MIGRANTENSTUDIES, 2011, NR. 1
Een geschiedenis die iedereen kende Het huwelijk van Mia Cuypers met Frederick Taen (1883-1899)1
Marga Altena*
Huwelijksfoto van Mia Cuypers en Frederick, Berlijn1886. Collectie Museum Roermond.
118
Marga Altena: Een geschiedenis die iedereen kende
In het voorjaar van 1886 werd de Amsterdamse high society opgeschrikt door het nieuws over het huwelijk van Mia Cuypers, dochter van de architect Pierre Cuypers, met Frederick Taen Err Toung, handelaar in Oosterse artikelen te Berlijn. Met de huwelijksvoltrekking op 27 april kwam een eind aan een jarenlange strijd tussen het paar en de familie van de bruid, een geschil dat zou zijn veroorzaakt doordat de bruidegom ‘een Chinees’ was. De verwikkelingen maakten zoveel indruk dat, honderdtwintig jaar later, nakomelingen en historici er nog steeds over vertellen. Kleinkinderen en andere familieleden doen verslag van de ontmoeting, het huwelijk en de scheiding van Mia en Frederick als episodes uit de eigen familiegeschiedenis,2 terwijl kunsthistorici en literatuurwetenschappers over het huwelijk schrijven omdat de bruid deel uitmaakte van het prive´leven van prominente personen uit de kunstwereld zoals Pierre Cuypers, Victor de Stuers en Lodewijk van Deyssel.3 Familieverslagen en professionele publicaties vermelden hoe de relatie van Mia en Frederick vanaf het begin grote beroering had veroorzaakt. Ze vertellen dat Mia’s ouders wanhopig waren geweest, familieleden verbijsterd en vrienden geschokt. Een verbintenis tussen de dochter van de gevierde architect en katholieke protagonist Cuypers met een buitenstaander, een Chinees nog wel, werd zo problematisch gevonden dat men deze uit alle macht probeerde te verhinderen. In deze overleveringen domineert het beeld van een eigenzinnig meisje dat zich liet meeslepen door haar verliefdheid en dat van een vrouw die, voor het veroorzaken van een familieschandaal, werd gestraft met het mislukken van haar huwelijk. Opvallend hierbij is de eenduidige, negatieve typering van Mia en Frederick die de stereotiepe rollen krijgen toebedeeld van echtgenoten in gemengde huwelijken, die van de onbezonnen vrouw en de opportunistische vreemdeling.4 Deze bijdrage bestudeert de beeldvorming over het huwelijk tussen Mia Cuypers en Frederick Taen in de door tijdgenoten vervaardigde bronnen enerzijds, en de beeldvorming in de verhalen verteld door nakomelingen en historici anderzijds. Daarbij wordt geen principieel onderscheid gemaakt tussen de overlevering door familie en door professionele verhalenvertellers. Familieverhalen en historische publicaties over het echtpaar baseerden zich op brieven en andere bronnen van tijdgenoten, onder wie Mia’s vader en moeder, haar nicht Catharina Alberdingk Thijm, familievriend Victor de Stuers en haar neef Karel Alberdingk Thijm. Daarmee steunden zowel de beschrijvingen door nakomelingen, als de historische verslagen op emotionele getuigenissen van direct betrokkenen. Tegelijkertijd grepen nakomelingen terug op professionele publicaties en op hun beurt gebruikten historici verhalen van nakomelingen. Het zijn constateringen die leiden tot de centrale vraag van dit artikel, namelijk hoe de door tijdgenoten geproduceerde bronnen over Mia en Frederick Taen zich verhouden tot de verslagen door nakomelingen en historici en of een herlezing ervan nieuwe informatie oplevert, mogelijk zelfs een ander verhaal. De noodzaak om de geschiedschrijving over Mia en Frederick aan een analyse te onderwerpen, wordt eveneens duidelijk met het besef dat de negentiende-eeuwse verslagen werden gedomineerd door fatsoensregels, ingegeven door een patriarchaal wereldbeeld en een dubbele moraal tegenover vrouwen en mannen.5 Zo lijkt in verschillende commentaren Mia’s partnerkeuze vooral problematisch gevonden omdat deze door een vrouw werd gemaakt. Dit roept de
119
MIGRANTENSTUDIES, 2011, NR. 1
vraag op hoe we de reacties op het huwelijk kunnen beoordelen na een bronnenonderzoek waarin gender en andere hie¨rarchische aspecten zijn meegenomen. Hoe is in de overgeleverde teksten en afbeeldingen het etnisch gemengde huwelijk van Mia Cuypers en Frederick Taen weergegeven en hoe krijgen de verschillende representaties betekenis wanneer deze worden geanalyseerd in relatie tot de toen geldende opvattingen? Een intrigerende vraag is bovendien of de huwelijkspartners de verbeelding van hun huwelijk wisten te beı¨ nvloeden. In deze analyse bestaat het bronnenmateriaal uit brieven, archiefdocumenten, foto’s, biografiee¨n en interviews met nakomelingen. Daarvan krijgen drie bronnen bijzondere aandacht waarmee achtereenvolgens de beeldvorming van de kennismaking, de verloving en het huwelijk worden belicht. De eerste bestaat uit beschrijvingen van de Internationale Koloniale Handels- en Uitvoertentoonstelling in 1883 te Amsterdam waar Frederick Taen met een kraam stond opgesteld. Vanwege de prominente aanwezigheid van de tentoonstelling in familieherinneringen en geschiedschrijving e`n vanwege de presentatie van de tentoonstelling als aanleiding tot het huwelijk, wordt de beeldvorming over dit evenement in relatie tot Mia en Frederick nader bekeken. Een meer dan levensgroot pastelportret van Mia vormt een fascinerende bron bij de verloving. Dit portret werd gemaakt door societyschilderes The´re`se Schwartze en was een opdracht van de aanstaande echtgenoot. Het werd niet alleen besproken in de geı¨ llustreerde pers, maar ook herhaaldelijk tentoongesteld. De bijzondere vormgeving ervan en de manier waarop de echtgenoten met het portret publiekelijk naar buiten traden, zijn redenen om het object hier te onderzoeken. De derde bron is de novelle Blank en Geel die de latere verhalen over het huwelijk – en het mislukken ervan – in belangrijke mate heeft bepaald. Geschreven door Mia’s neef Karel Alberdingk Thijm onder het pseudoniem Lodewijk van Deyssel, presenteerde Blank en Geel de etnische gemengdheid van het huwelijk als kernprobleem. Het is opmerkelijk dat historici de centrale rol van etniciteit in de novelle niet hebben geproblematiseerd, zeker gezien het feit dat eind negentiende eeuw ‘raszuiverheid’ en ‘rasvermenging’ actuele thema’s waren in de Westerse wetenschap en koloniale politiek. De methode vergelijkt biografische data over de echtgenoten in archiefdocumenten en familiecorrespondentie met verhalen van nakomelingen en historici. De beeldvorming van de tentoonstelling, het verlovingsportret en de novelle wordt geanalyseerd op onderwerp, vorm en betekenisgeving. Daarbij wordt onderzocht hoe afbeeldingen, symbolen, mythen, (beeld)taal en stereotypen de echtgenoten rangschikten volgens aspecten van etniciteit, gender, klasse en religie. De aard van de beeldvorming wordt vergeleken met toenmalige culturele uitdrukkingen, waarbij ik me liet inspireren door Stuart Hall’s benadering van cultuur als referentiekader in de manier waarop mensen ‘anderen’ beoordelen, evenals Maaike Meijers visie op cultuurproducten als betekenisdragers die steeds opnieuw invulling krijgen.6 Hieronder volgen allereerst enkele contextuele blokken: het eerste biedt informatie over de geleefde levens van Mia en Frederick; het tweede bespreekt de positie van de verschillende verhalenvertellers; en het derde blok laat zien hoe destijds in Nederlandse media China en de Chinese cultuur werden verbeeld. Daarna komt de analyse van de geselecteerde bronnen aan bod.
120
Marga Altena: Een geschiedenis die iedereen kende
Overgeleverde levens: Frederick en Mia Maria Catharina Ursula Cuypers (1864-1944) werd te Roermond geboren, maar ze groeide op in Amsterdam. Pierre en Antoinette Cuypers-Alberdingk Thijm hadden, naast Cuypers’ dochter Rosalie uit zijn eerste huwelijk, zes kinderen. Twee kinderen overleden jong zodat Mia opgroeide met e´e´n broer, Joseph en twee zussen, Katrina en Annie.7 Mia kreeg de gebruikelijke opvoeding van een meisje uit een welgestelde burgerfamilie. Zo verbleef ze op zeventienjarige leeftijd een half jaar op een kostschool in Londen, waar ze onderwijs kreeg in moderne talen, tekenen, pianospelen, zingen, dansen en beleefd converseren.8 Het leven van Frederick begon in minder geprivilegieerde omstandigheden. Frederick George Taen Err Toung (1859-1945) werd in het Engelse Walsall geboren als tweede zoon van Albert Taen Arrhee en Frances Poolman.9 Familiedocumentatie vermeldt hoe Albert Taen Arrhee als zevenjarige met zijn vader in 1842 naar Engeland was gekomen nadat de Britten met de Opiumoorlog de openstelling van de Chinese havens hadden afgedwongen. In Engeland verdienden vader en zoon de kost als jongleur en goochelaar, maar later vonden ze hun inkomsten in de importhandel van thee en Chinese en Japanse artikelen.10 Toen Albert Taen Arrhee tweee¨ntwintig was, trouwde hij met de Engelse Frances Alice Poolman en emigreerde met haar naar Duitsland.11 Beide echtgenoten traden er op als eigenaar van een firma die zo succesvol bleek dat men in Berlijn en in Dresden een bedrijf kon vestigen.12 Hun zonen, Frederick en Alfred, waren er mede-eigenaar en bedrijfsleider.13 Frederick trad op als vertegenwoordiger. In die functie was hij aanwezig op de Internationale Koloniale Handels en Uitvoertentoonstelling in Amsterdam in 1883.14 Het was hier dat hij Mia voor de eerste keer zou ontmoeten.15
Winkelpand van de firma Taen Arr-Hee in Dresden, na 1890. Collectie Taen-Van Berckel, Nijmegem.
121
MIGRANTENSTUDIES, 2011, NR. 1
De bronnen over de ontmoeting en de verloving van Mia en Frederick informeren over weerstand bij de ouders van Mia e´n Frederick, maar in de verhalen heeft vooral het verzet van de Cuypersen aandacht gekregen. Familieanekdotes vertellen hoe Mia’s ouders uit alle macht probeerden om een huwelijk tussen Mia en Frederick te verhinderen. Een van de mythen daarin is hoe ze haar zelfs voor zes maanden naar Engeland zouden hebben gestuurd om ‘van haar verliefdheid af te raken’.16 Alleen Mia’s hongerstaking zou haar vader hebben overgehaald zijn toestemming te geven voor het huwelijk. Cuypers’ biograaf Wies van Leeuwen ontdekte een minder dramatische toedracht: Pierre Cuypers had de uiteindelijke beslissing overgelaten aan de bisschop die onverwacht instemde, zodat Mia en Frederick konden trouwen.17 Na de huwelijksvoltrekking in Amsterdam op 27 april 1886, vestigde het paar zich in Berlijn. Ze zouden er vier kinderen krijgen: Eric, Nina, Theo en Thea.18 Over de bezwaren tegen het huwelijk van de zijde van de Taens is weinig bekend. Familieverhalen vermelden dat Albert en Francis Taen als etnisch gemengd paar reeds in Engeland met vooroordelen waren geconfronteerd. Het was de reden waarom ze waren uitgeweken naar Duitsland dat als verdraagzamer gold.19 Aanvankelijk zouden ze juist vanwege deze ervaring twijfels hebben gehad over de verloving van Frederick.20 Omdat de familie Taen haar Chinese identiteit koesterde zoals mag worden afgeleid uit de handhaving van hun Chinese namen, haardracht en kleding, vond men een huwelijk van hun zoon met een Nederlandse misschien niet ideaal. Een huwelijk met een Chinees meisje was echter onwaarschijnlijk gezien het kleine aantal Chinezen in Duitsland, van wie de meesten mannen waren.21 Het is veelzeggend dat Fredericks broer Alfred Taen He Tsen met een Belgisch meisje zou trouwen. Toch stemden ook de Taens pas na jaren in met het huwelijk van Frederick met Mia.22 Wat hun gevoelens ook geweest mogen zijn, de aanwezigheid van Albert Taen Arrhee bij de huwelijksvoltrekking en de vermelding van de wederzijdse, ouderlijke toestemming op de akte bewijzen dat ook Fredericks ouders zich er uiteindelijk mee verzoenden.23 Helaas zou de verbintenis niet duurzaam blijken. De briefwisseling tussen Mia en haar ouders en vrienden geven een gedetailleerd beeld van haar ervaringen. Het huwelijk dat Mia in 1894 nog gelukkig noemde, beschreef ze drie jaar later in een brief aan huisvriend De Stuers als ‘eene eindelooze grauwe desillusie’.24 Frederick was ontrouw gebleken en Mia wilde scheiden.25 Het was destijds geen gebruikelijke reactie. De burgermoraal beoordeelde overspel door de echtgenoot niet noodzakelijk als een probleem. Echtscheiding daarentegen gold zonder meer als een schande. Mia’s ouders probeerden haar dan ook om te praten, waarbij haar moeder het vrome advies gaf om als een martelares van haar plicht ‘ten gronde te gaan’.26 Dat was voor Mia geen optie, ze schreef: ‘Ik voel in me noch vocatie tot martelares, noch wil ik ten gronde gaan.’ Ze zette door. Voor een tweede keer in haar leven weerstond Mia de maatschappelijke druk omwille van haar eigen welzijn. Ofschoon Pierre Cuypers trachtte te bemiddelen bij de scheiding verliepen de onderhandeling stroef.27 Zijn brieven beschrijven hoe Frederick zich tegen de scheiding verzette en weigerde afstand te doen van de kinderen. Het conflict escaleerde toen beide ouders beurtelings probeerden hun kinderen mee te nemen
122
Marga Altena: Een geschiedenis die iedereen kende
en Mia haar toevlucht zocht bij haar ouders. Cuypers stuurde daarop twee detectives naar Duitsland om de kinderen op te halen. Door zich voor te doen als politieagenten en de meisjes e´n de jongens meisjeskleren aan te trekken, slaagden de detectives daar inderdaad in.28 Zich schuilhoudend voor haar echtgenoot, verbleef Mia met de kinderen achtereenvolgens te Taormina op Sicilie¨29, Nıˆ mes en Valkenburg, terwijl Pierre Cuypers voor hun onderhoud zorgde. De situatie bleef nog lang gespannen. Frederick was er veel aan gelegen zijn kinderen terug te krijgen en hij loofde zelfs een beloning uit van 5000 mark. Het mocht niet baten. In november 1897 werd de scheiding uitgesproken.30 In januari 1899 werd een definitieve regeling getroffen die de kinderen aan Mia toewees. Terwijl de kinderen op kostschool verbleven, woonde Mia bij haar vader die inmiddels weduwnaar was geworden. Al snel zou ze verhuizen om zelfstandig te gaan wonen, achtereenvolgens in Aken, Castel Gandolfo bij Rome31 en Amalfi bij Napels. Toen ze in 1944 stierf, woonde ze in Vaticaanstad.32 Na de scheiding verliet ook Frederick Berlijn om als verzekeringsagent te gaan werken in Alexandrie¨, Caı¨ ro, Yokohama en Parijs. Desondanks slaagde hij erin zijn kinderen, en later zijn kleinkinderen, te blijven ontmoeten. De fotoportretten in het familiearchief getuigen van geregelde bezoeken, soms zelfs in aanwezigheid van hun moeder. Anders dan Mia zou Frederick hertrouwen. Met zijn tweede echtgenote, Mathilde Bader, vestigde hij zich in Parijs waar hij in 1945 zou overlijden.33 De briefwisseling tussen Mia en haar familie geven naast informatie over de gebeurtenissen, inzage in haar gevoelens daarover. De brieven verrieden naast haar boosheid over haar echtgenoot, ook haar teleurstelling over het huwelijk in het algemeen. Het is daarbij opmerkelijk dat ze de verantwoordelijkheid niet alleen bij hem legde. Al vond ze dat Frederick ‘de Heilige Banden van het Huwelijk’ had bezoedeld, ze merkte op: ‘Hij weet het wellicht zelf niet.’34 Mia toonde zich in diverse brieven bewust van de verstrekkende gevolgen van haar eigen onwetendheid en de heel andere huwelijksopvatting van Frederick.35 De vaststelling nuanceert de anachronistische typering van Mia als ‘een lustobject en een huissloof’ door Van Leeuwen.36 De problemen tussen Mia en Frederick waren ten dele het resultaat van de dubbelzinnige seksuele omgangsvormen van een burgerechtpaar in de onderzoeksperiode. Tussen de seksuele vrijheid van mannen en de seksuele onwetendheid van vrouwen, gaapte een enorme kloof.37 Zo stonden Mia en haar neef Karel, ofschoon behorend tot dezelfde burgerlijke familie en opgevoed volgens dezelfde katholieke richtlijnen, in seksuele kennis en ervaring lijnrecht tegenover elkaar: Mia richtte zich op een romantisch huwelijksideaal van zuiverheid,38 terwijl Karel zich seksueel uitleefde.39 In het geval van Mia en Frederick zouden de tegenstrijdige huwelijksverwachtingen tussen vrouwen en mannen uitlopen op een pijnlijke desillusie. Ofschoon Mia als bedrogen echtgenote in een moderne Nederlandse context zou kunnen rekenen op begrip en steun, viel haar binnen en buiten de familiekring stellige kritiek ten deel. Marita Mathijsen heeft de negentiendeeeuwse dubbele moraal getypeerd als e´e´n waarbij indiscreties werden geaccepteerd zolang deze onbesproken bleven.40 In verlichte kringen achtte men de onderdrukking van de mannelijke seksualiteit ongezond, een opvatting die ook in christelijke kringen doorwerkte. Het betekende dat hoerenbezoek, voor- en
123
MIGRANTENSTUDIES, 2011, NR. 1
buitenechtelijke seksualiteit niet werden veroordeeld. Alleen wanneer men indiscreet was, riskeerde men een schandaal.41 Het was veelzeggend dat zelfs de streng katholieke Pierre Cuypers minder geschokt was over de voor-huwelijkse escapades van zijn schoonzoon dan over diens openhartigheid daarover.42 Frederick had er kennelijk geen kwaad in gezien zijn toekomstige schoonvader hierover te vertellen. Het tekende de negentiende-eeuwse moraal dat Cuypers hem pas veroordeelde toen de scheiding onvermijdelijk werd. Mia’s besluit tot scheiden, in weerwil van openbare vernedering en sociaal isolement, schond de zo gekoesterde discretie en bracht daarmee haar ouders, vrienden en al haar relaties in grote verlegenheid. Men sprak over de scheiding als een ‘ontzettende ramp’.43 In een moderne kwalificatie van het huwelijk als ‘het ergste dat de familie is overkomen,’ geuit door een nakomeling honderd jaar later, klinkt de schok van destijds onverminderd door.44 In de overgeleverde beeldvorming van het huwelijk van Mia en Frederick bleef de reden van de scheiding onvermeld tot de recente publicatie door Van Leeuwen.45 Het was een onduidelijkheid waaraan Mia zelf bijdroeg toen ze schreef: ‘laat mishandeling de scheidings rede [sic.] zijn.’ Overspel was lastig bewijsbaar en de reputatie van een mishandelde echtgenote was kennelijk te prefereren boven die van bedrogen echtgenote. Opmerkelijk is dat na de scheiding in de brieven van Mia’s familie behalve Fredericks ‘mishandeling’ ook zijn etnische herkomst als oorzaak werd aangehaald. Vo´o´r zijn huwelijk beschreven als een allerliefste jongen met goede principes46 en – vanwege zijn gemengde afkomst – ‘Goddank geen Chinees,’47 typeerde Cuypers hem tijdens de scheidingsperikelen als een ‘woeste mongool’.48 Bij de verscherpte verhoudingen, kregen opgekropte gevoelens uitdrukking in de gangbare stereotypen. Door middel van anekdotes, kwalificaties en stereotypen stelden tijdgenoten een zo acceptabel mogelijke geschiedenis over het huwelijk samen. In de verhalen en verslagen van nakomelingen en historici gold niet het overspel van de man als de oorzaak van de echtbreuk maar het etnische verschil, in Van Deyssels woorden, het onderscheid tussen ‘blank en geel’. Het was van een negentiende-eeuwse logica dat niet de overspelige echtgenoot, maar de initiatiefneemster van de scheiding als zondebok zou voortleven.
De verhalenvertellers De uitlatingen van tijdgenoten over Mia en Frederick zouden de basis vormen voor de verhalen en publicaties door nakomelingen en historici. Mia’s versie van het verhaal kreeg daarin relatief weinig ruimte en dat van Frederick, mede door de schaarse bronnen, nog minder. Kwalificaties over het huwelijk afkomstig uit de brieven van Mia’s familie en vrienden en vooral uit de novelle van Mia’s neef Karel Alberdingk Thijm blijken in familieverhalen en historische studies bijna letterlijk overgenomen, zonder dat rekening werd gehouden met de positie en de belangen van de informant. De cultuurhistoricus Gerard Brom beschreef het huwelijk als een ‘geruchtmakend avontuur’49 en de biograaf van Lodewijk van Deyssel, Harry G.M. Prick, sprak melodramatisch over Mia’s ‘even radeloze als reddeloze verliefdheid’,50 alsof het huwelijk was gedoemd te mislukken. Meer
124
Marga Altena: Een geschiedenis die iedereen kende
recent beoordeelde Wies van Leeuwen, Frederick als ‘een oosterling van dubieuze herkomst’.51 Dergelijke kwalificaties echoden de negentiende-eeuwse veroordeling van Mia als verloren vrouw en van Frederick als onbetrouwbare vreemdeling. Literatuurwetenschappers Rosemarie Buikema en Maaike Meijer herkenden echter in deze beeldvorming de dwingende invloed van eigentijdse ideee¨n over etniciteit, klasse en sekse en de stereotype personages en rolpatronen van een naturalistische roman uit die periode.52 Nakomelingen en historici reproduceerden in hun verhalen de eigentijdse typering van Mia als hysterisch, het huwelijk als onredelijk en de scheiding als schandalig. De opvallende gelijkenissen tussen Van Deyssels novelle, moderne familieverhalen en wetenschappelijke studies onthullen een wederzijdse bevestiging van de gebeurtenissen en een onkritische reproductie van de aangeleverde beeldvorming. Tegenstrijdigheden in de karakterisering van Mia en Frederick en ongemakkelijke details in de anekdotes werden genegeerd omwille van een collectief acceptabele versie van de geschiedenis. Om zicht te krijgen op de relatie tussen gebeurtenissen en beeldvorming van het huwelijk is het noodzakelijk om ongerijmdheden te achterhalen en sociaal gewenste reacties te herkennen. Een voorbeeld van een tegenstrijdige familieanekdote is die over de ontmoeting tussen Mia en Frederick waarbij het meisje ‘in e´e´n klap smoorverliefd’ was.53 Mia’s verliefdheid als een acute en overweldigende emotie past in de beeldvorming over de onvoorspelbare, intuı¨ tieve May in Blank en Geel, maar negeert het beeld van de arbeidzame Mia die in haar brieven naar voren komt.54 Ook haar jarenlange trouw aan haar verloofde weerspreekt het beeld van Mia als grillig en beı¨ nvloedbaar. Een nuancering van het dominante verhaal wordt eveneens bereikt door Mia’s persoonlijkheid te plaatsen naast die van drie vrouwen uit haar familieen vriendenkring. Haar moeder, haar nicht Catharina en huisvriendin The´re`se Schwartze blijken dan eveneens eigenzinnige, buitengewone vrouwen. Haar moeder, Antoinette Cuypers, sprak en schreef Frans, Duits, Engels en Italiaans, ze schilderde en trad op als zangeres.55 Mia’s nicht Catharina verdiende een zelfstandig inkomen als schrijfster en tijdschriftredactrice en zette zich in voor meisjesonderwijs en vrouwenemancipatie.56 En huisvriendin The´re`se Schwartze was een succesvolle kunstschilder. De nabijheid van dergelijke wilskrachtige vrouwen plaatst het negatieve beeld van Mia’s eigenzinnigheid als ‘onbezonnen’ en ‘koppig’ door haar vader en Van Deyssel in een nieuw kader. Anders dan de overlevering wil doen geloven, waren haar eigenschappen helemaal niet ongewoon voor vrouwen uit haar milieu. Ook de verlovingsstrijd van Mia Cuypers en Frederick Taen komt in een ander licht te staan wanneer deze wordt vergeleken met de verlovingsperikelen van enkele familieleden en vrienden. Haar eigen vader was als huwelijkskandidaat te licht bevonden en had zes maanden op toestemming moeten wachten.57 Mia’s neef Karel Alberdingk Thijm baarde opzien door zijn huwelijk met dienstbode Cateau Horyaans.58 En huisvriend Victor de Stuers, gewaardeerde voorvechter van de Nederlandse monumentenzorg, moest zelfs vijftien jaar wachten voordat hij kon trouwen met de protestantse Aure´lie van Limburg Stirum.59 De verlovingen bewezen niet alleen dat familietegenwerking in Mia’s kring vaker voorkwam, maar ook dat mesalliances konden uitmonden
125
MIGRANTENSTUDIES, 2011, NR. 1
in geslaagde huwelijken. Daarnaast kan de familieoverlevering over de extreem lange verlovingstijd als resultaat van de strijd tussen de Cuypersen en de trouwlustigen worden geduid als moderne projectie. In de negentiende eeuw was een verloving van drie jaren heel gewoon, omdat geliefden jonger dan dertig jaar met ouderlijke toestemming moesten trouwen en pas nadat de man had aangetoond een gezin te kunnen onderhouden.60 De bestudering van de kwalificaties van het karakter en gedrag van Mia en Frederick leidt tot de vraag waarom precies men hun huwelijk problematisch vond. Wat bewoog Pierre Cuypers zich te beklagen dat hij zijn dochter aan ‘die menschen’ moest overgeven?61 Nadere bestudering toont dat de ‘vreemdheid’ van Frederick Taen uit diverse aspecten bestond die door de tijd heen meer of minder nadruk kregen. Ten aanzien van Fredericks persoonlijkheid bestonden aanvankelijk geen bezwaren. Mia’s nicht Catharina vond hem een goede en deugdzame jongen die veel van Mia hield.62 Toen Frederick bij Cuypers om Mia’s hand kwam vragen, vormde op de eerste plaats zijn religieuze identiteit een probleem, getuige Cuypers’ dagboeknotitie: ‘Mijn dochter aan een anglicaan geweigerd.’63 Taens geloof was inderdaad problematisch voor de streng katholieke Cuypersen en ook Mia wenste dat Frederick katholiek was.64 Zelfs de bekering van Frederick deed niet af aan Cuypers’ vrees dat zijn kleinkinderen als heidenen zouden opgroeien.65 Een ander heikel punt vormde Fredericks maatschappelijke positie. Zijn status als handelsvertegenwoordiger en mede-eigenaar van een handelsbedrijf was te weinig chique om hem in de ogen van Mia’s ouders tot een goede partij te maken. Anders dan toen Cuypers zijn aanzoek deed, kon Frederick zijn schoonfamilie geen versterking bieden van een bestaande vriendschaps- of zakenrelatie;66 anders dan De Stuers behoorde hij niet tot de adel;67 en anders dan Karel Alberdingk Thijm maakte hij geen deel uit van de intieme familiekring. En, niet op de laatste plaats, de persoonlijkheid van Pierre Cuypers vertegenwoordigde een obstakel. Het viel hem bijzonder zwaar om afstand te doen van zijn dochters. Ook de verloofde van zijn dochter Annie kon hij niet accepteren, een aardige jongeman die haar goed kon onderhouden. Net als bij Mia vond Annie’s huwelijk pas plaats na een proces van heftige confrontaties en uitputtend familieoverleg.
Ingebonden meisjesvoeten, eetbare vogelnestjes en China’s appelen Om te begrijpen hoe destijds in Nederland werd aangekeken tegen een ‘chinese’ vreemdeling als Frederick Taen is het nuttig om hier kort in te gaan op de toenmalige mediabeeldvorming over China en Chinezen. In de negentiende eeuw waren weinig Nederlanders bekend met de Chinese cultuur, al had Nederland eeuwenlang economische betrekkingen met China onderhouden.68 Sinds de zestiende eeuw importeerden handelaren thee, porselein en lakwerk uit China en brachten kolonisten en missionarissen kunst- en nijverheidsproducten mee naar huis. Reizigers beschreven hun ervaringen in boeken en tijdschriften. Wetenschappers bestudeerden de sociale structuur, de economie en religie in
126
Marga Altena: Een geschiedenis die iedereen kende
het Chinese keizerrijk, maar ook de opiumoorlogen in de jaren veertig en vijftig. Het waren echter vooral de schilderijen, prenten, foto’s, geı¨ llustreerde tijdschriften en tentoonstellingen die het algemene beeld van China bepaalden. En omdat deze media bij uitstek de buitenissige aspecten benadrukten, kenden de meeste Nederlanders het land vooral van de ondoorgrondelijke taal, ingebonden meisjesvoeten, eetbare vogelnestjes en ‘China’s appelen’. Vanaf de jaren dertig van de negentiende eeuw had de kunst van de Romantiek de Westerse belangstelling voor Chinese cultuur gestimuleerd. De Romantische beweging kenmerkte zich door exotische voorstellingen van het leven uit een lang vervlogen verleden of uit verre landen. De Nederlandse schilder Lourens Alma-Tadema oogstte veel succes met zijn erotisch getinte interpretaties van de Antieke Oudheid.69 Anderen raakten geı¨ nspireerd door Noord-Afrikaanse en Orie¨ntaalse onderwerpen zoals volkstypen, straattaferelen of haremsce`nes.70 In het verlengde van de Orie¨ntaalse kunst, ontdekten kunstenaars zoals Vincent van Gogh de Chinese en Japanse kunst. Foto’s en prenten van Chinese en Japanse thema’s werden populair. Los verkocht, of gecombineerd met een stereoscoopkijker, vertegenwoordigden ze een waar venster op de wereld. Met name de foto’s van John Thomson en Woodbury & Page brachten Chinese straatsce`nes en landschappen in beeld evenals de Chinese gemeenschap in Nederlands-Indie¨.71 Deze met de hand ingekleurde foto’s suggereerden een grote levensechtheid. Beeldmateriaal met Chinese onderwerpen verscheen ook in de geı¨ llustreerde pers zoals de Katholieke Illustratie en haar protestantse tegenhanger Eigen Haard. Houtgravures lieten personen en objecten zien van cultureel of politiek belang zoals de ‘Groote Chineesche Muur’;72 een openbare bibliotheek;73 Chinese gezanten aan het Engelse hof;74 en de keizerin-weduwe.75 In de geı¨ llustreerde pers was de waardering van Chinese onderwerpen echter niet eenduidig. Naast de berichtgeving waarin bewonderend werd gesproken over Chinese verworvenheden, waren er artikelen in een denigrerende toonzetting met expliciet racistische kwalificaties. Eigen Haard beschreef in 1892 de Chinese gemeenschap op Sourabaja als ‘een bajert van ongerechtigheden’ waar mensen ‘in donkere en volgepropte winkeltjes’ leefden als in ‘het ghetto eener oudduitsche stad’.76 De mensen ‘hokten’ er bijeen, een term die gewoonlijk naar dieren verwees en die de associatie opriep met een ongezonde en immorele sfeer. De verpaupering werd daarmee niet gepresenteerd als het gevolg van economische ongelijkheid, maar als kenmerk van een specifieke etnische groep. Het verband tussen de Chinese bevolking en immoraliteit werd gesuggereerd door de vermelding van de opiumhandel, zonder daarbij de Engelsen als initiator te noemen. Zelfs wanneer Chinezen zich aan de armoede hadden onttrokken en een Europese leefwijze aannamen, konden ze niet hopen op acceptatie. Eigen Haard kwalificeerde de Europees ingerichte woningen van ‘mongoolsche rijkaards’ als een bewijs van wansmaak.77 De boodschap was dat een Europees beschavingsniveau geen kwestie was van economisch succes of culturele keuzes, maar van etnische herkomst. De negatieve beeldvorming in de pers over Chinezen sloot de waardering voor Chinese kunstnijverheidsproducten niet uit. Vanaf de zeventiende eeuw gebruikten Nederlanders grote hoeveelheden Chinees huisraad varie¨rend van
127
MIGRANTENSTUDIES, 2011, NR. 1
porseleinen lampetkannen en kandelaars tot serviesgoed en pispotten.78 Grote, beschilderde Chinese vazen sierden de salons van modebewuste burgers onder wie de familie Cuypers.79 Toen de firma Taen in 1883 op de Internationale Koloniale en Uitvoerhandel Tentoonstelling te Amsterdam de handel in Chinese kunst- en gebruiksvoorwerpen vertegenwoordigde, kon deze dan ook aansluiten bij een eeuwenoude Nederlandse voorliefde voor Chinese kunstnijverheid.
Opstelling van de firma Taen op de Internationale Koloniale Handels en Uitvoertentoonstelling, Amsterdam 1883. De vrouw naast Frederick is waarschijnlijk zijn moeder Frances Taen ArrheePoolman. Collectie T.F.M. Taen-Van Berckel, Nijmegen.
Een zinnenprikkelende droom: de Amsterdamse wereldtentoonstelling van 1883 In de negentiende eeuw waren tentoonstellingen belangrijke media van voorlichting en educatie. Opstellingen van zogenaamd exotische mensen dienden daarbij een massapubliek te amuseren en te informeren.80 In familieherinne-
128
Marga Altena: Een geschiedenis die iedereen kende
ringen en in geschiedschrijving over het huwelijk van Mia en Frederick zou de Internationale Koloniale Handels en Uitvoertentoonstelling een nadrukkelijke rol krijgen als aanleiding tot de kennismaking. In deze verslagen valt het op dat Frederick op een drietal hie¨rarchische niveaus werd gepresenteerd. Zijn gecombineerde posities als mandarijn en representant van het Chinese ministerie van handel,81 als vertegenwoordiger van familiebedrijf Taen Arr Hee, e´n als ‘exotische’ deelnemer aan een tentoonstellingsopstelling rangschikten hem volgens drie categoriee¨n met elk een eigen betekenis. De Amsterdamse wereldtentoonstelling van 1883 bood een spectaculair overzicht van mensen uit alle werelddelen.82 Nederlanders kwamen kijken hoe uitheemse mensen zich kleedden, hun maaltijd bereidden en welke producten ze vervaardigden. Ofschoon ook Nederlandse boeren en arbeiders werden opgesteld, ging het bij het exposeren van levende mensen doorgaans om bewoners van kolonie¨n en andere niet-Europeanen. De omstandigheid dat Frederick Taen stond tentoongesteld, classificeerde hem als behorend tot de lagere sociale klassen. Na de Internationale Koloniale en Uitvoerhandel Tentoonstelling te Amsterdam in 1883 – waar Noord-Amerikaanse Indianen, Surinaamse Indianen en Creolen waren te zien – zouden in Nederland regelmatig mensen worden gee¨xposeerd. In opstellingen die hun ‘natuurlijke omgeving’ imiteerden, trokken ze veel bekijks. Westerlingen beschouwden hen als specimen van onontwikkelde volken, achtergebleven in de evolutie en in afwachting van Europese beschaving. Vandaar dat Mia’s oom, Joseph Alberdingk Thijm, naar aanleiding van de tentoonstelling de ‘dappere baanbrekers der beschaving’ prees die de inboorlingen door kolonisatie beschaving brachten.83 Handels- en industrietentoonstellingen bevestigden in hun beeldvorming het contrast tussen zogenaamd primitieve en moderne culturen. Opgesteld als vertegenwoordiger van een uitheems volk voegde Frederick zich in de traditie van exotische mensen die voor het plezier van een Europees publiek te kijk stonden. Als inzending hield de Chinese opstelling het midden tussen een mensenshow en een handelstentoonstelling. Op de Amsterdamse tentoonstelling was de status van de inzender bepalend voor de aard van de opstelling. De catalogusvermelding die de Chinese opstelling als onderdeel van de koloniale afdeling presenteerde, de toegewezen ruimte en de locatie, maakten duidelijk dat deze als subcategorie gold. De rangschikking moedigde het publiek aan om de handelsvertegenwoordigers van de Chinese inzending evenzeer te waarderen om hun bezienswaardige uiterlijk, zoals de Indiaanse en Surinaamse exposanten die als ‘volkstypen’ stonden opgesteld. Het waren keuzes die van invloed waren op de beeldvorming van uitheemse mensen in kranten en tijdschriften en de waardering door het publiek. Karel Alberdingk Thijm, had als journalist de tentoonstelling nog bejubeld: ‘De bloem van Nederlands mannelijke en vrouwelijke bewoners, al wat adel en fortuin, wetenschap en kunst, schoonheid en elegantie maar uitnemend vertegenwoordt in de Dietsche gouwen, had zich daar in weelderigen dos saaˆmgeschaard [...] badend in oosterschen glans, met het bleeke groen van den electrisch bestraalden wintertuin voor achtergrond, saaˆmgeschaard ten jubel op het feest van het vaderland en zijne kolonie¨n.’84 Als romanschrijver was
129
MIGRANTENSTUDIES, 2011, NR. 1
Karel somberder over het evenement dat vanwege de aanwezigheid van exotische vreemdelingen een immorele uitwerking zou hebben. In Blank en Geel, duidelijk geı¨ nspireerd op Mia en Frederick, schilderde hij de tentoonstelling als een gevaarlijke, zinnenprikkelende vrijplaats. In zijn boek was de tentoonstelling verworden tot een vervreemdende droomwereld die hoofdrolspeelster May noodlottig zou worden. De Chinese handelaren waren bij Van Deyssel zelf tot objecten geworden: ‘Achter de toonbanken, met exotische snuisterijen beladen, stonden [zij], zwijgend in hun bonte klederdracht.’ Anders dan reguliere kooplui die hun waren aanprijzen, waren zij hier als ‘Turken en andere barbaren’ die als geestverschijningen plotseling opdoken.85 De ontmoeting van May met een vreemde man in de ongecontroleerde, openbare ruimte die de tentoonstelling vertegenwoordigde, schiep een situatie die voor de negentiende-eeuwse lezer per definitie seksueel beladen was. Jongelui uit de burgerklasse behoorden elkaar te ontmoeten onder toezicht van ouders en vrienden bij danspartijen en huiselijke visites, zodat de controle op huwelijkskandidaten was verzekerd.86 Een verliefd burgermeisje behoorde de toenadering overlaten aan de man. Voor de negentiende-eeuwse lezer bevestigde May’s afwijkende optreden daarom het ziekelijke karakter van de romance. Het was een gebruikelijke omkering van genderrollen in de representatie van gemengde paren.87 Ofschoon May’s optreden in Van Deyssels boek ongehoord was vanuit het perspectief van de witte burgerklasse, bevestigde haar gedrag de gangbare opvattingen over etnisch verschil. Volgens het toenmalige Europese wereldbeeld waren vrouwen ondergeschikt aan witte mannen, maar waren ze superieur aan gekleurde mannen. May’s verwachting dat de Chinese handelsvertegenwoordiger zonder tegenspraak aan haar wensen zou voldoen, weerspiegelde dat perspectief. Van Deyssel gaf eveneens blijk van een Europees superioriteitsgevoel door de voorkeur van de Chinese man voor een Nederlands meisje als vrijwel vanzelfsprekend te presenteren. Aan diens beleving van de gebeurtenissen verspilde hij dan ook weinig woorden. Aan May’s motivatie daarentegen had de schrijver zijn handen vol. Hij had een novellelange verklaring nodig die hij slechts overtuigend kon maken door het meisje van alle redelijkheid te ontdoen. Een meisje dat zich, op een onbewaakt moment verblind door de ‘oosterse glans’ van de tentoonstelling, in een redeloze droom had verloren.
130
Marga Altena: Een geschiedenis die iedereen kende
The´re`se Schwartze, Portret van Mia Cuypers, Amsterdam 1886. Collectie N.J.M. Taen, Boxtel.
Portret van een blond meisje in Oosterse dracht Van de bronnen over het huwelijk van Mia Cuypers en Frederick Taen is het meer dan levensgrote pastelportret van Mia wel het meest intrigerend. Kort vo´o´r het huwelijk werd het portret in opdracht van de bruidegom gemaakt door societyschilderes The´re`se Schwartze. Vanwege het gevoelige karakter van het huwelijk is het verrassend dat het werk niet alleen verscheen in de geı¨ llustreerde pers, maar ook verschillende malen werd tentoongesteld. Het openbare optreden van het paar door middel van dit portret is een reden om het hier nader te onderzoeken. Het fraai uitgevoerde portret van Mia, gekleed in een zijden kimono, met decoratieve spelden in het haar en een grote waaier in de hand, kreeg op verschillende manieren betekenis. Allereerst deed het dienst als traditioneel portret van een aanstaande bruid ter markering van een rite de passage. Het was een burgerlijke traditie om zich bij een verloving te laten portretteren. Ook Mia’s vader en moeder waren ooit als verloofden geportretteerd.88 Interessant is dat behalve The´re`se Schwartze ook Bramine Hubrecht een portret van Mia schilderde,89 een portret dat echter niet buiten de familiekring werd vertoond. Naast de documentatie van een overgangsmoment verschafte het pastelportret ook informatie over hoe het paar, en later Mia alleen, zich publiekelijk manifesteerden. Als representatie van een buitengewoon huwelijk dat op diverse manieren in de openbaarheid werd gebracht, kan het portret worden
131
MIGRANTENSTUDIES, 2011, NR. 1
geduid als een instrument van verzet en een triomfantelijk gebaar. Deze interpretatie van het portret – de historici Gerard Brom en Harry Prick spraken achtereenvolgens van een ‘avontuurlijk model’ en een ‘geruchtmakend’ portret90 – wordt ondersteund door de opvallende keuzes in techniek en vormgeving. In 1885 was pastelkrijt een in onbruik geraakt medium in Nederland.91 Schwartze’s portret van Mia behoorde tot de eerste waarbij deze techniek weer werd toegepast.92 Naast de gekozen techniek was ook de weergave van een meisje uit een vooraanstaande familie in ‘exotisch’ Oosterse dracht gewaagd. Vo´o´r 1890 waren in Nederland studies of portretten in Aziatische kleding onbekend. Schwartze kende de voorliefde van welgestelde burgers voor een portret in Orie¨ntaalse dracht als vakantiesouvenir.93 Mia’s portret sloot bij dit genre aan. Opmerkelijk is dat Mia niet verschijnt ‘in Chinees kostuum’ zoals Harry Prick meende,94 maar in Japanse kleding. Het is een fout die mogelijk het gevolg was van de onbekendheid van de kunstenares met de dracht. Opvallend was eveneens het Chinese bijschrift in een cartouche met Mia’s nieuwe naam,95 een tekst waarvoor Frederick het voorbeeld zal hebben aangedragen. Het portret van Mia in Oosterse dracht, in combinatie met de Chinese karakters, presenteerde haar aan het Nederlandse publiek als Chinese bruid. Verder was de publicatie van het portret in een tijdschrift allesbehalve vanzelfsprekend. Eind negentiende eeuw hadden vrouwen in geı¨ llustreerde tijdschriften een marginale positie. Vrouwen vormden een nieuwsitem als ze gangbare rolpatronen overschreden zoals een vrouwelijke smid of een timmervrouw. Wanneer vrouwen verschenen in boeken en geı¨ llustreerde tijdschriften dan betrof het mythologische of religieuze vrouwen, personen van koninklijk bloed of reclamefiguren. Daarnaast waren er vrouwen met een twijfelachtige reputatie, zoals zangeressen, danseressen of actrices. Vrouwen uit de nette burgerstand of daarboven waren zelden in nieuwsmedia te vinden.96 De reproductie van Mia’s portret in 1892 in Elsevier’s Geı¨llustreerd Maandschrift was dan ook me´e´r dan een curiositeit.97 Niet alleen verscheen een meisje uit een aanzienlijke familie herkenbaar in een publiek medium, de titel ‘Mevrouw Taen-Err Toung-Cuypers’ vertegenwoordigde een schokkende ‘coming out’ van een sensationeel huwelijk.98 En of dat niet genoeg was, Mia’s verlovingsportret werd bij herhaling beschikbaar gesteld voor exposities. Het waren bruiklenen waaraan niet alleen Frederick en Mia, maar ook Pierre Cuypers meewerkte.99 Vier jaar na het huwelijk, kreeg de pastel in 1890 een plaats op Schwartze’s solotentoonstelling in het Panoramagebouw te Amsterdam.100 Toen in 1900 een expositie van pastelwerk door The´re`se Schwartze werd voorbereid in het Rijksmuseum te Amsterdam, werkten Mia en haar vader opnieuw mee aan de expositie van Mia’s portret. In 1909 kwam het in hetzelfde museum tot een langdurige bruikleen,101 terwijl het in 1919 aan het Stedelijk Museum werd uitgeleend. In 1921 werd het portret gereproduceerd in een gedenkboek over de kunstenares.102 Nog steeds in beheer van het Rijksmuseum werd het portret in 1949, na het overlijden van Mia en Frederick, teruggegeven aan de familie Taen die het tot op vandaag bezit. De keuze voor een beroemd kunstenares was betekenisvol. Portretschilder The´re`se Schwartze was een vriendin van de familie Cuypers.103 Niet alleen
132
Marga Altena: Een geschiedenis die iedereen kende
schilderde ze de kinderen uit het gezin Cuypers, ze was hun buurvrouw nadat de Cuypersen van Amsterdam naar Valkenburg waren verhuisd. The´re`se Schwartze had haar naam als portretschilderes gevestigd in 1881 met een portret van koningin Emma en prinses Wilhelmina.104 Toch moest Schwartze als werkende vrouw haar reputatie zorgvuldig bewaken. Terwijl ze prive´ riskante keuzes maakte, profileerde ze zich in de media als bescheiden en ‘typisch’ vrouwelijk.105 Zo overtuigde Schwartze haar tijdgenoten ervan dat professioneel succes en vrouwelijkheid elkaar niet uitsloten.106 De keus van Frederick en Mia voor The´re`se Schwartze lag vanwege haar relatie met de familie Cuypers voor de hand. Tegelijkertijd garandeerde haar beroemdheid dat het portret veel aandacht zou trekken. Schwartze’s portretten van de Nederlandse elite werden besproken in de pers en geregeld tentoongesteld. De keuze van de verloofden voor juist deze schilderes was daarmee een inherent publieke keuze. Bij de publicatie en tentoonstelling van het pastelportret is de medewerking van Mia’s vader moeilijk te verklaren. Had de vriendschap met Schwartze de doorslag gegeven? Ofschoon Schwartze met haar klanten afspraken probeerde te maken over de publicatie en expositie van schilderijen,107 bleef ze afhankelijk van hun medewerking. Gezien zijn bezwaren tegen het huwelijk was Cuypers waarschijnlijk niet blij met het portret van Mia als Chinese bruid en nog minder met de publicatie ervan. De geˆne van een burgerfamilie over een mesalliance werd uitgedrukt in het advies van Joseph Alberdingk Thijm aan zijn zoon Karel om ‘zoo stil en zedig mogelijk’ te trouwen.108 Een spectaculair portret van Mia Cuypers dat voor een groot publiek te zien was, stond haaks op een dergelijk streven. Toch kregen Mia en Frederick uiteindelijk geen ‘low profile’ bruiloft. Onder de genodigden bevond zich naast de wederzijdse familie en vrienden een delegatie prominente relaties.109 Handtekeningen op de huwelijksakte getuigen van de aanwezigheid van niemand minder dan de Utrechtse hoogleraar Ambrosius Hubrecht; Johan van Riemsdijk, afdelingschef bij de maatschappij tot exploitatie van staatsspoorwegen te Utrecht; en zelfs de Amsterdamse burgemeester Gijsbert van Tienhoven die het huwelijk voltrok. Hoopten de Cuypersen met deze gasten onbehaaglijke gevoelens te maskeren en de geschonden familiereputatie te herstellen, of wees de aanwezigheid van dergelijke getuigen juist op een confronterende opstelling? De medewerking aan de publicatie van Mia’s portret en de prominente uitvoering van de bruiloft suggereren dat de familie dermate verzoend was met de gebeurtenis dat men de confrontatie met de publieke opinie aandurfde. Hoe dan ook, een en ander toont aan dat de gevoelde schande en verstoorde familierelaties niet zo eenduidig en onveranderlijk waren als de overleveringen doen geloven.
133
MIGRANTENSTUDIES, 2011, NR. 1
De eerste aflevering van ‘Blank en Geel’ in Eigen Haard door Max C. of Lodewijk van Deyssel, (Karel Alberdingk thijm). Collectie van de auteur.
‘Een alledaagsch feuilletonnetje’ Een verhaal over Mia en Fredericks huwelijk dat latere versies heeft gedomineerd, was de novelle van Karel Alberdingk Thijm, alias Lodewijk van Deyssel. Als feuilleton gepubliceerd in 1892 in het tijdschrift Eigen Haard,110 verscheen het twee jaar daarna als boek.111 De beschrijving door een gerenommeerd auteur als Van Deyssel zou toonaangevend blijken in de verhalen van nakomelingen en historici. Bij de beschrijving van de gebeurtenissen putten beide groepen verhalenvertellers steeds uit het boek,112 waarbij ook de gebruikte kwalificaties over de echtgenoten de visie van Van Deyssel weerspiegelen.
134
Marga Altena: Een geschiedenis die iedereen kende
Blank en Geel, oorspronkelijk Kruising der Rassen geheten, beschrijft de ontmoeting tussen Mia en Frederick, de reactie van Mia’s ouders op de huwelijksplannen en de verlovingstijd. Beide titels presenteerden de ‘raciale’ gemengdheid van het paar als kernprobleem. In het voorgaande is reeds vastgesteld dat de bezwaren van tijdgenoten tegen het huwelijk aan veranderingen onderhevig waren. Een boeiende vraag is daarom hoe de etnische herkomst, de gender-, klasse- en religieuze identiteit van de geliefden door Van Deyssel werden beschreven, dan wel weggeschreven. Karel Alberdingk Thijm had de ontwikkelingen voorafgaand aan het huwelijk van Mia en Frederick van dichtbij meegemaakt. Als haar neef kende hij Mia al zijn hele leven en ze waren bevriend.113 Karel was zelfs Mia’s vertrouweling tijdens haar roerige verlovingstijd.114 Hij dichtte daarover meevoelend: ‘Zo´o vrees’lijk droef en teeˆr, dat ’k u zie staan; Met bukkend hoofd, om in mijn arm te weenen.’115 Het tekende Karels persoonlijkheid dat deze vertrouwensband hem niet belette om Mia’s verloving als sensationeel nieuwtje aan zijn vrienden door te vertellen,116 of over haar liefdesperikelen te schrijven in een populair tijdschrift als Eigen Haard. In de familie Alberdingk Thijm was het schrijven van romans, geı¨ nspireerd op het leven van verwanten en kennissen, een traditie.117 In het werk van Karel, zijn vader Joseph en zijn zus Catharina bleven protagonisten herkenbaar wat soms tot protesten leidde.118 Mia verscheen in Van Deyssels De Kleine Republiek als Agnes, de eerste liefde van hoofdpersoon Willem, Karels alter ego.119 Het was een reden voor Karels biograaf Harry G.M. Prick om de schrijver te verdenken van verliefdheid op Mia. De gewoonte van Van Deyssel om onderwerpen te kiezen uit zijn eigen leven en deze uit te werken in een realistische schrijfstijl gaf Prick groot vertrouwen in de objectiviteit van de schrijver. Prick beschouwde hem als een fotograaf die ‘plaatje na plaatje schoot en daarbij geen detail te gering of te onbelangrijk achtte’.120 Prick ratificeerde daarmee Karels zogenaamd fotografisch getrouwe schrijfwijze als adequate geschiedschrijving. Wies van Leeuwen sloot zich bij hem aan toen hij Blank en Geel kwalificeerde als ‘een momentopname uit het leven van de familie Cuypers’.121 Nadere beschouwing laat echter zien dat Van Deyssels waarheid kritische kanttekeningen verdient. Zoals gebruikelijk in Van Deyssels werk waren de personages van Blank en Geel gemakkelijk te identificeren. De Limburgse architect Cuypers was getransformeerd tot de Brabantse beeldhouwer Reeve; zijn huwelijk met de zuster van de bekende handelaar en literator Joseph Alberdingk Thijm werd een verbintenis met de dochter van een bekende koopman met dezelfde voorliefde; Mia kreeg de weinig verhullende naam May,122 en Frederick Taen heette Tseng Ki-Harr.123 Hun aandeel in de novelle was qua ruimte en activiteit zeer ongelijk verdeeld. Terwijl May als protagonist het leeuwendeel van de novelle innam, kreeg ‘de Chinees’ een minimale rol. De uitweiding over May’s voorgeschiedenis en karakter diende niet alleen als opmaat voor de ontmoeting maar vooral ter verklaring van de keuze van een Nederlands burgermeisje voor een Chinese man. May werd door de auteur geportretteerd als een mooi, maar sociaal gemankeerd burgermeisje. ‘Haar gezicht was [...] zoo klein en teeder en fijn
135
MIGRANTENSTUDIES, 2011, NR. 1
besneden, dat het een ivoren beeltenis geleek.’124 Afgezien van een Europees blank-blonde schoonheid werd May geen goede eigenschappen gegund.125 Integendeel, Van Deyssel schreef haar een veelheid aan onvrouwelijke kwaliteiten toe. Terwijl in haar milieu de omgangsvormen van een meisje als toetssteen golden voor haar geschiktheid als echtgenote,126 bespotte May de holle omgangsvormen van de vrienden van haar ouders en de hofmakerij van ‘Hollandse jongens’. Ze was nukkig als gevolg van de toegeeflijkheid van haar ouders en dromerig door haar overmatige lezen. Op dit punt was Van Deyssels afkeuring opvallend. Zijn eigen zuster was een belezen vrouw en ooit was Karels liefde voor Mia juist versterkt door hun gedeelde passie voor literatuur.127 Desondanks gebruikte hij in zijn novelle May’s boekenliefde om haar zogenaamde vreemdheid te bewijzen.128 Van Deyssel was vastbesloten om May te veroordelen volgens de geldende burgermoraal. May’s onaangepastheid maakte haar voor de negentiende-eeuwse lezer zedelijk verdacht. Het was tekenend dat ze haar familie misleidde bij haar tentoonstellingbezoek; zonder chaperonne uitging; en eigenmachtig huwelijksplannen smeedde.129 Haar voorkeur voor de schilderijen van Alma-Tadema bewees haar romantisch zinnelijke karakter. Daar bovenop kwam nog dat May haar zusje verwaarloosde, waarmee ze tekortschoot in de belangrijkste vrouwelijke eigenschap, die van het moederschap.130 Door May te ontdoen van vrijwel alle gewenste vrouwelijke kwaliteiten, bereidde Van Deyssel zijn lezers erop voor dat haar aanstaande ook wel ongewoon moest zijn. ‘De Chinees’, Frederick Taens personage, werd dan ook als een ‘bijna bovennatuurlijk wezen’ beschreven, ‘een oosterse Prins, in wijde, groene, met goud geborduurde klederen van zijde en satijn.’131 Toch vervulde Fredericks personage slechts een bijrol ter ondersteuning van de hoofdrolspeelster. Hij werd pas opgevoerd op het moment dat May hem ontdekte en pas op het eind van de novelle kreeg hij een naam. ‘Tseng Ki-Harr’ werd als de stereotiepe, exotische vreemdeling neergezet, als buitenissig en passief. Het was een rolverdeling die de mediabeeldvorming kenmerkte van niet-westerse personages in het algemeen, en echtgenoten van gemengde huwelijken in het bijzonder.132 Ondanks de haar door de auteur toegeschreven zinsbegoocheling was het May die het initiatief nam en hem voorstelde haar mee te nemen, een verzoek waaraan hij voldeed.133 Van Deyssel stelde vast dat de liefde nu ‘onontkoombaar’ in haar hart was gekomen.134 Op het punt gekomen waar een liefdesgeschiedenis doorgaans eindigt, aarzelde de auteur. Maanden verstreken voordat Van Deyssel de laatste alinea’s toevoegde.135 Uiteindelijk bee¨indigde hij de novelle met een bijna zakelijke samenvatting van de navolgende gebeurtenissen en gaf ze de vorm van geruchten: May zou samen met haar geliefde in de stad zijn gezien;136 ze had zich laten thuisbrengen; ze had hem aan haar ouders voorgesteld; en na vier maanden waren ze getrouwd. Na een gedetailleerde beschrijving van zelfzuchtigheid en ongeremde emotie gunde Van Deyssel het paar een onverwacht goede afloop. Anders dan de ondergang die een immorele vrouw in negentiende-eeuwse romans doorgaans te wachten stond, beschreef de auteur hoe May haar bestemming vond als ‘gewone vrouw en huismoeder’. Als een ware bekeerling was May van een zoekend, zelfzuchtig meisje getransformeerd
136
Marga Altena: Een geschiedenis die iedereen kende
tot een zorgzame en tevreden huismoeder. Het was een afronding waarmee Van Deyssel zijn protagoniste letterlijk op haar plaats zette.137 De aarzeling van de auteur om de novelle te besluiten en het onverwachte ‘happy end’ wekken de indruk dat hij zijn verhaal milder eindigde dan hij oorspronkelijk van plan was.138 Desondanks vond Mia de beschrijving van Van Deyssel ‘een rotstreek’.139 Twee jaar nadat het feuilleton verscheen, vermaande ze hem in een brief: ‘Karel, Karel! [...] Hoe kon je nu zoo’n pathetische, rijke, ware geschiedenis vol romantiek in zoo’n alledaagsch feuilletonnetje verknoeien! Wat gaf je het recht hiertoe? ‘Hadde je ‘‘my story’’ willen schrijven dan hadt je je liever aan mij om opheldering in de aan je onbekende punten moeten wenden voor dat het in druk kwam. Was het alleen als een product van de fantasie bedoeld, dan verzet ik me tegen het recht dat je je aanmatigt die schepping met mijn uiterlijk te bekleeden.’140 Ook anderen ontvingen de novelle met misprijzen. L.J. Veen vroeg zich in De Gids af wat Van Deyssel ertoe had gebracht zo’n ‘duffe vertelling’ te schrijven. De recensent vermoedde een wraakneming en vond de novelle saai en kleurloos.141 Inderdaad maakte Van Deyssels onkarakteristieke veroordeling van May’s lyrische karakter, eigenzinnigheid en haar liefde voor kunst en literatuur de suggestie van gekwetste eigenliefde aannemelijk. Het was geen wonder dat Mia boos was. De publicatie van Blank en Geel in Eigen Haard, een verhaal dat vanwege de herkenbare personages en locaties suggereerde een waar gebeurd verslag te zijn van hoe Mia Cuypers zich, in negentiende-eeuwse termen, had vergooid aan een Chinese man. Opnieuw was het huwelijk van Frederick en Mia als een sensationele geschiedenis in de openbaarheid gekomen. Onder de Cuypersen veroorzaakte het feuilleton flinke beroering. Men voelde zich ‘verschrikkelijk te kijk gezet’.142 De familie zou nog meer te incasseren krijgen. Twee jaar later werd met het verschijnen van het boek Blank en Geel Mia’s geschonden reputatie opnieuw publiekelijk bevestigd. Het was een reputatie die in de verhalen van nakomelingen en historici vrijwel ongewijzigd zou blijven.
Conclusies De bestudering van de beeldvorming over het huwelijk van Mia Cuypers en Frederick Taen laat zien hoe in Nederland in de laatste decennia van de negentiende eeuw betekenis werd gegeven aan etnisch verschil en, meer precies, hoe de katholieke elite een gemengd huwelijk beoordeelde. Het is daarbij gemakkelijker om denkbeelden over etniciteit, gender, klasse en religie te onderscheiden, dan om te ontdekken hoe deze op elkaar inwerkten. Wel wordt duidelijk dat dit huwelijk, in weerwil van de toenmalige visie op etnisch verschil als een afgebakend en vaststaand onderscheid tussen ‘rassen,’ niet op eenduidige en onveranderlijke wijze werd verbeeld. De analyse toont aan dat de beleving en de verbeelding van het huwelijk zowel dynamisch als statisch was. Terwijl de beeldvorming in de eerste jaren werd aangepast aan de veranderende omstandigheden waarin Mia en Frederick verkeerden, versteende deze na de scheiding tot een eenduidig verhaal. De
137
MIGRANTENSTUDIES, 2011, NR. 1
aanvankelijke dynamiek ontstond door de wisselende nadruk op het ‘onvrouwelijke’ optreden van Mia kreeg en op het verschil tussen de geliefden in klasse en religie. Religieuze waarden stonden centraal in het leven van de Cuypersen, waarden die nog meer gewicht kregen vanwege de positie van de architect als voorman van de zich emanciperende katholieken. Een mesalliance van hun dochter betekende een gemiste kans op een prestigieuze huwelijkskandidaat die het familieaanzien kon versterken en een risico op schandaal en standsverlies. Religie bleek richtinggevend toen Cuypers aan de bisschop de toestemming voor het huwelijk overliet en toen Mia’s moeder haar adviseerde om als een martelares haar problemen te verdragen. De keuze van Mia om te scheiden, druiste in tegen de religieuze leefregels van haar milieu en schond, zoals eerder bij haar huwelijk, de gangbare gendercodes. De veranderingen in de beeldvorming van het huwelijk kunnen worden geduid als reacties op de gebeurtenissen rond het paar en op hun publieke verschijning in een tijdschriftfeuilleton en een boek. Vo´o´r het huwelijk bespraken brieven van familie en vrienden Mia’s gedrag en het onderscheid in klasse en religie, en in mindere mate Fredericks etnische herkomst. Na het huwelijk was zelfs de openbare vertoning van het portret van Mia als ‘Chinese’ bruid mogelijk. Het etnisch gemengde karakter van het paar werd toenemend als problematisch ervaren door de publicatie van Van Deyssels feuilleton Blank en Geel dat het huwelijk schilderde als een immorele verbintenis tussen ongelijke partners. De Cuypersen werden erdoor in grote verlegenheid gebracht, een situatie die zich herhaalde toen de novelle als boek verscheen. Na de scheiding koos de familie op strategische wijze voor een eenduidig, definitief verhaal over het huwelijk. De familiereputatie was meer gebaat bij een versie over de scheiding als veroorzaakt door de etnische identiteit van de echtgenoot, dan door diens overspel. Vastgesteld moet worden dat de invloed van Mia en Frederick op de beeldvorming van hun huwelijk, al maakten zij met de publieke vertoning van het verlovingsportret een duidelijk statement, beperkt is gebleven. De visie van het paar zelf liet weinig sporen na in de hedendaagse overleveringen. De verhalen van tijdgenoten, nakomelingen en historici daarentegen overleefden. Deze reikten over de grenzen van familiebanden, disciplines en media heen en hebben elkaar beı¨ nvloed en bestendigd. Het gecombineerde onderzoek van uiteenlopende bronnen – brieven, archiefdocumenten, foto’s, interviews met nakomelingen en historische publicaties – maakt processen van geschiedschrijving in de prive´sfeer en in het professionele domein zichtbaar. De analyse belicht daarmee de creatieve wijze waarop mensen geschiedenis construeren en hoe ze daarbij putten uit de omringende culturele producten. De vergelijking van de bronnen met gangbare kunst- en cultuuruitingen laat zien hoe tijdgenoten van het gemengde echtpaar in hun uitlatingen teruggrepen op de Romantische en racistische stereotiepen die ze kenden uit schilderkunst en tijdschriften, zoals toen Frederick werd beschreven als een ‘oosterse Prins’ en als een ‘woeste mongool’. Eenmaal gevestigd door tijdgenoten bleef de verhaalversie van het huwelijk als gestrand vanwege het etnisch verschil tussen de partners gehandhaafd. In de verhalen van nakomelingen en historici werden negentiende-eeuwse kwali-
138
Marga Altena: Een geschiedenis die iedereen kende
ficaties over het huwelijk als ‘een ramp’ soms letterlijk gereproduceerd alsof het om een tijdcapsule ging. Zo werd de versie door Van Deyssel, hoewel onmiddellijk herkend als een verhaal van gekwetste eigenliefde, in latere verhalen als waarheidsgetrouwe bron gehanteerd. De meeste historici negeerden het subjectieve karakter van de novelle en verwerkten deze als een objectief verslag. Een verklaring daarvoor ligt in de status van de verhalenvertellers. De typeringen van Mia als gemankeerde vrouw en Frederick als exotische vreemdeling door een gecanoniseerde auteur als Van Deyssel kregen daarmee betekenis als wetenschappelijk geautoriseerde bevindingen. Nog steeds vormt het verhaal over Mia en Frederick soms een ongemakkelijke anekdote over de schending van het familieaanzien die doorwerkt tot op vandaag. Als gevolg hiervan vertegenwoordigde het huwelijk een geschiedenis die iedereen kende, maar waarover niet werd gepraat.143
Noten * Marga Altena is historica van visuele cultuur gespecialiseerd in de toepassing van beeldbronnen in historisch onderzoek. Van haar verschijnt binnenkort: ‘‘A True History Full of Romance’’ Mixed Marriages and Ethnic Identity in Dutch Culture (1883-1955) bij Amsterdam University Press. Voor contact: www.MargaAltena.nl. 1. Graag wil ik de volgende mensen bedanken voor hun hulp bij dit onderzoek. De families Taen en Cuypers ben ik zeer erkentelijk voor hun gastvrijheid en hun bereidheid te vertellen over hun familiegeschiedenis: de heer en mevrouw T.F.M. Taen-Van Berckel, Nijmegen: mevrouw M.P.E. Taen, Boxtel: de heer N.J.M. Taen, Boxtel; de heer F.P. Taen, San Diego CA., USA; de heer P.M. Cuypers, Bemmel en Inge Davids, Groningen. Ik bedank de heer Wies van Leeuwen, Den Bosch, voor de inzage in zijn onderzoeksdocumentatie. Verder dank ik Betty de Hart, Radboud Universiteit Nijmegen; Jenny Reynaerts, Rijksmuseum Amsterdam; Herman Moeshart, Voorschoten; en Willemijn Ruberg, Rijksuniversiteit Leiden, voor hun inspirerende suggesties. Bert de Groot, onmisbaar bij de computerondersteuning, trad op als een kritische gesprekspartner. 2. T.F.M. Taen, Levensgeschiedenis van Th.J. Taen (9-12-1951), ongepubliceerd manuscript in collectie T.F.M. Taen-Van Berckel, Nijmegen; N.A. Bosch Reitz, The Cuypers Genealogy c. 1663-2002 (Melbourne 2002); Inge Davids, Taen’s Story ongepubliceerde scriptie opleiding binnenhuisarchitectuur (Groningen 2009); Interviews met familie T.F.M. Taen-Van Berckel, Nijmegen; mevrouw M.P.E. Taen, Boxtel; de heer N.J.M. Taen, Boxtel; de heer F.P. Taen, San Diego CA., USA; en de heer P.M. Cuypers, Bemmel. 3. Gerard Brom, Een Katholiek leven: autobiografische aantekeningen, bezorgd door Paul Luykx en Jan Roes, (Baarn 1987) 125; Harry G.M. Prick, In de zekerheid van eigen heerlijkheid. Het leven van Lodewijk van Deyssel tot 1890 (Amsterdam 1998); Rosemarie Buikema en Maaike Meijer (red.), Cultuur en migratie (Meppel 2003); A.J.C. van Leeuwen, Pierre Cuypers. Architect 1827-1921 (Zutphen 2007). 4. Betty de Hart, Onbezonnen vrouwen. Gemengde relaties in het nationaliteitsrecht en het vreemdelingenrecht (Amsterdam 2003); Marga Altena, ‘Een Haagse dame en een Indiaan: Representaties van een gemengd huwelijk in Nederlandse en Canadese nieuwsmedia (19061928)’ Tijdschrift voor Sociale en Economische Geschiedenis 3(2006)4, 103; Marga Altena, ‘Acceptatie door confrontatie: Het ‘zwart-witte huwelijk van Joseph Sylvester en Marie Borchert (1928-1955)’ Tijdschrift voor Geschiedenis 121(2008)1, 22-39. 5. Marita Mathijsen, De gemaskerde eeuw (Amsterdam 2002). 6. Stuart Hall (red.), Representation. Cultural representations and signifying practices. (Londen 1996); Maaike Meijer, In tekst gevat. Inleiding tot een kritiek van representatie (Amsterdam 1996).
139
MIGRANTENSTUDIES, 2011, NR. 1
7. Van Leeuwen, Pierre Cuypers, 28. 8. Van Leeuwen, Pierre Cuypers, 28-60; Tina Hammer-Stroeve, Familiezoet. Vrouwen in een ondernemerselite, Enschede 1800-1940 (Zutphen 2001) 80. 9. De vermelding van Fredericks Europese en Chinese namen staan vermeld op de huwelijksakte: Gemeentearchief Amsterdam. Bevolkingsregister, huwelijksakte (27-4-1886); De naam, in het Mandarijns uitgesproken als Tjen of Teen, werd in Engeland tot Tain en in Duitsland tot Taen. Het karakter Taen wordt verbeeld door een vierkantje met een kruisje erin, dat een rijstveld verbeeldt. In China betreft het een algemene naam, vergelijkbaar met het Nederlandse Van der Velde: Interview met de heer en mevrouw T.F.M. Taen-Van Berckel, Nijmegen (23-11-2006); Bosch Reitz, The Cuypers Genealogy (Melbourne 2002). 10. Interview met de heer en mevrouw T.F.M. Taen-Van Berckel, Nijmegen (23-11-2006). Zie ook de foto’s in hun collectie die de winkelgevels in Dresden en Berlijn laten zien. 11. Ze waren daarmee de eerste Chinezen die in Berlijn een zaak hadden: mededeling T.F.M. Taen (e-mail 1-10-2010); Bosch Reitz, The Cuypers Genealogy. 12. Erich Gu¨tinger beschreef de eerste jaren van de firma Taen in Berlijn: Erich Gu¨tinger, Die Geschichte der Chinesen in Deutschland: Ein U¨berblick u¨ber die ersten 100 Jarhe seit 1822 (Mu¨nster 2004), 177-178. 13. Over de oudste zoon, Albert George Augustus Taen (geb. 1858) is weinig bekend. Mogelijk is hij vroeg gestorven: Bosch Reitz, The Cuypers Genealogy (Melbourne 2002). 14. Interview met de heer en mevrouw T.F.M. Taen-Van Berckel, Nijmegen (23-11-2006). 15. Wanneer het Fredericks moeder is die verschijnt op een foto van de tentoonstelling, kan zij toen ook Mia hebben ontmoet. 16. Mevrouw J. de Quay-Alberdingk Thijm geciteerd in een interview met de heer en mevrouw T.F.M. Taen-Van Berckel, Nijmegen (23-11-2006); De anekdote dat Mia naar Engeland werd gestuurd om van haar verliefdheid af te raken, lijkt een onjuiste interpretatie van Mia’s kostschoolverblijf in Londen dat voorafging aan haar kennismaking met Frederick. 17. Van Leeuwen, Pierre Cuypers, 60. 18. T.F.M. Taen, Taen, Levensgeschiedenis (9-12-1951), ongepubliceerd manuscript in de collectie T.F.M. Taen-Van Berckel, Nijmegen; Interview met de heer en mevrouw T.F.M. Taen-Van Berckel, Nijmegen (23-11-2006). 19. Interview met de heer en mevrouw T.F.M. Taen-Van Berckel, Nijmegen (23-11-2006). 20. Idem. 21. Gu¨tinger telde rond 1900 slechts 150 Chinezen in Duitsland: Gu¨tinger, Die Geschichte, 181. 22. Frederick vermeldt dat hij wacht op toestemming van zijn ouders in een brief van Catharina Alberdingk Thijm aan Antoinette Cuypers (28-4-1885); Vo´o´r 1970 hadden jongelui jonger dan 30 jaar bij een huwelijk de toestemming nodig van de ouders: R.F. Vulsma, Burgerlijke stand en bevolkingsregister (Den Haag: 2002) 70. 23. De huwelijksakte vermeldt dat zowel de vaders en de moeders van het paar hun toestemming gaven: Gemeentearchief Amsterdam, Bevolkingsregister, huwelijksakte (27-4-1886). Ofschoon de naam van Francis Taen-Poolman niet op de huwelijksakte verschijnt, was ze mogelijk wel aanwezig. Vrouwen traden vo´o´r 1927 niet als getuige op: Vulsma, Burgerlijke stand, 76. 24. Brief van Mia Cuypers aan Victor de Stuers (17-2-1897). 25. Idem. Met dank aan de heer Wies van Leeuwen voor de opmerking over hoe De Stuers Mia kon adviseren. 26. Brief van Mia Cuypers aan Victor de Stuers (5-3-1897). 27. Van Leeuwens aanname over de noodlijdende omstandigheden van het familiebedrijf Taen is weliswaar in overeenstemming met een uitlating van Pierre Cuypers, maar in tegenspraak met de overlevering van de familie Taen. Volgens deze familieoverlevering was Frederick juist zeer succesvol in zaken tot de winkels verloren gingen in de Eerste Wereldoorlog. Ook de uitloving van 5000 Mark door Taen bij de opsporing van zijn kinderen lijkt niet te wijzen op financie¨le nood. 28. T.F.M. Taen, Taen, Levensgeschiedenis (9-12-1951), ongepubliceerd manuscript in collectie T.F.M. Taen-Van Berckel, Nijmegen, Interview met mevrouw M.P.E. Taen, Boxtel (27-32007); Interview met de heer en mevrouw T.F.M. Taen-Van Berckel, Nijmegen (23-11-2006). 29. Een foto in de collectie toont de galerij van het klooster waar ze woonden: Collectie Familie T.F.M. Taen-Van Berckel, Nijmegen.
140
Marga Altena: Een geschiedenis die iedereen kende
30. Bosch Reitz, The Cuypers Genealogy; Collectie de heer Pierre Cuypers, Bemmel: Kroniek Jos Cuypers (25-8-1897). 31. Van Leeuwen, Pierre Cuypers, 60. 32. Brief van mevrouw M.P.E. Taen aan Marga Altena, Boxtel (28-9-2009). 33. Collectie Familie T.F.M. Taen-Van Berckel, Nijmegen, Reisbescheiden Frederick Taen en Mathilde Taen-Bader; Bosch Reitz, The Cuypers Genealogy. 34. Brief van Mia Cuypers aan Victor de Stuers (17-2-1897). 35. Idem. 36. Van Leeuwen, Pierre Cuypers, 60. 37. Mia’s moeder had zich zelfs een maagdelijk huwelijk voorgesteld: Van Leeuwen, Pierre Cuypers, 26. 38. Brief van Mia Taen Err Toung Cuypers aan Victor de Stuers (17-2-1897). 39. A. van Schendel, Breitner vijfde druk, (Amsterdam z.j.) 30, geciteerd in: Lodewijk van Deyssel Twee geleende pennen ingeleid door Harry G.M. Prick (Delft 1984) 10. 40. Mathijsen, De gemaskerde eeuw, 16. 41. Idem, 31-32. 42. Brief van Pierre Cuypers aan Victor de Stuers (15-7-1885). 43. Brief van Pierre Cuypers aan Victor de Stuers (6-3-1897). 44. Interview met de heer P.M. Cuypers, Bemmel (17-8-2010). 45. Van Leeuwen, Pierre Cuypers. 46. Brief Catharina Alberdink Thijm aan Antoinette Cuypers (28-4-1885). 47. ‘Taen is Goddank geen Chinees, maar zal toch wel met de meeste Chinezen die in B[erlijn] zijn in aanraking zijn!’: Ausku¨nfts Bureau Wilh. Schmeisser & Co, Berlin geciteerd in een brief van Victor de Stuers [aan Pierre Cuypers] (15-7-1885). 48. Brief van Pierre Cuypers aan Victor de Stuers (12-3-1897). 49. ‘Ze was een dochter van de grote bouwmeester Cuypers, dezelfde die het geruchtmakend avontuur met de Chinees had beleefd waarover Van Deyssel zijn romannetje Blank en Geel schreef’: Gerard Brom, Een Katholiek leven: autobiografische aantekeningen, bezorgd door Paul Luykx en Jan Roes, (Baarn 1987) 125. 50. Van Deyssel, Blank en geel, covertekst. Hierbij moet worden opgemerkt dat de covertekst door de uitgever kan zijn toegevoegd. 51. Van Leeuwen, Pierre Cuypers, 60. 52. Buikema en Meijer, Cultuur, 2-3. 53. Interview met de heer en mevrouw T.F.M. Taen-Van Berckel, Nijmegen (23-11-2006). 54. Prick, In de zekerheid, 508. 55. Van Leeuwen, Pierre Cuypers, 20. 56. Maria Grever en Berteke Waaldijk, Feministische Openbaarheid. De Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid in 1898 (Amsterdam 1998) 46. 57. Voor de nouveau riche woog stand zwaarder dan vriendschap of liefde. Cuypers zal zich de kwestie hebben herinnerd toen hij bij zijn dochters trouwplannen de familiebelangen moest behartigen; Interview met de heer en mevrouw T.F.M. Taen-Van Berckel, Nijmegen (23-112006). 58. Karel gaf wel vaker aanstoot door zijn uitspattingen in Amsterdamse kroegen en bordelen, een levensstijl die hij zoals andere auteurs van ‘De Tachtigers’ legitimeerde door deze te benoemen als een dichterlijke inspiratiebron. 59. Cornelis van der Bas, Gezichten van de Wiersse. Bewoners in portret en karikatuur (Vorden 2006) 4. 60. Stokvis, ‘Vrijen,’ 41-43. 61. Van Leeuwen, Pierre Cuypers, 60. 62. Catharina Alberdingk Thijm in een brief aan Antoinette Cuypers (28-4-1885). 63. Cuypers geciteerd door Mia, geciteerd door Catharina Alberdingk Thijm in een brief aan Antoinette Cuypers (28-4-1885). 64. Mia geciteerd in een brief van Catharina Alberdingk Thijm aan Antoinette Cuypers (28-41885). 65. Brief van Cuypers aan Victor de Stuers (16-4-1897). 66. Kok en Van Leeuwen, Genegenheid. 67. Cornelis van der Bas, Gezichten van de Wiersse: Bewoners in portret en karikatuur Stichting
141
MIGRANTENSTUDIES, 2011, NR. 1
Victor de Stuers, Vorden 2006. 68. Leonard Blusse´ en Floris-Jan van Luyn, China en de Nederlanders. Geschiedenis van de Nederlands-Chinese betrekkingen 1600-2007 (Zutphen 2008) 11. 69. J.F. Heijbroek (red.), De verzameling van Mr. Carel Vosmaer (1826-1888) (’s-Gravenhage/ Amsterdam 1989). 70. P. Benson Miller, ‘’’Des couleurs primitives’’: Miscegenation and French Painting of Algeria’ in: Visual Resources. An International Journal of Documentation 24(2008)3, 273-298. 71. Mattie Boom, 150 Jaar Fotografie. Een keuze uit de collectie van de Rijksdienst Beeldende Kunst ’s-Gravenhage 1989, 107; Rik Suermondt, ‘Volkenkunde en volkstypen’ in: Mattie Boom en Hans Rooseboom (red.), Een nieuwe kunst. Fotografie in de 19e eeuw. De Nationale Fotocollectie in het Rijksmuseum (Amsterdam 1996) 146. 72. Katholieke Illustratie 11(1877-78)41, 321, 325. 73. Katholieke Illustratie 15(1881-82)16, 128. 74. Katholieke Illustratie 10(1876-77)35, 277. 75. Katholieke Illustratie 32(1898-99)49, 392. 76. Eigen Haard (1892)33, 523. 77. Eigen Haard (1892)1, 523-524. 78. Blusse´ en Van Luyn, China. 79. Van Leeuwen, Pierre Cuypers, 53, foto bovenaan. 80. Lieske Tibbe, ‘Een cultuurkloof. Nederlandse kunst en kunstnijverheid op de Internationale Koloniale- en Uitvoerhandeltentoonstelling van 1883’ in De Negentiende Eeuw 24 (juni 2000)2, 141-152; Marga Altena, Visuele strategiee¨n: Foto’s en films van fabrieksarbeidsters in Nederland (1890-1919) (Amsterdam 2003) 196; Marga Altena, ‘’t is dan ook geen alledaagsch gezicht, zoo’n paar echte Indianen’: Een Indiaanse show in Nederlandse kranten en tijdschriften, 1905 Jaarboek voor Vrouwengeschiedenis Aksant: Amsterdam 2007, 58-83; Marieke Bloembergen, ‘In levende lijve: Nederlandse koloniale mensvertoningen, 1883-1931’ Geschiedenis Magazine (maart 2009)2, 44-49. 81. Mededeling de heer T.F.M. Taen (e-mail 1-10-2009); zie ook Prick in: Lodewijk van Deyssel, Blank en geel, [1894] (Amsterdam 1979) 146. Over deze betrokkenheid van de familie Taen vond ik in het archief van de tentoonstelling geen vermelding. Wel bewijst de unieke audie¨ntie van Prins Chun aan leden van de familie Taen in 1901 hun bijzondere status: Gu¨tinger, Die Geschichte der Chinesen, 178. 82. Ileen Montijn, Kermis van koophandel. De Amsterdamsche Wereldtentoonstelling van 1883 (Bussum 1983); Tibbe, ‘Een cultuurkloof’, 141-152; Marieke Bloembergen, De koloniale vertoning. Nederland en Indie¨ op de Wereldtentoonstellingen (1880-1931) (Amsterdam 2002). Buikema en Meijer, Cultuur en migratie, 2-3; Laetitia Durjardin, Ethics and Trade: Photography and the Colonial Exhibitions in Amsterdam, Antwerp and Brussels (Amsterdam 2007). 83. J.A. Thijm, ‘De Waereldtentoonstelling van 1883’ in De Gids 3(1883) 292-310. 84. Zutphense Courant 35(12-5-1883) 111. Geciteerd bij: Prick, In de zekerheid, 416. 85. Van Deyssel, Blank en geel, 104. 86. Jan Kok en Marco H.D. van Leeuwen (red.), Genegenheid en gelegenheid. Twee eeuwen partnerkeuze en huwelijk (Amsterdam 2005) 9-10; Stokvis, ‘Vrijen en trouwen in burgerlijk Nederland van de Franse Tijd tot het Interbellum’ in: Kok en Van Leeuwen, Genegenheid, 33. 87. Meijer, In tekst; De Hart, Onbezonnen vrouwen. 88. Bij Cuyper’s eerste verloving liet hij een portret schilderen. Bij de verloving met Mia’s moeder lieten de verloofden zich fotograferen voor een familieportret: Van Leeuwen, Pierre Cuypers, 13. 89. Rijksarchief Limburg, Memorie van aangifte der nalatenschap van Dr. Petrus Josephus Hubertus Cuypers (3-3-1921). Helaas heb ik dit portret niet teruggevonden. 90. Lodewijk van Deyssel, Blank en Geel met een nawoord door Harry G.M. Prick (Amsterdam 1979) 148. 91. In de jaren negentig zouden schilders als George Breitner, Isaac Israe¨ls, Marinus van der Maarel en Willem de Zwart haar volgen: Richard Bionda en Carel Blotkamp (red.), De schilders van Tachtig. Nederlandse schilderkunst 1880-1895, (Zwolle/Amsterdam 1991-1994), 139-140, 156, 339. 92. Voor de vervaardiging ervan, waarvoor Schwartze volgens de familieoverlevering anderhalve
142
Marga Altena: Een geschiedenis die iedereen kende
93. 94. 95.
96. 97. 98.
99. 100. 101. 102. 103. 104.
105.
106.
107. 108. 109. 110. 111.
112.
dag nodig had, werd het aanzienlijke bedrag van 400 gulden betaald; Letterkundig Museum, Den Haag: Opdrachtenboek The´re`se Schwartze 1879-1892; Cora Hollema en Pieternel Kouwenhoven, The´re`se Schwartze (1851-1918). Een vorstelijk portrettiste (Zutphen 1998) 45; Lodewijk van Deyssel, Blank en Geel, met een nawoord door Harry G.M. Prick (Amsterdam 1979), 148. Bionda en Blotkamp, De schilders, 241, 267. Lodewijk van Deyssel, Blank en Geel met een nawoord door Harry G.M. Prick (Amsterdam 1979) 148. Het eerste karakter ‘tjen’ betekent rijstveld of veld en verwijst naar de familienaam van Frederick Taen. Het tweede karakter heeft twee betekenissen: ‘longevity’ een lange levensduur en ‘delighted’ verrukt, maar de laatste twee karakters betekenen ‘hetong’ wat samengaan en communiceren betekent. In deze samenstelling kan de tekst worden begrepen als een huwelijksaankondiging van de familie Taen. Voor hun vriendelijke hulp bij de interpretatie van de Chinese karakters bedank ik Prof.dr. J.L. Blusse´, Rijksuniversiteit Leiden (e-mail 297- 2009); Prof.dr. Paul van der Velde, Radboud Universiteit Nijmegen (mondelinge mededeling 8-8-2009); en Mr. Eagle Feng, Lanzhou, China (e-mail 7-8-2009). Altena, Visuele strategiee¨n, 48, 220, 235. H. Leonardsz, ‘The´re`se Schwartze’. Elsevier’s Geı¨llustreerd Maandschrift (januari 1892) 1-6. Het feit dat Mia bij haar trouwen, anders dan bij haar poseren voor het pastelportret, in een Westerse japon gekleed ging, ondersteunt dit argument. Zie hierover het commentaar van mevrouw Alberdingk Thijm: Prick, In de zekerheid, Ook op de in Berlijn gemaakte foto van het bruidspaar, verschijnt Mia in Europese kleding. Rijksmuseum, Amsterdam: Tentoonstellingscatalogus nr. 14. Met dank aan Evelyn van Kaam, Afdeling Collectieregistratie, Documentatie en Informatie (12-12-2007). Idem. Nederlands Architectuurinstituut, Rotterdam: Archief Pierre Cuypers. Brieven en persoonlijke stukken. S46 Brief Van Riemsdijk aan Pierre Cuypers (19-2-1909). Rijksmuseum, Amsterdam: W. Martin, The´re`se van Duyl-Schwartze 1815-1918: Een gedenkboek. Interview met mevrouw M.P.E. Taen, Boxtel (27-3-2007). L. Alleman, ‘The´re`se Schwartze’ in: Anneke Oele, Miriam van Rijsingen, Hesther van den Donk, Bloemen uit de kelder (Arnhem 1989) 49-51; Ofschoon men professionele ambities voor een vrouw ‘merkwaardig’ vond, was ze bestuurslid van de kunstenaarsvereniging Arti en Amicitiae en jurylid bij de Internationale Schilderijententoonstelling te Amsterdam in 1883: Bionda en Blotkamp, De schilders, 269. Kunstrecensent Joseph Alberdingk Thijm dichtte zelfs: ‘Heil zij dit kind der kunst; in wier onpeilbre gaven; De gratie en het hart der vrouw; niet werd begraven!’: Hollema en Kouwenhoven, The´re`se Schwartze, 75. Slechts zelden verscheen een ander beeld. Een portret door de bevriende schilder Isaac Israe¨ls dat Schwartze rokend afbeeldde, zag ze als een bedreiging van haar reputatie. Met dezelfde omzichtigheid liet ze zich in de media niet uit over de ‘onvrouwelijke emancipatie’ terwijl ze wel actief betrokken was bij manifestaties van de opkomende vrouwenbeweging. Zowel aan de Tentoonstellingsbazar van Vrouwelijke Nijverheid en Kunst (1871), de Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid (1898), de Lyceum Club voor vrouwen in kunsten en wetenschappen (1909), en de Tentoonstelling De Vrouw 1813-1913 leverde Schwartze bijdragen: Hollema en Kouwenhoven, The´re`se Schwartze, 111. Idem, 45. Prick, In de zekerheid, 639. Gemeentearchief Amsterdam: Bevolkingsregister. Huwelijksakte Frederick Taen en Mia Cuypers (27-4-1886). Eigen Haard (1892) nummers 36-40. Ofschoon de eerste oplage van 750 exemplaren nog hetzelfde jaar werd verkocht, bleef een herdruk lange tijd uit. Pas in 1979 zou het tot een herdruk komen met de door Harry Prick geredigeerde versie. T.F.M. Taen, Taen, Levensgeschiedenis (9-12-1951), ongepubliceerd manuscript in collectie T.F.M. Taen-Van Berckel, Nijmegen; Bosch Reitz, The Cuypers Genealogy (Melbourne 2002); Interviews met familie T.F.M. Taen-Van Berckel, Nijmegen; mevrouw M.P.E. Taen,
143
MIGRANTENSTUDIES, 2011, NR. 1
113. 114. 115. 116. 117. 118.
119. 120.
121. 122. 123.
124. 125. 126. 127. 128. 129. 130. 131. 132. 133. 134. 135. 136. 137. 138.
139. 140. 141. 142. 143.
144
Boxtel; de heer N.J.M. Taen, Boxtel; de heer F.P. Taen, San Diego CA., USA; en de heer P.M. Cuypers, Bemmel. Michel van der Plas, Vader Thijm. Biografie van een koopman-schrijver (Baarn/Tielt 1995) 260. Prick, In de zekerheid, 531. Idem, 541-542. Frans Erens, Vervlogen jaren met een woord vooraf door Sophie Erens-Bouvy, bezorgd en van aantekeningen voorzien door Harry G.M. Prick Amsterdam 1989, 232. Van der Plas, Vader Thijm, 245, 291, 509. In 1885 had Karel een novelle gepubliceerd met de titel Mia: Een Oorspronkelijke Schets maar het verhaal vertoonde geen gelijkenis met zijn nicht. Mia verscheen op 8 en 15 februari 1885: L. van Deyssel, Twee geleende pennen (1984) 33-55; Prick, In de zekerheid, 516. Idem, 229-230; L.van Deyssel, De kleine republiek [1889] heruitgave met een nawoord door Harry G.M. Prick (Den Haag 1975) 136. Harry G.M. Prick Jongenslief en jongensleed. Karel Alberdingk Thijm als leerling van de kostschool Rolduc. Lodewijk van Deyssel als auteur van De Kleine Republiek (Nijmegen 1989). ‘Lodewijk van Deyssel geeft in Blank en Geel van 1894 een momentopname uit het leven van de familie Cuypers in de Amsterdamse Vondelstraat’: Van Leeuwen, Pierre Cuypers, 43. Prick, In de zekerheid, 230. Van Deyssel, Blank en geel, 136. Ook de gezinssamenstelling in de novelle was dezelfde als die bij de Cuypersen: ‘Zij hadden vier kinderen gekregen, dus bezaten er, met Reeve’s vo´o´rdochter mee, vijf: vier meisjes en e´e´n jongen’: Idem, 8. Eigen Haard (1892)36, 562. Van Deyssel, Blank en geel, 11-12. Willemijn Ruberg, Conventionele correspondentie. Briefcultuur van de Nederlandse elite 1770-1850 (Nijmegen 2005) 174. Van Deyssel, De kleine republiek, 135-140. Het is een mening die ook doorklinkt in de overlevering van de familieherinneringen: Interview Fam. T.F.M. Taen-Van Berckel, Nijmegen (23-11-2006). Van Deyssel, Blank en geel, 92; Ruberg, Conventionele correspondentie. 56, 67, 185. Van Deyssel, 20-21. Idem, 80. Meijer, In tekst; Altena, ‘Een Haagse dame’ 103; Altena, ‘Acceptatie,’ 22-39. Van Deyssel, Blank en geel, 109-110. Idem, 117, 128. Idem, 135-136. Idem, 131-132. Idem, 117. Gezien de schending van vertrouwen die de publicatie van het verhaal betekende, kan het haast niet anders dan dat Mia gekwetst was door Karels novelle, misschien zelfs beledigd. Het feit dat ze twee jaar nodig had vo´o´rdat ze Karel haar mening gaf over zijn verhaal zou daarop kunnen duiden. Interview met de heer en mevrouw T.F.M. Taen-Van Berckel, Nijmegen (23-11-2006). Van Deyssel, Blank en geel, 145. Mia’s commentaar werd verwerkt in een naschrift van Prick bij de heruitgave van de novelle in 1979. L.J. Veen, ‘Blank en Geel door A.J. Amsterdam’ De Gids (1894) 561. Interview met de heer P.M. Cuypers, Bemmel (17-8-2007). Interview met de heer N.J.M. Taen, Boxtel (14-8-2007); Interview M.P.E. Taen, Boxtel (27-32007). Kennelijk geldt het gevoel van geˆne niet meer voor de jongste generatie nakomelingen. Een recent onderzoek naar de familiegeschiedenis van Taen verwijst naar het Chinese erfgoed als een trots bezit: Inge Davids, Taen’s story, 7.