EINDRAPPORT DE SOCIALE MAKELAAR
de
Een ondersteuningsmodel om de overgang van materiële naar financiële opvang van precaire verblijvers te continueren en de integratie van deze nieuwkomers te bevorderen.
dankwoord Antwerps integratiecentrum de8 vzw dankt het Europees Vluchtelingen Fonds en stad Antwerpen voor de financiering en cofinanciering van dit project. In het bijzonder danken we het opvangcentrum van Fedasil in Kapellen en het opvangcentrum van het Rode Kruis op Antwerpen Linkeroever voor hun medewerking. Door deze samenwerking werd het mogelijk gemaakt contact te leggen met de bewoners van het opvangcentrum en konden we met hen een intensieve begeleiding opstarten.
de
inhoudstafel
1. Voorwoord
2
2. Inleiding
3
3. Het wettelijke kader 3.1 Wat vooraf ging 3.2 De opvangwet, theorie en praktijk 3.3 bevoegdheden in de overgang van materiële naar financiële steun A De rol van het opvangcentrum, theorie en praktijk B De rol van het OCMW, theorie en praktijk C De rol van de erkende vluchteling, subsidiair beschermde en geregulariseerde, theorie en praktijk
4 4 5 6
4.
10
Toegang tot de huisvestingsmarkt
6 8 9
5. De Sociale Makelaar, de praktijk 5.1 Doelgroep 5.2 Kwantitatieve evaluatie 5.3 Het begeleidingsmodel
14 14 15 16
6. Conclusies
20
7. Aanbevelingen
21
8. Bijlagen
24
Colofon
26
1
1
VOORWOORD
De positieve beslissing in de asielaanvraag betekent voor asielzoekers het afsluiten van een onzekere periode en een nieuwe hoopvolle start. Maar het verlaten van het opvangcentrum en het zoeken naar een plek om te wonen, te werken en te integreren gaat voor vele erkende vluchtelingen niet vanzelf. Nog al te vaak ondervinden zij in dit proces drempels en moeilijkheden. De toegang tot zowel de private – als de sociale huisvestingsmarkt speelt een belangrijke rol in de overgang van de opvangmodaliteiten en de verdere integratie van de nieuwkomer. En deze toegang staat de dag van vandaag onder druk. Tot op vandaag ontbreekt structurele ondersteuning binnen de opvangvoorzieningen om erkende vluchtelingen intensief te ondersteunen naar de financiële opvang. De huidige begeleiding die maatschappelijk werkers kunnen bieden, hangt veelal af van beschikbare tijd en de mogelijke samenwerking met lokale actoren. Vrijwilligers en sociale organisaties trachten met tal van ad hoc initiatieven en (tijdelijke) projecten de overgang naar financiële opvang mee te garanderen. En er is de wooncrisis. In Antwerpen is er een groot tekort aan betaalbare en kwaliteitsvolle woningen op zowel de private als sociale huisvestingsmarkt. Voor iedereen die zich in een kwetsbare situatie bevindt, is het zoeken naar een betaalbare en gezonde woning een bijzonder slepende opdracht. Maar ook een beperkt budget, het ontbreken van informatie over de woningmarkt en huurwetgeving, het kennen van eigen rechten en plichten, het botsen op vooroordelen en ervaren van discriminatie zijn maar enkele voorbeelden van de drempels die nieuwkomers ondervinden in de zoektocht naar een woning. De beleidsmakers staan voor een grote uitdaging. Maar door duurzaam te investeren in de opdrachten van alle betrokken actoren, kan de continuïteit in de overgang van het open opvangcentrum naar de lokale besturen effectief gegarandeerd worden.
2
2
INLEIDING
Dit rapport focust voornamelijk op de overgang van de materiële opvang (in de open opvangstructuren) naar de financiële opvang (lokale OCMW’s) van erkende asielzoekers. De uitvoering van deze overgang wordt sterk gestuurd door wat de wetgeving bepaald. In het eerste deel van dit rapport lichten we uitgebreid toe wat de rol en bevoegdheden zijn van de verschillende actoren die uitvoering geven aan dit beleid. De Belgische opvangwet stelt onder meer hoe de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen verloopt. Ze omschrijft de voorwaarden waaraan de opvang moet voldoen, de rechten en plichten van de asielzoeker en de opvanginitiatieven en regels betreffende toewijzing, wijziging en opheffing van de verplichte plaats van inschrijving. We staan ook stil bij de toegang tot de huisvestingsmarkt, want dit is evenzeer onlosmakelijk verbonden aan een geslaagd integratieproces. Houdt het woonbeleid voldoende rekening met de specifieke situatie van nieuwkomers en erkende asielzoekers? In elk onderdeel reflecteren we op dit wettelijke kader met praktijkvoorbeelden uit 3 jaar Sociale Makelaar. Want het begeleidingsmodel van de Sociale Makelaar bleek voor tal van organisaties en hulpvragers een antwoord te zijn op een nood, een meerwaarde te bieden in samenwerking en overleg en een gepast instrument te zijn in het individueel traject. Onze ervaring en expertise hebben we opgebouwd uit de ondersteuning die we boden aan 203 gezinnen, de contacten met de toeleiders en hulporganisaties, de samenwerking met de opvangcentra en de uitwisseling met andere gelijkaardige initiatieven. Vanuit al deze ervaring en uitwisseling stellen we vast dat tot op vandaag het wettelijke kader niet voldoende sluitend is om een degelijke overgang te voorzien. De oplossing is complex en vraagt gelijke inspanningen op verschillende fronten. Het vraagt politieke moed, een duurzame en humane visie en financiële middelen om hier werk van te maken. De aanbevelingen in dit rapport zijn dan ook een uitnodiging aan het beleid om in overleg en met daadkracht de nodige beslissingen te nemen en uit te voeren. Voor onze partners in het veld willen we met dit rapport de inspanningen die door hen dagelijks geleverd worden mee versterken en de nood aan structurele verandering onderstrepen.
3
3
HET WETTELIJK KADER
We schetsen de aanleiding van waaruit het project Sociale Makelaar is ontstaan. We lichten de wettelijke context toe en de daarbijhorende bevoegdheden en vertalen dit naar de praktijk.
3.1
Wat vooraf ging
In april 2008 maakten we in het kader van de meerjarenplanning een omgevingsanalyse over de situatie van precaire verblijvers in de stad Antwerpen. We stelden vast dat vluchtelingenorganisaties, (crisis)opvanginitiatieven en andere dienst - en hulpverleningsinitiatieven, naast hun eigenlijke opdracht, veel tijd en energie staken in de zoektocht naar huisvesting van hun cliënten, tevens onze doelgroep1. De vraag naar een initiatief en methodiek in de ondersteuning van deze zoektocht naar huisvesting (was) is groot. Het recht op onderdak, voor etnisch - culturele minderheden die daarvan (dreigen) uitgesloten (te) worden, werd in de daarop volgende meerjarenplanning van het Antwerps integratiecentrum de 8 ingeschreven. In dezelfde periode kondigde zich de verzadiging in het opvangnetwerk voor asielzoekers aan. Een redelijk groot aantal asielzoekers kreeg geen plaats toegewezen in een opvangcentrum. Fedasil vaardigde tijdelijke instructies uit om asielzoekers sneller en meer dwingend te laten doorstromen van de opvangcentra naar de lokale OCMW ’s. De uitvoering van deze maatregel verhoogde impliciet de vraag naar ondersteuning in de zoektocht naar huisvesting en sociaal-juridische begeleiding. In januari 2009 diende het Antwerps integratiecentrum de8 een financieringsaanvraag in bij het Europees Vluchtelingen Fonds (EVF). De Stad Antwerpen, dienst Samen Leven cofinancierde met stedenfondsmiddelen. Het EVF-programma III (periode 2008 -2013) ondersteunt specifieke projecten die verband houden met de opvang van asielzoekers; de integratie van erkende vluchtelingen en de ondersteuning van een goed bestuur in deze materie. Voorrang wordt gegeven aan projecten rond huisvesting gezien de situatie van verzadiging van het opvangnetwerk voor asielzoekers. De EVF-aanvraag werd goedgekeurd en zo ontstond de Sociale Makelaar.
4
1
Doelgroep team sociale grondrechten Antwerps integratiecentrum de8: asielzoekers, erkende vluchtelingen, precaire verblijvers en mensen zonder wettig verblijf .
3.2
De opvangwet, theorie en praktijk
De opvangwet1 regelt de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen. Ze omschrijft de voorwaarden waaraan de opvang moet voldoen, de rechten en plichten van de asielzoeker en de opvanginitiatieven en regels betreffende toewijzing, wijziging en opheffing van de verplichte plaats van inschrijving. (code 207) Een asielzoeker vraagt asiel aan bij Dienst Vreemdelingenzaken. Bij de in overwegingname van de asielaanvraag, schrijft Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) de asielzoeker in het wachtregister in, en vermeldt daarin de code 207 (= verplichte plaats van toewijzing). De dispatchingcel van Fedasil wijst de opvang toe. De asielzoeker kan worden toegewezen aan een collectieve opvangstructuur, een individuele opvangstructuur (LOI) van een OCMW of aan een opvangplaats voor begeleid wonen georganiseerd door een NGO. (Caritas, Vluchtelingenwerk Vlaanderen en Cire) De opvang verloopt in theorie in twee fasen: vanuit de 1) collectieve opvangstructuur stromen asielzoekers door naar een 2) individueel opvanginitiatief. Het recht op materiële hulp geldt vanaf de indiening van de asielaanvraag en voor de duur van de hele asielprocedure. De asielzoeker kan na 4 maanden het opvangcentrum verlaten en toegang krijgen tot individuele huisvesting in een kleinschalig individueel opvanginitiatief. Bij erkenning als vluchteling, subsidiair beschermde en het statuut van geregulariseerde stopt de materiële opvang na 2 maanden en start het recht op maatschappelijke dienstverlening bij het OCMW. Artikel 43 van de opvangwet voorziet dat gedurende de overgang de continuïteit van de opvang gewaarborgd moet blijven. Daarbij is s amenwerking tussen de verschillende actoren noodzakelijk. Het Federaal Agentschap (Fedasil) bevoegd voor de opvang van asielzoekers is verantwoordelijk voor de coördinatie van de materiële opvang en staat in voor de continuïteit van de opvang tijdens de overgang van de materiële naar de financiële steun. De samenwerkingsmodaliteiten tussen de opvangstructuur en het OCMW moeten (nog altijd) worden vastgelegd in een Koninklijk Besluit.
IN DE PRAKTIJK We zagen dat de continuïteit in de overgang van materiële naar financiële hulp niet altijd voldoende verzekerd kon worden. De samenwerkingsmodaliteiten tussen OCMW en opvangstructuren moeten nog steeds worden vastgelegd in een Koninklijk Besluit dat bevoegdheden en verantwoordelijkheden helder stelt. De doorstroom vanuit de collectieve opvangstructuren kan niet altijd gewaarborgd worden. Het begeleidingsproces naar huisvesting op de reguliere markt, de uitstroom, was ook voor de medewerkers en bewoners in het LOI een intensief en moeizaam traject.
1
Wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde categorieën van vreemdelingen. De wet trad in werking op 7 mei 2007. Wet van 19 januari 2012 tot wijziging van de opvangwet en OCMW-wet om de opvangcrisis van asielzoekers op te lossen
5
Een aantal vluchtelingen en asielzoekers komen terecht in de samenleving zonder een definitieve beslissing en zonder materiële opvang. Met een “niet toewijzing code 207” krijgen asielzoekers geen opvang toegewezen en krijgen ze enkel recht op maatschappelijke dienstverlening van het OCMW. Met een “vrijwillige opheffing code 207” tracht Fedasil langdurige verblijvers zonder betekening van een beslissing alsnog te laten doorstromen naar een OCMW. Deze instructies betekenen voor asielzoekers dat ze aangewezen zijn op het zoeken naar huisvesting op de reguliere woningmarkt. Verderop in het rapport wordt duidelijk dat dit voor velen geen haalbare opdracht is.
3.3
Bevoegdheden in de overgang van materiële naar financiële opvang
Op het moment dat de asielzoeker het statuut van erkend vluchteling krijgt, verschuift de directe verantwoordelijkheid van het federaal beleidsniveau (opvang van asielzoekers) naar het gemeenschapsniveau (integratiebeleid) en zelfs lokaal niveau (diversiteitsbeleid)1. Fedasil vaardigde, in overleg met de Vereniging Voor Steden en Gemeenten (VVSG) minimale instructies uit die de rol van de verschillende actoren in de overgang concretiseerde.
A. De rol van het opvangcentrum2 , theorie en praktijk Asielzoekers die het vluchtelingenstatuut of de subsidiaire beschermingstatus hebben verkregen of die (onbeperkt of beperkt) geregulariseerd werden, moeten het opvangcentrum verlaten binnen de 2 maanden na de betekening (kennisgeving) van de beslissing. In die 2 maanden gaan erkende vluchtelingen vanuit het opvangcentrum op zoek naar een geschikte woning. Want enkel een officieel adres geeft hen de toegang tot hun rechten. Vanaf dan kunnen ze pas echt van start gaan met hun integratieproces. De sociale bijstand bij het OCMW kan pas worden aangevraagd, indien de persoon ook effectief in een woning in deze gemeente verblijft. Elk opvangcentrum identificeert een contactpunt dat belast is met de actieve voorbereiding van de overgang naar de financiële steun op basis van zijn interne werking. Mogelijkheden van contactpunten zijn: de maatschappelijk werker, een specifieke huisvestingsdienst in het centrum,…3
6
1
Uit: Hoe organiseren erkende vluchtelingen zich in Vlaanderen, gedurende de periode na hun erkenning, om in hun levensonderhoud te voorzien? Onderzoek naar de doorstroom van materiële steun naar financiële steun bij erkende vluchtelingen, Iris Fruru, Masterproef Manama conflict and development., academiejaar 2011-2012.
2
Instructies betreffende de termijn binnen de welke de bewoners die het vluchtelingenstatuut of de subsidiaire beschermingsstatus hebben verkregen of geregulariseerd werden, het opvangcentrum moeten verlaten en betreffende de rol van het opvangcentrum in het kader van de overgang naar financiële steun -augustus 2008
3
Idem bovenstaande instructie
Volgens het VVSG is het in eerste instantie de opdracht van de opvangstructuur om de nodige begeleiding in het zoeken naar een woning aan te bieden omdat de sociale dienst van het opvangcentrum (OC) de betrokkenen kent en er een band mee opgebouwd heeft. Het opvangcentrum kan dan het bevoegde OCMW aanspreken om de samenwerking verder gestalte te geven en het nodige te doen met het oog op de betaling van de huurwaarborg en de eerste huur, de installatiepremie en de maandelijkse financiële steun.
In de praktijk In september 2009 stelden we vast dat geen van de drie bevraagde collectieve opvangstructuren4 een huisvestingsdienst kan installeren met betaald personeel. Maatschappelijke werkers van het centrum en een enkele vrijwilligers nemen minimaal de taken op zich.
Een huisvestingscel in het centrum is er niet. De mensen van de sociale dienst helpen de mensen zoveel als mogelijk. Binnen een periode van 65 dagen huisvesting vinden, is vaak onmogelijk. FEDASIL verhoogd de druk op de opvangcentra om de bewoners na 65 dagen te laten uitstromen. Voor mensen zonder netwerk buiten het centrum, wordt het zeer moeilijk. Deze personen kunnen enkel terecht op de private huisvestingsmarkt. (Medewerker OC Broechem – september 2009 ) In het OC van Kapellen worden deze taken verdeeld onder “de proceduredienst” en “de sociale dienst”. Vrijwilligers aan het onthaal helpen (binnen bepaalde grenzen – maximaal 3 telefonische contacten per keer)de mensen bij het telefoneren naar huiseigenaars. Het OC van Kapellen heeft een stappenplan opgemaakt als leidraad met betrekking tot de procedures en bevoegdheden in de overgang. (Medewerker OC Kapellen - 2009) De persoonlijke dossierbegeleiders overlopen in de aanloop van de erkenning of regularisatie een checklist ‘basisrechten’ rond een aantal thema’s; zo ook rond huisvesting. Na ontvangst van een positieve beslissing ondersteunt de i ntegratiebegeleider de zoektocht naar huisvesting. De erkenden kunnen gebruik maken van internet. De intensiviteit van de ondersteuning hangt af van de kwaliteiten en vaardigheden van de hulpvrager (taalvaardigheid, achtergrondkennis, …) De onthaalmedewerkers van het opvangcentrum helpen, op bepaalde momenten, de erkenden aan de PC en ondersteunen hen bij het telefonisch contacteren van huiseigenaars of immo-kantoren. Het opvangcentrum stelt zelf lijsten samen via ‘allerts’, aangevraagd op websites met een woningaanbod. Hierop kunnen categorieën aangegeven worden, waardoor we enkel het aanbod aan huisvesting krijgen dat in aanmerking komt voor de mensen die het opvangcentrum moeten verlaten. (Medewerker OC Rode Kruis Antwerpen Linkeroever -maart 2009 ) Deze vormen van begeleiding worden niet in gelijke mate aangeboden door elke opvangstructuur. Het contactpunt in het opvangcentrum neemt, zo goed als mogelijk, de concrete taken op zich, maar de zoektocht naar huisvesting en de begeleiding en bemiddeling bij het vinden van huisvesting is te intensief om mee op te nemen binnen de opdracht van de sociale dienst. Er worden wel degelijk inspanningen geleverd om de overdracht naar de lokale OCMW’s te bewerkstelligen. Maar vaak zijn dit individuele contacten en ad hoc oplossingen. 4 Opvangcentrum (OC) Broechem, OC Kapellen, OC Rode Kruis Antwerpen Linkeroever
7
B. De rol van het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW), theorie en praktijk. Vreemdelingen die wettig in België verblijven en niet in staat zijn menswaardig te leven, kunnen aanspraak maken op maatschappelijke dienstverlening1 vanwege het OCMW. Eens het OCMW heeft vastgesteld dat de hulpvrager niet in staat is een menswaardig leven te leiden, bepaalt het OCMW welke de meest passende dienstverlening is voor de betrokkene. Financiële steun is de meest courante vorm van OCMW-dienstverlening. Het kan gaan om eenmalige, periodieke of als voorschot uitgekeerde steun. Vreemdelingen, ingeschreven in het vreemdelingenregister, die omwille van hun nationaliteit geen aanspraak kunnen maken op maatschappelijk integratie (leefloon), maar wel gerechtigd zijn op fi nanciële maatschappelijke dienstverlening, kunnen in gelijke mate en vanaf hetzelfde tijdstip genieten van de inschakelingprogramma’s die gelden voor maatschappelijke integratiegerechtigden. Erkende vluchtelingen of vreemdelingen die zijn ingeschreven in het bevolkingsregister kunnen maatschappelijke integratie aanvragen aan het OCMW. Maatschappelijke integratie kan de vorm aannemen van een leefloon en/of tewerkstelling. Een sociaal onderzoek brengt de behoeftigheid van de aanvrager in kaart en bepaalt de toegang tot hun rechten binnen de dienstverlening van het OCMW. Zo is het OCMW van de gemeente waar de woning zich bevindt, bevoegd voor het toekennen van de huurwaarborg, het eerste huurgeld en de installatiepremie2. De installatiepremie kan in regel pas aangevraagd worden nadat er een goedkeuring is voor huurwaarborg.
In de praktijk In de aanvraagprocedure van de huurwaarborg, het leefloon en de installatiepremie doen zich een aantal vertragingsmechanismen voor die vaak tot gevolg hebben dat de kandidaat-huurder de woning misloopt en daardoor of verlening van verblijf moet aanvragen in het opvangcentrum en de zoektocht naar een woning opnieuw moet aanvatten, of zonder onderdak valt en terecht moet bij noodopvanginitiatieven (die veelal verzadigd zijn). In bepaalde situaties ontzegt het OCMW Antwerpen het recht op h uurwaarborg en installatiepremie. Dit is zo het geval bij een geregulariseerde met beperkt verblijf en bij bepaalde gevallen van subsidiaire bescherming. Reden hiervoor zou zijn dat deze personen mogelijks op korte termijn alsnog een negatieve beslissing krijgen in de asielaanvraag en het bevel krijgen het grondgebied te verlaten. Er blijkt een wachttijd van 30 dagen alvorens de eerste financiële steun (o.m. huurwaarborg) kan worden toegewezen. Gezien de precaire huisvestingsituatie van de erkende vluchteling of subsidiair beschermde is het aan te bevelen deze wachttijd te verkorten en een meer sluitende procedure te maken.
8
1
vreemdelingenrecht kruispunt M-1
2
De instructie van 8 januari 2009 –VVSG bepaalt de bevoegdheidsregel voor het toekennen van een huurwaarborg bij het verlaten van een opvangstructuur. (specifieke doelgroep afwijking op de bevoegdheidswet van 2 april 1965).
Bepaalde huureigenaars wensen de huurwaarborg in cash geld te ontvangen, of verwachten een onmiddellijke betaling. Deze verwachtingen kunnen vanuit het OCMW onmogelijk ingelost worden. Maar achterliggend ligt hier de nood van de verhuurder om garantie te krijgen op een duurzame en spoedige financiële ondersteuning vanuit het OCMW. Tevens zorgen de wachttijden bij woonstcontroles door de wijkagent voor een vertragend effect in de administratieve afhandeling van de aanvrager
C. De rol van de erkende vluchteling, subsidiair beschermde en geregulariseerde, theorie en praktijk De bewoners van de opvangstructuur zijn in eerste instantie verantwoordelijk voor het ondernemen van stappen met betrekking tot de overgang naar de financiële steun3 . In de periode na een positieve betekening van de procedure en waarbij het vertrek uit de opvangstructuur kan worden voorbereid, is er nood is aan informatie en begeleiding in het zoeken naar een woning, de betaling van de huurwaarborg en de betaling van de eerste huur. Maar ook na vertrek is er nood aan laagdrempelige informatie en ondersteuning in het opstarten van de procedures die het recht op financiële steun en maatschappelijke dienstverlening mogelijk maken.
In de praktijk Heel wat bewoners deden in het opvangcentrum beroep op onze permanentie en ons ondersteuningsaanbod. Sommige bewoners kwamen op eigen initiatief maar de meesten werden overwegend door de sociale dienst of de proceduredienst toegeleid. In deze laatste groep bewoners ging het overwegend over mensen in een precaire situatie of die weinig zelfredzaam waren vanwege bijvoorbeeld het gebrek aan kennis van de Nederlandse taal, het ontbreken van een netwerk buiten het centrum, grote gezinnen die moeilijk huisvesting vonden, mensen met een beperking, mensen met een psychische problematiek,… Kortom mensen die onvoldoende zelfstandig waren om hun weg te kunnen vinden in deze zoektocht.
.
3
Wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde categorieën van vreemdelingen.
9
4
toegang tot de huisvestingsmarkt
Niet enkel de wettelijke context en de uitvoering ervan bepaalt de overgang naar de financiële opvang voor erkende asielzoekers. Ook de toegang tot huisvesting vormt een belangrijk element in dit proces. Dagelijks stoten mensen in hun zoektocht naar een betaalbare woning op heel wat drempels. De toegang tot de huisvestingsmarkt wordt sterk bemoeilijkt door een tekort aan betaalbare en kwaliteitsvolle woningen, het gebrek aan informatie en ondersteuning, vooroordelen en discriminatie ten aanzien van nieuwkomers, complexe richtlijnen en voorwaarden en persoonlijke drempels.
De beschikbare tijd Voor de meeste bewoners die het opvangcentrum moeten verlaten na een positieve beslissing, is het onmogelijk om in een tijdsspanne van 65 dagen een kwalitatieve en betaalbare woning te vinden. Voor mensen zonder netwerk buiten het centrum verloopt dit proces nog moeizamer.
De sociale en private huisvestingsmarkt Momenteel staat de teller van de wachtlijst voor sociale huisvesting in Antwerpen op 22.000 wachtenden. De vraag naar meer plaatsen in de sociale huisvesting stijgt zienderogen in Antwerpen. Andere voorwaarden bemoeilijken de toegang tot de sociale huisvesting. Zo krijgen personen die ingeschreven zijn in het wachtregister geen toegang tot sociale huisvesting. Of is er de lokale toewijzingsregeling die stelt dat de aanvrager drie jaar wettelijk ingeschreven dient te staan in de gemeente, binnen zes jaar voorafgaand aan de toewijzing. Ook de private huisvestingsmarkt biedt voor velen geen betaalbaar alternatief. Antwerpen gaat gebukt onder een schrijnend tekort aan betaalbare en kwaliteitsvolle woningen, er is veel leegstand en verkrotting. De informatie over huurwetgeving, de rechten en plichten van de huurder, de mogelijke bijstand en ondersteuning, is weinig toegankelijk en veelal versnipperd aanwezig. En dit is maar een greep uit de vele drempels en hindernissen die de toegang tot de woningmarkt bepalen. Het Antwerpse middenveld, tal van sociale organisaties, verenigingen en vrijwilligers ondernemen heel wat acties en voeren een actief pleidooi voor een toegankelijk woonbeleid. De 8 participeert aan het Antwerps Woonplatform waar het middenveld zich engageert om werk te maken aan een meer toegankelijke huisvestingsmarkt en woonbeleid.
10
Naast een groot tekort aan kwaliteitsvolle en betaalbare woningen, spelen een aantal andere factoren een rol bij de moeizame zoektocht naar een woning en een complexe overgang van de materiële naar de financiële opvang:
De contacten met huiseigenaars en immo-kantoren •
onwetendheid over het statuut “vluchteling” Huiseigenaars zijn onvoldoende geïnformeerd over de rechten van nieuwkomers en erkende asielzoekers. De complexe richtlij nen en procedures dragen bij aan een foutieve beeldvorming en verwachtingen ten aanzien van bvb de financiële zekerheden van de kandidaat-huurder.
•
vooroordelen, racisme en discriminatie Vooroordelen of negatieve ervaringen, kunnen huiseigenaars wantrouwig en selectief maken in de keuze van hun huurders. Negatieve ervaringen worden vaak veralgemeend en leiden tot stereotiepe denkpatronen:
‘Er zitten alleen maar Polen in mijn appartementen en het is geweten dat Polen en zwarte Afrikanen niet samen onder één dak kunnen leven’
‘Ik zit al voor enkele van mijn appartementen in proces met de huurders omdat ze de huur niet betalen. Ik sta voor schut op de rechtbank. Naar de huurwaarborg van het OCMW kan ik fluiten, die houden ze liever zelf’
• taaleisen Onvoldoende taalbeheersing wordt vaak aangehaald als reden om een huurder te weigeren. Private huiseigenaars spiegelen zich vaak aan de sociale huurwet waarin gesteld wordt dat sociale huurders een minimumniveau van de Nederlandse moeten beheersen om in aanmerking te kunnen komen voor een sociale huurwoning.
‘Aan mensen die geen Nederlands spreken, verhuur ik niet. Als ik er niet mee kan spreken dan kan ik hen ook niet uitleggen wat ik van hen verwacht. Als er problemen zijn, kunnen ze het niet begrijpen’
•
relatie met het OCMW Huiseigenaars staan veelal wantrouwig tegenover de ondersteuning vanuit het OCMW en hebben vnl. weinig vertrouwen in de opvolging van de betaling van de huur en de woonbegeleiding van de huurders.
‘Een eigenaar van Turkse origine: ik verhuur niet aan allochtonen en nog minder aan mensen die van het OCMW leven.’
‘Met het OCMW willen we niet samenwerken, dat is goed voor drie maanden en daarna laten ze de mensen los en zien we ons geld niet meer.’
‘Als het OCMW de woning bezoekt, hebben ze kritiek op de kwaliteit en het gevraagde huurbedrag van de woning, maar ze beseffen niet dat ik telkens als de mensen uit de de woning gaan, ik opnieuw moet renoveren. Wie gaat dat betalen?’
11
Huiseigenaars zeggen dat ze te weinig beschermd worden door de wet om achterstallige huur te recupereren. In de regel dekt de huurwaarborg van het OCMW enkel de materiële schade aan het huis. • kennis over ondersteunende premies en subsidies Er zijn heel wat premies en subsidies voorhanden die huureigenaars financieel stimuleren om hun woning kwaliteitsvol en ook betaalbaar op de markt te zetten. Toch stellen we vast dat dit aanbod te weinig gekend is of dat de administratieve procedures een drempel vormen om een aanvraag op te starten.
Weinig aanbod voor grote gezinnen • • •
Grote gezinnen ondervinden extra moeilijkheden in de zoektocht naar gepaste huisvesting. Er zijn te weinig betaalbare woningen voor grote gezinnen. Grote gezinnen moeten daardoor vaak wonen op een te kleine ruimte. Ze riskeren een uithuiszetting indien wordt vastgesteld dat de kwaliteit van samenleven en de gezondheidssituatie van de inwonenden in het gedrang komt.
Het ontbreken van een reguliere bron van inkomen Het ontvangen van een vervangingsinkomen (leefloon of andere uitkeringen) vormt een drempel in de zoektocht naar een woning. De meerderheid van immokantoren vragen een inkomenbewijs bij de opstelling van een huurkandidatuur en aanvaarden niet altijd het inkomenbewijs van het OCMW. Ook bepalen immokantoren een maximum beschikbaar huurbudget op basis van de verdeling van 1/3 van het totale loon voor de huurbetaling. In de praktijk is dit niet realistisch omdat mensen met een (vervangings) inkomen van max. 1000 euro per maand enkel een appartement tot maximum 350 euro zouden kunnen betalen. En dit zijn geen realistische huurprijzen vandaag de dag.
Toegang tot de Vlaamse huursubsidie Huursubsidies zijn weinig toegankelijk voor erkende vluchtelingen en subsidiair beschermden. Omdat de meesten onder hen terecht komen in een woning die door de Vlaamse huurwet niet beschouwd wordt als een kwaliteitsvolle woning, kunnen ze hierop geen aanspraak maken. Ook eigenaars – verhuurders huiveren van de wooninspectie die naar aanleiding van de aanvraag voor huursubsidie de woning komt inspecteren. Tevens zijn de huursubsidies niet aangepast aan de huidige huurprijzen. Voor een appartement voor een gezin met twee kinderen (woning met 3 slaapkamers) betaalt men minstens 650 euro (exc. bijkomende kosten). De aanvraagvoorwaarden stellen dat de huurprijs van de nieuwe huurwoning (exclusief bedragen verschuldigd voor beroepslokalen, garages, of eender welke levering van goederen of diensten) minder moet zijn dan 550 euro (verhoogd met 7% per persoon ten laste tot en met de vierde). Het mag ook niet gaan om een gesubsidieerde sociale huurwoning1.
Persoonlijke drempels Nog geen of onvoldoende kennis van de Nederlandse taal bemoeilijkt het zelfstandig op zoek gaan naar een geschikte woning en om contact te leggen met immokantoren, huiseigenaars, e.a. Ook de onvoldoende geografische kennis ontbreekt vaak waardoor men zich automatisch richt naar ‘gekende’ steden, wijken en gemeenten – en minder naar de rand.
12
1
Uit: www.premiezoeker.be : Vlaamse tegemoetkoming in de huurprijs (2012)
Ook de kennis, tips en tricks in het op zoek gaan naar een woning zijn niet altijd aanwezig; alsook verschillende manieren die toegang tot het aanbod geven (zoekmachines via internet, advertenties in kranten en reclamebladen, immokantoren…). Heel wat bewoners hebben onrealistische verwachtingen inzake het comfort, grootte en betaalbaarheid van hun toekomstige huisvesting. Ze verwachten met hun budget een ruime woning te kunnen vinden en hebben geen realistische kijk op het aanbod en de gevraagde huurprijzen.
13
5
de sociale makelaar : de praktijk
De sociale makelaar ondersteunde de zoektocht naar huisvesting op het moment dat de asielzoeker het statuut kreeg van erkend vluchteling, subsidiair beschermde of geregulariseerde. Buiten het laagdrempelig aanbieden van begeleiding en bemiddeling, werd er ook geïnvesteerd in overleg en samenwerking met de verschillende woonactoren op het terrein met het oog op het uitwerken van nieuwe structurele samenwerking en beleidsaanbevelingen. De methodiek van de sociale makelaar en de opgedane ervaringen op het terrein en in het werken met de doelgroep vormen hierin de basis1. De sociale makelaar opereerde voornamelijk vanuit de open collectieve opvangstructuren. In een latere fase, toen het project automatisch meer bekendheid verwierf, meldden zich ook mensen aan die doorverwezen werden door hulp -en dienstverleningsorganisaties in het Antwerpse en ruimer. We volgden de mensen op vanaf de positieve beslissing tot aan de installatie in de woning en de eerste oriëntering in de samenleving en de wijk.
5.1
de doelgroep
Omdat het project onder de werkingsvoorwaarden van het Europees Vluchtelingenfonds (EVF) opereerde, beperkte het zich hoofdzakelijk tot de gedefinieerde primaire doelgroep van het EVF: erkende vluchtelingen, begunstigden van subsidiaire2 of tijdelijke bescherming en asielaanvragers of aanvragers van voorgaande statuten. De secundaire doelgroep of doelwitgroep in het project definieerden we als volgt: Vluchtelingendiensten, opvangdiensten en –structuren, huisvestingsdiensten en bemiddelaars op de woningmarkt, zowel private als diensten met een semi – openbaar karakter. Het werkingsgebied binnen de EVF-voorwaarden betrof de hele provincie Antwerpen. De doelgroepvoorwaarden bepaald door de Stedenfondsovereenkomst met de stad Antwerpen stelden als doelgroep de asielzoekers en vluchtelingen. Binnen deze voorwaarden werden dus ook volgende doelgroepen begeleid: • regularisaties 9 ontvankelijk verklaard. • gezinshereniging met EU burger. • opheffing code 207 vanuit het opvangcentrum. • mensen nog in asielprocedure.
14
1
Uit: Stedenfondsovereenkomst Samen Leven - Antwerps Minderhedencentrum de8 – 2008 -2013, tussentijds verslag werkjaar 2012
2
De subsidiaire beschermingsstatus is een verblijf van korte duur, geldig voor 1 jaar en hernieuwbaar en uitgereikt door de gemeente. Na 5 jaar worden ze toe gelaten tot een verblijf van onbeperkte duur.
We kregen ook vele aanvragen van nieuwe Belgen en mensen zonder wettig verblijf. Het werkingsgebied binnen de cofinanciering van de stad was grootstad Antwerpen.
5.2
Kwantitatieve evaluatie
In België, en in verschillende andere Europese landen, kan de asielaanvraag leiden tot twee verschillende statuten1 , namelijk de erkende vluchteling en het subsidiair beschermingsstatuut. België telt onder de vluchtelingen en asielzoekers ook mensen met een humanitaire (9BIS) of medische (9TER) regularisatie. Vanaf december 2009 tot eind juni 2012 volgden we in totaal 203 dossiers op waarvan 60,5 % uit de open collectieve opvangstructuren, LOI ’s inbegrepen, en 21,2% van hulpvragers die zich rechtstreeks tot de8 wendden. Doorverwijzingen kwamen voornamelijk uit het vluchtelingenwerk (6,4%), de crisisopvang (5,4%), wijkgezondheidscentra 2,4%, ziekenhuizen (1,9%) en Samenlevingsopbouw Antwerpen (1,4%). OC/LOI DE8 VW CRISISOPVANG WGC ZIEKENHUIS SA
Fig.1 oorsprong van de dossiers
Onder de 203 dossiers die we ondersteunden kwamen naast de eerder benoemde statuten, nog andere verblijfsstatuten voor: Gezinsherenigers, Belgen en Nederlanders met andere etnische achtergrond, EU-burgers, asielzoekers met niet-toewijzing code 207 of vrijwillige opheffing code 207, niet EU-studenten, niet begeleide minderjarige asielzoekers (NBMA) en precaire verblijvers. Ze hadden, behalve hun statuut, met elkaar gemeen dat ze van een andere etnische afkomst waren en problemen hadden met de zoektocht naar huisvesting. 48
ANDERE
60
VO207 NT207
4 5
9BIS 9TER
13 SB
39 34
EV
Fig.2 aantal dossiers per statuut
1
Richtlijn 2004/83/EG
15
We telden onder onze dossiers 45 nationaliteiten. De meeste dossiers kwamen uit Afghanistan (30), Irak (31), Kosovo (13) en Somalië (12). De meeste erkende vluchtelingen (EV) en subsidiair beschermden (SB) kwamen ook uit deze landen. 35
NBMA
30
NT207
25
VO207
20 9BIS
12
9TER
10
SB
5
EV
0 Somalië
Kosovo
Irak
Afghanistan
Fig.3 aantal dossiers per statuut en per nationaliteit
5.3
het begeleidingsmodel van de Sociale Makelaar
Het begeleidingsmodel, bedoeld om de overgang van materiële opvang naar financiële opvang te verbeteren en de toegang tot de huisvestingsmarkt te verhogen, bestaat uit 3 peilers: informeren & sensibiliseren, begeleiden & bemiddelen, netwerking & samenwerking.
A. Informeren en sensibiliseren • van asielzoekers en vluchtelingen: Doorheen het project werden verschillende brochures o ntwikkeld en werden vormingssessies georganiseerd die informatie over de huurwetgeving, de woningmarkt en de woon/huur bemiddelingsdiensten op een laagdrempelige manier verspreidde. Voor een permanente informatieverstrekking installeerden we een ambulante helpdesk in het opvangcentrum (OC) van Kapellen en kon men op afspraak terecht bij de 8 vzw. Ook in dit eerstelijnscontact werd informatie gegeven over de huisvestingsmarkt, de premies en waarborgen die beschikbaar waren en de verdere ondersteuning die door tal van organisaties kon geboden worden. •
16
van de welzijns- en opvangsector: Met brochures en vormingssessies trachtten we informatie over de huurwetgeving en de woningmarkt bij eerstelijnwerkers uit de brede welzijns- en opvangsector te vergroten. In elk dossier was er op frequente basis overleg met de begeleider van de cliënt. Ook bij de helpdesk konden hulpverleners en maatschappelijk werkers terecht met vragen en voor advies.
•
van huurdersbonden, sociale huurdersverenigingen en eigenaarsverenigingen: In de dagelijkse contacten en op verschillende overlegmomenten werkten we aan het sensibiliseren rond de problematiek van de toegankelijkheid van de woningmarkt voor asielzoekers en vluchtelingen. De private huismarkt bleek o nvoldoende op de hoogte van alle h uursubsidies, premies en ondersteuningsmogelijkheden. Daardoor ontlopen veel eigenaars de mogelijkheid om hun woning meer kwaliteitsvol te maken.
B. Individuele begeleiding en bemiddeling • Toeleiding van de cliënten De Sociale Makelaar heeft doorheen de projectjaren een breed netwerk van toeleiders opgebouwd. Met een laagdrempelig aanmeldingspunt vonden zowel particulieren als organisaties al gauw de weg naar onze dienst. Er werd wekelijks een permanentiedag gehouden in de opvangstructuur van Kapellen. Ook het opvangcentrum van het Rode Kruis op Antwerpen Linkeroever kon op afspraak mensen doorverwijzen naar de 8. Belangrijkste partners in de eerste aanmelding alsook in het verdere verloop van de begeleiding waren de lokale OCMW’s, d eelwerkingen van de CAW’s, opvangcentra van Fedasil, Samenlevingsopbouw, noodhulporganisaties, wijkgezondheidscentra, ... • Begeleiding naar huisvesting Bij een duidelijke hulpvraag naar ondersteuning in de zoektocht naar huisvesting werd een dossier opgestart. Bij een eerste intake werd alle nodige informatie verzameld en indien van toepassing, contact opgenomen met de begeleider van de cliënt voor de dossierbespreking. Woonbegeleiding omvatte al de stappen die door de begeleider en de cliënt werden gemaakt en waarbij altijd gestreefd werd naar een effectieve ondertekening van een huurovereenkomst en het in gebruik nemen van de nieuwe woning. De cliënt werd aangemoedigd zelfstandig die acties te ondernemen die mogelijk waren in de zoektocht naar een woning en de contacten met het OCMW. De begeleiding gebeurde op maat van elke cliënt en eindigde na de verhuizing, de opname van meterstanden, informeren over installatiepremie, het begeleiden van het in gebruik nemen en de ruimere basisoriëntering in functie van het integratieproces. We begeleidden de cliënten zowel naar de private als de sociale huisvestingsmarkt Er werden verschillende instrumenten ontwikkeld die gebruikt werden in het contact met de cliënt ter ondersteuning van de zoektocht naar huisvesting en de ruimere oriëntering nadien. Instrument 1: intakeformulier Het intakeformulier verzamelde de persoonsgegevens, informatie over de verblijfssituatie, de gezinssituatie, het inkomen, de huidige w oonsituatie, contactgegevens van andere organisaties die betrokken waren, de verwachte toekomstige woonsituatie. Het intakegesprek was de start van het traject. Tijdens het gesprek werd toegelicht welke ondersteuning de Sociale Makelaar kon bieden en werden verdere afspraken gemaakt in het kader van de zoektocht naar huisvesting en andere.
17
Instrument 2: stappenplan Het stappenplan “doorstroming vanuit de opvangstructuur” gaf een gedetailleerd overzicht van alle te ondernemen stappen in het proces dat de bewoner diende te doorlopen samen met de begeleider in het zoeken naar huisvesting tot aan de effectieve verhuis en verdere opvolging. Het stappenplan “doorstroming vanuit de private huisvestingsmarkt” was een soortgelijk document. Dit stappenplan werd opgesteld om personen te begeleiden die de zoektocht naar huisvesting opnieuw moesten starten wegens een uithuiszetting. Instrument 3: checklist Met de checklist bewaakte de begeleider het verloop van het traject en zorgde ervoor dat alle administratieve procedures tijdig en correct doorlopen werden. • checklist intake. • checklist woonbegeleiding. • checklist bij het vinden van een woning. • checklist bij het ondertekenen van het huurcontract. • checklist opvolging dossier. Instrument 4: Mindmap “zoeken naar een woning” Met een flowchart bepaalden we samen met de cliënt de persoonlijke wooncriteria en de randvoorwaarden die belangrijk zijn in het zoeken naar een goede woning.
Bemiddeling in huisvestingsdossiers Bij vragen, onduidelijkheden en spanningen tussen de cliënt en de huiseigenaar/verhuurder, konden beide partijen beroep op de woonbegeleider om de situatie te bespreken en te bemiddelen. De meeste voorkomende vragen gingen over achterstand van huurbetaling, schade aan de woning, huursubsidies, de opzegtermijn en (een risico op) uithuiszetting. De bemiddeling gebeurde meestal op aanvraag van de huiseigenaar en in verschillende gevallen ook op vraag van cliënten wiens dossier reeds geruime tijd was afgesloten.
C. Netwerking en samenwerking Tijdens het project hebben we actief partnerschap opgezocht. De samenwerking met het OC Kapellen en het OC van het Rode Kruis was voldoende om een zicht te krijgen op de knelpunten waarmee de opvangcentra en de doorstromers in de opvang geconfronteerd werden. Via de permanentie kregen we direct contact met de doelgroep waardoor we een beter zicht kregen op de beginsituatie waarin deze doelgroep op weg ging naar de huisvestingsmarkt en het OCMW. Op die manier kregen we tevens zicht op de nodige ondersteuning en begeleiding die deze doelgroep daarvoor nodig had.
18
Vanuit verschillende succesvolle contacten met eigenaars of immokantoren ontstond een netwerk waarop we steeds beroep konden doen in de zoektocht naar een woning. Hieruit blijkt de noodzaak en het belang van een aanspreekpunt en bemiddelaar voor beide partijen als succes voor een duurzame en kwaliteitsvolle huisvesting. We hadden contacten met intake-medewerkers van het OCMW bij de aanvraag sociale dienstverlening, leefloon, installatiepremie en huurwaarborg. In een latere fase ook met de maatschappelijke werkers in het kader van de opvolging van en begeleiding in het dossier. Enkele welzijnsinitiatieven, overwegend gefinancierd door het Europees Vluchtelingen Fonds, ondersteunen de overgang via begeleiding en oriëntering naar het OCMW, andere welzijnsinitiatieven en de samenleving. De medewerkers in deze EVF-projecten organiseerden zich in een gezamenlijk overleg om tips, knelpunten, adviezen en instrumenten uit te wisselen. Dit leidde er uiteindelijk toe om Vluchtelingenwerk Vlaanderen in te schakelen, die zelf een EVF–project gesubsidieerd kregen rond ‘activering van vluchtelingen’. Vanuit deze contacten en uitwisseling nam Vluchtelingenwerk Vlaanderen het initiatief om de brochure ‘Gemeenten geven thuis’ te ontwikkelen. Antwerps integratiecentrum de8 maakt ook vandaag actief deel uit van het Antwerps Woonplatform. We blijven met partners zoeken naar nieuwe samenwerkingsverbanden zodat we onze krachten kunnen bundelen in het werken aan een meer toegankelijke huisvestingsmarkt en het stedelijke woonbeleid.
19
6
conclusies
De overgang van de materiële opvang naar financiële opvang voor erkende asielzoekers is problematisch. Het ontbreekt aan een uitgewerkt wettelijk kader dat bevoegdheden en verantwoordelijkheden scherp stelt en dat samenwerkingsmodaliteiten bindend maakt. Richtlijnen en instructies slagen er niet in de overgang te continueren. Het aanbod binnen de opvangcentra is versnipperd en weinig structureel voorzien. Niet elk opvangcentrum is in de mogelijkheid voldoende personeel en middelen vrij te maken om de bewoners intensief te ondersteunen in hun zoektocht naar een woning en in de overgang naar de financiële opvang. Lokale besturen kunnen voorwaarden scheppen die ontradend werken en die niet proactief werken op de noden van de erkende vluchteling. In de zoektocht naar een woning zijn er heel wat drempels te overwinnen. Specifiek voor deze doelgroep vormen de kennis van de Nederlandse taal, het ontbreken van een netwerk, de onvoldoende kennis van de woningmarkt, vooroordelen en discriminatie belangrijke hindernissen die het integratieproces verontrustend bemoeilijken. Een ontoegankelijke woningmarkt dringt kwetsbare kandidaat-huurders naar een niche aanbod van ongezonde, ‘goedkopere’ woningen. Het aanbod aan sociale huisvesting is ruim ontoereikend in v erhouding met de grote vraag. Wonen in Antwerpen vraagt om een ambitieus stedelijk beleid. Het begeleidingsmodel van de Sociale Makelaar bleek een succesvol instrument te zijn om een aantal van de voornoemde drempels te kunnen overbruggen. De afgelopen drie jaar hebben we een belangrijke plaats ingenomen op het terrein van de toeleiding en begeleiding naar huisvesting en het OCMW. Voor vele partners en cliënten waren we een antwoord op een grote nood aan individuele begeleiding naar huisvesting, het informeren en sensibiliseren van de doelgroep en het concreet ondersteunen van het integratieproces bij nieuwkomers. Voor eigenaars werden we een belangrijk aanspreek - en informatiepunt en bemiddelaar. Vanuit onze ervaringen en vele contacten, stellen we vast dat er specifieke maatregelen getroffen moeten worden op zowel de private als sociale huisvestingsmarkt. Versterking en begeleiding in de opvangstructuren in de overgang is hard nodig maar ook op het niveau van de huisvestingsnetwerken en de overdracht naar het OCMW is actie nodig. In het volgende hoofdstuk formuleren we onze aanbevelingen waarbij we de beleidsmakers uitnodigen dringend werk te maken van een duurzaam en humaan beleid dat erkende vluchtelingen en subsidiair beschermden de kans geeft een nieuwe hoopvolle start te nemen.
20
7
AANBEVELINGEN
7.1
We dringen aan op een spoedige u itwerking van het ontbrekende Koninklijk Besluit en haar uitvoeringsbesluiten inzake de overgang van materiële naar financiële steun.
Het federale beleidsniveau (materiële) moet beter samenwerken en afgestemd worden met het lokale beleidsniveau (financiële steun - OCMW) om de continuïteit van de opvang te verzekeren. Het Koninklijk Besluit waarin de uitvoeringsbesluiten met betrekking tot de samenwerking tussen de opvangstructuren en het OCMW uitgeschreven zouden moeten staan, ontbreekt nog altijd. Zonder bindende verantwoordelijkheden bij de verschillende beleidsniveaus blijft begeleiding en ondersteuning van wettelijke verblijvers in deze overgang een kwestie van willekeur, goodwill en sociaal engagement van begeleiders, vrijwilligers en sociale initiatieven.
7.2
Wij vragen meer lokale opvanginitiatieven verspreid over steden en gemeenten.
De asielzoeker kan, volgens de opvangwet, na vier maanden verblijf in een collectieve opvangstructuur doorstromen naar een meer individuele opvang en begeleiding. Via de individuele opvang en begeleiding die voorhanden is in een Lokaal Opvang Initiatief (LOI), wordt de asielzoeker beter voorbereid op een zelfstandig leven in de samenleving. Meer lokale opvanginitiatieven kunnen ook zorgen voor meer spreiding van vestiging na een positieve betekening in de asielprocedure gezien de asielzoeker op deze manier kennis maakt en meer vertrouwen krijgt in een leven buiten de grootsteden.
7.3
We vragen een structurele investering van middelen die het aanbod van diensten en dienstverlening inzake woonbegeleiding verruimt zodat het aanbod tegemoet komt aan de reële nood.
Terwijl de federale regering (Fedasil) verantwoordelijk is voor de continuïteit in de opvang, blijkt uit de praktijk dat voornamelijk NGO ‘s, eventueel in samenwerking met de gemeenten en het OCMW, het opvangnet worden in de overgang voor begeleiding en oriëntering van de nieuwkomers. Deze initiatieven zijn echter beperkt in middelen, capaciteit en personeel. Hun voortbestaan hangt veelal af van een verlening van projectsubsidies.
21
Een mogelijk ander belangrijk instrument is het installeren van een huisvestingscel in de opvanginitiatieven gezien de ondersteuning en begeleiding van asielzoekers in de zoektocht naar huisvesting cruciaal is om een goede start te maken. De individuele begeleiding noodzakelijk in de ondersteuning van de zoektocht naar huisvesting en de begeleiding naar het OCMW en andere onthaal – , oriënterings –en inburgeringsinitiatieven, kan worden opgenomen door alle betrokken actoren. Echter het huidige aanbod van diensten en dienstverlening bij zowel de opvangstructuur, als bij het OCMW als bij het middenveld, is ruim onvoldoende om tegemoet te komen aan de grote vraag. Er is nood aan een structurele investering en duurzame s amenwerking tussen de verschillende actoren die de overgang naar financiële hulp kunnen continueren.
7.4
Wij vragen een proactieve en intensieve woonbegeleiding vanuit het OCMW.
Het sociaal onderzoek en de beslissing over de aanvraag voor de huurwaarborg en leefloon kan 2 tot 3 weken of langer aanslepen. Een erkend vluchteling of subsidiair beschermde die uit het opvangcentrum doorstroomt, wordt in theorie beschouwd als een dakloze. Een verkorting van de duur van het sociaal onderzoek is daarom aangewezen. Om de woning daadwerkelijk te kunnen huren zal de hulpvrager aan de eigenaar - verhuurder snel duidelijkheid moeten geven over de betaling van de huurwaarborg. De OCMW medewerker kan hierin een belangrijke rol spelen. Indien het OCMW zelf aangeeft op welke termijn de huurwaarborg goedgekeurd zal worden en met welk percentage zekerheid de waarborg verleend zal worden, draagt dit bij tot een positieve afhandeling. Indien nodig moet de maatschappelijke werker van het OCMW bijkomend beroep kunnen doen op (preventieve) woonbegeleiding. Nazorg en een intensieve woonbegeleiding verhogen ook het vertrouwen in het OCMW bij de huiseigenaar.
7.5
Wij vragen een ambitieus stedelijk woonbeleid
Deze grootstad telt meer dan 20% kansarmen; alleenstaanden en gezinnen die nood hebben aan een betaalbare en kwaliteitsvolle (sociale) huisvesting. Er is nood aan een meer doeltreffend woonbeleid: een meer actief beleid dat meer woonruimte creëert, dat strijdt tegen leegstand en verkrotting en dat huiseigenaars meer sensibiliseert en informeert over premies en subsidies die woning meer kwaliteitsvol maken zonder dat dit moet leiden tot een stijging van de huurprijzen.
22
7.6
Wij vragen een toegankelijke sociale huisvestingsmarkt
De overheid moet tussenkomen op de sociale huisvestingsmarkt om meer huisvestingmogelijkheden beschikbaar te maken,ook voor nieuwkomers. De Vlaamse overheid dient meer te investeren in het aanbod van sociale woningen. En dient quota realistisch af te stemmen op de vastgestelde noden en op maat van een stad of gemeente. Daarbij is het belangrijk dat randgemeenten van fusiesteden en – gemeenten beschouwd worden als aparte eenheden met eigen quota die behaald moeten worden.
7.7
Wij vragen een toegankelijke, kwaliteitsvolle en betaalbare private huisvestingsmarkt.
Het is aangewezen dat steden en gemeenten investeren op zowel financieel als sensibiliserend vlak in een woonbeleid waarvan toegankelijkheid voor nieuwkomers op de private huurmarkt deel uitmaakt. De overheid kan eigenaarsbonden en eigenaarssyndicaten opdragen hun leden te sensibiliseren om nieuwkomers meer toegang te geven tot de private huisvestingsmarkt. We denken aan beeldvormingcampagnes maar ook aan meer dwingende maatregelen. Bijvoorbeeld kan men via de registraties van private huurwoningen in de steden en gemeenten een percentage woningen opleggen dat jaarlijks toegewezen wordt aan nieuwkomers.
23
8 bijlagen
8.1
Wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde categorieën van vreemdelingen
De opvangwet trad in werking in mei 2007, gelijktijdig met de hervorming van de asielprocedure. De opvangwet vertaalt de Europese richtlijn 2003/9/CE betreffende de minimale normen voor de opvang van de asielzoekers in de lidstaten naar de Belgische wetgeving. Een aantal Koninklijke Besluiten die de opvangwet uitvoeren zijn al gepubliceerd, andere moeten nog voltooid worden. Om Fedasil toe te laten het opvangnetwerk vrij te maken, zijn er eind 2009 verschillende wijzigingen aangebracht aan de opvangwet (wet van 30 december 2009 houdende diverse bepalingen). De volledige opvangwet en de recente wijzigingen kunnen online geraadpleegd worden op de website van Fedasil via de link : www.fedasil.be/nl/home/law De wet van 19 januari 2012 tot wijziging van de wetgeving met betrekking tot de opvang van asielzoekers (B.S. 17 februari 2012) wijzigt zowel de opvangwet als de OCMW-wet. De wijzigingen aan de opvangwet zullen, op twee uitzonderingen na, in werking treden op een nog bij KB te bepalen datum en ten laatste op 31 maart 2012. De wijzigingen aan de OCMW-wet zijn op 27 februari 2012 (de 10e dag na publicatie in het staatsblad) in werking getreden. De nieuwe definities die in de opvangwet worden ingevoerd alsook de mogelijkheid om asielzoekers die voldoende inkomsten hebben van het recht op materiële opvang uit te sluiten, zijn ook op 27 februari 2012 in werking getreden. Deze informatie kan geraadpleegd worden op de website van VVSG, via deze link : www.vvsg.be/sociaalbeleid/vreemdelingen
24
8.2
Instructies betreffende de termijn binnen dewelke de bewoners die het vluchtelingenstatuut of de subsidiaire beschermingsstatus hebben verkregen of die geregulariseerd werden, het o pvangcentrum moeten verlaten en betreffende de rol van het opvangcentrum in het kader van de overgang naar de financiële steun van 29.08.2008
De instructie werd uitgevaardigd door Fedasil en kan op de website van VVSG nagelezen worden via de link : www.vvsg.be/sociaal_beleid/vreemdelingen “instructies Fedasil verlaten opvangstructuur bij verwerven verblijfsrecht”. Op diezelfde website licht het VVSG in een nota toe welke de bevoegdheid van het OCMW is bij het verlaten van de opvangstructuur : www.vvsg.be/sociaal_beleid/vreemdelingen “bevoegdheid bij het verlaten van de opvangstructuur vs5”
25
26
Colofon Rie Hofkens, Heleen Van Opstal, David de Vaal, Patrick Stevens. layout: www.undercast.com verantwoordelijke uitgever : Antwerps Integratiecentrum de8, David De Vaal, Van Daelstraat 35, 2140 Borgerhout
27
de
DE8 Van Daelstraat 35 2140 Borgerhout T 03 270 33 33 F 03 235 89 78 www.DE8.be