De geschiedenis van de
Krulduif In het Verenigd Koninkrijk Door: Paul Allen, Secr. British Frillback Club Vertaling: Hein van Grouw Waar precies de krulduif oorspronkelijk vandaan komt zal waarschijnlijk wel nooit bekend worden, maar algemeen aanvaard is dat het ergens in het ‘verre Oosten’ moet zijn. Onomstotelijk feit is dat de krulduif één van de oudste duivenrassen is. Links: Zwarte, gekapte krulduif zonder voetbevedering zoals afgebeeld in V. La Perre de Roo, l’Monographie des pigeons domestiques, Paris 1883. Foto: H. Van Grouw.
De eerste krulduiven in Engeland werden al gehouden en beschreven in het begin van de 18de eeuw. John Moore noemde ze al in 1735 in zijn Columbarium en in 1879 schreef Lewis Wright ook al over het ras. In die tijd werden de krulduiven gefokt in wit, zwart en schimmel, en zowel met als zonder kap. Het is opmerkelijk dat de dieren in die tijd zowel voorkwamen met als zonder voetbevedering. Ook Darwin kende de krulduif en hij hield zelfs enige tijd een koppeltje. Zijn dieren waren wit gekapt en zonder voetbevedering. De moderne krulduif komt alleen nog voor in voetbevederd, waarbij de gekapte dieren langere voetveren hebben dan de ongekapte. In het begin waren de krulduiven in het Verenigd Koninkrijk ondergebracht bij de ‘Variety Pigeon Club’ maar in feite zag men ze nauwelijks in de tentoonstellingskooien. Het was W.J. Empson die zich begin jaren 50 van de vorige eeuw inzette om de krulduif te promoten. Hij showde ze in gekapt wit, roodschimmel, blauwschimmel en zwart. Geelschimmel was vóór 1960 niet aanwezig in Engeland. Sinds de eerste helft van de tachtiger jaren wordt hier ook de schildgetekende krulduif geshow. Tot nu toe verschijnen alleen de rood- en geelschilden op de shows, maar er zijn ook roodzilver- en zwartschilden aanwezig in Engeland.
De Britse speciaalclub voor de krulduif is opgericht in 1971 en dit jaar, 2011, zal zij haar 40-jarig bestaan vieren. Krulduiven zijn erg populair in Engeland, al wordt de meerderheid gehouden door liefhebbers die niet showen, maar de duiven alleen houden ter verfraaiing van hun tuin of volière. Er is echter een actieve kern van toegewijde fokkers en showers die de club monter houden. Rechts: Afbeelding van 2 gekapte, witte krulduiven zonder voetbevedering in W.B. Tegetmeier, Pigeons, Their Structure, Varieties, Habits and management, London 1868. Foto: H. Van Grouw. Links: Wit gekapte Krulduif van W.J. Empson, afgebeeld op de cover van “Pigeons and Pigeon World” November 1952. Deze duif was representatief voor hetgeen er in die tijd beschikbaar was. Foto: P. Allen.
Rechtsonder: Afbeelding van een witte, ongekapte krulduif met voetbevedering in J.C. Lyell, Fancy Pigeons, third edition, London 1887. Foto: H. van Grouw.
Toen we de speciaalclub oprichtte, hebben we er voor gekozen om de standaard beschrijving van het land van perfectie, Duitsland, te volgen en tot op heden wordt in Engeland nog steeds deze standaard gebruikt. Het was tijdens een bezoek met mijn vader aan W.J. Empson dat ik mijn eerste krulduif zag; een roodschimmel. Echter pas na Epsons overlijden in 1956 lukte het mij om via zijn zoon een koppel te verkrijgen.
Dit koppel bestond uit een wit gekapte duivin en een blauw schimmel doffer. De kwaliteit van deze dieren was in die tijd zeer hoog, maar volgens de huidige standaard zouden ze nu absoluut niet meer mee kunnen komen op shows. De krulling was erg spaarzaam en er werd toen weinig aandacht besteed aan de kleur en algemene structuur.
Links: Geelschimmel Krulduif van Paul Allen uit 2000. Foto: P. Allen
Rechts: Blauwschimmel Krulduif van Paul Allen uit 2000. Foto: P. Allen
Boven: Enige jonge vogels van 2011 gefokt door Paul Allen. Foto: P. Allen.
Rechts: Roodschimmel krulduif van Paul Allen uit 2000. Foto: P. Allen.
Links: De kweekhokken met volières van Paul Allen. Foto: P. Allen
Tussen 1960 en 1970 zijn er verschillende keren krulduiven vanuit Denemarken en Zweden naar Engeland geimporteerd. Deze dieren waren groter en hadden veel meer krulling dan de Engelse dieren en vooral de rood- en blauwschimmels waren van goede kwaliteit. In dezelfde periode werden ook enige dieren uit Zuid Afrika geimporteerd, als ik mij goed herinner blauwschimmels, maar deze duiven konden zowel qua formaat als qua krulstructuur niets bijdragen aan de verbetering van de Engelse dieren In 1971, toen mijn vrouw Helen en ik via Duitsland terugkwamen van een vakantie in Zwitserland en Oostenrijk, bezochten we de toenmalige secretaris van de Duitse krulduivenclub, Stefan Kellerman. Bij hem kon ik aan goede roodschimmels en blauwschimmels komen, en later ook wit gekapt. Bij het zien van dieren in een dergelijke goede kwaliteit ontstond het idee om de Britse krulduivenclub op te richten en zo samen te werken aan de verbetering van het ras in Engeland. Gedurende de laatste 40 jaar hebben verschillende fokkers krulduiven vanuit Scandinavie en Duitsland laten overkomen en mede dankzij deze importen hebben we in Engeland nu dieren van hoge kwaliteit. Zowel in rood-, geel- en blauwschimmel als in wit gekapt zijn nu fraaie dieren te vinden. Net zoals in de overige Europese landen moeten we in Engeland veel zorg besteden aan brede vleugelschilden, en dieren met een te smal schild moeten absoluut uitgesloten worden voor de fok. Voor mij is het de voortdurende uitdaging om dieren te fokken met stevige en brede krulling. Het is vooral de krulling achter de vleugelbanden die extra aandacht behoeft en mijn dieren moeten daar minimaal één gesloten krul per gekrulde veer hebben om te voldoen aan mijn eisen. Ik hoop dat dit korte artikeltje de lezer inspireert om ons prachtige en bijzondere ras eens wat beter te bekijken. En wellicht zelfs om ze zelf te gaan houden. Voor meer informatie
Neem contact op met Paul Allen, Hon. Secretary British Frillback Club
[email protected] Copyright ©2011 Aviculture-Europe. All rights reserved by VBC.