SVD-DOCUMENTATIE
Leo Kleden
MISSIO AD GENTES EEN HEDENDAAGSE MISSIEMETHODE VANUIT EEN AZIATISCH PERSPECTIEF
17
Provincialaat SVD, Teteringen
-1-
Leo Kleden MISSIO AD GENTES EEN HEDENDAAGSE MISSIEMETHODE VANUIT EEN AZIATISCH PERSPECTIEF 0. EEN VERHAAL: “Uit de diepte roep ik tot U”. Het was begin December 1997. Ik was uitgenodigd om bij een training voor activisten voor de mensenrechten in Oost Timor de gespreksleider te zijn. Er waren 24 deelnemers. In de eerste drie dagen was het proces van wisselwerking erg moeilijk. Er waren te veel gevoelens van toorn, rancune, verdenking en gekwetstheid die het proces blokkeerden. Daarom vroeg een van mijn collega’s mij of ik een gebedsdienst en gesprek zou willen leiden waarin de deelnemers uitdrukking zouden kunnen geven aan hun traumatische gevoelens. ’s Avonds kwamen we bij elkaar in een kapelletje. We zaten allemaal in een kring op de grond. In het midden staken we een kaars aan: een Adventskaars. We lazen de mooie tekst van Jesaja 35 die de komst aankondigde van de Heer om zijn volk te verlossen. Ook lazen we Jesaja 65:17-25 over de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. Daarna vroeg ik de deelnemers om hun gedachten en gevoelens met elkaar uit te wisselen. Verschillenden van hen spraken en wij luisterden. Toen stond er een vrouw op, een heel magere vrouw, ging naar het midden, ging naast de kaars zitten en vertelde ons een lang lijdensverhaal. Ze heette Alexandrina. We noemden haar Adina. Toen ze ongeveer 6 jaar was werden haar ouders door de Indonesische soldaten gearresteerd. Sindsdien heeft zij hen nooit meer gezien. Sommige ooggetuigen zeiden dat ze in het bos waren doodgeschoten. Adina was achtergebleven met haar oudere broer die zich had aangesloten bij de Fretelin vrijheidsstrijders die vochten voor de onafhankelijkheid van Oost Timor. Enkele jaren later werd haar broer gevangengenomen door de Indonesische soldaten. Ze folterden hem, sneden zijn penis af, en lieten hem langzaam een verschrikkelijke dood sterven. Adina weende bitter over de dood van haar enige broer, maar ze zwoer dat ze de strijd zou voortzetten. Toen Adina op het Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs zat, arresteerde het leger haar toen ze een jonge man die in het dorp was gekomen te eten gaf. Zij beschuldigden haar ervan dat ze een collaborateur van het Fretelin was. Ze folterden haar, tot ze half bewusteloos was en verkrachtten haar. Toen kon Adina niet verder met haar verhaal. Tranen vulden onze ogen. Het bleef lang stil in de kapel. Ik weet niet hoe lang, maar het leek wel eeuwen. Toen raapte Adina al haar kracht bij elkaar, keek mij aan, en zei met een zwak stemmetje: “Pater, waar blijft dat heil dat God beloofd heeft?” Weer bleef het stil. Ik kon die vraag niet beantwoorden. Tranen stroomden. Langzaam keek ik op en zag een houten kruis aan de muur. Ik zag het en begreep de solidariteit van de gekruisigde, maar kon geen woord uitbrengen. Adina had mijn solidariteit nodig, niet mijn woorden. Al enkele jaren leef ik met haar vraag. 1. INLEIDING Op de eerste plaats wil ik de organisatoren bedanken voor de uitnodiging om te komen spreken over missio ad gentes (missie onder de volken) vanuit een Aziatisch oogpunt. Laat me meteen aan het begin voorop stellen dat ik geen beroepsmissioloog ben. Ik ben lid van een missiecongregatie die zich bezig houdt met missiewerk en reflectie. De organisatoren hadden een missioloog van naam kunnen uitnodigen die een betere theologische uiteenzetting zou hebben kunnen geven. Maar ze hebben ervoor gekozen iemand uit te nodigen die informatie en een bezinning over missie zou geven vanuit een minder bekende hoek van de Kerk, namelijk vanuit Indonesië. Ik wil beginnen met vooraf te verduidelijken, wat besloten ligt in de titel die gekozen is voor deze uiteenzetting: “Missio Ad Gentes: Een Hedendaagse Missie Methode vanuit een Aziatisch Perspectief.
-2-
1.1. Missie Er zijn verschillende paradigma’s (modellen) in gebruik als er over missie gesproken wordt. Het model dat in deze uiteenzetting wordt gebruikt is dat van het Koninkrijk Gods. Missie is op de eerste plaats “missio Dei”1. Dat wil zeggen: God deelt zichzelf mee en brengt heil van geslacht op geslacht. De missie van de Kerk is een deelnemen aan deze heilbrengende daad van de Drieëne God, namelijk aan de liefde van de Vader die bekend wordt gemaakt in Christus Jezus door de kracht van de heilige Geest2 . Sedert Vaticanum II zijn we ons er meer bewust van geworden dat het Rijk Gods een werkelijkheid is die dieper en uitgebreider is dan de Kerk3. De missie van de Kerk is niets anders dan te getuigen van het Rijk Gods, van zijn universaliteit en openheid die het hele mensdom omvat, dat wil zeggen alle volkeren en culturen door de hele geschiedenis heen. Als een sacrament van heil in Gods hand kan de Kerk niet langer volhouden dat ze een monopolie heeft op de hele waarheid en het hele heil, zoals ze ooit heeft beweerd. Als we eenmaal hebben toegegeven dat het Rijk Gods groter is dan de Kerk, worden we meer open om te herkennen wat God gedaan heeft met verschillende volkeren, in verscheiden culturen en godsdiensten. De eerste stap van de missie van de kerk is dus te luisteren naar wat God gedaan heeft voor anderen. Dit soort bewustzijn zal ongetwijfeld onze manier van missioneren beïnvloeden en wijzigen. 1.2. “Ad Gentes”. Als we tegenwoordig spreken van “missio ad gentes”, welke groepen hebben we dan voor ogen als de geadresseerden van de hedendaagse zending van de Kerk? In een bepaalde periode van de geschiedenis toen de missionarissen werden gedreven door ijver en de overtuiging dat er buiten de kerk geen heil mogelijk was (“extra ecclesiam nulla salus”) werden onder gentes alle mensen verstaan die niet tot de Kerk behoorden, waarvan men veronderstelde dat ze leefden in de duisternis van zonde en ongeloof, en die derhalve waren bestemd tot verdoeming. Maar ons missiebegrip is grondig veranderd. We realiseren ons nu dat Gods reddend handelen de hele geschiedenis door aanwezig is geweest en nog is in de verschillende culturen en godsdiensten van alle volkeren4. De stelling dat de werkelijkheid van het Rijk Gods dieper en groter is dan de Kerk houdt twee dingen in. Van de ene kant geloven we dat het Rijk Gods daadwerkelijk aanwezig is in de Kerk maar niet samenvalt met de Kerk. Er zijn bepaalde elementen in de Kerk die tegengesteld zijn aan de waarden van het Koninkrijk en dus gezuiverd en verlost dienen te worden. Van de andere kant erkennen we dat volkeren van andere geloofsgemeenschappen het reddend handelen van God op de een of andere manier hebben ervaren. Natuurlijk hebben ze ook de volledige verlossing en de uiteindelijke redding nodig. Missie is niet langer éénrichtingsverkeer. Wij christenen geven getuigenis van het Godsrijk overeenkomstig onze geloofservaring van God, maar anderen getuigen ook van het reddende handelen van God in hun midden. Wat de Kerk betreft, kunnen we dan nog wel spreken van haar missio ad gentes? Jawel, maar dan wel met een belangrijk voorbehoud. Gentes (heidenen, ongelovigen) zijn wel mensen die niet bij een christelijke gemeenschap horen, maar ze staan niet buiten Gods liefhebbende omhelzing. Als wij, christenen, voor de heidenen getuigen van het Rijk Gods en het hun verkondigen, kunnen ook zij ons vertellen over hun eigen geloofservaring van God. Zo verstaan is missio ad gentes tegelijkertijd missio de gentibus (missie tot de heidenen – missie vanuit de heidenen). De Hindoes, de Boeddhisten, de Moslems, de Confucianen, de volgelingen van Tao, de aanhangers van natuurgodsdiensten, de humanisten en anderen kunnen ons allemaal van hun geloofservaring van God en hun fundamentele levenswaarden vertellen. Missie vraagt van ons als eerste vereiste onze bereidheid om te luisteren naar anderen en een eerlijke openheid om hen over ons geloof te vertellen. In die ideale gevallen waar mensen van verschillende geloofsgemeenschappen samenwerken in onze gemeenschappelijke strijd voor rechtvaardigheid, vrede, solidariteit, verzoening, liefde (om maar enkelen van de waarden van het Godsrijk te noemen) om zo een grotere gemeenschap van de verstrooide kinderen Gods te bewerken (Joh. 11:52), is missio ad gentes tegelijkertijd missio cum gentibus (missie tot de heidenen – missie samen met de heidenen). 1.3. Azië
-3-
Azië is een pluralistische werkelijkheid. Het omvat bijna tweederde van de wereldbevolking met hun verschillende culturen, talen, gebruiken, geloven, tradities, sociale structuren en politieke systemen. Het is onmogelijk Aziatische volkeren in het algemeen te karakteriseren met dezelfde culturele of sociale categorie. Bijvoorbeeld, als je Aziatische volkeren beschrijft met socio-culturele karakteristieken als “verdraagzaamheid”, “inschikkelijkheid en harmonie”5, dan kan een ander je heel makkelijk tegenspreken door aan te tonen dat juist in verscheidene delen van Azië voortdurend de bloedigste etnische en religieuze conflicten hebben plaatsgehad. Het politieke landschap van Azië is ook hoogst complex, zich bewegend van democratische systemen tot militaire dictaturen, van seculiere modellen tot theocratische regeringen. Vanuit een socio-economisch oogpunt vinden we in dit werelddeel een hele verscheidenheid van sociale klassen met een enorme kloof tussen de armsten der armen tot de rijksten van de rijken. Verwant met deze sociale kloof is het probleem van de bevolkingsaanwas, verstedelijking, migratie, de globalisatie van de markteconomie, ondervoeding en honger (om er slechts enkelen te noemen). De werkelijkheid van de armen in Azië blijft een grote uitdaging voor de mensheid en een kritiek op onze hele theologie en ideologie. Azië is ook de bakermat van de voornaamste wereldgodsdiensten en geestelijke tradities: Hindoeisme, Boeddhisme, Taoïsme, Confucianisme, Judaïsme, Christendom, Islam, Shintoïsme, Zoroastrianisme, Jainisme, Sikhisme. Christendom is in Azië een heel kleine minderheid die woont tussen andere geloofsgemeenschappen. Met uitzondering van de Filippijnen, is de Kerk in Azië een Kerk in de diaspora6. Deze kleine gemeenschappen in de diaspora hebben vele spanningen, conflicten en vervolgingen gekend, maar ze hebben ook geleerd hoe ze vreedzaam met andere geloofsgemeenschappen samen kunnen leven, en een concrete “dialoog van levenswijze” met anderen in praktijk kunnen brengen voor het algemeen welzijn van de hele samenleving. Deze ruwe schets mag voldoende zijn om ons eraan te herinneren dat Azië zeer pluralistisch is. En dit pluralisme wordt nog versterkt door de hedendaagse postmoderne toestand, waar, tenminste voor sommigen: “Waarheid, menselijkheid, en rechtvaardigheid nu alleen in het meervoud bestaat. Daarom is er niet langer een universele en absoluut geldige godsdienst”7. Dit is een grote uitdaging voor de missie in Azië en inderdaad voor de missie van de gehele Kerk. Met zo’n pluralistische situatie als gegeven, lijkt het verstandiger te beginnen met de missieervaring van de Katholieke Kerk in mijn eigen land als onderdeel van de Aziatische ervaring, en dan van tijd tot tijd te verwijzen naar dergelijke ervaringen in andere Aziatische landen. 2. MISSIE IN INDONESIË: EEN KORTE HISTORISCHE AANTEKENING8 Toen de Portugese en Spaanse zeelieden in de 15de en 16de eeuw naar de Oost gingen op zoek naar specerijen, kwamen er enkele katholieke missionarissen met hen mee.De beroemdste van deze is de heilige Franciscus Xaverius die in India, Maleisië en Indonesië (op de Molukken) werkte alvorens naar het noorden, naar Japan af te zeilen. Portugese missionarissen vestigden enkele christelijke gemeenschappen op de eilanden Flores, Timor, en de Molukken. In het begin van de 17de eeuw echter, namen Nederlandse kolonisten de Indonesische Archipel over van de Portugezen. Zij waren Calvinisten. Overeenkomstig de heersende gewoonte in het Europa van die tijd, “cuius regio, illius et religio”, (die het land regeert, bepaalt ook de godsdienst) banden zij het katholicisme gedurende ongeveer 200 jaar uit. In die periode mochten alleen protestantse zendelingen binnen komen. Na de verklaring van godsdienstvrijheid in Europa als een van de gevolgen van de Franse Revolutie, konden katholieke missionarissen in het begin van de 19de eeuw weer binnenkomen. Toen ze op het eiland Flores aankwamen, ontdekten ze tot hun verbazing dat het katholieke geloof er nog leefde. In het stadje Larantuka hadden de mensen de verhalen van de Bijbel van geslacht op geslacht doorverteld en waren de rozenkrans in het Portugees blijven bidden. Door het vertellen van bijbelverhalen (verlucht met toevoegingen die op de verbeelding werken) en het bidden van de rozenkrans waren ze erin geslaagd het katholieke geloof levend te houden. Maar in het algemeen zijn de katholieke gemeenschappen in Indonesië pas in de 20ste eeuw gesticht. De Katholieke Kerk in Indonesië is dus nog erg jong. Van de 210 miljoen bewoners van Indonesië
-4-
zijn op het ogenblik 3,5 % katholiek, christenen van diverse belijdenissen 6,5%, Islamieten 87 % (dit is de grootste Moslim bevolkingsgroep ter wereld). De overige zijn Hindoes (op Bali), Boeddhisten, en Confucianen. Vanaf 1850 kwamen vele katholieke missionarissen uit Europa, werkten er, en wijdden zelfs hun hele leven aan de mensen op vele eilanden van Indonesië. Hun namen blijven leven in de harten van de mensen. Maar in 1978 nam de Indonesische regering een drastische maatregel om buitenlandse missionarissen uit te bannen. Verbazingwekkend genoeg hebben sindsdien steeds meer jonge mannen en vrouwen zich bij religieuze en missionaire congregaties aangesloten. Om slechts een voorbeeld te noemen: binnen de missiecongregatie van de SVD (Societas Verbi Divini = Missionarissen van het Goddelijk Woord), waarvan de leden in 62 landen werkzaam zijn, maken de Indonesische leden ongeveer 22 % uit. Samen met hun medebroeders uit India, de Filippijnen, Japan, China, Vietnam en enkele andere landen, vormen de Aziatische SVD leden ongeveer 50 % van de hele Congregatie. Daarnaast zijn er ook veel roepingen voor andere religieuze Congregaties. Het is daarom bijna een paradoxale situatie dat er van Azië waar het Christendom zo’n kleine minderheid is, zo veel religieuze roepingen komen. Behalve deze missionarissen die tot een religieuze Congregatie behoren, zijn er ook veel leken missionarissen die als catechisten, onderwijzers, sociale werkers, pastorale assistenten en zo voorts werkzaam zijn. Als we nu de situatie van Europese missiepioniers die naar Indonesië kwamen vergelijken met die van de hedendaagse Aziatische missionarissen die naar andere landen, inclusief Europa en de Amerika’s gezonden worden om daar te werken, dan kunnen we een beduidend verschil zien. In het algemeen gesproken mogen we zeggen dat de Europese missionarissen naar Indonesië kwamen vanuit een positie van superioriteit. Op de eerste plaats, politieke superioriteit. Ze kwamen van een koloniserend land naar een gekoloniseerd land. Door dit feit alleen al hadden ze een zekere status en autoriteit. Deze autoriteit werd nog versterkt door een speciale opdracht van de hoogste kerkelijke hiërarchie voor “plantatio ecclesiae” (het planten van de Kerk) in het gekoloniseerde land. Ze genoten ook bescherming en zekere privileges die hen door de koloniale macht werden verleend. Dat wil niet zeggen dat ze het koloniale bestuur altijd ondersteunden of ermee samenwerkten. Integendeel! In het geval van Indonesië stonden ze dikwijls aan de kant van het volk, leerden hun plaatselijke talen en culturen, bevorderden onderwijs door scholen, verbeterden de gezondheidszorg, en verdedigden de rechten van de inheemse bevolking. Ten tweede, culturele superioriteit. Ze kwamen van een ontwikkeld land naar het zogenaamde onderontwikkelde land. En als kinderen van hun tijd namen ze zonder meer aan dat het Westerse model van moderne beschaving het ideale model was voor de mensheid. Daarom bouwden ze scholen, centra van opleiding en opvoeding en gebruikten daarvoor de standaard en het leerprogramma van Europa. Ze werden ook financieel gesteund door de christelijke gemeenschappen in hun thuisland voor vele sociale projecten. Ten derde, godsdienstige superioriteit. De missiepioniers van Europa wisten heel goed dat ze een opdracht hadden van de hiërarchie in de naam van God om het Evangelie te prediken, de mensen te dopen en hen tot leden van de Kerk te maken, en op die manier het heil te brengen aan hen die leefden in de duisternis van zonde en ongeloof. Geïnspireerd door de overtuiging dat er geen heil was buiten de Kerk, hebben ze hun leven met kracht en strijdbaarheid gewijd aan dit missie-ideaal. Nauw verbonden met dit gevoel van religieuze superioriteit was het monolithische (uit één gesloten stuk bestaand) theologiemodel in de Katholieke Kerk, in de veronderstelling dat de waarheid van het christelijk geloof eens en voor altijd was geformuleerd in de dogma’s van de Kerk. De missionarissen wisten dus precies wat ze de mensen moesten verkondigen. Zij leerden de plaatselijke taal en cultuur van het volk om zo de christelijke leer die al was vastgelegd te kunnen overdragen. In de overtuiging van hun religieuze superioriteit neigden ze ernaar de mythisch-religieuze elementen van de traditionele godsdiensten voorbij te zien en soms zelfs te vernietigen. De missiesituatie is nu veranderd. Gedurende de afgelopen 20 jaar zijn landen als India, de Filippijnen, Indonesië landen geworden die missionarissen uitzenden, en daarbij wordt Europa nu evenzeer gezien als een nieuw missiecontinent. Of om het nog preciezer uit te drukken: De ‘locus’ (plaats)
-5-
van missie wordt tegenwoordig niet meer zozeer verstaan in termen van geografisch gebied als wel in termen van specifieke missiesituaties die men overal kan vinden, op alle continenten9. Kunnen we ons indenken wat er gebeurt als missionarissen van het eilandje Flores in Indonesië, van Bohol in de Filippijnen, of van Tamilnadu in India uitgezonden worden om in Europa of de America’s te werken? Wat voor superioriteit hebben zij? Niets. Zij lijken te gaan met lege handen. En de situatie is voor hen nog veel moeilijker geworden omdat we nu in een pluralistische wereld wonen waarin het monolithische theologie-model opgegeven is. Het feit zelf dat ze met lege handen worden uitgezonden is tegelijkertijd hun zwakke en hun sterke kant. Heeft Jezus zijn eerste leerlingen ook niet met lege handen eropuit gestuurd? Deze nieuwe situatie zal de Aziatische missiemethode kenmerken, zoals in het volgende zal worden uiteengezet. 3. EEN AZIATISCHE MISSIEMETHODE. Tijdens het 14de Generaal Kapittel van de Missionarissen van het Goddelijk Woord in Nemi, bij Rome, in 1994, stelde een Europese medebroeder aan de kapitularissen uit de Aziatisch-Pacifische Zone de volgende vraag: “Nu de meerderheid van ons ledental van Europa naar Azië verschuift, hoe kunnen jullie een Aziatisch gezicht en een Aziatische geest aan onze missie geven?” Dat was een belangrijke vraag en deze blijft zeer betekenisvol. We hebben bij vele gelegenheden hierover nagedacht, er met elkaar over van gedachte gewisseld, en erover gediscussieerd. Wat ik nu ga voorleggen is het resultaat van dit gemeenschappelijk proces van reflectie onder de missionarissen van de Aziatisch-Pacifische Zone en verder in het Generaal Kapittel10. 3.1. Dialoog als de Missiemethode Het Christendom in Azië omvat ongeveer 3 % van de gehele bevolking. Als we afzien van de Filippijnen als een uitzonderlijk geval, dan vormen de Christenen slechts ongeveer 1,2 %. Dat is inderdaad een heel kleine minderheid, verspreid over miljarden mensen van andere godsdiensten en overtuigingen. Deze ervaring van te leven als kleine groepjes in de diaspora kan de Christenen in Azië dan ook alleen maar leren hoe met anderen samen te leven. Dikwijls genoeg zijn er conflicten geweest, spanningen en vervolgingen. En iedere keer opnieuw leren de Christenen hoe te overleven, hoe met elkaar om te gaan en hoe naast andere geloofsgemeenschappen te leven. Meer dan dat, ze hebben ook de positieve ervaring veel goede mensen van een ander geloof te ontmoeten, mensen met geestelijke wijsheid en echte godsdienstige instelling. Dit soort ontmoetingen leert hen iets omtrent de dialoog. Lang voordat de Federatie van Aziatische Bisschoppen Conferenties (FABC) officieel begon te spreken van de drievoudige dialoog11, hadden de mensen de dialoog al door hun daden en hun leven geleerd. Dialoog veronderstelt twee dingen. Op het subjectieve vlak veronderstelt het dat ik de ander respecteer als iemand met dezelfde autonomie en vrijheid als ikzelf. Vanuit dit oogpunt is dialoog de grondhouding van met respect te luisteren naar anderen en van openheid om van zichzelf aan anderen mee te delen. Op het objectieve vlak veronderstelt het dat iedere persoon en iedere mensengemeenschap een zekere waardevolle ervaring heeft van de diepste zin van het leven waarover ze met anderen kunnen spreken. Als ik van mijn kant ervan overtuigd ben dat ik over mijn geloof of over mijn ervaring van de diepste zin van leven in God met anderen kan praten, dan moet ik bereid zijn om ook naar anderen te luisteren. De uiteindelijke Waarheid is altijd groter dan mijn eigen ervaring en kennis, en niemand, geen instituut, kan er aanspraak op maken dat hij of zij de hele waarheid bezit. Als we de openheid naar anderen toe opvatten als grondhouding, is dialoog de enige manier van missioneren die kans van slagen heeft.. Men kan twee bezwaren opwerpen. (Feitelijk zijn deze bezwaren al gemaakt tijdens een internationale bijeenkomst van missionarissen). Het eerste bezwaar luidt dat het preken van de Blijde Boodschap een prioriteit is. Met andere woorden, we moeten eerst het Evangelie verkondigen en dan pas komt de dialoog. Het lijkt mij dat dit bezwaar ertoe neigt de betekenis van dialoog te reduceren tot discussie. Als, zoals we hebben gezegd, openstaan naar anderen toe de grondhouding is van dia-
-6-
loog, dan staat dialoog helemaal niet in tegenspraak met de verkondiging van het Evangelie. Wat noodzakelijk is, is dit: dat we de Blijde Boodschap verkondigen op een dialogale manier, niet zozeer met woorden, maar door ons leven. Zoals de heilige Franciscus van Assisië altijd zei: “Je moet altijd preken, zo nodig ook met woorden”. Als God zelf de menselijke vrijheid eerbiedigt in zijn heilshandelen, hoe kunnen wij ons dan aanmatigen de Blijde Boodschap te verkondigen zonder de anderen te respecteren of zonder te luisteren naar hun ervaring? Het tweede bezwaar luidt: “Je kunt geen dialoog voeren met de onderdrukkers”. Als dat waar zou zijn, wat zou dan het alternatief zijn? Óf je onderwerpt jezelf aan de onderdrukking (en dat is een immorele daad) óf je neemt de wapens op om de onderdrukkers te doden, en dat wil zeggen dat je geweld gebruikt tegen geweld. Ik ben van mening dat we zelfs met onderdrukkers dialoog behoren te beoefenen om de cirkel van geweld te doorbreken. In de politiek hebben we enkele schitterende voorbeelden van mensen als Mahatma Gandhi, Martin Luther King, Aung San Suu Kyi, Nelson Mandela. Hun leven is een profetische bevestiging geworden dat dialoog de vicieuze (ondeugdelijke) cirkel van geweld kan veranderen in een virtueuse (deugdzame) cirkel van gerechtigheid, vergiffenis, verzoening en vrede. Dialoog is een ander woord voor de Boodschap van het Evangelie en een oproep om zelfs je vijand lief te hebben. De christelijke houding van dialoog bij missie kan nog beter worden uitgedrukt als “profetische dialoog”12. Een profeet luistert en verkondigt het Woord van God. Bij de verkondiging van het Woord bekritiseert de profeet ook onrecht en de kwade elementen in de samenleving die tegengesteld zijn aan Gods wil. Dit kan tot gevolg hebben dat de profeet vervolging en lijden zal hebben te doorstaan. Hetzelfde is het geval met dialoog bij missie. Wat van ons verwacht wordt is dat we luisteren, volgen, getuigen en Gods Woord verkondigen. Maar omdat we geloven dat God ook gesproken heeft tot andere volken met andere culturen en godsdiensten, betekent missie op de eerste plaats dat we luisteren naar het Woord van God dat tot mij komt door anderen. Ik laat me in de ontmoeting met anderen verrijken, bekritiseren en reinigen van mijn ideologische en afgodische houding. Van de andere kant, in zo ver als ik het Woord van God, dat tot mij komt vanuit het Evangelie binnen de christelijke gemeenschap, begrijp en erdoor geïnspireerd word, zal ik de rijkdom van mijn geloofservaring aan anderen meedelen, zal ik het onrecht en alle kwade elementen in de cultuur en de samenleving die de mensen tot slaaf maken en tegen Gods wil zijn, bekritiseren. Op dit punt zit er aan profetische dialoog bij missie een risico verbonden. Het is mogelijk dat een missionaris, net als een profeet, vervolging en martelaarschap moet ondergaan vanwege zijn of haar missie. Wie is de aanspreker en wie de aangesprokene bij de missionaire dialoog? Als de kerk van nature missionair is, dan is iedere christelijke gemeenschap de aanspreker. Maar binnen de christelijke gemeenschappen zijn er mensen die zich op een heel speciale manier aan missie wijden en daarom missionarissen worden genoemd. Deze worden in de naam van de Heer door de christelijke gemeenschappen gezonden en op hun beurt herinneren zij de christelijke gemeenschappen aan hun missionaire roeping. De missionarissen zijn de aansprekers van missie bij uitstek. Maar als missie een proces van dialoog is, dan is iedere aanspreker tegelijkertijd ook een aangesprokene, en omgekeerd. Dan moeten we ook nog duidelijk maken wie de aangesprokenen of onze partners zijn in missio ad gentes. Al vele jaren heeft de FABC gesproken over de drievoudige dialoog, nl. dialoog met mensen van andere culturen, met mensen van verschillende godsdiensten, en met de armen. Maar de Missionarissen van het Goddelijk Woord hebben daar onlangs nog een ander aspect aan toegevoegd: en spreken dus van een “viervoudige profetische dialoog”13. a) Het eerste aspect is dialoog met zoekers naar het geloof en zij die geen geloofsgemeenschap hebben. In onze hedendaagse wereld zijn er steeds meer mensen die tot geen enkele geloofsgemeenschap horen. In Frankrijk bijvoorbeeld, geeft 47 % van de bevolking zich op als niet-religieus of atheïst; in Duitsland 38 % 14. (Ik ken de statistische gegevens van de situatie in Azië niet, maar ik neem aan dat in het Vasteland China velen vervreemd zijn geraakt van welke geloofsgemeenschap dan ook.)
-7-
Bij missie zoeken wij toenadering tot al die mensen door ons leven en ons dienstbetoon, en zo getuigen we van het Rijk van Gods liefde. Als zij daarop met belangstelling reageren, zullen wij hen gaarne accepteren als lid van onze christelijke gemeenschappen en als navolgers van Jezus. We moeten ons er echter wel van bewust zijn dat voor de missionarissen van Azië die in Europa werken, het veel moeilijker is al die areligieuze mensen in een postchristelijk tijdperk te bereiken. Deze lieden zouden de Kerk wel eens kunnen bekritiseren en ons uitdagen ons geloof wat authentieker te beleven. We moeten naar hen luisteren omdat, zoals Ricoeur laat zien, zelfs atheïsten ons kunnen helpen ons geloof te zuiveren als we een juiste houding aannemen tegenover hun kritiek15. b) De dialoog met de armen en hen die aan de rand van de maatschappij staan. In vele delen van Azië leven de christenen onder een grote massa zeer arme mensen. Missie onder de armen wil zeggen met hen solidair te zijn, deel te nemen in hun leven en hun strijd voor een rechtvaardigere en menselijkere samenleving. Van hun kant bieden de armen ons een gelegenheid een radicale bekering te ondergaan. Pieris zegt het zo: “De armen (noodlijdenden, daklozen, verdrevenen, achtergestelden) die het merendeel van de Aziatische volkeren uitmaken, met daarbij nog de voor hen typische kosmische religieuze aanleg, vormen een school waarin veel christelijke ijveraars zichzelf herscholen in de kunst om de taal van het Rijk Gods te spreken, die de bevrijdingstaal is die God spreekt door Jezus. Noch het academisch, noch het pastoraal leergezag is bedreven in dit evangelisch taalgebruik”16. c) Dialoog met mensen van andere culturen. De belangrijkste kwestie in de dialoog met mensen van andere culturen is de inculturatie van het Evangelie en de evangelisatie van de cultuur, en dit zijn twee aspecten van dezelfde missionaire dialoog. Gedurende vele eeuwen neigde men ertoe de algemeenheid (katholiciteit) van de Kerk te identificeren met eenvormigheid van de leer (die geformuleerd werd in dogma’s), van riten en wetten. Pas na Vaticanum II kwam er een hele beweging van inculturatie op gang om het Evangelie vlees te doen worden in verschillende talen en culturen. De mensen kunnen nu in hun eigen taal naar het Evangelie luisteren, ze zingen en dansen en vieren hun geloofsleven volgens hun eigen cultuur. De inculturatie van de theologie is moeilijker. Dat is een project van lange adem. Slechts vanuit een authentieke beleving van het geloof kan er een landeigen en originele theologische reflectie volgen, omdat theologie niets anders is dan een kritische reflectie op ons geloofsleven. Hoe moeten we ons nu de verhouding tussen de eigenheid van een plaatselijke Kerk en de algemeenheid van de universele kerk voorstellen? Op de eerste plaats ga ik er van uit dat wat wij de “universele Kerk” noemen, de ecclesia ecclesiarum is, de gemeenschap van kerkelijke gemeenschappen in de Heer. Ik stel daarom voor om het voorbeeld van de kunst te gebruiken om de verhouding tussen eigenheid en algemeenheid beter te begrijpen. In het geval van kunst, als iemand eenvoudig het werk van een andere kunstenaar kopieert, dan is hij of zij geen echte kunstenaar maar een navolger. Het is een paradoxale waarheid in de kunst dat hoe unieker en origineler een kunstwerk is, des te grotere universele waarde het bezit. Ik ben van mening dat hetzelfde gezegd kan worden van de eigenheid en universaliteit van de Kerk: Hoe eigener en origineler het geloofsleven in een plaatselijke Kerk is, des te universelere (meer katholieke) waarde het kan bijdragen aan de Kerkgemeenschap. Als integendeel een plaatselijke kerk eenvoudig nabootst wat in Rome wordt gedaan, wordt het een imitatie Kerk, en nog niet een authentieke Kerk die geworteld is in de plaatselijke bodem. Van de andere kant bevat iedere cultuur elementen van vervreemding, elementen die mensen tot slaaf maken en die het welzijn van de mensheid niet bevorderen. De boodschap van het Evangelie is daarom een profetische kritische beoordeling van en een geestelijke bijdrage aan het leven van een bepaalde cultuur zodat de cultuur een viering van het menselijk bestaan kan worden tegenover God. d) Dialoog met mensen van andere godsdiensten. Alle grote godsdiensten onderrichten over gerechtigheid, vrede, samenhorigheid, medelijden, liefde. En toch hebben we van de geschiedenis geleerd dat er een heleboel vijandschap, haat, conflicten en
-8-
oorlogen tussen de volkeren van verschillende godsdiensten zijn geweest. Vele factoren (zoals sociale, politieke, racistische) zullen wel een rol hebben gespeeld bij het oproepen van dergelijke conflicten. Maar vanuit godsdienstig oogpunt gezien ligt de voornaamste oorzaak wel daarin dat de aanhangers van de godsdienst ertoe neigen hun godsdienst te verabsoluteren alsof het de hele waarheid en redding bezit. Als we erkennen dat het Rijk Gods groter is dan welke godsdienst ook, en dat andere mensen op de een of andere manier de liefde van God hebben ervaren, dan moeten we meer open staan voor dialoog en samenwerking. Dialoog tussen godsdiensten kan verschillende vormen aannemen die samen een “deugdzame cirkel” zouden kunnen vormen. De eerste vorm is een dialoog door middel van levenswijze, waarbij mensen van verschillende godsdiensten met verdraagzaamheid en respect voor elkaar in dezelfde maatschappij samen wonen. Ten tweede, door de dialoog door middel van actie kunnen ze aan sommige concrete projecten samenwerken, bijvoorbeeld slachtoffers van natuurrampen helpen, voor mensenrechten opkomen, onderwijs voor arme kinderen verbeteren, en zo meer. Ten derde, mensen van verschillende godsdiensten kunnen ook samen bidden en vertellen over hun geloof. Om een voorbeeld te noemen, na de grote rellen in Djakarta van 13-15 Mei 1998, waarin 1190 mensen gedood werden, organiseerden vrouwen van verschillende godsdiensten (Islamieten, Christenen, Hindoes, Boeddhisten) enkele gebedsbijeenkomsten, waarin zij deze gewelddaden openlijk veroordeelden en samen baden voor gerechtigheid, verzoening en vrede in een gewonde natie. Tenslotte kan er dialoog zijn op theologisch en leerstellig vlak. Maar hier stoten we dikwijls op institutionele hindernissen. Daarom heeft een groep Islamitische, Christelijke, Hindoeïstische en Boeddhistische theologen in Indonesië een forum gevormd voor interconfessionele dialoog, waarin van iedere deelnemer verwacht wordt dat hij of zij vanuit zijn of haar eigen persoonlijke reflectie spreekt, zonder officieel welk instituut dan ook te vertegenwoordigen. Dialoog van samen leven en gezamenlijke actie baant de weg voor theologische dialoog. Op zijn beurt moet theologische dialoog de dialoog van samen leven en gezamenlijke actie vergemakkelijken en bevorderen. Door creatieve interreligieuze dialoog mogen we hopen dat mensen van verschillende godsdienstige tradities samen kunnen werken aan een nieuwe spiritualiteit, die de mensen in een postmoderne wereld kan inspireren. 3.2. Missie vanuit de positie van zwakheid. In vergelijking met de vroegere missionarissen van Europa, lijken Aziatische missionarissen met lege handen te worden uitgezonden. Dit feit is hun zwakte maar tegelijkertijd zou het ook hun kracht moeten zijn. Op de eerste plaats, is het hun zwakte. Velen van hen komen van een plattelandsachtergrond, met hun cultureel erfgoed in een premoderne wereldbeschouwing. Maar al gauw stappen ze de moderne wereld binnen door onderwijs en scholen. Nu worden ze verder nog geconfronteerd met de postmoderne situatie. Zij leven in een spanning tussen drie wereldbeschouwingen, die niet gemakkelijk met elkaar in overeenstemming te brengen zijn. Deze missionarissen hebben veel meer tijd nodig dan hun voorgangers, niet alleen om een andere taal en cultuur te leren, maar ook om zich te oriënteren binnen de spanningen en conflicten tussen deze wereldbeschouwingen. En wat kunnen ze eigenlijk heel concreet doen in hun missie? We weten dat missionarissen van oudsher het Evangelie preekten, catechismusonderricht gaven, en het doopsel toedienden. Maar ze waren ook actief betrokken bij onderwijs, gezondheidszorg en het bevorderen van sociale en economische ontwikkeling. Al die dingen werden gezien als een wezenlijk onderdeel van hun missie. Vandaag de dag zijn veel van deze taken overgenomen door de regering of wereldlijke instanties. Als nieuwe missionarissen vanuit Azië naar Europa of Amerika worden uitgezonden, kunnen zij zich niet op deze gebieden inzetten. Zelfs in het catechismusonderricht of het preken kunnen vele mensen ter plaatse het beter dan zij. Vanuit godsdienstig oogpunt gezien, gingen de missionarissen van vroeger naar landen waar mythisch-religieuze waarden nog overheersten, terwijl de nieuwe missionarissen in een geseculariseer-
-9-
de samenleving worden geworpen. Het is veel moeilijker om het Evangelie in een postchristelijke situatie te prediken. Van de andere kant, dit soort zwakte kan en zou ook de kracht van de nieuwe missionarissen moeten zijn. Hier ligt een gouden kans om het voorbeeld van de eerste leerlingen van Jezus te volgen, die met lege handen op weg werden gestuurd maar wel geïnspireerd waren door de Geest van de Gekruisigde en Verrezen Heer. De benadering met lege handen is derhalve mogelijk als hun hart vol geloof is, met de bereidheid anderen te dienen zoals de Heer Jezus. Door de Geest van de Heer wordt menselijke zwakheid (in socio-politiek opzicht) omgevormd in evangelische kenosis (ontlediging). Deze benadering wordt doeltreffend en vruchtbaar op twee voorwaarden. Ten eerste veronderstelt het dat de missionarissen geloven in de mensen waarheen ze worden gezonden. Als je niets in handen hebt, en als je geen enkel soort superioriteit bezit, dan moet je wel vertrouwen op de mensen waarheen je wordt gestuurd. Missionarissen zouden niet alleen vóór de mensen behoren te werken (vanuit een positie van superioriteit), maar mét de mensen. Bovenal veronderstelt deze benadering dat missionarissen geloven in Degene die hen roept en zendt: “Ik ben altijd met jullie tot het einde der tijden”(Mt 28:20). 3.3 Missie vanuit een contemplatieve aanwezigheid. De rabbi’s in Israël, de goeroes in de Hindoeïstische en Boeddhistische tradities, de geestelijke leiders in de Islamitische pesantren (opleidingsinstituten) in Indonesië onderrichten hun leerlingen niet zoals moderne onderwijzers of leraren in een klaslokaal. Zij trekken hun volgelingen aan door hun leven vóórdat zij hen inspireren met hun wijsheid. Dat is het wat feitelijk met Jezus en zijn leerlingen gebeurde en later met de geestelijke en religieuze stromingen in de geschiedenis van de Kerk. Als nu missionarissen niets in handen hebben, moeten ze hun missie volbrengen vanuit een contemplatieve aanwezigheid. Onder contemplatie verstaan we niet alleen maar een methode van bidden of meditatie. Contemplatie betekent leven in een innige vereniging met God. Omdat missionarissen moeten getuigen van het Godsrijk en het Woord van God moeten verkondigen, is het nodig dat zij op de eerste plaats de tegenwoordigheid van God in hun leven ervaren en luisteren naar het Woord, dat tot hen gericht wordt door de Bijbel en door anderen. Iedere authentieke missie komt voort uit contemplatie, net zoals ieder dichterlijk woord geboren wordt uit stilte. Missie zonder contemplatie zou nietszeggend zijn; contemplatie zonder missie zou lam en sprakeloos zijn. Missie en contemplatie zijn twee fundamentele aspecten van het christelijk leven. Daarom zijn zij die in contemplatieve orden leven geroepen om missionarissen in het verborgene te zijn, zoals Theresia van Lisieux. Terwijl missionarissen die actief met mensen bezig zijn, “contemplatio in via” (contemplatie onderweg) moeten beoefenen, zoals Theresa van Calcutta. Hoewel het boven genoemde geldt voor alle christenen, wordt de dringende noodzaak ervan des te meer gevoeld door hen die hun missie volbrengen vanuit een positie van zwakte. We kunnen hetzelfde uitdrukken door andere termen te gebruiken, zoals “passing over” (overgaan naar) en “communio” (gemeenschap). Christelijk leven is geworteld in de gemeenschap met de Drieëne God en met onze broeders en zusters binnen onze kleine gemeenschappen. Missie is overgaan tot mensen van andere culturen, andere sociale klassen, andere godsdiensten en overtuigingen, om de verstrooide kinderen van God samen te brengen in een grotere en diepere gemeenschap. 3.4. Missie die een verhalende theologie nodig heeft. Tot op heden worden in vele Aziatische landen morele en godsdienstige waarden verteld in mythen en verhalen. De openbaring van Gods Woord in de Bijbel wordt ook in verhaaltrant weergegeven. Er zijn natuurlijk in de Bijbel vele literaire genres. Maar alle geboden, verboden, wetten, gebeden en andere dingen zijn alleen maar begrijpelijk binnen het verhaal van Gods heilshandelen. Eeuwen lang is de theologie in de Katholieke kerk van het Westen vastgelegd in dogmatische theologie, dat is een kritische en systematische formulering van het geloof overeenkomstig een bepaald filosofisch kader. Het voordeel van dogmatische theologie is dat de inhoud van ons geloof op een
- 10 -
heldere en verstandelijke manier wordt geformuleerd. Het nadeel is dat mensen het Woord van God al gauw gaan vereenzelvigen met theologische inhoud en daardoor de onuitputtelijke rijkdom van het Woord reduceren tot een bepaalde formulering. Hedendaagse hermeneutiek en exegese zeggen dat het Woord van God in de Bijbel veel rijker is dan welke dogmatische inhoud dan ook zoals die uit de bijbelse tekst gehaald kan worden. De christelijke boodschap is niet op de eerste plaats een leer, maar een verhaal van het heilshandelen van God, of het nu in de Uittocht is, of in het verhaal van het leven, de dood, en verrijzenis van Christus. Alle leerstellingen moeten verstaan worden in relatie tot het verhaal. Maar ieder verhaal staat open voor meervoudige uitleg. In het proces van interpretatie wordt een vertelling uit zijn context gehaald en steeds weer in een nieuwe context gezet. Het levende Woord van God wordt zo iedere keer opnieuw geïncarneerd als een gelovige gemeenschap de Bijbel leest, zijn betekenis tot de zijne maakt, en in het dagelijks leven in praktijk brengt. Verhaaltrant is des te belangrijker omdat, zoals Ricoeur en anderen hebben aangetoond, de identiteit van een persoon en die van een mensengemeenschap een verhalende identiteit is17. Christenen lezen het Evangelieverhaal en interpreteren hun leven in het licht van het Evangelieverhaal, en dan weven ze hun levensverhaal overeenkomstig het model van het Evangelie. Verhaaltrant heeft nog een ander voordeel in vergelijking met een dogmatische formulering. Terwijl dogma’s al gauw één theologisch kader op iedereen opleggen en daardoor monolithisch zijn, behoudt verhaaltrant integendeel eerder de creatieve spanning tussen eenheid en veelvormigheid. Het blijft een en hetzelfde verhaal, maar het wordt iedere keer weer op een andere manier verstaan, door andere mensen in een andere context. Ik ben deze uiteenzetting begonnen met het verhaal van Adina. Er is een eindeloze reeks verhalen als dit. De verhalen van de armen, de uitgerangeerden en het lijdende volk in Azië, Afrika en overal elders. Missionarissen moeten naar deze verhalen luisteren, ze interpreteren in het licht van het Evangelieverhaal, en de menselijke tragedie helpen omvormen tot het Goede Nieuws van heil (redding).
4. BEVRIJDING EN GEMEENSCHAP IN HET RIJK GODS De missie van de Kerk is een deelname aan de missie.van God, die loopt van schepping tot nieuwe schepping. Gods heilshandelen is altijd in de geschiedenis aanwezig geweest. We hebben het nu reeds ervaren, en toch blijven we hopen op zijn vervulling in de eindtijd, dat wil zeggen, het uiteindelijk heil in de Heer. Toen zag ik een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. De hemel en de aarde van vroeger waren verdwenen; ook de zee bestond niet meer. Ik zag dat God de heilige stad, een nieuw Jeruzalem, uit de hemel liet neerdalen. Ze was getooid als een bruid die zich voor haar man heeft mooi gemaakt. Uit de richting van de troon hoorde ik iemand luid zeggen:‘Nu heeft God zijn tent onder de mensen opgeslagen! Hij zal bij hen wonen en zij zullen zijn volk zijn. God zelf zal met hen zijn. Elke traan in hun ogen zal Hij drogen. De dood zal er niet meer zijn; rouw, jammer en pijn zullen niet langer voorkomen. De dingen van vroeger zijn voorbij.’ Hij die op de troon was gezeten, zei:’Ik maak alles nieuw.’ (Openbaring 21:1-5) Is dit zo maar een illusie? Een lege utopie? Als er helemaal niets te bekennen is van de concrete verwerkelijking, dan zou het Rijk Gods inderdaad zo maar een illusie zijn, en het Christendom een opium voor het volk. De Bijbel echter biedt enkele tekens ter onderscheiding aan We lezen bijvoorbeeld in Jesaja 65:17-18a; 19b-25: De Heer kondigt aan: ‘Ik schep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Niemand denkt meer aan het verleden, niemand verlangt er naar terug. Wat ik schiep, maakt jullie blij en vrolijk, voor altijd. Van Jeruzalem maak ik een vrolijke stad,van haar bevolking blije mensen. Ik zal juichen om Jeruzalem. Ik hoor er niemand huilen, niemand schreeuwen om hulp. Zuigelingen blijven in leven, bejaar-
- 11 -
den sterven niet voor hun tijd. Wie als honderdjarige sterft, sterft jong. Op wie de honderd niet haalt rust een vloek. Wie een huis bouwt zal het ook bewonen, wie een wijngaard plant, ook de druiven eten. Wat zij bouwen wordt niet door vreemden betrokken en wat zij zaaien, wordt niet door anderen geoogst, want mijn volk dat ik heb uitgekozen, wordt oud als de bomen zelf. Ze zullen de vruchten van hun arbeid plukken, hun zwoegen is niet voor niets. Hun kinderen staan geen rampen te wachten, want mijn zegen rust op hen, op hen en hun kinderen. Nog voor zij Mij roepen, zal Ik antwoorden; terwijl zij nog spreken, geef ik gehoor. Wolf en lam zullen samen eten, de leeuw eet hooi als het rund, de slang zal zich voeden met stof. Op mijn heilige berg doet niemand meer kwaad,sticht niemand nog onheil’ Zo spreekt Jahwe. Deze tekst laat zien hoe Gods Rijk is gekomen in de tekenen van gerechtigheid en vrede (waar kinderen niet sterven, waar de ouderen worden verzorgd, waar de mensen huizen bouwen en erin kunnen wonen, waar ze wijngaarden aanplanten en het fruit ervan eten, de wolf en het lam samen eten ….). Als ik de tekenen van Gods heil zou mogen ontcijferen in de tekenen van onze tijd, dan zou ik graag twee grote tekenen willen aanwijzen, namelijk het proces van bevrijding en van gemeenschap op verschillende terreinen van het menselijk bestaan. 4.1. Het Proces van Bevrijding Na de Tweede Wereldoorlog was er een grote bevrijdingsbeweging. Veel gekoloniseerde landen van Azië en Afrika verklaarden hun onafhankelijkheid en werden vrije volkeren. Maar politieke onafhankelijkheid is slechts één stap in de strijd voor grotere bevrijding. Op het socio-culturele terrein zien we een proces op gang komen dat de armen en hen die aan de rand van de maatschappij leven in staat stelt te strijden voor een rechtvaardiger en menselijker wereld. Op cultureel terrein is er een parallelle ontwikkeling van erkenning van de innerlijke waarde van iedere cultuur, waardoor deze bevrijd wordt van de onderdrukking door andere overheersende culturen. Op het gebied van godsdienst is er een zelfde beweging om godsdienst te bevrijden van een strakke en gesloten institutie om deze te herontdekken als een “levensvuur”, als in wezen een inspiratie. Binnen de Katholieke Kerk zien we na Vaticanum II een bevrijdingsbeweging van zowel de clerus als de leken. Het is een bevrijding van de leek, mannen en vrouwen, om hun rechten en plichten als volwaardige leden van de Kerk, als Volk van God, weer op zich te nemen. Tegelijkertijd is het een bevrijding van de geestelijkheid van de hiërarchisch-pyramidale structuur om zo hun roeping als dienaren van Gods volk te hernemen, in navolging van het voorbeeld van Jezus. Diverse vrouwenbewegingen passen goed binnen dit bevrijdingsproces. Binnen deze grote bevrijdingsbeweging moeten we Gods aanwezigheid ontcijferen, die zich in de Bijbel heeft doen kennen als Degene die zijn volk van alle vormen van slavernij bevrijdt. Als dat zo is, dan zou missie betekenen dat men toenadering zoekt tot volken van andere culturen, godsdiensten en overtuigingen, dat men zich bij hen aansluit in de strijd voor grotere vrijheid. Maar bevrijding waarvóór? Hiermee gaan we over naar het tweede grote proces. 4.2. Het Proces van Gemeenschap. Onze hedendaagse wereld wordt gekenmerkt door globalisatie, een groot proces dat onze wereld verandert in een wereldwijd dorp. Maar globalisatie betekent dikwijls dat de machtigen en rijken hen die zwak en arm zijn overheersen. Daarom ontdek ik Gods heilshandelen liever in een positiever teken, dat ik “gemeenschap” noem. In de politiek zien we dat de onafhankelijke naties zich bij de Verenigde Naties en andere internationale associaties aansluiten, en de Verklaring van de Mensenrechten erkennen als een belangrijk document voor de mensheid. Jammer genoeg hebben we op het socio-economisch vlak een enorme kloof tussen rijke en arme landen. Ondanks dat groeit er ook een internationaal bewustzijn (onder andere ook door het netwerk van NGO’s) dat als we deze kloof maar steeds wijder laten worden, we uiteindelijk in een catastrofe voor de hele mensheid terecht zullen komen. Door de milieubeweging zijn we ons gaan realiseren dat we toch maar op een heel kleine planeet wonen die “Aarde” heet, waar water, land, lucht en alle andere natuurbronnen
- 12 -
beperkt zijn. Om deze reden is er een grotere internationale samenwerking tot stand gekomen voor het behoud van het milieu. Er is ook een grotere samenwerking te zien op het gebied van menselijke kennis, wetenschappelijk onderzoek en het zoeken naar waarheid en wijsheid. Tenslotte zien we in de godsdienst een groeiend verlangen naar en toenemende pogingen tot interreligieuze dialoog en oecumene, alle tegengestelde tekenen van fundamentalisme en godsdienstig fanatisme ten spijt In al deze tekenen mogen wij het diepste verlangen van het menselijk hart naar gemeenschap ontdekken en een teken van Gods oproep tot ons allemaal. De Heer onze God is een Drieëne God die ons allen roept tot gemeenschap met Hem en met elkaar. Missie is contact zoeken met anderen, over sociale, culturele en godsdienstige grenzen heen ter wille van een grotere gemeenschap van ons allemaal in de Heer. Door deze twee processen van bevrijding en gemeenschap bespeuren wij het heilshandelen van God binnen onze hedendaagse wereld. Bevrijding zonder gemeenschap is geneigd te verdelen en te verstrooien, gemeenschap zonder bevrijding kan leiden tot overheersing en onderdrukking. In concrete situaties echter moet de betekenis van deze grote tekenen onderkend worden en vervolgens geactualiseerd worden in concretere daden van solidariteit, van verdediging van de rechten van de gemarginaliseerden, van hulp aan de slachtoffers, van het oplossen van conflicten, van het helen van wonden, van verzoening, en zo voort. Missionarissen zijn deelnemers aan dit proces, en laten het licht van het Evangelie erop schijnen. Zij getuigen dat het Rijk Gods daadwerkelijk in al deze tekenen aanwezig is, terwijl we blijven hopen op zijn uiteindelijke voltooiing als “God alles in allen zal zijn” (I Kor 15:28). “Let op, Ik begin iets nieuws”, zegt de Heer, “het krijgt al vorm, je kunt het al zien” (Jes:43:19).
- 13 -
AANTEKENINGEN 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
11.
12. 13. 14.
15. 16. 17.
Redemptoris Missio (RM) no. 12-20 Ad Gentes 2 Lumen gentium 3 RM 28, 29 Ecclesia in Asia (Post Synodale Exhortatie van Johannes Paulus II) 6 Mangunwijaya, Geraja Diaspora (Yogyakarta Kanisius 1999) Walter Kasper beschrijft deze post-moderne situatie in zijn voordracht voor het Internationaal Congres over Missie 2000 in Rome met de titel: “De Enigheid en Universaliteit van Jezus Christus”. Muskens, Sejarah Gereja Katolik Indonesia 4 vol. (Jakarta KWI, 1973 In Dialogue with the Word: Documents of the XVth General Chapter SVD no.1; 2000 (Rome: SVD Publications, 2000, blz. 21) Slotverklaring van het 15de Generaal Kapittel van de SVD,, blz. 10, no. 27 P. Antonio M. Pernia, Generale Overste SVD heeft een bijdrage geleverd aan deze reflectie in zijn voordracht “Missie voor de 21ste eeuw: een SVD Kijk “ die hij gehouden heeft gedurende een seminar over Missie in Techny, 7-8 december 2000. Gaudencio B. Rosales en C.G. Arevalo (red.), For All the Peoples of Asia: FABC Documents from 197 to 1991 (Quezon City: Orbis Books en Claretian Publications, 1992, blz. 22-23, 42-43, en passim. Franz Josef Elders (red.), For all the Peoples of Asia Vol 2: FABC Documents from 1992 to 1996 (Quezon City: Claretian Publications, 1997), pp. 143-182, 193-205. In Dialogue with the Word, p. 31 Slotverklaring blz 23, no. 53 Ibid. pp 30-36 blz. 19-26, nos. 52-71 Peter Huenermann geeft deze informatie in zijn voordracht die hij gehouden heeft onder het SEDOS Missionary Congress For the Jubilee Year, Rome, 3-8 April 2000, met als titel “Evangelisatie van Europa?” Paul Ricoeur, The Conflict of Interpretations (Evanston: Northwestern University Press, 1974) pp. 1140-167. Aloyssius Pieris: “An Asian Paradigm: Inter-religious Dialogue and Theology of Religions”: MONTH, April 1993, p. 130. Paul Ricoeur: Time and Narrative VOL. 3 (Chicago: University of Chicago Press, 1988, pp. 244-249. --------------------
- 14 -
COLOPHON Leo Kleden: MISSIO AD GENTES, AN ASIAN WAY OF MISSION TODAY. Vertaling: Gerard Bus Eindredactie: Kees Maas Lay-out en druk: Marijke Tuinenburg-van Oort Teteringen, april 2002
- 15 -