j1
Ministerie van Justitie
Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties Directie Sanctie- en Preventiebeleid
Postadres: Postbus 20301, 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag
Onderdeel Datum Ons kenmerk Bijlage(n) Onderwerp
DSP 20 februari 2007 5468071/07/DSP 1 TNO-rapport elektronische hulpmiddelen en geweldsinstructie
Bezoekadres Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Telefoon (070) 3 70 71 31 Fax (070) 3 70 90 11 www.justitie.nl
Bij beantwoording de datum en ons kenmerk vermelden. Wilt u slechts één zaak in uw brief behandelen.
In het Algemeen Overleg van 19 december 2006 en in mijn brief van 11 december 2006 (TK 2006-2007, 29452, nr, 55) heb ik aangegeven dat ik mij zou beraden over de inzet van elektronische hulpmiddelen tijdens begeleid verlof. Daarbij heb ik toegezegd voor eind januari een besluit te nemen over experimenten op dit terrein. Tevens heb ik toegezegd dat ik u zou informeren over de voortgang bij de aanpassing van de Geweldsinstructie. In deze brief ga ik op beide onderwerpen in en benoem ik de vervolgstappen. Elektronische Beveiliging Eind 2004 is binnen de tbs-sector gestart met het toepassen van elektronische hulpmiddelen bij verlof. In 2005 hebben experimenten plaatsgevonden binnen de tbssector met elektronische volgsystemen. De experimenten waren gericht op het volgen van tbs-gestelden tijdens verlof door de toepassing van een combinatie van technologie van plaatsbepaling (GPS) en telefoon (GSM). Uit de evaluatie bleek dat de bijdrage van deze systemen aan de voorkoming van incidenten, dan wel een veiligere tenuitvoerlegging van verlof, gering is. De belangrijkste redenen daarvoor waren de sabotagegevoeligheid van de apparatuur, de beperkingen van de techniek en de beperkte mogelijkheid om in te grijpen (brief van 14 februari 2006, TK 2005-2006, 29452, nr. 44). Vervolgexperimenten met deze systemen worden momenteel uitgevoerd binnen een aantal tbs-klinieken. De doelstelling daarvan is te bezien op welke wijze deze systemen een bijdrage aan de behandeling van de tbs-gestelde kunnen leveren.
5468071/07/DSP/20 februari 2007
In het najaar van 2006 was vanuit DJI reeds contact gelegd met TNO om de (on)mogelijkheden van de toepassing van andere vormen van elektronische hulpmiddelen in kaart te brengen. Naar aanleiding van het algemeen overleg van 19 december 2006 is besloten een expertmeeting met deelnemers van Justitie, DJI, het KLPD, de tbs-klinieken en TNO te organiseren. Op basis van deze expertmeeting heeft TNO een adviesrapport geschreven, dat als bijlage bij deze brief is gevoegd. In het rapport wordt advies gegeven over: 1. mogelijkheden om een onttrekking tijdens begeleid verlof te voorkomen; 2. mogelijkheden om het opsporen c.q. lokaliseren te vereenvoudigen. Belangrijkste bevindingen uit het rapport Voorafgaand aan de inhoudelijke bespreking van de mogelijkheden, dient een aantal kanttekeningen te worden geplaatst. Voor alle alternatieven geldt dat eerst experimenten moeten worden uitgevoerd. Na evaluatie daarvan kan tot eventuele invoering worden besloten. Daarnaast blijkt uit het adviesrapport dat er sprake is van hoge kosten en een lange looptijd van ontwikkeling. Aangezien het gaat om het ontwikkelen van een nieuw product zijn de exacte kosten en looptijd op dit moment nog niet vast te stellen. Ten slotte dient opgemerkt te worden dat geen van de in het rapport genoemde mogelijkheden de garantie bieden dat er geen onttrekkingen uit begeleid verlof zullen plaatsvinden. Dit gegeven gecombineerd met het aantal onttrekkingen - in 2006 ging het om 11 onttrekkingen van tbs-gestelden uit begeleid verlof, naast 32 andere onttrekkingen maakt de kosteneffectiviteit van investeringen in het ontwikkelen van nieuwe technieken tot een serieus aandachtspunt. Ad 1: mogelijkheden om een onttrekking tijdens begeleid verlof te voorkomen TNO noemt drie mogelijkheden om een onttrekking te stoppen, te weten: a) spiercontractie (‘stroomslot’) b) anaesthetica (met een naaldloze injectie wordt slaapmiddel ingespoten) c) exogeen kniegewricht (het been schiet in de hurkstand) Voor alle drie de mogelijkheden geldt dat de begeleider is uitgerust met een polsband die in verbinding staat met een enkel-, pols- of knieband (afhankelijk van de gekozen optie) van de tbs-gestelde. Op het moment dat de tbs-gestelde zich verwijdert van zijn begeleider, volgt automatisch een reactie van de elektronische apparatuur. Ad 1a (spiercontractie) Uit het rapport van TNO blijkt duidelijk dat deze techniek niet pijnloos of op voorhand zonder risico’s is. Zo zal onderdeel van een experiment dienen te zijn: “bij welke 2/6
5468071/07/DSP/20 februari 2007
karakteristieke elektrische spanning (sterkte en vorm in de tijd) is de effectiviteit en tegelijkertijd de gezondheid van de ter beschikking gestelde gegarandeerd.” Voorts moet de vraag worden beantwoord of bij sommige individuen de pijngrens veel hoger ligt dan bij andere. Immers dan zal bij deze individuen de stroom ‘sterker’ moeten zijn, omdat anders hun onttrekking niet gestopt kan worden door de spierstimulatie, aldus TNO. Dit heeft tot gevolg dat aan de noodzakelijke experimenten aanzienlijke risico’s kleven. In deze experimentele fase dient namelijk te worden bepaald waar de grenzen van de proefpersonen liggen; om deze goed te kunnen bepalen, is het onvermijdelijk dat grote risico’s moeten worden genomen. Hoewel er kennis in de literatuur is over het moment dat er spiercontracties ontstaan of erger (zoals verwonding, verbranding, hartfibrillatie en hartstilstand) moet rekening worden gehouden met het feit dat deze effecten zich tijdens een experiment toch kunnen voordoen. De vereiste apparatuur dient immers nog ontworpen te worden; daarbij moet rekening worden gehouden met onverwachte ontwerpproblemen. Het veroorzaken van spierkramp met een elektrische stimulatie zonder dat blijvend letsel optreedt, is immers een nieuw ontwerp. Het is niet aanvaardbaar om tbs-gestelden in een experiment aan deze risico’s bloot te stellen. Daarmee worden de ethische grenzen in ruime mate overschreden; er is sprake van een te grote inbreuk op de lichamelijke integriteit van de betrokkene. Ad 1b (anaesthetica): Deze techniek houdt in dat door een naaldloze injectie een anaestheticum kan worden toegediend op het moment dat de tbs-gestelde zich onttrekt aan de zijn begeleider. Ook hierbij zal per tbs-gestelde moeten worden onderzocht welke hoeveelheid vereist is. De verdoofde toestand kan enkele minuten tot enkele tientallen minuten duren. Hoewel de verwachting is dat een anaestheticum kan worden gekozen dat geen ongewenste bijwerkingen heeft, is dat tijdens de experimentele fase niet uitgesloten. Voor experimenten met deze techniek geldt dat de inbreuk op de lichamelijke integriteit eveneens te groot is. Het op deze wijze toepassen van anaesthetica is bovendien niet in overeenstemming met de regels van dwangmedicatie. Ad 1c (exogeen kniegewricht) Bij toepassing van het exogeen kniegewricht, wordt een mechanische constructie rond het kniegewricht van de tbs-gestelde gebracht. Volgens TNO kan het exogeen kniegewricht van een robuuste kwaliteit zijn en is het nauwelijks te saboteren. Bij overschrijding van een bepaalde gemeten afstand tussen de tbs-gestelde en de begeleider zal het kniegewricht onbeweeglijk worden. De tbs-gestelde kan daardoor niet meer verder lopen. Bij het ontwerpen van een exogeen kniegewricht zal volgens TNO (medische) orthopedische kennis moeten worden verkregen. Voorts moet kennis van het ontwerpen van orthesen (ondersteuningsmiddelen buiten het lichaam) worden verkregen om tot prototypen te komen. Nadere studie is dus vereist. 3/6
5468071/07/DSP/20 februari 2007
Ad 2: mogelijkheden om het opsporen/lokaliseren te vereenvoudigen, In het TNO-rapport worden vijf mogelijkheden genoemd om de opsporing te vereenvoudigen, te weten positiebepaling door middel van: a) GPS over GSM/GPRS b) een GSM-netwerk c) separate peilstation infrastructuur d) Low earth orbit (LEO) e) handmatig peilen De positiebepaling bij deze vijf mogelijkheden gaat uit van bestaande technieken. Alle technieken hebben voor- en nadelen. Voor een nadere toelichting op de positiebepalingstechnieken verwijs ik naar hoofdstuk drie van het rapport. TNO adviseert om technieken complementair te gebruiken, om zodoende een effectievere oplossing te creëren. Uit het rapport blijkt dat geen enkele (combinatie van) techniek honderd procent garantie geeft dat de locatie altijd te bepalen is. Wel kan worden vastgesteld dat de techniek beter is dan tijdens de vorige experimenten. Inmiddels wordt bij de voortgezette experimenten in de tbs-sector met bestaande elektronische volgsystemen rekening gehouden met de verbeterde technieken. Een nadeel aan de huidige technieken is dat tussen het moment van onttrekken en opsporen enige tijd verstrijkt, waarin zich incidenten kunnen voordoen. Conclusies en vervolgstappen • Op basis van het adviesrapport zie ik af van experimenten met spierstimulatie (‘stroomslot’) en anaesthetica, gezien de nadelen die daaraan zijn verbonden. De inbreuk op de lichamelijke integriteit is bij deze technieken te groot. •
Het exogeen kniegewricht heeft niet de nadelen zoals het ‘stroomslot’ en de anaesthetica. Dit is in feite een gemoderniseerde uitvoering van de reeds bekende ‘broekstok’. Het kniegewricht werkt alleen belemmerend als dit nodig is. Het kan bijvoorbeeld worden gebruikt bij een incidenteel verlof (zoals familiebezoek of het bijwonen van een belangrijke gebeurtenis), dan wel in bepaalde omstandigheden worden toegepast tijdens (de beveiligde fase van) het begeleid verlof. Daarom zal ik de toepassing van het exogeen kniegewricht, eventueel gecombineerd met positiebepalingstechnieken, verder bestuderen. Bij de uitvoering hiervan zal ik het tbsveld en de ketenpartners betrekken. De besluitvorming over eventuele experimenten zal ik aan u kenbaar maken.
•
Op basis van het advies concludeer ik dat er weliswaar verbeteringen zijn aangebracht in de technieken voor positiebepaling, maar dat deze niet zodanig zijn dat volledig nieuwe experimenten op dit moment gerechtvaardigd zijn. Ik zal echter opdracht geven jaarlijks de vorderingen op het gebied van toepassing van elektronische technieken en de positiebepalingstechnieken in beeld te brengen en advies te geven over de vraag of 4/6
5468071/07/DSP/20 februari 2007
nieuwe experimenten c.q. toepassing mogelijk worden. Tot slot wijs ik erop dat de ontwikkelingen met betrekking tot elektronische beveiliging niet op zichzelf staan. Deze moeten worden bezien in een geheel van maatregelen die leiden tot een veiliger uitvoering van het (begeleide) verlof, zoals de alertheidstraining voor begeleiders, de gewijzigde geweldsinstructie en het vernieuwde verloftoetsingskader. 2. Geweldsinstructie Zoals ik u in mijn brief van 11 december 2006 heb laten weten, wordt de Geweldsinstructie inrichtingen voor verpleging van ter beschikking gestelden en het Verloftoetsingskader aangepast in het kader van een verscherping van het tbs-verlofbeleid. Voorgesteld wordt een beveiligde fase aan het begeleid verlof toe te voegen en de juridische mogelijkheden voor geweldstoepassing bij dreigende onttrekking te verruimen.
5/6
5468071/07/DSP/20 februari 2007
Ik heb de concepten van de gewijzigde geweldsinstructie en het verloftoetsingskader inmiddels naar de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming gezonden, met het verzoek een spoedadvies uit te brengen. Naar verwachting zal de Raad het advies in de derde week van februari uitbrengen. Vervolgens zal ik zo spoedig mogelijk de geweldsinstructie en het verloftoetsingskader vaststellen en aan u doen toekomen. Op de implementatie daarvan in de inrichtingen zal worden toegezien.
De Minister van Justitie,
6/6