Emancipatorisch jeugdwerk met
maatschappelijk kwetsbare kinderen en jongeren Theorie van de maatschappelijke kwetsbaarheid
De theorie van maatschappelijke kwetsbaarheid beschreven door Lode Walgrave en Nicole Vettenburg vormt sinds vele jaren het uitgangspunt voor Uit De Marge in het beschrijven van de doelgroep in haar relatie met de maatschappelijke instituties:
“Maatschappelijk kwetsbaar is degene die in zijn contact met de maatschappelijke instellingen telkens weer te maken krijgt met de controlerende en sanctionerende aspecten ervan en minder geniet van het positieve aanbod… Maatschappelijke kwetsbaarheid wijst op een interactie en op een cumulatief proces. Een mens of een bevolkingsgroep is kwetsbaar voor iets, namelijk de maatschappelijke instellingen, en hij of zij wordt het steeds meer. Na een kwetsing is men bij een volgend contact met instellingen meer kwetsbaar”. (Walgrave, 1996)
We gebruiken de omschrijving “maatschappelijke kwetsbaarheid” niet omdat het politiek correct klinkt en evenmin omdat het (nog) geen negatieve connotaties oproept. Met de keuze voor dit verklaringsmodel nemen we bewust afstand van het huidige dominant discours, dat de nadruk legt op de individuele verantwoordelijkheid en zelfs individuele schuld. De benadering van het maatschappelijke kwetsbaarheidsmodel belicht de relatie tussen mensen en instituties, waarbij meteen het machtsonevenwicht in de interactie duidelijk is. De cultuur van mensen op de onderste sporten van de sociaaleconomische ladder spoort moeilijk met de cultuur in de maatschappelijke instellingen en sociale voorzieningen. Maar omdat die instituties het grootste gewicht hebben, ligt daar ook de belangrijkste sleutel tot verandering. Als institutioneel schuldmodel focust de theorie van de maatschappelijke kwetsbaarheid voornamelijk op het mesoniveau. (vgl. Tuteleers, 2007) Positionering
De visie van Uit De Marge, de manier waarop de organisatie “kijkt” naar maatschappelijk kwetsbare kinderen en jongeren, is van fundamenteel belang. We zijn niet alleen bezig met het leveren van diensten en vormingsproducten, maar we doen dit vanuit een geëngageerd perspectief, bepalend voor alles wat we doen. Het gaat over onze opstelling ten aanzien van kinderen en jongeren in een kwetsbare situatie. Allereerst proberen we de valkuil van het categoriseren te vermijden. Ook al spreken we voortdurend over “maatschappelijk kwetsbare kinderen en jongeren”, de omschrijving blijft verwijzen naar een relatie tussen mensen en hun institutionele omgeving. Maatschappelijk kwetsbare groepen leven niet op een andere planeet, integendeel, zij maken deel uit van ieders realiteit. Zygmunt Bauman: “The poor will be always with us: this much we can learn from popular wisdom. What popular wisdom is not as confident and outspoken about is the tricky question of how the poor are made to be poor and come to be seen as poor, and how much the way they are made and seen depends on the way we all - ordinary people, neither rich nor poor - live our daily lives and praise or deprecate the fashion in which we and the others live them.” (Bauman, 1998) Het gaat er dus om hoe we zelf aankijken tegen mensen in situaties waarin ze maatschappelijke kwetsing riskeren: stellen we ons solidair op - gaan we saamstaan zoals het zo mooi heet in het Afrikaans - of worden we integendeel deel van die kwetsende
omgeving? Een morele kwestie, allicht, maar aangezien we bezig zijn met sociaal werk, gaat het ook om een professionele opstelling. Uit De Marge kiest voor het samen op weg gaan, samen uitwegen zoeken, voor het weigeren om deel uit te maken van die kwetsende omgeving. Heel wat van onze inspanningen, vandaag, gisteren en morgen, zijn hiertoe terug te leiden: vanuit een verbondenheid met de doelgroep werken aan het stimuleren van het bewustwordingsproces van jeugd- en andere sociale werkers, van jeugdwerk en andere sociale voorzieningen, van lokale overheden en hun diensten, over hun reële opstelling, de versterking van positieve attitudes, het mee zoeken naar alternatieven. Het maatschappelijke kwetsbaarheidsmodel wijst op het voorwaardelijk karakter van het maatschappelijk aanbod. Het toont aan dat individueel gedrag verweven is met deze maatschappelijke voorwaarden. Het wijst op de actieve rol van maatschappelijke instellingen in de productie van maatschappelijke kwetsbaarheid en biedt een ruimer debat dan alleen het gebrek aan kansen. Dat uitgangspunt is in sterke mate bepalend voor de positionering van Uit De Marge. De focus ligt niet op het veranderen van de maatschappelijk kwetsbare kinderen en jongeren zelf (het “rechttrekken van een kromgegroeide boom”), door het disciplineren of het aanpassen (“activeren”) van kinderen en jongeren aan de al dan niet geëxpliciteerde eisen van de institutionele omgeving. Maar wel op de relatie van de kinderen en jongeren met die maatschappelijke instellingen. En op de activering van de instituties in die relatie. Uit De Marge stapt dus niet mee in een “beschavingsoffensief”. Daarbij moeten we vaststellen dat de mensen die in termen van macht sterker zijn dan andere groepen waarmee ze te maken hebben, er veelal van overtuigd zijn dat ze ook in moreel opzicht beter zijn dan anderen. De visie van Uit De Marge Grondrechten
Maatschappelijk realiseren van de mensenrechten, ook voor kinderen en jongeren, dat is voor Uit De Marge een basisuitgangspunt van haar opdracht. Die mensenrechten omvatten:
De vrijheden en politieke rechten: de “eerste generatie grondrechten” met onder andere het recht op vrije meningsuiting, op vereniging en de godsdienstvrijheid.
De economische, sociale en culturele grondrechten: de tweede generatie mensenrechten met de nadruk op sociale rechtvaardigheid, zoals het recht op arbeid, op onderwijs, op gezondheidszorg, sociale zekerheid, huisvesting en een gezond leefmilieu. Ook het befaamde Grondwetsartikel 23 over het recht op menselijke waardigheid verwijst hiernaar. De collectieve rechten: de derde generatie mensenrechten of solidariteitsrechten, zoals het recht op deelname aan de gemeenschap en erkenning van de cultuur.
Het kunnen uitoefenen van je rechten noemt men “passieve participatie”. Dat staat tegenover “actieve participatie”, waarbij een groep niet alleen beroep kan doen op zijn rechten, maar zelf de maatschappelijke processen actief kan beïnvloeden. Toegankelijkheid
Een belangrijke voorwaarde voor passieve participatie is dat de maatschappelijke instellingen in verschillende levensdomeinen (vrije tijd, onderwijs, arbeid, gezondheidszorg...) toegankelijk zijn voor iedereen. Men stelt echter vast dat de actoren van die instellingen veelal handelen vanuit het eigen middenklasse referentiekader. Dat zorgt voor een groot aantal
drempels op het vlak van bekendheid, betaalbaarheid, bereikbaarheid, beschikbaarheid en bruikbaarheid voor groepen die niet behoren tot die middenklasse. Vooral de psychische kant van de drempels speelt een grote rol. Zo zal een jeugdwerking niet toegankelijker worden door folders in de bus te gooien en een verlaagde prijs te voorzien, maar wel door betrokken en geëngageerde begeleiders die op een open en vooral respectvolle manier met de kinderen en hun ouders omgaan. Empowerment
De voortdurende negatieve ervaringen met maatschappelijke instellingen hebben dikwijls als gevolg dat het kind een negatief zelfbeeld ontwikkelt. Het kind krijgt het gevoel dat het niets goed kan, dat het zich steeds fout gedraagt en dat het niet de schouderklopjes kan krijgen die andere kinderen wel ontvangen. Hierdoor ontstaat defaitisme (ik probeer bij voorbaat niet meer) en deviant gedrag (de zogenaamde negatieve aandacht-trekkers).
Om dit tegen te gaan is het werken aan de competenties van kinderen absoluut noodzakelijk. We plaatsen hier echter meteen een kritische kanttekening bij. Werken aan de competenties van “onze” kinderen en jongeren vanuit een middenklassenreferentiekader werkt contraproductief. Uit De Marge werkt mee aan een voortdurend hertalen van het competentiedenken vanuit en naar de maatschappelijk kwetsbare onze doelgroep. Typerend Zo merken we dat het onderwijs al te dikwijls anderstalige kinderen bejegent vanuit een idee van “taalachterstand”. Dikwijls hebben deze kinderen geen achterstand op vlak van taal, het gaat dan over achterstand in het schoolse taalkader, maar die kinderen hebben dan wel andere taalcompetenties. (vgl. Van Avermaet, 2008) Werken aan competenties is werken aan empowerment. Door te werken vanuit de eigen competenties van de kinderen en jongeren kunnen begeleiders hen in hun specifieke kennen en kunnen bekrachtigen. Uit deze positieve bekrachtiging groeit een positief zelfbeeld en sociale binding. Dit zijn twee belangrijke voorwaarden om een positieve levensweg uit te bouwen binnen de maatschappij.
Empowerment is het resultaat van het versterken van competenties waarbij de persoon van de groep meer vat krijgt op de dingen die belangrijk zijn in zijn leven. Emancipatie
Uit het voorgaande blijkt hoe belangrijk het is dat de jeugdwerker niet alleen met harm reduction bezig is, maar vanuit het jeugdwerk ook bruggen slaat naar het structureel niveau. Voor veel jeugdwerkers lijkt dit een haast onmogelijke opdracht. Voor de kinderen, jongeren en hun ouders met zeer concrete en vaak acute problemen biedt dit lange termijnperspectief bovendien geen bevredigend antwoord. Ook daarom is het belangrijk dat jeugdwerkers samen met de kinderen, jongeren en hun ouders op korte termijn lokale acties ondernemen. Op dat moment is de jeugdwerker bezig met actieve participatie. Hij ondersteunt de kinderen en jongeren zodat ze zelf invloed kunnen uitoefen op maatschappelijke processen en beslissingsstructuren. De kinderen en jongeren ontwikkelen niet alleen biografische competenties (empowerment), maar ook institutionele en politieke competenties (Filip Coussée op Congres Uit De Marge, 2008). Ze krijgen niet alleen inspraak, maar ze worden ook effectief gehoord. Er wordt vanuit de maatschappelijke instellingen actie ondernomen om zich beter aan te passen aan hun specifieke noden en behoeften.
Cruciaal is hierbij het goed nadenken over te volgen strategieën, en dan kan het jeugdwerk met maatschappelijk kwetsbare doelgroepen niet anders dan samen te werken in bredere coalities via actieve netwerking.
Doel van dit alles is te evolueren naar een decent society, een fatsoenlijke maatschappij, waarin mensen niet alleen in hun rechten, maar ook in hun menselijke waardigheid en identiteit gerespecteerd worden. Een fatsoenlijke maatschappij is een maatschappij die haar burgers niet vernedert, aldus Margalit. (1996) Taakvelden
Uit De Marge ziet voor zichzelf taken weggelegd in volgende velden:
Belangenbehartiging van maatschappelijk kwetsbare kinderen en jongeren en van het jeugdwerk met maatschappelijk kwetsbare kinderen en jongeren. Kwaliteitsverbetering van het jeugdwerk met maatschappelijk kwetsbare kinderen en jongeren.
Stimulering en ondersteuning van gemeentelijke (jeugd)diensten bij de uitwerking van een lokaal jeugd(werk)beleid naar maatschappelijk kwetsbare jeugd.
Overleg en samenwerking met de Vlaamse bovenbouw en het beleid betreffende diversiteit en de uitwerking van een Vlaams jeugd(werk)beleid naar maatschappelijk kwetsbare jeugd.
Stimulering en advisering naar andere beleidsdomeinen en sectoren ter verbetering van de positie van maatschappelijke kwetsbare jeugd op verschillende levensdomeinen.
Doelgroepen
Binnen deze taakvelden kunnen we drie doelgroepen benoemen:
De professionele en vrijwillige medewerkers in het jeugdwerk met maatschappelijk kwetsbare jeugd. Deze doelgroep omvat elk initiatief dat specifiek werkt met maatschappelijk kwetsbare jeugd, meestal WMKJ geheten. Binnen deze groep situeren zich ook werkingen met kinderen en jongeren die opgroeien in armoede en jongeren die actief zijn in allochtone zelforganisaties. Het mainstream jeugdwerk - zowel lokaal als bovenlokaal - dat inspanningen wil doen om te werken aan drempelverlaging en aan meer toegankelijkheid van en diversiteit in de eigen werking.
De jeugd- of andere diensten van lokale of provinciale besturen die specifieke initiatieven willen nemen ten behoeve van de doelgroep maatschappelijk kwetsbare kinderen en jongeren of aan de toegankelijkheid van bestaande initiatieven wil werken.
Uit De Marge is dus een tweedelijnorganisatie die met haar aanbod hoofdzakelijk professionele en vrijwillige jeugdwerkers, jeugdconsulenten, leiders en verantwoordelijken van jeugdbewegingen, ambtenaren, sportwerkers… bereikt, zowel op lokaal als op bovenlokaal niveau. Daarnaast neemt Uit De Marge soms tijdelijk projecten op in de eerste lijn op, zoals bij de begeleiding van een koploperstraject. Die opdrachten verscherpen de expertise van de medewerkers. En op die manier houdt Uit De Marge ook rechtstreeks voeling met de doelgroep, maatschappelijk kwetsbare jeugd.
Jeugdbeleid als instrument
Uit De Marge is overtuigd van het belang van een lokaal en bovenlokaal jeugdbeleid: een beleidsbenadering die zowel integraal als categoriaal is doordat verschillende beleidsdomeinen worden overschreden vanuit het belang van de doelgroep “jeugd” (Anciaux, 2005). Vertrekkende vanuit het diversiteitsdenken en de nood aan socio-economische veranderingen, is jeugdbeleid echter niet compleet zonder een (al dan niet expliciet) “jeugdbeleid naar maatschappelijk kwetsbare jeugd”: een beleid dat bijzondere aandacht besteedt aan de positie van deze doelgroep op verschillende levensdomeinen. Jeugdwerkbeleid als instrument
Zoals ook aangegeven in het Vlaamse jeugdbeleidplan (Anciaux, 2005) meent Uit De Marge “dat participatie aan het jeugdwerk bijzondere en uiterst belangrijke ontplooiingskansen biedt en wil dat kinderen en jongeren, overal in Vlaanderen kunnen beschikken over een breed en sterk gevarieerd jeugdwerkaanbod. Het jeugdwerk verdient daarom voortdurende steun, (h)erkenning en beleidsaandacht”. (Boven)lokaal jeugdwerkbeleid is dan ook een onmisbaar onderdeel van jeugdbeleid. En uiteraard is dit niet compleet zonder een jeugdwerkbeleid naar maatschappelijk kwetsbare jeugd. Binnen het jeugdwerk met een brug naar...
Uit De Marge ondersteunt jeugdwerk. De definitie van jeugdwerk is niet onproblematisch. Steunpunt Jeugd en de Vlaamse jeugdraad starten in 2009 een traject op over dit onderwerp waaraan Uit De Marge graag haar medewerking aan verleent. Jeugdwerk wordt omschreven als een groepsgericht vrijetijdsaanbod naar kinderen jongeren tussen 6 en 30 jaar. Het jeugdwerk met maatschappelijk kwetsbare kinderen en jongeren heeft daarenboven een opdracht op vlak van toegankelijkheid, empowerment en emancipatie zoals hierboven omschreven. Hiermee plaatst dit jeugdwerk zich in de traditie van de Duitse Sozialpedagogiek (Filip Coussée, op Congres Uit De Marge, 2008). Dit betekent dat het jeugdwerk de kinderen en jongeren niet afschermt van de grote boze buitenwereld, maar actief bruggen slaat naar organisaties uit de verschillende levensdomeinen. Over “maatschappelijk kwetsbaar” jeugdwerk en “middenklasse” jeugdwerk
Het aanbod van het zogenaamde regulier jeugdwerk blijkt op maat gesneden van middenklassejongeren. En daar is niets mis mee. Maar in dat licht willen we niet meer spreken over “regulier” versus “doelgroepspecifiek” jeugdwerk. Eigenlijk is elk aanbod doelgroepspecifiek, ook al is niet iedereen zich hier even goed bewust. We zien een grote diversiteit aan jeugdwerkvormen met verschillende maatschappelijke perspectieven, grote en kleine verhalen. Binnen die grote diverse groep zijn er initiatieven die een eerder een homogene groep kinderen en jongeren bereiken (op de verschillende breuklijnen etnisch cultureel, sociaaleconomisch, gendergebonden en volgens seksuele voorkeur, maar ook onderwijsgraad of stad versus platteland), andere initiatieven bereiken eerder een heterogene groep kinderen en jongeren.
Er zijn verschillende oorzaken mogelijk: geschiedenis van de werking, de samenstelling van groepen in de wijk of gemeente, de keuze van kinderen, jongeren, vrijwilligers of ouders. Uit De Marge doet geen uitspraken over de morele of de sociale wenselijkheid van het zogenaamd inclusief werken, en zelfs niet over de mogelijke realiteit ervan. Wel is het belang-
rijk dat ieder kind en iedere jongere in Vlaanderen kan aansluiten bij een jeugdwerkvorm die aansluit bij zijn eigen noden en behoeften.
De zo noodzakelijk geachte “toeleiding” of “doorstroming” van kinderen en jongeren uit het maatschappelijk kwetsbaar jeugdwerk naar het middenklassejeugdwerk is in dit perspectief geen prioriteit. Het spreekt vanzelf dat kinderen en jongeren die participeren aan een jeugdwerkvorm die niet aansluit bij de specifieke noden, de kans moeten krijgen om een andere jeugdwerkvorm te leren kennen. Uitwisseling tussen verschillende jeugdwerkvormen lijkt ons hier beter op zijn plaats dan “toeleiding”, dat een stroom in één richting impliceert (Filip Coussée, congres Uit De Marge, 2008). Om een en ander verder te onderzoeken en concrete experimenteerruimte te scheppen diende Uit De Marge met steun van het Steunpunt Jeugd in september 2008 een aanvraag in voor de subsidiëring van een experimenteel project, Switch. Verschillende methoden met één doelgroep
Jeugdwerk met maatschappelijk kwetsbare kinderen en jongeren vraagt maatwerk. Het is belangrijk op aan te sluiten bij de noden en behoeften van de kinderen en om vanuit hun positie te werken, om “bij” hen te staan. De methodes die men daarin gebruikt kunnen variëren: het maatschappelijk kwetsbaar jeugdwerk gebruikt “de” jeugdhuismethodiek, “de” speelpleinmethodiek, “de” bewegingsmethodiek, “de” straathoekwerkmethodiek, “de” sociaal-artistieke methodiek, “de” sportmethodiek... Het jeugdwerk maakt handig gebruik van wat bestaat en zet deze in afhankelijk van de specifieke context. Het maatschappelijk kwetsbaar jeugdwerk is daardoor soms een echte fusion kitchen van methodes met verschillende achtergronden. Uit De Marge heeft een zekere expertise over deze methodes, maar stemt hierbij ook af bij de verschillende andere jeugdwerkpartners. Een constante: veel leer dan de werkvorm of het aanbod staat in het “maatschappelijk kwetsbaar jeugdwerk” de doelgroep centraal.
Missie De missie van Uit De Marge luidt onverkort:
Uit De Marge beoogt de emancipatie van maatschappelijk kwetsbare kinderen en jongeren via jeugdwerk en jeugdbeleid.
We bewandelen daarbij drie sporen die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn: empowerment, emancipatie en toegankelijkheid. Bibliografie Bauman, Z., 1998, Work, consumerism and the new poor, Buckingham: Open University Press. Margalit, A., 2001, De fatsoenlijke samenleving, Amsterdam: Van Gennep. Roose, R., 2002, users.ugent.be/rroose/Socialeagogiek. Tuteleers, P., 2007, Sociale activering. Exploratieve studie naar de achtergronden van het concept, Gent: Academia Press. Van Avermaet, P., en Blommaert, J., 2008, Taal, onderwijs en de samenleving, Antwerpen: Epo. Walgrave, L. (ed.), 1996, Confronterende Jongeren, Leuven: Universitaire Pers.
(geplaatst op 07.08.2009)