een evaluatie
DEELTIJD WERK IN DE BOUW
inhoud inleiding
1
mensen
4
motieven
7
meningen
8
bouwvrouw
11
terugblik
13
conclusie
14
vooraf In maart 2006 startten de voorbereidingen van het project Deeltijd in de bouw in een projectgroep van Enova, FNV Bouw en het Opleidingscentrum voor de Bouw in Ruinen (OCB BV). Vijf maanden later was de officiële aftrap van het proefproject dat oorspronkelijk tot juni 2007 zou duren: ProFlex Bouw kwam op de kaart. Het project loopt door, want het OCB heeft besloten met ProFlex Bouw door te gaan. Het stemt me blij en trots dat het proefproject is geslaagd. ProFlex werkt, heeft het beoogde aantal deelnemers en kreeg regionale en landelijke bekendheid. De website www.proflexbouw.nl had zelfs al de eerste internationale bezoekers!
toen nog onbekende sector. Ik heb bijzonder plezierig samengewerkt met de partijen uit de bouwbranche en in het bijzonder met de projectpartners OCB BV en FNV Bouw. Partners die het lef hadden om als koploper mee te doen aan een innovatief project. Ook wil ik de werknemers, hun partners en hun werkgevers danken voor het beeld dat, en de achtergronden die zij ons hielpen schetsen van deeltijdwerk in de bouw.
Het was een sprong in het diepe om vanuit een emancipatie adviesbureau aan de slag te gaan met deeltijdarbeid in de bouw. Een ongebruikelijk onderwerp in een voor mij
Harma Barelds projectleider ProFlex Bouw adviseur enova emancipatie adviesbureau Drenthe
Dit evaluatierapport geeft een beknopte weerslag van alle bevindingen. Ik hoop dat het informeert, prikkelt en uitnodigt tot discussie – én tot handelen.
het project Het project Deeltijd in de bouw is het eerste in deze vorm en daarmee uniek voor Nederland. Het project is opgezet om moeilijk regisseerbare, maar noodzakelijke en gewenste veranderingen in de verdeling van arbeid en zorg te stimuleren. Het anticipeert nadrukkelijk op onmiskenbare trends in de arbeidsmarkt. Voor het project is een samenwerking ontstaan tussen enova emancipatie adviesbureau Drenthe (enova), FNV-Bouw en het Opleidingscentrum voor de Bouw in Ruinen (OCB BV). Op aangeven van de Noordelijke Vereniging voor Burgerlijke en Utiliteitsbouw (NVBU, een Drentse afsplitsing van de werkgeversorganisatie Bouwend Nederland) is OCB BV in Drenthe bereid gevonden om een eerste stap te zetten in de ontwikkeling van een levensloopbewust personeelsbeleid, door zich uit te spreken over wenselijke vormen
van deeltijdwerk in de bouw. FNV Bouw gaf al eerder aan hieraan mee te willen werken. Enova, FNV Bouw en OCB BV bundelden hun expertise op de terreinen van emancipatie, deeltijdarbeid en kennis van de bouwsector. Als onderdeel van het thema flexibele werktijden en levensloopbewust personeelsbeleid stimuleert het bureau ´Dagindeling’ van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (voorheen SZW) het nader uitwerken van dit thema. Het project Deeltijd in de bouw is ingediend onder de titel ‘Flexpool Bouwsector’ (projectnummer E04-71) en er is budget voor verkregen van het Europees Sociaal Fonds (Dagindeling ESF-3, een voortzetting van de Stimuleringsmaatregel Dagindeling). De formele looptijd van het totale project is van 23 maart 2006 tot 23 september 2007.
inleiding De taakverdeling binnen het gezin leek tot in de jaren vijftig van de vorige eeuw onwrikbaar vast te liggen. Het doel van de man was om buitenshuis de kost te verdienen, dat van de vrouw om de man daarin te ondersteunen door de zorg voor het huishouden en de kinderschaar. In de decennia daarna, de jaren zestig en zeventig, ontstonden er scheuren in de hoeksteen van de samenleving. Dat had tal van oorzaken, waaronder ontkerkelijking, goede anticonceptiemogelijkheden, toegankelijker onderwijs, technologische vernieuwing, meer welvaart en grotere sociale mobiliteit. Vrouwen zetten hun recht op zelfbeschikking, goed onderwijs en economische zelfstandigheid op de maatschappelijke en politieke agenda. Ze bevochten met succes hun individuele keuzemogelijkheden. Binnen relaties rekenden ze af met oude vanzelfsprekendheden in de verdeling van arbeid en zorg. Afgezien van het feit dat mannen geen kinderen kunnen baren, is er tegenwoordig geen enkele objectieve grond om de verdeling van zorg en arbeid te koppelen aan het geslacht. Mannen en vrouwen kunnen en willen in veel gevallen de betaalde arbeid en de zorg voor kind en huishouden delen.
“Waarom kan mijn man niet in deeltijd werken, zodat ik ook mijn dingen kan doen en we de zorgtaken kunnen delen?”
De samenleving van 2007 laat, net als die van 1950, alle denkbare varianten zien in relationele verhoudingen tussen mannen en vrouwen. Toch is de verdeling van die varianten in de tussenliggende periode onmiskenbaar en ingrijpend verschoven naar meer gelijkwaardigheid. Vrouwen volgen meer en hoger onderwijs dan vroeger, de overheid propageert hun economische zelfstandigheid en de gemiddelde gezinsgrootte – en daarmee een belangrijke zorgtaak – is sterk afgenomen. Werkende of anderszins maatschappelijk actieve vrouwen zijn tegenwoordig in alle sectoren van samenleving en arbeidsmarkt een vertrouwd beeld en een geaccepteerd feit – in deeltijd of fulltime. Als consument kiezen we wat voor ons het meest nuttig, gezond of plezierig is. Ieder reclameblok spreekt ons op die keuzevrijheid aan. Keuzevrijheid die ook is gaan gelden voor arbeid. De reclame toont stoere zorgende mannen en lieftallige werkende vrouwen of female executives. Ze vormen een belangrijke doelgroep en zijn zelfs hot (want koopkrachtig). Geen bedrijf zal het bij het aanprijzen van zijn product in het hoofd halen de rol van man en vrouw af te schilderen als in een Amerikaanse jaren vijftig film. In vergelijking met andere Europese landen heeft ons land de meeste deeltijdwerkers in de beroepsbevolking. Veel vrouwen werken al in deeltijd en een toenemend aantal mannen wil dat ook, bijvoorbeeld om een deel van de zorg voor de kinderen en het huishouden op zich te kunnen nemen. In relaties zonder kinderen is het vaak niet noodzakelijk dat beide partners fulltime werken om rond te komen.
1
“Als mannen in de bouw al in deeltijd werken, dan is dat bijna nooit vanuit de overweging dat het In de meeste sectoren van de arbeidsmarkt is deeltijdwerk inmiddels geaccepteerd. Vooral in de laatste tien jaar zijn voor deeltijdwerkers veel barrières geslecht, problemen opgelost en organisaties aangepast. Aan de bouwsector lijkt deze ontwikkeling echter voorbij te zijn gegaan. Daar houdt men vast aan hoe het vroeger was: fulltime inzetbare werknemers bij de gratie van een fulltime zorgende partner. In het licht van het bovenstaande komt de vraag aan enova van een vrouw met een partner in de bouw niet onverwacht: “Waarom kan mijn man niet in deeltijd werken, zodat ik ook mijn dingen kan doen en we de zorgtaken kunnen delen?”
eerder onderzoek 2
In juli 2004 verscheen bij het Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid (EIB) het onderzoeksrapport Flexibilisering in de Bouw. Het beschrijft de resultaten van een grootschalige en representatieve enquête onder werknemers in de bouw, naar de manier waarop zij hun werk en privéleven combineren. Het rapport concludeert dat de bouw vaak een traditionele wereld is met traditionele rolpatronen, de man als kostwinner en de vrouw voor huishouden en kinderen: “Als mannen in de bouw al in deeltijd werken dan is dat bijna nooit vanuit de overweging dat dit beter is te combineren met zorgtaken.” Desondanks doet bijna de helft van de partners van bouwplaatswerknemers betaald werk, meestal in deeltijd. Van iedere honderd werknemers in de bouw zijn er dertig met één of
beter te combineren is met zorgtaken.” meer jonge kinderen. Vijftien daarvan hebben een vorm van kinderopvang geregeld en bij de andere vijftien ligt de zorg op de schouders van de partner. Slechts twee op de honderd bouwwerknemers met jonge kinderen hebben met hun werkgever een financiële regeling voor kinderopvang getroffen. Het EIB constateert dat 40% van de werknemers in de bouw hun veertigurige werkweek willen inruilen voor een kortere. Werkgevers moeten daarop inspelen en meer oog hebben voor de veranderde beroepsbevolking, voor het verdwijnen van klassieke mannen- en vrouwenrollen en voor de veranderde man-vrouw verhoudingen. Deze factoren beïnvloeden óók het denken over zorg en arbeid van hun (toekomstige) werknemers. De bouw zal immers ook voor mensen met jonge kinderen en een werkende partner aantrekkelijk moeten worden. Bij de presentatie in januari 2007 van de EIB arbeidsmarktprognoses tot 2012, bleek dat in de bouwsector in de komende twee jaar naar schatting 30.000 extra arbeidsplaatsen nodig zijn. De aanbevelingen aan de bouwsector richtten zich onder andere op het bieden van mogelijkheden voor deeltijdarbeid en het aantrekken van andere doelgroepen, zoals vrouwen en allochtonen.
Aanbeveling juridisch model
Om tijdens het proefproject Deeltijd in de bouw de benodigde werkzaamheden uit te kunnen voeren, wordt gebruik gemaakt van de besloten vennootschap Bouw Talent Flex BV, eveneens handelend onder de naam ProFlex Bouw. Deze
juridische onderbouw ProFlex Bouw matcht aanbod van en vraag naar deeltijdwerk in de bouw. De manier waarop dat gebeurt is zowel voor de bouwwerknemers als voor de bouwwerkgevers aantrekkelijk. ProFlex Bouw bemiddelt bij het uitlenen van deeltijdwerkers in de bouw.
besloten vennootschap is opgericht door het Opleidingscentrum Bouw Drenthe/noordwest Overijssel BV (OCB BV). Als het proefproject succesvol verloopt, zullen de werkzaamheden van ProFlex Bouw worden ondergebracht in een nieuw op te richten besloten
De werknemer behoudt zijn contract voor onbepaalde tijd bij zijn huidige werkgever. Een ‘inlenende’ werkgever heeft daardoor niet te maken met contracten voor bepaalde tijd, en evenmin met de verplichting om een deeltijdwerker na twee van zulke contracten in vaste dienst te nemen. Zowel voor werknemers als voor werkgevers heeft ProFlex Bouw de drempel naar deeltijdwerk verlaagd.
vennootschap, of structureel worden ondergebracht in de huidige besloten vennootschap Bouw Talent Flex BV. Er is bewust gekozen voor de rechtspersoon van een besloten vennootschap, zodat binnen OCB BV een
Gezocht is naar de best passende juridische basis om op deze manier flexibele arbeid in de bouw mogelijk te maken, naar een model dat bruikbaar is voor een nieuwe organisatie die deeltijdwerkers in dienst kan nemen, kan uitlenen en zorg draagt voor bekendheid onder werkgevers en werknemers in de regio. Een organisatie die de financiële risico’s en de verantwoordelijkheden kan dragen en via welke de geldstromen lopen. Deze juridische basis moet ook toepasbaar zijn voor andere opleidingscentra in Nederland, zodat het Drentse proefproject ook elders geïmplementeerd kan worden. Aan de juridische afdeling van FNV Bouw in Groningen is de vraag voorgelegd welke juridische vorm voor een
3
helder onderscheid blijft bestaan tussen het opleidingscentrum en het bemiddelingsbureau.
dergelijke organisatie het meest geëigend is. Het advies is hierboven weergegeven en concludeert dat een besloten vennootschap de best werkbare oplossing is. De nieuw opgerichte organisatie handelt onder de naam ProFlex Bouw BV en heeft tot doel: “Het beschikbaar stellen van adequaat geschoolde werknemers aan de bouwbedrijven in Drenthe en noordwest Overijssel, alsmede het verlenen van permanente educatie aan bedoelde werknemers.”
mensen Midden 2007 werkten via ProFlex Bouw te Ruinen twaalf mannen in deeltijd bij tien bouwwerkgevers. Werknemers, hun partners en hun werkgevers zijn telefonisch benaderd. Hen is gevraagd naar de motieven voor en de ervaringen met deeltijdwerk in de bouw. Ook is gevraagd naar het werk van de partner, eventuele kinderen en de verdeling van arbeid en zorg. Werkgevers is gevraagd naar hun ervaringen met deeltijdwerk, hun wensen en verwachtingen.
4
Hieronder volgt op hoofdlijnen een weergave van de interviewresultaten. In dit hoofdstuk leest u hoe de drie groepen eruitzien en in de aansluitende twee hoofdstukken wat hun motieven en meningen zijn. Het hoofdstuk ‘bouwvrouw’ gaat in op de mogelijkheden die men ziet voor de vrouw als bouwwerknemer. ‘Terugblik’ en ‘conclusie’ tenslotte, vatten het verloop van het proefproject samen en zetten lijnen uit naar de toekomst.
partners
een kapsalon, notarisklerk, assistent gemeentesecretaris, dtp-medewerker, assistent manager psychiatrie, administratief medewerker, activiteitenbegeleider verpleeghuis, clustermanager kinderopvang en productmanager verkoop van medische apparatuur. Drie van hen hebben geen betaalde baan en noemen zichzelf huisvrouw of hobbyboer. De werkende partners hebben minimaal een halve werkweek en ze werken gemiddeld 32 uur per week. Dat hun partner in de bouw in deeltijd is gaan werken heeft op dat aantal uren nagenoeg geen invloed gehad, maar beïnvloedde wél de onderlinge verdeling van zorgtaken.
bouwwerknemers Alle geïnterviewde deeltijdwerkers in de bouw werken als allround timmerman of timmerman-metselaar. Dat er geen metselaars of tegelzetters tussen de deeltijdwerkers zitten is geen gevolg van het bemiddelingsbeleid van ProFlex
Elf van de twaalf deeltijdwerkers heeft een partner. De leeftijdsopbouw van de groep partners is zodanig dat alle verschillende levensfasen vertegenwoordigd zijn: vier partners vallen in de leeftijdscategorie 25 t/m 34 jaar, drie in die van 35 t/m 44 jaar en vier zijn er ouder dan 45 jaar.
“Stel dat je morgen iets
De meeste partners verrichten betaalde arbeid en hebben een eigen werkkring. De vrouwen werken als eigenaar van
maar wel: ‘jammer dat ik
overkomt, dan zeg je niet: ‘had ik maar meer gewerkt’,
niet meer tijd voor mijn eigen dingen heb gemaakt’.”
Bouw, maar komt voort uit het aanbod van mensen die deeltijdwerk zoeken. Omdat metselaars vaak in ploegjes van twee of drie werken en dikwijls ‘over ver’ reizen, zijn ze in deeltijd moeilijker inpasbaar. Deeltijdwerk in de bouw blijkt op zichzelf niet nieuw te zijn. Onder de geïnterviewden zijn twee werknemers die al gedurende twaalf tot zeventien jaar in deeltijd werken. Alle bouwwerknemers hadden voorheen een volledige werkweek van 40 uur. Nu, in deeltijd, varieert het aantal gewerkte uren tussen de 20 en 36 en bedraagt het gemiddeld 28 uur.
6
Hoe lang men al in de bouw werkt varieert van 11 tot 45 jaar. De gemiddelde werkervaring bedraagt – door de vutters die in deeltijd (willen) werken – 27 jaar. Voor de deeltijdwerkers varieert de ideale werkweek sterk. Voor vier van hen is het een week met 4 dagen van 8 uur, voor één werknemer een week met 5 dagen van 6 of 7 uur. Ook noemt men 2 of 3 dagen van 8 uur, 5 dagen van 4 uur, en een week met 3 dagen van 8 uur plus 2 dagen van 6 uur. In de meeste gevallen is de ideale werkweek gelijk aan de feitelijke werkweek van de geïnterviewde. Waar dat niet het geval is wenst men nog minder of kortere werkdagen. De reden daarvan ligt in gezin, hobby, of de zwaarte van het werk in de bouw.
werkgevers De benaderde bouwondernemers hebben ten tijde van het interview daadwerkelijk deeltijdwerkers in dienst, hebben in het recente verleden deeltijdwerkers in dienst gehad, of hebben zich bij ProFlex aangemeld vanwege verwachte deeltijdvacatures. Door de krapte op de arbeidsmarkt moeten werkgevers soms wel genoegen nemen met deeltijdwerkers: “Beter een halve werknemer dan geen”, is inmiddels een veelgehoorde uitspraak. Aan het proefproject Deeltijd in de bouw doen vooral kleine bedrijven mee. Daaronder zijn er drie met rond de 6 werknemers, zes met rond de 14 werknemers en is er één met 22 werknemers. De meeste werknemers op de bouwplaats blijken zo nodig ook de werkplaats te bemannen. Als er al een specifieke werkplaatsmedewerker is, dan gaat het om niet meer dan een halve tot één fte per bedrijf.
“Ik heb spijt dat ik een deeltijdwerker heb. Het is echt heel moeilijk als je met koppels van twee mensen werkt. Er zijn altijd problemen met koppeltjes.”
motieven “Ik beschouw het aannemen van deeltijdwerknemers als sociaal handelen. Het hoort bij deze tijd waarin vrouwen ook een eigen leven willen.” Deeltijd kan in een week met minder dan vijf dagen van 8 uur, of in werkdagen korter dan 8 uur. Vrijwel alle werkgevers vinden kortere dagen voor deeltijdwerk op de bouwplaats ongewenst. Als er al deeltijdwerk moet zijn, dan het liefst in minder dagen per week. Minder dan 16 uur in twee dagen vindt men unaniem ongewenst en 24 of 32 uur in respectievelijk drie of vier dagen heeft de voorkeur. In de werkplaats zijn voor de meeste werkgevers kortere dagen wél acceptabel.
Voor de werknemers lopen de motieven om in deeltijd te gaan werken sterk uiteen en ze variëren met de leeftijdsfase. De wens om ook als man te kunnen bijdragen aan de zorg voor en opvang van de kinderen, noemen de twaalf bouwwerknemers zesmaal als belangrijkste reden. Ook noemt men “meer tijd voor andere dingen in een leven zonder kinderen” als motief. Twee vijftigplussers noemen hun gezondheid en hun lichamelijke klachten als belangrijkste reden om in deeltijd te gaan werken. Aan de andere kant is voor een twintig jaar jongere man deeltijdwerk juist een manier om de kans op lichamelijke klachten als gevolg van het zware werk kleiner te maken. Anderen noemen nog: “meer tijd voor de mantelzorg voor de partner”, “een tweede deeltijdbaan in een heel andere branche”, en tenslotte de wens om “zolang dat kan en ondanks de VUT, in deeltijdwerk voldoening te vinden en contact te houden met collega’s.” De werkgevers noemen drie soorten motieven waarom ze personeel in deeltijd hebben: – arbeidsrechtelijke verplichtingen. Bijvoorbeeld wegens ouderschapsverlof, reïntegratie, of 55-plus regeling; – concessies in een krappe arbeidsmarkt. Die leiden tot uitspraken als: “Wanneer ik het niet doe raak ik ze kwijt”, “daarmee voorkom ik dat kennis en ervaring verdwijnt”, of: “ik zie het als een manier om de arbeidsverhoudingen goed te houden”; – als positieve keuze. Eén werkgever formuleert dat als volgt: “Ik beschouw het als sociaal handelen, het hoort bij deze tijd, waarin vrouwen ook een eigen leven willen.”
7
meningen Het deeltijdwerk van de mannen levert hun werkende partners uitsluitend voordeel op. Het haalt veel (tijds)druk weg, brengt meer rust in hun leven en maakt het beter organiseerbaar. De mannen steken hun handen daadwerkelijk uit de mouwen en ontlasten hun werkende partner met koken, huishoudelijk werk en zorg voor de kinderen.
8
Waar beide partners een werkkring hebben ontbreekt meestal de noodzaak om beiden fulltime te werken. Op dat moment kunnen werk, gezin, vrije tijd of liefhebberij tegen elkaar worden afgewogen. Voor de vrouwen die zijn opgegroeid in een meer traditionele rolverdeling tussen man en vrouw geldt dat niet. Het blijkt voor hen soms moeilijk als hun man in de VUT komt. Dan kan pijnlijk duidelijk worden dat er binnen het huishouden geen traditie van gedeelde verantwoordelijkheid is opgebouwd. De mannen zelf zijn unaniem tevreden over hun keuze voor deeltijdwerk. De helft van hen noemt als grootste voordeel dat het ze de gelegenheid biedt om hun kind(eren) groot te zien worden en aan zorg en opvoeding een actieve bijdrage te leveren. Verder noemen ze de vermindering van de stress in het leven en ‘meer tijd voor zichzelf’. Hun keuze voor werken in deeltijd is geen zwichten voor de eisen van een dominante werkende partner (zoals collega’s wel eens suggereren), maar een gedeeld en samen gedragen besluit om beiden het beste uit het leven te halen.
De figuurlijk gesproken grotere afstand tot het werk ziet men als een positief punt: “Je leven is je werk niet meer, dat schept veel vrijheid.” Voor vutters daarentegen kan deeltijdwerk juist een manier zijn om enkele weekdagen te vullen met ‘werk als hobby’, als middel om de band met collega’s en de sfeer van het werk vast te houden. De werkgevers zijn minder tevreden. De helft van hen ziet geen enkel voordeel in deeltijdwerk of weet niet wat de voordelen zouden kunnen zijn. Maar er zijn ook positieve geluiden: “Met deeltijdwerk kun je ervaren personeel voor je bedrijf behouden”, of: “Ze zijn gemotiveerder en minder vaak ziek.” Als grootste nadelen noemen werkgevers de (mogelijke) problemen met het vervoer naar de bouwplaats, de breuk in het teamwerk van een koppel, de noodzakelijke
“Het grootste nadeel is dat je het, als de rest doorwerkt, voor hen beter moet organiseren dan normaal. Organisatorisch vraagt een deeltijdwerker altijd om iets extra’s.”
aanschaf van extra gereedschap en materieel, het verlies van feeling met het werk en de extra tijd die nodig is om de deeltijdwerker na een vrije dag het lopende werk weer ‘in te praten’.
“Ik vind het raar dat de bouw zo traag op de vraag reageert, het blijkt ook op de werkvloer geen probleem op te leveren, deeltijd werkt perfect, zowel thuis als op de bouw.”
om organisatorische veranderingen door te voeren die deeltijdwerk binnen het bedrijf mogelijk moeten maken, verschilt sterk tussen de werkgevers. Daarin zou de verklaring kunnen liggen van de diversiteit in ervaringen met deeltijdwerk: de een ziet knelpunten uit de privéwereld die op de bouwondernemer worden afgewenteld, waar de ander onderkent dat een modern bouwbedrijf bouw niet meer kán werken als in de tijd dat vrouwen uitsluitend in het domein van zorg en gezin de scepter zwaaiden. Verschillende werkgevers wijzen op hun organisatorische problemen met deeltijdwerk vanwege de duo’s of koppels waarin men veelal werkt: “Valt er één door deeltijdwerk weg, dan is de ander letterlijk onthand”. Andere werkgevers daarentegen stellen dat de deeltijdwerkers “ietsje meer initiatief in de planning vragen, maar geen enkel probleem vormen.”
Naar de klanten van het bouwbedrijf lijkt het deeltijdmes aan twee kanten te snijden. Waar de ene werkgever zijn deeltijdwerker weet neer te zetten als een attractief kenmerk van een moderne onderneming, stelt de andere dat klanten een in deeltijd werkende timmerman vaak niet accepteren.
De meest positieve geluiden over deeltijdwerkers komen uit de wat grotere onder de benaderde bedrijven (die met 14 tot 22 werknemers), maar ook daar klinken ze niet eensluidend. Sommige werkgevers oordelen over deeltijdwerk erg positief omdat ze er heel goede ervaringen mee hebben, andere oordelen juist heel negatief omdat ze er slechte ervaringen mee hebben.
Over de wenselijkheid en inpasbaarheid van deeltijdwerk bestaat onder werkgevers opvallend veel verschil van mening. Hoe “de” tien geïnterviewde werkgevers er over denken is daarom onmogelijk aan te geven. De bereidheid
Er is geen eenduidige relatie aanwijsbaar tussen de bedrijfsgrootte en het oordeel over deeltijdwerk, hoewel sommige werkgevers wel zo’n verband suggereren. Waar de een concludeert dat improviseren met een
9
bouwvrouw deeltijdwerker makkelijker is voor een klein bedrijf – “dan ben je immers iets flexibeler” – stelt de ander dat een groter bedrijf veel makkelijker een deeltijdwerker kan inplannen door taken op te splitsen. Mogelijk lijkt voor beiden het gras groener is aan de andere kant van de heuvel.
“Mijn partner stond erop dat we het samen deden. De baas moppert nu soms over de planning, maar daar valt of staat een project niet mee. Klanten vinden een lang weekend met wat privacy ook wel lekker.”
Sommige beroepsgroepen – en niet de minste – slaagden er lange tijd in om vrouwen buiten te sluiten met als argument dat hun werkgebied niet “des vrouws” zou zijn. Daar dachten vrouwen zelf vaak anders over, en zo werd Aletta Jacobs in 1870 de eerste vrouw die (zij het als toehoorster) werd toegelaten tot een HBS. Een jaar later kreeg ze dankzij de liberale minister Thorbecke toegang tot de Groningse universiteit. Ze werd de eerste vrouwelijke student die een studie succesvol afrondde en ze legde in 1877 en 1878 haar artsexamens af. Daarmee werd ze ook de eerste vrouwelijke Nederlandse arts. Na haar promotie in 1879 ging ze als huisarts werken in Amsterdam. Het zou nog meer dan een eeuw duren – tot maart 1994 – voor een algemene wet gelijke behandeling het licht zou zien die discriminatie op grond van (onder andere) geslacht verbiedt. Vrijwel alle geïnterviewde vrouwen vinden dat vrouwen ook in de bouw kunnen werken. Slechts twee twijfelen vanwege de zwaarte van het werk. Werken in de bouw vergelijkt men met het leger en de zorg: “Het kan best, maar niet zonder de gewone hulpmiddelen om het zwaarste werk te verlichten.” Als voordeel van vrouwen in de bouw wordt genoemd dat ze meer vooruitdenken: “Ze plannen beter, kijken anders en zien dingen die een man niet ziet.” Een blijvend verschil met mannelijke werknemers is natuurlijk dat vrouwen zwanger kunnen zijn, maar tegenwoordig is dat niet meer een leven lang.
11
“De zorg is ook zwaar en dát kunnen vrouwen wel? Kom Dankzij stuurbekrachtiging en steekwagens is het beroep van vrachtwagenchauffeur niet langer uitsluitend voor sterke mannen. Ook de bouw kent tegenwoordig tal van hefwerktuigen en ontlastende technieken. Ook gebruikt men er kleinere (lichtere) verpakkingen. Fysieke kracht is daardoor steeds minder bepalend, en: “Dat cementzakken geen vijftig kilo meer wegen is ook voor de mannen een zegen.”
12
Vergeleken met hun partners, klinkt bij mannen op de vraag naar vrouwen in de bouw vaker een “ja, maar.” Sommigen vrezen dat het werk zwaarder wordt als ze óók het zwaarste werk van hun vrouwelijke collega’s moeten doen. Anderen geven aan dat de ervaring leert dat het werk zwaar is omdat de Arbo-regels onvoldoende worden nageleefd: “Zou dat wel gebeuren, dan is er voor vrouwen geen vuiltje aan de lucht.” Maar: “Helaas kan niet altijd alles volgens de regels, soms moet je iets zwaars gewoon even doen, een risico durven nemen. Dat kan voor een vrouw lastig zijn.” Veilig en verantwoord werken op de bouw vraagt om goed tillen, een werkplek zonder troep en oog voor veiligheid. “Kun je de bouw minder geschikt noemen voor vrouwen, omdat mannen eerder bereid zijn met zulke zaken de hand te lichten? Praktische zaken zijn altijd lastig om voor elkaar te krijgen, alles moet je afdwingen en de bouw loopt nooit voorop, toiletten waren er eerder toch ook niet?”
nou, die werelden kun je qua zwaarte best vergelijken.” De bouwwerkgevers staan unaniem positief tegenover het idee van vrouwen in de bouw, maar niet in alle beroepen: “Vaak vraagt het teveel fysieke kracht en je zit met de weersinvloeden waar je tegen moet kunnen.” Enkele werkgevers hebben ervaring met vrouwen in de bouw. Die ervaring is soms negatief vanwege de cultuur: “Het was teveel een mannencultuur en de ervaring leert dat daar het taalgebruik wat ruwer is, ze mogen elkaar graag wat uittesten en vrouwen zijn daar gevoeliger voor, wat kwetsbaarder.” Een andere werkgever beschrijft het zo: “Ik heb moeite om allochtonen en vrouwen in te passen omdat mijn huidige werknemers ze niet accepteren.” Maar positieve ervaringen zijn er bij de werkgevers ook: “Ik heb er een in dienst die al acht of negen jaar in de bouw werkt, ze is timmervrouw en leermeester” en: “CAO-technisch is alles geregeld, dus ik zie daarin geen enkel probleem.” Hoe kleiner een bedrijf is, hoe meer het afhankelijk is van allround krachten. Dat maakt het moeilijker om vrouwen zonder mitsen en maren aan te nemen, “Maar het zou de sfeer ten goede komen.” De arbeidsdeling bij de grotere bouwbedrijven zou het juist gemakkelijker maken vrouwen een geschikte functie te geven.
terugblik Het proefproject Deeltijd in de bouw is erin geslaagd een formule voor arbeidsbemiddeling te vinden die bruggen slaat tussen vraag en aanbod van deeltijdwerk. Daarbij coördineert ProFlex Bouw het uitlenen en inlenen van deeltijdwerkers en handelt ze de transacties financieel en juridisch af. Zowel voor werkgevers als voor werknemers biedt de ProFlex aanpak een laagdrempelige oplossing. Voor de werknemer staat de zekerheid van de (bestaande) arbeidsovereenkomst met de uitlenende werkgever niet op de tocht en voor de inlenende werknemer is er geen risico dat hij de inleenkracht in dienst moet nemen Het economisch tij zit ProFlex Bouw en de deeltijdwerkers mee. Nu vacatures steeds moeilijker te vervullen zijn móeten bouwwerkgevers wel open staan voor deeltijdwerk. Doordat ook de instroom verandert, is het van belang dat de bouw expliciet ruimte maakt voor vrouwen en allochtonen. Zoals al blijkt uit de motieven van veel deeltijdwerkers, is de tijd van de klassieke machocultuur ook in de bouwsector voorbij. Toch zet die cultuur ook nu nog sommige werkgevers in een spagaat, als ze constateren dat juist vrouwen en allochtonen met belangstelling voor
“Er zijn jongens die echt helemaal niet meer kúnnen. Je zou slijtage door het zware werk moeten verminderen door deeltijd te verplichten.”
de bouwwereld er op afknappen. Een van de werkgevers geeft een werkbare strategie om daarmee om te gaan: “Schep geen verwachtingen die je toch niet waar kunt maken, maar koester wat er komt.” Om het deeltijdwerk in de bouw ook elders in Nederland te stimuleren is het de bedoeling dat andere opleidingscentra de opzet van ProFlex Bouw – inclusief het onderliggende juridisch model – overnemen. Om de kans van slagen elders zo groot mogelijk te maken, is de projectgroepleden gevraagd de succesfactoren van het ProFlex Bouw concept te inventariseren. Ze noemden de volgende (in willekeurige volgorde): – Zorg voor een goede voorbereidingstijd. In de twee jaren voorafgaand aan de start van ProFlex Bouw is vanuit enova veel tijd geïnvesteerd in het netwerk in de bouwsector. Daarnaast is uitgebreid literatuuronderzoek gedaan om een gedegen kennis te vergaren over de branche en relevante ontwikkelingen daarin. – Laat de verschillende projectpartners een mix van kennis, kunde en contacten inbrengen. Voor het werven van deelnemers is het van cruciaal belang dat een werkgeversorganisatie (via OCB BV) en een werknemersorganisatie (FNV Bouw) vertegenwoordigd waren. – Zorg voor ondersteuning van het project met een professionele PR-campagne. – Kies voor een kleinschalige start. – Leer van ervaringen en maak tijdens de looptijd van het project steeds (bij-)sturing mogelijk.
13
conclusie Als bouwondernemers de toekomstige instroom van nieuw personeel veilig willen stellen moet hun sector beter aansluiten bij de tijdgeest. Het zou al een belangrijke stap voorwaarts zijn als de bouw het werken in deeltijd op grotere schaal en structureel mogelijk maakt. Het verdient aanbeveling het ProFlex-concept (in de vorm van een of meer proefprojecten) te verbreden naar andere branches waarin het werken in deeltijd nog niet gangbaar is. Regionale opleidingscentra elders in Nederland mogen gebruik maken van de ervaringen met en de opzet van ProFlex Bouw. De formeel juridische onderbouw is cruciaal voor het project en kan ook elders gebruikt worden. 14
“Ik hoor wel eens andere bazen die heel raar tegen
Over de mogelijkheden van deeltijdwerk bestaan onder bouwwerkgevers aanzienlijke verschillen van inzicht. Die zijn mogelijk te overbruggen met een systematische uitwisseling van positieve en best practice oplossingen van organisatie en planning.
mijn deeltijdwerk aankijken.
Een arbeidsmarktproject dat bij al dan niet allochtone mannen en vrouwen belangstelling wekt voor (deeltijd)werk in de bouwsector, kan niet zonder een flankerend imagoproject. Dit moet binnen de bouwsector belangstelling wekken voor deze nieuwe groepen collega’s, hun motieven en hun kwaliteiten.
bullshit. Als ze het maar
‘Dat redden we echt niet’ zeggen ze dan. Allemaal
wíllen.”
bronnen Blomsma, G. Flexibilisering in de bouw. Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid. Amsterdam, juli 2004. Beereboom, H.J.A., e.a. De bouwarbeidsmarkt in de periode 2005-2010. Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid. Amsterdam, oktober 2005. Verwachtingen bouwproductie 2007-2012. Knelpunten op de bouwarbeidsmarkt. Bijeenkomst RAI Congrescentrum Amsterdam, januari 2007
15
colofon Projectleiding Harma Barelds Interviews en rapportage Hans Punter Vormgeving Buro voor beeld Opmaak Hans Punter tekstredactie & vormgeving Fotografie Albert Raven Drukwerk PlantijnCasparie ProFlex Bouw Kloosterstraat 12 7963 AH Ruinen (0522) 47 27 16 info@proflexbouw.nl www.proflexbouw.nl ProFlex Bouw is een initiatief van enova emancipatie adviesbureau Drenthe, FNV Bouw en het Opleidingscentrum Bouw. ProFlex Bouw wordt mogelijk gemaakt door het Europees Sociaal Fonds en de provincie Drenthe.