Een Vitaal Platteland Dat is meer dan (alleen) VAB
Inventarisatie “Goe gesmèèrd is hàllef gevárre” (Een goede voorbereiding is het halve werk uit “Gaai bènt nie van Deurze”)
Boeren met Buren no. 9 16‐1‐2013 Pagina 1 van 24
Inhoudsopgave 1.
Inleiding ........................................................................................................................................... 3
2.
Inventarisatie lokale data ................................................................................................................ 4 2.1 2.2 2.3 2.4
3.
Mogelijkheden voor alternatieve aanwendbaarheid .................................................................... 10 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7
4.
Aantallen en soort bedrijven per gebied ......................................................................... 5 Ruimte op de huidige bouwblokken / ruimte voor nieuwe stallen ................................ 7 Aantal dieren ................................................................................................................... 8 Intensieve veehouderij in Deurne en afwaartse beweging ............................................. 9
Potentie voor verbreding mogelijkheden bedrijvigheid ............................................... 10 Potentie nieuwe grondgebonden bedrijven ................................................................. 11 Potentie detailhandel .................................................................................................... 12 Potentie Toerisme / aan het buitengebied gebonden economieën ............................. 12 Potentie duurzame energie en innovatie ...................................................................... 13 Potentie wonen ............................................................................................................. 13 Potentie zorg / kinderopvang ........................................................................................ 14
Overige aspecten ........................................................................................................................... 15 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
Kwaliteit van het buitengebied ..................................................................................... 15 Gebiedsindeling; LOG / niet LOG – gemengde plattelandseconomie ........................... 15 De locatie of de ondernemer ........................................................................................ 16 Handhaving / criminaliteit ............................................................................................. 16 Draagvlak voor de agrarische sector – lokale inpassing, in gesprek met elkaar ........... 16
5.
Kansen voor een vitaal platteland ................................................................................................. 18
6.
Vragen ‐ stellingen aan de klankbordgroep/commissie ................................................................ 20
7.
Bijlage: Kaart met zonering vanuit de reconstructiewet ............................................................... 21
8.
Bijlage: Begrippenlijst uit het bestemmingsplan buitengebied .................................................... 22
9.
Bijlage; steekproef 30 bouwblokken, omvang en bebouwingspercentage .................................. 23
December 2012 Verantwoordelijke bestuurder; Nicole Lemlijn Ambtelijk opdrachtgever; Nelly van Leeuwen Projectleider: Esther Paree
Boeren met Buren no. 9 16‐1‐2013 Pagina 2 van 24
1.
Inleiding
Naar verwachting zullen de komende jaren veel agrarische bedrijven stoppen. Veel bedrijfsgebouwen komen als gevolg daarvan leeg te liggen. De gebruiksmogelijkheden van deze vrijkomende agrarische bebouwing (VAB) hebben invloed op de economie en beeldkwaliteit van het platteland maar hebben mogelijk ook invloed op de bedrijventerreinen en het kernwinkelgebied. De doelstelling van ‘boeren met buren’ is immer om te komen tot een vitaal en aantrekkelijk platteland Er is daarom behoefte aan een vernieuwd toetsingskader voor VAB. De provinciale Verordening ruimte 2012 en de gemeentelijke structuurvisie geven kaders, maar de concrete invulling vindt in de beleidsvisie VAB plaats. In eerste instantie richtte de VAB‐discussie zich alleen op de vrijkomende (agrarische) bebouwing. Het is echter wenselijk om breder en integraler naar het onderwerp te kijken en van daaruit te beoordelen wat de mogelijkheden zijn. De keuzes die we in dit beleid maken, reiken verder dan alleen de VAB. Wel wordt de opgave beperkt tot de bebouwing in relatie tot de belangrijkste aspecten. Andere kwaliteiten zoals groen krijgen vooralsnog minder aandacht. Hierdoor houden we focus en blijft de opdracht overzichtelijk. Om deze reden is de titel aangepast naar: Van VAB naar een Vitaal platteland. Voor u ligt een discussienotitie die we voorleggen aan de klankbordgroep. In het volgende hoofdstuk inventariseren we eerst de situatie van enkele belangrijke factoren voor een vitaal platteland. Vervolgens kijken we in hoofdstuk 3 voor verschillende ruimtevragers wat de mogelijkheden zijn. In hoofdstuk 4 worden overige relevante aspecten belicht. De resultaten uit deze hoofdstukken worden in hoofdstuk 5 vertaald naar een SWOT. Tenslotte leggen we in hoofdstuk 6 aan de klankbordgroep stellingen en vragen voor. De reactie van de klankbordgroep nemen we mee en kan leiden tot eventuele aanpassingen. Na deze stap leggen we de notitie voor aan de commissie Omgeving van de gemeente Deurne. Stap voor stap krijgen we inzicht in de richting van het beleid. Het uiteindelijke resultaat zal worden getoetst aan het wettelijke kader (vanuit verschillen richtingen van regelgeving) om het vervolgens op te nemen in de derde herziening van het bestemmingsplan buitengebied. We gaan er vanuit dat de lezer op de hoogte is van de informatie uit de andere ‘boeren met buren’. De andere raadsinformatiebrieven in het kader van boeren met buren zijn te raadplegen via www.deurne.nl
Boeren met Buren no. 9 16‐1‐2013 Pagina 3 van 24
2.
Inventarisatie lokale data
Agrariërs stoppen waardoor bedrijfsgebouwen vrijkomen. Gevolg hiervan kan zijn dat deze agrariërs de behoefte hebben om hun bedrijfsgebouwen op een andere manier te kunnen gebruiken. Agrariërs die doorgaan moeten vergroten in schaal om voor een gezonde economische basis te zorgen of om te voldoen aan nieuwe regelgeving uit oogpunt van milieu en diervriendelijkheid. Het buitengebied van Deurne is constant in beweging. Deurne wil deze ontwikkelingen op een positieve wijze geleiden, met oog voor de brede belangen. In onderstaande paragrafen zijn allerlei gegevens geïnventariseerd die enige relatie hebben met het onderwerp: Aantallen en soort bedrijven in buitengebied; Ruimte op de huidige bouwblokken / ruimte voor nieuwe stallen; Intensieve veehouderij in Deurne en de afwaartse beweging; Aantal dieren. Elke paragraaf sluit af met een omkaderde tekst met daarin de conclusies.
Boeren met Buren no. 9 16‐1‐2013 Pagina 4 van 24
2.1
Aantallen en soort bedrijven per gebied
Agrarische bedrijvigheid kan zich niet overal in het buitengebied vestigen. Het buitengebied is op basis van een integrale zonering ingedeeld in extensiveringsgebieden, verwevingsgebieden en landbouwontwikkelingsgebieden (LOG’s). Op basis van het bestemmingsplan buitengebied (2008) is een inventarisatie gemaakt van het aantal bouwblokken en het soort bouwblokken per deelgebied. In tabel 1 staat een overzicht. In de bijlage vindt u een kaart aan van deze inventarisatie. Tabel 1: Inventarisatie aantal bouwblokken (2007)
Aantal locaties naar gebied en bestemming op basis van het bestemmingsplan buitengebied niet Niet intensie grondg Burger agrarische ve eb. semi‐ Combin Glas woning bedrijvigh veeh.de Grondgeb agr.bed agrarisch atie tuinbou en eid rij . bedrijf rijf bedrijf bedrijf w TOTAAL LOG primair 80 1 93 58 3 7 19 4 265 LOG secundair 1 0 10 11 0 1 2 0 25 verwevingsgebied 381 12 112 92 4 12 27 16 656 extensiveringsgebi ed overig 229 10 9 22 0 5 3 4 282 extensiveringsgebi ed natuur 100 4 16 44 0 5 5 2 176 TOTAAL 791 27 240 227 7 30 56 26 1404
nb: Voor begrippen zie begrippenlijst in de bijlage Na de tweede partiële herziening van het bestemmingsplan buitengebied zal er een minimale verschuiving optreden. Het aantal bedrijven en daarmee samenhangend het aantal benodigde bouwblokken, zal de komende jaren afnemen ten gevolge van de schaalvergroting en de beperkte dierrechten. Hieronder staat kort opgesomd welke ontwikkeling er geweest is en te verwachten is.: In 2008 waren er nog zo’n 500 agrarische bouwblokken, een aantal van deze bedrijven is sindsdien al gestopt; enkele bedrijven zullen op zoek gaan naar een tweede locatie om levensvatbaar te blijven (schaalvergroting door vestiging op meerdere locaties). de voorspellingen over het aantal stoppers loopt uiteen. Al met al is de verwachting dat 100 – 200 bouwblokken niet meer gebruikt zullen worden voor de huidige/vergunde bedrijfsvoering. Om een gevoel te krijgen bij hoeveel stallen leeg komen is er een rekensommetje gemaatkt: 100‐200 vrijkomende agrarische bouwblokken. Per VAB is dit ca. 1500‐2000 m2 stal. Uitgaande van het gemiddelde betekent dit 150 stallen * 1.750 m2 per stal is ca. 26 ha. aan lege stallen! Er zijn zo’n 500 agrarische bouwblokken, waarvan 100‐200 overbodig worden. Op deze bouwblokken staan veel gebouwen die niet meer nodig zijn voor de functie waar ze voor vergund zijn. Te concluderen is dat het buitengebied, vooral in verwevingsgebied en extensiveringsgebied niet meer alleen voor de agrariër is. Uit bovenstaande tabel blijkt namelijk het volgende: o De verhouding burger/boer is in: het LOG globaal 1 op 2. Boeren met Buren no. 9 16‐1‐2013 Pagina 5 van 24
o o
het verwevingsgebied globaal 2 op 1. het extensiveringsgebied globaal 4 op 1.
Boeren met Buren no. 9 16‐1‐2013 Pagina 6 van 24
2.2
Ruimte op de huidige bouwblokken / ruimte voor nieuwe stallen
Veel agrarische bouwblokken liggen tussen 1 tot 1,5 ha. Als bouwblokken kleiner zijn, dan mogen ze maximaal tot 1,5 ha vergroot worden sinds 20101. Een steekproef (zie bijlage hoofdstuk 9) op basis van 30 bouwblokken wijst uit dat het gemiddelde bouwblok 1,4 ha groot is. Gemiddeld is het voor 35% bebouwd, variërend tussen 14% en 59%. . Planologisch is zelfs een bebouwingspercentage tot 100% mogelijk. Dit zou betekenen dat in het geval van 300 actieve bouwblokken nog 273ha. bedrijfsbebouwing in het buitengebied kan worden toegevoegd. Wij realiseren ons dat dit in de praktijk niet zal gebeuren maar dit zijn wel de planologische mogelijkheden die door de overheid worden geboden. Meer realistisch is dat in de praktijk een bebouwingspercentage van 60% wordt gerealiseerd. Dit betekent dat op een bouwblok van 1,5 ha. zo’n 9.000 m2 gebouwen zal staan. Deze forse uitbreiding van gebouwen zal niet overal gebeuren. Het betekent vooral dat we als overheid tot deze omvang nauwelijks kunnen sturen. Het betekent in ieder geval dat nog een forse toename van verstening in het buitengebied zal plaatsvinden. Een rekensommetje: 300 ‘actieve’ bouwblokken, 1,5 ha omvang. Hiervan wordt maximaal 60 % bebouwd (ca. 9.0000 m2). Momenteel is 35% bebouwd. Gelet op een reëel bebouwingspercentage van 60%, is een toename van 25% per bouwblok mogelijk. In totaal betekent dit: 300 bouwblokken * 25% * 15.000 m2 = 11.250.000= 112,5 ha potentiele verstening. Dit is ongeveer de totale oppervlakte bedrijventerreinen in Deurne! Hier staat geen verplichting tot sloop bij einde gebruik tegenover. Al met al kan gesteld worden dat vanwege het grote aantal aanwezige bouwblokken en de nog niet benutte ruimte op bouwblokken de agrarische sector ruim voldoende ontwikkelingsmogelijkheden ter beschikking heeft. In vergelijking met bedrijven op bedrijventerreinen zijn dit grote omvangen. Momenteel zijn er geen verplichtingen om de gebouwen te verwijderen als ze niet meer nodig zijn voor hetgeen ze vergund zijn. De verwachting is dat er de komende periode nieuwe stallen bijkomen. Nieuwe stallen hebben veel voordelen; ze zijn energiezuiniger, voldoen aan de nieuwste welzijn, geur‐, fijnstof‐, en ammoniakeisen. Nadeel is dat de oude stallen niet automatisch afgebroken worden en dat hier nog geen regels voor zijn om dit te stimuleren. Dit maakt dat er geen sprake is van zuinig ruimtegebruik. Op de ene plaats wordt gebouwd, maar wat niet meer nodig is wordt niet automatisch afgebroken. De huidige bouwblokken mogen in zijn geheel bebouwd worden. Er worden slechts beperkt kwaliteitseisen gesteld. Op de meeste bedrijven die doorgaan in de agrarische sector zal schaalvergroting optreden. Er is per saldo geen sprake van zuinig ruimtegebruik. Momenteel zijn er bij agrarische bedrijven geen verplichtingen om de gebouwen te slopen als ze niet meer nodig zijn voor hetgeen waarvoor ze vergund zijn. Dit kan in de praktijk een forse toename betekenen aan verstening in het buitengebied. 1
19 maart 2010 en nav initiatief Megastallen NEE
Boeren met Buren no. 9 16‐1‐2013 Pagina 7 van 24
2.3
Aantal dieren
Onderstaande grafiek laat de ontwikkeling van het aantal dieren zien:
Bron: Knak de worst
Het aantal bedrijven is in deze periode ongeveer gehalveerd. Tabel 2: Ontwikkeling aantal dieren op basis van BVB Aantal
zeugen 2007
2010
vleesvarkens
2012
% 2010to v2007
Kern
1.639
120
0
Extensiverin gsgebied overig
2.029
2.011
1.708
Extensiverin gsgebied natuur
1.742
1.062
939
Verwevings gebied
-100%
2007
2010
2012
1.737
1.417
720
7.102
6.820
5.251
12.924
13.207
8.236
-16%
-59%
2007
2010
vleeskuikens
2012
32.384
14.844
30
25.645
22.545
22.545
81.718
27.018
5.500
363.311 487.965
77.468
-26%
-46% 17.146 16.205 18.632
legkippen % 2010to v2007
-100%
2007
2010
2012
%2010to v2007
0
0
0
11500
0
0
29000
29000
33972
496892
677890
693816
-12%
-36% 104.046 109.396 104.426
9%
%2010to v2007
-100%
-93%
0%
0%
17%
-79%
40%
LOG
13.301 14.006 13.753
3%
134.258 159.133 164.438
22%
298.965 324.188 199.674
-33%
273760
333710
22%
Totaal
35.857 33.404 37.044
3%
260.067 289.973 285.083
10%
802.023 876.560 307.229
-62%
811152 1040600 1063510
333710
31%
Bron: Milieuvergunningen gemeente Deurne d.d.oktober 2012
De ontwikkeling van de veestapel varieert per diersoort, maar is in grote lijn gelijk gebleven. Dit maakt dat de oppervlakte aan benodigde stallen minimaal gelijk blijft of stijgt door toenemende welzijnseisen. Als de gebouwen van stoppende bedrijven niet worden gesloopt, dan vindt een forse toename van verstening plaats die het buitengebied minder groen maakt.
Boeren met Buren no. 9 16‐1‐2013 Pagina 8 van 24
2.4
Intensieve veehouderij in Deurne en afwaartse beweging
Onderstaande conclusies zijn afgeleid van de ‘boeren met buren no. 3’. Voor het complete verhaal wordt naar deze ‘boeren met buren’ verwezen (zie www.deurne.nl). Het aantal veehouderijen is fors afgenomen en neemt komende jaren nog verder af. De meeste bedrijven zitten in het Landbouwontwikkelingsgebied en het Verwevingsgebied. Er is sprake van een afwaartse beweging van geur en ammoniak. De beweging / verschuiving vindt plaats van Stedelijk/Extensivering naar LOG. In verweving is de ammoniakuitstoot afgenomen, maar de geurbelasting ongeveer gelijk gebleven.
Boeren met Buren no. 9 16‐1‐2013 Pagina 9 van 24
3.
Mogelijkheden voor alternatieve aanwendbaarheid
In dit hoofdstuk staat een inventarisatie van de mogelijkheden om de VAB alternatief aan te wenden. 3.1
Potentie voor verbreding mogelijkheden bedrijvigheid
3.1.1 Grond op bedrijventerreinen Op de bedrijventerreinen staat op dit moment (2012) 7 hectare bedrijfsterrein leeg. Daarnaast is er tot 2020 nog 17 ha. uit te geven terrein. Het toestaan van vergelijkbare bedrijvigheid op de vrijkomende agrarische locaties zal de overcapaciteit aan industrieterrein verder vergroten. Leegstaande panden blijven nog langer leeg staan. Tabel 3: Leegstand Bedrijventerreinen In hectares Bruto Netto Vraag tot 2020 Aanbod tot 2020 Leegstand in 2012 Totaal oppervlak bedrijventerrein in Deurne 191 134 15 17 7
Een ondernemer moet op een bedrijventerrein ongeveer € 140 per m² betalen. Daartegenover staat dat grond in het buitengebied in het verleden vaak gekocht is als landbouwgrond (€ 6 per m² is de huidige waarde, maar de aanschaf is vaak al lang geleden). Als gevolg van een bestemmingswijziging stijgt de waarde van de grond naar ca. € 15 / m². Bij het toestaan van bedrijvigheid in het buitengebied is er sprake van een forse stijging van de waarde voor de agrariër. Tegelijkertijd is er echter een forse daling van de waarde voor huidige eigenaren van bedrijfspanden en gronden. Door het verruimen van de bedrijfsmogelijkheden in het buitengebied neemt het potentieel aan gronden ten behoeve van bedrijven behoorlijk toe. Daarmee zal het haalbare prijsniveau voor bedrijventerreinen dalen, buiten de algemene trends die er nu al spelen. De schaarste aan bedrijventerreinen ‐ die al beperkt is – valt helemaal weg. Van een aanbiedersmarkt (waar al niet echt sprake van is) verandert het in een vragersmarkt. Dit heeft niet alleen nadelige financiële gevolgen voor de huidige eigenaren van bedrijfspanden maar ook voor de financiële situatie van de gemeente. De grondprijzen zullen dalen en daarvoor zal een extra voorziening/afboeking nodig zijn. 3.1.2 Gevolgen toestaan van bedrijvigheid in VAB’s op de bedrijventerreinen Het gemeentelijk beleid ten aanzien van bedrijventerreinen richt zich op het bereiken van economische ruimtelijke kwaliteit door herstructurering. Het beleid is om eerst te onderzoeken wat op een bestaand bedrijventerrein mogelijk is en pas dan wordt vestiging op een nieuw terrein overwogen, primair voor lokale ondernemers. Het doel is om onnodige uitbreiding van nieuw terrein en verpaupering op bestaand terrein te voorkomen. Op basis van de VAB regeling in de verordening ruimte 2012, mag het bestemmingsvlak van een VAB (niet zijnde horeca of dag‐ of verblijfsrecreatieve voorziening) niet groter zijn dan 5.000 m2 en mogen bedrijven in milieucategorie 1 en 2 gevestigd worden. Bij een gemiddeld bebouwingspercentage van 60%, betekent dit 3.000 m2 bebouwing per perceel. Uitgaande van 200 potentiele vab‐locaties, betekent dit 60 ha. potentiële uitbreidingsruimte. Dit is 4 keer meer dan de geraamde vraag aan bedrijventerrein tot 2020. Het toevoegen van potentieel aan bedrijventerrein staat op gespannen voet met de herstructureringsopgave. Nog meer toevoegen aan de bedrijvenmarkt, zal niet alleen concurreren met de uitgifte van gemeentelijke bedrijfskavels maar ook met herstructureringsinitiatieven die gemeenten, bedrijven en overige partijen gezamenlijk uitwerken.
Boeren met Buren no. 9 16‐1‐2013 Pagina 10 van 24
3.2
Er is meer aanbod op bedrijventerreinen dan er nodig is. Oneerlijke concurrentie doordat VAB‐eigenaren hun gebouwen goedkoper in de markt kunnen zetten. De investeringen zijn minder hoog dan eigenaren van bedrijfspanden waardoor ze kunnen volstaan met lagere huurprijzen. Extra aanbod in het buitengebied leidt tot concurrentie ten opzichte van de ontwikkeling op bedrijventerreinen en daarom tot extra leegstand op bedrijventerreinen Zorgt voor noodzaak tot extra afboeking op de gemeentelijke GREX. Potentie nieuwe grondgebonden bedrijven
De grondgebonden bedrijven die Deurne van oudsher kent zijn (melk)vee en akkerbouwbedrijven. Deze locaties worden vaak, als ze economisch niet meer rendabel zijn, als nevenbedrijf of hobbybedrijf uitgeoefend. De stallen blijven daarmee vaker in functie. Bij nieuwe grondgebonden bedrijven kan worden gedacht aan boomkwekerijen en paardenfokkerijen. Bedrijven met een locaties met een IVH (intensieve veehouderij) bestemming hebben de mogelijkheid om om te schakelen naar grondgebonden bedrijfstakken. De animo hiervoor lijkt toe te nemen. Herbestemmen van een IV‐lokatie naar een grondgebonden bedrijf is mogelijk. De behoefte hieraan neemt toe (op dit moment zijn er 5 aanvragen in behandeling).
Boeren met Buren no. 9 16‐1‐2013 Pagina 11 van 24
3.3
Potentie detailhandel
Er is in Nederland 30% teveel aan detailhandel. Deurne is daar geen uitzondering op. Op dit moment is in Deurne 10 % leegstand. Landelijk bedraagt de leegstand op dit moment ca. 6,4% Naar verwachting zal dit nog toenemen. De crisis, regionale krimp en transitie, vergrijzing en de toename van online shoppen veroorzaken dit. Tabel 4: Leegstand Detaihandel
Detailhandel Totaal Leegstand Aantal 252 24 Oppervlak 69.252 10.886 (Bron: Locatus online oktober 2012) Het beleid zet in op concentratie in het centrum. Detailhandel in het buitengebied is niet gewenst (met uitzondering van verkoop van eigen producten op beperkte schaal). Om de centrumfunctie te versterken is het gewenst om versnippering tegen te gaan en geen detailhandel buiten het centrum toe te staan. 3.4
Potentie Toerisme / aan het buitengebied gebonden economieën
Toerisme en recreatie zijn belangrijke nieuwe economische dragers voor het buitengebied waar ruimte is voor nieuw ondernemerschap. Ze kunnen bijdragen aan een vitaal platteland. Een onderneming in deze sector is wenselijk mits dit past binnen de “branding” van het gebied. Het bedrijfsplan moet onderscheidend zijn met een link naar de Peel‐identiteit. Ook moet er over het gebied heen voldoende diversiteit zijn. De kracht van het bedrijfsplan bepaalt de omvang. In het LOG is geen toeristisch recreatief bedrijf gewenst. Vroeg of laat zijn dit botsende economieën. Buiten het LOG kan de locatie bepaald worden door de ondernemer. Hij kan immers inschatten waar zijn activiteiten het best tot waarde kunnen komen. Wel moet getoetst worden op de gevolgen voor het verkeer, eventueel in vergelijking met de vorige bestemming. . Voor wat betreft de vestigingsmogelijkheden wordt in grote lijnen aangesloten bij de structuurvisie. Dat wil zeggen dat kleinschalige ontwikkelingen mogelijk zouden moeten zijn in het zuidoosten van de gemeente en grootschalige ontwikkelingen (vanaf 100.000 bezoekers) in het westen (Groene PeelVallei). In de Groene PeelVallei moeten meer omschakelingsmogelijkheden zijn . De VAB die de Toerisme & Recreatie‐ondernemer in beeld heeft kan echter meer of minder gebouwen hebben dan hij voor de nieuwe economie nodig heeft. In een vitaal platteland is ruimte voor nieuwe economieën, mits zij specifiek buitengebied gebonden zijn en indien sprake is van de peelidentiteit en diversiteit.. Indien er nieuwe economieën in het buitengebied worden toegestaan en daarnaast worden nieuwe stallen gebouwd, ontstaat extra verstening van het buitengebied. Het toestaan van deze nieuwe economie draagt dus indirect bij aan een grotere verstening van het buitengebied.
Boeren met Buren no. 9 16‐1‐2013 Pagina 12 van 24
3.5
Potentie duurzame energie en innovatie
Het kan financieel interessant zijn om op een bouwblok energieleverancier te worden d.m.v. bijvoorbeeld het plaatsen van zonnepanelen. Hier is echter de vraag in hoeverre deze initiatieven buitengebiedgebonden zijn. Immers ook op bedrijventerreinen is het goed mogelijk om zonnepanelen op daken te plaatsen en om biomassavergistingsinstallaties te plaatsen. Deze installaties dragen niet direct bij aan de kwaliteit van het buitengebied en passen in die zin beter op een bedrijventerrein. Als biomassa‐installaties of mestverwerkingsinstallaties in het buitengebied passen, dan leidt dit tot extra verstening van het buitengebied. We moeten ons afvragen onder welke voorwaarden we hier aan mee kunnen werken. In een vitaal platteland is ruimte voor duurzame energie mits zij specifiek buitengebied gebonden is. Indien er nieuwe economieën in het buitengebied worden toegestaan en daarnaast worden nieuwe stallen gebouwd, ontstaat extra verstening van het buitengebied. Het toestaan van deze nieuwe economie draagt dus indirect bij aan een grotere verstening van het buitengebied.
3.6
Potentie wonen
3.6.1 Ruimte voor ruimte In de huidige situatie zijn alle woningen bij een agrarisch bedrijf bestemd als bedrijfswoning. In het verleden zijn er regelingen geweest waarbij de sloop van stallen werd gefinancierd met het bouwen van nieuwe woningen (Ruimte‐voor‐Ruimte en BIO‐regeling). Aangezien de huidige woningmarkt op slot zit, er een overschot is aan grote kavels (de gemeente heeft vanwege de onverkoopbaarheid financieel forse verliezen genomen), en om geen concurrentie voor anderen te creëren is het niet logisch om opnieuw een soort ruimte‐voor‐ruimte‐regeling in te voeren. 3.6.2 herbestemming bedrijfswoningen Bestaande bedrijfswoningen kunnen herbestemd worden als burgerwoning/woonbestemming. Voorwaarde kan zijn dat hier aan gekoppeld zou moeten worden is dat alle agrarische bedrijfsgebouwen worden gesloopt. De gemeente Someren hanteert deze regel en geeft aan dat deze naar tevredenheid werkt. Voor de eigenaar kan hiermee de kapitaalsvernietiging beperkt worden. Een burgerwoning/woonbestemming is namelijk veel meer waard dan een bedrijfswoning (die niet los van het bedrijf verkocht mag worden). Voor de kwaliteit van het gebied is dit een plus. Van belang daarbij is dat normaliter een burgerwoning in het kader van de milieutoets bij aanvragen voor uitbreiding van agrarische bedrijven anders beschouwd moet worden dan een bedrijfswoning. De milieuregelgeving voorziet hier gedeeltelijk in. Voormalige agrarische bedrijfswoningen, die als burgerwoning bewoond worden, moeten in het kader van geur nog steeds als een agrarische bedrijfswoning beschouwd worden. Er is meer aanbod op de woningmarkt dan nodig is. De woningmarkt laat geen ruimte voor nieuwe woningen toe.
Boeren met Buren no. 9 16‐1‐2013 Pagina 13 van 24
3.7
Potentie zorg / kinderopvang
Binnen de zorgsector zijn mogelijkheden voor (landelijk) zorgwonen en kinderopvang in een rustgevende en prikkelarme omgeving, en mogelijkheden voor het organiseren van dagbesteding op korte afstand van de kernen van Deurne. T.a.v. zorgwonen (de mogelijkheid om woonzorglocaties op te richten in het buitengebied) en dagbesteding waaronder ook kinderopvang is diversiteit gewenst. Voor sommige zorgbehoevenden heeft het buitengebied aantoonbare meerwaarde, veelal in combinatie met dagbesteding. De meerwaarde in het buitengebied kan worden gekoppeld aan buitenlucht, rust, beweging (bijv. zeer belangrijk voor ouderen). Het gaat dan dus niet alleen om bewerken van land of meehelpen met verzorgen van dieren. Een zorgboer kan zich ook richten op dementerende ouderen waarbij een wandeling door de tuin de enige fysieke activiteit is, of op autistische jongeren waarbij het meehelpen en verzorgen van vee weer een veel nadrukkelijkere rol speelt. Zorgfuncties zijn niet toegestaan in het LOG. In een vitaal platteland is ruimte voor zorgbestemmingen mits zij specifiek buitengebied gebonden is. Indien er nieuwe economieën in het buitengebied worden toegestaan én er worden nieuwe stallen gebouwd bij agrarische bedrjiven, ontstaat extra verstening van het buitengebied. Het toestaan van deze nieuwe economie draagt dus indirect bij aan een grotere verstening van het buitengebied.
Boeren met Buren no. 9 16‐1‐2013 Pagina 14 van 24
4.
Overige aspecten
4.1
Kwaliteit van het buitengebied
Het buitengebied heeft in het oog springende kenmerkende kwaliteiten: 1. een hoge diversiteit aan natuurgebieden en karakteristieke, cultuurhistorisch waardevolle landschappen; 2. een dynamische economische ruimte en leefruimte voor bewoners, bewerkers en recreanten 3. de biotische en a‐biotische kenmerken hebben een hoge ecologische waarde. Deze kenmerken maken dat het in het buitengebied goed toeven is: prettig wonen, goed werken en aangenaam recreëren in een mooie landschappelijke en natuurlijke omgeving. Kenmerken die elkaar kunnen versterken maar evengoed ook kunnen bedreigen. Vooral de afgelopen decennia is de dynamiek in het landelijk gebied enorm toegenomen. Veranderende eisen aan de ruimte vanuit de landbouw, de natuur, de recreatie en in toenemende mate het wonen, met als gevolg veel extra bebouwing, leggen een druk op de ruimtelijke ontwikkeling in het landelijk gebied. Een groene ruimte die rust uitstraalt blijkt ook ontstressend te werken en daarmee uiteindelijk van invloed te zijn op de volksgezondheid. Het is de kunst om de kenmerkende kwaliteiten van het buitengebied te behouden en waar nodig beter met elkaar in balans te brengen. Veel groen maakt dit buitengebied aantrekkelijk. Extra verstening vormt een bedreiging. 4.2
Gebiedsindeling; LOG / niet LOG – gemengde plattelandseconomie
Deurne heeft een groot landbouwontwikkelingsgebied (LOG). Een groot LOG lijkt positieve aspecten te hebben. Door de omvang is de afstand tussen de bedrijven immers groter. Als bedrijven heel dicht bij elkaar liggen dan hebben ze t.a.v de ziektedruk dezelfde uitstraling als één groot bedrijf. Ook blijkt een klein, maar intensief LOG op weinig draagvlak uit de omgeving te kunnen rekening (zie LOG Elsendorp dat als pilot heeft gediend). Anderzijds moet het LOG niet groter zijn dan het aantal bouwblokken dat voor de intensieve veehouderij nodig is. Als er immers teveel bouwblokken zijn, dan worden deze vaak ingevuld met andere functies en bewoond door burgers. Zij ervaren de effecten van de intensieve veehouderij als bezwaarlijker en maken zich ook meer zorgen dan de agrariërs die samen met hun gezinnen bij de bedrijven wonen. Dit lijkt slecht voor de gezondheid. Het feit dat de combinatie van moderne landbouw naast burgerwoningen steeds weer op problemen stuit, maakt dat de gemengde plattelandseconomie uiteindelijk niet realistisch is. De begrenzing van het huidige LOG is niet altijd logisch. Daar waar veel burgerwoningen liggen (vaak in clusters bij elkaar) zijn er geen argumenten om dit gebied als LOG te begrenzen. Vooral in Walsberg en Zeilberg zijn er onlogische begrenzingen. Destijds is veel naar de belangen van agrariërs gekeken, terwijl een LOG hier vaak ook voor agrariërs geen kansen biedt, en andere kansen en functies (positief bestemmen noodwoning, herbestemmen naar recreatieve functies) worden hiermee ontnomen.
Boeren met Buren no. 9 16‐1‐2013 Pagina 15 van 24
Ook zou bij de begrenzing meer gekeken kunnen worden naar de gemeentegrenzen. Vooral aan de Noordkant waar Deurne aan Milheeze grenst, is er in Deurne sprake van een LOG en in Milheeze sprake van een verwevingsgebied. Hier liggen alleen melkveebedrijven en champignonkwekerijen. Een verwevingsgebied lijkt dan logischer. In het LOG moet er maximale ruimte zijn om agrarisch te ondernemen. Andere activiteiten, wonen en economieën zijn hier niet gewenst. De gemengde plattelandseconomie blijkt in de praktijk niet te werken. Daar waar de begrenzing van het LOG niet logisch is, te dicht bij de kernen of bij clusters van burgerwoningen, is het wenselijk dat deze wordt aangepast. 4.3
De locatie of de ondernemer
Buiten het LOG kan worden nagedacht waar welke alternatieve activiteiten zoals wonen en andere economieën kunnen worden toegelaten. Zeker waar het gaat om economische functies is het de vraag of in dit, toch relatief kleine, gebied nog veel postzegels moeten worden ingevuld. Als een ondernemer iets wil beginnen, dan mag van deze ondernemer verwacht worden dat hij hiertoe kansen afweegt voor deze locatie. Het is de taak van de overheid om vanuit het oogpunt van het algemeen belang randvoorwaarden op te stellen. Te denken valt aan verkeersaantrekkende werking of vormen van overlast. Buiten het LOG moet de nadruk meer kunnen komen liggen op nieuwe economieën, mits deze een bijdrage leveren aan de verbetering van de landschapskwaliteit;. Het succes wordt in eerste instantie bepaald door de ondernemer, niet door de locatie. 4.4
Handhaving / criminaliteit
Het actief toepassen van VAB‐beleid staat of valt met een structureel georganiseerd toezicht en handhaving. Indien er niet gehandhaafd wordt, is ieder bestemmingsvlak in de gemeente een potentiële ontwikkellocatie. Waarom zou een ondernemer een duur pand betrekken in het centrum van het dorp of het bedrijventerrein als hij/zij zich veel goedkoper in het buitengebied kan vestigen? Anders gezegd, toezicht en handhaving bepalen de economische waarde van potentiële VAB‐locaties. Kritisch beschouwd geeft de overheid de regierol uit handen aan de dynamiek van markt en samenleving. Bij het toestaan van veel mogelijkheden in vrijkomende agrarische gebouwen kan verpaupering en verrommeling ontstaan. Onder andere door (ongeoorloofde) buitenopslag. Het bieden van veel mogelijkheden kan ook een aantrekkende werking op het criminele circuit. Zo zijn al vele wietplantages in voormalige stallen ontmanteld. Leegstaande gebouwen kunnen criminaliteit in de hand werken, waardoor veel handhavingscapaciteit wordt gevraagd. Het toestaan van bedrijvigheid in VAB’s leidt tot een toekomstig handhavingsprobleem als bedrijven uitbreiden en/of anders werken dan vergund is. 4.5
Draagvlak voor de agrarische sector – lokale inpassing, in gesprek met elkaar
De agrarische sector zorgt al duizenden jaren voor ons voedsel. Steeds meer grond is ontgonnen om de groeiende bevolking van voedsel te voorzien. Maar op een gegeven moment is de ruimte op en begint de intensivering. De technologie neemt het over als bepalende factor. Niet stap voor stap,
Boeren met Buren no. 9 16‐1‐2013 Pagina 16 van 24
maar in een steeds hoger tempo waardoor er sinds de negentiende eeuw een explosie is opgetreden van zowel technologie als bevolkingsgroei. De boeren doen met technologie wat ze kunnen, maar ook die mogelijkheden zijn eindig, net als destijds de ruimte. De echte keus voor een duurzame voedselvoorziening moet in de stad gemaakt worden. De echte keuze moet in de stad gemaakt worden. Vanuit de provincie / de Peelhorst, wordt gestimuleerd om vanuit een relatief welvarend en mooi Brabant een transitie op gang te brengen. Samen met elkaar de nieuwe intensieve veehouderij vorm te geven, waarbij niet alleen aandacht ligt op groeien, maar ook te kijken waar maatschappelijke meerwaarde ligt. Ontwikkelruimte voor de intensieve veehouderij moet worden verdiend door stappen te zetten in verduurzaming. Dat is het proces dat ook wel ‘lokale inpassing’wordt genoemd: in dialoog gaan met elkaar. In de dialoog moet aan de orde komen hoe we zorgen voor een zorgvuldige, duurzamere landbouw, die ook oog heeft voor de kwaliteiten van haar omgeving.
Boeren met Buren no. 9 16‐1‐2013 Pagina 17 van 24
5.
Kansen voor een vitaal platteland
De belangrijkste ontwikkelingen en kansen en bedreigingen voor ons buitengebied zijn in voorgaande hoofdstukken in beeld gebracht. In onderstaande SWOT analyse zijn de belangrijkste Sterktes/Zwaktes en kansen en bedreigingen omschreven. Deze SWOT analyse wordt met de klankbordgroep besproken. De SWOT die uit de klankbordgroep naar voren komt wordt voorgelegd aan de Commissie Omgeving. Sterktes Het buitengebied is, vooral in verwevingsgebied en extensiveringsgebied niet meer alleen voor de agrariër. (ST) Op de meeste bedrijven die doorgaan in de agrarische sector treedt schaalvergroting op. (ST) De meeste bedrijven zitten in het Landbouwontwikkelingsgebied en het Verwevingsgebied. (ST) Er is sprake van een afwaartse beweging van geur en ammoniak. De beweging / verschuiving vindt plaats van Stedelijk/Extensivering naar LOG. (ST) In verweving is de ammoniakuitstoot afgenomen, maar de geurbelasting ongeveer gelijk gebleven. (ST) De ontwikkeling van de veestapel varieert per diersoort, maar is in grote lijn gelijk gebleven. (ST) Zwaktes Er zijn zo’n 500 agrarische bouwblokken, waarvan 100‐200 overbodig worden. (ZW) Op de bouwblokken die overbodig worden staan veel gebouwen die niet meer nodig zijn voor de functie waar ze voor vergund zijn. (ZW) De huidige bouwblokken mogen maximaal bebouwd worden, waardoor er veel verstening bijkomt. (ZW) Er worden slechts beperkt kwaliteitseisen gesteld. (ZW) Er is geen sprake van zuinig ruimtegebruik. (ZW) Er is geen verplichting om de gebouwen te slopen als ze niet meer nodig zijn voor wat ze vergund zijn. (ZW) Het aantal veehouderijen is fors afgenomen en neemt komende jaren nog verder af. (ZW) De oppervlakte benodigde stallen blijft minimaal gelijk blijft of stijgt door toenemende welzijnseisen. (ZW) Er is meer aanbod op bedrijventerreinen en in de detailhandel dan er nodig is. (ZW) Kansen Herbestemmen van een IV‐locatie naar een grondgebonden bedrijf is mogelijk. De behoefte hieraan neemt toe (K) In een vitaal platteland is ruimte voor nieuwe economieën, mits zij specifiek buitengebied gebonden zijn. (K) Het is de kunst om de kenmerkende kwaliteiten van het buitengebied te behouden en waar nodig beter met elkaar in balans te brengen. Veel groen maakt dit buitengebied aantrekkelijk. (K)
In het LOG moet er maximale ruimte zijn om agrarisch te ondernemen. (K)
Boeren met Buren no. 9 16‐1‐2013 Pagina 18 van 24
Daar waar de begrenzing van het LOG niet logisch is, te dicht bij de kernen of bij clusters van burgerwoningen, is het wenselijk dat deze wordt aangepast. (K) Buiten het LOG moet de nadruk meer kunnen komen liggen op nieuwe economieën. (K) Het succes wordt in eerste instantie bepaald door de ondernemer, niet door de locatie. (K) Zorgen voor een zorgvuldige landbouw, die ook oog heeft voor de kwaliteiten van haar omgeving (K).
Bedreigingen Als de gebouwen van stoppende bedrijven niet worden gesloopt, dan vindt een forse toename van verstening plaats. (BEDR) Oneerlijke concurrentie doordat VAB‐eigenaren hun gebouwen goedkoper in de markt kunnen zetten. De investeringen zijn minder hoog dan eigenaren van bedrijfspanden waardoor ze kunnen volstaan met lagere huurprijzen. (BEDR) Extra aanbod in het buitengebied leidt tot concurrentie ten opzichte van de ontwikkeling op bedrijventerreinen en daarom tot extra leegstand op bedrijventerreinen (BEDR) Bij toestaan van detailhandel in het buitengebied ontstaat versnippering en leegstand in het centrum. (Bedr) Indien er nieuwe economieën in het buitengebied worden toegestaan en er worden nieuwe stallen gebouwd, ontstaat extra verstening van het buitengebied. (BEDR) De woningmarkt laat geen ruimte voor nieuwe woningen toe. (BEDR) Extra verstening vormt een bedreiging. (BEDR) Andere activiteiten, wonen en economieën, zijn niet gewenst in het LOG (BEDR) Leegstaande gebouwen kunnen criminaliteit in de hand werken, waardoor veel handhavingscapaciteit wordt gevraagd. (BEDR) Het toestaan van bedrijvigheid in VAB’s leidt tot een toekomstig handhavingsprobleem als bedrijven uitbreiden en/of anders werken dan vergund is. (BEDR) Zorgt voor noodzaak tot extra afboeking op de gemeentelijke GREX. (ZW)
Boeren met Buren no. 9 16‐1‐2013 Pagina 19 van 24
6.
Vragen ‐ stellingen aan de klankbordgroep/commissie Bent u het eens met de sterkte‐ zwakte analyse? Staan de punten op de juiste plaats, en/of heeft u nog aanvullingen? Welke punten zijn voor u bij de sterktes/zwaktes en kansen en bedreigingen de 3 belangrijkste?
Boeren met Buren no. 9 16‐1‐2013 Pagina 20 van 24
7.
Bijlage: Kaart met zonering vanuit de reconstructiewet
Boeren met Buren no. 9 16‐1‐2013 Pagina 21 van 24
8.
Bijlage: Begrippenlijst uit het bestemmingsplan buitengebied
25. bouwperceel / bouwblok: een op plankaart 1 aangegeven aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 27. combinatiebedrijven: agrarische bedrijven met een grondgebonden en niet‐ grondgebonden bedrijfstak, waarbij de volgende differentiaties worden onderscheiden: ‐ gg/ivh: een combinatiebedrijf waarbij het grondgebonden agrarische bedrijfsonderdeel de hoofdactiviteit vormt en het intensieve veehouderijbedrijfsonderdeel de nevenactiviteit; ‐ ivh/gg: een combinatiebedrijf waarbij het intensieve veehouderijbedrijfsonderdeel de hoofdactiviteit vormt en het grondgebonden bedrijfsonderdeel de nevenactiviteit; ‐ gg/ngg: een combinatiebedrijf waarbij het grondgebonden agrarische bedrijfsonderdeel de hoofdactiviteit vormt en het niet grondgebonden agrarische bedrijfsonderdeel, niet zijnde een intensieve veehouderij, de nevenactiviteit; 40. glastuinbouwbedrijf: een bedrijf, dat is gericht op het telen van gewassen door in hoofdzaak gebruik te maken van permanente kassen of tunnels met een bebouwingshoogte van 1,50 m of meer; 42. grondgebonden agrarisch bedrijf: een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Grondgeboden bedrijven zijn in ieder geval akkerbouw, fruitteelt‐ en vollegrondstuinbouwbedrijven en boomteeltbedrijven, waarvan de bomen rechtstreeks zijn geplant. Melkveebedrijven zijn doorgaans ook grondgebonden; 49. intensieve veehouderij: Een niet‐grondgebonden agrarisch bedrijf waarin het houden van vee of pluimvee de hoofdzaak is. Onder intensieve veehouderijen worden tevens nertsenhouderijen verstaan. 68. niet‐grondgebonden agrarisch bedrijf: een agrarisch bedrijf waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Niet‐grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: intensieve veehouderijen, glastuinbouwbedrijven en gebouwgebonden teeltbedrijven en kwekerijen, zoals champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, sommige viskwekerijen en sommige wormenkwekerijen; 77. semi‐agrarisch bedrijf een verzamelbegrip waaronder een agrarisch technisch bedrijf en een agrarisch verwant bedrijf wordt vervat; 96. woning: een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden;
Boeren met Buren no. 9 16‐1‐2013 Pagina 22 van 24
9.
Bijlage; steekproef 30 bouwblokken, omvang en bebouwingspercentage
Oppervlakte Percentage Oppervlakte bouwblok bebouwing(m2) bebouwd (m2) Zandschelweg 3 15.026 2.061 14% Wittedijk 11 14.984 2.703 18% Neerkantseweg 24 11.408 2.133 19% Vlierdenseweg 122 10.029 2.004 20% Milhezerweg 89 10.058 2.068 21% Blokweg 11 10.049 2.122 21% Bruggenseweg 14 13.100 3.028 23% Grintkuilenweg 5 13.831 3.489 25% Paardekopweg 16 15.008 3.911 26% Heimolenweg 5 14.000 3.919 28% Bruggenseweg 7 13.000 3.721 29% Biesdeel 16 7.568 2.193 29% Walsbergseweg 28 14.608 4.259 29% Zonnewende 3 15.073 4.454 30% Goorsebergweg 12 19.005 5.688 30% Kanaalstraat 23 24.065 7.478 31% Milhezerweg 86 9.423 3.060 32% Zonnewende 10 14.918 5.046 34% Walsbergseweg 43 15.015 5.410 36% Kanveldweg 8 14.951 5.971 40% Loon 60 10.434 4.356 42% Biesdeel 10 8.116 3.403 42% Ommezwanksedijk 18 20.685 8.772 42% Halvemaansweg 36 15.010 6.979 46% Goorsebergweg 9B 18.342 8.708 47% Lagebrugweg 9 10.108 5.000 49% Waterstraat 5 10.500 5.302 50% Koeweideweg 16 28.220 14.782 52% Belgerenseweg 25 12.937 6.905 53% Trienenbergweg 7 15.096 8.956 59% Totaal oppervlakte bouwblokken 424.567 147.881 Gemiddelde bouwblokgrootte 14.152 4.929 35% Adres
Boeren met Buren no. 9 16‐1‐2013 Pagina 23 van 24
Bijlage: Lijst met categorie 1 en 2 bedrijven
Boeren met Buren no. 9 16‐1‐2013 Pagina 24 van 24
Bijlage 1 Richtafstandenlijsten SBI-CODE 2008
OMSCHRIJVING CATEGORIE
SBI-CODE
definitief 29-12-2006
LIJST 1 - ACTIVITEITEN
15 151 151 151 151 151 151 151
10, 11 101, 102 101, 102 101 101 101 101 101, 102
151 152 152 152 152 152 152 1531 1531 1531 1532, 1533 1532, 1533 1532, 1533 1532, 1533 1532, 1533 1532, 1533 1541 1541 1541 1542 1542 1542 1543 1543 1543 1551
108 102 102 102 102 102 102 1031 1031 1031 1032, 1039 1032, 1039 1032, 1039 1032, 1039 1032, 1039 1032, 1039 104101 104101 104101 104102 104102 104102 1042 1042 1042 1052
VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN Slachterijen en overige vleesverwerking: - slachterijen en pluimveeslachterijen - bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m² - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m² - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m² - loonslachterijen - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m² Visverwerkingsbedrijven: - conserveren - roken - verwerken anderszins: p.o.> 1000 m² - verwerken anderszins: p.o. <= 1000 m² - verwerken anderszins: p.o. <= 300 m² Aardappelprodukten fabrieken: - vervaardiging van aardappelproducten - vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m² Groente- en fruitconservenfabrieken: - jam - groente algemeen - met koolsoorten - met drogerijen - met uienconservering (zoutinleggerij) Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten: - p.c. < 250.000 t/j - p.c. >= 250.000 t/j Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten: - p.c. < 250.000 t/j - p.c. >= 250.000 t/j Margarinefabrieken: - p.c. < 250.000 t/j - p.c. >= 250.000 t/j Zuivelprodukten fabrieken:
3.2 4.2 3.2 3.1 3.1 3.1 3.1 4.1 4.2 4.2 3.2 3.1 4.2 3.1 3.2 3.2 3.2 4.2 4.2 4.1 4.2 4.1 4.2 4.1 4.2
Bijlage 1 Richtafstandenlijsten SBI-CODE 2008
OMSCHRIJVING CATEGORIE
SBI-CODE
definitief 29-12-2006
LIJST 1 - ACTIVITEITEN
1551 1551 1551 1552 1552 1561 1561 1561 1561 1562 1562 1562 1571 1571 1571 1571 1572 1581 1581 1581 1582 1583 1584
1051 1051 1051 1052 1052 1061 1061 1061 1061 1062 1062 1062 1091 1091 1091 1091 1092 1071 1071 1071 1072 1081 10821
- melkprodukten fabrieken v.c. < 55.000 t/j - melkprodukten fabrieken v.c. >= 55.000 t/j - overige zuivelprodukten fabrieken Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m² - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² Meelfabrieken: - p.c. >= 500 t/u - p.c. < 500 t/u Grutterswarenfabrieken Zetmeelfabrieken: - p.c. < 10 t/u - p.c. >= 10 t/u Veevoerfabrieken: - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. < 10 t/u water - mengvoeder, p.c. < 100 t/u - mengvoeder, p.c. >= 100 t/u Vervaardiging van voer voor huisdieren Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: - v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens - v.c. >= 7500 kg meel/week Banket, biscuit- en koekfabrieken Suikerfabrieken: Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
1584 1584 1584 1585 1586 1586 1587 1589 1589.1 1589.2 1589.2
10821 10821 10821 1073 1083 1083 108401 1089 1089 1089 1089
- cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m² - Suikerwerkfabrieken met suiker branden - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m² Deegwarenfabrieken Koffiebranderijen en theepakkerijen: - theepakkerijen Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden Vervaardiging van overige voedingsmiddelen Bakkerijgrondstoffenfabrieken Soep- en soeparomafabrieken: - zonder poederdrogen
3.2 4.2 4.2 3.2 2 4.2 4.1 4.1 4.1 4.2 4.2 4.1 4.2 4.1 2 3.2 3.2
3.2 4.2 3.2 3.1 3.2 4.1 4.1 4.1 3.2
Bijlage 1 Richtafstandenlijsten SBI-CODE 2008
OMSCHRIJVING CATEGORIE
SBI-CODE
definitief 29-12-2006
LIJST 1 - ACTIVITEITEN
1589.2 1589.2 1591 1592 1592 1592 1596 1597 1598 16 16 160 17 17 171 172 172 172 173 174, 175 1751 176, 177 18 18 181 183 19 19 191 192 193 20 20 2010.1 2010.2
1089 1089 110101 110102 110102 110102 1105 1106 1107 12 12 120 13 13 131 132 132 132 133 139 1393 139, 143 14 14 141 142, 151 15 15 151, 152 151 152 16 16 16101 16102
- met poederdrogen Bakmeel- en puddingpoederfabrieken Destilleerderijen en likeurstokerijen Vervaardiging van ethylalcohol door gisting: - p.c. < 5.000 t/j - p.c. >= 5.000 t/j Bierbrouwerijen Mouterijen Mineraalwater- en frisdrankfabrieken
4.1 4.2 4.2 4.2 3.2
VERWERKING VAN TABAK Tabakverwerkende industrie
4.1
4.2 4.1 4.2
VERVAARDIGING VAN TEXTIEL Bewerken en spinnen van textielvezels Weven van textiel: - aantal weefgetouwen < 50 - aantal weefgetouwen >= 50 Textielveredelingsbedrijven Vervaardiging van textielwaren Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen
3.2 4.2 3.1 3.1 4.1 3.1
VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT Vervaardiging kleding van leer Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont
3.1 3.1
VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING) Lederfabrieken Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) Schoenenfabrieken
4.2 3.1 3.1
HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. Houtzagerijen Houtconserveringsbedrijven:
3.2
3.2
Bijlage 1 Richtafstandenlijsten SBI-CODE 2008
OMSCHRIJVING CATEGORIE
SBI-CODE
definitief 29-12-2006
LIJST 1 - ACTIVITEITEN
2010.2 2010.2 202 203, 204, 205 203, 204, 205 21 21 2111 2112 2112 2112 2112 212 2121.2 2121.2 2121.2 22 22 2221 2222 23 23 2320.1 2320.2 2320.2 2320.2 233 24 24 2411 2412 2413 2413 2414.1 2414.1
16102 16102 1621 162 162 17 17 1711 1712 1712 1712 1712 172 17212 17212 17212 58 58 1811 1812 19 19 19201 19202 19202 19202 201, 212, 244 20 20 2011 2012 2012 2012 20141 20141
- met creosootolie - met zoutoplossingen Fineer- en plaatmaterialenfabrieken Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2
4.1 3.1 3.2 3.2 3.1
VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN Vervaardiging van pulp Papier- en kartonfabrieken: - p.c. < 3 t/u - p.c. 3 - 15 t/u - p.c. >= 15 t/u Papier- en kartonwarenfabrieken Golfkartonfabrieken: - p.c. < 3 t/u - p.c. >= 3 t/u
3.2 4.1
UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA Drukkerijen van dagbladen Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen)
3.2 3.2
AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN Aardolieraffinaderijen Smeeroliën- en vettenfabrieken Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie Aardolieproduktenfabrieken n.e.g. Splijt- en kweekstoffenbewerkingsbedrijven
6 3.2 4.2 4.2 6
VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN Vervaardiging van industriële gassen: Kleur- en verfstoffenfabrieken Anorg. chemische grondstoffenfabrieken: - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" Organ. chemische grondstoffenfabrieken: - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn"
4.1 3.1 4.1 4.2 3.2
4.1 4.2 4.2
Bijlage 1 Richtafstandenlijsten SBI-CODE 2008
OMSCHRIJVING CATEGORIE
SBI-CODE
definitief 29-12-2006
LIJST 1 - ACTIVITEITEN
2414.1 2414.1 2414.1 2414.2 2414.2 242 243 2441 2441 2442 2442 2451 2452 2462 2462 2464 2466 2466 247 25 25 2511 2512 2512 2512 2513 252 252 252 252 26
20141 20141 20141 20149 20149 202 203 2120 2110 2120 2120 2041 2042 2052 2052 205902 205903 205903 2060 22 22 221101 221102 221102 221102 2219 222 222 222 222 23
26 261 261
23 231 231
Methanolfabrieken: - p.c. < 100.000 t/j - p.c. >= 100.000 t/j Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synth.): - p.c. < 50.000 t/j Landbouwchemicaliënfabrieken: Verf, lak en vernisfabrieken Farmaceutische grondstoffenfabrieken: - p.c. < 1.000 t/j Farmaceutische produktenfabrieken: - formulering en afvullen geneesmiddelen Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken Parfumerie- en cosmeticafabrieken Lijm- en plakmiddelenfabrieken: - zonder dierlijke grondstoffen Fotochemische produktenfabrieken Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken Overige chemische produktenfabrieken n.e.g. Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken
4.1 4.2 4.2 4.2 4.2 3.1 4.2 4.2 3.2 3.2 3.1 4.1 4.2
VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF Rubberbandenfabrieken Loopvlakvernieuwingsbedrijven: - vloeropp. < 100 m2 - vloeropp. >= 100 m2 Rubber-artikelenfabrieken Kunststofverwerkende bedrijven: - zonder fenolharsen - met fenolharsen - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen
4.1 4.2 3.1
VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN Glasfabrieken: - glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j
3.2
4.2 3.1 4.1 3.2
Bijlage 1 Richtafstandenlijsten SBI-CODE 2008
OMSCHRIJVING CATEGORIE
SBI-CODE
definitief 29-12-2006
LIJST 1 - ACTIVITEITEN
261 261 2615 262, 263 262, 263 264 264 2651 2652 2652 2653 2653 2661.1 2661.1 2661.1 2661.2 2661.2 2661.2 2662 2663, 2664 2663, 2664 2663, 2664 2665, 2666 2665, 2666 2665, 2666 267 267 267 267 2681 2682 2682 2682 2682 2682
231 231 231 232, 234 232, 234 233 233 2351 235201 235201 235202 235202 23611 23611 23611 23612 23612 23612 2362 2363, 2364 2363, 2364 2363, 2364 2365, 2369 2365, 2369 2365, 2369 237 237 237 237 2391 2399 2399 2399 2399 2399
- glas en glasprodukten, p.c. >= 5.000 t/j - glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 t/j Glasbewerkingsbedrijven Aardewerkfabrieken: - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW Baksteen en baksteenelementenfabrieken Dakpannenfabrieken Cementfabrieken: Kalkfabrieken: - p.c. < 100.000 t/j Gipsfabrieken: - p.c. < 100.000 t/j Betonwarenfabrieken: - zonder persen, triltafels en bekistingtrille - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 t/d Kalkzandsteenfabrieken: - p.c. < 100.000 t/j - p.c. >= 100.000 t/j Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken Betonmortelcentrales: - p.c. < 100 t/u - p.c. >= 100 t/u Vervaardiging van produkten van beton, (vezel)cement en gips: - p.c. < 100 t/d - p.c. >= 100 t/d Natuursteenbewerkingsbedrijven: - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m² - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m² - met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 t/j Slijp- en polijstmiddelen fabrieken Bitumineuze materialenfabrieken: - p.c. < 100 t/u Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol): - steenwol, p.c. >= 5.000 t/j - overige isolatiematerialen
4.2 4.2 3.1 3.2 4.1 4.1
4.1 4.1 4.1 4.2 3.2 4.2 3.2 3.2 4.2 3.2 4.2 3.2 3.1 4.2 3.1 4.2 4.2 4.1
Bijlage 1 Richtafstandenlijsten SBI-CODE 2008
OMSCHRIJVING CATEGORIE
SBI-CODE
definitief 29-12-2006
LIJST 1 - ACTIVITEITEN
2682 2682 2682 27 27 271 271 272 273 273 274 274 274 2751, 2752 2751, 2752 2753, 2754 2753, 2754 28
2399 2399 2399 24 24 241 241 241 243 243 244 244 244 2451, 2452 2451, 2452 2453, 2454 2453, 2454 25
28 281 281 281 281 281 2821 2821 2822, 2830 284 284 284 2851 2851 2851 2851
25, 31 251, 331 251, 331 251, 331 251, 331 251, 331 2529, 3311 2529, 3311 2521, 2530, 3311 255, 331 255, 331 255, 331 2561, 3311 2561, 3311 2561, 3311 2561, 3311
Minerale produktenfabrieken n.e.g. Asfaltcentrales: p.c.< 100 ton/uur - asfaltcentrales, p.c. >= 100 ton/uur VERVAARDIGING VAN METALEN Ruwijzer- en staalfabrieken: - p.c. >= 1.000 t/j IJzeren- en stalenbuizenfabrieken: Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen: - p.o. < 2.000 m2 Non-ferro-metaalfabrieken: - p.c. < 1.000 t/j Non-ferro-metaalwalserijen, -trekkerijen e.d.: IJzer- en staalgieterijen/ -smelterijen: - p.c. < 4.000 t/j Non-ferro-metaalgieterijen/ -smelterijen: - p.c. < 4.000 t/j VERVAARD. EN REPARATIE VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.) Constructiewerkplaatsen: - gesloten gebouw - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 - in open lucht, p.o. < 2.000 m2 - in open lucht, p.o. >= 2.000 m2 Tank- en reservoirbouwbedrijven: - p.o. < 2.000 m2 Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven: - algemeen - stralen - metaalharden
3.2 4.1 4.2
6
4.2 4.2
4.2 4.2
3.2 3.1 4.1 4.2 4.2 4.1 4.1 3.2 3.1 3.2 4.1 3.2
Bijlage 1 Richtafstandenlijsten SBI-CODE 2008
OMSCHRIJVING CATEGORIE
SBI-CODE
definitief 29-12-2006
LIJST 1 - ACTIVITEITEN
2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2852 2852 287 287 287 287 29 29 29 29 29 29 30 30 30 31 31 311 312 313 314 315 3162 32 32 321 t/m 323
2561, 3311 2561, 3311 2561, 3311 2561, 3311 2561, 3311 2561,3311 2561, 3311 2561, 3311 2561, 3311 2562, 3311 2562, 3311 259, 331 259, 331 259, 331 259, 331 27, 28, 33 27, 28, 33 27, 28, 33 27, 28, 33 27, 28, 33 28, 33 26, 28, 33 26, 28, 33 26, 28, 33 26, 27, 33 26, 27, 33 271, 331 271, 273 273 272 274 2790 26,33 26, 33 261, 263, 264, 331
- lakspuiten en moffelen - scoperen (opspuiten van zink) - thermisch verzinken - thermisch vertinnen - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) - anodiseren, eloxeren - chemische oppervlaktebehandeling - emailleren - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed) Overige metaalbewerkende industrie Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken: - p.o. < 2.000 m2 Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN Machine- en apparatenfabrieken incl. reparatie: - p.o. < 2.000 m2 - p.o. >= 2.000 m2 - met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie
3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.1 4.1 3.2 3.1
3.2 4.1 4.2
2
VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH. Elektromotoren- en generatorenfabrieken incl. reparatie Schakel- en installatiemateriaalfabrieken Elektrische draad- en kabelfabrieken Accumulatoren- en batterijenfabrieken Lampenfabrieken Koolelektrodenfabrieken
4.1 4.1 4.1 3.2 4.2 6
VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH. Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d.
3.1
Bijlage 1 Richtafstandenlijsten SBI-CODE 2008
OMSCHRIJVING CATEGORIE
SBI-CODE
definitief 29-12-2006
LIJST 1 - ACTIVITEITEN
3210 33 33 33 34 34 341 341 341 3420.1 3420.2 343 35
2612 26, 32, 33 26, 32, 33 26, 32, 33 29 29 291 291 291 29201 29202 293 30
35 351 351 351 351 352 352 352 353 353 354 355 36 36 361 361 362 363 364 365 3663.1
30 301, 3315 301, 3315 301, 3315 301, 3315 302, 317 302, 317 302, 317 303,3316 303, 3316 309 3099 31 31 310 9524 321 322 323 324 32991
Fabrieken voor gedrukte bedrading VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS Autofabrieken en assemblagebedrijven - p.o. < 10.000 m2 - p.o. >= 10.000 m2 Carrosseriefabrieken Aanhangwagen- en opleggerfabrieken Auto-onderdelenfabrieken
3.1
2
4.1 4.2 4.1 4.1 3.2
VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS) Scheepsbouw- en reparatiebedrijven: - houten schepen - kunststof schepen - metalen schepen < 25 m Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen: - algemeen - met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven: - zonder proefdraaien motoren Rijwiel- en motorrijwielfabrieken Transportmiddelenindustrie n.e.g.
4.1 3.2 3.2
VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. Meubelfabrieken Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 Fabricage van munten, sieraden e.d. Muziekinstrumentenfabrieken Sportartikelenfabrieken Speelgoedartikelenfabrieken Sociale werkvoorziening
3.2 1 2 2 3.1 3.1 2
3.1 3.2 4.1 3.2 4.2
Bijlage 1 Richtafstandenlijsten SBI-CODE 2008
OMSCHRIJVING CATEGORIE
SBI-CODE
definitief 29-12-2006
LIJST 1 - ACTIVITEITEN
3663.2 37 37 372 372 372 372 40 40 40 40 40
32999 38 38 383202 383202 383202 383202 35 35 35 35 35
40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 41 41 41 41 41 41 41 41 45 45
35 35 35 35 35 35 35 35 35 35 35 35 36 36 36 36 36 36 36 36 41, 42, 43 41, 42, 43
Vervaardiging van overige goederen n.e.g.
3.1
VOORBEREIDING TOT RECYCLING Puinbrekerijen en -malerijen: - v.c. < 100.000 t/j Rubberregeneratiebedrijven Afvalscheidingsinstallaties
4.2 4.2 4.2
PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER Elektriciteitsproduktiebedrijven (electrisch vermogen >= 50 MWe) - kerncentrales met koeltorens bio-energieinstallaties electrisch vermogen < 50 MWe: - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen voedingsindustrie - vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: - < 10 MVA - 10 - 100 MVA - 100 - 200 MVA - 200 - 1000 MVA Gasdistributiebedrijven: - gascompressorstations vermogen < 100 MW - gasontvang- en -verdeelstations, cat. D Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: - stadsverwarming WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER Waterwinning-/ bereiding- bedrijven: - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: - < 1 MW - 1 - 15 MW - >= 15 MW BOUWNIJVERHEID
6
3.2 3.2 2 3.1 3.2 4.2 4.2 3.1 3.2
3.1 2 3.2 4.2
Bijlage 1 Richtafstandenlijsten SBI-CODE 2008
OMSCHRIJVING CATEGORIE
SBI-CODE
definitief 29-12-2006
LIJST 1 - ACTIVITEITEN
45 45 45 45 50 50 501 5020.4 5020.4 51 51 5121
41, 42, 43 41, 42, 43 41, 42, 43 41, 42, 43 45, 47 45, 47 451 45204 45204 46 46 4621
5121 5122 5123 5124 5125, 5131 5132, 5133 5134 5135 5136 5137 5138, 5139 514 5148.7 5148.7 5148.7 5148.7 5151.1 5151.1 5151.2 5151.2 5151.2 5151.3
4621 4622 4623 4624 46217, 4631 4632, 4633 4634 4635 4636 4637 4638, 4639 464, 46733 46499 46499 46499 46499 46711 46711 46712 46712 46712 46713
Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m² - bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m² Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m² - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m²
3.2 3.1 3.1 2
HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS Groothandel in vrachtauto's (incl. import) Autoplaatwerkerijen Autospuitinrichtingen
3.2 3.2 3.1
GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer Grth in bloemen en planten Grth in levende dieren Grth in huiden, vellen en leder Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën Grth in dranken Grth in tabaksprodukten Grth in suiker, chocolade en suikerwerk Grth in koffie, thee, cacao en specerijen Grth in overige voedings- en genotmiddelen Grth in overige consumentenartikelen Grth in vuurwerk en munitie: - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton - munitie Grth in vaste brandstoffen: - klein, lokaal verzorgingsgebied Grth in vloeibare en gasvormige brandstoffen: - vloeistoffen, o.c. < 100.000 m3 - tot vloeistof verdichte gassen Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen)
3.1 4.2 2 3.2 3.1 3.1 3.1 2 2 2 2 2 2 2 3.1 2 3.1 4.1 4.2 3.2
Bijlage 1 Richtafstandenlijsten SBI-CODE 2008
OMSCHRIJVING CATEGORIE
SBI-CODE
definitief 29-12-2006
LIJST 1 - ACTIVITEITEN
5152.1 5152.1 5152.2 /.3 5153 5153 5153 5153.4 5153.4 5153.4 5154 5154 5154 5155.1 5155.2 5156 5157 5157 5157.2/3 5157.2/3 518 518 518 519 60 60 6021.1 6023 6024 6024 603 63 63 6311.1 6311.1 6311.1
46721 46721 46722, 46723 4673 4673 4673 46735 46735 46735 4674 4674 4674 46751 46752 4676 4677 4677 4677 4677 466 466 466 466, 469 47 49 493 493 494 494 495 52 52 52241 52241 52241
Grth in metaalertsen: - opslag opp. < 2.000 m2 Grth in metalen en -halffabrikaten Grth in hout en bouwmaterialen: - algemeen: b.o. > 2000 m² - algemeen: b.o. <= 2000 m² zand en grind: - algemeen: b.o. > 200 m² - algemeen: b.o. <= 200 m² Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: - algemeen: b.o. > 2.000 m² - algemeen: b.o. < = 2.000 m² Grth in chemische produkten Grth in kunstmeststoffen Grth in overige intermediaire goederen Autosloperijen: b.o. > 1000 m² - autosloperijen: b.o. <= 1000 m² Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1000 m² - overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1000 m² Grth in machines en apparaten: - machines voor de bouwnijverheid - overige Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d.
3.2 3.1 2
VERVOER OVER LAND Bus-, tram- en metrostations en -remises Touringcarbedrijven Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m² - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m² Pomp- en compressorstations van pijpleidingen
3.2 3.2 3.2 3.1 2
DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. zeeschepen: - stukgoederen - tankercleaning
4.2 4.2
4.2 3.2 3.1 2 3.2 2 3.1 2 3.2 2 2 3.2 3.1 3.2 3.1
Bijlage 1 Richtafstandenlijsten SBI-CODE 2008
OMSCHRIJVING CATEGORIE
SBI-CODE
definitief 29-12-2006
LIJST 1 - ACTIVITEITEN
6311.2 6311.2 6311.2 6311.2 6311.2 6311.2 6311.2 6312 6312 6321 64 64 641 642 71
52242 52241 52242 52242 52242 52242 52242 52102, 52109 52109 5221 53 53 531, 532 61 77
71 712 713 714 72 72 72
77 7712, 7739 773 772 62 62 58, 63
74
63, 69tm71, 73,74,77,78, 80tm82
74 747 7481.3 7484.3 90 90 9001 9001
63, 69tm71, 73,74,77,78, 80tm82 812 74203 82991 37, 38, 39 37, 38, 39 3700 3700
Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart: - containers - tankercleaning - stukgoederen - ertsen, mineralen, e.d., opslagopp. < 2.000 m² - granen of meelsoorten , v.c. < 500 t/u - steenkool, opslagopp. < 2.000 m2 Distributiecentra, koelhuizen Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) POST EN TELECOMMUNICATIE Post- en koeriersdiensten Telecommunicatiebedrijven VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE Datacentra
4.2 4.2 3.2 4.2 4.2 4.2 3.1 2 3.2
2 1
3.1 3.1 2
2
OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING Reinigingsbedrijven voor gebouwen Foto- en filmontwikkelcentrales Veilingen voor landbouw- en visserijprodukten
3.1 2 4.1
MILIEUDIENSTVERLENING RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks: - < 100.000 i.e.
4.1
Bijlage 1 Richtafstandenlijsten SBI-CODE 2008
OMSCHRIJVING CATEGORIE
SBI-CODE
definitief 29-12-2006
LIJST 1 - ACTIVITEITEN
9001 9001 9002.1 9002.1 9002.1 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 93 93 9301.1 9301.1 9301.2 9301.3
3700 3700 381 381 381 382 382 382 382 382 382 382 382 382 382 382 382 96 96 96011 96011 96012 96013
- 100.000 - 300.000 i.e. rioolgemalen Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. Gemeentewerven (afval-inzameldepots) Vuiloverslagstations Afvalverwerkingsbedrijven: - kabelbranderijen - verwerking radio-actief afval - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) - oplosmiddelterugwinning - afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW - verwerking fotochemisch en galvano-afval Vuilstortplaatsen Composteerbedrijven: - belucht v.c. < 20.000 ton/jr - belucht v.c. > 20.000 ton/jr - GFT in gesloten gebouw
3.2 4.1 4.1
OVERIGE DIENSTVERLENING Wasserijen en strijkinrichtingen Tapijtreinigingsbedrijven Chemische wasserijen en ververijen Wasverzendinrichtingen
3.1 3.1 2 2
4.2 2 3.1 3.1 4.2 3.2 6 3.1 3.2 4.2 2 4.2
Startnotitie Vrijkomende agrarische gebouwen Boeren met buren: no 007
‐ 1 ‐
Inhoud 1
Inleiding. ......................................................................................................................................... 3 1.1 Aanleiding. ............................................................................................................................. 3 1.2 Functie van de startnotitie. .................................................................................................... 3 2 Analyse en beleidsomgeving. ......................................................................................................... 4 2.1 Probleembeschrijving. ........................................................................................................... 4 2.2 Doelstelling en beoogd effect. ............................................................................................... 4 2.3 Kader. ..................................................................................................................................... 5 3 Proces. ............................................................................................................................................ 6 3.1 communicatie ........................................................................................................................ 6 4 Planning en financiën ..................................................................................................................... 7 4.1 Stappenplan. .......................................................................................................................... 7 4.2 Planning en inzet .................................................................................................................... 8 4.3 Financiën. ............................................................................................................................... 8
Juni 2012 Verantwoordelijke bestuurder; Nicole Lemlijn Ambtelijk opdrachtgever; Nelly van Leeuwen Kerngroep: Chris Biemans, Esther Paree en Inge Claessens
‐ 2 ‐
1
Inleiding.
1.1 Aanleiding. Naar verwachting zullen de komende jaren veel agrarische bedrijven stoppen. Veel bedrijfsgebouwen komen als gevolg daarvan leeg te liggen. De gebruiksmogelijkheden van deze vrijkomende agrarische bebouwing (VAB) zijn van invloed op de economie en beeldkwaliteit van het platteland (vitaal en aantrekkelijk platteland), maar kunnen ook van invloed zijn op bezetting en leegstand op bedrijventerreinen en in het kernwinkelgebied. Er is daarom behoefte aan een vernieuwd toetsingskader voor VAB. De provinciale Verordening Ruimte en de gemeentelijke structuurvisie geven kaders, maar de concrete invulling vindt in de beleidsvisie VAB plaats. De gemeenteraad heeft besloten om de resultaten van deze beleidsvisie op te nemen in de derde herziening van het bestemmingsplan buitengebied. De commissie Wonen & Economie heeft in haar vergaderingen van 13 september 2011 en 13 maart 2012 opiniërend over het onderwerp gesproken. De standpunten tussen de fracties liepen ver uiteen. Om tot zorgvuldig en vernieuwend beleid te komen is het wenselijk om de verschillende invalshoeken en belangen goed in beeld te brengen en vervolgens af te wegen. Vervolgens zal dit in beleid worden vervat. 1.2 Functie van de startnotitie. Deze startnotitie vormt het kader voor het traject dat leidt tot de beleidsvisie VAB. De volgende aspecten komen aan de orde: 1. Analyse en beleidsomgeving: - Probleembeschrijving; - doelstelling en beoogd effect; - kader en - scenario’s en resultaat. 2. Proces: - belanghebbenden; - communicatie extern en - communicatie intern. 3. Planning en financiën - planning en - financiën. De startnotitie wordt vastgesteld door het college van Burgemeester en Wethouders en voor opiniërend overleg voorgelegd aan de commissie Omgeving. Ook aan de klankbordgroep, die wordt betrokken bij de samenstelling van de beleidsvisie V.A.B. wordt de startnotitie voor opiniërend overleg aangeboden. De beleidsvisie VAB wordt vastgesteld door de gemeenteraad.
‐ 3 ‐
2
Analyse en beleidsomgeving.
2.1 Probleembeschrijving. Ook in de land‐ en tuinbouw vindt schaalvergroting plaats. Er is een proces gaande van blijvers/ groeiers en stoppers. Veel agrarische bedrijven zijn al gestopt of zullen de komende jaren gaan stoppen. In de periode 2006 – 2011 is het aantal veehouderijen in Deurne gedaald met 102 stuks. (van 544 naar 442) De verwachting is dat tot 2020 nog eens 25 tot 50% van de bedrijven zal stoppen. (100 tot 200 bedrijven) De probleemstelling wordt als volgt omschreven: Welke gebruiksmogelijkheden willen we bieden ten aanzien van het gebruik van vrijkomende agrarische gebouwen in het buitengebied, in welke gebieden is wat mogelijk en onder welke voorwaarden (landschappelijke inpassing, grootte?) 2.2 Doelstelling en beoogd effect. Doelstelling is een bestuurlijk vastgestelde beleidsvisie die de kaders aangeeft van wat er met VAB’s kan, mag of moet gebeuren tegen de achtergrond van een vitaal en aantrekkelijk platteland, goede ruimtelijke ordening, maar ook van een gezonde bedrijvigheid op de reguliere bedrijventerreinen en in de kernwinkelgebieden. Hierbij moet voorkomen worden dat de discussie zich toespitst naar individuele verzoeken. Juist het belang van de hele gemeente staat voorop. De beleidsvisie wordt op basis van een integrale benadering opgesteld, waaraan een breed samengestelde klankbordgroep haar inbreng heeft geleverd. De beleidsvisie wordt een integraal onderdeel van de 3e herziening van het Bestemmingsplan Buitengebied. De resultaten van deze beleidsvisie worden onderdeel van en vertaald in de derde partiële herziening van het Bestemmingsplan Buitengebied. Het VAB beleid biedt inzicht in: Afbakening van definitie VAB’s; Inzicht in beleidskaders gerelateerd aan VAB’s; Brede inventarisatie Sterktes en Zwaktes en kansen en bedreigingen als gevolg van de uitgevoerde inventarisatie.
‐ 4 ‐
2.3 Kader. De beleidsnota VAB is als volgt in een kader te plaatsen:
Vigerend bestemmingsplan buitengebied
Visies belangengroeperingen Handhavingsbeleid
Verordening ruimte provincie/landschap sregeling Milieuwetgeving Gemeentelijke structuurvisie Analyse/inventarisat ie en SWOT Goede voorbeelden van andere gemeenten
Welstandsnota
VAB beleid
Beleidsnota bedrijventerreinen/LHF
Landelijk/provinciaal/ Lokale visies toerisme en recreatie Detailhandelsvisie
3e reparatieherziening bp -buitengebied
‐ 5 ‐
3
Proces.
3.1 communicatie Bij de totstandkoming van het VAB beleid wordt gewerkt met een ambtelijke kerngroep, een groep ambtelijke inhoudsdeskundigen en een klankbordgroep Klankbordgroep: Het platteland is al tijden niet meer het exclusieve domein van agrarische productie. Daarom bestaat de klankbordgroep uit de volgende partijen: - ZLTO; (2 vertegenwoordigers) - Dorps‐ en wijkraden; (maximaal 3 vertegenwoordigers) - Ondernemers toerisme en recreatie/VVV; (1 vertegenwoordiger) - OVD/Centrummanagement Deurne; (1 vertegenwoordiger) - DIC; (1 vertegenwoordiger) - Gebiedsmakelaar; (1 vertegenwoordiger) - BMF/Stop de stank (1 vertegenwoordiger) Van de leden van de klankbordgroep verwachten wij dat zij, al dan niet aan de hand van voorgelegde documenten, vanuit hun discipline kennis en informatie inbrengen ten behoeve van de op te stellen beleidsvisie. De verslagen worden voor de raadsleden ter inzage gelegd.
‐ 6 ‐
4 4.1
Planning en financiën Stappenplan. 1. startnotitie Resultaat stap 1: Vastgestelde startnotitie door college van B&W 2. verzamelen, ordenen en vaststellen informatie
-
inventarisatie lokale data (aantallen, grootte, tijdstippen, etc.) De volgende data zijn van belang voor het VAB beleid en zullen worden geïnventariseerd: Overzicht leegstand / behoefte op bedrijventerreinen; Overzicht leegstand detailhandel; Overzicht leegstand/behoefte agrarische gebouwen, verdeeld in de diverse gebieden; Overzicht te verwachten vrijkomende agrarische gebouwen. Op basis van vergunningenbestand. Aantal en oppervlakte, verdeeld in de diverse gebieden; Potentie Toerisme Potentie grondgebonden bedrijven Potentie duurzame energie en innovatie Potentie wonen Inventarisatie beleidsinformatie
Resultaat stap 2: Document met in beknopte vorm alle benodigde beleidsinformatie en data. Een eerste inschattingen van de kansen en bedreigingen in relatie tot de data en per beleidsveld. 3. SWOT‐analyse (sterkten, zwakten, kansen en bedreigingen) Op basis van de inventarisatie wordt met de klankbordgroep een SWOT analyse opgesteld. De SWOT analyse wordt door het kernteam uitgewerkt en mogelijk aangevuld,. Resultaat stap 3: Een document met daarin alle sterktes/zwaktes en kansen en bedreigingen. Op basis van de SWOT analyse worden stellingen geformuleerd over de onderwerpen die in de beleidsvisie aan bod gaan komen (bijvoorbeeld een VAB mag alleen als het voldoet aan bepaalde landschappelijke inpassing). Dit kan ook op basis van scenario’s. Het schetsen van scenario’s biedt partijen met tegengestelde belangen de mogelijkheid om op een objectieve manier over de toekomst te discussiëren. 4. opstellen beleidsvisie De beleidsvisie bestaat uit de volgende elementen: Gebiedsindeling VAB’s Aard en omvang VAB’s met lijst van mogelijke bedrijfsactiviteiten Randvoorwaarden o Sloop o Landschappelijke inpassing o Tijdelijkheid
‐ 7 ‐
o o o o o o o o o o o
Verkeersaantrekkende werking Aantal medewerkers Omvang VAB innovatie en duurzaamheid Hoe ontstaan van nieuwe VAB’s te voorkomen (bijvoorbeeld: verplichting tot sloop als onderdeel van bouwvergunning als gebruik volgens bestemming eindigt) Aanpassing LOG nodig? Voor‐wat‐hoort‐wat; Groen/sloopfonds Relatie met werkgelegenheid Alleen hergebruik toestaan, of slopen en nieuwbouw met kwaliteitswinst Soort persoonlijk overgangsrecht Bij nieuwe bedrijvigheid; wel/niet ter plaatse wonen?
-
Met de klankbordgroep wordt aan de hand van de in stap 3 geformuleerde stellingen gediscussieerd over de elementen van de inhoud van de visie.
Op basis van de uitkomst wordt een concept visie opgesteld. De concept visie wordt na een eerste behandeling in het college van B&W met de klankbordgroep besproken. Naar aanleiding van dit gesprek kan de visie worden aangescherpt/veranderd. Vanwege tegengestelde belangen zal de visie niet door iedereen worden gedragen. De opmerkingen uit de klankbordgroep worden samen met de concept‐visie aangeboden aan het college van B&W en de commissie (of ter inzage?) Resultaat stap 4: Een concept beleidsvisie die per onderwerp de kaders aangeeft ten aanzien van de invulling van VAB’s. 5. vaststellen beleidsvisie VAB - aanbieding aan commissie Omgeving ter besluitvorming; - vaststellen door gemeenteraad Resultaat stap 5: Een door de gemeenteraad vastgestelde beleidsvisie met kaders die rechtreeks worden vertaald naar het bestemmingsplan buitengebied. 4.2 Planning en inzet Zie volgende pagina 4.3
Financiën. - - Inhuur beleidsontwikkelaar buitengebied
Dekking: Vanuit het werkbudget reconstructie wordt € 15.000,‐‐ beschikbaar gesteld. Overgebleven middelen vloeien terug naar het werkbudget Vanuit het budget van ‘Voor wat hoort wat’ is 250 uur inhuur mogelijk. Dit is voldoende om de noodzakelijke externe ureninzet ten behoeve van dit project te dekken.
‐ 8 ‐
Plan van aanpak/activiteitenoverzicht VAB beleid Activiteit: Weeknummer
jun
jul
aug
sep
okt
nov
dec
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
1. startnotitie Opstellen statnotitie vrijgeven voor overleg door college; opiniërend overleg commissie Omgeving; Voorbereiden opinierend overleg met klankbordgroep Startbijeenkomest en opiniërend overleg klankbordgroep aanpassen startnotitie vaststellen startnotitie door B&W 2. verzamelen, ordenen en vaststellen informatie Startbijeenkomst met de werkgroep Definitie VAB Opstellen Format Inventariseren vastgesteld beleid inventarisatie lokale data (aantallen, grootte, tijdstippen, etc.) Bespreken en analyseren resultaten met de werkgroep 3. SWOT-analyse (sterkten, zwakten, kansen en bedreigingen) Voorbereiden opstellen SWOT analyse Opstellen concept SWOT analyse met klankbordgroep Uitwerken SWOT analyse Besrpeken resultaten SWOT analyse met commmissie omgeving 4. opstellen beleidsvisie Voorbereiden werksessie opstellen beleidsvisie samenstellen eerste versie beleidsvisie Opstellen eerste versie beleidsvisie Bespreken beleidsvisie met Klankbordgroep doorvoeren van aanpassingen in beleidsvisie; overleg klankbordgroep Concept beleidsvisie in B&W opiniërende discussie in commissie Omgeving 5. vaststellen beleidsvisie VAB Aanpassen beleidsvisie n.a.v. discussie omgeving Vaststellen beleidsvisie door B&W aanbieding aan commissie Omgeving; vaststellen door gemeenteraad
‐ 9 ‐
sep
okt