4 mei 2012. Dodenherdenking; dit jaar met het thema: Vrijheid geef je door. Het Nationaal Comité 4 en 5 mei heeft als logo een fakkel. Symbool van doorgeven: de fakkel draag je over, geef je door: van generatie op generatie. Vrijheid geef je door. Er zijn mensen onder ons die de bevrijding zelf meegemaakt hebben, maar de nieuwe generaties moeten het hebben van de overdracht van ouderen. En er zijn 2 vragen die de na - oorlogse generaties zich mogen stellen: 1. Hoe heb ik de fakkel doorgekregen? 2. Hoe draag ik de fakkel over?
En
Om op de 1e vraag een persoonlijk antwoord te geven vind ik nog niet zo gemakkelijk. De laatste dagen loop ik daar over na te denken; sowieso zijn de dagen voor 4 mei voor mezelf momenten van reflectie. In mijn jeugd werd bij ons thuis; in een gesloten, archaische dorpsgemeenschap op het Zeeuwse platteland nauwelijks over de oorlog gesproken. En als er al over gesproken werd ging het meer in de zin van: met die jongen moet je maar niet spelen: z’n vader was fout in de oorlog. En toen ik als puber aan m’n vader vroeg waarom hij niet in het verzet had gezeten, kreeg ik als antwoord: “Ik praat nog wel eens met je, als je een jong gezin hebt”. Achteraf beschouwend zou je kunnen zeggen dat mijn ouders geleefd en gereageerd hebben zoals het gros van de Nederlanders. Mensen pasten en passen zich aan de omstandigheden aan om te overleven. En na de oorlog waren er weer nieuwe zorgen, bovendien werd mijn geboorteprovincie in 1953 getroffen door een natuurramp van ongekende grootte.
Als ik nadenk over het doorgeven van de fakkel kom ik in mijn persoonlijke geschiedenis terecht bij de toen nog jaarlijkse herdenkingen op het Franse Oorlogskerkhof in mijn geboortedorp. Voor de dorpskinderen waren deze herdenkingen spectaculair; het hele dorp stond op de kop. En nog steeds vind ik het indrukwekkend om te beseffen dat mensen bereid zijn om hun leven te wagen voor de verdediging of bevrijding van een vreemd land. Gisterenmiddag heb ik nog lopen mijmeren op dat kerkhof, waar de Franse militairen gezamenlijk begraven liggen: Joden, christenen en moslims. Gevallen in den vreemde voor de verdediging van een onbekend land. De brug naar heden is nu gemakkelijk te slaan; want ook na de oorlog hebben Nederlanders zich ingezet voor vredesmissies. En het is gemakkelijk - te gemakkelijk - om achteraf hierover een oordeel te hebben. Ook zij gingen en gaan voor de verdediging / bevrijding van een vreemd land. Terug naar het doorgeven van de fakkel: tijdens mijn studies en maar nog veel meer door de universiteit die leven heet, ben ik me zeer bewust geraakt van de impact van de 2e wereldoorlog. Met name in mijn Gelderse periode is die oorlog wel zeer dicht bij gekomen. En ik heb me gerealiseerd dat zonder verzoening geen echt gedenken kan plaatsvinden. Beste mensen, in de media is de laatste tijd veel te doen geweest over de herdenking van dit jaar: Mag de scholier Auke de Leeuw zijn gedicht ‘foute keuze over zijn oudoom die bij de waffen SS diende, voorlezen? Mag de gemeente Bronckhorst Duitse soldaten gedenken? In het dagblad Trouw van vandaag kopt Paul van der Steen in een deja vu: De herdenking gaf al gedoe toen de oorlog net voorbij was. Hij schrijft: Al 4 maanden voor het definitieve einde van de oorlog werd de Dam in Amsterdam aangewezen als plek voor een nationaal monument. In afwachting van een definitieve plek kwam in 1947 een muur met urnen. Daarin zat aarde van beladen plaatsen uit de jaren 1940 – 1945. Dat
daarbij de landsgrenzen werden aangehouden, leidde al meteen tot een eerste ophef: want waarom geen urn uit Nederlands – Indie? En wellicht kunt u zich nog de discussie uit de begin jaren 70 herinneren toen voor het eerst geprobeerd werd een krans te leggen voor vervolgde homo’s? De kransleggers werden de weg versperd en gearresteerd. De discussie van toen is geweest; De discussie van nu moet gevoerd worden. Een paar jaar geleden ben ik op uitnodiging van mijn collega uit Dachau bij de herdenking van de bevrijding van het kamp Dachau geweest. Die 30e april staat in mijn geheugen gegrift: meer dan indrukwekkend, eigenlijk onbeschrijfelijk. Maar vooral het diepe doordringen van het feit dat er ook Duitsers slachtoffers van de Nazi’s zijn geweest. Het doorgeven van de fakkel vormt je. In de traditie van Jom Kipoer, de Grote verzoendag waarop het Joodse volk en in wezen de gehele mensheid voor de Altijd Aanwezige staan, kun je pas tot verzoening tegenover God komen, wanneer je eerst verzoend hebt met je naaste. Rabbijn Soetendorp vertelt in een toespraak in 2010 hoe hij geworsteld heeft met zijn verhouding tot het hedendaagse Duitsland. Over zijn slapeloze nachten als hij in Duitsland een lezing moest geven. Over zijn verscheurende werkelijkheid van het verleden, terwijl hij de huidige generaties niets verwijt. En dat hij nadat hij op de Kirchentag in 2007 een appel had voorgelezen om tijd en ruimte te vinden voor ontmoetingen waarin mensen die historische last van aangedaan onrecht met zich meetorsen, de pijn van de tegenstanders van weleer. Met elkaar delen. Dat hij toen toegezongen was door duizenden jongeren: Heweenoe sjalom Aleechem: Wij hebben elkaar vrede gebracht. Dat hij kon slapen in Duitsland. De fakkel doorgeven vormt je: Ook wij hebben de fakkel door te geven. Aan onze kinderen, Aan elkaar,
Een ieder in de tijd en op de plaats waar hij gesteld is: Het past dan ook om stil te staan bij de slachtoffers van het (verdwaalde) Engelse bombardement van 15 januari 1942. En het is passend om aan de panden aan het Zeglis en de Oudegracht een herdenkingsplaquette te plaatsen. Zoals het ook passend is om bij de herinrichting van het Canadaplein door het nieuwe kunstwerk hier aandacht voor te vragen. Dames en heren, Met gemengde gevoelens is op 15 december vorig jaar de Alkmaarse synagoge opnieuw in gebruik genomen. De geschiedenis is bekend, maar kan niet genoeg herhaald worden: 5 maart 1942 moesten de Joodse inwoners van Alkmaar met achterlating van hun bezittingen de stad verlaten. En wat deed Alkmaar? Alkmaar keerde zich af. Alkmaar paste zich aan de omstandigheden aan om zelf te overleven. Natuurlijk er waren uitzonderingen, maar dat was het dan ook: een uitzondering. De heringebruikname van de synagoge was enerzijds een vreugdevol moment en anderzijds een moment waarop een zwaarbeladen geschiedenis rust. Het is goed om dit te zeggen en erbij stil te staan. De SAS en Van Alckmaer komen hulde toe voor hun inspanningen om de synagoge de plaats te geven die hij behoort te hebben. Bij de restauratie en het in gebruik nemen van de synagoge is de geschiedenis niet recht gezet. Dat kan ook niet. Wel kunnen we recht doen aan de nagedachtenis aan hen die toen de stad moesten verlaten. Beste mensen: Wij hebben elkaar, jongeren en ouderen, hartstochtelijk nodig om zorgzaam te zijn voor elkaar en onze samenleving met de eenvoudige regel: Doe een ander aan wat jezelf zou willen ondervinden.
Laten we van onze mooie stad Alkmaar een stad van compassie maken. Tijdens de oorlog schreef de vader van Rabbijn Soetendorp: God heeft de wereld geschapen voor de mens en de mens de opdracht gegeven om de wereld te vervolmaken zodat het de wereld zou worden die God wilde. Een wereld vervuld van samenwerking, liefde, waarheid en rechtvaardigheid. Ik blijf (met Soetendorp) geloven dat we deze opdracht zullen volvoeren. We kunnen het ook anders zeggen, zoals Bertolt Brecht die in 1938 schreef tot degenen die na ons komen: Ihr aber, wenn es so weit sein wird Dass der Mensch dem Menschen ein Hilfer ist Gedenkt unsere Mit Nachsicht. Jullie echter, als het zover zal zijn Dat de mens voor de mens een helper is, Gedenk ons Welwillend. We zijn het aan allen die het leven gaven, te midden van hen tenminste 142 Alkmaarse Joden, verplicht. Piet Bruinooge Burgemeester van Alkmaar