Diverse coachingsvormen 1. De stoel Plaats drie stoelen in de ruimte. Vraag de gecoachte plaats te nemen op een van de drie stoelen. Stoel 1:
eigen verhaal vertellen
Stoel 2:
verhaal/reactie vanuit perspectief van een ander vertellen
Stoel 3:
als observant van jezelf en de ander reageren op jezelf en de ander
Daarna: • Welke tip geef je stoel 1? • Wil je proberen die tip uit te voeren/toe te passen? • Wat heb jij daarvoor nodig?
Uit: Sandra Koot, Co-teaching • Copyright © 2011: Uitgeverij Pica, Huizen
www.uitgeverijpica.nl
2. Het 5-G model Gebeurtenis (G1) Welke situatie heeft de problemen uitgelokt en ligt eraan ten grondslag?
Gedachte (G2) Hoe interpreteer je de problemen en op basis van welke irrationele, negatieve gedachten doe je dat?
Gevoel (G3) Wat zijn de emotionele en lichamelijke reacties die erop volgen?
Gedrag (G4) Tot welk gedrag leidt dit?
Gevolg (G5) Wat is het uiteindelijke gevolg?
Vervang de irrationele gedachten door rationele gedachten en koppel dat aan het gevoel.
Uit: Sandra Koot, Co-teaching • Copyright © 2011: Uitgeverij Pica, Huizen
www.uitgeverijpica.nl
3. Het ABCD-tje 1. Wat was Aan de orde?
2. Wat was daarin voor mij Belangrijk?
3. Tot welke Conclusies/leerwensen leidt dat voor mij?
4. Wat ga ik Doen?
Uit: Sandra Koot, Co-teaching • Copyright © 2011: Uitgeverij Pica, Huizen
www.uitgeverijpica.nl
4. Het Wiel Opdracht: Teken een cirkel met daarin een kruis.
Zet in elk kwadrant een kernwoord dat bij je past op dit moment/over hoe je je hier nu voelt. Kies er één uit en leg in maximaal twee zinnen uit waar dat gevoel vandaan komt. Opdracht: Teken een tweede wiel en zet daarin het tegenovergestelde van het eerste wiel.
Wanneer voelde je je zo? Wat heb je gedaan om van eerste wiel naar het tweede wiel te komen? Wat was voorwaarde voor het succes om naar het tweede wiel te komen, formuleer een kernzin. Wat ga je onthouden hiervan?
Uit: Sandra Koot, Co-teaching • Copyright © 2011: Uitgeverij Pica, Huizen
www.uitgeverijpica.nl
5. In contact
Sturen gezag
macht
In contact
Uit contact
begeleiden
laissez-faire
Volgen Ruimte geven
Uit: Sandra Koot, Co-teaching • Copyright © 2011: Uitgeverij Pica, Huizen
www.uitgeverijpica.nl
6. Karakterpatronen Als je in een situatie terechtkomt waarin je je als coach onzeker voelt, dan heeft dat vaak te maken met een van de karakterpatronen van de ander. Als gevolg van die onzekerheid lukt het soms niet om bepaalde vaardigheden, die je wel beheerst, toe te passen. In onderstaand overzicht is per karakterpatroon aangegeven welke vaardigheden in de knel kunnen komen onder invloed van dat karakterpatroon. Afwezige karakterstructuur
Afstandelijke karakterstructuur
Actief luisteren Details opmerken De lijn van een gesprek vasthouden Een bijdrage leveren in een groep Eigen kwaliteiten inzetten Eigen werk organiseren Concentreren Kritiek accepteren Prioriteiten stellen Omgaan met hectische situaties Informatie van anderen ordenen
Eigen gevoelens verwoorden Omgaan met emoties van anderen Een ontspannen sfeer scheppen Anderen stimuleren open te zijn Eigen fouten toegeven Omgaan met eigen emoties Manier van leidinggeven afstemmen op situatie Interesse tonen in gevoelens van anderen Inspelen op onverwachte situaties
Onverzadigbare karakterstructuur
Wantrouwige karakterstructuur
Interesse tonen voor meningen of ideeën van anderen Omgaan met eigen energie Motivatie Teleurstellingen verwerken Eigen gedrag bijsturen Interesse tonen in gevoelens van anderen Afspraken of beloftes nakomen
Geloofwaardig gedrag vertonen Samenwerken met andere disciplines Leiding accepteren Omgaan met eigen zwakke kanten Delegeren Omgaan met macht Vertrouwen opbouwen Vragen om hulp, advies of feedback Ander
Opofferende karakterstructuur Een visie uitdragen Slecht nieuws overbrengen Problemen bespreekbaar maken Confronteren Opbouwende kritiek geven Eigen wensen naar voren brengen ‘Nee’ zeggen Anderen aanspreken op hun verantwoordelijkheden Conflicten tijdig aangaan
Uit: Sandra Koot, Co-teaching • Copyright © 2011: Uitgeverij Pica, Huizen
www.uitgeverijpica.nl
7. Helden of voorbeelden Wat levert het op: • Contact maken met je innerlijke kracht en kwaliteiten. Methodiek: • De gecoachte deelnemer vragen naar voorbeeldleraren uit zijn/haar jeugd. • De gecoachte deelnemer deze held/zijn voorbeeld laten uitbeelden/beschrijven. Uitbeelden door helemaal in die rol te gaan zitten: bewegen, lopen, mimiek, praten, tekst, stemgeluid enzovoort. Beschrijven door een verhalende weergave van de ander te geven. • Vervolgens een moment van reflectie. Wat is het precies wat je aanspreekt, welke kwaliteiten, gedragingen, acties, omgeving enzovoort. Wat zou je daarvan nu in je huidige functioneren kunnen inzetten? De achtergrond van deze benadering is de opvatting dat iemand jouw held/voorbeeld is omdat diegene dat tot uitdrukking brengt wat je zelf graag zou willen maar niet inzet, of kunt/ durft in te zetten. Dat verklaart de affiniteit met de gekozen held. Het kan helpen om soms meer van die ‘heldenkant’ te laten zien in het dagelijkse leven.
Uit: Sandra Koot, Co-teaching • Copyright © 2011: Uitgeverij Pica, Huizen
www.uitgeverijpica.nl
8. Helpende gedachten Wat levert het op: • Inzicht in vaste gedragspatronen. Methodiek: Het maken van een A,B,C-tje (Activating event, Belief, Consequence): • Begin met C: consequenties (Consequence) in termen van disfunctionele gedragingen en emoties. Met andere woorden: van welke gedrag of emotie heb je last? • Bepaal A: Wat is de aanleidinggevende situatie (Activating event)? In welke situatie vertoonde je dit gedrag of had je deze emotie? Of de situatie naar werkelijkheid wordt beschreven is in eerste instantie niet relevant (subjectieve werkelijkheid). • Bepaal B: Welke irrationele gedachten had je? Deze gedachten vormen de bril waardoor je de werkelijkheid waarneemt. Deze gedachten komen voort uit bepaalde overtuiging (Belief). Niet A is de oorzaak van C, maar B. De bedoeling is om de irrationele gedachten boven tafel te krijgen en te herleiden tot schema’s, patronen, ook wel scripts genoemd. Er zijn er vijf: • perfectionisme; • moralisme; • liefdesverslaving (lovejunk); • rampenfantasie; • lage frustratietolerantie. Vervolgstappen zijn: • D: disputing, het ontkrachten van de irrationele gedachten (schema’s) • E: het formuleren van een Effectieve gedachtegang (rationele gedachte) Over deze RET-benadering valt meer te lezen in: IJzermans, T. Beren op de weg. Spinsels in je hoofd (ISBN 90 70512 12 20) Jacobs, G. Verhulst, e.a. Rationeel-emotieve therapie (ISBN 90 3132 65 93)
Uit: Sandra Koot, Co-teaching • Copyright © 2011: Uitgeverij Pica, Huizen
www.uitgeverijpica.nl
9. Ontwikkelritme Levert op: • Bewustwording natuurprincipes. • Hulp bij het maken van keuzes. Methodiek: • Figuur tekenen en uitleggen: het ritme van de natuur: in - uit - rust. • Relatie leggen met ontwikkelingen bij mensen. • Vragen: waar sta jij als persoon of waar staat de organisatie nu? • Reflecteren op dit proces. Dit kan zowel op persoonlijk niveau als op organisatorisch niveau.
Contractie Expansie Statisch
En verder Een organisatie ontwikkelt zich in fasen. Het doorlopen van de fasen is een voorwaarde voor behoud van spankracht: het is noodzakelijk een periode waarin alle zeilen worden bijgezet om veranderingen te realiseren, te laten volgen door een periode van consolidatie en rust.
Uit: Sandra Koot, Co-teaching • Copyright © 2011: Uitgeverij Pica, Huizen
www.uitgeverijpica.nl
Groei in een organisatie kent de volgende fasen: De expansiefase Dit is de fase waarin een iemand sterk naar buiten is gericht, bezig met groei, ontwikkeling en verandering. Er worden veel activiteiten ontplooid, mensen zijn actief betrokken bij nieuwe ontwikkelingen, breiden hun vaardigheden uit om een andere werkwijze onder de knie te krijgen. De contractiefase In deze fase worden de verworven vaardigheden, de opgedane ervaringen verwerkt. De persoon is meer naar binnen gericht en werkt aan integratie en beheersing van verworvenheden uit de vorige fase. Er volgt een periode van ‘op een rij zetten’: werk ik doelgericht, effectief en in overeenstemming met de gestelde doelen? Men geniet van het bereikte. Statische fase Mensen bezinnen zich in deze fase op hun taak en houden zich bezig met visieontwikkeling en met conceptueel denken. Deze fase leidt tot nieuwe impulsen, tot in overeenstemming brengen van ideeën en vormgevingen en tot nieuwe ontwikkelingen. De statische fase is de start van een nieuwe expansiefase. De afwisseling in fasen kan een positief of een negatief verloop hebben. Positief: • Op tijd aanvoelen en erkennen dat een nieuwe fase is aangebroken en daarnaar handelen. • Op tijd gas terugnemen, rusten. • Erkenning van overgangen. Negatief: • Te ver doorvoeren van een fase, zonder rust te nemen voor consolidatie. • Radicale afbouw omdat het niet oplevert wat hooggespannen verwachtingen beloofden. • Niet aanvaarden van de realiteit: je kunt niet op dezelfde wijze door blijven groeien. • Bezinning die leidt tot crisis, waarin mensen zich afsluiten en blijven steken in negatieve gevoelens. • Blijven steken in statische fase: navelstaren, apathie, geen beweging.
Uit: Sandra Koot, Co-teaching • Copyright © 2011: Uitgeverij Pica, Huizen
www.uitgeverijpica.nl
10. Reflectiecirkel ‘Korthagen’ Wat levert het op: • Inzicht in eigen handelen. • Uitbreiding van handelingsrepertoire. Methodiek: • Oriëntatie op de aanleiding. Verhelder de vraag. • Verdieping. Doorloop de cirkel met de bijbehorende vragen zoals die hieronder beschreven zijn. Doe dit stapsgewijs van 1 tot en met 5. • Terugblik op het gesprek. En verder Voor deze benadering is veel achtergrondinformatie te vinden in: Korthagen, F. en B. Koster e.a. Docenten leren reflecteren. 2002. Systematische reflectie in de opleiding en begeleiding van leraren. Nelissen, Soest ( ISBN 90-24416078)
10. Reflectiecirkel van Fred Korthagen Bron: Korthagen,F. (2002) Niveaus in reflectie: naar maatwerk in begeleiding In: Velon tijdschrift voor lerarenopleiders jrg. 23 (1).
Uit: Sandra Koot, Co-teaching • Copyright © 2011: Uitgeverij Pica, Huizen
www.uitgeverijpica.nl
Alternatieven ontwikkelen en daaruit kiezen 4
Formuleren van essentiële aspecten
Uitproberen 5
3
1 Handelen (ervaring opdoen) 2
Terugblikken
Aandachtsgebieden bij reflecteren 1. Wat wilde ik?
5. Wat wilde de leraar?
2. Wat voelde ik?
6. Wat voelde de leraar?
3. Wat dacht ik?
7. Wat dacht de leraar?
4. Wat deed ik?
8. Wat deed de leraar?
Uit: Sandra Koot, Co-teaching • Copyright © 2011: Uitgeverij Pica, Huizen
www.uitgeverijpica.nl
Begeleidingsvaardigheden per fase 4
Alle voorgaande vaardigheden + helpen bedenken van oplossingen en het maken van een keuze
Alternatieven ontwikkelen en daaruit kiezen
Uitproberen
3 Acceptatie, echtheid, empathie, concreetheid, confronteren, generaliseren, hier en nu gebruiken en helpen expliciteren
Formuleren van essentiële aspecten
pen bij het creëren van een geschikte ervaring
5
1 Handelen (ervaring opdoen)
Terugblikken
2
Helpen bij het creëren van een geschikte ervaring
Acceptatie, Echtheid Empathie Concreetheid
Toelichting: binnen de cirkel staan activiteiten van de leraar buiten de cirkel activiteiten van de coach Extra vaardigheden: a) zwijgen b) het benadrukken en uitbuiten van sterke punten c) helpen leren leren (helpen bij het enigermate bewust worden en zelfstandig gebruiken van het bovenstaande schema)
Uit: Sandra Koot, Co-teaching • Copyright © 2011: Uitgeverij Pica, Huizen
www.uitgeverijpica.nl
Vragen bij het spiraalmodel voor reflectie Welke vragen kan iemand zichzelf of een ander stellen die het reflectieproces doorloopt? Hier komen een paar voorbeelden:
Bij fase 2
• Wat wilde ik bereiken? • Wat deed ik? • Wat deed/deden de ander(en)? • Wat dacht ik? • Wat denk ik dat de ander(en) voelde(n) en dacht(en)? Bij fase 3
• Kan ik begrijpen wat er nu eigenlijk aan de hand was? • Wat was belangrijk voor mij in deze situatie? • Waarom is dat voor mij zo belangrijk? • Wat zegt de theorie over deze situatie en wat vind ik van die theorie? Bij fase 4
• Wil of moet ik dingen anders doen of anders gaan zien? • Welke voornemens voor de volgende keer kan ik nu formuleren? • Hoe en wanneer ga ik een van de voornemens uitproberen? • Waar ga ik dan speciaal op letten?
Uit: Sandra Koot, Co-teaching • Copyright © 2011: Uitgeverij Pica, Huizen
www.uitgeverijpica.nl
Toelichting op kernreflectie
Uit: Sandra Koot, Co-teaching • Copyright © 2011: Uitgeverij Pica, Huizen
www.uitgeverijpica.nl
Kernreflectie ‘Korthagen’ Wat levert het op: • Herkenning van het niveau waar een probleem of een succeservaring zich bevindt. • Verhoogt het denkniveau, waardoor er perspectief ontstaat. • Verdiept de reflectie. • Verbindt de persoonlijke en de professionele kant van het concrete functioneren in werksituaties. Methodiek: • Wat is het probleem of de succeservaring? • Maak gebruik van de onderstaande niveaus voor het stellen van vragen. • Schat in op welk niveau je wilt starten. • Gebruik de niveaus, benoem ze expliciet. • Maak er eventueel een looproute van door de woorden van de niveaus op de grond te leggen. • Sluit het gesprek af en kijk terug. • Wat heeft het opgeleverd? En verder: Het werken met deze niveaus wordt doorgaans in verband gebracht met Gregory Bateson. De precieze oorsprong is onduidelijk. Zeker is dat het in Nederland geïntroduceerd is door prof. dr. F. Korthagen. Hij gebruikt de niveaus in zijn werk als lerarenopleider en in zijn cursussen kernreflectie (www.kernreflectie.nl). Een belangrijke publicatie in dit opzicht is: Korthagen, F.A.J. en Vasalos, A. (2002). Niveaus in reflectie: naar maatwerk en begeleiding. VELON tijdschrift voor lerarenopleiders, 23(1), p.29-38 Niveaus van Bateson Het model van Bateson, zie hierna, maakt reflectie mogelijk. Vertellen over situaties, vertellen hoe je reageert, wat je doet, maakt het mogelijk uit te zoeken welke laag ‘verantwoordelijk’ is voor je huidige gedrag. Waar zitten de stimulerende en waar zitten de belemmerende factoren? Wat moet ik opruimen of afzwakken, welke stimulerende factoren kan ik (meer) kans geven? Het model helpt je de juiste ingang te vinden. Omgeving Bij de omgeving gaat het om wat of wie jou beweegt tot handelen of juist niet. Factoren van buiten bepalen waarom je handelt zoals je handelt. Oorzaken liggen buiten jezelf. Gedrag Hierbij gaat het om concreet waarneembaar gedrag. Gedrag dat jij zelf laat zien. Bekwaamheden Daaronder vallen kennis, vaardigheden en ervaring. Overtuiging Wat zijn de achterliggende waarden en normen van je gedrag. Wat vind je belangrijk? Vanuit welke principes handel je? Identiteit Identiteit is kenmerkend voor een persoon. Het zegt iets over wie je bent. Welk beeld heb je van jezelf? Betrokkenheid Waar gaat het voor jou om in het leven? Waar voel jij je verantwoordelijk voor in de samenleving? Jouw religieuze of spirituele visie.
Uit: Sandra Koot, Co-teaching • Copyright © 2011: Uitgeverij Pica, Huizen
www.uitgeverijpica.nl
Beter denken op de niveaus van Bateson (Bron: Kessels & Smit, the Learning Comp
Model Bateson
omgeving
gedrag
bekwaamheden
overtuigingen
identiteit
betrokkenheid
Uit: Sandra Koot, Co-teaching • Copyright © 2011: Uitgeverij Pica, Huizen
www.uitgeverijpica.nl
Beter denken: op niveaus van Bateson Hoe kun je denken op een hoger niveau?
Spiritualiteit Identiteit t er gebeu Overtuiging Vaardigheden Gedrag Omgeving Analyseren op diverse niveaus voorkomt dat je blijft hangen in een situatie. Door dit voor verschillende situaties te doen, kun je ook patronen herkennen; waar loop je vast? De niveaus zijn: Omgeving De nadruk ligt op vertellen van wat er gebeurde, met wie, wanneer, waar. De verteller legt de oorzaken in het verhaal buiten zichzelf. Veel energie wordt gestoken in het verklaren hoe iets heeft kunnen ontstaan. Ook mopperen valt hieronder. Gedrag De nadruk ligt op wat de verteller zelf heeft gedacht en gedaan en welke invloed de verteller zelf heeft uitgeoefend op de situatie. Ook de gedachten over de eigen mogelijke invloed en wat de verteller had kunnen doen om de situatie te beïnvloeden vallen onder gedrag. Vaardigheid Bij de analyse van de eigen invloed komt de verteller op acties die hij graag had willen uitvoeren, maar die nog niet tot het eigen repertoire behoren. Dan gaat het om vaardigheden die hij graag zou willen beheersen, om beter greep te krijgen op de situatie en op zichzelf. Overtuiging De verteller denkt na over het waarom van het gedrag, de achterliggende normen en waarden. Overtuigingen uiten zich in een herkenbaar patroon dat in verschillende situaties optreedt. Belemmerende overtuigingen kunnen verhinderen dat bestaande vaardigheden worden ingezet. Identiteit De verteller exploreert hier persoonlijke zingevingsvragen. Waarom ben ik hier zo uitgeblust van, wat is voor mij de moeite waard, waar bloei ik van op, wat daagt me uit en waar wil ik voor gaan. Dit niveau speelt vaak een rol bij burn-out en overspanning. Spiritualiteit De verteller legt verbanden met het groter geheel. Dit is wijsheidsniveau. De zin van het bestaan, verantwoordelijkheid voor wereld en komende generaties, diepgevoelde religieuze of spirituele visies. Dit niveau vraagt vaak aandacht in het kader van een (levens)crisis.
Uit: Sandra Koot, Co-teaching • Copyright © 2011: Uitgeverij Pica, Huizen
www.uitgeverijpica.nl
Vragen bij de niveaus van Bateson Vragen om te leren van succeservaringen Omgeving Welke succeservaring heb je je voorgesteld? Hoe zag die situatie eruit? Wat gebeurde er precies? Welke consequenties had deze situatie voor jou? Gedrag Wat deed jij in die situatie? Hoe deed je dat? Op welk punt was je over jezelf het meest tevreden? Wat was jouw invloed in de situatie? Hoe had je nog meer invloed uit kunnen oefenen? Wanneer kreeg je het trotse gevoel? Waar denk je aan als je dat trotse gevoel oproept? Wat is gemeenschappelijk in de verschillende situaties? Vaardigheden Kun je dezelfde invloed ook in andere situaties uitoefenen? Hoe komt het dat het lukt die invloed uit te oefenen? Wat zou je nodig hebben om in andere situaties ook die invloed uit te oefenen? Hoe kun je dat laten lukken? Wat zou je dan moeten kunnen of leren? Wat is gemeenschappelijk in de verschillende situaties? Overtuigingen Waar kreeg je het trotse gevoel van? Wat vind je daar eigenlijk van? Wat is daar fijn aan? Waarom is dat goed? In welke (vergelijkbare) situaties krijg je nog meer datzelfde trotse gevoel? Wat is de gemeenschappelijke factor in de verschillende situaties? Dus je zegt eigenlijk … (overtuiging benoemen)? Hoe omschrijf jij zelf je overtuiging? Wat is voor jou belangrijk om iets als een succes te ervaren? Wat voor winst haal je uit deze overtuiging? Hoe denk je dat deze overtuiging is ontstaan? Kun je met deze overtuiging voldoende succeservaringen opdoen? Wat betekent het feit dat je zicht hebt op je (succes)overtuiging voor je werk en je eigen ontwikkeling? Identiteit Waar word je enthousiast van? Waar ga je voor? Hoe zie jij jezelf in de situatie? Kom je tot je recht? Wil zo blijven leven? Past dat bij je? Wat is voor jou het belangrijkste? Welke nieuwe uitdagingen zie je? Spiritualiteit Wat zie je voor verbanden in het leven? Welke ervaringen maken je rijker/wijzer? Wat zijn je levenslessen? Waar draait het uiteindelijk allemaal om?
Uit: Sandra Koot, Co-teaching • Copyright © 2011: Uitgeverij Pica, Huizen
www.uitgeverijpica.nl
Vragen bij de niveaus van Bateson Vragen om te leren van faalervaringen
Omgeving Waar heb je last van, waar wind je je over op? Kun je het wat concreter maken? Wat gebeurt er dan precies? Welke consequenties heeft dat voor jou? Gedrag Wat deed jij in die situatie? Hoe doe je dat? Helpt dat? Wat had je liever willen doen? Wat is jouw invloed op de situatie? Wat zou je kunnen doen om invloed uit te oefenen? Vaardigheden Kun je dat? Waarom niet? Wat zou je nodig hebben om die invloed uit te oefenen? Hoe komt het dat je dat nog niet gedaan hebt? Hoe kun je dat laten lukken? Overtuigingen Wat vind je daar eigenlijk van? Wat is daar erg aan? Wat zou er kunnen gebeuren? Waarom is dat erg? Waarom is dat goed/slecht/ondraaglijk? Wat houdt deze overtuiging in stand? Wat voor winst haal je uit die overtuiging? Dus je zegt eigenlijk: … (overtuiging benoemen)? Wat voor nut heeft het om dit te blijven geloven? Hoe denk je dat deze overtuiging ontstaan is? Zit je eraan vast voor de rest van je leven? Identiteit Waar word je enthousiast van? Waar ga je voor? Hoe zie jij jezelf in die situatie? Wil zo blijven leven? Past dat bij je? Wat is voor jou het belangrijkste? Spiritualiteit Wat zie je voor verbanden in het leven? Welke ervaringen maken je rijk? Wat zijn je levenslessen? Wie of wat laat je toe in je eigen denkwereld? Waarom?
Uit: Sandra Koot, Co-teaching • Copyright © 2011: Uitgeverij Pica, Huizen
www.uitgeverijpica.nl