jaarsaldo. Een voorbeeld; stel dat u in 2012 de beschikking heeft gehad over een renteloze rekening courant van 40.000 EUR. Welnu, dat levert u voor dat jaar een belastbaar voordeel op van 3.800 EUR. Ook voor “andere leningen” worden jaarlijks de rentevoeten vastgelegd. Voor niet-hypothecaire leningen met vaste looptijd wordt het voordeel berekend op basis van een maandelijks lastenpercentage. Voor 2012 is dat 0,17 %. Dient de lening om een auto te financieren is dat 0,14 %. Voor de hypothecaire leningen waarvan de terugbetaling wordt gewaarborgd door een gemengde levensverzekering bedraagt de rentevoet 4,63 %. Voor alle andere leningen wordt dat 3,32 %.
De Caterslei 5 - 2930 Brasschaat - Tel. 03 605 36 78 - Fax 03 605 32 48
[email protected] - www.bnr.be - btw: BE 0457 385 385 - RPR Antwerpen
C1 j f E r 5
a l l ee n
v o l 5 t aa n
n1 e t
Nieuwsbrief 89
De laatste is nog maar net gepubliceerd of er is al een nieuwe wet “houdende fiscale en financiële bepalingen” op komst. U herinnert zich dat het de bedoeling was om een “centraal aanspreekpunt” te organiseren bij de Nationale Bank van België waar banken al de rekeningen en contracten van hun cliënten dienen te melden. De maatregel kadert in de onderzoeksmogelijkheden van de belastingdienst bij opheffing van het bankgeheim. Men is tot de conclusie gekomen dat een dergelijke meldingsplicht zou leiden tot een oncontroleerbare massa aan gegevens en informatie wat het doel van de maatregel voorbijschiet. De wet voorziet nu dat een koninklijk besluit zal vastleggen welke rekeningen en contracten precies moeten worden gemeld. De verplichting overigens om aan datzelfde aanspreekpunt “buitenlandse” rekeningnummers te melden wordt met een jaar uitgesteld. Die verplichting zal dus slechts van toepassing zijn voor de aangifte van het inkomstenjaar 2013, aanslagjaar 2014. In België gevestigde vennootschappen betalen een sociale vennootschapsbijdrage. Die werd ingevoerd in 1993 als “éénmalige” heffing voor de gezondmaking van het sociaal statuut van de zelfstandigen, … Kleine ondernemingen betalen sindsdien een basisbedrag dat voor 2013 347,50 EUR bedraagt. “Klein” is een onderneming met een balanstotaal tot (geïndexeerd) 641.556,65 EUR. Het gaat om het balanstotaal van het voorlaatste afgesloten boekjaar zoals neergelegd bij de balanscentrale van de Nationale Bank van België. De bijdrage voor de “andere” ondernemingen bedraagt 868 EUR. Betaalt u te laat, levert u dat een nalatigheidsrente op van 1 % per maand vertraging. Een Europese richtlijn over achterstallige betalingen in handelstransacties is zonet omgezet in een wetsontwerp. Het ontwerp voorziet in een betalingstermijn van 30 dagen voor betalingen tussen ondernemingen onderling of tussen ondernemingen en overheden. Contractueel kan anders worden overeengekomen. Zo kan tussen ondernemingen en overheden de termijn worden verlengd tot 60 kalenderdagen. Bij overschrijding kan een schuldeiser automatisch aanspraak maken op de betaling van een verwijlrente van ten minste 8 % boven de referte rentevoet van de ECB, nog aangevuld met een minimale forfaitaire schadevergoeding. Om u een idee te geven, met de huidige referte rentevoet zou de verwijlrente uitkomen op 8,75 %. Samengevat biedt het wetsontwerp kortere betaaltermijnen voor ondernemingen en de mogelijkheid om een verwijlrente op te leggen van rechtswege zonder ingebrekestelling… Sinds 1 juni 2012 geldt op het vlak van de successie en registratierechten een “anti-misbruikbepaling”.
C1 jf E r5
a l l ee n
v o l 5 t aa n
n 1 e t
Er is sprake van fiscaal misbruik indien u zich door het stellen van een (rechts-)handeling buiten het toepassingsgebied van de fiscale wet plaatst of aanspraak maakt op een belastingvoordeel in strijd met de doelstelling van de wet… Op 15 juli van vorig jaar heeft de belastingdienst een circulaire uitgebracht waarin u een opsomming terugvindt van handelingen die zeker geen misbruik uitmaken en handelingen die dat duidelijk wel kunnen zijn tenzij u aantoont dat u andere motieven heeft dan het vermijden van successie- of registratierecht. “Verdachte” handelingen dus. De belastingdienst heeft zonet haar circulaire geactualiseerd. De nieuwe versie opent met de vaststelling dat “testamentaire bepalingen” nooit misbruik kunnen uitmaken. Waarom, fiscaal misbruik heeft betrekking op rechtshandelingen gesteld door de belastingplichtige zelf. Welnu, in het successierecht is dat niet de erflater… Een aantal testamentaire optimalisatiemogelijkheden vindt u dan ook niet meer terug in de circulaire wegens … niet relevant. Als verdachte handelingen worden geschrapt / • het ik-opa testament. • de gesplitste aankoop van goederen voorafgegaan door een schenking door de vruchtgebruiker aan de blote eigenaar. Denk aan de veelgebruikte techniek waarbij ouders en kinderen samen een onroerend goed verwerven - de ouders voor het vruchtgebruik, de kinderen voor de blote eigendom - en waarbij de ouders de middelen voor de aankoop van de blote eigendom voorafgaand schenken aan de kinderen. Bij het overlijden van de ouders verkrijgen de kinderen automatisch de volle eigendom buiten successie. Deze schrapping is evenwel enkel het gevolg van een nieuw standpunt van de belastingdienst waarin ze stelt de misbruikbepaling niet nodig te hebben om in dergelijke gevallen toch successie te heffen.
2. Vennootschappen / meerwaarden op aandelen / welke zijn belast Tot voor kort was het de regel dat meerwaarden op aandelen die vennootschappen realiseerden, onbelast bleven in de vennootschapbelasting. Als enkele voorwaarde gold dat de meerwaarden betrekking dienden te hebben op normaal belaste aandelen, zogenaamde “taxatievoorwaarde”. Een meerwaarde was dus onbelast indien het aandelen betrof in een vennootschap onderworpen aan een “normaal belastingregime…” Aan die vrijstelling werd een eerste maal gesleuteld met de programmawet van 29 maart 2012. Die wet voegde voor de belastingvrijstelling een extra voorwaarde toe.
www.bnr.be
Naast de taxatievoorwaarde geldt een minimale houdperiode van 12 maanden in volle eigendom. Is dat niet het geval - de aandelen worden dus vervreemd voor het verstrijken van een termijn van 12 maanden - wordt de meerwaarde belast tegen een afzonderlijk tarief van 25,75 % (25 % + crisisbijdrage). Bij combinatie van de taxatievoorwaarde en de houdperiode, was een meerwaarde tot voor kort dus in alle andere omstandigheden vrijgesteld van belasting tot … de programmawet van eind vorig jaar. Die wet beperkt de vrijstelling enkel tot KMO vennootschappen. Een niet KMO vennootschap is vanaf dit inkomstenjaar over een meerwaarde een “forfaitaire” heffing verschuldigd van 0,412 % (0,40 % + crisisbijdrage). De belasting is forfaitair en dus steeds verschuldigd ongeacht of de vennootschap winst of verlies maakt, of beschikt over een compensabel verliessaldo. Voor de definitie van KMO verwijst de fiscale wet naar het wetboek vennootschappen. Drie criteria zijn van belang; • een jaargemiddelde van het personeelsbestand van 50; • een jaaromzet van 7,3 mio EUR excl. BTW; • een balanstotaal van 3,65 mio. Wordt meer dan één van deze criteria overschreden, kwalificeert een onderneming niet als KMO en is dus de belasting verschuldigd. Ook ondernemingen die op jaarbasis gemiddeld meer dan 100 medewerkers tewerkstellen, zijn geen KMO. Voor verbonden ondernemingen moeten de criteria op geconsolideerde basis worden berekend.
Dat is de algemene “plaatsbepalingsregel” in B2B situaties. Bij de verhuur van vervoermiddelen wordt het onderscheid gemaakt tussen de verhuur op korte of lange termijn. Bij de verhuur op korte termijn (minder dan 30 dagen) is de plaats waar de BTW verschuldigd is daar waar het voertuig ter beschikking wordt gesteld aan de huurder, ongeacht of die BTW-plichtig is of niet. Bij verhuur op lange termijn daarentegen werd tot eind vorig jaar de algemene regel toegepast. Aan een BTW-plichtige huurder werd de BTW gerekend van het land waar die huurder gevestigd was. Voor de niet BTW-plichtige huurder het land van de verhuurder. Dat is gewijzigd sinds 1 januari 2013. Thans wordt bij verhuur op lange termijn steeds de BTW gerekend van het land waar de afnemer is gevestigd, ongeacht of die nu BTWplichtig is of niet. Voor leasingmaatschappijen heeft dat tot gevolg dat zij zich in de verschillende lidstaten van de EU moeten registreren voor BTW – doeleinden… De Belgische belastingdienst is bijzonder blij met de nieuwe regeling. Voorheen liep zij vaak aanzienlijke BTW inkomsten mis in situaties waarin een Belgische particulier een auto leasde bij een leasingmaatschappij gevestigd in een land met een “goedkoper” BTW-tarief. Dat leidde tot een lagere leaseprijs voor de afnemer en het mislopen van BTW-inkomsten voor de schatkist. Aan de bootfanaten nog meegeven dat lange termijn verhuur van een pleziervaartuig aan een niet BTW-plichtige afnemer een uitzondering vormt op de nieuwe regel. In dat geval is steeds de BTW verschuldigd daar waar het vaartuig ter beschikking wordt gesteld aan de afnemer.
Schematische poging/
4.
Meerwaarden op aandelen in de vennootschapsbelasting Aandelen die niet voldoen aan de taxatievoorwaarde*
33,99%
Aandelen die voldoen aan de taxatievoorwaarde, doch vervreemd worden binnen het jaar
25,75%
Aandelen die voldoen aan taxatievoorwaarde én minstens 1 jaar in bezit - enkel KMO-vennootschappen
vrijstelling
Aandelen die voldoen aan vrijstellingsvoorwaarden, doch grote ondernemingen (niet KMO)
0,412%
*taxatievoorwaarde = normaal belast
3. BTW op verhuur van vervoermiddelen Sinds 1 januari 2010 is in grensoverschrijdende dienstprestaties tussen BTW–plichtige ondernemingen (B2B), de BTW verschuldigd daar waar de afnemer gevestigd is.
BTW-aftrek op de auto van de zaak Sinds 2011 is de BTW-aftrek op bedrijfsmiddelen die deels privé, deels beroepsmatig worden gebruikt, beperkt tot het werkelijk beroepsgebruik. Een juiste bepaling van de verhouding privé/zakelijk voor auto’s van de zaak zou een hele kilometeradministratie vergen. Reden waarom de belastingdienst tot eind 2012 toestond dat de aftrek van BTW op autokosten forfaitair werd beperkt tot 50%. Daar is sinds begin dit jaar een einde aan gekomen. Sinds 1 januari dient u een onderscheid te maken tussen het “betalend” privé gebruik van de auto van de zaak en het “gratis” privé gebruik. Indien betalend, wordt geacht dat de auto uitsluitend wordt gebruikt voor beroepsdoeleinden wat nog steeds een maximale aftrek oplevert van 50%. Voor gratis gebruik kunnen drie methoden worden toegepast om het juiste BTW-aftrekpercentage te bepalen; 1. Rittenadministratie Per auto dient een kilometeradministratie te worden bijgehouden. C1 j f E r 5
a l l ee n
v o l 5 t aa n
n1 e t
Van elke zakelijke rit moet de datum, begin- en eindadres, aantal afgelegde kilometers en het totaal aantal zakelijke kilometers per dag worden bijgehouden. Aan het einde van ieder kalenderjaar (of belastbaar tijdperk) zet u vervolgens het totaal aantal zakelijke kilometers af tegen het totaal aantal afgelegde kilometers. 2. Semi-forfaitaire methode op basis van het woon-werk-verkeer Uw privé kilometers worden berekend volgens de formule (afstand woon-werk x 2) x 200 + 6.000. Dit zet u af tegen het totaal aantal afgelegde kilometers zodat u weet hoeveel het percentage privé gebruik (en dus ook het zakelijk gebruik) bedraagt. Heeft u geen woon-werkverkeer – bv. de zaak is gevestigd op uw privé woonadres – volstaat u met 6.000 km privé gebruik. 3. Algemene forfaitaire methode Een algemeen forfaitair aftrekpercentage van 35% voor wie minstens 4 auto’s aanhoudt. De eerste en tweede methode vergen jaarlijks een herberekening en eventuele BTW-herziening. De BTW-aftrek blijft hoe dan ook beperkt tot max. 50 %. Onder de derde methode, die bindend is voor 4 jaar, hoeft u niets te herzien. Wat met uw lichte vracht. Hier is de BTW steeds voor max. 100% aftrekbaar op voorwaarde uiteraard dat ook het beroepsgebruik 100% is. Bij deels privé gebruik moet het BTW-aftrekpercentage worden beperkt op basis van één van de drie methodes. Wat met de BTW bij verkoop van de auto van de zaak. Voor verkopen vanaf 1 januari 2013 is de BTW verschuldigd over maximaal de helft van de verkoopprijs. Maximaal betekent dat indien in het verleden 50% van de BTW in aftrek werd gebracht, er bij verkoop ook slechts BTW verschuldigd is over 50 % van de verkoopprijs… Was het aftrekpercentage lager dan 50%, is de BTW verschuldigd over een gelijk percentage van de verkoopprijs…
5. Uw laatste regularisatiekans. “Eenmalig” fiscaal regulariseren kan u al sinds 2004. In dat jaar kon u gebruik maken van de eenmalige bevrijdende aangifte (EBA). Die is gevolgd in 2006 door een “permanente” fiscale regularisatie die nu, vanaf 2 juli, wordt verstrengd en verruimd in een nieuwe regeling die afloopt op 31 december van dit jaar. De memorie van toelichting verwoordt het als volgt; “De regularisatieprocedure wordt opnieuw opengesteld voor iedereen, hieronder begrepen diegenen die reeds een regularisatie aangifte voor de inwerkingtreding van de huidige bepalingen bij
het Contactpunt Regularisaties hebben ingediend.” De nieuwe regeling is “verruimd” omdat naast natuurlijke- en rechtspersonen onderworpen aan de personenbelasting, vennootschapsbelasting en belasting niet-inwoners, nu ook verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid, burgerlijke vennootschappen, en buitenlandse structuren in aanmerking komen. Diezelfde memorie van toelichting vermeldt dat “het aanhouden van een vermogen in hoofde van een buitenlandse structuur geregulariseerd kan worden door de economische begunstigde”. Verruimd ook omdat de nieuwe regeling een regularisatiemogelijkheid biedt voor inkomsten afkomstig van “ernstige en georganiseerde fiscale fraude, waarbij bijzonder ingewikkelde mechanismen en procedés van internationale omvang worden aangewend, van misbruik van vennootschapsgoederen, of van valsheid in geschriften”. Hoeveel een regularisatie u onder de nieuwe regeling kost is afhankelijk van het antwoord op de vragen of het gaat om / • gewone fraude dan wel om ernstige en georganiseerde fiscale fraude; • al dan niet verjaarde inkomsten en/of kapitalen; • beroeps- of overige inkomsten. Waar sprake van verjaard of niet-verjaard houdt u zowel op het vlak van inkomstenbelasting als de BTW rekening met het verstrijken van een (verlengde) aanslagtermijn van 7 jaar. Heeft u zich bezondigd aan gewone fraude betaalt u op de regularisatie van niet-verjaarde beroepsinkomsten het belastingtarief dat u gewoon zou betalen, verhoogd met een boete van 15% (kan onder de huidige regularisatieregeling nog zonder boete). Gaat het om fiscaal verjaarde beroepsinkomsten, kost een regularisatie u 35% van het kapitaal. Voor de overige fiscaal niet-verjaarde inkomsten komt het nieuwe boetetarief op 15% (nu ook nog 10%). Voor de verjaarde overige inkomsten zal een regularisatie eveneens 35% kosten van het kapitaal. Op het vlak van de BTW geldt voor de niet verjaarde feiten een boetetarief van 15%. Er wordt niets specifieks vermeld voor verjaarde kapitalen waaruit u kan afleiden dat u hier steeds rekening moet houden met een heffing van 35% die dan alle verzuimde belastingen betreft inclusief de niet-betaalde BTW. Gaat het om ernstige en georganiseerde fiscale fraude dient u het tarief voor de niet-verjaarde beroepsinkomsten, de overige inkomsten en de BTW te verhogen van 15% naar 20%. Voor de fiscaal verjaarde kapitalen blijft het percentage op 35%. Net zoals in de bestaande regeling biedt ook de nieuwe regeling onder bepaalde voorwaarden een zekere strafrechtelijke immuniteit. We geven u verder nog mee dat er ook een regularisatiemogelijkheid bestaat voor de sociale bijdragen onder het zelfstandigenstatuut. Hier houdt u rekening met een sociale heffing van 15% over het geregulariseerd beroepsinkomen. Die extra sociale heffing is fiscaal niet aftrekbaar en u bouwt er evenmin bijkomende pensioenrechten mee op…
Uit het Parlement / Rechtspraak
1. Buitenlands dividend / dubbele belasting Belegt u als natuurlijk persoon woonachtig in België in een Belgisch aandeel, betaalt u 25% inkomstenbelasting op het dividend, hetzij als bronheffing bij de toekenning (roerende voorheffing), hetzij middels de aangifte personenbelasting. Belegt u in een buitenlands aandeel, betaalt u vaak tweemaal belasting. Eerst betaalt u een bronheffing in het buitenland, vervolgens nog de Belgische inkomstenbelasting. In de meeste verdragen tot vermijding van dubbele belasting die België gesloten heeft, wordt bepaald dat ons land die dubbele belasting ongedaan maakt door de aandeelhouder toe te laten een forfaitair gedeelte van die buitenlandse belasting te “verrekenen” met de Belgische inkomstenbelasting. Een belastingkrediet dus. Diezelfde verdragen maken de verrekening doorgaans wel afhankelijk van de voorwaarden bepaald in het Belgisch intern recht. En hier ontstaat het probleem… België heeft in het verleden dat belastingkrediet geschrapt voor natuurlijke personen… Het resultaat is dus een dubbele belasting op buitenlands dividend. Een voorbeeld; neem een brutodividend van
100
waarop een buitenlandse bronheffing weegt van 15 %
<15>
netto
85
Daarover betaalt u in België extra 25% of
21,25
Rest als netto dividend
63,75
Belegt u in een Belgisch aandeel houdt u van hetzelfde brutodividend 75 netto resultaat over. Een Belgische belegger betaalt dus een hogere belasting op dividend van buitenlandse oorsprong dan op binnenlands dividend. En u voelt het al… aan het Europese Hof van Justitie is in het verleden de vraag gesteld of de dubbele belasting geen inbreuk maakt op het vrij kapitaal verkeer. Neen, stelde het Hof, omdat de Belgische wetgever een zelfde belastingtarief toepast op zowel binnenlands als buitenlands dividend… Recent is de vraag opnieuw voorgelegd n.a.v. de belasting op Frans dividend ditmaal vanuit een andere invalshoek. De vraag was of België binnen de EU de “gemeenschapstrouw” niet schendt door zich eerst bilateraal in dubbelbelastingverdragen te verbinden om dubbele heffing te vermijden, om vervolgens éénzijdig haar intern recht zo te wijzigen dat dubbele belasting de facto niet vermeden wordt… Het antwoord op de vraag is ontgoochelend.
C1 jf Er5
a l l ee n
v o l 5 t aa n
n 1 e t
In haar beschikking stelt het Hof dat er opnieuw geen sprake is van een schending van het Europees recht. De gemeenschapstrouw “is een algemene verplichting die niet tot doel heeft een zodanig werkzame rechtsregel te stellen, maar slechts het kader voor onderhandelingen vastlegt. Het kan niet aan particulieren rechten verlenen die voor de nationale rechter kunnen worden ingeroepen…” Dubbele belasting op buitenlands dividend blijft dus nog steeds de regel in Belgenland.
2. Abnormale of goedgunstige voordelen / geen minimumbelasting De verstrekker van een “abnormaal of goedgunstig” voordeel kan daar fiscaal op belast worden, net zoals de ontvanger ervan. Neem het voorbeeld van een onderneming die diensten presteert tegen een lage prijs of die een lening ontvangt waarop geen of een zeer beperkte rente moet worden betaald. Een voordeel is “abnormaal” van zodra het niet strookt met wat in gelijkaardige dergelijke situaties gebruikelijk is. “Goedgunstig” wordt het indien het verstrekt wordt zonder enige tegenprestatie. Volgens de belastingdienst behoort een voordeel dat een onderneming ontvangt van een verbonden onderneming - denk aan de rente die niet betaald wordt op een lening – steeds tot het belastbaar resultaat van de ontvanger ook al maakt die verlies… Dat standpunt is gebaseerd op een antwoord van Financiën op een parlementaire vraag in 2004 waarin duidelijk gesteld dat ontvangen abnormale of goedgunstige voordelen steeds belastbaar zijn bij de ontvanger. Zij verwijst daarvoor naar het artikel 207 van het wetboek inkomstenbelasting dat die voordelen behandelt waarmee de wetgever de duidelijke bedoeling heeft gehad - aldus Financiën - om een minimum belastbare basis te creëren. In een specifieke casus verstrekt een moedervennootschap een renteloze lening aan haar verlieslatende dochter. De dochter bespaart dus een kost – de rente die ze niet moet betalen - en ontvangt volgens de belastingdienst een abnormaal of goedgunstig voordeel. Zij berekent het rentetarief zoals van toepassing in rekening courant verhoudingen, en belast die rente bij de dochter waarbij zij voorbij gaat aan het feit dat de dochter verlies maakt. De zaak komt voor het Hof van Beroep in Antwerpen. Die kan zich niet vinden in het standpunt van de belastingdienst waar die stelt dat minstens een bedrag gelijk aan het voordeel belastbaar moet zijn. Immers, zo stelt de rechtbank, was het de bedoeling van de wetgever geweest om voordelen die niet onmiddellijk in de boekhouding zijn terug te vinden (zoals de besparing van een kost) belastbaar te stellen, had zij de bepaling wel opgenomen in het deel van het wetboek dat de belasting-grondslag regelt en niet in het deel dat gaat over de fiscale aftrekposten…
De rechtbank sluit zich met dit arrest aan bij rechtsleer die stelt dat de invoering van een minimum belastbare grondslag voor dergelijke voordelen niet strookt met de tekst van de wet. Het arrest kan ook gevolgen hebben voor andere “forfaitaire minimumbelastingen”, denk aan de vennootschapbelasting op 1/7 van de bijtelling voor het privé gebruik van een auto van de zaak, of de zonet besproken meerwaardebelasting op aandelen voor grote ondernemingen.
3.
13-2553 - www.fbd.be
Niet inhouding van bedrijfsvoorheffing kan leiden tot dubbele belasting Een zaakvoerder ontvangt van zijn vennootschap een periodiek - lees regelmatig - salaris. De vennootschap verzuimt op dat salaris bedrijfsvoorheffing (loonbelasting) in te houden zoals dat van toepassing is op bijvoorbeeld het salaris van een werknemer. De zaakvoerder, die van de vennootschap dus een bruto i.p.v. netto salaris ontvangt, vangt het tekort aan ingehouden bedrijfsvoorheffing op met voorafbetalingen in privé. De belastingdienst komt dus niets te kort. Bij controle ziet zij dat anders. De controlerende ambtenaar stelt zich op het standpunt dat inhouding van de bedrijfsvoorheffing een wettelijke verplichting is voor de vennootschap. Dat de genieter van het salaris dan zelf in privé nog voorafbetalingen verricht, speelt geen rol. De belastingdienst gaat nog verder… door het feit dat de vennootschap geen bedrijfsvoorheffing heeft ingehouden, heeft de zaakvoerder een hoger salaris ontvangen (bruto) en dus een voordeel genoten gelijk aan het bedrag van de niet ingehouden bedrijfsvoorheffing… waarover belasting verschuldigd is. De zaak komt voor de rechtbank. De vennootschap voert aan dat de inhouding van bedrijfsvoorheffing niet meer of niet minder “een wijze van inning” betreft. Het is een voorschotbetaling op een belastingschuld. Als die schuld reeds aangezuiverd is met voorafbetalingen is er geen enkele reden om nog de voorheffing te vorderen. Is de belastingschuld betaald, kan die voorheffing immers niet meer verrekend worden met de definitieve belasting. Ook van een “voordeel” is geen sprake aangezien de belasting reeds betaald werd. In eerste aanleg volgt de rechtbank het standpunt van de belastingplichtige. Niet in beroep… daar volgt het hof de belastingdienst. De inhouding van bedrijfsvoorheffing is een wettelijke verplichting die ontstaat door de toekenning van een belastbaar salaris. Het feit dat de genieter in privé voorafbetaalt, doet daar geen afbreuk aan. Wordt geen bedrijfsvoorheffing ingehouden geniet de ontvanger van het
www.bnr.be
salaris een voordeel dat terecht door de Administratie wordt belast. De belastingplichtige tekent nog cassatieberoep aan maar ook dat Hof volgt de belastingdienst… Het is niet omdat de verschuldigde personenbelasting reeds betaald werd, dat de bedrijfsvoorheffing niet meer ingevorderd kan worden. Toch wel erg onredelijk als een voorheffing kan gevorderd worden daar waar de uiteindelijk verschuldigde inkomstenbelasting reeds betaald werd en geen verrekening met die belasting meer mogelijk is… De belastingdienst ontvangt dan immers tweemaal. Bovendien is deze rechtspraak in tegenspraak met eerdere uitspraken van Cassatie waarin zij stelt dat voorheffingen die niet meer kunnen verrekend worden met definitief verschuldigde inkomstenbelasting moeten worden terugbetaald…
4. Credit rekening courant / welke rente kan u aanrekenen Nu u hier bent beland in de lezing van uw nieuwsbrief weet u inmiddels dat een laagrentende of renteloze rekening courant u in 2012 9,5 % debetrente kost. Kan u dat percentage ook berekenen op uw rekening courant die credit staat. Kan u m.a.w. 9,5 % vragen op een financiering die u aan uw vennootschap heeft verstrekt. In een specifieke casus had een vennootschap inderdaad een belangrijke schuld aan haar zaakvoerder waarop zij een vergoeding betaalde van 8,2 %, wat exact hetzelfde percentage was wat de belastingdienst had toegepast op een debetstand. Bij controle vond de inspecteur dat percentage te fors en herleidde de rente tot 4,95 %, met als motivatie dat “de gehanteerde rente de marktrente overschreed…” Het verschil in rente werd geherkwalificeerd tot dividend met als gevolg, dat zij niet aftrekbaar was voor de vennootschap en in privé belast tegen 25 % roerende voorheffing i.p.v. 15 %. De vennootschap gaat niet akkoord en brengt de zaak voor de rechtbank. Die volgt de belastingplichtige. Zij wijst de belastingdienst af om de eenvoudige reden dat de forfaitaire berekeningswijze voor de debetrente steunt op een marktrente die jaarlijks wordt vastgesteld. De rechtbank voegt eraan toe dat op het niveau van de vennootschap “een creditstand van een rekening courant economisch gelijk is aan een debetstand”. Met als gevolg dat wat op het vlak van renteberekening voor het ene geldt ook voor het andere van toepassing moet zijn… Er is weinig rechtspraak over deze materie voor handen zodat dit vonnis toch wel verfrissend is.
De Caterslei 5 - 2930 Brasschaat - Tel. 03 605 36 78 - Fax 03 605 32 48
[email protected] - www.bnr.be - btw: BE 0457 385 385 - RPR Antwerpen
C1 j f E r 5
a l l ee n
v o l 5 t aa n
n1 e t