Ministerie van Justitie
Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties Directie Sanctie- en Preventiebeleid
Postadres: Postbus 20301, 2500 EH Den Haag
Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 's GRAVENHAGE
Onderdeel Datum Ons kenmerk Onderwerp
Directie Sanctie- en Preventiebeleid 25 april 2006 5413392/06 Detentie en behandeling op maat voor volwassen gedetineerden
terug naar Adviezen Bezoekadres Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Telefoon (070) 3 70 79 11 Fax (070) 3 70 79 00 www.justitie.nl
Bij beantwoording de datum en ons kenmerk vermelden. Wilt u slechts één zaak in uw brief behandelen.
Een effectief sanctiestelsel vormt het sluitstuk van het veiligheidsbeleid. Het Kabinet streeft daarom, mede in het licht van het Veiligheidsprogramma, modernisering van de sanctietoepassing na. Mijn voornemens voor deze modernisering heb ik bij brieven van 16 oktober 2002 (TK-2002-2003 VI, nr. 8) en 7 juni 2004 (TK 2004-2005, 29800 VI, nr. 167) aan uw Kamer uiteengezet. Selectiviteit en differentiatie in de tenuitvoerlegging van sancties vormt de kern van de modernisering. In mijn visie dient de aard van de sanctie en de wijze van ten uitvoer leggen sterker toegesneden te zijn op de aard van het begane delict en op de persoon van de dader. Voor intramurale sancties heb ik daarom een scherpere beoordeling van het aangewezen regime aangekondigd. Met deze brief informeer ik u over de manier waarop ik mijn visie en voornemens op het terrein van intramurale sancties concreet vertaal in een functionele sanctietoepassing bij voorlopig gehechte en tot een vrijheidsstraf veroordeelde volwassenen. Tezamen vormen zij veruit de grootste groep in het gevangeniswezen. Het programma Detentie en behandeling op maat (DBM) vormt hiervan de kern. DBM valt uiteen in drie programma’s: DBM volwassen gedetineerden, DBM bijzondere groepen (zoals TBS en volwassen gedetineerden voor wie bijzondere zorg en/of beveiliging noodzakelijk is) en DBM bestuursrechtelijke vreemdelingen. Deze brief betreft alleen DBM volwassen gedetineerden. Over de andere programma’s wordt u op een later moment nader geïnformeerd. DBM is onderdeel van het omvangrijke programma De Nieuwe Inrichting (DNI), het transformatieproces dat de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) uitvoert in het kader van de modernisering van de sanctietoepassing. Over de voortgang van dit bredere transformatieproces informeer ik u op reguliere basis binnen de voortgangsrapportages van het Veiligheidsprogramma. Deze brief zet achtereenvolgens uiteen wat verstaan wordt onder detentie en behandeling op maat, volgende
54133924/06/25 april 2006
terug naar Adviezen
in welke doelgroepen gedetineerden worden ingedeeld, welk dagprogramma er per doelgroep aangeboden wordt, waar doelgroepen geplaatst worden en hoe de beveiliging per doelgroep wordt ingericht. Ten slotte zal ik de praktische weg naar de nieuwe situatie schetsen. Detentie en behandeling op maat van volwassen gedetineerden DBM1 beoogt een detentieklimaat waarbij de veiligheid van samenleving, personeel en gedetineerden zijn gewaarborgd en gedetineerden kunnen worden gemotiveerd om mee te werken aan hun reïntegratie. De kern van de nieuwe werkwijze wordt gevormd door een zorgvuldige beoordeling van gedetineerden, gestandaardiseerd opereren en een consequente en actieve bejegening (motiveren, belonen en bestraffen). Voor een deel van de gedetineerdenpopulatie leidt de nieuwe werkwijze tot persoonsgebonden verlofverlening. Het regime dat hoort bij de nieuwe werkwijze bestaat uit een andere opzet van dagprogramma’s en daarop aansluitende bewegingsvrijheid binnen de inrichting. Doordat de werkwijze over het geheel genomen met minder personeel kan worden uitgevoerd, mede doordat DJI met behulp van onder meer technologische ondersteuning de capaciteit beter kan benutten draagt DBM bij aan het behalen van de financiële taakstelling van DJI. De achterliggende gedachte bij DBM is, dat iedereen uiteindelijk zelf verantwoordelijk is voor zijn gedrag. Voor de sanctietoepassing geldt daarbij, dat niet alleen in de opgelegde sanctie tot uitdrukking komt dat veroordeelden verantwoordelijk gehouden worden voor daden in het verleden. Ook in de wijze van sanctietoepassing moet sprake zijn van het aanspreken op de verantwoordelijkheid voor het huidige gedrag en het beïnvloeden van factoren die mede bepalend zijn voor toekomstig gedrag. Het uitgangspunt van DBM is daarom dat iedere gedetineerde zelf medeverantwoordelijk is voor zijn detentietraject. Dit komt niet alleen tot uitdrukking in het appèl dat op gedetineerden gedaan wordt en in de toegekende bewegingsvrijheid om hieraan invulling te geven. Tevens geldt dat de gedetineerde bij ongewenst gedrag en overtreding van de bij aanvang van detentie gemaakte afspraken de consequenties draagt, bijvoorbeeld: zijn avondprogramma kan worden ingetrokken, verlof of extra bezoekmogelijkheden kunnen worden beperkt of niet worden toegekend. Ook plaatsing in een regime met minder vrijheden kan een gevolg van zijn gedrag zijn. DBM geeft concrete uitwerking aan het voornemen om de veelheid aan regimes en de daaraan verbonden programma’s sterk te beperken; standaardisatie met daarbinnen ruimte voor individueel maatwerk staat centraal. In de nieuwe situatie zal primair op basis van slechts twee factoren worden beoordeeld welke detentievorm aangewezen is voor welke gedetineerde: de juridische titel en de (resterende) verblijfsduur binnen de inrichting. Dit leidt tot een indeling in drie doelgroepen van volwassen gedetineerden:
1
Kortheidshalve wordt de afkorting DBM in deze brief gehanteerd om te verwijzen naar DBM volwassen
gedetineerden. vorige
2/7 volgende
54133924/06/25 april 2006
terug naar Adviezen
1. preventief gehechten: voor gedetineerden die zich in preventieve hechtenis bevinden is de detentie tot aan de veroordeling in eerste aanleg primair gericht op het optimaal faciliteren van de rechtsgang; 2. kortverblijvenden: voor gedetineerden met een netto straf of strafrestant van maximaal vier maanden na veroordeling in eerste aanleg is de detentie gericht op het uitvoeren van de opgelegde vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel, en op de praktische ondersteuning van de voorbereiding op de terugkeer in de samenleving; 3. langverblijvenden: voor gedetineerden met een netto straf of strafrestant van meer dan vier maanden na veroordeling in eerste aanleg is de detentie gericht op het uitvoeren van de opgelegde vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel. Naast praktische ondersteuning bij de voorbereiding op de terugkeer in de samenleving, zullen voor een daartoe geschikte en gemotiveerde groep erkende gedragsinterventies worden ingezet. In de aanloop tot de terugkeer in de samenleving kunnen mogelijkheden worden geboden om korter of langer buiten de inrichting te verblijven. Dit uiteraard alleen wanneer dit op basis van risico-inschatting verantwoord wordt geacht. Naast deze drie doelgroepen wordt binnen het reguliere gevangeniswezen de groep veroordeelde vreemdelingen zonder verblijfstitel onderscheiden, alsmede gedetineerden van wie de verblijfstitel (naar verwachting) ingetrokken wordt wegens het begane delict. Zij worden in aparte inrichtingen geplaatst. Het doel van geclusterde plaatsing is het ondersteunen van de partners in de vreemdelingenketen bij het voorbereiden van de op de detentie volgende uitzetting. De indeling in drie doelgroepen heeft gevolgen voor het detentieprogramma dat een gedetineerde geboden wordt en bij het bepalen waar hij ingesloten wordt. Het dagprogramma per doelgroep Aan alle doelgroepen worden activiteiten aangeboden ingevolge de Penitentiaire beginselenwet, zoals lichamelijke oefening, geestelijke verzorging bibliotheekgebruik, recreatie, ontvangen van bezoek en verblijf in de buitenlucht. In het kader van DBM zijn mogelijkheden gevonden voor een beperkte terugkeer van het avondprogramma op weekdagen. Tevens komen alle doelgroepen in aanmerking voor begeleiding door medewerkers maatschappelijke dienstverlening. Dit wil zeggen dat alle gedetineerden worden gescreend op het bezit van een geldig legitimatiebewijs, inkomsten, huisvesting en zorg. De medewerkers maatschappelijke dienstverlening ondersteunen de gedetineerden bij het regelen van een voorziening op een of meerdere van deze gebieden. De inzet van de medewerkers maatschappelijke dienstverlening is er op gericht om de overgang van detentie naar de maatschappij en de nazorg door de gemeente naadloos te laten verlopen. Zij informeren gemeenten over het moment dat een gedetineerde uit de inrichting ontslagen wordt en over de manier waarop zijn terugkeer in de maatschappij in detentie is voorbereid. Met de VNG en de grote steden heb ik afspraken gemaakt over de wijze waarop gemeenten vervolgens hun verantwoordelijkheid voor reïntegratie van
vorige
3/7 volgende
54133924/06/25 april 2006
terug naar Adviezen
gedetineerden nemen. Indien een gedetineerde na detentie opgenomen moet worden in een vervolginstelling (bijvoorbeeld maatschappelijke opvang), ondersteunt de medewerker maatschappelijke dienstverlening de overgang naar de betreffende instelling. In een separate brief zal ik uw Kamer nader informeren over de nazorg aan (ex-)gedetineerden. Arbeid en onderwijs vallen niet binnen het standaardprogramma dat aan alle doelgroepen van gedetineerden wordt aangeboden. In tegenstelling tot de huidige situatie zal arbeid alleen nog als activiteit worden aangeboden indien deze kostendekkend is. Voor onderwijs geldt dat het aanbod aangepast wordt aan de verblijfsduur in de inrichting. Een breed onderwijsaanbod voor alle gedetineerden wordt als niet doelmatig en niet doeltreffend beschouwd, omdat onderwijs pas vruchten af gaat werpen als het voor een zekere periode aaneengesloten en met regelmaat aangeboden kan worden. Voor de doelgroep preventieven beperkt het dagprogramma zich tot het standaard programma, omdat de beschikbaarheid voor de rechtsgang voorop staat, met alle onderbrekingen van dien. Arbeid en onderwijs worden niet aan de doelgroep preventief gehechten aangeboden. De beschikbaarheid voor de rechtsgang zal tot teveel onderbrekingen van het werk of het onderwijs leiden om de benodigde productiviteit en effectiviteit te realiseren. Daarnaast is de verblijfsduur onzeker. Zo vindt regelmatig schorsing van de preventieve hechtenis plaats. Voor de doelgroep kortverblijvenden lijken betere mogelijkheden te bestaan om het standaard dagprogramma uit te breiden met arbeid en onderwijs, omdat van verstoring vanwege de beschikbaarheid voor de rechtsgang geen sprake is. Toch zal onderwijs niet standaard aan kortverblijvenden aangeboden worden, omdat hun verblijfsduur vaak te kort is om effectief onderwijs aan te bieden. Voor arbeid geldt het algemene uitgangspunt dat deze alleen aangeboden wordt als het kostendekkend is. Voor de doelgroep langverblijvenden is de mogelijkheid tot het aanbieden van onderwijs en arbeid in aanvulling op het standaard programma het grootst. Maar ook voor deze doelgroep geldt dat arbeid kostendekkend en onderwijs effectief moet zijn. In aanvulling op het standaard programma en de mogelijkheid van onderwijs en arbeid, zullen aan de doelgroep langverblijvenden gedragsinterventies aangeboden worden die gericht zijn op bij de betrokken gedetineerde aanwezige criminogene factoren. Doel is het terugdringen van recidive. Hiertoe wordt vroegtijdig het recidiverisico, de criminogene factoren en de beïnvloedbaarheid van gedetineerden vastgesteld. De grens tussen de doelgroepen kortverblijvenden en langverblijvenden (in casu netto straf of strafrestant van vier maanden) is gebaseerd op de wetenschap dat uitvoering van de gedragsverandering niet in minder dan vier maanden te realiseren is. Slechts die gedragsinterventies worden aangeboden die door de Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie zijn getoetst en erkend. Bij brief van 3 oktober 2005 (TK 2005-2006, 27834, nr. 44) heb ik u geïnformeerd over de kwaliteitscriteria ter beoordeling van gedragsinterventies. Door personeel te trainen in het gebruik van motiverende gesprekstechnieken worden zij in staat gesteld gedetineerden te stimuleren om deze mogelijkheden
vorige
4/7 volgende
54133924/06/25 april 2006
terug naar Adviezen
tot gedragsverandering aan te grijpen. Regionale plaatsing Om de beschikbaarheid voor de rechtsgang, de aansluiting met maatschappelijke vervolgvoorzieningen (huisvesting, zorginstellingen, gemeenten, etc.) en het in stand houden van relaties te kunnen realiseren en faciliteren worden alle gedetineerden bij voorkeur tot aan veroordeling in eerste aanleg in het arrondissement geplaatst waar zij voor de rechtbank moeten verschijnen en na veroordeling in het arrondissement van terugkeer. Gezien het huidige gebouwenbestand en de beschikbare locaties voor dit soort voorzieningen is dit echter niet in volle omvang te realiseren. Het faciliteren van de rechtsgang weegt voor mij het zwaarst. Daarom heb ik besloten om prioriteit te geven aan de arrondissementale plaatsing van preventief gehechten. De ambitie is om tenminste 90% te plaatsen in het arrondissement waar de zaak in eerste aanleg wordt behandeld. Bij het bestemmen van de verschillende penitentiaire inrichtingen voor kort- en langverblijvenden vormt de aansluiting op de maatschappelijke vervolgvoorzieningen een zwaarwegende factor. Uitgangspunt is dat langverblijvenden overwegend in de eigen regio worden gedetineerd. Kortverblijvenden zullen in landelijk gespreide bovenregionale voorzieningen worden geplaatst, wat overigens in praktijk neer kan komen op detentie in de eigen regio. Mijn inspanningen zijn erop gericht om voor deze doelgroep de aansluiting op de maatschappelijke vervolgvoorzieningen ondanks bovenregionale plaatsing zoveel mogelijk te faciliteren. Ik streef er bijvoorbeeld naar om kortverblijvenden uit dezelfde gemeente indien mogelijk op één en dezelfde locatie te plaatsen, waar mogelijk binnen redelijke afstand tot desbetreffende gemeente. Plaatsing langs deze principes geldt overigens alleen voor mannelijke gedetineerden. Het aantal vrouwen in detentie is te beperkt om hen per doelgroep in een inrichting te plaatsen. Om die reden zullen de vrouwen worden geplaatst in een aantal landelijk gespreide inrichtingen. Gedetineerde vrouwen die in afwachting zijn van berechting in eerste aanleg zullen daarbij gescheiden verblijven van de overige gedetineerde vrouwen. Beveiliging De uitgangspunten van DBM zullen voorts concreet vorm krijgen door preventieven, kortverblijvenden en langverblijvenden op verschillend niveau te beveiligen. Het waarborgen van de veiligheid van de samenleving, het personeel en de gedetineerden staat daarbij voorop. Voor de doelgroep preventief gehechten zal een standaard hoog beveiligingsniveau gelden. Vooral in de eerste weken van detentie is sprake van een relatief hoge personeelsinzet met het oog op beveiliging, observatie en eerste opvang. Voor het grootste deel van de kort- en langverblijvenden zal een minder hoog beveiligingsniveau volstaan. Een gedeelte van de kort- en langverblijvenden zal echter in een hoog beveiligingsniveau verblijven. Daar waar de beveiliging ondersteund kan worden
vorige
5/7 volgende
54133924/06/25 april 2006
terug naar Adviezen
door alternatieven, zoals moderne technologie en cameratoezicht, zal dit een positief effect hebben op de benodigde personele inzet. Met name voor langverblijvenden is sprake van een wijziging ten opzichte van de huidige situatie. De langverblijvende gedetineerde wordt namelijk, indien daartoe geschikt geacht en geen sprake is van contra-indicaties, in de toekomst na veroordeling in eerste aanleg geplaatst in een niet zwaarder dan nodig beveiligde inrichting. Aan de gedetineerde zal duidelijk worden uitgelegd dat overtreding van de afspraken direct consequenties heeft voor bijvoorbeeld verlof of het volgen van een penitentiair programma. Terugplaatsing naar een inrichting met een hoger beveiligingsniveau behoort tot de mogelijkheden. In het verlengde hiervan zal ook de verlofregeling worden aangepast. Op dit moment is de mogelijkheid van regimair verlof gekoppeld aan het verblijf in een (zeer) beperkt beveiligde inrichting. Dit systeem wordt afgeschaft. In plaats daarvan wordt persoonsgebonden verlof ingevoerd. Hierbij is verlofverlening afhankelijk van enerzijds risico-inschatting en gedrag van de betreffende gedetineerde en anderzijds van de vraag of het passend is binnen het geheel aan de op reïntegratie gerichte inspanningen. Op weg naar de nieuwe situatie Ik verwacht dat de gefaseerde invoer van DBM in het najaar van 2006 van start zal gaan op zes locaties. De ervaringen in de eerste zes locaties worden nauwlettend gevolgd, zodat noodzakelijke verbeteringen van het concept kunnen worden doorgevoerd alvorens de landelijke implementatie van start gaat. Ook voor de nieuwe, erkende gedragsinterventies geldt dat ze gefaseerd worden ingevoerd. Pas nadat de Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie een interventie heeft goedgekeurd, zal die landelijk geïmplementeerd worden. Tot dat moment worden de bestaande interventies aangeboden. Vooruitlopend op de gefaseerde invoering doet DJI nu reeds ervaring op met verschillende elementen van de nieuwe DBM-werkwijze door het Detentie Concept Lelystad (DCL). Bij brief van 18 januari 2006 (TK 2005-2006, 28979, nr. 10) heb ik u gemeld dat in de Penitentiaire Inrichting Lelystad begin 2006 is gestart met het insluiten van gedetineerd in zespersoonscellen, ondersteund door moderne tracking and tracing-technologie. De gestandaardiseerde DBM-werkwijze komt in DCL tot uiting doordat maar één van de drie doelgroepen voor plaatsing in aanmerking komt, namelijk de groep kortverblijvenden. De wijze van beveiligen, het dagprogramma, de personele inzet en de wijze van bejegenen in DCL zijn illustratief voor DBM. Verantwoordelijkheid voor het eigen gedrag staat centraal. Het personeel bejegent de gedetineerde consequent: goed gedrag wordt beloond, slecht gedrag bestraft. Gedetineerden verblijven zoveel mogelijk buiten hun cel en elektronica ondersteunt de werkwijze, waardoor personeels extensief gewerkt kan worden. DCL werkt nauw samen met de vervolgvoorzieningen om terugkeer in de maatschappij te ondersteunen. Zoals reeds aangegeven in
vorige
6/7 volgende
54133924/06/25 april 2006
terug naar Adviezen
mijn brief van 18 januari, verwacht ik eind dit jaar een evaluatie van DCL. De omschakeling die DBM binnen het gevangeniswezen teweeg zal brengen, vergt beperkt aanpassing van de regelgeving en van de gebouwen. Om de pilots mogelijk te maken zal een aantal ministeriële regelingen worden aangepast, zoals op het terrein van selectie, plaatsing en overplaatsing en van verlof. Gaandeweg moet blijken of ook aanpassing van de Penitentiaire beginselenwet en de penitentiaire maatregel gewenst is. Bij de sluiting en nieuwbouw van inrichtingen zal uitgegaan worden van de plaatsingsprincipes van DBM (beschikbaarheid voor de rechtsgang, aansluiting op maatschappelijke vervolgvoorzieningen, aanbieden gedragsinterventies), zodat gaandeweg een meer evenwichtige verdeling van de doelgroepen over het land tot stand komt. De omschakeling heeft niet alleen gevolgen voor de gedetineerden in de inrichtingen, maar ook voor de medewerkers. Nadrukkelijk wordt van de medewerker verwacht dat hij gedetineerden in zijn dagelijkse omgang aanspreekt, corrigeert, helpt en aanstuurt om datgene te doen wat zij krachtens hun verblijf in detentie behoren te doen. Intensieve voorbereiding en ondersteuning van de medewerkers is dan ook een randvoorwaarde voor het slagen van DBM. Medewerkers worden uitgebreid betrokken bij de ontwikkelingen en geïnformeerd over de gevolgen voor hun werkzaamheden. De medezeggenschap is gedurende het ontwikkeltraject betrokken. Nog voor de zomer zal het formele medezeggenschapstraject worden opgestart. Vanzelfsprekend wordt ook het georganiseerd overleg met de vakcentrales tijdig geïnformeerd en betrokken.
De Minister van Justitie,
vorige
7/7