ECLI:NL:RBLIM:2015:9904 Instantie:
Rechtbank Limburg
Datum uitspraak:
27-11-2015
Datum publicatie:
27-11-2015
Zaaknummer:
03/721319-13
Rechtsgebieden:
Strafrecht
Bijzondere kenmerken:
Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen:
Rechtspraak.nl
Uitspraak RECHTBANK LIMBURG Zittingsplaats Maastricht Strafrecht Parketnummer: 03/721319-13 Tegenspraak Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 november 2015 in de strafzaak tegen [verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] , wonende te [adres] . De verdachte wordt bijgestaan door mr. R.A.J. Delescen, advocaat, kantoorhoudende te Roermond. 1 Onderzoek van de zaak De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 22 augustus 2014 en 13 november 2015. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. 2 De tenlastelegging De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1 primair: samen met anderen zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel. Feit 1 subsidiair: samen met anderen behulpzaam is geweest bij mensenhandel.
3 De beoordeling van het bewijs 3.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 primair wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, met dien verstande dat de verdachte in de periode van 7 juli 2009 tot en met 5 november 2013 [naam] , [naam] , [naam] , [naam] , [naam] en [naam] heeft medegenomen uit Boedapest met het oogmerk deze vrouwen in Nederland ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, met uitzondering van het deel van de tenlastelegging dat ziet op twee onbekend gebleven vrouwen. Volgens de officier van justitie heeft verdachte het feit medegepleegd. De officier van justitie heeft hiertoe verwezen naar de verklaringen van de vrouwen, de mutaties van de Koninklijke Marechaussee, de verklaringen van de medeverdachte [naam] en de verklaring van verdachte bij de politie en ter terechtzitting. De officier van justitie heeft – onderbouwd met jurisprudentie – betoogd dat voor een bewezenverklaring van het onder feit 1 primair ten laste gelegde feit niet relevent is of de vrouwen zijn uitgebuit noch dat van belang is of zij uit vrije wil werkzaam waren in de prostitutie of dat sprake is van enige vorm van dwang. 3.2 Het standpunt van de verdediging De raadsman heeft voor wat betreft het onder feit 1 ten laste gelegde vrijspraak bepleit. Ten aanzien van feit 1 primair en subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat uit de stukken enkel kan worden geconcludeerd dat verdachte enkele malen een vervoersdienst heeft geleverd van of naar het vliegveld in Eindhoven alsmede [naam] heeft geholpen met haar administratie. Deze activiteiten vallen volgens de raadsman niet binnen de delictsomschrijving van artikel 273f lid 1 sub 3 van het Wetboek van Strafrecht. Het opzet, ook in de variant van het voorwaardelijk opzet, om derden ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, ontbreekt. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat, los van de juridische interpretatie, het geheel een sfeer ademt van vrijwilligheid en vrije keuze, zonder enig element van uitbuiting, dwang of misbruik van vrouwen in een kwetsbare positie. 3.3 Het oordeel van de rechtbank
De feiten en de mutaties van de Koninklijke Marechaussee Op 7 juli 2009 hebben verbalisanten van de Koninklijke Marechaussee verdachte gecontroleerd op de A2 ter hoogte van Eijsden. In het voertuig zaten verdachte en drie vrouwen van Hongaarse afkomst, waaronder een vrouw genaamd [naam] . Deze vrouwen verklaarden onderweg te zijn vanuit België naar Haps (Brabant) om daar in de club [naam] te gaan werken. Op 5 april 2011, 13 april 2011 en 15 april 2011 hebben verbalisanten van de Koninklijke Marechaussee op het vliegveld in Eindhoven waargenomen dat twee onbekend gebleven vrouwen, aangekomen met een vlucht vanuit Budapest, werden opgehaald door een onbekende man met een zwarte Volkswagen Passat, voorzien van het kenteken [kenteken] .
Uit onderzoek is gebleken dat deze auto op naam van de echtgenote van verdachte geregistreerd stond. Op 7 januari 2012 hebben verbalisanten van de Koninklijke Marechaussee in de omgeving van het vliegveld in Eindhoven de verdachte, medeverdachte [naam] en een vrouw genaamd [naam] gecontroleerd. Door de inzittenden werd verklaard dat [verdachte] en [naam] de vrouw genaamd [naam] kwamen ophalen van het vliegveld. Uit het procesdossier blijkt dat [naam] op 13 december 2012 heeft verklaard reeds drie jaar als prostituee werkzaam te zijn in de saunaclub [naam]. Op 22 mei 2012 hebben verbalisanten van de Koninklijke Marechaussee op het vliegveld in Eindhoven waargenomen dat verdachte een vrouw, genaamd [naam] , kwamen ophalen. Uit mutaties van de Koninklijke Marechaussee blijkt dat [naam] eerder heeft verklaard werkzaam te zijn in de saunaclub [naam] en dit werk geheel vrijwillig te doen. Bij de rechter-commissaris heeft [naam] een zelfde verklaring afgelegd. Op 12 juni 2012 hebben verbalisanten van de Koninklijke Marechaussee op het vliegveld in Eindhoven waargenomen dat verdachte en medeverdachte [naam] [naam] kwamen ophalen. [naam] heeft toen verklaard dat ze in 2012 al 5 maanden in de saunaclub [naam] heeft gewerkt. Ze werkt in de club als prostituee en vindt het werk leuk. Verdachte heeft toen eveneens verklaard dat [naam] in de prostitutie ging werken. Uit mutaties van de Koninklijke Marechaussee blijkt dat [naam] eerder heeft verklaard in de saunaclub [naam] als prostituee te werken. Bij de rechter-commissaris heeft [naam] eenzelfde verklaring afgelegd. Tijdens een controle door de Koninklijke Marechaussee op 19 april 2012 in een woning aan [adres] bleek dat op dit adres [naam] en [naam] woonden. Verdachte en medeverdachte [naam] werden eveneens op dit adres aangetroffen. Uit mutaties van de Koninklijke Marechaussee blijkt dat [naam] en [naam] eerder hebben verklaard vrijwillig in de saunaclub [naam] als prostituees te werken. Bij de rechter-commissaris hebben [naam] en [naam] een zelfde verklaring afgelegd. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij vrouwen ophaalde van het vliegveld in Eindhoven. Verdachte wist dat deze vrouwen als prostituee werkzaam waren. Hij deed het chaufferen als vriendendienst, hij kende de vrouwen vanuit de saunaclub [naam] .
Overwegingen van de rechtbank De rechtbank stelt op grond van de verklaringen van verdachte vast dat hij meermalen vrouwen heeft opgehaald van het vliegveld in Eindhoven. Hij bracht deze vrouwen of tot aan de oprit van de saunaclub [naam] (de eigenaar stond niet toe dat verdachte de vrouwen tot aan de voordeur van de saunaclub bracht), of naar Roermond (waar na een gezamenlijk bezoek aan een terrasje de vrouwen een taxi namen naar hun eindbestemming) of naar de woning van de vrouwen in de omgeving van Roermond. Uit het dossier is niet gebleken van andere bestemmingen. Deze meerderjarige vrouwen waren werkzaam als prostituee in de saunaclub [naam] .
De rechtbank ziet zich thans voor de vraag gesteld of die handeling van verdachte, in juridische zin, kan worden gekwalificeerd als ‘mensenhandel’. Bij de beantwoording van deze vraag zoekt de rechtbank aansluiting bij de uitspraak van de Hoge Raad van 10 september 2013 en, zoals zij ook al eerder in andere soortgelijke zaken heeft gedaan, bij de uitspraak van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 17 oktober 2014. De Hoge Raad heeft overwogen dat artikel 273f, eerste lid, sub 3, van het Wetboek van Strafrecht aldus moet worden uitgelegd dat het oogmerk van verdachte erop gericht moet zijn dat de betrokkene zich in een ander land dan waar deze is aangeworven, meegenomen of ontvoerd, beschikbaar stelt tot het verrichten van de in dat artikel bedoelde handelingen. Het gerechtshof heeft overwogen dat voor een bewezenverklaring van het aan verdachte ten laste gelegde feit, strafbaar gesteld in artikel 273f, eerste lid, sub 3 van het Wetboek van Strafrecht, te allen tijde sprake moet zijn van enige verwijtbare bijdrage (door de verdachte) aan een beknotting van de vrijheid van de persoon die zich prostitueert. In de visie van de officier van justitie bestond de verwijtbare bijdrage door de verdachte uit het benutten van zogenoemde manipulatieve dwangmiddelen: het misbruik maken van de economisch zwakkere en kwetsbare positie van de veelal jongere vrouwen. De rechtbank heeft aan de hand van het procesdossier deze punten onderzocht en komt tot de conclusie dat voor deze omstandigheden het bewijs ontbreekt. Daarbij acht de rechtbank het voor de beoordeling van deze zaak van belang dat de vrouwen, voor zover waarneembaar, zich geheel vrij konden bewegen. Zij kwamen geheel zelfstandig aan met het vliegtuig in Eindhoven en konden overigens ook weer zelf vertrekken. Het vervoer door verdachte vond plaats op verzoek van de vrouwen, verdachte werd hiervoor niet benaderd door de saunaclub [naam] of andere derden. Tenslotte werden de vrouwen nimmer afgezet “in” de saunaclub maar op een meer of minder grote afstand daarvan. De rechtbank leidt het vorenstaande af uit de verklaringen van verdachte en de door hem vervoerde vrouwen. Dat het anders zou zijn blijkt niet uit het dossier. De rechtbank ziet dan ook geen bewijs voor enige belemmering van de vrouwen om zich aan de prostitutie te kunnen onttrekken. Nu uit de feiten, zoals deze uit het procesdossier naar voren komen alsmede uit de verklaringen van de vrouwen, niet is gebleken van enige beknotting of aantasting van de vrijheid van [naam] , [naam] , [naam] , [naam] , [naam] , [naam] of twee onbekend gebleven dames, kan er ook niet van enige verwijtbare bijdrage daaraan worden gesproken. De rechtbank overweegt in dat verband dat bij verdachte eveneens geen vrees hoefde te bestaan voor de beknotting van de vrijheid van de vrouwen, nu verdachte zelf klant was van de club [naam] en zodoende op de hoogte was van het reilen en zeilen in de club. Naar zijn zeggen is hem van enige dwang in deze saunaclub nooit gebleken. Aanwijzingen in het dossier voor het tegendeel ontbreken. Het enkele gegeven dat de verdachte vrouwen heeft opgehaald vanaf het vliegveld in Eindhoven, terwijl hij weet dat die vrouwen (in Nederland) als prostituee aan de slag gaan, een beroep dat overigens legaal is in Nederland, is niet genoeg om het bestanddeel te vervullen van ‘het oogmerk een ander ertoe te brengen zich
beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een ander tegen betaling’. Gelet op het voorgaande, komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte zich niet schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit, zowel primair als subsidiair, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken. 4 De beslissing De rechtbank:
Vrijspraak - spreekt de verdachte vrij van de ten laste gelegde feiten. Dit vonnis is gewezen door mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe, voorzitter, mr. R.A.J. van Leeuwen en mr. P. van Blaricum, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.J.M. Voncken, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 27 november 2015. BIJLAGE I: De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd dat 1. hij, meermalen, althans eenmaal in of omstreeks de periode van 7 juli 2009 tot en met 5 november 2013 in de gemeente Eindhoven en/of de gemeente Roermond en/of de gemeente Eijsden, in elk geval in Nederland en/althans in Boedapest en/althans Hongarije en/althans Luik en/althans België (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander of anderen, te weten [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of twee onbekend gebleven dames, (telkens) heeft aangeworven, medegenomen of ontvoerd met het oogmerk die [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of die onbekend gebleven dames in een ander land, te weten Nederland en/of België ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat: een of meer onbekende andere(n), meermalen, althans eenmaal in of omstreeks de periode van 7 juli 2009 tot en met 5 november 2013 in de gemeente Eindhoven en/of de gemeente Roermond en/of de gemeente Eijsden, in elk geval in Nederland en/althans in Boedapest en/althans Hongarije en/althans Luik en/althans België (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander of anderen, te weten [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of twee onbekend gebleven dames, (telkens) heeft aangeworven, medegenomen of ontvoerd met het oogmerk die [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam]
[naam] en/of [naam] en/of die onbekend gebleven dames in een ander land, te weten Nederland en/of België ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling bij en/of tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft verdachte tezamen met een of meer anderen althans alleen transport/vervoer geregeld naar een seksinrichting en/of heeft verdachte dit transport/vervoer begeleid en/of heeft verdachte een transport- vervoermiddel ter beschikking gesteld.