K w a r t a a l u i t g a v e
v a n
h e t
O n d e r z o e k s i n s t i t u u t
O T B
Eigenwoningbezit in Europa: meer dan een bron van zekerheid? Het eigenwoningbezit in Europa is in opkomst. Tegelijkertijd worden inkomens onzekerder en staan sociale voorzieningen en pensioenen onder druk. De mogelijkheden om vermogen aan de woning te onttrekken nemen toe door de snelle ontwikkelingen op de hypotheekmarkten. Welke impact hebben deze ontwikkelingen op de manier waarop Europeanen aankijken tegen hun koopwoning?
Kan een eigen huis worden gezien als een veilige haven in een wereld die eigenlijk steeds onzekerder wordt? Beschouwen eigenaar-bewoners hun woning als extra inkomen voor hun oude dag? Wordt eigenwoningbezit gezien als financieel vermogen dat ingezet kan worden in tijden van nood? Deze vragen liggen ten grondslag aan het onderzoeksproject ‘Home ownership beyond as-
Eigen woning in sommige landen noodzakelijk financieel vangnet set and security’, uitgevoerd door Marja Elsinga, Janneke Toussaint (beiden Onderzoeksinstituut OTB), Pascal De Decker (Universiteit van Gent) en Nóra Teller (MRI, Hongarije) en financieel ondersteund door de EU (OSIS). Zij interviewden meer dan tweehonderd kopers en huurders uit acht verschillende Europese landen. Belangrijke investering Tussen de Europese landen zijn verschillen in de manier waarop huishoudens denken over eigenwoningbezit in relatie tot zekerheden en onzekerheden. Van invloed hierop zijn de verschillen in arbeidsmarkt, financiële producten en sociale
zekerheid. Ook culturele verschillen spelen hierbij een rol. Alhoewel ‘een dak boven het hoofd’ de belangrijkste reden blijkt om een huis te kopen, wordt ‘een bron van zekerheid’ ook veelvuldig genoemd. In alle acht landen beschouwen huishoudens hun koopwoning als een appeltje voor de dorst voor het geval er onverwacht mindere tijden aanbreken. Overigens geven huurders in Duitsland, Zweden en Nederland aan dat zij juist aan het huren van een woning zekerheid ontlenen. De kopers in het onderzoek zien hun woning meer en meer als een belangrijke investering, als een manier om vermogen op te bouwen, maar zij kijken op verschillende manieren tegen deze investering aan. Zij kunnen hun investering beschouwen als onderdeel van hun financiële planning: mensen verwachten een bepaalde ontwikkeling in hun inkomen en proberen hun woonlasten hierop af te stemmen. Zo is bijvoorbeeld in België een duidelijk verband tussen pensioen en verminderde woonlasten waarneembaar. Anderen ervaren het vermogen in hun koophuis als een soort bonus. Nederlanders en Zweden zien de grote waardestijging van de woning als ‘mooi meegenomen’. Het zijn twee landen waar sprake is van een sterke waardestijging en van een substantieel sociaal zekerheidsstelsel. Vervolg op pagina 2
In Oost-Europa kregen huurders massaal de kans hun woning te kopen.
Inhoud Eigenwoningbezit in Europa: meer dan een bron van zekerheid? 1 Energieprestatiebeleid toe aan herziening 3 Op zoek naar duurzame luchtvaart 4 Geen conversieproblemen meer van ruimtelijke data 5 Pleidooi voor een alledaagse benadering van de stedelijke ruimte 6 OTB-cursussen en -studiedagen 7 Van de pers 8 Vooraankondiging Corpovenistaslotconferentie 8
2008
OTB
& omgeving
april 2008
Eigenwoningbezit in Europa: meer dan een bron van zekerheid? Vervolg van pagina 1 Dat laatste maakt hen minder afhankelijk van het vermogen in hun koopwoning. Een eigen huis kan ook onderdeel zijn van een zogenaamde vangnetstrategie. In alle landen blijkt dat veel huishoudens graag een reservepotje hebben voor onverwachte ontwikkelingen zoals een daling of het wegvallen van het inkomen. Hongarije, Portugal en Engeland laten dat het duidelijkst zien: het vermogen in de woning is daar een noodzakelijk onderdeel van het financiële vangnet. Met name Duitsers zijn bang om hun baan te verliezen en vinden het daarom heel belangrijk om hun hypotheek zo snel mogelijk af te betalen. Sommigen passen zelfs hiervoor hun leefstijl aan door bijvoorbeeld minder op vakantie te gaan. ‘Asset based welfare state’ In diverse landen wordt het eigenwoningbezit meer direct in verband gebracht met de welvaartsstaat. De eigen woning vormt in dat geval de basis voor een ‘asset based welfare state’: overheden stimuleren mensen uit zowel lagere als hogere inkomensklassen om zelf geld te sparen en vermogen op te bouwen; dit vermogen kunnen ze aanwenden in geval van nood. Op die manier hoeven ze geen aanspraak meer te doen op een uitkering, maar kunnen ze zelf de risico’s opvangen. Dit beleid is met name onderwerp van discussie in Angelsaksische landen. Ei-
De Zweden zien ook voordelen van huurwoningen. genwoningbezit is een van de mogelijkheden om te sparen. Dit idee heeft al breed de aandacht bij Britse beleidsmakers. Belangrijk element hierbij is dat de hypotheekproducten eigenaar-bewoners de mogelijkheid bieden om op de oude dag geld aan de woning te onttrekken, zoals met ‘reverse mortgages’. Deugd en ondeugd Uit het onderzoek blijkt dat voor veel Europese huishoudens sparen een deugd is; eigenwoningbezit is een manier van sparen voor de oude dag en het wordt gezien als een appeltje voor de dorst. Het onttrekken van geld aan een eigen woning is voor de meeste kopers tevens een ondeugd. Er zijn echter tekenen dat dit laatste in sommige landen aan populariteit wint, met name
NWO Veni-subsidie voor OTB-onderzoeker Evert Meijers heeft van NWO een Veni-subsidie van €208.000 toegekend gekregen voor zijn onderzoeksvoorstel naar agglomeratievoor- en nadelen in polycentrische stedelijke regio’s.
2
De subsidie is verleend op basis van het innovatief karakter van het onderzoek, de kwaliteit van het onderzoeksvoorstel en de bewezen kwaliteit van de indiener van het onderzoek. Veni-subsidies zijn bestemd voor onderzoekers die niet langer dan drie jaar geleden zijn gepromoveerd. Voorstellen uit de ruimtelijke wetenschappen zijn zelden gehonoreerd. “De subsidie gaat naar de beste onderzoekers en het is geweldig als NWO vindt dat je daartoe behoort. Dat straalt ook af op het onderzoeksinstituut en op de TU Delft”. zegt Meijers trots. “Je moet niet bescheiden zijn bij een poging zo’n subsidie binnen te halen maar juist al je prestaties en je contacten breed uitmeten”, is zijn conclusie. “Zo was bijvoorbeeld mijn internationaal netwerk een groot pluspunt.” Meijers heeft drie jaar de tijd voor zijn onderzoek.
Landen die participeerden Huurders en eigenaar-bewoners uit de volgende landen zijn ondervraagd: België Duitsland Finland Groot-Brittannië Hongarije Nederland Portugal Zweden
in landen waar de huizenprijzen aanzienlijk stijgen en waar de benodigde hypotheekproducten beschikbaar zijn. Ook zijn in Europa bepaalde trends gaande die het gebruik van vermogen stimuleren. De groeiende financieringsmogelijkheden maken eigenwoningbezit toegankelijker. Steeds minder mensen hebben kinderen en het aantal gepensioneerden stijgt. Door deze vergrijzing komt de betaalbaarheid van toekomstige pensioenen onder druk te staan. Deze ontwikkelingen zullen een grote invloed hebben op de huishoudens en de sociale voorzieningen in Europa. In deze veranderende context wordt het belang van de woningmarkt en het vermogen in koopwoningen nog eens versterkt. Het onderscheid tussen kopers en huurders, mensen die wel en die niet via de woningmarkt vermogen opbouwen, komt daarmee in een nieuw daglicht te staan.
Literatuur Elsinga, M., P. De Decker, N. Teller & J. Toussaint (eds.), 2007, Home ownership beyond asset and security. Perceptions of housing related security and insecurity in eight European countries (zie ook Van de pers, blz. 8).
OTB
& omgeving
april 2008
Verwachte innovaties blijven volgens promovenda uit
Energieprestatiebeleid toe aan herziening Hoewel Nederland, als enig Europees land, de energieprestatiemethode voor haar CO2-verminderingsbeleid toepast, heeft dat niet meer opgeleverd dan verbeteringen aan bestaande installaties. Innovaties zijn zo goed als uitgebleven. Om toch innovaties uit te lokken zal het beleid strenger moeten worden en op wijkniveau moeten worden afgestemd.
Voor een klimaatverbetering waaraan ook de bouwsector moet bijdragen in de vorm van verlaging van de CO2-uitstoot uit woningen, zijn vergaande maatregelen nodig. Met het huidige beleid in Nederland, dat als enig land de EU-richtlijn Energieprestatie van gebouwen (de energieprestatiemethode) toepast, komen nieuwe technologieën niet van de grond. Dat concludeert Milou Beerepoot in haar promotieonderzoek naar het verband tussen bestaande regelgeving en de noodzakelijke innovatie van energiezuinige installaties, waarop zij op 19 december 2007 promoveerde aan de TU Delft. Energieregelgeving is haar specialisme; tijdens haar studie en op het OTB deed zij onderzoek naar de effecten van deze regelgeving in Europa en in Nederland. Per 1 maart 2008 is zij werkzaam bij de faculteit Techniek Bestuur & Management van de TU Delft. Strenger beleid nodig “In 1996, bij de introductie van het Nederlandse energieprestatiebeleid, werd gedacht dat dit beleid zou leiden tot innovaties van verwarmings-, ventilatie- en koeltechnieken. Die verwachting is niet uitgekomen”, constateert Beerepoot. “Het beleid heeft wel een bescheiden bijdrage geleverd aan productverbetering – met bijvoorbeeld hogere rendementen van de HR-ketel als resultaat – maar innovatieve technologie die CO2-uitstoot structureel verlaagt, is uitgebleven. Het energieprestatiebeleid leidt slechts tot stapsgewijze verhoging van het rendement van bijvoor-
beeld zonneboilers en warmtepompen, steeds voldoende om aan hogere normen te voldoen. Evenmin zijn die installaties na 1996 significant vaker toegepast.”
Milou Beerepoot: “Stimuleer maatregelen op wijkniveau” De bouwsector grijpt de mogelijkheden voor de ontwikkeling en toepassing van werkelijke innovaties niet aan. Dat is onder meer te wijten aan de complexe organisatie van het bouwproces. Ook samenwerking tussen aannemers en fabrikanten van installaties ontbreekt daardoor. De energieprestatiemethode is gericht op verbeteringen voor afzonderlijke woningen maar in de projectgeorganiseerde bouwsector wordt voor elk bouwproject een nieuw consortium samengesteld. Na realisatie van het project valt dit team
OTB’ers in de prijzen op planningcongres Dominic Stead en Vincent Nadin hebben de prijs voor het beste paper gewonnen op het internationaal symposium ‘Planning cultures in Europe’ in 2007, georganiseerd door de HafenCity Universiteit Hamburg. De prijs is een bedrag van 500 euro. Het paper, ‘Linking planning cultures, planning systems and models of society’, werd hoog gewaardeerd om het onderliggend idee, de hoge kwaliteit van het onderzoek en de combinatie van theoretische benadering en voorbeelden van planning in de praktijk in de geanalyseerde lan-
uiteen en verdwijnt de vergaarde kennis. Opdrachtgevers vallen daarom terug op standaardmaatregelen waarmee aan de vereiste norm wordt voldaan, een houding die haaks staat op
den. Het paper behandelt de vraag in hoeverre nationale planningsystemen in Engeland en Nederland gebed zijn in of beïnvloed zijn door de structuur van de samenleving. De recente ontwikkelingen van de planningsystemen zijn sterk overeenkomstig, ondanks de uiteenlopende planningcultuur in beide landen. Vincent Nadin was een deel van 2007 gast op het OTB. Per 1 januari 2008 is hij hoogleraar Ruimtelijke planning en strategie aan de faculteit Bouwkunde van de TU Delft.
de beoogde innovatie. “Tussen producenten van installaties en de opdrachtgevers in de bouwsector vindt nauwelijks de kennisuitwisseling plaats die noodzakelijk is voor innovaties”, zo concludeert Beerepoot. “Het energieprestatiebeleid heeft daarin geen verandering kunnen brengen. Het beleid zal flink strenger moeten worden om tot werkelijke innovaties aan te sporen, anders blijven HR-ketels aan te lage normen voldoen en worden warmtepompen niet verder ontwikkeld.” Daarnaast speelt het schaalniveau van het beleid een beperkende rol. Beerepoot: “In Nederland worden woningen vaak seriematig gebouwd in de vorm van complete wijken. Dit niveau biedt de meeste mogelijkheden voor innovatie, zoals biomassacentrales of energieopwekking uit wind en water.”
Informatie Beerepoot, Milou, Energy policy instruments and technical change in the residential build ing sector, 238 pag., ISBN 978-1-58603-811-3, Amsterdam (IOS Press). Te bestellen via www. dupress.nl.
3
OTB
& omgeving
april 2008
Balans vinden tussen positieve en negatieve gevolgen
Op zoek naar duurzame luchtvaart De luchtvaart heeft het label opgeplakt gekregen sterk vervuilend te zijn. Er zijn echter tal van positieve ontwikkelingen die vaak over het hoofd worden gezien. Een gewogen oordeel had dan ook nog nooit plaatsgevonden. Dat oordeel is er nu en daaruit blijkt dat de luchtvaart uiteindelijk in staat wordt geacht Luchtverkeersleidingen houden vliegtuigen korter in de lucht.
D
e luchtvaart is een van de snelst groeiende onderdelen van de transportsector. Voor de komende twee decennia worden elk jaar 5 procent meer passagiers en 6 procent meer lading verwacht. Dit is voor de economie een positieve ontwikkeling, denk aan meer werkgelegenheid en een hogere welvaart, maar het heeft ook negatieve gevolgen. Vliegtuigen leveren 3 tot 3,5 procent van de totale CO2-uitstoot. Dat lijkt bescheiden maar heeft wel wereldwijde gevolgen omdat de CO2 direct in de atmosfeer belandt. Luchtvaart is vooral gericht op groei en winst. Tot voor kort was het terugdringen van het brandstofverbruik van vliegtuigen niet ingegeven door milieuvervuiling maar door kostenverlaging en vergroting van de winst. Verder veroorzaken vliegtuigen lawaai en nemen vliegvelden zeer veel ruimte in beslag. Al deze nadelen kunnen op de lange termijn afnemen, stelt OTB-onderzoeker en luchtvaartspecialist Milan Janic in zijn nieuwe boek ‘The sustainability of air transportation’.
4
Twee componenten Janic’ boek is het eerste dat duurzaamheid van de luchtvaart tot onderwerp heeft. “Onderzoekers benadrukken vaak alleen de nadelen van de luchtvaart. Maar de luchtvaart heeft ook positieve componenten die vaak over het hoofd worden gezien of niet voldoende worden gewaardeerd. De luchtvaart moet streven naar het zo goed mogelijk benutten van die voordelen en nadelen zo veel mogelijk vermijden, zonder de langtermijnbelangen van de betrokkenen uit het oog te verliezen.” Maar hoe groot zijn de voordelen en hoe compenseren deze de nadelen, zoals luchtvervuiling, lawaai en omvangrijk grondgebruik? Janic ge-
duurzaam te opereren. Daaraan dient de samenleving wel fors bij te dragen.
bruikte kwantitatieve analyse- en evaluatiemethoden om de prestaties te meten van de belangrijkste spelers binnen de luchtvaart: luchtvaartmaatschappijen, vliegvelden en luchtverkeersleidingen. Verbeteringen Er worden diverse verbeteringen doorgevoerd, ontdekte Janic. “De luchtverkeersleidingen op de vliegvelden dringen lawaai en kerosineverbruik terug. In het verleden werkten zij niet goed samen maar nu worden vluchten van begin tot eind gepland. Vliegtuigen blijven aan de grond
Voordelen en overlast van de luchtvaart eindelijk gekwantificeerd als het op het vliegveld van aankomst nog te druk is. Ze hoeven dan niet bij aankomst te circuleren voordat ze mogen landen. Landingsbanen worden al efficiënter gebruikt en vliegtuigen worden vaker naar een voor hen optimale hoogte gedirigeerd.” Het probleem is dat al deze ingrepen niet genoeg opleveren om de nadelen te compenseren, laat staan teniet te doen. “Dus relatief gezien verbetert de luchtvaart maar absoluut gezien zijn de resultaten nog negatief. Onder deze omstandigheden wordt de luchtvaart niet duurzamer. Ze zullen vooral nieuwe brandstoffen moeten zoeken om echt duurzamer te worden. Daar zullen nieuwe technieken voor nodig zijn en een nieuwe generatie vliegtuigen, voortgestuwd door vloeibare waterstof.”
Overheidsbemoeienis “Er bestaat sterke weerstand in de samenleving om de kosten van luchtvervuiling aan de vervuilers door te berekenen. Het is bovendien bijna niet mogelijk de veroorzakers van structurele luchtvervuiling aan te wijzen en te beboeten. Toch zal belasting op CO2-uitstoot onvermijdelijk zijn, alleen weet niemand nog hoe hoog die zal uitvallen en hoe de luchtvaart die doorberekent aan de klant. Volgens de luchtvaartpartijen zelf zou het wel eens het gehele tariefstelsel op z’n kop kunnen zetten; de sector is immers kwetsbaar en heeft een lage winstmarge. Een alternatieve maar drastische maatregel is het vertragen van de economische groei, momenteel de belangrijkste motor van de luchtvaart. Maar daarmee raak je ook de mensen die niet vliegen.” De algemene conclusie, gebaseerd op de huidige trends, ontwikkelingen en prestaties volgens de meest geavanceerde technieken in vliegtuigontwerp, vluchtgeleiding en alternatieve brandstoffen, is dat de luchtvaart tegen 2040 een weg naar duurzaamheid zal hebben gevonden. Dat zal zich uiten in stabilisering en zelfs afname van uitstoot op lokale en globale schaal. Daarmee zal het een vooraanstaande rol innemen in een duurzaam transportsysteem in een duurzame samenleving.
Literatuur Janic, Milan, 2007, The sustainability of air transportation. A quantitative analysis and assessment (zie ook Van de pers, blz. 8).
OTB
& omgeving
april 2008
Geen conversieproblemen meer van ruimtelijke data Welke computer of welk programma je ook gebruikt, ruimtelijke data horen zonder problemen uitwisselbaar te zijn. Helaas is dat niet altijd het geval. Rod Thompson zoekt de oplossing in een wiskundige basis.
Rodney Thompson (Australië, 1950), gastonderzoeker op het Onderzoeksinstituut OTB, promoveerde in december 2007 aan de TU Delft. Hij ontwierp een wiskundige basis voor correcte weergave van digitale ruimtelijke gegevens. “Ik startte mijn onderzoek aan de Universiteit van Queensland. Daar ontmoette ik professor Peter van Oosterom, die er een lezing gaf. De kennis op het OTB bleek meer van belang voor mijn onderzoek dan de kennis aan mijn eigen universiteit. Ik heb daarom Van Oosterom als promotor
anderen die we vervolgens beschikbaar stellen aan derden, in verschillende formaten. Maar wij weten niet hoe die gegevens bij de gebruikers aankomen. Door echter een regulier polytoop te gebruiken – een wiskundige weergave op basis van stellingen en definities – is het mogelijk een systeem met een strenge logica te ontwikkelen dat goede levering garandeert.” Het voordeel van
Rod Thompson: “Strenge wiskundige basis nodig voor uniforme weergave van ruimtelijke objecten” gevraagd en ben naar de TU Delft gekomen.” Thompson is technisch hoofdadviseur bij het Department of Natural Resources and Water in de staat Queensland. Hij adviseert de overheid bij het ontwikkelen van geografische databestanden en is verantwoordelijk voor het ontwerp van de database van het kadaster. Hij ontving enkele prijzen, waaronder een voor innovatie in ruimtelijke informatietechnologie. Conversieproblemen Op zijn werk wordt Thompson regelmatig geconfronteerd met conversieproblemen van data. “Er worden vele uiteenlopende berekeningswijzen gebruikt, op verschillende computers, waardoor het niet duidelijk vastligt of een ruimtelijk object correct gerepresenteerd is. Bovendien wordt uitgegaan van te ruime marges die de nauwkeurigheid van gegevens evenmin bevorderen. We gaan ervan uit dat computers oneindig nauwkeurig zijn en dat programmeurs alle problemen kunnen oplossen. Maar daardoor krijg je uiteenlopende oplossingen waardoor gegevens niet betrouwbaar genoeg van de ene naar de andere computer en van het ene naar het andere programma kunnen worden overgezet. Gemeenten die gegevens uit ons kadaster gebruiken, zeiden dat de informatie vol fouten zat. Maar zij gebruikten andere programma’s dan wij, waardoor fouten optraden tijdens conversies. In andere gevallen waren het leesfouten in hun software. Er is dus behoefte aan eenduidigheid.” Wiskundige basis “Wij verzamelen voor eigen gebruik ook data van
het regulier polytoop is dat de implementatie op de computer gedrag vertoont dat overeenkomt met de wiskundige uitgangspunten. Het is een nieuwe weergave die geen gebruik meer maakt van punten maar op een andere wijze ruimtes definieert. Thompson heeft laten zien dat zo’n systeem gedefinieerd kan worden. “Ik denk dat enkele van mijn bevindingen wel in GIS-omgevingen kunnen worden gebruikt. Ik wilde niet zomaar een set validatieregels maken.” Thompson zou graag verder werken aan algebraïsche structuren. “De samenhang kan nog verder worden verbeterd. Misschien zijn er andere weergaven die dezelfde resultaten opleveren. Het hoeft misschien geen regulier polytoop te zijn; misschien levert een andere representatie hetzelfde resultaat.” Samenwerking Het OTB en de Queensland Government zullen blijven samenwerken, onder meer door kennis uit te wisselen over het verwerken van ruimtelijke data. “Opslag van kadastrale data kan verbeterd worden. Kadasterdata bestaan nu uit 2D-weergaven van stukken grond maar ondergrondse infrastructuur wordt steeds belangrijker. Ruimtes en netwerken moeten met elkaar worden vervlochten. Delft is gespecialiseerd in 3Dweergaven en mijn afdeling kan die kennis goed
gebruiken omdat ook in Australië het gebruik van de ondergrond in de stedelijke gebieden sterk groeit, met name in de kustgebieden.”
Literatuur Thompson, Rodney James, 2008, Towards a rigorous logic for spatial data representation (zie ook Van de pers, blz. 8).
5
OTB
& omgeving
april 2008
Ook de openbare ruimte speelt in het thuisgevoel een belangrijke rol. FOTO STEEF MEYKNECHT
Pleidooi voor een alledaagse benadering van de stedelijke ruimte Er moet meer ruimte komen voor alledaagsheid in stedenbouw en architectuur. Dat kan door bewoners meer invloed te laten uitoefenen op hun woonomgeving. Bewoners raken hierdoor structureel betrokken bij hun buurt. Dit blijkt uit een veldonderzoek van het Onderzoeksinstituut OTB.
Hoe ziet de leefwereld van de bewoners eruit in een wijk in transformatie? Hoe eigenen bewoners zich een nieuwe omgeving, een nieuw thuis toe? Dit ‘thuisgevoel’ kan worden begrepen als een speciale plaats, waarmee mensen een sterke sociale, psychologische en emotionele binding hebben. Leeke Reinders, werkzaam bij het Onderzoeksinstituut OTB, heeft onlangs samen met Mariska van Meijeren en Zeren Aslan veldonderzoek gedaan naar de alledaagse leefwerelden van bewoners en professionals in Nieuwland, een naoorlogse uitbreidingswijk van Schiedam die al vanaf het eind van de jaren tachtig wordt geher-
Mentale kaarten leggen gebieden bloot die de bewoners als plezierig, negatief, veilig, mooi of lelijk ervaren, maar ook ‘grijze gebieden’; plaatsen die nog geen identiteit hebben, waarmee bewoners nog niet vertrouwd zijn. Opvallend is dat bewoners niet de gehele wijk tekenen maar alleen de directe leefomgeving die voor hen van betekenis is, zoals hun straat, de winkels en een stukje van een park. Hoe verwerven bewoners zich een nieuw thuis? Sommige mensen verplaatsen door de komst van nieuwe groepen in de wijk hun dagelijkse activiteitenpatroon of voelen zich in hun wijk minder thuis door het gebrek aan onderlinge communi-
‘Thuisgevoel’ dreigt soms verloren te gaan structureerd en drastisch wordt getransformeerd. Ontwikkelaars streven naar een aantrekkelijke en gedifferentieerde wijk. De stedelijke vernieuwing betekent een teloorgang van deze oude arbeiderswijk en de transitie naar een heterogene, multi-etnische en gefragmenteerde stadswijk. Nieuwland is in de ogen van professionals een probleemwijk van kansarme groepen en rijp voor vernieuwing.
6
‘Mental mapping’ en thuisgevoel Van de alledaagse leefwerelden is een indruk te krijgen door het gebruik van ‘mental mapping’ in interviews en groepsgesprekken. Een mentale kaart is een weerslag van de dagelijkse leefomgeving van mensen, een vertaling van de wereld in het hoofd naar een versie op papier.
catie. Anderen verleggen hun thuisgevoel naar andere locaties, die buiten de directe leefomgeving liggen, bijvoorbeeld een volkstuintje. Daarnaast blijkt dat men zich soms meer terugtrekt als de wijk achteruit gaat. Anderen voelen zich juist betrokken en ruimen zwerfvuil op, zij voelen zich er thuis vanwege bijvoorbeeld de centrale positie, de winkels of het groen. De kaartjes laten zien hoe ‘thuis’ en ‘thuisgevoel’ eruit kunnen zien. Het blijkt dat ‘thuis’ nooit af is, het is een continu proces. Meer verantwoordelijkheid voor bewoners Het laatste decennium willen beleidsmakers aan bewoners en burgers een meer centrale plek geven bij het ontwerpen, bouwen en wonen; hiermee pleit men voor meer zelfredzaamheid en on-
dernemerszin bij burgers. In de praktijk bestaat echter nog steeds een spanningsveld tussen het stimuleren van ondernemerszin en zelfredzaamheid van burgers enerzijds en het teruggrijpen op tradities en sturing van gemeenschapsvorming anderzijds. Stedenbouw moet een toegankelijker proces worden, maar aan de andere kant moet een strakke regie de omgevingskwaliteit waarborgen. Dit staat op gespannen voet met het idee van alledaagsheid. Het idee is gebaseerd op de gedachte dat bouwen en wonen dynamische processen zijn die niet ophouden bij ontwerp of oplevering van een wijk. Reinders pleit er dan ook voor om meer ruimte te bieden voor het laten ontstaan van alledaagsheid in de wijk, zodat burgers hun eigen woonomgeving kunnen maken en gebruiken, met alle onverwachte uitkomsten die dat kan hebben. Dit betekent dat spontane handelwijzen van bewoners de woonomgeving mogen beïnvloeden en zij een ruimte met gebruik en betekenis kunnen vullen. Het zou goed zijn als professionals een gemeenschappelijke ruimte niet tot in detail voorprogrammeren maar bewoners ruimte geven een omgeving zelf te laten inrichten. Dat kan woonwijken opleveren die er in de ogen van sommigen rommelig uitzien. Maar het is belangrijk dat kleinschalige ingrepen van bewoners in hun eigen woonomgeving de basis vormen voor sociale contacten en buurtdynamiek. Een burger wordt dan van een woonconsument een woonproducent, die zich actief kan bemoeien met zijn leefomgeving. Het zijn juist de alledaagse ruimten die mensen aan elkaar en aan de stad bindt.
Literatuur Reinders, Leeke, m.m.v. Mariska van Meijeren & Zeren Aslan, 2008, Nieuwe Tuinen: stedelijke vernieuwing en alledaagse ruimte in Schiedam Nieuwland (zie ook Van de pers, blz. 8).
OTB
OTB-Cursussen 2008 4-daagse cursus Strategisch voorraadbeleid en beheerplannen bij woningcorporaties Data: 1/2 oktober en 5/6 november 2008 Locatie: nog onbekend Doelgroep: Woningcorporaties (directie, leden van het managementteam, beleidsmedewerkers en het middenkader) Deelnamekosten: € 1.995,- exclusief overnachting 4-daagse cursus Herstructurering en beheer van woonwijken Data: 8/9 oktober en 12/13 november 2008 Locatie: Kaap Doorn, Doorn Doelgroep: gemeenteambtenaren, corporatiemedewerkers, projectleiders, opbouwwerkers, ontwikkelaars, makelaars, ontwerpers, adviseurs en leden van bewonersorganisaties Deelnamekosten: € 1.995,- exclusief overnachting 2-daagse cursus Actuele thema’s in de woonruimteverdeling Data: 24/25 november 2008 Locatie: Kaap Doorn, Doorn Doelgroep: degenen die vanuit hun werksituatie al enige kennis en ervaring hebben met de praktijk van de woonruimteverdeling Deelnamekosten: € 1.045,- exclusief overnachting
OTB-Studiedagen 2008 Corpovenista slotconferentie: De ‘nieuwe’ wijkaanpak: schijn bedriegt?! Datum: 14 mei 2008 Locatie: De Haagse Hogeschool, Den Haag Uitgebreide informatie is te vinden op pagina 8.
Studiedag GPS en verplaatsingsgedrag Datum: oktober/november 2008 Locatie: Houtrust, Hooglanderveen (nabij AmersfoortNoord) Doelgroep: medewerkers ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer bij alle organisaties Deelnamekosten: € 395,-
& omgeving
april 2008
Doelgroep: professionals betrokken bij bouw en renovatie, woningbeheer, het opstellen van energielabels of het begeleiden van energiebesparingsprojecten Deelnamekosten: € 245,-
De studiedag brengt de kennis over passief bouwen uit Duitsland, Oostenrijk en België naar Nederland. De nadruk ligt op praktijkvoorbeelden en op de betekenis Het verzamelen van gegevens over verplaatsingsvoor renovatie. Er wordt eerst vanuit de wetenschapgedrag krijgt een stevige impuls door het gebruik pelijke benadering naar de koppeling renovatie en van GPS. De huidige gangbare methoden vragen passiefhuisbenadering gekeken. Er zijn lezingen van respondenten om in een dagboekje hun verover technische aspecten en principes van passief plaatsingsgedrag te noteren. Nadeel hiervan is dat renoveren. De klimaatbeheersing en ventilatie krijgen verplaatsingen, reistijden en locaties niet altijd even speciale aandacht. Praktijkervaringen met passiefnauwkeurig worden opgegeven. Indien een responrenovatie worden door een aannemer en een woningdent een GPS met zich meedraagt, biedt dat aantrek- corporatie toegelicht. Ook de rol van de gemeente bij kelijke extra’s. Alle ritten, routes en exacte locaties de promotie van energiekwaliteit komt aan de orde. worden opgeslagen. Daarnaast kan de respondent De studiedag vindt plaats tijdens de Beurs Energie het GPS langer met zich meedragen, waardoor men 2008, die van dinsdag 7 oktober t/m donderdag 9 een beeld van wekelijkse patronen verkrijgt. Dankzij oktober 2008 gehouden wordt. Het Onderzoeksinstideze informatie kunnen beleidsmedewerkers beter de tuut OTB is samen met de trendsetters op het gebied effecten zien van ingrepen in de stedelijke structuur van passief bouwen betrokken bij het opzetten van en de verkeersinfrastructuur. het Passief Bouwen Paviljoen, een groep bedrijven Het OTB heeft een intelligente applicatie ontwikdie hun kennis en producten over passief bouwen en keld die de GPS-data combineert met persoonlijke renoveren met u zullen delen. gegevens van de respondent en talloze ruimtelijke en vervoersgegevens die zijn opgeslagen in een geografische database. Men verkrijgt hierdoor een gedetailleerd beeld van het individuele verplaatsingsOngeveer 2 maanden voor aanvang van een cursus of gedrag. Tijdens de studiedag wordt ingegaan op de studiedag is uitvoerige informatie over het programmogelijkheden, beperkingen en verwachtingen over ma beschikbaar. Voor een specifieke programmafolder GPS-dataverzameling en komen praktijkvoorbeelden kunt u mailen naar Angélique Dersjant: a.d.dersjant@ aan de orde. tudelft.nl, of gebruik maken van de invulstrook. Ook kunt u kijken op onze website www.otb.tudelft.nl/ Studiedag Energietransitie bij renovatie, naar agenda. de passief bouwen standaard? Datum: 9 oktober 2008 Locatie: De Brabanthallen, Den Bosch
Informatie en aanmelding
Ik wil graag meer informatie over: □ Corpovenista slotconferentie: De ‘nieuwe’ wijkaanpak: schijn bedriegt?!, 14 mei 2008 □ Studiedag GPS en verplaatsingsgedrag, oktober/november 2008 □ 4-daagse cursus Strategisch voorraadbeleid en beheerplannen bij woningcorporaties, 1/2 oktober en 5/6 november 2008 □ 4-daagse cursus Herstructurering en beheer van naoorlogse woonwijken, 8/9 oktober en 12/13 november 2008 □ Studiedag Energietransitie bij renovatie, naar de passief bouwen standaard?, 9 oktober 2008 □ 2-daagse cursus Actuele thema’s in de woonruimteverdeling, 24/25 november 2008 □ Ik wil graag op de verzendlijst komen van OTB & Omgeving □ Ik wil standaard op de hoogte gehouden worden van alle OTB-cursussen en -studie(mid)dagen □ Ik wil standaard op de hoogte gehouden worden van alle OTB-publicaties (alleen mogelijk per e-mail)
Naam :. ............................................ ........................................................................... Instelling :. ............................................ ........................................................................... Afdeling/dienst :. ............................................ ........................................................................... Soort instelling/organisatie :. ............................................ ........................................................................... Adres :. ............................................ ........................................................................... Postcode/Plaats :. ............................................ ........................................................................... E-mail :. ............................................ ...........................................................................
U kunt dit strookje faxen of in een ongefrankeerde enveloppe sturen aan: Onderzoeksinstituut OTB Afdeling Voorlichting en Publiciteit t.a.v. Angélique Dersjant Antwoordnummer 10178 2600 VB Delft fax (015) 278 44 22
7
OTB
& omgeving
april 2008
V an de pers Elsinga, Marja, Pascal De Decker, Nora Teller & Janneke Toussaint (eds.), 2007, Home ownership beyond asset and security. Perceptions of housing related security and insecurity in eight European countries, 352 pag., ISBN 978-1-58603-830-4, Amsterdam (IOS Press). Te bestellen via www. dupress.nl. Prijs: € 45. (Zie ook pag. 1)
London (Ashgate). Prijs: die daaruit voortkomen. £65. Te bestellen via www. ashgate.com. (Zie ook Reinders, Leeke, m.m.v. pag. 4) Mariska van Meijeren & Zeren Aslan, Nieuwe Oosterom, P. van, S. Tuinen: stedelijke verZlatanova, F. Pennieuwing en alledaagse ninga & E. Fendel (eds.), ruimte in Schiedam 2008, Advances in 3D Nieuwland, 193 pag., Geoinformation syISBN 978-9-08111-062-4, stems, 442 pag., ISBN Schiedam (Woonplus 978-3-540-72134-5, BerSchiedam). Verkrijgbaar lijn/Heidelberg (Springer- bij Woonplus Schiedam, Verlag). Te bestellen via Afdeling Communicatie www.springeronline.com. (Richard Hegeman), tel.: Prijs: € 129,95. (010) 2045262, rhe@ Janic, Milan, 2007, The Er komen steeds meer 3D- woonplus.nl. (Zie ook sustainability of air gegevens beschikbaar. In- pag. 6) transportation. A quan- tegratie daarvan in 2D-obtitative analysis and jecten vereist onderzoek. Thompson, Rodney assessment, 374 pag., In dit boek worden typen James, 2007, Towards ISBN 978-0-7546-4967-0, 3D-modellen vergeleken a rigorous logic for
spatial data representation, 338 pag., ISBN 978-90-6132-303-7, Delft (Nederlandse Commissie voor Geodesie). Te bestellen en als pdf beschikbaar via www.ncg.knaw.nl. Prijs €14,50. (Zie ook pag. 5) Zevenbergen, Jaap, Andrew Frank & Erik Stubkjaer (eds.), 2007, Real property transactions. Procedures, transaction costs and models, 290 pag., ISBN 978-1-58603-581-5, Amsterdam (IOS Press). Te bestellen via www.dupress.nl. Prijs: € 55.
Vooraankondiging Corpovenista slotconferentie 14 mei 2008, Den Haag
De ‘nieuwe’ wijkaanpak: schijn bedriegt?! In talloze wijken in het land wordt met veel inzet gewerkt aan de stedelijke vernieuwing. In het beleid, zeker in de aanpak van de 40 aandachtswijken van minister Vogelaar, staat een integrale benadering voorop die aansluit bij de leefwereld van de bewoners en hen beter in staat stelt om rond te komen en vooruit te komen. Het gaat niet alleen om wonen, maar ook om werken, leren, gezondheid, sport en recreatie, veiligheid en integratie. En het gaat bij de fysieke aanpak ook om plannen die een bijdrage kunnen leveren aan de duurzaamheid. De ambities op het gebied van energiebesparing die door overheid en corporaties in ‘Meer met Minder’ zijn gesteld, zijn immers ook buitengewoon hoog. De plannen voor de 40 wijken zijn nog niet overal geheel afgerond, de financiering is nog niet overal geregeld, maar de inzet is duidelijk aanwezig. Met die nieuwe aanpak is de discussie over de koers van de stedelijke vernieuwing niet beëindigd. Wordt er wel ingezet op de goede thema’s? Is de gebiedsgerichte wijkaanpak wel zinvol en effectief? De eerste analyses van de 40 wijkactieplannen laten volgens KEI en NICIS zien dat er sprake is van nieuw elan, van veel meer aandacht voor de sociale problematiek, problemen achter de voordeur en de rol die voorzieningen en onderwijs in de wijk kunnen spelen. Maar er
is ook scepsis: de benadering lijkt soms paternalistisch en alleen gericht op het wijkniveau terwijl de oplossing op hogere schaalniveaus ligt. Een integrale aanpak lijkt soms buiten bereik omdat de grenzen tussen de verschillende sectoren niet doorbroken worden. En er zijn plannen waarbij het lijkt of de ‘nieuwe’ aanpak niet veel anders is dan een strik om al bestaande plannen. Kortom, de vraag kan gesteld worden of er nu sprake is van een daadwerkelijk nieuwe aanpak. Hoe komen we tot de koersverandering waarvoor de VROM-raad in haar advies ‘Stad en stijging’ pleitte? Hoe komen we tot een echt duurzame aanpak en kunnen de doelstellingen uit ‘Meer met Minder’ worden gerealiseerd? Wat kunnen we doen met de kennis die door ervaringen in de wijk en door onderzoek is opgedaan? Die vragen gelden voor de 40 wijken, maar evenzeer voor de andere wijken in het land waar ook stedelijke vernieuwing aan de orde is. Op de landelijke slotconferentie van het onderzoeksprogramma Corpovenista komen die vragen aan de orde door middel van inleidingen, panelgesprekken, onderzoeks- en praktijkpresentaties en excursies op het brede veld van de stedelijke vernieuwing. Meer informatie: www.corpovenistaconferentie2008.nl.
Colofon OTB & Omgeving is een kwartaaluitgave van het Onderzoeksinstituut OTB Onderzoeksinstituut OTB Jaffalaan 9 2628 BX Delft Tel. (015) 2783005 e-mail:
[email protected] http://www.otb.tudelft.nl Redactie Peter Boelhouwer, Dirk Dubbeling, Helen Jager, Christel Swarttouw-Hofmeijer en Eveline Vogels Vormgeving Ontwerpburo Cyril Strijdonk, Gaanderen Druk Nivo, Delfgauw
Onderzoeksinstituut OTB Het Onderzoeksinstituut OTB is on derdeel van de TU Delft en bestaat sinds 1985. Het is gespecialiseerd in onafhankelijk onderzoek op het gebied van wonen, bouwen en de gebouwde omgeving. Er werken ongeveer 150 mensen, waaronder planologen, sociaal-geografen, bouwkundigen, economen, geodeten, bestuurskundigen en woonecologen. De directie bestaat uit Peter Boelhouwer (wetenschappelijk directeur) en Willem Korthals Altes (directeur). De onderzoekers zijn verdeeld over zeven secties: Duurzaam Woningvoorraadbeleid en Kwaliteitszorg (coördinator Henk Visscher) l Geo-informatie en Grondbeleid (coördinator Willem Korthals Altes) l GIS-technologie (coördinator Peter van Oosterom) l Stedelijke en Regionale Ontwikkeling (coördinator Kees Maat) l Stedelijke Vernieuwing en Wonen (coördinator Marco van der Land) l Vervoer en Infrastructuur (coördinator Bart Wiegmans) l Volkshuisvesting en Woningmarkt (coördinator Harry van der Heijden). Daarnaast is er een ondersteunende sectie Methodologie en Informatica (coördinator Henny Coolen). l