PENTAX Corporation
2-36-9, Maeno-cho, Itabashi-ku, Tokyo 174-8639, JAPAN (http://www.pentax.co.jp/english)
PENTAX Europe GmbH (European Headquarters)
Julius-Vosseler-Strasse, 104, 22527 Hamburg, GERMANY (HQ - http://www.pentaxeurope.com) (Germany - http://www.pentax.de) Hotline: 0180 5 736829 / 0180 5 PENTAX Austria Hotline: 0820 820 255 (http://www.pentax.at)
PENTAX U.K. Limited
PENTAX House, Heron Drive, Langley, Slough, Berks SL3 8PN, U.K. (http://www.pentax.co.uk) Hotline: 0870 736 8299
PENTAX France S.A.S.
112 Quai de Bezons - BP 204, 95106 Argenteuil Cedex, FRANCE (http://www.pentax.fr) Hotline: 0826 103 163 (0,15€ la minute) Fax: 01 30 25 75 76 Email: http://www.pentax.fr/_fr/photo/ contact.php?photo&contact
PENTAX (Schweiz) AG
Widenholzstrasse 1, 8304 Wallisellen, Postfach 367, 8305 Dietlikon, SWITZERLAND (http://www.pentax.ch)
PENTAX Scandinavia AB
P.O. Box 650, 75127 Uppsala, SWEDEN (http://www.pentax.se)
PENTAX Canada Inc.
Handleiding
Handleiding
PENTAX Imaging Company (Headquarters) A Division of PENTAX 600 12th Street, Suite 300 Golden, Colorado 80401, U.S.A. of America, Inc. (PENTAX Service Department) 12000 Zuni Street, Suite 100B Westminster, Colorado 80234, U.S.A. (http://www.pentaximaging.com)
Digitale spiegelreflexcamera
1770 Argentia Road Mississauga, Ontario L5N 3S7, CANADA (http://www.pentax.ca)
De fabrikant behoudt zich het recht voor zonder voorafgaande berichtgeving wijzigingen in specificaties, ontwerp en beschikbaarheid aan te brengen.
AP015905/NL
Copyright © PENTAX Corporation 2006 FOM 01.10.2006 Printed in Europe
Lees voor optimale cameraprestaties eerst de handleiding door voordat u deze camera in gebruik neemt.
Fijn dat u hebt gekozen voor deze PENTAX q digitale camera. Lees deze handleiding voor gebruik door om de functies van de camera optimaal te kunnen benutten. De handleiding is een waardevol hulpmiddel om inzicht te krijgen in alle mogelijkheden van de camera. Bewaar hem daarom een veilige plaats. Geschikte objectieven Voor deze camera zijn alle DA, D FA en FA J-objectieven en objectieven met een s-stand (automatisch) op de diafragmaring geschikt. Zie pagina 58 en 210 als u een ander objectief of accessoire wilt gebruiken. Auteursrechten Met de q gemaakte opnamen die voor elk ander doel dan strikt persoonlijk gebruik zijn bestemd, mogen niet worden gebruikt zonder toestemming volgens de rechten zoals neergelegd in de auteursrechtwetgeving. Houd altijd rekening met het volgende: in sommige gevallen is zelfs het fotograferen voor persoonlijk gebruik aan beperkingen gebonden, zoals bij demonstraties, voorstellingen of presentaties. Opnamen die zijn gemaakt met het doel om auteursrechten te verkrijgen, kunnen ook niet worden gebruikt buiten het gebruiksbereik van het auteursrecht zoals beschreven in de auteursrechtwetgeving. Ook hiermee dient men rekening te houden. Handelsmerken PENTAX en smc PENTAX zijn handelsmerken van PENTAX Corporation. Het SD-logo en het SDHC-logo zijn handelsmerken. Het DNG-logo is een wettig gedeponeerd handelsmerk of handelsmerk van Adobe Systems Incorporated in de Verenigde Staten en/of andere landen. Alle overige merk- of productnamen zijn handelsmerken of wettig gedeponeerde handelsmerken van hun betreffende eigenaren. Aan de gebruikers van deze camera • De kans bestaat dat opgenomen gegevens worden gewist of dat de camera niet naar behoren functioneert bij gebruik in omgevingen met installaties die sterke elektromagnetische straling of magnetische velden opwekken. • Het paneel met vloeibare kristallen in het LCD is gemaakt met behulp van extreem hogeprecisietechnologie. Hoewel het percentage werkende pixels 99,99% of hoger is, dient u er rekening mee te houden dat 0,01% of minder van de pixels niet oplicht of juist wel oplicht wanneer dat niet zou moeten. Dit heeft echter geen effect op het opgenomen beeld. Dit product ondersteunt PRINT Image Matching III. Met digitale fotocamera’s, printers en software die PRINT Image Matching ondersteunen, kunnen fotografen opnamen produceren die hun bedoelingen beter benaderen. Sommige functies zijn niet beschikbaar op printers die PRINT Image Matching III niet ondersteunen. Copyright 2001 Seiko Epson Corporation. Alle rechten voorbehouden. PRINT Image Matching is een handelsmerk van Seiko Epson Corporation. Het PRINT Image Matching-logo is een handelsmerk van Seiko Epson Corporation. Meer over PictBridge Met PictBridge kan de gebruiker de digitale camera rechtstreeks aansluiten op een printer, waarbij gebruik wordt gemaakt van de universele standaard voor de rechtstreekse uitvoer van opnamen. Met een paar eenvoudige handelingen kunt u opnamen rechtstreeks vanuit de camera afdrukken. • De illustraties en het weergavescherm van de LCD-monitor in deze handleiding kunnen afwijken van het feitelijke product.
1 VEILIG GEBRUIK VAN UW CAMERA We hebben de grootst mogelijke aandacht besteed aan de veiligheid van dit product. Bij gebruik van dit product vragen we om uw speciale aandacht voor zaken die zijn aangeduid met de volgende symbolen. Dit symbool geeft aan dat het niet in acht nemen van deze
Waarschuwing waarschuwing ernstig persoonlijk letsel kan veroorzaken. Pas op
Dit symbool geeft aan dat het niet in acht nemen van deze waarschuwing minder ernstig tot gemiddeld persoonlijk letsel of materiële schade kan veroorzaken.
OVER DE CAMERA Waarschuwing • Probeer de camera niet uit elkaar te halen of te veranderen. De camera bevat onderdelen die onder hoogspanning staan, waardoor er gevaar voor elektrische schokken bestaat. • Mocht het binnenwerk van de camera open liggen, bijvoorbeeld doordat de camera valt of anderszins wordt beschadigd, raak dan nooit het vrijgekomen gedeelte aan, aangezien er gevaar is voor een elektrische schok. • Houd de SD-geheugenkaart buiten bereik van kleine kinderen om het risico te vermijden dat de kaart per ongeluk wordt ingeslikt. Mocht de kaart toch worden ingeslikt, ga dan onmiddellijk naar een arts. • De camerariem om uw nek wikkelen kan gevaarlijk zijn. Pas vooral op dat kinderen de riem niet om hun nek wikkelen. • Kijk niet rechtstreeks naar de zon door de camera, omdat uw ogen bij blootstelling aan direct zonlicht beschadiging kunnen oplopen. Kijk niet recht in de zon door een teleobjectief, aangezien dit kan leiden tot blindheid. • Bewaar batterijen altijd buiten het bereik van kinderen. Mocht een kind per ongeluk een batterij inslikken, dan moet u onmiddellijk een arts raadplegen. • Gebruik uitsluitend de exclusief voor dit product ontwikkelde netvoedingsadapter met het juiste vermogen en de juiste spanning. Gebruik van een netvoedingsadapter met andere specificaties dan voorgeschreven voor dit product, kan brand, elektrische schokken of schade aan de camera veroorzaken. • Als zich tijdens het gebruik onregelmatigheden voordoen, zoals rook of een vreemde geur, houd dan onmiddellijk op de camera te gebruiken. Verwijder de batterijen of de netvoedingsadapter en neem contact op met het dichtstbijzijnde PENTAX Service Center. Verder gebruik van de camera kan brand of elektrische schokken veroorzaken. • Schakel tijdens onweer de netvoedingsadapter uit en haal deze uit het stopcontact. Onweer kan storing in de apparatuur, brand of elektrische schokken veroorzaken.
2 Pas op • Probeer nooit de batterijen kort te sluiten of aan vuur bloot te stellen. Demonteer de batterijen nooit. De batterijen kunnen exploderen of vlam vatten. • Als de batterijen heet worden of beginnen te roken, moet u deze onmiddellijk uit de camera halen. Pas op dat u zichzelf niet brandt bij het verwijderen van de batterij. • Sommige delen van de camera worden tijdens het gebruik heet. Als dergelijke onderdelen lang worden vastgehouden, is er gevaar voor lichte verbrandingen. • Leg uw vingers of een kledingstuk niet over de flitser wanneer u deze gebruikt. Uw huid of kleding kan verbranden.
BATTERIJGEBRUIK • Gebruik alleen de aangegeven batterij in deze camera. Het gebruik van andere batterijen kan brand of ontploffing veroorzaken. • Houd snoeren, haarspeldjes en andere metalen voorwerpen uit de buurt van de plusen minpolen van de batterij. Als u de batterij buiten de camera bewaart, bevestig dan het meegeleverde beschermingskapje op de batterij om kortsluiting te voorkomen. • Demonteer de batterijen nooit. Demonteren van batterijen kan explosies en lekkage veroorzaken. • Mocht het lekkende materiaal van de batterij in contact komen met uw ogen, wrijf ze dan niet uit. Spoel uw ogen met schoon water en ga onmiddellijk naar een arts. • Mocht het lekkende materiaal van de batterij in contact komen met uw huid of kleding, was de betroffen gebieden dan grondig schoon met water. • Als de batterijen heet worden of beginnen te roken, moet u deze onmiddellijk uit de camera halen. Pas op dat u zichzelf niet brandt bij het verwijderen van de batterij.
RICHTLIJNEN VOOR GEBRUIK BATTERIJLADER • Gebruik alleen de batterijlader D-BC50 die wordt meegeleverd met de camera. Gebruik het product uitsluitend met de voorgeschreven spanning. Gebruik met een andere stroombron of een andere spanning dan voorgeschreven, kan resulteren in brand of een elektrische schok. De voorgeschreven spanning is 100 - 240 V AC (wisselstroom). • Gebruik de batterijlader uitsluitend voor het opladen van de oplaadbare lithiumionbatterij D-LI50. Het opladen van andere batterijen kan een explosie of brand veroorzaken, of een defect aan de camera. • Probeer het product niet uit elkaar te halen of te veranderen. Dit kan resulteren in brand of een elektrische schok.
• Als er rook of een vreemde geur uit het product komt, of in geval van welke andere onregelmatigheid dan ook, houd dan onmiddellijk op de camera te gebruiken en neemt u contact op met het dichtstbijzijnde PENTAX Service Center. Verder gebruik van de camera kan brand of elektrische schokken veroorzaken. • Mocht er water binnendringen in het product, neem dan contact op met een PENTAX Service Center. Verder gebruik van het product kan brand of een elektrische schok veroorzaken. • Als het tijdens het gebruik van de batterijlader gaat onweren, haal het netsnoer dan uit het stopcontact en gebruik het product niet verder. Als u het product toch verder gebruikt, kan dit resulteren in beschadiging van de apparatuur, brand of een elektrische schok. • Veeg de stekker van het netsnoer schoon als hij met stof bedekt is. Stof kan brand veroorzaken. • Verminder de kans op ongelukken: gebruik uitsluitend een stroomsnoer met CSA/ULcertificering, snoertype SPT-2 of zwaarder, minimaal AWG-koper NO.18, met aan het ene uiteinde een gegoten mannelijke stekker (met een gespecificeerde NEMAconfiguratie), en aan het andere uiteinde een gegoten vrouwelijke connector (met een gespecificeerde IEC-configuratie van een niet-industrieel type) of een gelijkwaardig stroomsnoer.
Aandachtspunten tijdens het gebruik • Neem, als u op reis gaat, het document Worldwide Service Network mee dat deel uitmaakt van het pakket. Dit komt van pas bij problemen in het buitenland. • Wanneer de camera lange tijd niet is gebruikt, ga dan na of alles nog goed werkt, vooral als u er belangrijke opnamen mee wilt maken (bijvoorbeeld huwelijksfoto’s of opnamen op reis). Opnamen kunnen niet worden gegarandeerd als opnemen, weergeven of het overzetten van de gegevens naar een computer enz. niet mogelijk is als gevolg van een defect aan de camera of aan de opnamemedia (SD-geheugenkaart) enz. • Maak het product niet schoon met organische oplosmiddelen zoals verfverdunner, alcohol of wasbenzine. • Stel de camera niet bloot aan hoge temperaturen of hoge luchtvochtigheid. Laat de camera niet achter in een voertuig, omdat met name in auto’s de temperatuur zeer hoog kan oplopen. • Berg de camera niet op een plaats op met conserveermiddelen en chemicaliën. Opslag in ruimten met hoge temperaturen en een hoge luchtvochtigheid kan schimmelvorming veroorzaken. Haal de camera uit de tas en berg deze op een droge en goed geventileerde plaats op. • Stel de camera niet bloot aan zware trillingen, schokken of druk. Gebruik een kussen om de camera te beschermen tegen trillingen van een motor, auto of schip. • Het temperatuurbereik voor gebruik van de camera is 0° tot 40° C (32°F tot 104°F). • Het LCD kan zwart worden bij hoge temperaturen, maar wordt weer normaal bij een normale omgevingstemperatuur. • De reactiesnelheid van het LCD kan traag worden bij lage temperaturen. Dit ligt aan de eigenschappen van de vloeistofkristallen en is geen defect.
3
4
• Laat de camera om de één tot twee jaar nakijken teneinde de prestaties van het product op peil te houden. • Plotselinge temperatuurschommelingen veroorzaken condensvorming aan de binnen- en buitenkant van de camera. Doe de camera in de draagtas of een plastic zak en haal deze er pas uit als het temperatuurverschil tussen de camera en de omgeving minimaal is geworden. • Vermijd contact met afval, modder, zand, stof, water, gifgassen of zouten, aangezien de camera hierdoor defect kan raken. Als er regen- of waterdruppels op de camera komt, veeg deze dan droog. • Zie “Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik van een SD-geheugenkaart” (p.49) voor meer informatie over de SD-geheugenkaart. • Verwijder stof dat zich op het objectief of de zoeker heeft verzameld met een lenskwastje. Gebruik nooit een spuitbus voor het schoonmaken, omdat het objectief hierdoor beschadigd kan raken. • Neem contact op met het servicecentrum van PENTAX voor professionele reiniging van de CCD. (Hieraan zijn kosten verbonden.) • Druk niet met kracht op de LCD-monitor. De kans bestaat dat de monitor hierdoor breekt of niet meer naar behoren functioneert. Informatie over registratie van uw product Wij willen u graag optimaal van dienst zijn. Daarom vragen wij u vriendelijk om uw product te registreren. Het formulier hiervoor kunt u vinden op de bijgeleverde CD-ROM of op de website van PENTAX. Bij voorbaat dank voor uw medewerking. Zie de bedieningshandleiding PENTAX PHOTO Browser 3/PENTAX PHOTO Laboratory 3 voor meer informatie (Windows-gebruikers: p.9, Mac OS-gebruikers: p.10) voor meer informatie.
Memo
5
6
INHOUDSTAFEL VEILIG GEBRUIK VAN UW CAMERA .............................................................. 1 OVER DE CAMERA .......................................................................................... 1 BATTERIJGEBRUIK.......................................................................................... 2 RICHTLIJNEN VOOR GEBRUIK BATTERIJLADER......................................... 2 Aandachtspunten tijdens het gebruik................................................................. 3 INHOUDSTAFEL ............................................................................................... 6 Indeling van de handleiding ............................................................................. 11
Voor u de camera gaat gebruiken
13
q Kenmerken van de camera ...................................................................... 14 De inhoud van het pakket controleren ................................................................. 16 Namen en functies van de onderdelen ................................................................. 17 Camera ............................................................................................................ 17 Opnamestand .................................................................................................. 18 Weergavestand................................................................................................ 20 Weergave van indicaties ........................................................................................ 22 LCD-monitor .................................................................................................... 22 Zoeker.............................................................................................................. 26 LCD-display ..................................................................................................... 28 Het menu gebruiken ............................................................................................... 29 Bediening van het menu .................................................................................. 29 Onderdelen van het menu [A Opname] ......................................................... 31 [Q Weergeven] Onderdelen van menu.......................................................... 31 Onderdelen van menu [R Set-up] instellen..................................................... 32 Onderdelen van het menu [A Pers.inst.] ......................................................... 33 Het functiemenu gebruiken ................................................................................... 36 Opnamestand .................................................................................................. 36 Weergavestand................................................................................................ 37 De functiekiezer gebruiken .................................................................................... 38
Voorbereidingen
41
Draagriem bevestigen ............................................................................................ 42 De batterij gebruiken .............................................................................................. 43 De batterij opladen........................................................................................... 43 De batterij plaatsen/uitnemen .......................................................................... 44 Indicatie batterijniveau ..................................................................................... 46 Geschatte opslagcapaciteit en Weergavetijd (Speciale batterij volledig opgeladen).............................................................. 46 Gebruik van de netvoedingsadapter (optioneel).............................................. 47 De SD-geheugenkaart plaatsen/uitnemen............................................................ 48 Opnamepixels en Kwaliteitsniveau .................................................................. 50 De camera aan- en uitzetten .................................................................................. 52 Standaardinstellingen ............................................................................................ 53 De weergavetaal instellen................................................................................ 53 Datum en tijd instellen ..................................................................................... 56 Het objectief bevestigen ........................................................................................ 58 De zoekerdioptrie aanpassen ................................................................................ 60
Basisbediening
61
Basishandelingen bij opnamen............................................................................. 62 De camera vasthouden.................................................................................... 62 De camera de optimale instellingen laten bepalen .......................................... 63 Opnamen maken met behulp van de functie Bewegingsreductie ..................... 67 De functie Bewegingsreductie inschakelen ..................................................... 68 De functie Bewegingsreductie instellen ........................................................... 69 Werken met een zoomobjectief ............................................................................. 70 De ingebouwde flitser gebruiken .......................................................................... 71 Andere opnamefuncties......................................................................................... 75 Continuopnamen ............................................................................................. 75 Opnamen met de zelfontspanner .................................................................... 77 Opnamen via de afstandsbediening (Afstandsbediening F: afzonderlijk verkrijgbaar).............................................. 81 Gebruik van de functie Spiegel omhoog om bewegingen van de camera te voorkomen ....................................................................................................... 84 Foto’s weergeven ................................................................................................... 85 Opnamen weergeven ...................................................................................... 85 Opnamen roteren............................................................................................. 87 Vergrote weergave Opnamen.......................................................................... 88 Weergave van verscheidene opnamen ........................................................... 89 Een map weergeven........................................................................................ 91 Diavoorstelling ................................................................................................. 92 De camera aansluiten op audiovisuele apparatuur............................................. 94
7
8
Opnamen verwerken met filters ............................................................................ 95 Opnamen verwerken met digitale filters .......................................................... 95 RAW-opnamen bewerken................................................................................ 98 Opnamen wissen .................................................................................................. 100 Eén opname wissen ...................................................................................... 100 Alle opnamen wissen..................................................................................... 101 Geselecteerde opnamen wissen (vanuit de weergave van verscheidene opnamen tegelijkertijd) .................... 102 Opnamen beveiligen tegen wissen (Beveiligen)............................................ 104 Afdrukservice instellen (DPOF)........................................................................... 106 Afzonderlijke opnamen afdrukken ................................................................. 106 Instellingen voor alle opnamen ...................................................................... 107 Afdrukken met PictBridge.................................................................................... 109 Instellen van [Transfer functie]....................................................................... 110 De camera op de printer aansluiten............................................................... 111 Afzonderlijke opnamen afdrukken ................................................................. 112 Alle opnamen afdrukken ................................................................................ 114 Opnamen laten afdrukken op basis van DPOF-instellingen .......................... 116 De USB-kabel loskoppelen............................................................................ 116
Functiereferentie
117
De bestandsindeling instellen ............................................................................. 118 JPEG-opnamepixels instellen........................................................................ 118 Het JPEG-kwaliteitsniveau instellen .............................................................. 119 Beeldtint instellen........................................................................................... 120 Kleurverzadiging/Scherpte/Contrast instellen................................................ 121 De bestandsindeling instellen ........................................................................ 122 Witbalans instellen......................................................................................... 123 Kleurgebied instellen ..................................................................................... 129 Scherpstellen ........................................................................................................ 130 De autofocus gebruiken................................................................................. 130 Het scherpstelkader instellen (AF-punt) ........................................................ 132 Scherpstelling vastzetten (Scherpstelvergrendeling)..................................... 134 Handmatig scherpstelling wijzigen (Handmatig scherpstellen)............................................................................. 136 De = knop gebruiken.................................................................................. 137 Belichting instellen............................................................................................... 138 Effect van diafragma en sluitertijd.................................................................. 138 Gevoeligheid instellen.................................................................................... 140 De lichtmeetmethode selecteren ................................................................... 142 De belichtingsfunctie wijzigen........................................................................ 144 Belichting instellen ......................................................................................... 161 Automatisch wijzigen van de opname-instellingen tijdens het maken van opnamen (Auto Bracket)............................................ 163 Dubbelopnamen maken................................................................................. 166 Opslaan van Gebruikersinstellingen .............................................................. 167
Compositie, belichting en scherpstellen beoordelen vóór opname................ 169 De voorbeeldmethode selecteren.................................................................. 169 Voorbeeld weergeven.................................................................................... 170 Ingebouwde flitser gebruiken.............................................................................. 172 corrigeren van de flitsintensiteit ..................................................................... 172 Opnamen maken terwijl de flitser nog bezig is met opladen ......................... 173 Flitseigenschappen bij elke belichtingsfunctie ............................................... 173 Afstand en diafragma bij gebruik van de ingebouwde flitser ......................... 176 Compatibiliteit objectieven DA, D FA, FA J, FA en F met de ingebouwde flitser..................................................................................... 177 Gebruik van een externe flitser (optioneel).................................................... 179 Instellingen tijdens de weergave......................................................................... 186 Weergavefunctie wijzigen ............................................................................. 186 Weergave-interval diavoorstelling instellen ................................................... 187 Camera-instellingen ............................................................................................. 188 SD-geheugenkaart formatteren ..................................................................... 188 Het geluidssignaal in- en uitschakelen .......................................................... 189 Datum/tijd en weergavestijl wijzigen .............................................................. 190 Wereldtijd instellen......................................................................................... 191 Weergavetaal instellen .................................................................................. 194 De weergavetijd voor bedieningsaanwijzingen instellen................................ 194 De helderheid van de LCD-monitor aanpassen............................................. 195 Het video-uitgangssignaal selecteren............................................................ 195 Automatisch uitschakelen instellen................................................................ 196 De mapnaam selecteren................................................................................ 196 De weergave voor Momentcontrole en Digitaal voorbeeld instellen.............. 197 Een batterij selecteren ................................................................................... 198 Opnamestandinstellingen selecteren om op te slaan in de camera .................................................................................................. 199 Standaardinstellingen herstellen ........................................................................ 201 Menu Opname/Weergeven/Set-up herstellen ............................................... 201 Menu Pers.inst. herstellen ............................................................................ 202
9
10
Bijlage
203
Standaardinstellingen .......................................................................................... 204 Beschikbare functies bij verschillende objectiefcombinaties.......................... 208 Opmerkingen bij [Gebruik diafr.ring].................................................................. 210 De CCD schoonmaken ......................................................................................... 211 Stof verwijderen door de CCD te schudden .................................................. 211 Stof verwijderen met een blaaskwastje ......................................................... 212 Optionele accessoires.......................................................................................... 214 Foutberichten........................................................................................................ 217 Problemen oplossen ............................................................................................ 219 Belangrijkste technische gegevens.................................................................... 221 Verklarende woordenlijst ..................................................................................... 224 Index ...................................................................................................................... 228 GARANTIEBEPALINGEN ..................................................................................... 232
11 Indeling van de handleiding Deze handleiding bevat de volgende hoofdstukken.
1 Voor u de camera gaat gebruiken
1
Beschrijft de kenmerken van de camera, accessoires en de namen en functies van de verschillende onderdelen.
2 Voorbereidingen Beschrijft uw eerste stappen, van de aankoop van de camera tot het maken van opnamen. Lees dit hoofdstuk aandachtig door en volg alle aanwijzingen op.
2 3
3 Basisbediening Legt de procedures uit voor het maken, weergeven en afdrukken van foto’s. Lees deze aanwijzingen om alle basisbedieningen te leren voor opnemen, weergeven en afdrukken.
4 Functiereferentie Beschrijving van functies voor optimaal werken met de q.
5 Bijlage Behandelt het oplossen van problemen en geeft een overzicht van afzonderlijk verkrijgbare accessoires en verschillende informatiebronnen.
De betekenis van de in deze handleiding gebruikte symbolen wordt hierna uitgelegd.
1
Geeft het nummer aan van de pagina waarnaar wordt verwezen voor een uitleg van het betreffende bedieningsonderdeel. Geeft nuttige informatie weer. Geeft aandachtspunten aan voor de bediening van de camera.
4 5
12
Memo
1
Voor u de camera gaat gebruiken Controleer de inhoud van het pakket en de namen en functies van de diverse onderdelen voor het gebruik. q Kenmerken van de camera ............................................... 14 De inhoud van het pakket controleren ........................................... 16 Namen en functies van de onderdelen .......................................... 17 Weergave van indicaties ................................................................. 22 Het menu gebruiken ........................................................................ 29 Het functiemenu gebruiken ............................................................. 36 De functiekiezer gebruiken ............................................................. 38
Bij gebruik van de menu’s en het functiemenu zijn onderdelen die niet kunnen worden gewijzigd vanwege instellingen van de camera grijs en niet selecteerbaar.
14
1
q Kenmerken van de camera
Voor u de camera gaat gebruiken
• Voorzien van een CCD van 23,5×15,7 mm met effectief 10,20 miljoen pixels, voor een zeer hoge precisie en een groot dynamisch bereik. • Voorzien van Bewegingsreductie, een systeem voor het reduceren van onscherpte door het bewegen van de CCD. Daarmee kunt u scherpe opnamen maken die minimaal worden beïnvloed door het bewegen van de camera, ongeacht het gebruikte objectief. • Uitgerust met een 11-punts AF-sensor. Bij lichtmeting met nadruk op het midden wordt een breed scherpstelveld met 9 scherpstelpunten gebruikt. • Voorzien van een zoeker die vergelijkbaar is met die van een conventionele kleinbeeldcamera, met een vergroting van 0,95× en een beeldveld van 95% voor comfortabeler handmatig scherpstellen. Bovendien uitgerust met een functie die de AF-punten in de zoeker rood doet oplichten. • Voorzien van een grote LCD-monitor van 2,5 inch met 210.000 pixels, een grote beeldhoek, en een helderheidsregeling voor een zo nauwkeurig mogelijke weergave. • Voorzien van een functie Digitaal voorbeeld voor inspectie van het beeld om zeker te weten dat het gewenste resultaat wordt bereikt. • Er is een gebruiksvriendelijk ontwerp toegepast op verschillende delen van de camera. De grote LCD-monitor met hoge resolutie en de gebruiksvriendelijke menu’s maken de bediening van de camera eenvoudiger. • Instelwielen, knoppen, naden van de body en intrekbare onderdelen van de camera zijn spatwater- en stofbestendig. • Op de CCD is een speciale SP-coating aangebracht die stofwerend is. Bij toepassing van de functie Sensor stofvrij wordt de CCD geschud om stof te verwijderen. • Ondersteuning van de optionele Batterijgreep D-BG2 met verticale ontspanknop. Als in zowel de camera als de greep een batterij (D-LI50) wordt geplaatst, wordt de batterij met het meeste vermogen gebruikt. Op die manier levert de camera gedurende langere tijd de beste prestaties. Er is bovendien een menuoptie waarmee u prioriteit voor een batterij kunt opgeven, zodat u die helemaal leeg kunt maken voordat u overschakelt op de andere batterij. • Opnamen worden opgeslagen in de flexibele indeling JPEG of de kwalitatief hoogwaardige maar 100 procent bewerkbare RAW-indeling. U kunt ook JPEG+RAW selecteren en opnamen in beide indelingen opslaan. RAW-opnamen kunnen gemakkelijk worden verwerkt. • Met de modi Hyper-program en Hyper-manual kunt u opnamen maken met een vooraf ingestelde belichting. Bovendien uitgerust met een Gevoeligheidsvoorkeuze K die diafragma en sluitertijd automatisch aanpast aan de gekozen gevoeligheid, en een Sluitertijd- en Diafragmavoorkeuze L die de gevoeligheid automatisch aanpast aan de ingestelde sluitertijd en diafragma.
15 Het gebied dat door de camera wordt vastgelegd (de beeldhoek) is bij de q en 35 mm-kleinbeeldreflexcamera’s verschillend, zelfs wanneer hetzelfde objectief wordt gebruikt. Dit komt doordat het formaat van kleinbeeldfilm en de CCD verschillend zijn. Afmetingen van kleinbeeldfilm en CCD 35 mm-kleinbeeldfilm: 36×24 mm q CCD : 23,5×15,7 mm
Omgekeerd moet de brandpuntsafstand van het gebruikte objectief op de q worden vermenigvuldigd met 1,5 om de brandpuntsafstand voor een kleinbeeldcamera te bepalen. Voorbeeld)Wanneer een 300 mm-objectief wordt gebruikt op een q 300×1.5=450 De brandpuntsafstand is gelijk aan een 450 mm-objectief op een kleinbeeldcamera.
1 Voor u de camera gaat gebruiken
Bij gelijke beeldhoeken moet de brandpuntsafstand van een objectief dat voor een 35 mm-kleinbeeldcamera wordt gebruikt, ongeveer 1,5 keer langer zijn dan die voor de q. Om een beeldhoek te bereiken die hetzelfde gebied bestrijkt, deelt u de brandpuntsafstand van het kleinbeeldobjectief door 1,5. Voorbeeld)Om een zelfde opname te maken als met een 150 mm-objectief op een kleinbeeldcamera 150÷1.5=100 Gebruik een 100 mm-objectief op de q.
16
De inhoud van het pakket controleren Bij de camera worden de volgende accessoires geleverd. Controleer of alle accessoires zijn meegeleverd.
1 Voor u de camera gaat gebruiken
Flitsschoenbeschermer FK (op de camera bevestigd)
Oogschelp FP (op de camera bevestigd)
ME-zoekerkapje
Bodydop (op de camera bevestigd)
USB-kabel I-USB17
Videokabel I-VC28
Software (Cd-rom) S-SW55
Draagriem O-ST53
Oplaadbare lithium-ion D-LI50-batterij
Batterijlader D-BC50
Netsnoer D-CO2
Bedieningshandleiding (deze handleiding)
Namen en functies van de onderdelen
17
Camera 1 Zelfontspanner-LED/ Afstandsbedieningssensor Spiegel Riembevestiging
Kaartklep Richtteken objectiefvatting
AF-koppeling
Objectiefontgrendelknop Objectiefinformatiec ontacten
LCD-display
Ingebouwde flitser
Zoeker Zelfontspanner-LED/ Afstandsbedieningssensor
Aansluiting draadontspanner
Ontgrendelknop van kaartcompartiment
USB/video-aansluiting Gelijkstroomingang Klepje voor aansluitingen
Statiefaansluiting Klep voor de batterijgreepaansluiting
LCD-monitor
LED voor lezen van/ schrijven naar kaart
Ontgrendelknop van de batterijklep Batterijklep
Voor u de camera gaat gebruiken
Flitsschoen
18 Opnamestand Hieronder vindt u uitleg van de knoppen tijdens de opname.
2
1
1
Voor u de camera gaat gebruiken
3
8
4
7 6 5 n m
9
l k
0 a
j i h g f
b c d e
1
Snelinstelling Resetten van de belichtingsinstellingen (p.148) en automatisch de juiste belichting instellen in de stand a (Hyper-manual). (p.158)
2
3
Bewegen om de camera aan/uit te zetten (p.52) of een voorbeeld weer te geven(p.170).
4
e-knop aan de voorzijde De sluitertijd en de LW-correctie instellen.
Ontspanknop Indrukken om opnamen te maken. (p.65)
Hoofdschakelaar
5
Ontgrendelknop voor het objectief Indrukken om het objectief los te maken. (p.59)
19 6
Scherpstelfunctieknop
f
Schakelen tussen automatisch (k, l) (p.130) en handmatig scherpstellen (p.136).
7
| knop
8
g
h
Schakelaar lichtmeting Gebruiken om de lichtmetingsfunctie te wijzigen. (p.142)
a
b
c
i
3 knop
j
Het menu [A Opname] weergeven (p.31). Druk vervolgens op de vierwegbesturing (5) voor weergave van de menu’s [Q Weergeven] (p.31), [R Setup] (p.32) en [A Pers.inst.] (p.33).
k
i knop
l
M knop Indrukken om opnamegegevens weer te geven op de LCD-monitor. (p.23)
e
Q knop Activeert de weergavefunctie. (p.85)
Kiezer voor ander scherpstelpunt Het scherpstelkader instellen. (p.133)
= knop Scherpstellen op het onderwerp voorafgaand aan lichtmeting. (p.130)
L knop De belichting vergrendelen voordat de opname wordt gemaakt. (p.162)
Indrukken om opnamen te verwijderen. (p.100)
d
Vierwegbesturing (2345) De cursor verplaatsen of onderdelen wijzigen in menu’s en het functiemenu.
] knop Stelt belichtingsbracketing in. (p.163)
4 knop De in het menu geselecteerde instelling bevestigen. Druk hierop als het menu niet wordt weergegeven om de op dit moment ingestelde gevoeligheid weer te geven op het LCD en in de zoeker.
Functiekiezer Gebruiken om de belichtingsfunctie te wijzigen. (p.38)
0
Schakelaar Bewegingsreductie De functie Bewegingsreductie in- en uitschakelen. (p.67)
K knop Indrukken om de ingebouwde flitser uit te klappen. (p.71)
9
Indrukken om het functiemenu weer te geven. Druk op de vierwegbesturing (2345) om de volgende handeling te kiezen. (p.36)
m
e-knop op de achterzijde Waarden instellen voor diafragma en gevoeligheid.
n
m knop Houd deze knop ingedrukt terwijl u aan de e-knop op de voorzijde draait om de waarde voor belichtingscorrectie in te stellen. (p.161)
1 Voor u de camera gaat gebruiken
JPEG- en RAW-bestand opslaan (p.122)
{ knop
20 Weergavestand Hieronder vindt u uitleg van de knoppen tijdens de weergave.
1
2
1
Voor u de camera gaat gebruiken
3 4
9 0 a 5 6 7 8
b c d
21 1
Snelinstelling Druk hierop bij Vergrote weergave voor verdere uitvergroting. (p.88)
2
8
Indrukken om over te gaan naar de opnamefunctie.
9
Ontspanknop
Bewegen om de camera uit en aan te zetten. (p.52) Op de positie | zetten om naar de opname- en voorbeeldfunctie te gaan.
4
6
i knop Indrukken om opnamen te verwijderen. (p.100)
7
a
M knop Indrukken om opnamegegevens weer te geven op de LCD-monitor. (p.24)
e-knop op de achterzijde Een opname uitvergroten (p.88) of verscheidene opnamen tegelijkertijd weergeven (p.89).
b
4 knop De in het menu of het weergavescherm geselecteerde instelling bevestigen.
3-knop Indrukken om het menu [Q Weergeven] weer te geven (p.31). Druk vervolgens op de vierwegbesturing (45) voor weergave van de menu’s [R Set-up] (p.32), [A Pers.inst.] (p.31) en [A Opname] (p.31).
Z knop Indrukken om opnamen te beveiligen tegen onbedoelde verwijdering. (p.104)
e-knop aan de voorzijde De vorige en volgende opname weergeven bij uitvergrote weergave (p.88) of het digitale filter aanpassen (p.95).
5
0
c
Vierwegbesturing (2345) De cursor verplaatsen of onderdelen wijzigen in menu’s, het functiemenu en het weergavescherm.
d
{ knop Indrukken om het functiemenu weer te geven. Druk op de vierwegbesturing (2345) om de volgende handeling te kiezen. (p.36)
1 Voor u de camera gaat gebruiken
Hoofdschakelaar
M knop Druk hierop bij Vergrote weergave voor reductie van de uitvergroting. (p.88)
Halverwege indrukken om over te gaan naar de opnamefunctie.
3
Q knop
22
Weergave van indicaties
LCD-monitor 1 Voor u de camera gaat gebruiken
Afhankelijk van de camerastatus kunnen de volgende indicaties op de LCD-monitor worden weergegeven.
LCD-monitor
Bij het inschakelen of gebruik van de functiekiezer Bedieningsaanwijzingen worden gedurende 3 seconden weergegeven op de LCD-monitor als de camera wordt ingeschakeld of de functiekiezer wordt gebruikt. Selecteer Uit bij [Hulpdisplay] in het menu [R Set-up] om geen indicaties weer te geven. (p.32)
1 2 3 4 5 6 7 MF
13 14 15
USER
AF
1600
8
Sl.tijd & diafr. voorkeuze Auto belichting
9
Activeren AF
10 / 14 / 2006 10: 10 39 AM
1 2 11 1 2 3 4 5 6 7
Flitsinstelling (Actieve instelling wordt weergegeven) (p.72) Transportstand/Auto bracket/ Dubbelopnamen (p.18) Autobelichting (p.142) Scherpstelinstelling (p.130) AF-punt (p.132) Witbalans (p.123) Gevoeligheid (p.140)
10 8 9 10 11 12 13 14 15
Naam belichtingsfunctie (p.38) Hulp e-knop Batterijniveau Datum en tijd (p.190) Wereldtijd (p.191) USER (gebruiker) Belichtingsfunctie Hulp bij knoppen
* Indicatie 3, 5, 6 en 7 worden alleen weergegeven wanneer er een andere dan de standaardinstelling is geselecteerd. 12 wordt alleen weergegeven wanneer de wereldtijd is ingeschakeld.
23 Opnamestand Druk in de opnamestand op de knop M om de instellingen van de opnamefunctie gedurende 15 seconden weer te geven op de LCD-monitor.
Detailinformatie
1/2000 F2.8
+1.3 - 1.0
6 7
AUTO
4 0 0 mm
19
RAW+ 10
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Belichtingsfunctie (p.38) Gebruikersfunctie (p.167) Autobelichting (p.142) Flitsinstelling (p.72) Transportfunctie (p.36) Sluitertijd (p.138) Diafragma (p.139) LW-correctie (p.161) Flitscorrectie (p.172) Belichtingsbracket (p.163)/ Dubbelopnamen (p.166)
11 12 13 14 15
Uitgebreide bracket (p.165) Beeldtint (p.120) Gevoeligheid (p.140) AUTO ISO correctie (p.140) Witbalans (p.123)
29 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
3
4
8 9
13 15
ISO AUTO 2 0 0 - 1 6 0 0 10000K G2 A1 Adobe
10 / 14 / 2006 10 : 39 AM
2
14 18
16 17 20
5 10 11 12
21 30
22
23 24 25 26 27 28 31
GM-correctie (p.124) BA-correctie (p.124) Kleurgebied Bestandsindeling (p.122) JPEG-opnamepixels (p.118) JPEG-kwaliteit (p.119) Bewegingsreductie (p.67) Scherpstelstand (p.130) Instelling AF-punt (p.132) Brandpuntsafstand objectief (p.67) Kleurverzadiging (p.121) Scherpte (p.121) Contrast (p.121) Wereldtijd (p.191) Datum en tijd (p.190) Batterijvoeding (p.46)
1 Voor u de camera gaat gebruiken
1
USER
24 Weergavestand Steeds als u tijdens weergave op de knop M drukt, schakelt de camera over naar een volgende schermweergave: Standaard, Histogram, Detail Info en Geen infoweergave (alleen opname).
1
U kunt de weergegeven informatie veranderen door op de Q-knop te drukken.
Voor u de camera gaat gebruiken
Detailinformatie 100-0001
3 4 5 6
1 2
1/2000 +1.5 F2.8 - 0.5 ISO 200 10000K G2 A1 Adobe RAW+ 10 10 / 14 / 2006 10 : 39 AM
7
24 mm
8 9
19 23 24
20 25 27
15 31 10 11 21 22 26
12 13 14 16 17 18 28 29 30
1
Rotatie-informatie
17
Brandpuntsafstand objectief
2
Gemaakte opname
18
Beeldtint
3
Lichtmeting
19
Gevoeligheid
4
Flitsinstelling
20
Witbalans/Kleurtemperatuur
5
Transportstand
21
WB-correctie (GM)
6
Belichtingsbracket/Dubbelopnamen
22
WB-correctie (BA)
7
Belichtingsfunctie
23
Bestandsindeling
8
Sluitertijd
24
JPEG-opnamepixels
9
Diafragma
25
JPEG-kwaliteit
10
LW-correctie
26
Kleurgebied
11
Flitsbelichtingscorrectie
27
Datum en tijd opname
12
Mapnummer, bestandsnummer
28
Kleurverzadiging
13
DPOF-instellingen
29
Scherpte
14
Beveiligen
30
Contrast
15
Scherpstelling
31
Uitgebreide bracket
16
Instelling AF-punt
* De indicaties 4 (Flitsinstelling) en 11 (Flitsbelichtingscorrectie) worden alleen weergegeven bij flitsopnamen.
25 Histogramweergave De q is uitgerust met twee histogramfuncties. Het “Helderheidshistogram” toont de verdeling van helderheid en het “RGB-histogram” toont de intensiteit van de kleuren. Druk op de vierwegbesturing (23) om te schakelen tussen “Helderheidshistogram” en “RGB-histogram”.
1
2 100-0001
1 3 4
4 3
2 100-0001
23
7 8
6 23
6
9
RGB
5
5
Helderheidshistogra
RGB-histogram
1
Bestandstype voor opnamen
6
2
Mapnummer en bestandsnummer van opnamen (p.196, p.199)
Schakelen tussen Helderheidshistogram/ RGB-histogram
7
Histogram (R)
3
Pictogram beveiliging (p.104)
8
Histogram (G)
4
DPOF-instellingen
9
Histogram (B)
5
Histogram (Helderheid) (p.186)
* Indicatie 4 (DPOF-instellingen) wordt alleen weergegeven bij opnamen met DPOF-instellingen. Over- of onderbelichte gebieden die knipperen als de waarschuwing [Licht/donker geb] is ingeschakeld in [Weergavefunctie] in het menu [Q Weergeven]. (p.186)
Voor u de camera gaat gebruiken
1
26 Zoeker
2
1
3
Voor u de camera gaat gebruiken
1
4
5
6
1
7
8
10
9 1
AF-kader (p.60)
2
Spotmeetkader (p.142)
3
AF-punt (p.132)
4
Bewegingsreductie (p.67)
11 13
15
12 14
Wordt weergegeven als bewegingsreductie is ingeschakeld. 5
Flitserstatus (p.71) Wordt weergegeven wanneer de flitser gereed is en knippert wanneer het gebruik van de flitser wordt aangeraden maar deze nog niet is ingeschakeld of wordt opgeladen.
6
Sluitertijd (p.150) Sluitertijd bij opname of instelling (onderstreept wanneer de sluitertijd kan worden gewijzigd met de e-knop op de voorzijde).
7
Diafragma (p.152) Diafragmawaarde bij opname of instelling (onderstreept wanneer de diafragmawaarde kan worden gewijzigd met de e-knop op de achterzijde).
8
Scherpstelindicatie (p.64) Wordt weergegeven als is scherpgesteld op het onderwerp.
9
Handmatig scherpstellen (p.136)
10
LW-balk (p.157)
Wordt weergegeven wanneer de scherpstelfunctie is ingesteld op \. Toont de LW-correctiewaarden of het verschil tussen de optimale en ingestelde belichting als de belichtingsfunctie is ingesteld op a. 11
LW-correctie (p.161) Wordt weergegeven wanneer de LW-correctie gereed is of gebruikt wordt.
12
Flitsbelichtingscorrectie Wordt weergegeven wanneer de flitsbelichtingscorrectie wordt gebruikt.
13
Indicatie belichtingsgeheugen (p.162) Wordt weergegeven wanneer het belichtingsgeheugen wordt gebruikt.
27 14
ISO-waarschuwing (p.141) Wordt weergegeven bij het bereiken of overschrijden van de waarschuwingswaarde.
15
Beschikbaar aantal opnamen/LW-correctie/Gevoeligheid bevestigen
• Het AF-punt dat wordt gebruikt voor autofocus licht rood op als de ontspanknop tot halverwege wordt ingedrukt. (p.132) • Druk op de knop = om \ weer te geven in de zoeker als [Functie AF-knop] is ingesteld op [Cancel AF] in het menu [A Pers.inst.]. • Druk op de knop 4 om de ISO-gevoeligheid weer te geven in 14 bij andere instellingen dan Gevoeligheidsvoorkeuze/Sluitertijd- en Diafragmavoorkeuze.
1 Voor u de camera gaat gebruiken
Toont het beschikbare aantal opnamen bij de huidige bestandsindeling (p.122), JPEG-opnamepixels (p.118) en JPEG-kwailteit (p.119). Geeft het aantal beschikbare continuopnamen weer. (p.35) De LW-correctiewaarde wordt weergegeven wanneer de LW-correctie wordt ingesteld. (p.147) De ISO-gevoeligheid wordt weergegeven als Gevoeligheidsvoorkeuze/Sluitertijden Diafragmavoorkeuze is ingesteld.
28 LCD-display De volgende informatie wordt weergegeven op het LCD op de bovenzijde van de camera.
1 Voor u de camera gaat gebruiken
14 6
5 7 8 9 12 11
1 2 3 4 10 1 2 3
4
5
Sluitertijd (p.150) Diafragma (p.152) Flitsinstelling (p.71) b : Ingebouwde flitser is gereed (knipperend: flitser moet worden gebruikt of er wordt een nietcompatibel objectief gebruikt) : Flitsen met anti rode ogen aan > 3 : Auto ontladen Q : Lange-sluitertijdsynchronisatie Transportfunctie (p.36) 9 : Enkelbeeld opname j : Continue opname g : Opnamen met zelfontspanner W : Opnamen via afstandsbediening LW-balk (p.157)
13
6
Auto Bracket (p.163) (knippert als belichtingsbracket en uitgebreide bracket beide zijn ingesteld)
7 8 9 10
Flitsbelichtingscorrectie LW-correctie (p.161) Batterijniveau Witbalans (p.123) (niet weergegeven indien ingesteld op Auto) O : Witbalanscorrectie
11 12
ISO-waarschuwing 1 : RAW-opname 1P : RAW+JPEG-opname Aantal beschikbare opnamen/ LW-correctiewaarde/PC (Pb) (PC = Personal Computer (massaopslag), Pb = PictBridge) Dubbelopnamen (p.166)
13
14
Druk op de knop m om het LCD-display te verlichten. U kunt de verlichting van het LCD-display uitschakelen met [LCD-displayverlichting] in het menu [A Pers.inst.].
Het menu gebruiken
29
Bediening van het menu
Het menuscherm weergeven
1
Druk op de knop 3 in de opnamefunctie. Het menu [A Opname] verschijnt op de LCD-monitor.
Opname JPEG opn. pixels JPEG kwal niveau Beeldtint Kleurverzadiging Scherpte Contrast MENU
2
Druk op de vierwegbesturing (5). De menu’s [Q Weergeven], [R Set-up] en [A Pers.inst] worden opeenvolgend weergegeven, steeds als u op de vierwegbesturing drukt. (Het scherm van het menu [R Set-up] wordt rechts hiernaast weergegeven.)
Einde
10
1/2
Set-up USER Formatteren Signaal Datum instellen Wereldtijd Nederlands MENU
Einde
1/3
1 Voor u de camera gaat gebruiken
In dit gedeelte wordt het gebruik uitgelegd van de menu’s [A Opname], [Q Weergeven], [R Set-up] en [A Pers.inst.].
30 Een menuonderdeel selecteren Hierna wordt bij wijze van voorbeeld de procedure uitgelegd voor instelling van [JPEG-kwaliteit] in het menu [A Opname].
1
3
Voor u de camera gaat gebruiken
Kies een onderdeel met de vierwegbesturing (23). Draai aan de e-knop op de voorzijde om per pagina door het menu te bladeren.
Opname JPEG opn. pixels JPEG kwal niveau Beeldtint Kleurverzadiging Scherpte Contrast MENU
4
Einde
1/2
Druk op de vierwegbesturing (5). De beschikbare kwaliteitsniveaus bij het maken van JPEG-opnamen worden weergegeven. Druk op de vierwegbesturing (5) om naar het keuzemenu te gaan als er sprake is van een keuzemenu. Als u het kwaliteitsniveau wijzigt, wordt het beschikbare aantal opnamen bij die instelling voor kwaliteit rechts boven in het scherm weergegeven.
128 JPEG opn. pixels JPEG kwal niveau Beeldtint Kleurverzadiging Scherpte Contrast MENU
Annul.
OK
OK
5
Selecteer een instelling met de vierwegbesturing (23).
6
Druk op de knop 4. De camera keert terug naar het menuscherm. Stel vervolgens andere items in. Druk op de knop 3 om terug te gaan naar het de opnameof weergavestand. Als u op de 3-knop drukt en het menuscherm sluit maar de camera wordt verkeerd uitgeschakeld (bijvoorbeeld doordat de batterij wordt uitgenomen terwijl de camera aan staat), worden de instellingen niet opgeslagen. • U kunt met de e-knop op de voorzijde de vorige/volgende pagina weergeven en met de e-knop op de achterzijde schakelen tussen de menu’s [A Opname], [Q Weergeven], [R Set-up] en [A Pers.inst.] als er geen keuzemenu wordt weergegeven. • Als u in de opnamestand op de knop 3 drukt, verschijnt het menu [A Opname]. Als u in de weergavestand op de knop 3 drukt, verschijnt het menu [Q Weergeven].
31 Onderdelen van het menu [A Opname] Instellingen voor het maken van opnamen geeft u op in het menu [A Opname]. Onderdeel
Bladzijde p.167
JPEG-opnamepixels
Stelt de opnamegrootte in van JPEG-opnamen.
p.118
JPEG-kwaliteit
Stelt de opnamekwaliteit in van JPEG-opnamen.
p.119
Beeldtint
Stelt de kleurtint van opnamen in.
p.120
Kleurverzadiging
Stelt de kleurverzadiging in.
p.121
Belichtingsfunctie
Scherpte
Maakt de contouren van een opname scherp of zacht.
p.121
Contrast
Stelt het contrast van de opname in.
p.121
Bestandsindeling
Stelt de bestandsindeling in.
p.122
RAW-formaat
Stelt de bestandsindeling in op RAW-formaat bij het maken van opnamen.
p.122
Uitgebreide Bracket
Stelt uitgebreide bracketing in bij het maken van opnamen.
p.165
Dubbelopnamen
Stelt dubbelopnamen in bij het maken van opnamen.
p.166
Geheugen
Stelt in dat de instellingen worden opgeslagen wanneer de camera wordt uitgeschakeld.
p.199
Bewegingsreductie
Stelt de [Brandpuntafstand] in bij het gebruik van een objectief dat niet automatisch objectiefinformatie kan doorgeven.
p.69
[Q Weergeven] Onderdelen van menu Instellingen voor weergave en bewerking van opnamen maakt u in het menu [Q Weergeven]. Onderdeel
Functie
Bladzijde
Weergave bij Weergeven
Stelt in welke opnamegegevens worden getoond bij het weergeven van opnamen, en of de waarschuwing Licht/donker geb moet worden weergegeven.
p.186
Momentcontrole
Stelt in hoe lang Momentcontrole moet worden weergegeven, en of de waarschuwing Licht/donker geb en een histogram moeten worden weergegeven.
p.197
Digitaal voorbeeld
Stelt in of de waarschuwing Licht/donker geb en het histogram moeten worden weergegeven bij het digitale voorbeeld.
p.198
Digitaal filter
Wijzigt de kleurtint van opnamen, past de filters Soft en Vlak toe, of past de helderheid aan.
p.95
Diavoorstelling
Geeft opnamen doorlopend weer.
p.187
1 Voor u de camera gaat gebruiken
Functie Stelt de belichtingsfunctie in. *Verschijnt alleen als de functiekiezer is ingesteld op A
32 Onderdelen van menu [R Set-up] instellen Camera-instellingen geeft u op in het menu [R Set-up]. Onderdeel
1
Functie
Bladzijde
Voor u de camera gaat gebruiken
USER
Registreert de huidige camera-instellingen voor USER (gebruiker).
Formatteren
Formatteert de SD-geheugenkaart.
p.188
Signaal
Schakelt het geluidssignaal in/uit.
p.189
Datum instellen
Stelt de datumindeling en de tijd in.
p.190
Wereldtijd
Stelt in om de plaatselijke tijd weer te geven wanneer u naar het buitenland reist.
p.191
Language/
Wijzigen van de taal waarin menu’s en berichten worden weergegeven.
p.194
Hulpdisplay
Geeft indicaties al dan niet weer op de LCD-monitor.
p.194
Helderheid
Wijzigt de helderheid van de LCD-monitor.
p.195
Videosignaal
Stelt het uitgangssignaal in voor weergave op een televisie.
p.195
Transfer functie*
Stelt de USB-kabelverbinding in (computer of printer).
p.110
Auto Uitsch.
Stelt de tijd in waarna de camera automatisch wordt uitgeschakeld.
p.196
Bestandsaam
Stelt de methode in die wordt gebruikt voor het toewijzen van mapnamen voor het opslaan van opnamen.
p.196
Batterij kiezen
Stelt de prioriteit voor een batterij in als de batterijgreep is gemonteerd.
p.198
Sensor stofvrij
Reinigt de CCD door die te schudden.
p.211
Sensor reinigen
Zet de spiegel vast in de omhooggeklapte stand om de CCD te kunnen reinigen.
p.211
Reset
Zet alle instellingen terug op hun standaardwaarden, behalve Datum instellen, Language, Videosignaal en Wereldtijd.
p.201
p.167
* Raadpleeg p. 11 van de “Handleiding PENTAX PHOTO Browser 3/ PENTAX PHOTO Laboratory 3” voor informatie over aansluiting van de camera op een computer.
33 Onderdelen van het menu [A Pers.inst.]
Onderdeel Instellen
Functie
Bladzijde
Instellen om het menu met Persoonlijke instellingen te gebruiken.
-
Programmalijn
Stelt het type Programmalijn in.
LW-stappen
Stelt de aanpassingsstappen voor de belichting in.
p.162
-
ISOgevoeligheidsstappen
Stelt de aanpassingsstappen voor de ISOgevoeligheid in.
p.140
ISO-waarschuwing
Stelt het maximale gevoeligheidsniveau in. Wanneer dit niveau wordt overschreden, wordt er een ISO-waarschuwing gegeven.
p.141
Bedrijftijd lichtmtr
Stelt de bedrijftijd voor de belichtingsmeter in.
p.143
AE-L met AF lock
Instelling voor het vastzetten van de belichtingswaarde wanneer er is scherpgesteld.
p.135
Koppelt belicht. + AF
Stelt in of AE en scherpstelveld bij meervlaks lichtmeting op basis van AF-punt moeten worden aangepast.
p.143
Volgorde A Bracketing
Stelt de volgorde in voor opnamen met bracketing.
p.163
Auto LW-correctie
Stelt in of de belichting automatisch moet worden gecorrigeerd als een juiste belichting niet kan worden vastgesteld.
-
Witbalans bij gebruik flitser
Stelt in of de witbalans moet worden gecorrigeerd als de flitser wordt geactiveerd.
-
Fijnafstemming als AWB is ingesteld
Stelt in of fijnafstemming beschikbaar is als de witbalans is ingesteld op Auto.
Functie AF-knop
Stelt in of automatisch moet worden scherpgesteld als op de knop = wordt gedrukt als de ontspanknop tot halverwege wordt ingedrukt.
-
AF bij half indrukken
Stelt in of automatisch moet worden scherpgesteld als de ontspanknop tot halverwege wordt ingedrukt.
-
AF-punt weergeven
Instelling voor het al dan niet weergeven van het AF-punt (scherpstelstand) in de zoeker.
p.124
p.132
1 Voor u de camera gaat gebruiken
Stel in het menu Pers. inst. aangepaste functies in om volledig gebruik te maken van de functionaliteit van de spiegelreflexcamera. In de standaardinstelling wordt het menu Pers. inst. niet gebruikt. De instellingen in het menu [A Pers.inst.] worden geactiveerd wanneer [Instellen], het eerste onderdeel, O (aan) is.
34 Onderdeel
1 Voor u de camera gaat gebruiken
Functie
Bladzijde
AF met afstandbed
Stelt in of Autofocus moet worden gebruikt bij het maken van opnamen met de afstandsbediening. De sluiter ontspant nadat de autofocus actief is, wanneer de ontspanknop wordt bediend vanaf de afstandsbediening en deze aan staat. De sluiter kan niet worden ontspannen voordat er is scherpgesteld. De autofocus wordt niet actief door het gebruik van de ontspanknop op de afstandsbediening wanneer deze uit staat.
-
Ruisonderdrukking
Stelt in of ruisonderdrukking moet worden gebruikt bij opnamen met een lange sluitertijd.
p.159
Kleurgebied
Stelt het te gebruiken kleurgebied in.
p.129
Instellen kleurtemp. stappen
Stelt de aanpassingsstappen voor de kleurtemperatuur in.
p.127
e-knop in Programma
Stelt de e-knoppen in de stand e (Hyper-program) in.
-
e-knop in K-functie
Stelt de e-knoppen in de stand K (Gevoeligheidsvoorkeuze) in.
-
e-knop in b-functie
Stelt de e-knoppen in de stand b (Sluitertijdvoorkeuze) in.
-
e-knop in c-functie
Stelt de e-knoppen in de stand c (Diafragmavoorkeuze) in.
-
Green-knop in Hndmtg
Selecteert de methode voor belichtingscorrectie als op de knop Snelinstelling wordt gedrukt in de stand a (Hyper-manual).
p.158
Eén-klik RAW + JPEG
Stelt in of één keer een RAW+JPEG-opname moet worden gemaakt of dat de instelling wordt vastgehouden als op de knop | wordt gedrukt.
p.122
LCD-displayvrlichtng
Stelt in of het LCD-display moet worden verlicht.
p.123
Ontspant bij opladen
Stelt de mogelijkheid in om de sluiter te ontspannen terwijl de ingebouwde flitser nog bezig is met opladen.
p.173
Voorbeeldmethode
Stelt Digitaal voorbeeld of Optisch voorbeeld in als de hoofdschakelaar in de voorbeeldstand (|) wordt gezet. Aan de hand van een digitaal voorbeeld kunt u compositie, belichting en scherpstelling op de LCD-monitor beoordelen voordat u de opname maakt. Aan de hand van een optisch voorbeeld kunt u de scherptediepte controleren door de zoeker.
p.169
35 Onderdeel
Bladzijde
Resterend aantal opn
Stelt in dat de weergave van het resterende aantal opnamen in LCD en zoeker wordt veranderd in het aantal mogelijke continuopnamen wanneer de ontspanknop tot halverwege wordt ingedrukt.
-
Inzoomen op weergave
Stelt de aanvangsvergroting van de zoomweergave in. Kies uit [1,2 keer], [2 keer], [4 keer], [8 keer] en [16 keer]. De standaardinstelling is [1,2 keer].
-
Auto opnamerotatie
Stelt in dat opnamen automatisch worden geroteerd bij weergave.
-
Rotatie-info opslaan
Stelt in of rotatie-informatie moet worden opgeslagen bij het maken van opnamen.
-
Gebruik diafr. ring
Instelling voor het inschakelen van de ontspanknop wanneer de diafragmaring in een andere positie staat dan s.
p.210
Reset pers.inst.
Zet alle instellingen in het menu Persoonlijke instellingen terug op hun standaardwaarde.
p.202
1 Voor u de camera gaat gebruiken
Functie
36
Het functiemenu gebruiken
1 Voor u de camera gaat gebruiken
Opnamestand Druk tijdens de weergave op de knop {. Het functiemenu verschijnt.
Fn
AUTO
OK
OK
Einde
Druk op de vierwegbesturing (2345) om een handeling te kiezen. Vierwegbesturing
Onderdeel
Functie
Bladzijde
2
Transportfunctie
Selecteert Continuopname, Zelfontspanner of Afstandsbediening.
p.75, p.77, p.81
3
Flitsinstelling
Wijzigt de flitsfunctie.
p.72
4
Witbalans
Wijzigt de kleurbalans in overeenstemming met de kleur van de lichtbron die het onderwerp verlicht.
p.123
5
Gevoeligheid
Stelt de gevoeligheid in.
p.140
37 Weergavestand Druk tijdens de weergave op de knop {. Het functiemenu verschijnt.
Fn
1
OK
Einde
Druk op de vierwegbesturing (2345) om een handeling te kiezen. Vierwegbesturing
Onderdeel
Functie
Bladzijde
2
DPOF-instellingen
Stelt de DPOF-instellingen in.
p.106
4
Digitaal filter
Wijzigt de kleurtint van opnamen, past de filters Soft en Vlak toe, of past de helderheid aan.
p.95
5
Diavoorstelling
Geeft opnamen doorlopend weer.
p.92
RAW-weergave
Converteert RAW-opnamen naar JPEG-indeling.
p.98
3
• RAW-weergave (3) kan niet worden geselecteerd als een JPEG-opname wordt weergegeven. • DPOF-instellingen (2) en Digitaal filter (4) kunnen niet worden geselecteerd als een RAW-opname wordt weergegeven.
Voor u de camera gaat gebruiken
OK
38
De functiekiezer gebruiken
1 Voor u de camera gaat gebruiken
Functie-indicatie
U kunt de belichtingsfunctie wijzigen door een pictogram op de functiekiezer tegenover het indexstreepje te zetten. Onderdeel
Functie
Bladzijde
A (USER)
Voor het maken van opnamen met instellingen die u zelf vastlegt.
p.167
B (Snelinstelling)
De sluitertijd en de diafragmawaarde worden automatisch ingesteld in overeenstemming met Programmalijn voor het maken van opnamen met de juiste belichting.
p.146
e (Hyper-program)
De sluitertijd en de diafragmawaarde worden automatisch ingesteld in overeenstemming met Programmalijn voor het maken van opnamen met de juiste belichting. Wijzig met de e-knoppen aan de voor- en achterzijde de sluitertijd en het diafragma onder handhaving van de juiste belichting.
p.147
Stelt de sluitertijd en de diafragmawaarde automatisch in voor de juiste belichting K (Gevoeligheidsvoorkeuze) in overeenstemming met de ingestelde gevoeligheid.
p.148
b (Sluitertijdvoorkeuze)
Instelling van de gewenste sluitertijd voor het vastleggen van de beweging van bewegende onderwerpen. Maak opnamen van snelbewegende onderwerpen die lijken stil te staan of onderwerpen die lijken te bewegen.
p.150
c (Diafragmavoorkeuze)
Instelling van het gewenste diafragma voor controle over de scherptediepte. Gebruik deze instelling voor een onscherpe of scherpe achtergrond.
p.152
39 Onderdeel
Functie
Bladzijde
Stelt de gevoeligheid automatisch zo in dat sluitertijd en de diafragmawaarde de juiste belichting opleveren in overeenstemming met de helderheid van het onderwerp.
p.154
a (Hyper-manual)
Instelling van sluitertijd en diafragma voor het maken van creatieve opnamen.
p.156
p (Tijdopname)
Instelling voor het maken van opnamen waarvoor lange sluitertijden nodig zijn, zoals vuurwerk en nachtopnamen.
p.159
M (X-sync-snelheid van de flitser)
Stelt de sluitertijd vast in op 1/180 seconde Maak hier gebruik van als u werkt met een externe flitser die de sluitertijd niet automatisch aanpast.
p.160
1 Voor u de camera gaat gebruiken
L (Sluitertijd- en Diafragmavoorkeuze)
40
Memo
2
Voorbereidingen In dit hoofdstuk worden de eerste stappen, van de aankoop van de camera tot het maken van opnamen beschreven. Lees dit hoofdstuk aandachtig door en volg alle aanwijzingen op. Draagriem bevestigen ..................................................................... 42 De batterij gebruiken ....................................................................... 43 De SD-geheugenkaart plaatsen/uitnemen ..................................... 48 De camera aan- en uitzetten ........................................................... 52 Standaardinstellingen ..................................................................... 53 Het objectief bevestigen .................................................................. 58 De zoekerdioptrie aanpassen ......................................................... 60
Draagriem bevestigen
42
1
Trek het uiteinde van de riem door de riembevestiging en maak de riem vast aan de binnenkant van de gesp.
2 Voorbereidingen
2
Haal het andere uiteinde van de riem door de andere riembevestiging van de camera en maak de riem vast aan de binnenkant van de gesp.
De batterij gebruiken
43
Plaats de batterij in de camera. Gebruik uitsluitend D-LI50-batterijen.
De batterij opladen 2
Batterijlader D-BC50
Netsnoer D-CO2 Indicatielampje
Laad de batterij op als u die voor het eerst gebruikt, of als de batterij lange tijd niet is gebruikt, of als het bericht [Batterij leeg] verschijnt.
1
Sluit het netsnoer aan op de batterijlader.
2
Sluit het netsnoer aan op een stopcontact.
3
Houd de 2 markering op de speciale batterij naar boven en plaats de batterij in de batterijlader. Tijdens het opladen licht het indicatielampje rood op. Als de batterij volledig is opgeladen, gaat het indicatielampje uit.
4
Neem de batterij uit de batterijlader, als de batterij volledig is opgeladen. • Gebruik de batterijlader uitsluitend voor het opladen van de oplaadbare lithium-ionbatterij D-LI50. Het opladen van andere batterijen kan schade en hitte veroorzaken. • De batterij is defect als de batterij op de juiste manier in de batterijlader is geplaatst, maar het indicatielampje licht niet op. Plaats een nieuwe batterij in de camera.
Voorbereidingen
D-LI50-batterij
44 • Volledig opladen duurt maximaal ca. 180 minuten. Laad de batterij op in een ruimte met een temperatuur tussen 0°C en 40°C. (De oplaadtijd is afhankelijk van de temperatuur en het resterende vermogen van de batterij.) • Als de gebruikstijd te wensen over laat, zelfs nadat de batterij op de juiste manier is opgeladen, heeft de batterij het einde van zijn levensduur bereikt. Plaats een nieuwe batterij in de camera.
De batterij plaatsen/uitnemen
2 Voorbereidingen
Als u een batterij voor de eerste keer gebruikt, laad hem dan op voordat u hem in de camera plaatst. • Open de batterijklep niet en neem de batterij niet uit het compartiment als de camera aan staat. • Neem de batterij uit de camera als u die langere tijd niet gebruikt. De batterij kan anders gaan lekken. • Als datum en tijd niet juist zijn wanneer u na langere tijd een nieuwe batterij in de camera plaatst, volgt u de procedure voor “Datum en tijd instellen”. (p.56) • Plaats de batterij op de juiste manier in het compartiment. Als de batterij verkeerd is geplaatst, kan de camera defect raken. Veeg de contactpunten van de batterij met een zacht, droog doek schoon alvorens de batterij te plaatsen.
1
Open de batterijklep. Til de ontgrendelknop van de batterijklep op, draai hem naar OPEN (1) om te ontgrendelen en trek vervolgens de klep open (2).
2 1
45
2
Houd de 2 markering op de batterij op de LCD-monitor gericht, duw de batterijvergrendelingsknop in de richting van de pijl (1) en plaats de batterij. Duw de batterij aan tot hij vastklikt. Als u de batterij wilt uitnemen, duwt u de batterijvergrendelingsknop in de richting van de pijl (1). De batterij komt iets omhoog. Neem de batterij uit het compartiment.
2
1
Voorbereidingen
Batterijvergrendelingsknop
3
Sluit de batterijklep (1) en draai de ontgrendelknop van de batterijklep naar CLOSE (2) om te vergrendelen.
1 2
Berg de ontgrendelknop van de batterijklep weg als u het compartiment hebt vergrendeld.
Gebruik bij langdurig cameragebruik de netvoedingsadapter D-AC50 (optioneel). (p.47)
46 Indicatie batterijniveau U kunt de resterende levensduur van de batterij aflezen aan het symbool { op het LCD-display. {
brandt
: Batterij is vol.
brandt
: Batterij raakt leeg.
brandt
: Batterij is bijna leeg.
knippert
: De camera schakelt zichzelf na deze melding uit.
¶ }
2
¶ ?
Voorbereidingen
¶ ?
Geschatte opslagcapaciteit en Weergavetijd (Speciale batterij volledig opgeladen) Batterij D-LI50
(temperatuur) (23°C) ( 0°C)
Normale opnamen 500 470
Flitsfotografie 50% gebruik 100% gebruik 480 350 420 320
Weergavetijd 330 minuten 300 minuten
De opslagcapaciteit (normaal flitsergebruik 50%) is gebaseerd op meetomstandigheden die in overeenstemming zijn met CIPA-normen en de andere waarden zijn gebaseerd op meetomstandigheden bij PENTAX. In de praktijk kunnen afwijkingen van deze waarden optreden, al naar gelang de opnamefunctie en opnameomstandigheden. • De prestaties van de batterijen kunnen bij lage temperaturen tijdelijk afnemen. Houd bij gebruik van de camera in een koud klimaat extra batterijen bij de hand, die u warm houdt in uw zak. Bij het bereiken van kamertemperatuur worden de batterijprestaties weer normaal. • Zorg dat u extra batterijen bij u hebt als u een verre reis maakt, opnamen maakt in een koud klimaat of een groot aantal opnamen maakt.
47 Gebruik van de netvoedingsadapter (optioneel)
1
2
2 Voorbereidingen
We adviseren u gebruik te maken van de netvoedingsadapter D-AC50 (optioneel) als u de LCD-monitor langdurig gebruikt of de camera aansluit op de computer.
1 2
Zorg dat de camera uit staat alvorens de klep van de aansluitingen te openen. Sluit de gelijkstroomstekker van de netvoedingsadapter aan op de gelijkstroomingang van de camera.
3
Sluit het netsnoer aan op de netvoedingsadapter.
4
Sluit het netsnoer aan op een stopcontact. • Zorg dat de camera is uitgeschakeld alvorens de netvoedingsadapter aan te sluiten of los te maken. • Zorg dat de aansluitingen tussen de camera, de netvoedingsadapter, de connector voor het netsnoer en het stopcontact goed zijn. Als een aansluiting losraakt terwijl de camera bezig is met het vastleggen of lezen van gegevens op de SD-geheugenkaart, raken de gegevens beschadigd. • Lees vóór gebruik de handleiding van de netvoedingsadapter D-AC50. • Bij gebruik van de netvoedingsadapter worden de batterijen in de camera niet opgeladen.
De SD-geheugenkaart plaatsen/uitnemen
48
Opnamen worden opgeslagen op een SD-geheugenkaart. Zorg dat de camera uit staat alvorens de SD-geheugenkaart (in de handel verkrijgbaar) te plaatsen of uit te nemen. • Verwijder de SD-geheugenkaart niet wanneer de LED voor schrijven naar/lezen van de kaart brandt. • Gebruik deze camera om SD-kaarten te formatteren (initialiseren) die nog niet eerder zijn gebruikt, of die in andere camera’s of digitale apparaten zijn gebruikt. Raadpleeg “SD-geheugenkaart formatteren” (p.188) voor informatie over formatteren.
2 Voorbereidingen
1
Til de ontgrendelknop (1) van het kaartcompartiment op, draai hem naar OPEN (2). De kaartklep gaat open.
2
1
2
Schuif de kaart helemaal in het compartiment met het etiket van de SD-geheugenkaart naar de LCD-monitor gericht.
Duw de SD-geheugenkaart iets naar binnen om deze uit te nemen.
3
Sluit de kaartklep.
Zorg ervoor dat de kaartklep goed gesloten is. De camera werkt niet als de kaartklep open is.
49 Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik van een SD-geheugenkaart
2 Voorbereidingen
• De SD-geheugenkaart is voorzien van een schuifje voor schrijfbeveiliging. Als u dit schuifje op [LOCK] zet, zijn de aanwezige gegevens beveiligd. Er kunnen dan geen nieuwe gegevens worden opgeslagen, geen bestaande Schrijfbeveiliging gegevens worden gewist en de kaart niet kan worden geformatteerd. • Pas op wanneer u de SD-geheugenkaart meteen na gebruik van de camera uitneemt: de kaart kan dan heet zijn. • Neem de SD-geheugenkaart niet uit en zet de camera niet uit wanneer er gegevens op de kaart worden opgeslagen of opnamen of geluidsbestanden worden weergegeven of wanneer de camera met een USB-kabel is aangesloten op een computer. Hierdoor kunnen de gegevens verloren gaan of kan de kaart beschadigd raken. • Buig de SD-geheugenkaart niet en stel hem niet bloot aan hevige schokken. Houd de kaart uit de buurt van water en bewaar hem niet op een plaats met een hoge temperatuur. • Neem de SD-geheugenkaart niet uit tijdens het formatteren. De kaart kan hierdoor beschadigd kan raken en onbruikbaar worden. • Onder de volgende omstandigheden kunnen de gegevens op de SD-geheugenkaart worden gewist. PENTAX aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor verwijderde gegevens in de volgende gevallen: (1) als de SD-geheugenkaart verkeerd wordt gebruikt door de gebruiker. (2) als de SD-geheugenkaart wordt blootgesteld aan statische elektriciteit of elektrische storingen. (3) als de kaart lange tijd niet is gebruikt. (4) wanneer de kaart wordt uitgenomen of de batterij wordt uitgenomen terwijl er gegevens op de kaart worden opgeslagen of aangesproken. • De levensduur van de SD-geheugenkaart is eindig. Als de kaart lange tijd niet wordt gebruikt, kunnen de gegevens op de kaart onleesbaar worden. Sla regelmatig een reservekopie van belangrijke gegevens op een computer op. • Gebruik of bewaar de kaart niet op plaatsen waar hij aan statische elektriciteit of elektrische storingen kan worden blootgesteld. • Gebruik of bewaar de kaart niet op plaatsen waar hij wordt blootgesteld aan rechtstreeks zonlicht of aan snelle temperatuurschommelingen of condensatie. • Wilt u informatie over SD-geheugenkaarten, bezoek dan de website van PENTAX of neem contact op met het dichtstbijzijnde PENTAX Service Center. • Nieuwe SD-geheugenkaarten moeten worden geformatteerd. Dit geldt ook voor SD-geheugenkaarten die in andere camera’s zijn gebruikt. 1 SD-geheugenkaart formatteren (p.188) • Als u een SD-geheugenkaart weggooit, weggeeft of verkoopt, zorg dan dat de gegevens op de kaart volledig zijn gewist of dat de kaart zelf wordt vernietigd als hij persoonlijke of gevoelige informatie bevat. Bij formattering van een SD-geheugenkaart worden de gegevens niet noodzakelijkerwijs gewist, zodat ze kunnen worden hersteld met speciale software voor gegevensherstel. Er zijn speciale programma’s voor het wissen van gegevens verkrijgbaar die de gegevens wel volledig wissen. In alle gevallen geldt dat het beheer van de gegevens op uw SD-geheugenkaart volledig voor eigen risico is.
50 Opnamepixels en Kwaliteitsniveau Als de bestandsindeling JPEG is
2 Voorbereidingen
Kies het aantal pixels (grootte) en het kwaliteitsniveau (JPEG-compressiefactor) van de opnamen die passen bij wat u met de opnamen wilt gaan doen. Opnamen met een groter aantal pixels of meer E worden scherper afgedrukt. Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt (het aantal opnamen dat op een SD-geheugenkaart past) wordt kleiner bij grotere bestanden. De kwaliteit van de opname of afdruk hangt af van het kwaliteitsniveau, de belichting, de resolutie van de printer en een aantal andere factoren. Dat betekent dat u nooit meer dan de daarvoor benodigde hoeveelheid pixels hoeft te kiezen. Wanneer u bijvoorbeeld op briefkaartformaat wilt afdrukken, is i (1824×1216) voldoende. Geef instellingen op voor opnamepixels en kwaliteitsniveau die tegemoetkomen aan het doel van de opname. Kies het gewenste aantal opnamepixels en het kwaliteitsniveau voor JPEG-opnamen in het menu [A Opname]. 1 JPEG-opnamepixels instellen (p.118) 1 Het JPEG-kwaliteitsniveau instellen (p.119)
JPEG-opnamepixels, JPEG-kwaliteitsniveau en geschatte opslagcapaciteit voor opnamen JPEG-kwaliteit JPEG opn. pixels J (3872×2592) P (3008×2000) i (1824×1216)
C Best
D Beter
E Goed
101 168 457
172 287 774
296 495 1313
• Bovenstaande tabel geeft de geschatte opslagcapaciteit en opnametijd aan bij gebruik van een SD-geheugenkaart van 512 MB. • Bovenstaande waarden kunnen variëren, al naar gelang het onderwerp, opnameomstandigheden, opnamefunctie en SD-geheugenkaart, e.d. Als het aantal opnamen dat kan worden opgeslagen, groter is dan 500, worden opnamen opgeslagen in mappen met steeds 500 opnamen. Als de functie Auto Bracket echter actief is, worden de opnamen in dezelfde map opgeslagen totdat het maken van opnamen gereed is, zelfs als daardoor meer dan 500 opnamen in één map terechtkomen.
51 Als de bestandsindeling RAW is Met de q kunt u opnamen opslaan in de flexibele indeling JPEG of de kwalitatief hoogwaardige maar bewerkbare RAW-indeling. Als RAW-indeling kunt u kiezen voor de oorspronkelijke PEF-indeling van PENTAX of de voor algemene doeleinden bestemde DNG-indeling (Digital Negative), ontwikkeld door Adobe Systems. Op een SD-kaart met een capaciteit van 512 MB kunt u maximaal 29 opnamen opslaan in PEF-indeling of DNG-indeling. 1 De bestandsindeling instellen (p.122)
2 Voorbereidingen
De camera aan- en uitzetten
52
1
Zet de hoofdschakelaar op de stand aan [ON]. De camera wordt ingeschakeld. Zet de hoofdschakelaar op de stand uit [OFF] om de camera uit te zetten.
2 Voorbereidingen
• Zet de camera altijd uit wanneer deze niet in gebruik is. • De camera wordt automatisch uitgeschakeld als u er gedurende bepaalde tijd geen handelingen mee verricht. Als de camera automatisch wordt uitgeschakeld, schakelt u die weer in of verricht u één van de volgende handelingen. • Druk de ontspanknop tot halverwege in. • Druk op de knop Q. • Druk op de knop M. • Standaard wordt de camera automatisch uitgeschakeld na 1 minuut inactiviteit. U kunt die instelling wijzigen met de optie [Auto Uitsch.] in het menu [R Set-up]. (p.196)
53
Standaardinstellingen De eerste keer dat de camera na aanschaf wordt aangezet, verschijnt het scherm [Language/ ] op de LCD-monitor. Volg de onderstaande procedure om de taal die wordt weergegeven op de LCD-monitor en de actuele datum en tijd in te stellen. Als deze instellingen eenmaal zijn verricht, hoeven ze niet opnieuw te worden uitgevoerd bij het aanzetten van de camera.
2
De weergavetaal instellen
1
Gebruik de vierwegbesturing (2345) om de gewenste taal te selecteren. De standaardinstelling is Engels.
English Français Deutsch Español Português Italiano Svenska MENU
2
Druk op de knop 4. Het scherm [Basisinstellingen] voor de geselecteerde taal verschijnt. Ga naar stap 6 als [Thuistijd] en [Zomertijd] niet aangepast hoeven te worden.
Nederlands
Annul.
OK
OK
Initial Settings English New York DST MENU
3
Cancel
Selecteer met de vierwegbesturing (45) de plaats.
OK
OK
Voorbereidingen
U kunt de taal kiezen waarin menu’s, foutberichten, enz. worden weergegeven. U hebt de keuze uit: Engels, Frans, Duits, Spaans, Portugees, Italiaans, Zweeds, Nederlands, Russisch, Koreaans, Chinees (traditioneel/vereenvoudigd) en Japans.
54
4
Druk op de vierwegbesturing (3). De cursor gaat naar [Zomertijd].
2
5
Selecteer O (Aan) of P (Uit) met de vierwegbesturing (45).
6
Druk op de knop 4. Het scherm voor instelling van de datum en tijd verschijnt.
Voorbereidingen
55 Als er een verkeerde taal is ingesteld Als u nog niet bent verdergegaan naar het scherm voor het instellen van datum en tijd Als u per ongeluk in het scherm [Language/ ] een verkeerde taal selecteert, kunt u met de volgende procedure het scherm met [Basisinstellingen] in die taal oproepen, zolang u nog niet bent verdergegaan naar het scherm voor het instellen van datum en tijd.
1 2
Schakel de camera uit en zet hem weer aan. Kies de gewenste taal met de vierwegbesturing (2345) en druk op de knop 4.
Als u al bent verdergegaan naar het scherm voor het instellen van datum en tijd Als het scherm voor het instellen van datum en tijd eenmaal is weergegeven, kunnen de basisinstellingen niet opnieuw worden opgegeven. Voer de volgende stappen uit en stel de taal in op het menuscherm.
1 2 3 4 5
Schakel de camera uit en zet hem weer aan. Druk op de knop 3. Druk twee keer op de vierwegbesturing (5). Druk zes keer op de vierwegbesturing (3). Druk één keer op de vierwegbesturing (5). Het scherm voor instelling van de taal verschijnt.
6
Kies de gewenste taal met de vierwegbesturing (2345) en druk op de knop 4. Het menu [R Set-up] voor de geselecteerde taal verschijnt. Raadpleeg de volgende pagina’s om zo nodig de gewenste plaats voor [Thuistijd] en datum en tijd in te stellen. • Voor het wijzigen van de thuistijd: “De wereldtijd instellen” (p.191) • Voor het wijzigen van datum en tijd: “Datum/tijd en weergavestijl wijzigen” (p.190)
Als u op de knop 3 drukt, worden de tot dan toe opgegeven instellingen geannuleerd en wordt het scherm [Datum instellen] weergegeven (p.56). In dat geval verschijnt het scherm [Language/ ] de volgende keer dat u de camera aanzet.
Voorbereidingen
Het scherm [Basisinstellingen] voor de geselecteerde taal verschijnt. Keer terug naar stap 2 van “De weergavetaal instellen” (p.53) en voer de instellingen opnieuw uit.
2
56 Datum en tijd instellen Stel de actuele datum en tijd en de weergavestijl in.
1
Druk op de vierwegbesturing (5). Het kader gaat naar [MM/DD/JJ].
2
Datum instellen Datumnotatie JJ/MM/DD 24h
Voorbereidingen
Datum
01 / 01 / 2006
Tijd
00 : 00
MENU
Annuleren
OK
OK
2
Gebruik de vierwegbesturing (23) om de datumstijl te kiezen.
3
Druk op de vierwegbesturing (5). Het kader gaat naar [24h].
Datum instellen Datumnotatie JJ/MM/DD 24h Datum
01 / 01 / 2006
Tijd
00 : 00
MENU
4 5
OK
OK
Selecteer 24h (24-uurs weergave) of 12h (12-uurs weergave) met de vierwegbesturing (23). Druk op de vierwegbesturing (5). Het kader gaat terug naar [Datumnotatie].
6
Annuleren
Druk op de vierwegbesturing (3). Het kader gaat naar [Datum].
57
7
Druk op de vierwegbesturing (5). Het kader gaat naar de maand.
Datum instellen Datumnotatie JJ/MM/DD 24h Datum
01 / 01 / 2006
Tijd
00 : 00
MENU
Annuleren
OK
OK
2 Stel de maand in met de vierwegbesturing (23). Stel de dag en het jaar op dezelfde wijze in. Stel vervolgens de tijd in. Als u [12h] selecteert bij stap 4, verandert de aanduiding in am (vóór de middag) of pm (na de middag), al naar gelang de tijd.
9
Druk op de knop 4. De camera is gereed voor het maken van opnamen. Als u de datum en tijd hebt ingesteld met de menubesturing, gaat u terug naar het menu [R Set-up]. Druk nogmaals op de knop 4. Als u op de knop 3 drukt tijdens het aanpassen van de instelling voor tijd, worden de tot dan toe opgegeven instellingen geannuleerd en wordt de opnamefunctie geactiveerd. Als de camera wordt aangezet zonder dat instellingen zijn opgegeven voor datum en tijd, verschijnt het scherm [Datum instellen], mits de basisinstellingen zijn ingevoerd. U kunt de datum ook achteraf instellen met behulp van menubesturing. (p.190) • Wanneer u klaar bent met de instellingen en op de knop 4 drukt, wordt de klok van de camera teruggezet op 00 seconden. Om de exacte tijd in te stellen, drukt u op de knop 4 wanneer het tijdsignaal (op TV, radio, e.d.) precies 00 seconden aangeeft. • U kunt de taal-, datum- en tijdinstellingen wijzigen met de menubesturing. (p.190, p.194)
Voorbereidingen
8
Het objectief bevestigen
58
2
Alle belichtingsfuncties van de camera zijn beschikbaar wanneer u gebruik maakt van DA-, D FA-, FA J- of andere objectieven met een diafragmastand s (automatisch). Sommige functies zijn beperkt wanneer u het objectief niet instelt op s (automatisch). Zie ook “Opmerkingen bij [Gebruik diafr.ring]” (p.210). Andere objectieven en accessoires zijn niet beschikbaar bij de standaard fabrieksinstellingen. Om ontspannen toch mogelijk te maken bij gebruik van een objectief of accessoire dat hierboven niet wordt genoemd, stelt u [Gebruik diafr. ring] in bij Persoonlijke instellingen. (p.35)
Voorbereidingen
Zet de camera uit alvorens het objectief te bevestigen of te verwijderen om onverwachte bewegingen van het objectief te voorkomen.
1 2
Controleer of de camera is uitgezet. Verwijder de bodydop (1) en de achterlensdop van het objectief (2). Zet een los objectief altijd met de vatting omhoog neer om beschadiging van de objectiefvatting te voorkomen.
3
Zorg dat de richttekens (de rode puntjes) op de camera en het objectief tegenover elkaar liggen. Draai vervolgens het objectief met de klok mee tot het vastklikt. Draai het objectief na bevestiging tegen de wijzers van de klok in om te controleren of het objectief goed is vergrendeld.
59
4
Haal de frontdop van het objectief door de aangegeven delen naar binnen te duwen.
2 Voorbereidingen
Als u het objectief wilt loskoppelen, houdt u de ontgrendelknop voor het objectief (3) ingedrukt en draait u het objectief tegen de wijzers van de klok in.
3
• De bodydop (1) is een dop die krassen en stof voorkomt tijdens het transport. Bodydop K wordt separaat verkocht en kan worden vergrendeld. • Pentax kan niet aansprakelijk worden gesteld voor ongelukken, problemen en defecten die het gevolg zijn van het gebruik van objectieven van een ander merk. • De camerabody en objectiefvatting zijn voorzien van informatiecontacten en een AF-koppeling. Vuil, stof en corrosie kunnen problemen met het elektronische systeem of een incorrecte werking veroorzaken. U kunt de contacten zo nodig reinigen met een zacht, droog doek.
De zoekerdioptrie aanpassen
60
Pas de scherpte van het zoekerbeeld aan uw gezichtsvermogen aan. Wanneer u de zoekerinformatie niet goed kunt zien, schuift u de hendel voor de dioptrieaanpassing opzij. U kunt de dioptrie verschuiven van –2,5m-1 tot +1,5m-1.
2
1
Voorbereidingen
Kijk door de zoeker en richt de camera op een witte muur of een ander, vlak en helder verlicht oppervlak. Verschuif vervolgens de dioptriecorrectiehendel naar links of rechts. Duw tegen de dioptriecorrectiehendel tot het AF-kader in de zoeker zo scherp mogelijk zichtbaar is.
AF-kader • De FP-oogschelp is bevestigd op de zoeker wanneer de camera vanuit de fabriek wordt verzonden. De dioptrie-instelling is beschikbaar met de FP-oogschelp erop, maar is eenvoudiger wanneer u de oogschelp verwijdert. Druk één kant van de FP-oogschelp naar binnen en trek hem in de richting van de pijl om de oogschelp te verwijderen. Om de FP-oogschelp te bevestigen, schuift u hem langs de groef op de zoeker tot hij op zijn plaats zit. • Wanneer u de zoekerinformatie niet goed kunt zien, zelfs als u de hendel voor de dioptrieaanpassing hebt ingesteld, gebruikt u de dioptriecorrectielensadapter M. U kunt die adapter echter alleen gebruiken als u de oogschelp verwijdert. (p.215)
3
Basisbediening In dit hoofdstuk wordt de basisbediening uitgelegd voor het maken van opnamen als de functiekiezer op Snelinstelling is gezet (Automatische belichting overeenkomstig de normale programmalijn) om succesvol opnamen te maken. Raadpleeg de hoofdstukken vanaf hoofdstuk 4 voor informatie over geavanceerde functies en instellingen voor opnamen. Basishandelingen bij opnamen ...................................................... 62 Opnamen maken met behulp van de functie Bewegingsreductie ................................................. 67 Werken met een zoomobjectief ...................................................... 70 De ingebouwde flitser gebruiken ................................................... 71 Andere opnamefuncties .................................................................. 75 Foto’s weergeven ............................................................................. 85 De camera aansluiten op audiovisuele apparatuur ...................... 94 Opnamen verwerken met filters ..................................................... 95 Opnamen wissen ........................................................................... 100 Afdrukservice instellen (DPOF) .................................................... 106 Afdrukken met PictBridge ............................................................. 109
62
Basishandelingen bij opnamen
De camera vasthouden Hoe u de camera vasthoudt, is van belang bij het maken van opnamen. • Houd de camera stevig met beide handen vast. • Druk de ontspanknop voorzichtig helemaal in wanneer u een opname maakt.
3 Basisbediening
Horizontale positie
Verticale positie
• Om te voorkomen dat de camera beweegt tijdens het maken van de opname, kunt u met de camera steun zoeken op of tegen een vast object (bijvoorbeeld een tafel, muur of boom). • Hoewel er individuele verschillen tussen fotografen bestaan, is de sluitertijd voor een camera die in de hand wordt gehouden in de regel 1/(brandpuntsafstand ×1,5). De sluitertijd is bijvoorbeeld 1/75 seconde bij een brandpuntsafstand van 50 mm en 1/150 seconde bij een brandpuntsafstand van 100 mm. Gebruik bij langere sluitertijden een statief of de functie Bewegingsreductie (p.67). • Door bij het maken van een opname met een teleobjectief een statief te gebruiken dat zwaarder is dan het totale gewicht van de camera en het objectief, voorkomt u dat de camera beweegt. • Gebruik de functie Bewegingsreductie niet als u een statief gebruikt.
63 De camera de optimale instellingen laten bepalen De q is uitgerust met verschillende opnamefuncties, scherpstelfuncties en transportfuncties om tegemoet te komen aan al uw wensen. In dit gedeelte wordt beschreven hoe u opnamen maakt door eenvoudigweg op de ontspanknop te drukken.
1
Zet de functiekiezer op B. De belichtingsfunctie verandert in B (Snelinstelling). In B wordt de juiste belichting bepaald door de camera en worden sluitertijd en diafragma automatisch ingesteld. (p.146)
3 Basisbediening
2
Zet de scherpstelfunctieknop op l. De scherpstelfunctie verandert in l (Autofocus/Enkelbeeld). In l werkt het objectief automatisch als de ontspanknop tot halverwege wordt ingedrukt. Na het scherpstellen kan de sluiter worden ontspannen. (p.130)
64
3
Kijk door de zoeker voor een beeld van het onderwerp. U kunt een zoomlens gebruiken voor een andere grootte van het onderwerp in de zoeker. 1 Werken met een zoomobjectief (p.70)
3
4
Basisbediening
Breng het onderwerp binnen het AF-kader en druk de ontspanknop tot halverwege in. Het autofocussysteem treedt in werking. De scherpstelindicatie ] verschijnt in de zoeker zodra het onderwerp is scherpgesteld. De flitser klapt niet automatisch uit. Als flitsen nodig is, knippert flitserstatus E. Druk op de knop K (p.73) om de flitser handmatig uit te klappen. 1 De ontspanknop bedienen (p.65) 1 Onderwerpen waarop moeilijk automatisch kan worden scherpgesteld (p.66) 1 De ingebouwde flitser gebruiken (p.71) 1 Het scherpstelkader instellen (AF-punt) (p.132)
Flitserstatus
Scherpstelindicatie
U kunt een voorbeeld bekijken op de LCD-monitor en de compositie, belichting en scherpstelling beoordelen voordat u de opname maakt. (p.169)
5
Druk de ontspanknop helemaal in. De opname wordt gemaakt.
65
6
Bekijk de opname op de LCDmonitor.
3 Wissen
De ontspanknop bedienen De ontspanknop heeft twee standen.
Niet ingedrukt
Half ingedrukt (eerste positie)
Helemaal ingedrukt (tweede positie)
Als u de ontspanknop tot halverwege indrukt (eerste positie), worden de indicaties in de zoeker en op het LCD ingeschakeld en werkt het autofocussysteem. Als u de ontspanknop volledig indrukt (tweede positie), wordt de opname gemaakt. • Wanneer u een opname wilt maken, moet u de ontspanknop voorzichtig indrukken om camerabeweging te voorkomen. • Oefen met het tot halverwege indrukken van de ontspanknop om te leren waar de eerste positie is. • De zoekerindicaties blijven aan wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt. Ze blijven nog circa 10 seconden (standaardinstelling) zichtbaar nadat de knop is losgelaten. (p.26)
Basisbediening
Na de opname wordt deze gedurende één seconde op de LCD-monitor weergegeven (momentcontrole). Tijdens de momentcontrole kunt u de opname uitvergroten door te drukken op de e-knop aan de achterzijde. (p.89) Tijdens de momentcontrole kunt u de opname wissen door te drukken op de knop i. 1 Momentcontrole instellen (p.197) 1 Opnamen wissen (p.100) 1 Weergave van Lichte/donkere gebieden (p.197) 1 Histogramweergave (p.197)
66 Onderwerpen waarop moeilijk automatisch kan worden scherpgesteld Het autofocus-mechanisme is niet perfect. Scherpstellen kan moeilijk zijn bij het maken van opnamen onder de volgende omstandigheden ((a) tot (f) hieronder). Deze zijn ook van toepassing op handmatig scherpstellen met de scherpstelindicatie ] in de zoeker. Wanneer niet automatisch kan worden scherpgesteld op het onderwerp, stelt u de scherpstelfunctieknop in op \ en gebruikt u de handmatige scherpstelfunctie om via het matglas in de zoeker scherp te stellen op het onderwerp. (p.137)
3 Basisbediening
(a) Onderwerpen met een uitzonderlijk laag contrast, zoals een witte muur, binnen het scherpstelkader. (b) Onderwerpen die weinig licht reflecteren binnen het scherpstelkader. (c) Onderwerpen die snel bewegen. (d) Sterk weerkaatst licht of sterk tegenlicht (lichte achtergrond). (e) Patronen met verticale of horizontale lijnen die binnen het scherpstelkader vallen. (f) Verscheidene onderwerpen op voor- en achtergrond binnen het scherpstelkader. Wanneer (f) van toepassing is, is mogelijk niet scherpgesteld op het onderwerp, zelfs wanneer de ] (scherpstelindicatie) wordt weergegeven.
Opnamen maken met behulp van de functie Bewegingsreductie
67
U kunt gemakkelijk scherpe opnamen maken met behulp van de functie Bewegingsreductie door de schakelaar bewegingsreductie om te zetten.
Bewegingsreductie
Onscherpe opname
Opname gemaakt met de functie Bewegingsreductie
• De functie Bewegingsreductie compenseert geen onscherpte die het gevolg is van een bewegend onderwerp. Als u opnamen wilt maken van bewegende onderwerpen, verhoogt u de sluitertijd. • De functie Bewegingsreductie kan het bewegen van de camera niet altijd volledig compenseren bij het maken van close-ups. In dat geval raden we u aan de functie Bewegingsreductie uit te schakelen en een statief te gebruiken. • De functie Bewegingsreductie zal niet goed werken bij het maken van opnamen met een langzame sluitertijd, bijvoorbeeld opnamen van een bewegend onderwerp of nachtopnamen. In dat geval raden we u aan de functie Bewegingsreductie uit te schakelen en een statief te gebruiken.
De functie Bewegingsreductie en brandpuntsafstand De functie Bewegingsreductie is voor zijn functioneren afhankelijk van informatie over bijvoorbeeld de brandpuntsafstand die door het objectief wordt doorgegeven. Als op de camera een objectief DA, D FA, FA J, FA of F is bevestigd, wordt die informatie automatisch doorgegeven als de functie Bewegingsreductie wordt geactiveerd. [Brandpuntafstand] kan niet worden ingesteld in het menu [Bewegingsreductie] in de stand [A Opname] (u kunt de menuopties niet selecteren). Als u een ander type objectief gebruikt, wordt de objectiefinformatie niet automatisch doorgegeven, ook niet als de functie Bewegingsreductie wordt geactiveerd. In dat geval verschijnt het menu voor het instellen van de [Bewegingsreductie]. Stel de [Brandpuntafstand] handmatig in in het menu voor het instellen van de [Bewegingsreductie]. 1 De functie Bewegingsreductie instellen (p.69)
3 Basisbediening
De functie Bewegingsreductie reduceert het bewegen van de camera, wat kan voorkomen als de ontspanknop wordt ingedrukt. Dat is handig bij situaties waarin grote kans bestaat dat de camera wordt bewogen. Als de functie Bewegingsreductie is geactiveerd, kunt u opnamen maken met een sluitertijd die met ongeveer twee tot vier stappen is vertraagd zonder risico van het bewegen van de camera. De functie Bewegingsreductie is ideaal voor het maken van opnamen onder de volgende omstandigheden. • Bij het maken van opnamen op slecht verlichte locaties, bijvoorbeeld binnenshuis, bij nacht, op bewolkte dagen en in de schaduw. • Bij het maken van tele-opnamen
68 De functie Bewegingsreductie inschakelen
1
Zet de schakelaar bewegingsreductie in de stand ON. Wanneer de ontspanknop tot halverwege wordt ingedrukt, wordt k weergegeven in de zoeker en wordt de functie Bewegingsreductie ingeschakeld.
3 Basisbediening
• Zet de schakelaar bewegingsreductie op OFF als u een statief gebruikt. • De functie Bewegingsreductie wordt automatisch uitgeschakeld onder de volgende omstandigheden: bij gebruik van de zelfontspanner, zelfontspanner (2 sec), opnamen via de afstandsbediening, vertraagde opnamen (3 sec), tijdopnamen en draadloze bediening met een externe flitser • Als u een type objectief gebruikt dat niet automatisch objectiefinformatie kan doorgeven (p.67), bijvoorbeeld de brandpuntsafstand, wordt het menu [Bewegingsreductie] weergegeven. Stel de [Brandpuntafstand] handmatig in in het menu [Bewegingsreductie]. 1 De functie Bewegingsreductie instellen (p.69) • Zet de schakelaar bewegingsreductie in de stand OFF als u de functie Bewegingsreductie niet wilt gebruiken. • De functie Bewegingsreductie zal de eerste twee seconden na het inschakelen van de camera of na activering uit de stand Automatisch uitschakelen, niet goed werken. Wacht tot de functie Bewegingsreductie is gestabiliseerd voordat u de ontspanknop voorzichtig indrukt om een opname te maken. Druk de ontspanknop tot halverwege in. De camera is gereed voor het maken van opnamen als k wordt weergegeven in de zoeker. • Bewegingsreductie is beschikbaar bij elk PENTAX-objectief dat compatibel is met de q. Als de diafragmaring echter anders is ingesteld dan s (Auto) of als een objectief zonder s (Auto) stand wordt gebruikt, zal de camera niet werken, tenzij [Gebruik diafr.ring] is ingesteld op [Toegestaan] in het menu [A Pers.inst.] (zie p.35; zie p.29 en 30 voor bedieningsmethode). Stel dat van tevoren in. Voor sommige functies gelden beperkingen als [Gebruik diafr.ring] is ingesteld op [Toegestaan] in het menu [A Pers.inst.]. Zie “Opmerkingen bij [Gebruik van een diafragmaring]” (p.210) voor details.
69 De functie Bewegingsreductie instellen Het menu voor het instellen van de [Bewegingsreductie] wordt weergegeven als de camera wordt ingeschakeld terwijl de schakelaar bewegingsreductie in de stand ON staat en er een objectief is bevestigd dat niet automatisch objectiefinformatie zoals de brandpuntsafstand doorgeeft (p.67). Gebruik het menu voor het instellen van de [Bewegingsreductie] om de [Brandpuntafstand] in te stellen.
1
Gebruik de vierwegbesturing (45) om de [Brandpuntafstand] in te stellen.
Bewegingsreductie Brandpuntafstand
U kunt kiezen uit de volgende 34 waarden voor brandpuntsafstand. (De standaardinstelling is 35.) 8 40 135 550
10 43 150 600
12 50 180 700
15 18 20 24 28 30 35 55 65 70 77 85 100 120 200 250 300 350 400 450 500 800
100
MENU
120
Annul.
135
OK
OK
• Als de brandpuntsafstand van uw objectief hierboven niet wordt genoemd, kiest u de waarde die het dichtst ligt bij de werkelijke brandpuntsafstand (bijvoorbeeld: [18] voor 17 mm en [100] voor 105 mm). • Als u een zoomlens gebruikt, kiest u de eigenlijke brandpuntsafstand bij de zoominstelling op dezelfde manier. • Het effect van bewegingsreductie is afhankelijk van de opnameafstand en de informatie over de brandpuntsafstand. De functie Bewegingsreductie werkt wellicht niet zoals verwacht bij het maken van opnamen op korte afstand.
2
Druk op de knop 4. De camera is gereed voor het maken van een opname. Kies [Bewegingsreductie] in het menu [A Opname] om de instelling voor [Brandpuntafstand] te wijzigen. (p.31)
3 Basisbediening
• Het menu voor het instellen van de [Bewegingsreductie] verschijnt niet als u een objectief gebruikt dat het automatisch doorgeven van objectiefinformatie zoals de brandpuntsafstand, ondersteunt, omdat [Brandpuntafstand] dan automatisch wordt ingesteld. • Als u een objectief gebruikt zonder een positie s op de diafragmaring, of als • de diafragmaring is ingesteld op een andere positie dan s, stelt u [Gebruik diafr.ring] in het menu [A Pers.inst.] in op [Toegestaan].
Werken met een zoomobjectief
70
Vergroot het onderwerp (tele-opname) of leg een groter gebied vast (groothoek) met een zoomobjectief. Stel het in op de gewenste grootte en maak de opname.
1
Draai de zoomring rechtsom of linksom. Draai de zoomring met de klok mee naar de telestand of tegen de klok in naar de groothoekstand.
3 Basisbediening
• De beeldhoek wordt groter naarmate de brandpuntsafstand kleiner wordt. Hoe groter het getal, des te sterker het beeld wordt vergroot. • Power Zoom (automatisch zoomen) is beschikbaar als bij deze camera een met Power Zoom compatibel FA-objectief wordt gebruikt.
Groothoek
Tele
De ingebouwde flitser gebruiken
71
Als u de flitser wilt gebruiken bij weinig licht of tegenlicht, drukt u op de knop K om de flitser uit te klappen. Kies een flitsfunctie die past bij wat u wilt gaan doen, op het scherm voor flitseropties in het functiemenu. U kunt de flitsintensiteit aanpassen met de e-knop op de achterzijde bij alle belichtingsinstellingen met uitzondering van de Snelinstelling. De ingebouwde flitser werkt optimaal bij een afstand van circa 0,7 m tot 4 m tot het onderwerp. Bij een afstand van minder dan 0,7 m wordt de belichting niet juist ingesteld en kan er vignettering optreden (deze afstand varieert enigszins, afhankelijk van het gebruikte objectief en de ingestelde gevoeligheid (p.176)).
• Verwijder de zonnekap wanneer u de ingebouwde flitser gebruikt. • Bij objectieven die geen functie hebben voor het instellen van de diaframaring op het objectief op s (automatisch), flitst de ingebouwde flitser volledig.
C
Auto ontladen
Schakelt de flitser automatisch in als het donker is of bij tegenlicht.
D
Auto + Anti Rode Ogen
Er wordt een voorflits gegeven (anti rode ogen) voordat de flitser automatisch afgaat.
Flits aan
De flitser gaat elke keer automatisch af.
Flitser aan + rode ogen
Er wordt een voorflits gegeven (anti rode ogen) voordat de flitser afgaat bij de stand Flitser aan.
G
Lange-sluitertijdsync
Afhankelijk van het omgevingslicht wordt een langere sluitertijd ingesteld. Gebruik deze functie als u een portretopname maakt voor een zonsondergang of een ander landschap om persoon en achtergrond beide voldoende belicht op de opname te krijgen.
H
Lange-sltrtd+r ogen
Er wordt een voorflits gegeven (anti rode ogen) voordat de flitser afgaat bij de stand Lange-sluitertijdsync.
I
Geeft een flits af onmiddellijk voordat het sluitergordijn 2e sluitergordijn-sync wordt gesloten. Daarmee maakt u opnamen van bewegende onderwerpen die een spoor achterlaten.
E F
Bij gebruik van Lange-sluitertijdsync of Lange-sltrtd+r ogen wordt afhankelijk van het omgevingslicht een langere sluitertijd ingesteld. Gebruik de functie Bewegingsreductie (p.67) of bevestig de camera op een statief om{U8194}bewegingen van de camera te voorkomen.
3 Basisbediening
Compatibiliteit van ingebouwde flitser en objectief Afhankelijk van het gebruikte objectief en de opnamecondities kan vignettering optreden (de hoeken van de opname worden zwart vanwege een gebrek aan licht). Wij raden u aan een testopname te maken om dit te controleren. 1 Compatibiliteit objectieven DA, D FA, FA J, FA en F met de ingebouwde flitser (p.177)
72 De flitsinstelling selecteren
1
Druk op de knop {. Het functiemenu verschijnt.
Fn
AUTO
OK
OK
3 Basisbediening
2
Einde
Druk op de vierwegbesturing (3). Het scherm voor flitseropties verschijnt. Flitsinstelling Flits aan
0.0
OK
OK
• Als de functiekiezer is ingesteld op B, kunnen C en D worden geselecteerd, als hij is ingesteld op b, kunnen L, a of p, E, F en I worden geselecteerd, en wanneer hij is ingesteld op M, kunnen E en F worden geselecteerd. Bij elke andere instelling kunnen E, F, G, H en I worden geselecteerd. • Als de functiekiezer is ingesteld op A, is het afhankelijk van de opgeslagen instellingen welke flitsinstellingen beschikbaar zijn.
3
Kies een flitsfunctie met de vierwegbesturing (45). Als de B (Snelinstelling) niet actief is, draait u de e-knop op de achterzijde voor flitscorrectie. U kunt een correctie instellen van –2,0 tot +1,0.
4
Druk op de knop 4. U keert terug naar het functiemenu.
5
Druk op de knop {. De camera is gereed voor het maken van een opname.
73 De ingebouwde flitser gebruiken
1
Druk op de K knop. De ingebouwde flitser klapt uit en wordt opgeladen. Wanneer de flitser volledig is opgeladen, verschijnt E op het LCD en in de zoeker. (p.23, p.26, p.28)
3 Basisbediening
2
Druk de ontspanknop tot halverwege in. Wanneer er is scherpgesteld, wordt de scherpstelindicatie ] in de zoeker weergegeven.
3
Druk de ontspanknop helemaal in. De opname wordt gemaakt. • Als de functiekiezer is ingesteld op B, gaat de flitser niet af als de lichtomstandigheden dat niet vereisen, zelfs niet als de flitser niet is uitgeklapt. • Flits aan wordt gebruikt als de flitser uitgeklapt is bij een stand van de functiekiezer anders dan B.
4
Druk op het afgebeelde deel van de flitser om deze in te klappen.
74 Anti rode ogen gebruiken Flitser Wanneer in een donkere omgeving opnamen met de flitser worden gemaakt, kunnen de ogen van het onderwerp rood overkomen. Dit wordt veroorzaakt door de weerspiegeling van de elektronische flitser in het netvlies. Deze weerspiegeling treedt op doordat pupillen in het donker wijder zijn. U kunt rode ogen niet voorkomen, maar met de volgende maatregelen kunt u er wel iets tegen doen. • Maak de omgeving lichter voor de opname. • Stel in op een grote hoek en maak de opname van dichterbij wanneer u een zoomobjectief gebruikt. • Gebruik een flitser die anti rode ogen ondersteunt. • Wanneer u een externe flitser gebruikt, zet u deze zo ver mogelijk weg van de camera.
3 Basisbediening
De functie tegen rode ogen van deze camera vermindert het rode-ogeneffect door tweemaal te flitsen. Met anti rode ogen wordt er een voorflits gegeven net voordat de sluiter ontspant. Dit vermindert de verwijding van pupillen. De hoofdflits wordt vervolgens gegeven op het moment dat de pupillen kleiner zijn, waardoor het rode-ogeneffect wordt verminderd. U gebruikt deze functie door D (Auto + anti rode ogen) in te stellen in de Snelinstelling of F (Flits aan + rode ogen) of H (Lange-sltrtd+r ogen) in te stellen bij andere flitsfunctieinstellingen.
Opnamen met daglichtsynchronisatie Bij daglicht voorkomt de flitser schaduwen wanneer u een portretfoto maakt van iemand met schaduwen over het gezicht. Het gebruik van de flitser op deze manier wordt daglichtsynchronisatie genoemd. Bij daglichtsynchronisatie wordt de functie Flitser aan gebruikt.
Opnamen maken (Hyper-program) 1 Klap de flitser handmatig uit en controleer of de flitsfunctie is ingesteld op E (Flitser aan). (p.73) 2 Controleer of de flitser volledig is opgeladen. 3 Maak de opname. Als de achtergrond te helder is, kan de opname worden overbelicht.
Zonder daglichtsynchronisatie
Met daglichtsynchronisatie
75
Andere opnamefuncties
Continuopnamen U kunt diverse opnamen achter elkaar maken door de ontspanknop ingedrukt te houden.
1
Druk op de knop {. 3 Basisbediening
Het functiemenu verschijnt. Fn
AUTO
OK
OK
Einde
76
2
Druk op de vierwegbesturing (2).
Het scherm met opties voor de transportfunctie verschijnt.
3 Basisbediening
Transportfunctie Enkelbeeld opname
3
OK
OK
OK
OK
Selecteer j met de vierwegbesturing (45). Transportfunctie Continue opname
4
Druk op de knop 4. U keert terug naar het functiemenu.
5
Druk op de knop 4. De camera is gereed voor het maken van opnamen.
6
Druk de ontspanknop tot halverwege in. Het autofocussysteem treedt in werking. De scherpstelindicatie ] verschijnt in de zoeker zodra het onderwerp is scherpgesteld.
77 Stel [Resterend aantal opn] in het menu [A Pers.inst.] in op [Resterend aant.cont.]. Het mogelijke aantal continuopnamen (buffergeheugen) wordt weergegeven wanneer u de ontspanknop tot halverwege indrukt. (p.35)
7
Druk de ontspanknop helemaal in. Zolang de ontspanknop ingedrukt wordt gehouden, worden er achter elkaar opnamen gemaakt. Haal uw vinger van de ontspanknop om de continuopname te stoppen. De instelling voor continuopnamen blijft bewaard wanneer de camera wordt uitgeschakeld. Open het functiemenu en stel de camera in op 9 (enkelbeeldopnamen) om de continuopname te stoppen.
Opnamen met de zelfontspanner Deze camera heeft twee zelfontspannerfuncties: g en Z.
1
g
De sluiter ontspant na circa 12 seconden. Gebruik deze functie om als fotograaf ook op de foto te komen.
Z
Onmiddellijk nadat de ontspanknop is ingedrukt, wordt de spiegel opgeklapt. De sluiter ontspant na circa 2 seconden. Gebruik deze functie om te voorkomen dat de camera beweegt wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt.
Bevestig de camera op een statief.
3 Basisbediening
• Als de timer voor de belichtingsmeting is ingesteld (de ontspanknop wordt tot halverwege ingedrukt) en de scherpstelfunctie is ingesteld op l (Eén opname), wordt de scherpstelling aangepast telkens wanneer de sluiter ontspant. (p.130) • De scherpstelling is continu actief wanneer de scherpstelfunctie is ingesteld op k (continu). In de stand k wordt de sluiter ontspannen als de ontspanknop helemaal wordt ingedrukt, zelfs als het scherpstellen nog niet is voltooid. • Bij gebruik van de ingebouwde flitser kan pas een opname worden gemaakt wanneer de flitser volledig is opgeladen. Als u de sluiter wilt kunnen ontspannen voordat de ingebouwde flitser gereed is, moet u een gebruikersfunctie instellen. (p.173)
78
2
Druk op de knop {.
3 Basisbediening
Het functiemenu verschijnt. Fn
AUTO
OK
OK
3
Einde
Druk op de vierwegbesturing (2).
Het scherm met opties voor de transportfunctie verschijnt.
Transportfunctie Enkelbeeld opname
OK
OK
79
4
Gebruik de vierwegbesturing (45) om g of Z te selecteren. Transportfunctie Zelfontspanner (12sec)
OK
5
OK
Druk op de knop 4. U keert terug naar het functiemenu.
3 Basisbediening
6
Druk op de knop 4. De camera is gereed voor het maken van opnamen.
7
Kijk in de zoeker of het onderwerp zichtbaar is en druk de ontspanknop tot halverwege in. De scherpstelindicatie []] verschijnt in de zoeker wanneer op het onderwerp is scherpgesteld.
80
8
Druk de ontspanknop helemaal in. Voor g begint de zelfontspanner-LED op de voorzijde en de achterzijde langzaam te knipperen en vervolgens twee seconden snel voordat de sluiter wordt ontspannen. Het geluidsignaal is hard en de frequentie neemt toe. Ongeveer 12 seconden nadat de ontspanknop helemaal is ingedrukt, wordt de opname gemaakt. Bij Z wordt de opname ongeveer 2 seconden nadat de ontspanknop helemaal is ingedrukt, gemaakt.
3 Basisbediening
• Het geluidssignaal kan worden uitgeschakeld(p.189). • Als er licht binnendringt in de zoeker, kan dit de belichting beïnvloeden. Bevestig het meegeleverde ME-zoekerkapje of gebruik de belichtingsgeheugenfunctie (p.162). (U kunt het binnendringende licht negeren wanneer de belichtingsfunctie is ingesteld op a (Hyper-manual) (p.156).)
Oogschelp FP verwijderen
Het ME-zoekerkapje bevestigen
• Kies een andere instelling dan g of Z in het scherm met opties voor de transportfunctie om het maken van opnamen met de zelfontspanner te annuleren. De instelling wordt geannuleerd als de camera wordt uitgezet terwijl [Transportfunctie] in [Geheugen] van [A Opname] (p.199) is ingesteld op P (Uit).
81 Opnamen via de afstandsbediening (Afstandsbediening F: afzonderlijk verkrijgbaar) De ontspanknop kan ook worden bediend via de optionele afstandsbediening. U kunt kiezen uit h (afstandsbediening) en i (drie seconden vertraging) bij opnamen via de afstandsbediening. h
De sluiter wordt onmiddellijk ontspannen nadat de ontspanknop op de afstandsbediening is ingedrukt.
i
De sluiter wordt circa drie seconden nadat de ontspanknop op de afstandsbediening is ingedrukt, ontspannen.
Bevestig de camera op een statief.
2
Druk op de knop {.
3 Basisbediening
1
Het functiemenu verschijnt. Fn
AUTO
OK
OK
Einde
82
3
Druk op de vierwegbesturing (2). Het scherm met opties voor de transportfunctie verschijnt.
3
4
Selecteer h of i met de vierwegbesturing (45).
Basisbediening
De zelfontspanner-LED knippert, ten teken dat de camera zich in de wachtstand voor de afstandsbediening bevindt.
Transportfunctie Afstandsbediening
OK
5
OK
Druk op de knop 4. U keert terug naar het functiemenu.
6
Druk op de knop 4. De camera is gereed voor het maken van opnamen.
7
Druk de ontspanknop tot halverwege in. Het autofocussysteem treedt in werking. De scherpstelindicatie ] verschijnt in de zoeker zodra het onderwerp is scherpgesteld. U kunt bij standaardinstellingen niet scherpstellen via de afstandsbediening. Stel eerst scherp op het onderwerp voordat u de afstandsbediening gebruikt. U kunt [Af met afstandbediening] inschakelen via de functie Persoonlijke instellingen. (p.34)
83
8
Richt de afstandsbediening op de afstandsbedieningssensor op de voorzijde of achterzijde van de camera en druk de ontspanknop van de afstandsbediening in.
5m
5m
• Als er licht binnendringt in de zoeker, kan dit de belichting beïnvloeden. Bevestig het meegeleverde ME-zoekerkapje of gebruik de belichtingsgeheugenfunctie (p.162) (u kunt het binnendringende licht negeren wanneer de belichtingsfunctie is ingesteld op a (Hyper-manual) (p.156)).
Oogschelp FP verwijderen
Het ME-zoekerkapje bevestigen
• Kies een andere instelling dan h of i in het scherm met opties voor de transportfunctie om de bediening met de afstandsbediening te annuleren nadat die is geactiveerd. De instelling wordt geannuleerd als de camera wordt uitgezet terwijl [Transportfunctie] in [Geheugen] van [A Opname] (p.199) is ingesteld op P (Uit). • De afstandsbediening werkt mogelijk niet bij tegenlicht. • De afstandsbediening werkt niet wanneer de flitser bezig is op te laden. • Als u gebruik wilt maken van de ingebouwde flitser, klap deze dan eerst uit. • Wanneer de afstandsbediening vijf minuten niet wordt gebruikt, keert de camera automatisch terug naar de enkelbeeldopnamefunctie. • De batterij van de afstandsbediening heeft capaciteit voor het verzenden van ongeveer 30.000 afstandsbedieningssignalen. Neem contact op met een PENTAX service center om de batterij te vervangen (hieraan zijn kosten verbonden).
3 Basisbediening
De afstandsbediening kan gebruikt worden tot een afstand van circa 5 m vanaf de voorzijde of de achterzijde van de camera. Bij h wordt de opname onmiddellijk nadat de ontspanknop helemaal is ingedrukt, gemaakt. Bij i wordt de opname ongeveer 3 seconden nadat de ontspanknop helemaal is ingedrukt, gemaakt. Wanneer de opname wordt gemaakt, brandt het lampje van de zelfontspanner twee seconden en gaat dan weer knipperen.
84 Gebruik van de functie Spiegel omhoog om bewegingen van de camera te voorkomen Gebruik de functie Spiegel omhoog wanneer de camera duidelijk beweegt, ook wanneer de draadontspanner (optioneel) of de afstandsbediening (optioneel) wordt gebruikt. Bij gebruik van de zelfontspanner (2 sec) klapt de spiegel op en wordt de sluiter ontspannen twee seconden nadat u op de ontspanknop drukt, zodat trillen van de spiegel wordt voorkomen. Volg de onderstaande procedure om een opname te maken met de functie Spiegel omhoog.
3
1
Basisbediening
2
Bevestig de camera op een statief. Selecteer Z (zelfontspanner (2 sec)) met behulp van de knop { en de vierwegbesturing (2). 1 Opnamen met de zelfontspanner (p.77)
3
Druk de ontspanknop tot halverwege in. Het autofocussysteem treedt in werking. De scherpstelindicatie ] verschijnt in de zoeker zodra het onderwerp is scherpgesteld.
4
Druk de ontspanknop helemaal in. De spiegel klapt op en de opname wordt twee seconden later gemaakt. Het belichtingsgeheugen is ingeschakeld met de belichtingswaarde die onmiddellijk voorafgaand aan het opklappen van de spiegel is ingesteld.
85
Foto’s weergeven
Opnamen weergeven U kunt opnamen weergeven op de camera. Met de meegeleverde software PENTAX PHOTO Browser 3 kunt u opnamen weergeven op een computer. Raadpleeg de “Handleiding PENTAX PHOTO Browser 3/PENTAX PHOTO Laboratory 3” voor meer informatie.
3 Druk na het maken van een opname op de Q knop.
Basisbediening
1
De laatste opname (die met het hoogste bestandsnummer) wordt weergegeven op de LCD-monitor. Druk tijdens weergave op de knop M om informatie weer te geven, bijvoorbeeld opnamegegevens van de weergegeven opname. Zie p.24 eb 25 voor diverse informatie over weergave.
100-0001
100-0001
M
1/2000 F2.8
RGB
Standaardweergave
Histogramweergave
M
M
100-0001
M 1/2000 F2.8 200 10000K JPEG 10 10 / 14 / 2006 ISO
Geen info-weergave
+1.5 - 0.5 G2 A1 Adobe
24 mm
Gedetailleerde info-weergave
86
2
Druk op de vierwegbesturing (45). 4 : De vorige opname wordt weergegeven. 5 : De volgende opname wordt weergegeven.
3 Basisbediening
Een histogram toont de helderheidsverdeling van een opname. De horizontale as vertegenwoordigt helderheid (donker aan de linkerzijde en licht aan de rechterzijde) en de verticale as vertegenwoordigt het aantal pixels. De q is uitgerust met twee histogramfuncties. Het “Helderheidshistogram” toont de verdeling van helderheid en het “RGB-histogram” toont de intensiteit van de kleuren. 1 Histogramweergave (p.25) De vorm van het histogram vóór en na de opname maakt duidelijk of de helderheid en het contrast al dan niet goed zijn. Op basis hiervan bepaalt u of belichtingscorrectie nodig is en u de foto opnieuw moet maken. 1 Belichting instellen (p.161)
Aantal pixels→
Het histogram gebruiken
(Donker) ←Helderheid→ (Licht) Lichte gedeelten
Donkere gedeelten
Inzicht in helderheid Als de helderheid goed is, vertoont de grafiek in het midden een piek. Als de opname te donker is, bevindt de piek zich links; als de opname te licht is, bevindt de piek zich rechts.
Donkere opname
Goede opname
Lichte opname
Als de opname te donker is, wordt het gedeelte links afgesneden (donkere delen zonder details) en als de opname te licht is, wordt het gedeelte rechts afgesneden (lichte delen zonder details). Lichte delen knipperen rood op de LCD-monitor en donkere delen knipperen geel als Licht/ donker geb is ingeschakeld. 1 Opnamen weergeven (p.85) 1 Instellingen tijdens de weergave (p.186) 1 De weergave voor Momentcontrole en Digitaal voorbeeld instellen (p.197)
87
Inzicht in contrast De piek loopt geleidelijk op als het contrast van de opname in evenwicht is. De grafiek vertoont aan beide zijden een piek die naar het midden toe sterk daalt als de opname een groot verschil in contrast vertoont en er weinig gemiddelde helderheidsniveaus zijn.
Inzicht in kleurbalans De verdeling van de kleurenintensiteit wordt voor elke kleur weergegeven in het RGB-histogram. De rechterkant van de grafieken ziet er hetzelfde uit voor opnamen waarvoor ook de witbalans wordt aangepast. Als één kleur links disproportioneel aanwezig is, is die kleur te intens. 1 Witbalans instellen (p.123)
Opnamen roteren
100-0001
3
3
OK
1
Druk na het maken van een opname op de Q knop. De laatste opname (die met het hoogste bestandsnummer) wordt weergegeven op de LCD-monitor.
2
Druk op de vierwegbesturing (3). Bij elke druk op de knop wordt de opname
90° tegen de klok in gedraaid.
OK
OK
OK
3 Basisbediening
De q is uitgerust met een functie die gebruikmaakt van een sensor om een opname te roteren en de stand van de opname te corrigeren wanneer een opname wordt gemaakt met de zijde met de ontspanknop boven en de functiekiezer onder. U kunt opnamen ook in stappen van 90° tegen de wijzers van de klok in roteren met behulp van de volgende procedure.
88
3
Druk op de knop 4. De rotatiegegevens van de opname worden bewaard.
U kunt geen opnamen roteren als [Auto opnamerotatie] in het menu [A Pers.inst.] is uitgeschakeld.
3 Basisbediening
Vergrote weergave Opnamen U kunt opnamen in de weergavestand tot maximaal 20 keer vergroten.
1
Druk op de Q knop en selecteer een opname met de vierwegbesturing (45).
100-0046
De laatste opname (die met het hoogste bestandsnummer) wordt weergegeven op de LCD-monitor.
1/2000 F5.6
89
2
Draai de e-knop op de achterzijde naar rechts (in de richting van y).
100-0046
De opname wordt bij elke slag vergroot (1,2 keer* tot 20 keer).
× ×2 2
Bedieningsmogelijkheden bij uitvergrote weergave
e-knop aan de voorzijde
Verplaatst het uit te vergroten gebied Vergroot opname (tot maximaal 20 keer) Verkleint opname (tot maximaal 1,2 keer*) Keert terug naar de oorspronkelijke grootte Schakelt de weergave van informatie in of uit Houdt de uitvergroting en het uitvergrote gebied vast en geeft de volgende/vorige opname weer
* De standaardinstelling voor de eerste klik (minimale uitvergroting) op de e-knop op de achterzijde (naar rechts) is 1,2 keer. U kunt dit wijzigen bij [Inzoomen op weergave] in het menu [A Pers.inst.]. (p.35) U kunt de opname uitvergroten met behulp van dezelfde procedure die u daarvoor gebruikt bij het Momentcontrole (p.65) of Digitaal voorbeeld (p.171).
Weergave van verscheidene opnamen U kunt 4, 9 of 16 opnamen tegelijk weergeven op de LCD-monitor.
3 Basisbediening
vierwegbesturing (2345) e-knop aan de achterzijde (naar rechts) Snelinstelling e-knop aan de achterzijde (naar links)/ m knop Knop 4 M knop
90
De standaardinstelling is weergave van 9 opnamen. U kunt het aantal opnamen voor weergave wijzigen, maar de weergave van 9 opnamen wordt hier uitgelegd.
1
Druk op de Q knop.
100-0046
De laatste opname (die met het hoogste bestandsnummer) wordt weergegeven op de LCD-monitor.
1/2000 F5.6
3 Basisbediening
2
Draai de e-knop op de achterzijde naar links (in de richting van f). Het scherm voor weergave van verscheidene opnamen tegelijkertijd wordt weergegeven. Er kunnen maximaal negen miniatuuropnamen worden weergegeven. Selecteer een opname met de vierwegbesturing (2345) Er verschijnt rechts op het scherm een schuifbalk. Als er een opname is geselecteerd op de onderste rij, worden bij een druk op de vierwegbesturing (3) de volgende negen opnamen weergegeven. Wanneer een opname niet kan worden weergegeven, verschijnt er een [?].
3
Kader
Kiezen&wissen 100-0046 Schuifbalk
Draai de e-knop op de achterzijde naar rechts (in de richting van y) of druk op de 4 knop.
100-0046
Er verschijnt een volledige schermweergave van de geselecteerde opname.
1/2000 F5.6
91 Het aantal opnamen voor weergave selecteren
1
Druk in de weergave van verscheidene opnamen tegelijkertijd op de knop {. Het scherm met opties voor weergave van verscheidene opnamen tegelijkertijd wordt weergegeven.
OK
MENU
3 Kies het aantal opnamen dat u tegelijkertijd wilt weergeven met de vierwegbesturing (425). 4
4 opnamen
2
9 opnamen
5
16 opnamen
U keert terug naar het scherm voor weergave van verscheidene opnamen tegelijkertijd.
Een map weergeven U kunt in het scherm voor weergave van verscheidene opnamen tegelijkertijd de inhoud van mappen weergeven.
1
Draai de e-knop op de achterzijde naar links in het scherm voor weergave van verscheidene opnamen tegelijkertijd (stap 3 op de vorige pagina).
100
101
102
103
104
105
100PENTX
2
Kies de map waarvan u opnamen wilt weergeven met de vierwegbesturing (2345) en druk op de knop 4. De opnamen in de map worden weergegeven, steeds met het aantal opnamen tegelijkertijd dat u hebt ingesteld in het scherm met opties voor weergave van verscheidene opnamen tegelijkertijd.
Basisbediening
2
92 Diavoorstelling U kunt alle opnamen op de SD-geheugenkaart achter elkaar weergeven. Om de doorlopende weergave te starten, gebruikt u het menuscherm op de LCD-monitor.
3 Basisbediening
1
Druk op de Q knop en selecteer de opname die u het eerst wilt weergeven met de vierwegbesturing (45). De laatste opname (die met het hoogste bestandsnummer) wordt weergegeven op de LCD-monitor.
2
Druk op de knop {.
100-0046
1/2000 F5.6
Fn
Het functiemenu verschijnt. OK
OK
Einde
93
3
Druk op de vierwegbesturing (5). Het startscherm verschijnt en de diavoorstelling begint.
Starten
Bedieningsmogelijkheden bij een diavoorstelling Onderbreken Geeft de vorige opname weer Geeft de volgende opname weer Stop
Bedieningsmogelijkheden tijdens onderbreking Knop 4 Vierwegbesturing (4) Vierwegbesturing (5) Vierwegbesturing (3)
4
Weergave hervatten (Opnieuw starten) Geeft de vorige opname weer Geeft de volgende opname weer Stop
De diavoorstelling afbreken. De diavoorstelling wordt afgebroken als u een van de volgende handelingen uitvoert tijdens weergave of onderbreking van de diavoorstelling. • U drukt op de vierwegbesturing (3) *1 • U drukt de ontspanknop tot halverwege of helemaal in *2 • U drukt op de knop = *2 • U drukt op de knop Q *2 • U zet de hoofdschakelaar in de stand | *2 • U draait aan de functiekiezer *2 • U drukt op de knop 3 *3 *1Als de diavoorstelling is beëindigd, keert de camera terug naar de weergavestand. *2Als de diavoorstelling is beëindigd, keert de camera terug naar de opnamestand. *3Als de diavoorstelling is beëindigd, verschijnt het menu Weergeven. Stel de weergavetijd voor de diavoorstelling in het menu [Q Weergeven] in. U kunt de diavoorstelling ook starten vanuit het menu [Q Weergeven]. (p.187)
3 Basisbediening
Knop 4 Vierwegbesturing (4) Vierwegbesturing (5) Vierwegbesturing (3)
De camera aansluiten op audiovisuele apparatuur
94
Via de videokabel kunt u opnamen weergeven met een tv of andere apparatuur met een video-IN-aansluiting als monitor. Zorg dat zowel de tv als de camera uit staat alvorens de kabel aan te sluiten. 1 Het video-uitgangssignaal selecteren (p.195)
3 Basisbediening
1 2 3
Open het klepje voor aansluitingen en sluit de videokabel aan op de USB/video-uitgang. Sluit het andere uiteinde van de videokabel aan op de video-INaansluiting van het audiovisuele apparaat. Zet het audiovisuele apparaat en de camera aan. • Als u van plan bent de camera langdurig continu te gebruiken, wordt gebruik van de (optionele) netvoedingsadapter D-AC50 aanbevolen. (p.47) • Bij AV-apparatuur met meerdere video-IN-aansluitingen (zoals een tv), raadpleegt u de handleiding bij het AV-apparaat en selecteert u de video-IN-aansluiting waarop de camera wordt aangesloten. • Afhankelijk van het land of de regio bestaat de kans dat opnamen en geluidsbestanden niet kunnen worden weergegeven als het ingestelde videosignaal afwijkt van het aldaar gebruikte signaal. Als dit het geval is, wijzigt u de instelling van het videosignaal. (p.195) • De LCD-monitor van de camera wordt uitgeschakeld terwijl de camera op het audiovisuele apparaat is aangesloten.
Opnamen verwerken met filters
95
Opnamen verwerken met digitale filters U kunt opnamen bewerken met digitale filters. De bewerkte opnamen worden onder een andere naam opgeslagen. • RAW-opnamen kunnen niet via het digitale filter worden verwerkt. • Stel digitale filters in via het menu [Q Weergeven].
3 Basisbediening
1
Druk op de knop { in de weergavestand.
Fn
Het functiemenu verschijnt. OK
OK
Einde
96
2
Druk op de vierwegbesturing (4). Het scherm voor selectie van het filter verschijnt.
Zwart-wit
OK
MENU
3 Basisbediening
3
Selecteer een opname met de vierwegbesturing (45).
4
Selecteer een filter met de vierwegbesturing (23). Selecteer een filter en bekijk het effect op de opname.
5
Pas het effect aan met de e-knoppen op de voorzijde en de achterzijde. Kleur
Vlak
OK
MENU
Kleurfilter
OK
MENU
Versmallingsfilter
OK
OK
OK
97 Filternaam
Functie
e-knop aan de voorzijde
e-knop aan de achterzijde
Converteert naar zwart-witopname. Wijzigt het contrast alsof een zwart-witkleurenfilter is gebruikt.
—
BW/R/G/B
Sepia
Geeft uw foto’s een antiek uiterlijk door ze te converteren naar een sepiakleur. Keuze uit drie niveaus van dichtheid.
—
Dichtheid (3 niveaus)
Kleur
Legt een kleurfilter over de opname. Keuze uit 18 filters (6 kleuren × 3 tinten).
Rood/Groen/ Blauw/Geel/ Magenta/Cyaan
Dichtheid van elke kleur (3 niveaus)
Soft
Creëert een zachte opname door de gehele opname lichtjes te vervagen. Keuze uit drie niveaus.
—
Zachtheid (3 niveaus)
Vlak
Wijzigt de horizontale en verticale verhouding van opnamen. De hoogte en breedte kunnen tot twee keer het oorspronkelijke formaat worden gewijzigd.
—
Links: breed Rechts: smal
Wijzigt de helderheid van opnamen. Keuze uit ±8 niveaus.
—
Links: donker Rechts: licht
Helderheid
Als u een andere opname selecteert met de vierwegbesturing (45), wordt die opname weergegeven met de ingestelde filter.
6
Druk op de knop 4. Het bevestigingsscherm voor opslaan verschijnt.
7
Selecteer [Opslaan als] met de vierwegbesturing (2). Beeld opslaan als Opslaan als Annuleren MENU
8
Druk op de knop 4. De gefilterde opname wordt opgeslagen onder een andere naam.
OK
OK
3 Basisbediening
Zwart-wit
98 RAW-opnamen bewerken U kunt RAW-bestanden omzetten in JPEG-bestanden.
1
Druk op de knop { in de weergavestand.
Fn
Het functiemenu verschijnt. OK
3 Basisbediening
OK
2
Einde
Druk op de vierwegbesturing (3). Deze opname ontwikkelen
MENU
3
OK
OK
OK
OK
Druk op de knop 4. De in het opnamebestand opgenomen parameters worden weergegeven. Ga naar stap 7 wanneer u de huidige parameters niet wilt wijzigen. Fn Inst. MENU
4
Druk op de knop {.
wijzigen
99
5
Gebruik de vierwegbesturing (23) om de parameter te kiezen die u wilt wijzigen. U kunt de volgende parameters wijzigen. Opnamepixels
J (3872×2592), P (3008×2000), i (1824×1216)
Kwaliteitsniveau
C (Best), D (Beter), E (Goed)
Witbalans
F (Auto), G (Daglicht), H (Schaduw), ^ (Bewolkt), JN (Daglichtwit neonlicht), JW (Wit neonlicht), JD (Daglichtkleuren neonlicht), I (Lamplicht), E (Flitser), K (Handmatig), Kleurtemperatuur (drie typen*)
Gevoeligheid
––2.0~+2.0
Beeldtint
G (Natuurlijk), F (Helder)
Kleurverzadiging
––3.0~+3.0 ––3.0~+3.0
Contrast
––3.0~+3.0
Basisbediening
Scherpte
3
*Vier typen voor opnamen die zijn gemaakt met de witbalans ingesteld op [Kleurtemperatuur] Fijnafstemming witbalans, meting handmatige witbalans en instellen van kleurtemperatuur zijn niet beschikbaar.
6
Wijzig de parameter met de vierwegbesturing (45).
7
Druk op de knop 4. Het bevestigingsscherm voor opslaan verschijnt. Beeld opslaan als Opslaan als Annuleren MENU
8
Selecteer [Opslaan als] met de vierwegbesturing (2).
9
Druk op de knop 4. De gewijzigde opname wordt opgeslagen onder een andere naam.
OK
OK
Opnamen wissen
100
Eén opname wissen U kunt één opname per keer wissen. • Gewiste opnamen kunnen niet meer worden teruggehaald. • Beveiligde opnamen kunnen niet worden gewist.
3
1
Basisbediening
Druk op de Q knop en selecteer de opname die u wilt wissen met de vierwegbesturing (45).
100-0046
1/2000 F5.6
2
Druk op de knop i. Het scherm Wissen verschijnt.
3
Selecteer [Wissen] met de vierwegbesturing (2).
100-0046
Selecteer de bestandstype dat u wilt wissen bij opnamen gemaakt in de indeling RAW+. JPEG wissen
Alleen de JPEG-opname wordt gewist.
RAW wissen
Alleen de RAW-opname wordt gewist.
RAW+JPEG wissen
4
Beide bestandstypen worden gewist.
Druk op de knop 4. De opname wordt gewist.
Wissen Annuleren Alle Beelden
OK
OK
101 Alle opnamen wissen U kunt alle opgeslagen opnamen in één keer wissen. • Gewiste opnamen kunnen niet meer worden teruggehaald. • Beveiligde opnamen kunnen niet worden gewist.
1
Druk op de knop Q.
2
Druk twee maal op de knop i.
3
3
Basisbediening
Het scherm voor het wissen van alle opnamen verschijnt.
Selecteer [Alles wissen] met de vierwegbesturing (2). Alle beelden van geheugenkaart wissen? Alles wissen Annuleren MENU
4
Druk op de knop 4. Alle opnamen worden gewist.
OK
OK
102 Geselecteerde opnamen wissen (vanuit de weergave van verscheidene opnamen tegelijkertijd) U kunt verscheidene opnamen tegelijk uit de weergave met verscheidene opnamen wissen. • Gewiste opnamen kunnen niet meer worden teruggehaald. • Beveiligde opnamen kunnen niet worden gewist. • U kunt alleen gelijktijdig bestanden selecteren wanneer deze in dezelfde map staan.
3
1
Druk op de Q knop.
100-0046
Basisbediening
De laatste opname (die met het hoogste bestandsnummer) wordt weergegeven op de LCD-monitor.
1/2000 F5.6
2
Draai de e-knop op de achterzijde naar links (in de richting van f).
Het scherm voor weergave van verscheidene opnamen tegelijkertijd wordt weergegeven.
Kiezen&wissen 100-0046
103
3
Druk op de knop i. 9 verschijnt op de opnamen.
4
Kies de te wissen opnamen met de vierwegbesturing (2345) en druk op de 4 knop.
5
MENU
Basisbediening
De opname wordt geselecteerd en O verschijnt. Druk op de knop { om alle opnamen te selecteren. (De selectie van opnamen kan enige tijd duren, afhankelijk van het aantal opnamen.)
3
Wissen OK
Druk op de knop i. Het scherm voor bevestiging van het wissen verschijnt.
6
Selecteer de optie [Kiezen&wissen] met de vierwegbesturing (2).
Alle geselecteerde beelden zijn gewist Kiezen&wissen Annuleren MENU
7
Druk op de knop 4. De geselecteerde opnamen worden gewist.
OK
OK
104 Opnamen beveiligen tegen wissen (Beveiligen) U kunt opnamen beveiligen zodat ze niet per ongeluk kunnen worden gewist. Zelfs beveiligde opnamen worden gewist wanneer de SD-geheugenkaart wordt geformatteerd.
1 3
Druk op de Q knop en selecteer een opname met de vierwegbesturing (45).
100-0046
Basisbediening
De laatste opname (die met het hoogste bestandsnummer) wordt weergegeven op de LCD-monitor.
1/2000 F5.6
2
Druk op de Z knop. Het scherm Beveiligen verschijnt.
3
Selecteer [Beveiligen] met de vierwegbesturing (2).
100-0046
Beveiligen Beveiliging opheffen Alle Beelden
4
OK
OK
Druk op de knop 4. De geselecteerde opname wordt beveiligd. • Om de beveiligingsinstellingen te annuleren, selecteert u [Beveiliging opheffen] bij stap 3. • Bij de weergave van beveiligde opnamen verschijnt het pictogram Y. (p.24, 25)
105 Alle opnamen beveiligen
1
Druk op de knop Q.
2
Druk twee keer op de Z knop. Het scherm voor beveiliging van alle opnamen verschijnt.
3
Druk op de vierwegbesturing (2) om [Beveiligen] te selecteren en druk op de knop 4.
Basisbediening
3
Alle beelden beveiligen
Alle opnamen op de SD-geheugenkaart worden beveiligd.
Beveiligen Beveiliging opheffen MENU
OK
OK
Om de beveiligingsinstellingen voor alle opnamen te annuleren, selecteert u [Beveiliging opheffen] bij stap 3.
Afdrukservice instellen (DPOF)
106
U kunt conventionele foto-afdrukken bestellen door de SD-geheugenkaart met opgeslagen opnamen naar een zaak te brengen die foto’s afdrukt. Met de DPOF-instellingen (Digital Print Order Format) kunt u het aantal exemplaren opgeven en eventueel de datumgegevens laten afdrukken. Op RAW-opnamen kunnen geen DPOF-instellingen worden toegepast.
3 Basisbediening
Afzonderlijke opnamen afdrukken Stel voor elke opname de volgende opties in. Kopieën Datum
1 2
Selecteert het aantal kopieën. U kunt maximaal 99 exemplaren afdrukken. Geeft aan of de datum al dan niet moet worden afgedrukt op de foto.
Druk op de Q knop en selecteer een opname met de vierwegbesturing (45). Druk op de knop {.
Fn
Het functiemenu verschijnt. OK
OK
3
Druk op de vierwegbesturing (2).
Einde
100-0046
Het DPOF-scherm verschijnt. Als er reeds DPOF-instellingen zijn voor een opname, worden het vorig ingestelde aantal afdrukken en de instelling van de datumweergave (O (aan) of P (uit)) weergegeven.
Kopieën Datum Fn
Alle Beelden
00 OK
OK
107
4
Kies met de vierwegbesturing (45) het aantal kopieën en druk op de vierwegbesturing (3). Het kader gaat naar [Datum].
5
Gebruik de vierwegbesturing (45) om aan te geven of de datum al (O) dan niet (P) moet worden afgedrukt.
100-0046
O : De datum wordt afgedrukt. P : De datum wordt niet afgedrukt.
Kopieën Datum Fn
OK
OK
Druk op de knop 4. De DPOF-instellingen worden opgeslagen en de camera keert terug naar de weergavestand. Afhankelijk van de printer of de afdrukapparatuur van het fotolab bestaat de kans dat de datum niet wordt afgedrukt op de opnamen, zelfs als de DPOF-instelling hiervoor is gekozen. Als u de DPOF-instellingen wilt annuleren, stelt u het aantal kopieën in stap 4 in op [00] en drukt u op de knop 4.
Instellingen voor alle opnamen
1
Druk op de knop { in de weergavestand.
3 Basisbediening
6
Alle Beelden
01
Fn
Het functiemenu verschijnt. OK
OK
Einde
108
2
Druk op de vierwegbesturing (2).
100-0046
Het DPOF-scherm verschijnt.
Kopieën Datum Fn
3
3
Alle Beelden
OK
OK
Druk op de knop {.
Basisbediening
Er verschijnt een scherm waar u voor alle opnamen DPOF-instellingen kunt invoeren.
DPOF-instelling voor alle beelden Kopieën Datum MENU
4
00
00 OK
OK
Gebruik de vierwegbesturing (45) om het aantal kopieën in te stellen en te bepalen of u de datum wilt afdrukken (O) of niet (P). Zie stap 4 en 5 van “Afzonderlijke opnamen afdrukken” (p.108) voor nadere informatie over de instellingen.
5
Druk op de knop 4. De DPOF-instellingen voor alle opnamen worden opgeslagen en de camera keert terug naar de weergavestand. Het aantal kopieën dat u opgeeft bij de instellingen, geldt voor alle opnamen. Controleer of het aantal correct is alvorens de opnamen af te drukken. Wanneer er instellingen worden opgegeven voor alle opnamen, worden instellingen voor afzonderlijke opnamen geannuleerd.
Afdrukken met PictBridge
109
Met deze functie kunt u opnamen direct vanaf de camera afdrukken, zonder dat u daarvoor een computer nodig hebt (Rechtstreeks afdrukken). Sluit de camera op de PictBridge-compatibele printer aan via de meegeleverde USB-kabel (I-USB17) om rechtstreeks af te drukken. Nadat u de camera op de printer hebt aangesloten, selecteert u de opnamen die u wilt afdrukken, het aantal kopieën en of de datum moet worden afgedrukt. Rechtstreeks afdrukken vindt als volgt plaats.
• Wanneer u de camera aansluit op een printer, raden wij u aan de netvoedingsadapter D-AC50 (optioneel) te gebruiken. De printer werkt mogelijk niet goed, of de opnamegegevens kunnen verloren gaan wanneer de batterijen leeg raken terwijl de camera op de printer is aangesloten. • Maak de USB-kabel niet los tijdens de overdracht van gegevens. • Al naar gelang het type printer zijn mogelijk niet alle op de camera gemaakte instellingen (zoals de afdruk- of DPOF-instellingen) geldig. • Er kan een afdrukfout optreden als u meer dan 500 exemplaren probeert af te drukken. • Het afdrukken van een index met opnamen, waarbij verscheidene opnamen op één vel worden afgedrukt, is misschien niet mogelijk tenzij de printer het afdrukken van een index ondersteunt. Mogelijk hebt u een computer nodig om een index af te drukken. • U kunt RAW-opnamen niet rechtstreeks vanaf de camera afdrukken. Converteer de opname met [RAW-weergave] (p.98) naar een JPEG-opname of breng de opname over naar een PC en druk de RAW-opname af met PHOTO Browser 3. • Raadpleeg de “Handleiding PENTAX PHOTO Browser 3/PENTAX PHOTO Laboratory 3” wanneer u de camera aansluit op een computer.
3 Basisbediening
Stel [Transfer functie] op de camera in op [PictBridge] (p.110) ¶ Sluit de camera aan op de printer (p.111) ¶ Stel de afdrukopties in (p.106) Afzonderlijke opnamen afdrukken (p.112) Alle opnamen afdrukken (p.114) Afdrukken met DPOF-instellingen (p.116)
110 Instellen van [Transfer functie]
1
Druk op de 3 knop. Het menu [A Opname] wordt weergegeven.
3 Basisbediening
2
Gebruik de vierwegbesturing (45) om het menu [R Set-up] te selecteren.
Set-up USER Formatteren Signaal Datum instellen Wereldtijd Nederlands MENU
Einde
1/3
3
Selecteer [Transfer functie] met de vierwegbesturing (23).
4
Druk op de vierwegbesturing (5). Er verschijnt een keuzemenu.
111
5
Selecteer [PictBridge] met de vierwegbesturing (23).
Set-up Hulpdisplay Helderheid Vi d e o s i g n a a l Transfer functie Auto Uitsch. Bestandsnaam MENU
6
Annuleren
3 sec 0 NTSC PC PictBridge PC-F OK
OK
Druk op de knop 4.
7
Druk op de knop 3.
De camera op de printer aansluiten
1 2
Zet de camera uit. Sluit de camera aan op de PictBridge-compatibele printer via de meegeleverde USB-kabel. Op printers die compatibel zijn met PictBridge, is het PictBridge-logo afgedrukt.
3 Basisbediening
De instelling wordt gewijzigd.
112
3 4
Zet de printer aan. Nadat de printer is geïnitialiseerd, zet u de camera aan. Kies afdrukmodus
Het PictBridge-menu verschijnt.
Print een beeld Print alle beelden DPOF AUTOPRINT OK
OK
3 Basisbediening
Het PictBridge-menu wordt niet weergegeven wanneer [Transfer functie] is ingesteld op [PC] of [PC-F].
Afzonderlijke opnamen afdrukken
1
Selecteer [Print een beeld] in het PictBridge-menu met de vierwegbesturing (23).
Kies afdrukmodus Print een beeld Print alle beelden DPOF AUTOPRINT OK
2
OK
Druk op de knop 4. Het scherm [Print een beeld] verschijnt.
3
Kies met de vierwegbesturing (45) een opname die u wilt afdrukken.
100-0046 Deze opname afdrukken
Kopieën Kopie MENU
1
Datum Fn OK
Datum Afdrukken
113
4
Kies het aantal exemplaren met de vierwegbesturing (23). U kunt maximaal 99 exemplaren afdrukken.
5
Gebruik de knop { om te bepalen of de datum al (O) dan niet (P) moet worden afgedrukt. O : De datum wordt afgedrukt. P : De datum wordt niet afgedrukt.
6
Druk op de knop 4.
7
Druk op de knop {. Het scherm voor het wijzigen van de afdrukinstellingen verschijnt.
Afdrukken met deze inst? Papierafm. Standaard Papiertype Std. Std. Kwaliteit Std. Randinstelling MENU Fn Inst.
Afdrukken
PictBridge Papierafm. Papiertype Kwaliteit Randinstelling
MENU
8
OK
wijzigen
Annul.
Standaard Std. Std. Std.
OK
OK
Selecteer [Papierafmeting] en druk op de vierwegbesturing (5). Het scherm voor het papierformaat verschijnt.
9
Kies het papierformaat met de vierwegbesturing (2345). U kunt alleen een papierformaat kiezen dat door uw printer wordt ondersteund. Wanneer het papierformaat wordt ingesteld op [Standaard], worden opnamen afgedrukt op basis van de printerinstellingen.
Papierafm. Standaard Kaart L 100×150 Briefkaart 4”×6” MENU
Annul.
2L 8”×10” A4 Letter 11”×17” A3 OK
OK
3 Basisbediening
Het bevestigingsscherm voor de afdrukinstellingen wordt weergegeven. Ga naar stap 12 om de opnamen af te drukken met de standaardinstellingen. Ga naar stap 7 om de afdrukinstellingen te wijzigen.
114
10 11
Druk op de knop 4. Herhaal stap 8 t/m 10 om [Papiertype], [Kwaliteit] en [Randinstelling] in te stellen. Na het instellen van elk item wordt het scherm voor het wijzigen van de afdrukinstellingen weergegeven. Als voor deze afdrukinstellingen [Std.] wordt gekozen, worden opnamen afgedrukt op basis van de printerinstellingen. Papiertypen met meer E duiden op een betere kwaliteit papier. Meer E bij Kwaliteit geeft een hogere afdrukkwaliteit aan.
3 Basisbediening
12
Druk twee keer op de knop 4. De opname wordt afgedrukt op basis van de gekozen instellingen. Druk op de knop 3 om het afdrukken te annuleren.
Alle opnamen afdrukken
1
Selecteer [Print alle beelden] in het PictBridge-menu met de vierwegbesturing (23).
Kies afdrukmodus Print een beeld Print alle beelden DPOF AUTOPRINT OK
2
Druk op de knop 4. Het scherm [Print alle beelden] verschijnt.
OK
115
3
Kies het aantal kopieën en geef aan of de datum al dan niet moet worden afgedrukt. Het aantal kopieën en het al dan niet afdrukken van de datum zijn van toepassing op alle opnamen. Zie stap 4 en 5 van “Afzonderlijke opnamen afdrukken” (p.112) voor nadere informatie over de instellingen.
4
100-0046 Alle opnamen afdrukken
Kopie Kopieën Totaal
1 28
MENU
Datum Fn OK
Datum Afdrukken
Druk op de knop 4.
5
Druk op de knop 4 in het bevestigingsvenster voor de afdrukinstellingen. Alle opnamen worden afgedrukt op basis van de gekozen instellingen. Druk op de knop 3 om het afdrukken te annuleren.
3 Basisbediening
Het bevestigingsscherm voor de afdrukinstellingen wordt weergegeven. Zie stap 7 tot en met 11 van “Afzonderlijke opnamen afdrukken” (p.113 en 114) voor nadere informatie over het wijzigen van de instellingen.
116 Opnamen laten afdrukken op basis van DPOF-instellingen
1 2
Selecteer [DPOF AUTOPRINT] in het PictBridge-menu met de vierwegbesturing (23). Druk op de knop 4. Het scherm Afdrukken met DPOF-instellingen verschijnt. Geef met de vierwegbesturing (45) aan hoeveel kopieën u van elke opname wilt afdrukken, of de datum op de opname moet worden afgedrukt, en het totaal aantal kopieën. Afdrukinstellingen worden ingesteld met de Afdrukservice. (p.106)
3 Basisbediening
3
Afdrukken met DPOF-instellingen Kopie Kopieën Totaal
1 10
MENU
Datum OK
Afdrukken
Druk op de knop 4. Het bevestigingsscherm voor de afdrukinstellingen wordt weergegeven. Zie stap 7 tot en met 11 van “Afzonderlijke opnamen afdrukken” (p.113 en 114) voor nadere informatie over het wijzigen van de instellingen.
4
Druk op de knop 4 in het bevestigingsvenster voor de afdrukinstellingen. De opnamen worden afgedrukt op basis van de gekozen instellingen. Druk op de knop 3 om het afdrukken te annuleren.
De USB-kabel loskoppelen Maak de USB-kabel los van de camera en de printer wanneer u klaar bent met afdrukken.
1
Zet de camera uit.
2
Maak de USB-kabel los van de camera en de printer.
4
Functiereferentie Beschrijving van functies voor optimaal werken met de q. De bestandsindeling instellen ....................................................... 118 Scherpstellen ................................................................................. 130 Belichting instellen ........................................................................ 138 Compositie, belichting en scherpstellen beoordelen vóór opname .............................................................. 169 Ingebouwde flitser gebruiken ....................................................... 172 Instellingen tijdens de weergave .................................................. 186 Camera-instellingen ....................................................................... 188 Standaardinstellingen herstellen ................................................. 201
118
De bestandsindeling instellen
JPEG-opnamepixels instellen U kunt het aantal opnamepixels kiezen uit J, P en i. Hoe meer pixels, hoe groter de opname en hoe groter het bestand. De bestandsgrootte is ook afhankelijk van de instelling voor [JPEG-kwaliteit]. De standaardinstelling is J 3872×2592.
4
J
3872×2592
297×420 mm / A3-papier
P
3008×2000
210×297 mm / A4-papier
i
1824×1216
148×210 mm / A5-papier
Functiereferentie
De papierformaten hierboven zijn de formaten voor optimale afdrukken bij het ingestelde aantal opnamepixels. De kwaliteit van de opname of afdruk hangt af van het kwaliteitsniveau, de belichting, de resolutie van de printer en een aantal andere factoren. Kies het gewenste aantal JPEG-opnamepixels bij [JPEG-opnamepixels] in het menu [A Opname]. (p.29) Als u de instelling voor opnamepixels wijzigt, wordt het beschikbare aantal opnamen bij die instelling rechts boven in het scherm weergegeven. 128 JPEG opn. pixels JPEG kwal niveau Beeldtint Kleurverzadiging Scherpte Contrast MENU
Annul.
10 2
OK
OK
Aantal te maken opnamen
119 Het JPEG-kwaliteitsniveau instellen U kunt het kwaliteitsniveau van de opname instellen. De bestandsgrootte is ook afhankelijk van de instelling voor [JPEG-opnamepixels]. De standaardinstelling is [C (Best)]. C
Best
D
Beter
E
Goed
De opnamen zijn scherper, maar de bestandsgrootte neemt toe. De opnamen zijn korreliger, maar de bestanden zijn kleiner.
Kies het JPEG-kwaliteitsniveau bij [JPEG-opnamepixels] in het menu [A Opname]. (p.29) Als u het kwaliteitsniveau wijzigt, wordt het beschikbare aantal opnamen bij die instelling voor kwaliteit rechts boven in het scherm weergegeven. 128
4
Annul.
OK
OK
Functiereferentie
JPEG opn. pixels JPEG kwal niveau Beeldtint Kleurverzadiging Scherpte Contrast MENU
Aantal te maken opnamen
120 Beeldtint instellen Stel de basiskleurtint van opnamen in. De standaardinstelling is G (Natuurlijk).
G
Natuurlijk
F
Helder
Opnamen krijgen een natuurlijke afwerking die geschikt is voor retoucheren. Opnamen worden helderder gemaakt, met een hoog contrast en meer scherpte.
Instellen bij [Beeldtint] in het menu [A Opname]. (p.29) Opname
4 Functiereferentie
JPEG opn. pixels JPEG kwal niveau Beeldtint Kleurverzadiging Scherpte Contrast MENU
Annul.
OK
OK
U kunt verschillende waarden instellen voor kleurverzadiging, scherpte en contrast voor F (Helder) en G (Natuurlijk).
121 Kleurverzadiging/Scherpte/Contrast instellen U kunt kiezen uit vijf niveaus voor Kleurverzadiging, Scherpte en Contrast. De standaardinstelling voor alle is [0 (standaard)]. Kleurverzadiging
Stelt de kleurverzadiging in.
Scherpte
Maakt de contouren van een opname scherp of zacht.
Contrast
Stelt het contrast van de opname in.
Stel [Kleurverzadiging], [Scherpte] en [Contrast] in in het menu [A Opname]. (p.29) In de richting van +: Hogere kleurverzadiging In de richting van –: Lagere kleurverzadiging
Opname JPEG opn. pixels JPEG kwal niveau Beeldtint Kleurverzadiging Scherpte Contrast Einde
1/2
In de richting van +: Meer scherpte In de richting van –: Minder scherpte
Opname JPEG opn. pixels JPEG kwal niveau Beeldtint Kleurverzadiging Scherpte Contrast MENU
Einde
1/2
In de richting van +: Hoger contrast In de richting van –: Lager contrast
Opname JPEG opn. pixels JPEG kwal niveau Beeldtint Kleurverzadiging Scherpte Contrast MENU
Einde
1/2
Functiereferentie
MENU
4
122 De bestandsindeling instellen U kunt een bestandsindeling opgeven voor opnamen. De standaardinstelling is JPEG.
4
JPEG
Maakt JPEG-opnamen. Kies het gewenste aantal JPEG-opnamepixels bij [JPEG opn. pixels] in het menu [A Opname] en het kwaliteitsniveau bij [JPEG-kwaliteit] in het menu [A Opname]. De bestandsgrootte is afhankelijk van de instellingen.
RAW
RAW-gegevens zijn CCD-uitvoergegevens die worden opgeslagen zonder verdere bewerking. Effecten zoals Witbalans, Contrast, Kleurverzadiging en Scherpte worden niet op de opname toegepast, maar deze informatie wordt wel opgeslagen. Gebruik RAW-weergave (p.98) of breng de opnamen over naar een computer, pas effecten toe via de meegeleverde software PENTAX PHOTO Laboratory 3 en maak hiermee JPEG- en TIFF-bestanden.
RAW+
Opnamen worden opgeslagen in zowel RAW- als JPEG-indeling. Opnamen worden ook opgeslagen in beide indelingen als u op de knop | drukt.
Functiereferentie
Geef een instelling op bij [Bestandsindeling] in het menu [A Opname]. (p.29) Als u de bestandsindeling wijzigt, wordt het beschikbare aantal opnamen rechts boven in het scherm weergegeven. Als u RAW-opnamen maakt, kunt u kiezen uit de bestandsindelingen PEF en DNG bij [RAW-formaat] in het menu [A Opname]. De standaardinstelling is PEF. PEF: De oorspronkelijke RAW-indeling van PENTAX DNG: Een voor algemene doeleinden bestemde, publiekelijk beschikbare RAW-bestandsindeling, ontwikkeld door Adobe Systems. Als u de bestandsindeling wijzigt in RAW of RAW+, wordt het beschikbare aantal opnamen bij die bestandsindeling rechts boven in het scherm weergegeven. Het beschikbare aantal opnamen wordt niet weergegeven als u de RAW-bestandsindeling wijzigt terwijl de bestandsindeling is ingesteld op JPEG. 128 Bestandsindeling RAW-formaat Uitgebr Bracket Dubbelopnamen Geheugen Bewegingsreductie MENU
Annul.
JPEG RAW RAW+ Uit
OK
OK
128 Bestandsindeling RAW-formaat Uitgebr Bracket Dubbelopnamen Geheugen Bewegingsreductie MENU
Annul.
RAW PEF DNG Off Uit
OK
OK
Als u op de knop | drukt, wordt de functie voor het maken van RAW+-opnamen na één opname weer beëindigd. Als u door wilt gaan met het maken van RAW+-opnamen totdat u opnieuw op de knop | drukt, schakelt u [Eén-klik RAW + JPEG] in het menu [A Pers.inst.] in.
123 Witbalans instellen Witbalans is een functie voor aanpassing van de kleur van een opname, zodat witte voorwerpen ook wit overkomen. Stel de witbalans in als u niet tevreden bent met de kleurbalans van opnamen die zijn genomen met de instelling F (Auto), of als u uw opnamen een creatief tintje wilt geven. De standaardinstelling is F (Auto). F
Auto
Past de witbalans automatisch aan. (Circa 4000 tot 8000K)
G
Daglicht
Voor het maken van opnamen bij zonlicht. (Circa 5200K)
H
Schaduw
Voor het maken van opnamen in de schaduw. Hierdoor worden blauwe kleurzwemen in een opname verminderd. (Circa 8000K)
^
Bewolkt
J
Neonlicht
Voor het maken van opnamen bij neonlicht. U kunt kiezen uit W (wit) (circa 4200K), N (neutraal wit) (circa 5000K), en D (daglicht) (circa 6500K).
I
Lamplicht
Voor het maken van opnamen bij elektrisch licht of ander lamplicht. Hierdoor worden rode kleurzwemen in een opname verminderd (Circa 2850K)
b
Flitser
K
Handmatig
K
Kleurtemperatuur
Voor het maken van opnamen op bewolkte dagen. (Circa 6000K)
Gebruik deze functie om de witbalans handmatig aan te passen op basis van het omgevingslicht, zodat witte voorwerpen natuurlijk wit overkomen. Gebruik deze functie om de kleurtemperatuur cijfermatig in te stellen. U kunt drie instellingen opslaan.
* De kleurtemperatuur (K) is een benadering en vormt geen indicatie van de exacte kleuren.
1
Druk op de knop {. Het functiemenu verschijnt.
2
Druk op de vierwegbesturing (4).
Witbalans Auto
Het scherm [Witbalans] verschijnt.
5000K
Voorbeeld OK
OK
Functiereferentie
Voor het maken van opnamen met de ingebouwde flitser. (Circa 5400K)
4
124
3
Druk op de vierwegbesturing (23) en stel de witbalans in. Zet de hoofdschakelaar op | om een digitaal voorbeeld weer te geven bij de ingestelde witbalans. Fijnafstemming van witbalans is gemakkelijker in het digitale voorbeeld.
4
Druk twee keer op de knop 4. De camera is gereed voor het maken van een opname bij de ingestelde witbalans. • Zie p.125 voor handmatige aanpassing. • Het voorbeeld is een digitaal voorbeeld, ongeacht de instelling voor [Voorbeeldmethode] in het menu [A Pers.inst.].
4
Fijnafstemming van de witbalans
Functiereferentie
Met de q kunt u de instelling voor witbalans heel fijn afstemmen.
1 2
Geef de instellingen op van de stappen 1 tot en met 3 van “De witbalans instellen”. Druk op de vierwegbesturing (5). Het scherm voor fijnafstemming van de witbalans verschijnt.
3
Gebruik de vierwegbesturing (2345) voor fijnafstemming van de witbalans. Langs de GM- en de BA-assen zijn zeven niveaus en 225 patronen beschikbaar.
Schaduw G G1
±0
A
B M
MENU
Annul.
±0
OK
OK
GM-correctie
Aanpassing van de kleurtinten tussen groen en magenta.
45
BA-correctie
Aanpassing van de kleurtinten tussen blauw en amber.
23
Druk op de knop Snelinstelling om de GM-correctie en de BA-correctie te resetten.
125
4
Druk op de knop 4. U keert terug naar het scherm Witbalans.
5
Druk twee keer op de knop 4. De camera is gereed voor het maken van een opname bij de ingestelde witbalans. Zet [Fijnafstemming als AWB] in het menu [A Pers.inst.] op [Ingeschakeld] bij fijnafstemming in AWB.
Witbalans handmatig aanpassen
1
Druk op de knop {. Het functiemenu verschijnt.
2
Druk op de vierwegbesturing (4). Het scherm [Witbalans] verschijnt.
3
Druk op de vierwegbesturing (3) en selecteer [K (handmatig)].
Witbalans Handmatig
5000K
4
Druk op de vierwegbesturing (5). Het scherm voor fijnafstemming van de witbalans verschijnt.
Voorbeeld OK
OK
4 Functiereferentie
U kunt de witbalans aanpassen aan de lichtbron die aanwezig is tijdens het maken van opnamen. Met de handmatige witbalans kan de camera delicate kleurnuances vastleggen die niet precies kunnen worden ingesteld met de vooraf ingestelde waarden voor de witbalans van de camera zelf(p.123). Hierdoor stelt u de optimale witbalans in voor uw omgeving.
126
5 6
Richt de zoeker bij het juiste omgevingslicht voor het instellen van de witbalans beeldvullend op een vel wit papier of op een wit oppervlak. Druk de ontspanknop helemaal in. Schuif de scherpstelfunctieknop naar \ wanneer de sluiter niet kan worden ontspannen. Het scherm [Meetbereik] wordt weergegeven.
OK
4 Functiereferentie
7
OK
Selecteer met de e-knop op de achterzijde het hele scherm of een spotgebied als meetbereik. Ga naar stap 9 als u het hele scherm hebt geselecteerd.
8 9
Gebruik de vierwegbesturing (2345) om het kader over het gebied te plaatsen dat u wilt meten. Druk op de knop 4. Het scherm voor fijnafstemming van de witbalans verschijnt als de meting is voltooid. Ga verder bij “Fijnafstemming van de witbalans” als fijnafstemming noodzakelijk is. (p.123)
Handmatig Witbalans SHUTTER
±0
±0
A
B M
MENU
10
G
Annul.
±0
OK
OK
Druk op de knop 4. U keert terug naar het scherm Witbalans.
11
Druk twee keer op de knop 4. De camera is gereed voor het maken van een opname bij de ingestelde witbalans. • Wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt ter aanpassing van de witbalans, wordt er geen opname gemaakt. • [NG] verschijnt als de meting is mislukt. Druk op de knop 4 die wordt weergegeven om terug te gaan naar het scherm voor fijnafstemming van de witbalans. • Als een opname extreem over- of onderbelicht is, kan de witbalans mogelijk niet worden aangepast. Pas in dat geval de belichting aan en vervolgens de witbalans.
127 De witbalans aanpassen met de kleurtemperatuur Gebruik getalwaarden om de kleurtemperatuur in te stellen.
1
Druk op de Fn-knop. Het functiemenu verschijnt.
2
Druk op de vierwegbesturing (4). Het scherm [Witbalans] verschijnt.
3
Gebruik de vierwegbesturing (3) om de kleurtemperatuur te selecteren (de standaardinstelling is 5000K).
Witbalans Kleurtemperatuur
4
4 5
Voorbeeld OK
OK
Druk op de vierwegbesturing (5). Gebruik de vierwegbesturing (23) om de gewenste kleurtemperatuur te selecteren. U kunt drie instellingen opslaan. Instellingen worden op de hier geselecteerde locatie opgeslagen. U kunt dezelfde handelingen ook uitvoeren om de kleurtemperatuur te wijzigen die al is ingesteld.
6
Druk op de vierwegbesturing (5). Het scherm voor het opgeven van de kleurtemperatuur verschijnt.
7
Pas de kleurtemperatuur aan met de e-knoppen op de voor- en achterzijde. Kleurtemperatuurstappen verschillen per e-knop. Kelvin e-knop aan de voorzijde e-knop aan de achterzijde
Mired*
1 stap (100K)
1 stap (20M)
10 stappen (1000K)
5 stappen (100M)
* De standaardeenheid voor kleurtemperatuurstappen is Kelvin. U kunt de eenheid voor stappen wijzigen in Mired bij [Instellen kleurtemp. stappen] in het menu [A Pers.inst.]. De waarden worden echter voor weergave omgezet in Kelvin. U kunt ook de stappen van “Fijnafstemming van de witbalans” (p.123) voor fijnafstemming uitvoeren.
Functiereferentie
5000K 5000K 5000K 5000K
128
8
Druk op de knop 4.
9
Druk twee keer op de knop 4.
De instellingen worden opgeslagen en de camera keert terug naar het scherm Witbalans. Zet de hoofdschakelaar op | om een digitaal voorbeeld weer te geven bij de ingestelde kleurtemperatuur.
De camera is gereed voor het maken van een opname bij de ingestelde witbalans.
Kleurtemperatuur De kleur van het licht krijgt een blauwachtige kleurzweem naarmate de kleurtemperatuur hoger wordt en een roodachtige kleurzweem naarmate de kleurtemperatuur lager wordt. De kleurtemperatuur beschrijft deze verandering in lichtkleur in termen van absolute temperatuur (K: Kelvin). Bij deze camera kan de witbalans zodanig worden ingesteld dat u onder een groot aantal verschillende lichtomstandigheden opnamen met natuurlijke kleuren kunt maken.
4
Blauwe tint
Rode tint 3000
4000
5000 6000
8000
10000 12000
Heldere lucht
Schaduw
Neutraal wit (neonlicht)
Flitser
Daglicht (neonlicht)
Bewolkt
Daglicht
Wit (neonlicht)
Halogeenlamplicht
Lamplicht
Kaarslicht
Olielamp
Functiereferentie
2000
[K]
129 Kleurgebied instellen U kunt het te gebruiken kleurgebied instellen. De standaardinstelling is [sRGB]. 1
sRGB
2
AdobeRGB
Instellen op sRGB-kleurgebied. Instellen op kleurgebied AdobeRGB.
Instellen bij [Kleurgebied] in het menu [A Pers.inst.]. (p.34) C Kleurgebied sRGB AdobeRGB
Instellen op sRGB
Kleurgebied Kleurbereiken voor verschillende invoer-/uitvoerapparaten, zoals digitale camera’s, monitoren en printers kunnen verschillen. Dit kleurbereik wordt het kleurgebied (of kleurruimte) genoemd. Om de verschillen in kleurgebieden tussen verschillende apparaten te overbruggen zijn er standaard kleurgebieden bepaald. Deze camera ondersteunt sRGB en AdobeRGB. sRGB wordt vooral gebruikt voor apparaten zoals computers. AdobeRGB bestrijkt een groter gebied dan sRGB en wordt gebruikt voor beroepsmatig gebruik zoals industrieel drukwerk. Een opname die is gemaakt in AdobeRGB kan er lichter uitzien dan een opname die is gemaakt in sRGB wanneer deze wordt uitgevoerd via een apparaat dat compatibel is met sRGB.
Functiereferentie
Bestandsnamen verschillen afhankelijk van de instelling voor kleurgebied, zie hieronder. Voor sRGB: IMGPxxxx.JPG Voor AdobeRGB: _IGPxxxx.JPG [xxxx] is het bestandsnummer en de nummering gaat door vanaf het laatst opgeslagen bestandsnummer.
4
Scherpstellen
130
U kunt op de volgende manieren scherpstellen.
=
Autofocus
De camera stelt scherp wanneer de ontspanknop tot halverwege wordt ingedrukt.
\
Handmatig scherpstellen
Stel handmatig scherp.
De autofocus gebruiken
4
U kunt ook kiezen uit twee autofocus-functies: l (Eén opname), waarbij de ontspanknop tot halverwege wordt ingedrukt om scherp te stellen op het onderwerp en de scherpstelling op die stand wordt vastgehouden, en k (Continu), waarbij continu wordt scherpgesteld op het onderwerp zolang de ontspanknop tot halverwege ingedrukt wordt gehouden. De fabrieksinstelling is l.
Functiereferentie
1
Zet de scherpstelfunctieknop op l of k.
l
Eén opname
Wanneer de ontspanknop tot halverwege wordt ingedrukt, wordt de scherpstelling in die stand vastgehouden.
k
Continu
Er wordt continu scherpgesteld op het onderwerp zolang de ontspanknop tot halverwege ingedrukt wordt gehouden.
131
2
Kijk door de zoeker en druk de ontspanknop tot halverwege in.
Wanneer op het onderwerp is scherpgesteld, verschijnt de scherpstelindicatie ] in de zoeker (als de indicatie knippert, is er niet scherpgesteld op het onderwerp). 1 Onderwerpen waarop moeilijk automatisch kan worden scherpgesteld (p.66)
4
• U kunt de camera scherpstellen door op de knop = te drukken, maar ook door de ontspanknop tot halverwege in te drukken. • Bij l (Eén opname) is de scherpstelling vergrendeld terwijl ] brandt (scherpstelvergrendeling). Om scherp te stellen op een ander onderwerp, haalt u eerst uw vinger van de ontspanknop. • In k (Continu) (p.130) wordt continu scherpgesteld bij het volgen van het onderwerp zolang de ontspanknop tot halverwege wordt ingedrukt. • De sluiter kan pas ontspannen als er is scherpgesteld op het onderwerp in l (Eén opname) (p.130). Als het onderwerp zich te dicht bij de camera bevindt, gaat u achteruit en maakt u de opname. Stel de scherpstelling handmatig in als er moeilijk op het onderwerp kan worden scherpgesteld (p.66). (p.136) • Druk in de stand l (Eén opname) de ontspanknop tot halverwege in. Wanneer de ingebouwde flitser beschikbaar is, gaat deze automatisch verschillende keren af, zodat de autofocus makkelijker kan scherpstellen op een onderwerp in een donkere omgeving. • Wanneer de ontspanknop tot halverwege wordt ingedrukt om op het onderwerp scherp te stellen terwijl het onderwerp beweegt, volgt de k het onderwerp automatisch. De camera werkt automatisch en zal steeds scherpstellen op het onderwerp.
Functiereferentie
Scherpstelindicatie
132 Het scherpstelkader instellen (AF-punt) Selecteert het gedeelte van de zoeker waarop moet worden scherpgesteld. De fabrieksinstelling is S (Auto). Het geselecteerde AF-punt licht rood op in de zoeker. (AF-punt weergeven) De camera selecteert het optimale AF-punt, zelfs als het onderwerp niet in het midden staat.
S
Auto
j
Selecteren
Het scherpstelkader wordt ingesteld op een van de elf punten in het AF-gebied.
U
Midden
Het scherpstelkader wordt ingesteld op het midden van de zoeker.
Instellen met de kiezer voor ander scherpstelpunt. (p.18).
4 Functiereferentie
• Het AF-punt wordt niet weergegeven in de zoeker als u [Uit] hebt geselecteerd voor [AF-punt weergeven] in het menu [A Pers.inst]. (p.33) • Het AF-punt wordt ongeacht de instelling vergrendeld op de middenpositie bij het gebruik van objectieven anders dan de typen DA, D FA, FA J, FA of F.
133 De scherpstelstand instellen in de zoeker
1
2
Selecteer j (Selecteren) met de kiezer voor ander scherpstelpunt.
Kijk door de zoeker en controleer de positie van het onderwerp.
4 Functiereferentie
3
Gebruik de vierwegbesturing (2345) om het gewenste AF-punt te selecteren. Het AF-punt licht rood op in de zoeker (AF-punt weergeven) zodat u kunt controleren waarop het AF-punt is ingesteld.
134 Scherpstelling vastzetten (Scherpstelvergrendeling) Als het onderwerp buiten het bereik van het scherpstelveld valt, kan de camera niet automatisch scherpstellen op het onderwerp. In deze situatie kunt u het scherpstelveld op het onderwerp richten, de scherpstelvergrendeling gebruiken en het onderwerp opnieuw uitkaderen.
1
Kader het onderwerp in de zoeker uit. Gebruik de scherpstelvergrendeling als het onderwerp waarop u wilt scherpstellen buiten het bereik van het scherpstelveld valt.
4 Functiereferentie
(Voorbeeld) Er wordt scherpgesteld op de achtergrond in plaats van op de persoon.
2
Centreer het onderwerp in de zoeker en druk de ontspanknop tot halverwege in. Wanneer op het onderwerp is scherpgesteld, verschijnt de scherpstelindicatie ] en klinkt er een geluidssignaal (Als de indicatie knippert, is er niet scherpgesteld op het onderwerp).
3
Vergrendel de scherpstelling. Houd de ontspanknop tot halverwege ingedrukt. De scherpstelling wordt vastgehouden.
135
4
Houd de ontspanknop tot halverwege ingedrukt en kader het onderwerp opnieuw in.
• De scherpstelling is vergrendeld zolang de scherpstelindicatie ] brandt. • Als u de zoomring van het objectief draait terwijl de scherpstelvergrendeling actief is, bestaat de kans dat het onderwerp niet meer scherp is. • Het geluidssignaal kan worden uitgeschakeld. (p.189)
4 Stel [AE-L met AF lock] in het menu [A Pers.inst.] in (p.33) om de waarde voor belichting te vergrendelen wanneer de scherpstelling is vergrendeld. De belichting wordt standaard niet vergrendeld wanneer de scherpstelling is vergrendeld. 1
Uit
De belichting is niet vergrendeld wanneer de scherpstelling is vergrendeld.
2
Aan
De belichting is vergrendeld wanneer de scherpstelling is vergrendeld.
C AE-L met AF lock Uit Aan
Auto belichting niet vergrendeld als de AF is vergrendeld
Functiereferentie
Belichting vergrendelen wanneer scherpstelling is vergrendeld
136 Handmatig scherpstelling wijzigen (Handmatig scherpstellen) Bij handmatige aanpassing van de scherpstelling kunt u aan de hand van de scherpstelindicatie of het matglas in de zoeker vaststellen of op het onderwerp is scherpgesteld.
De scherpstelindicatie gebruiken Met de scherpstelindicatie kunt u de scherpstelling handmatig aanpassen ].
1
Zet de scherpstelfunctieknop op \.
4 Functiereferentie
2
Kijk door de zoeker, druk de ontspanknop tot halverwege in en draai aan de scherpstelring.
Wanneer op het onderwerp is scherpgesteld, gaat de scherpstelindicatie ] branden en klinkt er een geluidssignaal.
Scherpstelindicatie
137 • Als er moeilijk op het onderwerp kan worden scherpgesteld (p.66) en de scherpstelindicatie niet blijft branden, gebruikt u het matglas in de zoeker. • Het geluidssignaal kan worden uitgeschakeld. (p.189)
Het matglas in de zoeker gebruiken U kunt handmatig scherpstellen met behulp van het matglas in de zoeker.
1
Zet de scherpstelfunctieknop op \.
4
Kijk door de zoeker en draai de scherpstelring tot het onderwerp scherp is op het matglas.
De = knop gebruiken De = knop bestuurt het autofocusmechanisme op dezelfde manier als bij het tot halverwege indrukken van de ontspanknop. (De opname wordt gemaakt met de ontspanknop.) Als het onderwerp is scherpgesteld met de = knop in l (Enkelbeeld), wordt de scherpstelling vergrendeld als op de knop wordt gedrukt. De scherpstelling op het onderwerp blijft gehandhaafd (Autofocus wordt geactiveerd) zolang op de = wordt gedrukt in k (Continu).
Functiereferentie
2
138
Belichting instellen
Effect van diafragma en sluitertijd De juiste belichting is een kwestie van de juiste combinatie sluitertijd-diafragma. Er zijn in elke situatie tal van correcte sluitertijd-diafragmacombinaties mogelijk, die telkens weer een ander resultaat opleveren.
Effect van sluitertijd De sluitertijd bepaalt de belichtingstijd van de opname, m.a.w. de tijd dat de CCD aan licht wordt blootgesteld.
4
Een langere sluitertijd kiezen
Functiereferentie
Als het onderwerp beweegt, wordt de opname onscherp omdat de sluiter langer open blijft. Het is mogelijk het effect van beweging (bijvoorbeeld een rivier, een waterval of golven) te verbeteren door met opzet een langere sluitertijd te kiezen.
Een kortere sluitertijd kiezen Bij keuze van een kortere sluitertijd kan de actie van een bewegend onderwerp worden bevroren. Een kortere sluitertijd helpt camerabeweging te voorkomen.
139 Effect van diafragma Wijzig de hoeveelheid licht die op de CCD terechtkomt door het diafragma te wijzigen.
Het diafragma openen (diafragmawaarde verlagen) Voorwerpen die dichterbij of verder weg zijn dan het onderwerp waarop is scherpgesteld, worden minder scherp. Als u bijvoorbeeld een opname maakt van een bloem tegen een landschapsachtergrond met een grote diafragmaopening, wordt het landschap voor en achter de bloem onscherp, waardoor alleen de bloem wordt geaccentueerd.
Het diafragma sluiten (diafragmawaarde verhogen) Het scherptegebied neemt zowel dichtbij als veraf toe. Als u bijvoorbeeld een opname maakt van een bloem tegen een landschapsachtergrond met een kleine diafragmaopening, is ook het landschap voor en achter de bloem scherp.
4 Functiereferentie
Scherptediepte Wanneer u scherpstelt op een deel van het onderwerp, is er een gebied waarin zowel voorwerpen die dichter bij als verder weg zijn, ook scherp zijn. Dit gebied wordt scherptediepte genoemd. • De scherptediepte van de q is afhankelijk van het objectief. Maar vergeleken met een kleinbeeldcamera kunt u ongeveer één diafragmawaarde lager gebruiken (het scherpstelbereik wordt kleiner). • Hoe korter de brandpuntsafstand en hoe verder weg het onderwerp is, hoe groter de scherptediepte (sommige zoomobjectieven hebben geen schaal voor de scherptediepte vanwege hun bouwwijze). Scherptediepte
Klein
Groot
Scherptegebied
Smal
Breed
Diafragma
Open (Lagere waarde)
Dicht (Hogere waarde)
Brandpuntsafstand objectief
Langer (Tele-opname)
Korter (Groothoek)
Afstand tot onderwerp
Dichtbij
Veraf
140 Gevoeligheid instellen U kunt de gevoeligheid instellen op basis van het omgevingslicht. De gevoeligheid kan worden ingesteld op [Auto] of binnen een gevoeligheidsbereik dat overeenkomt met ISO 100 tot 1600. De standaardinstelling is [Auto]. Stel [Gevoeligheid] in het functiemenu in. (p.36) AUTO Gevoeligheid AUTO
100-400
100 200 400 800 1600 OK
OK
4 Functiereferentie
• [Gevoeligheid] in het functiemenu is niet beschikbaar wanneer de belichtingsfunctie s ingesteld op K (Gevoeligheidsvoorkeuze). • Instellingen anders dan [Auto] zijn niet beschikbaar voor [Gevoeligheid] wanneer de belichtingsfunctie is ingesteld op L (Sluitertijd- en Diafragmavoorkeuze). • Bij een hogere gevoeligheidsinstelling kunnen opnamen meer ruis vertonen. • U kunt instellen of de ISO-gevoeligheid moet worden vergrendeld met stappen van 1 LW of moet worden gecoördineerd met de LW-stappen (p.162) in [Gevoeligheidsstappen] in het menu [A Pers.inst.].
Het bereik voor automatische correctie instellen bij AUTO Stel het bereik in voor automatische correctie van de gevoeligheid wanneer Gevoeligheid is ingesteld op [Auto]. De gevoeligheid wordt standaard automatisch gecorrigeerd binnen het bereik [ISO 100-400]. Draai aan de e-knop op de voor- of achterzijde om [Gevoeligheid] in het functiemenu in te stellen. (p.33) e-knop aan de voorzijde
Stelt de ondergrens voor gevoeligheid in.
e-knop aan de achterzijde
Stelt de bovengrens voor gevoeligheid in.
Als de belichtingsfunctie is ingesteld op a (Hyper-manual), p (Tijdopname) of M (Xsync-snelheid van de flitser), kan de gevoeligheid niet worden ingesteld op [Auto].
141 ISO-waarschuwing De ISO-waarschuwing wordt weergegeven in de zoeker als een door u ingestelde waarde voor gevoeligheid wordt bereikt of overschreden. Stel een gevoeligheid in die u niet regelmatig gebruikt om te voorkomen dat u hem vergeet terug te zetten wanneer de gevoeligheid wordt verhoogd. De ISO-waarschuwing wordt standaard niet weergegeven. Uit
1
ISO-waarschuwing wordt niet weergegeven.
2
ISO 400
De ISO-waarschuwing wordt weergegeven wanneer ISO 400 wordt ingesteld of overschreden.
3
ISO 800
De ISO-waarschuwing wordt weergegeven wanneer ISO 800 wordt ingesteld of overschreden.
4
ISO 1600
De ISO-waarschuwing wordt weergegeven wanneer ISO 1600 wordt ingesteld.
Instellen bij [ISO-waarschuwing] in het menu [A Pers.inst.]. (p.33) C ISO-waarschuwing
Waarsch. ISO inst. niet in display
Wanneer de ingestelde gevoeligheid wordt ingesteld of overschreden, verschijnt [o (ISO-waarschuwing)] in de zoeker.
Als de gevoeligheid is ingesteld op Auto (p.140), wordt de ISO-waarschuwing niet weergegeven, zelfs niet als de automatisch gecorrigeerde gevoeligheid groter is dan de ingestelde gevoeligheid.
Functiereferentie
Uit ISO 400 ISO 800 ISO 1600
4
142 De lichtmeetmethode selecteren Selecteer het gedeelte van het scherm dat moet worden gebruikt voor lichtmeting en het bepalen van de belichting. U kunt kiezen uit L (Meervlaks lichtmeting), M (Lichtmeting met nadruk op het midden) of N (Spotmeting). De fabrieksinstelling is L (Meervlaks lichtmeting).
L M N
Meervlaks lichtmeting
Het scherm wordt verdeeld in 16 delen, elk deel wordt gemeten en de juiste belichting wordt bepaald.
Het gehele scherm wordt gemeten met nadruk op het midden, Lichtmeting met nadruk op het midden en de belichting wordt bepaald. Spotmeting
Meting van uitsluitend het middelpunt van het scherm ter bepaling van de belichting.
Instellen met de schakelaar lichtmeting. (p.18)
4 Functiereferentie Meervlaks lichtmeting gebruiken Bij meervlaks lichtmeting wordt het beeld in de zoeker gemeten in 16 verschillende zones, zoals de afbeelding laat zien. Bij deze functie wordt automatisch bepaald welk helderheidsniveau elk gedeelte van het beeld heeft.
Lichtmeting met nadruk op het midden wordt automatisch ingesteld, zelfs wanneer u meervlaks lichtmeting selecteert, bij gebruik van een ander objectief dan DA, D FA, FA J, FA, F of A, of als een diafragmaring anders is ingesteld dan op s. (Zo’n objectief kan alleen worden gebruikt wanneer dit is toegestaan in [Gebruik diafr.ring] (p.35) via het menu [A Pers.inst.]).
143 AF-punt koppelen aan de automatische belichting tijdens meervlaksmeting Bij [Koppelt belicht. + AF] (p.33) in het menu [A Pers.inst.] kunt u de belichting koppelen aan het scherpstelpunt tijdens meervlaks lichtmeting. De standaardinstelling is [Uit]. 1
Uit
De belichting wordt onafhankelijk van het AF-punt ingesteld.
2
Aan
De belichting wordt op basis van het AF-punt ingesteld.
Lichtmeting met nadruk op het midden gebruiken
Spotmeting gebruiken Bij spotmeting wordt het licht slechts in een klein vak in het midden van het matglas gemeten, zoals de afbeelding laat zien. U kunt deze functie combineren met het belichtingsgeheugen (p.162) wanneer het onderwerp uitzonderlijk klein is en een correcte belichting moeilijk te realiseren is.
Meettijd instellen Stelt de tijd voor lichtmeting bij [Bedrijftijd lichtmtr] in het menu [A Pers.inst.] in (p.33). De standaardinstelling is [10 sec]. 1
10 sec
Stelt de timer voor de belichtingsmeting in op 10 seconden.
2
3 sec
Stelt de timer voor de belichtingsmeting in op 3 seconden.
3
30 sec
Stelt de timer voor de belichtingsmeting in op 30 seconden.
4 Functiereferentie
De meting legt de nadruk op het midden van het matglas. Gebruik deze meting wanneer u de belichting wilt corrigeren op basis van ervaring, in plaats van dit over te laten aan de camera. In de afbeelding ziet u dat de gevoeligheid groter wordt wanneer het patroon hoger wordt (midden). Deze functie corrigeert niet automatisch opnamen met tegenlicht.
144 De belichtingsfunctie wijzigen Deze camera heeft de volgende negen belichtingsfuncties. Gebruik de functiekiezer (p.38) om de belichtingsfunctie te wijzigen. Belichtingscorrectie
Sluitertijd wijzigen
Diafragma wijzigen
Bladzijde
B (Snelinstelling)
De sluitertijd en de diafragmawaarde worden automatisch ingesteld in overeenstemming met Programmalijn voor het maken van opnamen met de juiste belichting.
Nee
Nee
Nee
p.146
e (Hyper-program)
De sluitertijd en de diafragmawaarde worden automatisch ingesteld in overeenstemming met Programmalijn voor het maken van opnamen met de juiste belichting. Wijzig met de e-knoppen aan de voor- en achterzijde de sluitertijd en het diafragma onder handhaving van de juiste belichting.
Ja
Ja
Ja
p.147
K (Gevoeligheidsvoorkeuze)
Stelt de sluitertijd en de diafragmawaarde automatisch in voor de juiste belichting in overeenstemming met de ingestelde gevoeligheid.
Ja
Ja
Ja
p.148
b (Sluitertijdvoorkeuze)
Instelling van de gewenste sluitertijd voor het vastleggen van de beweging van bewegende onderwerpen. Maak opnamen van snelbewegende onderwerpen die lijken stil te staan of onderwerpen die lijken te bewegen.
Ja
Ja
Nee
p.150
c (Diafragmavoorkeuze)
Instelling van het gewenste diafragma voor controle over de scherptediepte. Gebruik deze instelling voor een onscherpe of scherpe achtergrond.
Ja
Nee
Ja
p.152
L (Sluitertijd- en Diafragmavoorkeuze)
Stelt de gevoeligheid automatisch zo in dat sluitertijd en de diafragmawaarde de juiste belichting opleveren in overeenstemming met de helderheid van het onderwerp.
Ja
Ja
Ja
p.154
Belicht. functie
4
Beschrijving
Functiereferentie
145 Belicht. functie
Beschrijving
Belichtingscorrectie
Sluitertijd wijzigen
Diafragma wijzigen
Bladzijde
a (Hyper-manual)
Instelling van sluitertijd en diafragma voor het maken van creatieve opnamen.
Nee
Ja
Ja
p.156
p (Tijdopname)
Instelling voor het maken van opnamen waarvoor lange sluitertijden nodig zijn, zoals vuurwerk en nachtopnamen.
Nee
Nee
Ja
p.159
M (X-sync-snelheid van de flitser)
Vergrendelt de sluitertijd op 1/180 sec Maak hier gebruik van als u werkt met een externe flitser die de sluitertijd niet automatisch aanpast.
Nee
Nee
Ja
p.160
4
Programmalijn
Normaal
Normaal programma is het basisprogramma voor automatische belichting.
Hoge snelheid (Hoge snelheidvoorkeuze)
Het hoge snelheidvoorkeuzeprogramma is een programma voor automatische belichting waarbij korte sluitertijden prioriteit krijgen.
Scherptediepte (Scherptedieptevoorkeuze)
Het scherptedieptevoorkeuzeprogramma is een programma voor automatische belichting waarbij scherptediepte prioriteit krijgt.
MTF (MTF-voorkeuze)
Het MTF-voorkeuzeprogramma is een programma voor automatische belichting waarbij de beste diafragma-instellingen voor het gebruikte objectief prioriteit krijgen; het programma is het meest effectief bij gebruik van objectieven van het type DA, D FA, FA of FA J.
Functiereferentie
Bij [Programmalijn] in het menu [A Pers.inst.] kunt u de normale programmalijn kiezen of een van de volgende. Bij B en e wordt de belichting geregeld overeenkomstig de ingestelde programmalijn.
146 De B (Snelinstelling) gebruiken De sluitertijd en de diafragmawaarde worden automatisch ingesteld in overeenstemming met Programmalijn voor het maken van opnamen met de juiste belichting.
1
4 Functiereferentie
2
Zet de functiekiezer op B.
Controleer de sluitertijd en de diafragmawaarde in de zoeker en op het LCD-display. Sluitertijd, diafragma, belichtingsgeheugen, LW-correctie, Auto bracket, Dubbelopnamen en flitscorrectie kunnen niet worden ingesteld in de stand B (Snelinstelling). Zet het diafragma op de stand s terwijl u de knop voor automatische vergrendeling ingedrukt houdt bij gebruik van een objectief met een diafragmaring.
147 Het e (Hyper-program) gebruiken De sluitertijd en de diafragmawaarde worden automatisch ingesteld in overeenstemming met Programmalijn voor het maken van opnamen met de juiste belichting. Wijzig met de e-knoppen aan de voor- en achterzijde de sluitertijd en het diafragma onder handhaving van de juiste belichting (Hyper-program).
1
Zet de functiekiezer op e.
4 Controleer de sluitertijd en de diafragmawaarde in de zoeker en op het LCD-display.
• Zet het diafragma op de stand s terwijl u de knop voor automatische vergrendeling ingedrukt houdt bij gebruik van een objectief met een diafragmaring. • U kunt een andere programmalijn kiezen. Instellen bij [Programmalijn] in het menu [A Pers.inst.]. • Wanneer de juiste belichting niet kan worden ingesteld op basis van de geselecteerde criteria, kunt u de gevoeligheid automatisch aanpassen. Stel [Gevoeligheid] in op [Auto] in het functiemenu. (p.140)
Functiereferentie
2
148 Hyper-program De sluitertijd wijzigen U kunt overschakelen naar automatische belichting met sluitertijdvoorkeuze door aan de e-knop op de voorzijde te draaien in de stand e (Hyper-program). • U kunt alleen een sluitertijd kiezen die past bij het diafragma. • Als de helderheid verandert en de diafragmawaarde daardoor buiten het relatieve bereik valt, zal de diafragmawaarde knipperen in de zoeker en op het LCD. • Druk op de knop Snelinstelling om terug te keren naar Hyper-program automatische belichting.
Het diafragma wijzigen U kunt overschakelen naar automatische belichting met diafragmavoorkeuze door aan de e-knop op de achterzijde te draaien in de stand e (Hyper-program). • U kunt alleen een diafragmawaarde kiezen die past bij de sluitertijd. • Als de helderheid verandert en de sluitertijd daardoor buiten het relatieve bereik valt, zal de sluitertijd knipperen in de zoeker en op het LCD. • Druk op de knop Snelinstelling om terug te keren naar Hyper-program automatische
4 Functiereferentie
De K (Gevoeligheidsvoorkeuze) gebruiken U kunt de gevoeligheid instellen op basis van de belichting van het onderwerp. Sluitertijd en diafragma worden automatisch ingesteld overeenkomstig de ingestelde gevoeligheid voor een juiste belichting.
1
Zet de functiekiezer op K.
149
2
Draai aan de e-knop op de achterzijde en pas de gevoeligheid aan. Sluitertijd, diafragmawaarde en gevoeligheid worden weergegeven in de zoeker en op het LCD-display.
Belichtingswaarschuwing Als het onderwerp te licht of te donker is, knippert de gevoeligheid in de zoeker en op het LCD. Is het onderwerp te licht, kies dan een lagere gevoeligheid. Is het onderwerp te donker, dan kiest u een hogere gevoeligheid. Wanneer de gevoeligheidswaarde ophoudt met knipperen, kunt u de opname maken met de juiste belichting. Gebruik een ND-filter (neutrale densiteit) als het onderwerp te licht is. Gebruik de flitser als het te donker is.
4 Functiereferentie
• U kunt de gevoeligheid instellen op waarden die overeenkomen met ISO 100 tot ISO 1600. [Auto] is niet beschikbaar. • Draai aan de e-knop op de voorzijde terwijl u op de knop m drukt om de belichtingscorrectiewaarde te wijzigen. (p.161) • Stel de gevoeligheid in stappen van 1/2 LW of 1/3 LW in. Instellen bij [LW-stappen] in het menu [A Pers.inst.]. (p.162) • U kunt de gevoeligheid niet instellen bij [Gevoeligheid] in het functiemenu. • Zet het diafragma op de stand s terwijl u de knop voor automatische vergrendeling ingedrukt houdt bij gebruik van een objectief met een diafragmaring.
150 Gebruik van de b (Sluitertijdvoorkeuze) Wanneer u de sluitertijd korter instelt, kunt u opnamen maken van bewegende onderwerpen alsof deze stilstaan. Wanneer u de sluitertijd langer instelt, benadrukt u de beweging van het onderwerp. Op basis van de sluitertijd wordt de diafragmawaarde automatisch ingesteld voor de juiste belichting. 1 Effect van diafragma en sluitertijd (p.138)
1
Zet de functiekiezer op b.
4 Functiereferentie
2
Draai aan de e-knop op de voorzijde om de sluitertijd te wijzigen.
De sluitertijd en de diafragmawaarde worden weergegeven in de zoeker en op het LCD.
151 • Draai aan de e-knop op de voorzijde terwijl u op de knop m drukt om de belichtingscorrectiewaarde te wijzigen. (p.138) • Stel de sluitertijd in stappen van 1/2 LW of 1/3 LW in. Instellen bij [LW-stappen] in het menu [A Pers.inst.]. (p.162) • Wanneer de juiste belichting niet kan worden ingesteld op basis van de geselecteerde criteria, kunt u de gevoeligheid automatisch aanpassen. Stel [Gevoeligheid] in op [Auto] in het functiemenu. (p.140) • Zet het diafragma op de stand s terwijl u de knop voor automatische vergrendeling ingedrukt houdt bij gebruik van een objectief met een diafragmaring.
4
Als het onderwerp te licht of te donker is, begint de diafragmawaarde te knipperen in de zoeker en op het LCD. Is het onderwerp te licht, kies dan een kortere sluitertijd. Bij een te donker onderwerp kiest u een langere sluitertijd. Wanneer de diafragmawaarde ophoudt met knipperen, kunt u de opname maken met de juiste belichting. Gebruik een ND-filter (neutrale densiteit) als het onderwerp te licht is. Gebruik de flitser als het te donker is.
Functiereferentie
Belichtingswaarschuwing
152 Gebruik van de c (diafragmavoorkeuze) Stel het diafragma in wanneer u de scherptediepte wilt aanpassen. De scherptediepte is groter (voorgrond en achtergrond zijn duidelijker) wanneer het diafragma op een hoge waarde wordt ingesteld. De scherptediepte is kleiner (voorgrond en achtergrond zijn vager) wanneer het diafragma op een lagere waarde wordt ingesteld. Aan de hand van de diafragmawaarde wordt de sluitertijd automatisch op de juiste belichting ingesteld. 1 Effect van diafragma en sluitertijd (p.138)
1
Zet de functiekiezer op c.
4 Functiereferentie
2
Draai aan de e-knop op de achterzijde om de diafragmawaarde aan te passen.
De sluitertijd en de diafragmawaarde worden weergegeven in de zoeker en op het LCD.
153 • Draai aan de e-knop op de voorzijde terwijl u op de knop m drukt om de belichtingscorrectiewaarde te wijzigen. (p.161) • Stel de diafragmawaarde in stappen van 1/2 LW of 1/3 LW in. Instellen bij [LW-stappen] in het menu [A Pers.inst.]. (p.162) • Wanneer de juiste belichting niet kan worden ingesteld op basis van de geselecteerde criteria, kunt u de gevoeligheid automatisch aanpassen. Stel [Gevoeligheid] in op [Auto] in het functiemenu. (p.140) • Zet het diafragma op de stand s terwijl u de knop voor automatische vergrendeling ingedrukt houdt bij gebruik van een objectief met een diafragmaring.
4
Als het onderwerp te licht of te donker is, knippert de sluitertijd in de zoeker en op het LCD. Is het onderwerp te licht, kies dan een kleiner diafragma (hogere waarde). Is het onderwerp te donker, kies dan een groter diafragma (lagere waarde). Zodra het knipperen ophoudt, kunt u de opname maken. Gebruik een ND-filter (neutrale densiteit) als het onderwerp te licht is. Gebruik de flitser als het te donker is.
Functiereferentie
Belichtingswaarschuwing
154 De L (Sluitertijd- en Diafragmavoorkeuze) gebruiken Instelling van sluitertijd en diafragma voor het maken van opnamen. Stelt de gevoeligheid automatisch zo in dat sluitertijd en de diafragmawaarde de juiste belichting opleveren in overeenstemming met de helderheid van het onderwerp.
1
Zet de functiekiezer op TAv.
4 Functiereferentie
2
3
Draai aan de e-knop op de voorzijde om de sluitertijd te wijzigen.
Draai aan de e-knop op de achterzijde om de diafragmawaarde aan te passen. Sluitertijd, diafragmawaarde en gevoeligheid worden weergegeven in de zoeker en op het LCD-display.
155 • Draai aan de e-knop op de voorzijde terwijl u op de knop m drukt om de belichtingscorrectiewaarde te wijzigen. (p.161) • Stel de sluitertijd en diafragmawaarde in stappen van 1/2 LW of 1/3 LW in. Instellen bij [LW-stappen] in het menu [A Pers.inst.]. (p.162) • Andere instellingen dan [Auto] zijn niet beschikbaar voor [Gevoeligheid] in het functiemenu. • Zet het diafragma op de stand s terwijl u de knop voor automatische vergrendeling ingedrukt houdt bij gebruik van een objectief met een diafragmaring.
Belichtingswaarschuwing
4
Als het onderwerp te licht of te donker is, knipperen de sluitertijd en de diafragmawaarde in de zoeker en op het LCD. Wijzig de sluitertijd en diafragmawaarde. Wanneer de indicatie ophoudt met knipperen, kunt u de opname maken met de juiste belichting. Gebruik een ND-filter (neutrale densiteit) als het onderwerp te licht is. Gebruik de flitser als het te donker is.
Functiereferentie
156 a (Hyper-manual) gebruiken Deze functie is handig voor het maken van opnamen met dezelfde combinatie van sluitertijd en diafragma, of het maken opnamen die opzettelijk onderbelicht (donkerder) dan wel overbelicht (lichter) moeten worden. 1 Effect van diafragma en sluitertijd (p.138)
1
Zet de functiekiezer op a.
2
Druk op de knop Snelinstelling.
4 Functiereferentie
De sluitertijd en de diafragmawaarde worden automatisch ingesteld op de juiste belichting. Draai aan de e-knop op de voor- of achterzijde om de belichting naar wens in te stellen en maak de opname. Pas de de sluitertijd aan met de e-knop op de voorzijde en het diafragma met de e-knop op de achterzijde.
157 • Als de gevoeligheid is ingesteld op [Auto] en de belichtingsfunctie op a (Hyper-manual), krijgt de gevoeligheid de laagste waarde die is ingesteld bij “Het bereik voor automatische correctie instellen bij Auto” (p.140). • De indicatie in de zoeker knippert als het verschil met de juiste belichting groter is dan ±3,0. • Stel de sluitertijd en diafragmawaarde in stappen van 1/2 LW of 1/3 LW in. Instellen bij [LW-stappen] in het menu [A Pers.inst.]. (p.162) • Zet het diafragma op de stand s terwijl u de knop voor automatische vergrendeling ingedrukt houdt bij gebruik van een objectief met een diafragmaring.
4 De LW-balk wordt weergegeven in de zoeker en op het LCD in de stand a (Hyper-manual). De juiste belichting wordt bereikt als V in het midden van de LW-balk staat. Als hij meer naar – staat, wordt onderbelicht. Als hij meer naar + staat, wordt overbelicht. Als de waarde buiten het bereik van de LW-balk valt, knippert de “+” of de “–”.
Belichtingswaarschuwing Als het onderwerp te licht of te donker is, knippert “+” of “–” op de LW-balk in de zoeker en op het LCD.
LW-balk
Functiereferentie
LW-balk
158 Combineren met L Druk op de knop L (p.162) om de belichtingswaarde op te nemen in Hyper-manual. Als de sluitertijd of het diafragma daarna wordt gewijzigd, wordt de combinatie van sluitertijd en diafragma aangepast om dezelfde belichting te behouden. Voorbeeld) Als een sluitertijd van 1/125 sec en een diafragmawaarde van F5.6 zijn opgenomen met de L knop, en de sluitertijd wordt vervolgens gewijzigd naar 1/30 sec met behulp van de e-knop op de voorzijde, zal de diafragmawaarde automatisch worden gewijzigd in F11.
De knop Snelinstelling
4
Het diafragma en de sluitertijd worden automatisch aangepast aan de juiste belichting op het moment dat u op de knop Snelinstelling drukt in de stand a (Hyper-manual). U kunt kiezen uit de volgende drie aanpassingsmethoden bij [Green-knop in Hndmtg.] in het menu [A Pers.inst.].
Functiereferentie
1
Programmalijn
Het diafragma en de sluitertijd worden automatisch aangepast.
2
b inst
Het diafragma wordt vergrendeld en de sluitertijd wordt automatisch aangepast.
3
c inst
De sluitertijd wordt vergrendeld en het diafragma wordt automatisch aangepast.
De sluitertijd wordt ingesteld op de juiste belichting, afhankelijk van het diafragma wanneer het diafragma niet is ingesteld op s. 1 Opmerkingen bij [Gebruik diafr.ring] (p.210)
159 Gebruik van p (Tijdopname) De tijdopnamefunctie gebruikt u voor lange belichtingstijden, bijvoorbeeld om ’s nachts te fotograferen of om opnamen van vuurwerk te maken. De sluiter blijft open zo lang de ontspanknop wordt ingedrukt.
1
Zet de functiekiezer op p.
4 Functiereferentie
• Draai aan de e-knop op de achterzijde om de diafragmawaarde te wijzigen. • Stel de diafragmawaarde in stappen van 1/2 LW of 1/3 LW in. Instellen bij [LW-stappen] in het menu [A Pers.inst.]. (p.162) • Gebruik een stevig statief en de optionele draadontspanner CS-205 om te voorkomen dat de camera beweegt bij het gebruik van p (Tijdopname). Sluit de draadontspanner aan op de aansluiting voor de draadontspanner (p.17). • Tijdopname is beschikbaar bij de afstandsbedieningsfunctie (p.81). De sluiter blijft geopend zolang de ontspanknop van de optionele afstandsbediening ingedrukt wordt gehouden. • Ruisonderdrukking is een functie voor het verminderen van ruis (ruwheid of onregelmatigheid in opnamen), veroorzaakt door een lange sluitertijd. Instellen bij [Ruisonderdrukking] in het menu [A Pers.inst.]. (p.34) • Als de gevoeligheid is ingesteld op [Auto] en de belichtingsfunctie op p (Tijdopname), krijgt de gevoeligheid de laagste waarde die is ingesteld bij “Het bereik voor automatische correctie instellen bij Auto” (p.140).
160 De M (X-sync-snelheid van de flitser) gebruiken De sluitertijd wordt vergrendeld op 1/180 seconde. Maak hier gebruik van als u werkt met een externe flitser die de sluitertijd niet automatisch aanpast.
1
Zet de functiekiezer op M.
4 Functiereferentie
• Draai aan de e-knop op de achterzijde om de diafragmawaarde te wijzigen. • Druk op de knop Snelinstelling om de sluitertijd vast te houden op 1/180 sec en het diafragma automatisch aan te passen. • Als de gevoeligheid is ingesteld op [Auto] en de belichtingsfunctie op M (X-sync-snelheid van de flitser), krijgt de gevoeligheid de laagste waarde die is ingesteld bij “Het bereik voor automatische correctie instellen bij AUTO” (p.140).
161 Belichting instellen Hiermee kunt u met opzet overbelichte (lichte) of onderbelichte (donkere) opnamen maken. Stel de trapinterval van 1/2 LW of e1/3 LW in bij [LW-stappen] in het menu [A Pers.inst.]. (p.162) U kunt de LW-correctie instellen tussen –3 en +3 (LW) in stappen van 1/2 LW, of tussen –2 en +2 (LW) in stappen van 1/3 LW.
1
Stel de correctie in met de e-knop op de voorzijde terwijl u de knop m indrukt.
4 Functiereferentie
2
Controleer de correctiewaarde in de zoeker. Tijdens de correctie wordt m weergegeven. N verschijnt als de flitscorrectie is ingeschakeld.
Correctiewaarde
Belichtingscorrectie is niet beschikbaar als de belichtingsfunctie is ingesteld op B (Snelinstelling), a (Hyper-manual), p (Tijdopname) of M (X-sync-snelheid van de flitser). • De belichtingscorrectie kan niet worden geannuleerd door de camera uit te zetten of door een andere belichtingsfunctie in te stellen. • De belichtingscorrectie wordt teruggezet op 0 als op de knop Snelinstelling wordt gedrukt terwijl de knop m ingedrukt wordt gehouden.
162 Belichtingsstappen wijzigen Stel de belichtingsstap in bij [LW-stappen] in het menu [A Pers.inst.] met stappen van 1/2 LW of 1/3 LW. C LW-stappen 1/2 LW Stap 1/3 LW Stap
Stappen belichting ingesteld op 1/2 LW
4
Belichting bepalen alvorens een opname te maken (Belichtingsgeheugen)
Functiereferentie
Het belichtingsgeheugen is een functie die de belichting vasthoudt zoals die is vóór het maken van de opname. Gebruik deze functie wanneer het onderwerp te klein is of wanneer er sprake is van tegenlicht, waardoor een correcte belichting niet mogelijk is.
1
Druk op de knop L. De camera houdt de belichting (helderheid) van dat moment vast in het geheugen. Druk de knop nogmaals in om te ontgrendelen.
• @ staat aangegeven in de zoeker wanneer het belichtingsgeheugen is geactiveerd. (p.26) • De belichting wordt twee keer zo lang in het geheugen vastgehouden als de lichtmeettijd na het loslaten van de L-knop. De belichting wordt vastgehouden zolang de L-knop ingedrukt wordt gehouden of de ontspanknop tot halverwege ingedrukt wordt gehouden. • Er klinkt een geluidssignaal wanneer de L-knop wordt ingedrukt. Het geluidssignaal kan worden uitgeschakeld. (p.189) • Belichtingsgeheugen is is niet beschikbaar wanneer de belichtingsfunctie is ingesteld op B (Snelinstelling), p (Tijdopname) of M (X-sync-snelheid van de flitser). • Als de maximale diafragmawaarde van een zoomobjectief afhankelijk is van de brandpuntsafstand, is de combinatie van sluitertijd en diafragmawaarde zelfs bij een werkend belichtingsgeheugen afhankelijk van de zoompositie. De belichtingswaarde is echter stabiel, zodat opnamen worden gemaakt met het belichtingsniveau dat is ingesteld in het belichtingsgeheugen. • De belichtingswaarde kan worden vergrendeld wanneer er is scherpgesteld. Instellen bij [AE-L met AF lock] in het menu [A Pers.inst.]. (p.135)
163 Automatisch wijzigen van de opname-instellingen tijdens het maken van opnamen (Auto Bracket) Opnamen maken met Belichtingsbracket U kunt continuopnamen maken met een verschillende belichting wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt. De eerste opname wordt belicht zonder correctie, de tweede wordt onderbelicht (negatieve correctie) en de derde wordt overbelicht (positieve correctie) (als het aantal opnamen wordt ingesteld op [3]).
4 Onderbelichting
Volgorde A Bracketng
1
0 ´ – ´ +, – ´ 0 ´ +, + ´ 0 ´ –
Stel het aantal opnamen in. Draai aan de e-knop op de voorzijde terwijl u op de knop ] drukt. Selecteer Uit (geen opnamen), 3 of 5.
Overbelichting
Functiereferentie
Normale belichting
U kunt [Volgorde A Bracketng] instellen in het menu [A Pers.inst.].
164
2
Stel de trapinterval in. Draai aan de e-knop op de achterzijde terwijl u op de knop ] drukt. In het menu [A Pers.inst.] (p.33) beschikt u over de volgende bracketinghoeveelheden bij [LW-stappen]. Bracketinghoev. (trapinterval)
3
1/2LW
±0.5, ±1.0, ±1.5, ±2.0
1/3LW
±0.3, ±0.7, ±1.0, ±1.3, ±1.7, ±2.0
Druk de ontspanknop tot halverwege in. Wanneer er is scherpgesteld, wordt de scherpstelindicatie ] in de zoeker weergegeven.
4
4
Druk de ontspanknop helemaal in.
Functiereferentie
Er worden achtereenvolgens drie opnamen gemaakt, de eerste zonder correctie, de tweede met een negatieve correctie en de derde met een positieve correctie (als het aantal opnamen wordt ingesteld op [3]). • Wanneer de scherpstelfunctieknop op l (Eén opname) staat, wordt de scherpstelling vergrendeld bij de eerste opname en wordt deze gebruikt voor de volgende opnamen uit de reeks. • Als u uw vinger van de ontspanknop haalt tijdens Auto Bracket, blijft de instelling voor Auto Bracket twee keer zo lang actief als de timer-instelling voor de lichtmeting (de standaardinstelling is 20 seconden) (p.143) en kunt u de volgende opname maken met de volgende correctiestap. In dit geval werkt de autofocus voor elke opname. Na circa twee keer zo lang als de timer-instelling (de standaardinstelling is 20 seconden) gaat de camera terug naar de instellingen voor de eerste opname. • U kunt Auto Bracket combineren met de ingebouwde flitser of een externe flitser (alleen automatische P-DDL-flitsers) om alleen de hoeveelheid flitslicht doorlopend e wijzigen. Bij gebruik van een externe flitser bestaat echter de kans dat bij het ingedrukt houden van de ontspanknop voor het maken van drie opeenvolgende opnamen, de tweede en derde opname worden gemaakt voordat de flitser volledig is opgeladen. Maak altijd één opname tegelijk nadat u hebt gecontroleerd of de flitser is opgeladen. • Belichtingsbracket is niet beschikbaar wanneer de belichtingsfunctie is ingesteld op p (Tijdopname). • Belichtingsbracket en Dubbelopnamen kunnen niet samen worden gebruikt. De functie die als laatste is ingesteld, wordt gebruikt.
Alleen overbelichte of onderbelichte opnamen maken U kunt de functie Auto Bracket combineren met de belichtingscorrectie (p.161) om alleen onderbelichte of overbelichte opnamen te maken. In beide gevallen wordt de opgegeven belichtingscorrectiewaarde gebruikt voor de Auto Bracket.
165 Opnamen maken met Uitgebreide Bracket U kunt opnamen opslaan met drie verschillende niveaus voor witbalans, kleurverzadiging, scherpte en contrast. In tegenstelling tot belichtingsbracketing, worden bij elke opname drie afbeeldingen opgeslagen. U kunt de volgorde van opslaan instellen met [Volgorde A Bracketng] in het menu [A Pers.inst.]. Volgorde A Bracketng
1
0 ´ – ´ +, – ´ 0 ´ +, + ´ 0 ´ –
Selecteer [Uitgebr Bracket] in het menu [A Opname] en druk op de vierwegbesturing (5). Het scherm voor Uitgebreide Bracket verschijnt.
Uitgebr Bracket Uit Bracketinghoev.
4 Functiereferentie
MENU
2
Druk op de vierwegbesturing (5).
Uitgebr Bracket Uit Witbalans Kleurverzadiging Scherpte Contrast MENU
Annul.
OK
OK
3
Kies een onderdeel met de vierwegbesturing (23).
4
Druk op de knop 4.
5
Kies de stap met de vierwegbesturing (3) en druk op de knop 5. Kies voor [Witbalans] uit BA±1, BA±2, BA±3, GM±1, GM±2 en GM±3. De standaardinstelling is BA±1. Kies voor [Scherpte], [Kleurverzadiging] en [Contrast] uit ±1, ±2 en ±3. De standaardinstelling is ±1.
6
Druk twee keer op de knop 4.
166
7
Druk op de knop 3. De opnamestand wordt geactiveerd.
8
Maak de opname. Er worden drie afbeeldingen opgeslagen. • U kunt uitgebreide bracketing combineren met belichtingsbracketing (p.163). • Uitgebreide bracketing en Dubbelopnamen kunnen niet samen worden gebruikt. De functie die als laatste is ingesteld, wordt gebruikt. • Uitgebreide bracketing wordt uitgeschakeld als de bestandsindeling wordt ingesteld op RAW of RAW+. • Als uitgebreide bracketing wordt gekozen terwijl de bestandsindeling is ingesteld op RAW of RAW+, wordt de bestandsindeling gewijzigd in JPEG.
4
Dubbelopnamen maken
Functiereferentie
U kunt verscheidene opnamen over elkaar heen maken.
1
Selecteer [Dubbelopnamen] in het menu [A Opname] en druk op de vierwegbesturing (5).
Dubbelopnamen
Het scherm Dubbelopnamen wordt weergegeven.
Auto LW instel
Aantal opnamen
Uit
MENU
2
Selecteer met de vierwegbesturing (5) het aantal opnamen. Gebruik de vierwegbesturing (23) om te kiezen uit 2 tot 9 opnamen.
3
Druk op de knop 4.
4
Gebruik de vierwegbesturing (3) om Auto LW instel te selecteren.
5
Gebruik de vierwegbesturing (5) om Auto LW instel in te stellen op O (Aan) of P (Uit). Als u O (Aan) kiest, wordt de belichting automatisch aangepast aan het aantal opnamen.
167
6
Druk op de knop 4. De opnamestand wordt geactiveerd.
7
Maak de opname. De gemaakte opname wordt steeds na het loslaten van de ontspanknop in de momentcontrole weergegeven. Druk op de knop i tijdens de momentcontrole om opnamen te verwijderen die tot dat moment zijn gemaakt en opnieuw te beginnen vanaf de eerste opname. De totale opname wordt opgeslagen als het ingestelde aantal opnamen is gemaakt. • Als op de knop | of 3 wordt gedrukt, of als belichtingsbracketing is ingesteld tijdens het maken van dubbelopnamen, worden de opnamen die al zijn gemaakt, opgeslagen en wordt het maken van dubbelopnamen afgebroken. • Het maken van dubbelopnamen kan niet worden gecombineerd met Auto Bracket of uitgebreide bracket. De functie die als laatste is ingesteld, wordt gebruikt.
4
U kunt de huidige camera-instellingen gemakkelijk opslaan en oproepen door de functiekiezer op A te zetten. U kunt de volgende instellingen opslaan. Belichtingsfunctie
Witbalans
Flitsinstelling
Bestandsindeling
Belichtingscorrectie
JPEG opn. pixels
Belichtingsbracketingstappen en aantal afbeeldingen
JPEG-kwaliteit
Transportstand
Beeldtint
Flitsbelichtingscorrectie
Kleurverzadiging
Uitgebreide bracketingstappen en type
Scherpte
Gevoeligheid
Contrast
Aanpassingsbereik automatische gevoeligheid
Sla de instellingen voor [USER] op in het menu [R Set-up]. Slaat huidige inst voor opnamen in USER mode op +1.3 - 1.0 200-1600 10000K G2 A1 RAW+ 10 MENU
Annul.
1.0x5 AE AE± AE±3 ±3
OK
OK
Functiereferentie
Opslaan van Gebruikersinstellingen
168 De instellingen in A wijzigen U kunt ook instellingen opgeven als de functiekiezer op A staat. Als u de belichtingsfunctie wilt wijzigen, drukt u op de knop 3 in de opnamestand en geeft u instellingen op bij [Belicht. functie] in het menu [A USER]. USER Belicht. functie Opnamepixels Kwaliteitsniveau Beeldtint Kleurverzadiging Scherpte Contrast MENU
4
Annul.
P Sv Tv Av
OK
OK
Instellingen die u opgeeft in A worden niet opgeslagen, tenzij u ze registreert bij [USER] in het menu [R Set-up].
Functiereferentie
Compositie, belichting en scherpstellen beoordelen vóór opname
169
U kunt met de voorbeeldfunctie de scherptediepte, de compositie, de belichting en de scherpstelling controleren voordat u een opname maakt. Er zijn twee voorbeeldmethoden. Optisch voorbeeld
Voor het controleren van de scherptediepte door de zoeker.
Digitaal voorbeeld
Voor het beoordelen van compositie, belichting en scherpstelling op de LCD-monitor.
De voorbeeldmethode selecteren
C Voorbeeldmethode Optisch voorbeeld Digitaal voorbeeld
Controle van scherptediepte in zoeker
4 Functiereferentie
Selecteer de voorbeeldmethode als de hoofdschakelaar in de stand voor het voorbeeld staat (|). De standaardinstelling is Optisch voorbeeld. Instellen bij [Voorbeeldmethode] in het menu [A Pers.inst.]. (p.34)
170 Voorbeeld weergeven Het optische of digitale voorbeeld weergeven.
Optisch voorbeeld
1
Breng het onderwerp binnen het AF-kader en druk de ontspanknop tot halverwege in.
4 Functiereferentie
2
Zet de hoofdschakelaar op | terwijl u door de zoeker kijkt. U kunt de scherptediepte beoordelen door de zoeker als de hoofdschakelaar in de stand | staat.
• Zolang de hoofdschakelaar op de voorbeeldstand (|) staat, worden er geen opnamegegevens weergegeven in de zoeker en kan er geen opname worden gemaakt. • U kunt de scherptediepte controleren in alle belichtingsfuncties.
171 Digitaal voorbeeld weergeven
1
Stel scherp op het onderwerp, kader het beeld uit in de zoeker en zet de hoofdschakelaar op de stand |. Het pictogram (|) wordt op de LCD-monitor weergegeven gedurende de weergave van het voorbeeld en u kunt compositie, belichting en scherpstelling beoordelen. Druk de ontspanknop tot halverwege in om de weergave van het digitale voorbeeld af te sluiten en te beginnen met scherpstellen. Het beeld dat tijdens het digitale voorbeeld wordt weergegeven, wordt niet opgeslagen.
4 Functiereferentie
• U kunt in het digitale voorbeeld de waarschuwing Licht/donker geb of een histogram weergeven. Instellen bij [Digitaal voorbeeld] (p.198) in het menu [Q Weergeven]. • De maximale duur van de weergave van het digitale voorbeeld is 60 seconden. • Tijdens het digitale voorbeeld kunt u de opname uitvergroten met de e-knop op de achterzijde. (p.89)
172
Ingebouwde flitser gebruiken
corrigeren van de flitsintensiteit U kunt de flits instellen in een bereik van –2.0 tot +1.0. De flitscorrectiewaarden zijn als volgt bij 1/2 LW en 1/3 LW. Trapinterval
Flitscorrectie
1/2LW
––2.0, –1.5, –1.0, –0.5, 0.0, +0.5, +1.0
1/3LW
––2.0, –1.7, –1.3, –1.0, –0.7, –0.3, 0.0, +0.3, +0.7, +1.0
* Stel de trapinterval in bij [LW-stappen] in het menu [A Pers.inst.]. (p.162)
4
Draai aan de e-knop op de achterzijde om [Flitsinstelling] in het functiemenu in te stellen (p.36).
Functiereferentie
Flitsinstelling Flits aan
- 0.7
OK
OK
• De flitsintensiteit kan niet worden gecorrigeerd bij de Snelinstelling. • N verschijnt op het LCD als de flitscorrectie is ingeschakeld. (p.26) • Wanneer de maximale flitsopbrengst wordt overschreden indien deze is gecorrigeerd in de plusrichting (+), wordt er geen correctie toegepast. • Corrigeren in de minrichting (–) heeft mogelijk geen effect wanneer het onderwerp te dichtbij is, het diafragma klein is of de gevoeligheid hoog is. • Flitscorrectie werkt ook bij gebruik van een externe flitsers die Automatisch P-DDLflitsen ondersteunen.
173 Opnamen maken terwijl de flitser nog bezig is met opladen U kunt opnamen maken terwijl de flitser nog wordt opgeladen. Stel [[Ontspant bij opladen]] in het menu [A Pers.inst.] in op [Aan] (p.34). Bij de standaardinstelling kunt u geen opnamen maken terwijl de flitser wordt opgeladen. C Ontspant bij opladen Uit Aan
Ontspannen mogelijk tijdens opladen van ingebouwde flitser
4
Gebruik van de flitser in b bij sluitertijdvoorkeuze • Bij het fotograferen van een bewegend onderwerp kunt u de flitser gebruiken om het onscherpte-effect te veranderen. • Voor het maken van flitsfoto’s kunt u een sluitertijd van 1/180 seconde of langer instellen. • Het diafragma wordt automatisch aangepast aan het omgevingslicht. • De sluitertijd staat vast op 1/180 s wanneer een ander objectief dan DA, D FA, FA J, FA of F wordt gebruikt.
De flitser gebruiken in c (Diafragmavoorkeuze) • Wanneer u de scherptediepte wilt wijzigen of een opname van grote afstand wilt maken, kunt u het gewenste diafragma instellen om een flitsfoto te maken. • De sluitertijd wordt automatisch aangepast aan het omgevingslicht. • De sluitertijd wordt automatisch aangepast tot 1/180 s of langer (p.62) waarbij minder camerabeweging wordt veroorzaakt. De langst mogelijke sluitertijd hangt af van de brandpuntsafstand van het gebruikte objectief. • De sluitertijd staat vast op 1/180 s wanneer een ander objectief dan DA, D FA, FA J, FA of F wordt gebruikt.
Functiereferentie
Flitseigenschappen bij elke belichtingsfunctie
174 Lange-sluitertijdsynchronisatie gebruiken U kunt lange-sluitertijdsynchronisatie gebruiken wanneer u portretopnamen maakt met een zonsondergang op de achtergrond. Zowel het portret als de achtergrond worden prachtig vastgelegd. • Een lange-sluitertijdsynchronisatie verlengt de sluitertijd. Gebruik de functie Bewegingsreductie of schakel de functie Bewegingsreductie uit en gebruik een statief om camerabeweging te voorkomen. De opname wordt ook onscherp wanneer het onderwerp beweegt. • Lange-sluitertijdsynchronisatie is ook mogelijk met een externe flitser.
In de standen e/K/c
4
1 2 3 4
Functiereferentie
Zet de functiekiezer op e, K of c. Druk op de K knop. Druk op de { knop en op de vierwegbesturing (3). Selecteer G of H en druk twee keer op de knop 4. De sluitertijd wordt langer gemaakt voor een juiste belichting van de achtergrond. 5 Maak de opname.
In de standen b/L/a 1 2 3 4
Zet de functiekiezer op b, L of a. Druk op de { knop en op de vierwegbesturing (3). Selecteer E of F en druk twee keer op de knop 4. Stel de sluitertijd in (b) of de sluitertijd en het diafragma (L/a). Geef waarden op waarbij een juiste belichting ontstaat binnen 1/180 sec. 5 Druk op de K knop. 6 Maak de opname.
175 2e sluitergordijn-synchronisatie 2e sluitergordijn-synchronisatie geeft een flits af onmiddellijk voordat het sluitergordijn wordt gesloten. Bij het maken van opnamen van bewegende voorwerpen bij een lange sluitertijd, zorgen 2e sluitergordijn-synchronisatie en lange-sluitertijdsynchronisatie voor verschillende effecten, afhankelijk van het moment waarop de flitser afgaat. Als u bijvoorbeeld een opname maakt van een auto met 2e sluitergordijn-synchronisatie, wordt, zolang de sluiter open is, een lichtspoor vastgelegd, terwijl de flits de auto vastlegt op het moment dat de sluiter wordt ontspannen. Dat levert een opname op met een lichtspoor.
4 1 2 3 4 5
2e sluitergordijn-sync
Zet de functiekiezer op een andere stand dan B of M. Druk op de { knop en op de vierwegbesturing (3). Selecteer I en druk twee keer op de knop 4. Druk op de K knop. Maak de opname. 2e sluitergordijn-synchronisatie verlengt de sluitertijd. Zet de functie Bewegingsreductie uit en gebruik een statief om camerabeweging te voorkomen.
Functiereferentie
Lange-sluitertijdsync
176 Afstand en diafragma bij gebruik van de ingebouwde flitser Wanneer u opnamen maakt met de flitser, moeten richtgetal, diafragma en afstand op elkaar zijn afgestemd. Bereken de opnamecondities en pas deze aan wanneer de flitser onjuist is ingesteld. Richtgetal ingebouwde flitser Gevoeligheid ISO 100 ISO 200 ISO 400 ISO 800 ISO 1600
Richtgetal ingebouwde flitser 11 15.6 22 31 44
Berekenen van de opnameafstand op basis van de diafragmawaarde
4 Functiereferentie
Met de volgende formule berekent u de flitsafstand voor diafragmawaarden. Maximale flitsafstand L1 = richtgetal ÷ gekozen diafragmawaarde Minimale flitsafstand L2 = maximale flitsafstand ÷ 5* * De waarde 5 in de bovenstaande formule is een vaste waarde die alleen geldt bij gebruik van de ingebouwde flitser. Voorbeeld Bij een gevoeligheid van [ISO 100] en een diafragmawaarde van F2.8 L1 = 11 ÷ 2,8 = ca. 3,9 (m) L2 = 3,9 ÷ 5 = ca. 0,8 (m) De flitser kan dus worden gebruikt op een afstand van ca. 0,8 tot 3,9 m. Wanneer de afstand tot het onderwerp minder dan 0,7 meter is, kan de flitser niet worden gebruikt. Gebruik van de flitser binnen deze afstand veroorzaakt vignettering in de hoeken van de opname, onevenwichtige lichtverdeling en mogelijk overbelichting.
Berekenen van de diafragmawaarde op basis van opnameafstand Met de volgende formule berekent u de diafragmawaarde voor de opnameafstand. Gebruikte diafragmawaarde F = richtgetal ÷ opnameafstand Bij een gevoeligheid van [ISO 100] en een opnameafstand van 5 m is de diafragmawaarde: F = 11 ÷ 5 = 2.2 Wanneer de uitkomst (in bovenstaand voorbeeld 2.2) niet beschikbaar is als diafragmawaarde, wordt meestal het dichtstbijzijnde lagere getal (in bovenstaand voorbeeld 2) gebruikt.
177 Compatibiliteit objectieven DA, D FA, FA J, FA en F met de ingebouwde flitser Hieronder vindt u de compatibiliteit van de ingebouwde flitser bij het gebruik van objectieven DA, D FA, FA J, FA en F met de q zonder zonnekap. Ja : beschikbaar # : beschikbaar afhankelijk van andere factoren Nee : niet-beschikbaar vanwege vignettering De volgende waarden zijn geldig zonder gebruik van een zonnekap. Type objectief
Compatibiliteit
DA Fish-eye 10-17 mm F3.5-4.5ED (IF)
Nee
F Fish-eye 17-28 mm F3.5-4.5
#
DA12-24 mm F4ED AL
Nee
#
FA J18-35 mm F4-5.6 AL
Ja
DA18-55 mm F3.5-5.6 AL
Ja
FA20-35 mm F4AL
Ja
FA24-90 mm F3.5-4.5AL (IF)
Ja
FA28-70 mm F4AL
Ja
FA28-70 mm F2.8AL
#
FA J28-80 mm F3.5-5.6
Ja
FA28-80 mm F3.5-5.6
Ja
FA28-90 mm F3.5-5.6
Ja
FA28-105 mm F4-5.6
Ja
FA28-105 mm F4-5.6 (IF)
Ja
FA28-105 mm F3.2-4.5AL (IF)
Ja
FA28-200 mm F3.8-5.6AL (IF)
Ja
FA35-80 mm F4-5.6
Ja
DA50-200 mm F4-5.6ED
Ja
FA70-200 mm F4-5.6
Ja
FA J75-300 mm F4.5-5.8AL
Ja
FA80-200 mm F2.8ED (IF)
Ja
Als de brandpuntsafstand minder is dan 28 mm of als de brandpuntsafstand 28 mm is en de opnameafstand kleiner dan 1 m, kan vignettering optreden.
Als de brandpuntsafstand minder is dan 28 mm en de opnameafstand kleiner dan 1 m, kan vignettering optreden.
4 Functiereferentie
DA16-45 mm F4ED AL
Als de brandpuntsafstand minder is dan 20 mm, kan vignettering optreden.
178 Type objectief
Compatibiliteit
FA80-320 mm F4.5-5.6
Ja
FA80-200 mm F4.7-5.6
Ja
FA100-300 mm F4.7-5.8
Ja
FA250-600
Nee
mm F5.6ED (IF)
DA14 mm F2.8ED (IF)
Nee
FA20 mm F2.8
Ja
DA21 mm F3.2AL Limited
Ja
FA24 mm F2AL (IF)
Ja
FA28 mm F2.8AL
Ja
FA31 mm F1.8AL Limited
Ja
FA35 mm F2AL
Ja
4
DA40 mm F2.8 Limited
Ja
Functiereferentie
FA43 mm F1.9 Limited
Ja
FA50 mm F1.4
Ja
FA50 mm F1.7
Ja
DA70 mm F2.4 Limited
Ja
FA77 mm F1.8 Limited
Ja
FA85 mm F1.4 (IF)
Ja
FA135 mm F2.8 (IF)
Ja
FA200 mm F2.8ED (IF)
Ja
FA300 mm F2.8ED (IF)
Nee
FA300 mm F4.5ED (IF)
Ja
FA400
mm F5.6ED (IF)
FA600 mm F4ED (IF)
Ja Nee
D FA Macro 50 mm F2.8
Ja
D FA Macro 100 mm F2.8
Ja
FA Macro 50mm f/2.8
Ja
FA Macro 100 mm f/2.8
Ja
FA Macro 100 mm f/3.5
Ja
FA Macro 200 mm F4ED (IF)
Ja
FA Soft 28 mm F2.8
#
De ingebouwde flitser ontlaadt altijd volledig.
FA Soft 85 mm F2.8
#
De ingebouwde flitser ontlaadt altijd volledig.
179 Gebruik van een externe flitser (optioneel) De optionele externe flitser AF540FGZ of AF360FGZ ondersteunt een aantal flitsfuncties, zoals automatisch P-DDL-flitsen, flitsen met korte-sluitertijdsynchronisatie en draadloos flitsen. Zie het onderstaande schema voor details. (Ja: beschikbaar #: Beperkt Nee: niet beschikbaar) Flitser
Ingebouwde Flitser
AF540FGZ AF360FGZ
Flitsen met anti rode ogen
Ja
Ja
Automatisch flitsen
Ja
Ja
Na het opladen wordt automatisch de flitssynchronisatietijd ingesteld
Ja
Ja
Het diafragma wordt automatisch ingesteld in de functie e (Hyper-program) en de functie b (Sluitertijdvoorkeuze).
Ja
Ja
Nee
Nee
Camerafunctie
Automatisch controleren in de zoeker
Ja*1
Ja*1
Lange-sluitertijdsync
Ja
Ja
Flitsbelichtingscorrectie
Ja
Ja
AF-hulplicht
Ja
Ja
2e sluitergordijn-synchronisatie*2
Ja
Ja
Flitsen met contrastregelingssynchronisatie
#*3
Ja
Slave-flitser
Nee
Ja
Stroboscoopflitsen
Nee
Nee
Flitsen met korte-sluitertijdsynchronisatie
Nee
Ja
Draadloos flitsen*4
Nee
Ja
*1 Bij gebruik van een objectief DA, D FA, FA J, FA, F of A. *2 Sluitertijd van 1/90 s of langer. *3 Bij combinatie met de AF540FGZ of de AF360FGZ kan 1/3 van het flitslicht worden geproduceerd door de ingebouwde flitser en 2/3 door de externe flitser. *4 Twee of meer AF540FGZ of AF360FGZ flitsers zijn vereist.
4 Functiereferentie
Automatische P-DDL-flitser (geschikte gevoeligheid: ISO 100-1600)
180 Weergave op het LCD van de AF360FGZ De AF360FGZ heeft geen functie voor het instellen van het filmformaat op [DIGITAL], maar het verschil in beeldhoek tussen standaard kleinbeeld en de q wordt automatisch berekend op basis van de brandpuntsafstand van het gebruikte objectief (als u een objectief gebruikt van het type DA, D FA, FA J, FA of F). De conversie-indicatie wordt weergegeven en de formaatindicatie verdwijnt wanneer de timer van de belichtingsmeting van de q aan is. (Deze keert terug naar kleinbeeldweergave (35 mm) wanneer de timer van de belichtingsmeting wordt uitgeschakeld). Brandpuntsafstand objectief
LCD AF360FGZ
4
85mm 77mm 50mm 35mm 28mm 24mm 20mm 18mm
Timer belichtingsmeter Uit
85mm
70mm 50mm
35mm
28mm 24mm*
Timer belichtingsmeter Aan
58mm
48mm 34mm
24mm
19mm 16mm*
Functiereferentie
* Bij gebruik van groothoekpaneel
Gebruik van de functie Automatisch P-DDL-flitsen Gebruik deze flitsfunctie bij de AF540FGZ of de AF360FGZ. Wanneer de flitsfunctie is ingesteld op [Automatisch P-DDL-flitsen], geeft de flitser een voorflits net voordat de opname wordt gemaakt. Hierbij wordt gebruik gemaakt van 16-segmentsmeting, waardoor meer controle mogelijk is. P-DDL is beschikbaar bij de draadloze flitsfunctie wanneer twee of meer AF540FGZ of AF360FGZ flitsers worden gebruikt. 1 Verwijder de flitsschoenbeschermer en bevestig de externe flitser (AF540FGZ of AF360FGZ). 2 Zet de camera en de externe flitser aan. 3 Stel de externe flitsinstelling in op [Automatisch P-DDL-flitsen]. 4 Controleer of de externe flitser volledig is opgeladen en maak de opname. • Automatisch P-DDL-flitsen is alleen beschikbaar voor de flitsers AF540FGZ en AF360FGZ. • Wanneer de ingebouwde flitser gereed is (volledig opgeladen), brandt b in de zoeker. • Gedetailleerde gegevens, zoals de bedieningsmethode en de effectieve flitsafstand zijn te vinden in de handleiding bij de externe flitser. • Wanneer flitsfunctie C of i is geselecteerd, gaat de flitser niet af wanneer het onderwerp licht genoeg is. Daarom kan de flitser in sommige gevallen ongeschikt zijn voor opnamen met daglichtsynchronisatie. • Druk nooit op de knop voor uitklappen van de flitser wanneer er een externe flitser is bevestigd op de camera. De ingebouwde flitser botst dan tegen de externe flitser. Als u beide flitsers tegelijk wilt gebruiken, zie dan p.183 voor de aansluitingsmethode.
181 Flitsen met korte-sluitertijdsynchronisatie Met de AF540FGZ of de AF360FGZ kunt u de flitser activeren om een opname te maken met een sluitertijd die korter is dan 1/180 s. Flitsen met korte-sluitertijdsynchronisatie kan ook worden gebruikt met de flitser aangesloten op de camera of bij draadloos flitsen.
De AF540FGZ of de AF360FGZ op de camera aansluiten en gebruiken 1 Verwijder de flitsschoenbeschermer en bevestig de externe flitser (AF540FGZ of AF360FGZ). 2 Draai aan de functiekiezer en stel de belichtingsfunctie in op b of a. 3 Zet de camera en de externe flitser aan. 4 Stel de synchronisatiefunctie van de externe flitser in op HS b (Flitsen met korte-sluitertijdsynchronisatie). 5 Controleer of de externe flitser volledig is opgeladen en maak de opname.
Gebruik van Draadloos flitsen U kunt opnamen maken met de flitser zonder de camera aan te sluiten en flitsen via een draadverbinding door gebruik te maken van twee externe flitsers (AF540FGZ of AF360FGZ). Flitsen met korte-sluitertijdsynchronisatie is ook beschikbaar bij draadloos flitsen. Zet de twee externe flitsers (AF540FGZ of AF360FGZ) op hetzelfde kanaal. Raadpleeg de handleiding van de AF540FGZ of de AF360FGZ voor meer informatie.
4 Functiereferentie
• Wanneer de ingebouwde flitser gereed is (volledig opgeladen), brandt b in de zoeker. • Flitsen met korte-sluitertijdsynchronisatie is alleen beschikbaar bij een sluitertijd die korter is dan 1/180 s. • Flitsen met korte-sluitertijdsynchronisatie is niet beschikbaar wanneer de belichtingsfunctie is ingesteld op p (Tijdopname).
182
Draadloos flitsen 1 2 3 4
Stel de externe flitser (AF540FGZ of AF360FGZ) op de gewenste plaats op. Zet de aan/uit-knop van de externe flitser in de stand [WIRELESS] (draadloos). Zet de functie voor draadloos flitsen van de externe flitser in de stand [S] (Slave). Zet de camera aan en draai dan aan de functiekiezer om de belichtingsfunctie in te stellen op B, e, K, b, c, L of a. 5 Zet de aan/uit-knop van de externe flitser op de camera in de stand [WIRELESS] (draadloos). 6 Zet de functie voor draadloos flitsen van de externe flitser op de camera in de stand a (Master) of A (Stuur). • Draadloos flitsen is niet beschikbaar voor de ingebouwde flitser. • Stel de Slave-stand bij draadloze bediening van de externe flitser in op [SLAVE1]. • Bewegingsreductie is niet beschikbaar bij draadloos flitsen.
4
Draadloze bediening van de flitser (P-DDL flitsfunctie)
Functiereferentie
De volgende gegevens worden uitgewisseld tussen de beide externe flitsers (AF540FGZ of AF360FGZ) voordat de flits afgaat, als de flitsers draadloos worden gebruikt. Druk de ontspanknop helemaal in. 1 De op de camera bevestigde flitser straalt een kleine stuurflits uit (geeft de flitsstand van de camera door). 2 De externe draadloze flitser straalt een kleine stuurflits uit (geeft bevestiging van het onderwerp door). 3 De op de camera bevestigde flitser straalt een kleine stuurflits uit (geeft de flitsintensiteit aan de externe draadloze flitser door). * De op de camera bevestigde flitser straalt hierna nog één keer een kleine stuurflits uit om de duur van de flits door te geven als is ingesteld op HS b (Korte-sluitertijdsynchronisatie). 4 De externe flitser(s) gaat af als hoofdflits. Stel de Slave-stand bij draadloze bediening van de externe flitser in op [SLAVE1].
183 Anti rode ogen Net als bij de ingebouwde flitser is ook voor een externe flitser anti rode ogen beschikbaar. Voor sommige flitsers is deze functie mogelijk niet beschikbaar en er kunnen beperkingen gelden voor de gebruiksomstandigheden. Zie het schema op p.179. • De functie voor anti rode ogen werkt ook wanneer alleen een externe flitser wordt gebruikt. (p.74) • Bij gebruik van de externe flitser als slave-flitser of draadloze flitser zorgt de voorflits voor de anti rode ogen ervoor dat de externe flitser afgaat. Stel daarom bij gebruik van een slave-flitser geen anti rode ogen in.
2e sluitergordijn-synchronisatie
Gebruik van de ingebouwde flitser samen met de externe flitser Zoals op de afbeelding hieronder te zien is, bevestigt u de optionele flitsschoenadapter FG op de flitsschoen van de camera en een flitsschoenadapter F onder op de externe flitser. Vervolgens verbindt u beide met elkaar met behulp van het optionele verlengsnoer F5P. De flitsschoenadapter F kan met een statiefschroef op een statief worden bevestigd. Alleen de automatische P-DDL flitser kan worden gebruikt samen met de ingebouwde flitser. Combinatie met de ingebouwde flitser
4 Functiereferentie
Wanneer de ingebouwde flitser wordt gebruikt in combinatie met een externe flitser (AF540FGZ of AF360FGZ) die is ingesteld op 2e-sluitergordijnsynchronisatie, dan gebruikt ook de ingebouwde flitser deze functie. Controleer of beide flitsers volledig zijn opgeladen alvorens de opname te maken.
184 Diverse flitsers tegelijk gebruiken U kunt twee of meer externe flitsers combineren (AF540FGZ of AF360FGZ) of u kunt een externe flitser gebruiken in combinatie met de ingebouwde flitser. U kunt de aansluiting voor het verlengsnoer op de flitser gebruiken om de AF540FGZ aan te sluiten. U kunt AF360FGZflitsers aansluiten zoals weergegeven in de onderstaande afbeelding. Sluit een externe flitser en de optionele flitsschoenadapter F aan op de optionele schoenadapter F en sluit dan nog een schoenadapter F met een externe flitser aan met behulp van het optionele verlengsnoer F5P. Raadpleeg de bedieningshandleiding van de flitser voor details. • Combineer geen accessoires met een afwijkend aantal contacten zoals een flitshandgreep, omdat hierdoor storingen kunnen optreden. • Als u PENTAX flitsers combineert met flitsers van andere fabrikanten, kan dit de apparatuur beschadigen. We adviseren u alleen de AF540FGZ of de AF360FGZ te gebruiken als flitser.
Twee of meer externe flitsers combineren
4 Functiereferentie Wanneer u diverse externe flitsers of een externe flitser gebruikt samen met de ingebouwde flitser, wordt P-DDL gebruikt voor de flitserbesturing.
185 Flitsen met contrastregelingssynchronisatie Als u twee of meer externe flitsers combineert (AF540FGZ of AF360FGZ) of een externe flitser gebruikt in combinatie met de ingebouwde flitser, kunt u opnamen maken met meerdere flitsers (Flitsfotografie met contrastregelingssynchronisatie). Flitsfotografie met contrastregelingssynchronisatie is gebaseerd op het verschil in de hoeveelheid licht die de flitsers opbrengen. • Combineer geen accessoires met een afwijkend aantal contacten zoals een flitshandgreep, omdat hierdoor storingen kunnen optreden. • Als u PENTAX flitsers combineert met flitsers van andere fabrikanten, kan dit de apparatuur beschadigen. We adviseren u alleen automatische flitsers van PENTAX te gebruiken.
1 2 3 4
Sluit de externe flitser indirect aan op de camera. (p.183) Stel de synchronisatiefunctie voor de externe flitser in op contrastregelingssynchronisatie. Draai aan de functiekiezer en stel de belichtingsfunctie in op e, b, c of a. Controleer of de externe flitser en de ingebouwde flitser volledig zijn opgeladen en maak de opname.
Functiereferentie
• Als u twee of meer externe flitsers gebruikt en de functie Flitsen met contrastregelingssynchronisatie instelt op de externe master-flitser, is de verhouding van de flitsintensiteit 2 (master-flitser) : 1 (slave-flitser). Als u de externe flitser gebruikt in combinatie met de ingebouwde flitser, is de verhouding van de flitsintensiteit 2 (externe flitser) : 1 (ingebouwde flitser). • Wanneer u diverse externe flitsers of een externe flitser gebruikt samen met de ingebouwde flitser, wordt P-DDL gebruikt voor de flitserbesturing. • Bij flitsen met contrastregelingssynchronisatie is de kortste flitssynchronisatietijd 1/180 s.
4
Instellingen tijdens de weergave
186
Weergavefunctie wijzigen De camera schakelt over naar weergave van andere informatie als u op de knop M drukt in het weergavescherm. Standaard
Opname en indicaties worden weergegeven.
Histogram
Opnamen en histogram (Helderheid/RGB) worden weergegeven.
Detail info
Opnamegegevens worden weergegeven met een miniatuur in de linkerbovenhoek.
Geen infoweergave
Alleen opnamen worden weergegeven.
4 Functiereferentie
• Zie p.24 voor diverse informatie over weergave. • De informatie die als eerste wordt weergegeven tijdens weergave is het scherm dat als laatste werd weergegeven bij een vorige sessie. De informatie kan ook worden weergegeven vanuit Standaard bij [Geheugen] (p.199) in het menu [A Opname].
1
Selecteer [Weergavefunctie] in het menu [Q Weergeven].
2
Druk op de vierwegbesturing (5).
Weergave functie Licht/donker geb
MENU
3
Selecteer O (Aan) of P (Uit) met de vierwegbesturing (45).
4
Druk twee keer op de knop 3. De camera is gereed voor het maken van een opname.
187 Weergave-interval diavoorstelling instellen U kunt alle opnamen op de SD-geheugenkaart achter elkaar weergeven. (p.92) Zet de weergave-interval op [3 sec], [5 sec], [10 sec] of [30 sec]. De standaardinstelling is [3 sec]. Geef op of al dan niet herhaald moet worden afgespeeld. De standaardinstelling is [Uit].
1
Selecteer [Diavoorstelling] in het menu [Q Weergeven].
Weergeven Weergave functie Momentcontrole Digitaal vrbld Digitaal filter Diavoorstelling MENU
3
OK
Starten
Druk op de vierwegbesturing (5). Druk op de vierwegbesturing 5 en selecteer met de vierwegbesturing (23) de weergave-interval.
Diavoorstelling Interval Weergvn herhalen
Druk op de knop 4.
MENU
Annul.
3 sec 5 sec 10 sec 30 sec
OK
OK
4
Selecteer met de vierwegbesturing (3) [Weergvn herhalen].
5
Selecteer O (Aan) of P (Uit) met de vierwegbesturing (45).
6
Druk op de MENU-knop. De camera keert terug naar het menu [Q Weergeven]. Druk u op de knop 4 om de diavoorstelling te starten.
4 Functiereferentie
2
Einde
3 sec
Camera-instellingen
188
SD-geheugenkaart formatteren Gebruik deze camera om SD-kaarten te formatteren (initialiseren) die nog niet eerder zijn gebruikt, of die in andere camera’s of digitale apparaten zijn gebruikt. Bij formatteren worden alle gegevens van de SD-geheugenkaart verwijderd. • Open de klep voor de SD-geheugenkaart niet bij het formatteren van een SD-geheugenkaart. De kaart kan daardoor beschadigd raken en onbruikbaar worden. • Let op: bij formatteren worden ook beveiligde opnamen gewist.
4
1
Functiereferentie
2 3
Selecteer [Formatteren] in het menu [R Set-up] (p.32). Druk op de vierwegbesturing (5) om het scherm Formatteren weer te geven. Selecteer [Formatteren] met de vierwegbesturing (2).
Formatteren Alle gegevens worden
Formatteren Annuleren OK
4
Druk op de knop 4. Het formatteren begint. Wanneer het formatteren voltooid is, wordt het LCD uitgeschakeld en kunt u opnamen maken met de camera.
Formatteren
MENU
Annul.
OK
189 Het geluidssignaal in- en uitschakelen U kunt het geluidssignaal van de camera in of uitschakelen. De standaardinstelling is Alle O (Aan). Er zijn vijf items die u kunt instellen: scherpgesteld, belichtingsgeheugen, de knop |, zelfontspanner en afstandsbediening.
1
Selecteer [Signaal] in het menu [R Set-up].
Set-up USER Formatteren Signaal Datum instellen Wereldtijd Nederlands MENU
Druk op de vierwegbesturing (5).
1/3
Signaal scherpgesteld AE-L RAW Zelfontspanner Afstandbediening MENU
3
Selecteer een item en selecteer met de vierwegbesturing (45) Aan of Uit. U kunt alle signalen uitschakelen door de items te selecteren en op de vierwegbesturing (5) te drukken.
4 Functiereferentie
2
Einde
190 Datum/tijd en weergavestijl wijzigen U kunt de datum- en tijdinstellingen wijzigen. U kunt ook de weergavestijl instellen. Kies [mm/dd/jj], [dd/mm/jj] of [jj/mm/dd]. Selecteer [12h] (12-uurs) of [24h] (24-uurs) voor de tijdweergave. Instellen bij [Datum instellen] in het menu [R Set-up]. (p.32) 1 Datum en tijd instellen (p.56) Datum instellen Datumnotatie JJ/MM/DD 24h
4
Datum
01 / 01 / 2006
Tijd
00 : 00
MENU
Annuleren
OK
OK
Functiereferentie
191 Wereldtijd instellen De datum en tijd die u selecteert bij “Standaardinstellingen” (p.53) zijn de datum en tijd van uw huidige locatie. Door de wereldtijd in te stellen kunt u de lokale datum en tijd weergeven op de LCD-monitor wanneer u in het buitenland bent.
1
Selecteer [Wereldtijd] in het menu [R Set-up]. (p.32)
2
Druk op de vierwegbesturing (5).
Wereldtijd
Het scherm [Wereldtijd] verschijnt.
4 MENU
3
4
00:25
Selecteer O (Aan) of P (Uit) met de vierwegbesturing (45). O
Stelt de tijd in van de stad die is ingesteld in X (bestemmingstijd)
P
Stelt de tijd in van de stad die is ingesteld in W (thuistijd)
Druk op de vierwegbesturing (3). Het selectiekader wordt op X gezet.
5
Druk op de vierwegbesturing (5). Het scherm voor het vergroten van de bestemmingsregio wordt weergegeven. Wijzig de regio die u wilt vergroten met de vierwegbesturing (45).
6
Druk op de vierwegbesturing (3). Het kader wordt verplaatst naar de stad.
Functiereferentie
Amsterdam Amsterdam
192
7
Selecteer met de vierwegbesturing (45) de plaats van bestemming. Het huidige tijdstip, de plaats en het tijdsverschil van de gekozen stad verschijnt.
Bestemmingstijd
Londen Zomertijd MENU Annul.
OK
OK
+05:00 05:25
8
Selecteer [Zomertijd] met de vierwegbesturing (3).
9
Selecteer O (Aan) of P (Uit) met de vierwegbesturing (45). Selecteer O (Aan) als de stad van bestemming de zomertijd hanteert.
4 Functiereferentie
10
Druk op de knop 4.
Wereldtijd
De wereldtijdinstelling wordt opgeslagen. Druk op de 4 knop om verder te gaan met het instellen van de wereldtijd en terug te keren naar het scherm Wereldtijd. Londen Amsterdam MENU
11
01:25
Druk twee keer op de knop 3. De camera is gereed voor het maken van opnamen. • Zie “Lijst met steden voor wereldtijd” (p.193) voor steden die als bestemming kunnen worden opgegeven. • Selecteer W in stap 4 om de stad en de zomertijdinstelling in te stellen. • X verschijnt op het aanwijzingenscherm wanneer de wereldtijd is ingeschakeld (O). (p.22)
193 Lijst met steden voor wereldtijd Plaats
Regio Noord-Amerika
Honolulu Anchorage Vancouver
Nairobi Jeddah Teheran
Los Angeles
Doebai
Calgary
Karachi
Denver
Kaboel
Chicago
Male
Miami
Delhi
Toronto
Colombo
New York
Kathmandu
Halifax
Dacca Oost-Azië
Yangon Kuala Lumpur
Carácas
Vientiane
Buenos Aires
Singapore
Sao Paulo
Phnom Penh
Rio de Janeiro
Ho Chi Minhstad
Lissabon
Jakarta
Madrid
Hongkong
Londen
Peking
Parijs
Sjanghai
Amsterdam
Manilla
Milaan
Taipei
Rome
Seoel
Berlijn
Tokio
Stockholm Athene
Guam Oceanië
Perth
Helsinki
Adelaide
Moskou
Sydney
Dakar
Noumea
Algiers
Wellington
Johannesburg
Auckland
Istanbul
Pagopago
Caïro
4 Functiereferentie
Bangkok
Santiago
Afrika/ West-Azië
Jeruzalem
San Francisco
Midden- en Zuid- Mexico-Stad Amerika Lima
Europa
Plaats
Regio Afrika/ West-Azië
194 Weergavetaal instellen U kunt de taal wijzigen waarin de menu’s, foutberichten, e.d. worden weergegeven. Instellen bij [Language/ ] in het menu [R Set-up]. (p.32) U kunt kiezen uit twaalf talen: Engels, Frans, Duits, Spaans, Portugees, Italiaans, Zweeds, Nederlands, Russisch, Koreaans, Chinees [traditioneel/vereenvoudigd] en Japans. 1 De weergavetaal instellen (p.53)
English Français Deutsch Español Português Italiano Svenska
4
MENU
Annul.
Nederlands
OK
OK
Functiereferentie
De weergavetijd voor bedieningsaanwijzingen instellen Stelt in hoe lang bedieningsaanwijzingen op de LCD-monitor worden weergegeven als de camera met de hoofdschakelaar wordt aangezet of als de belichtingsfunctie wordt gewijzigd. (p.22) Selecteer [Uit], [3 sec], [10 sec] of [30 sec].De standaardinstelling is [3 sec]. Instellen bij [Hulpdisplay] in het menu [R Set-up]. (p.32) Set-up Hulpdisplay Helderheid Videosignaal Transfer functie Auto Uitsch. Bestandsnaam MENU
Annul.
Uit 3 sec 10 sec 30 sec 1 min Std. OK
OK
195 De helderheid van de LCD-monitor aanpassen U kunt de helderheid van de LCD-monitor aanpassen. Wijzig de instellingen wanneer de LCD-monitor moeilijk leesbaar is. Instellen bij [Helderheid] in het menu [R Set-up]. (p.32) Set-up Hulpdisplay Helderheid Videosignaal Transfer functie Auto Uitsch. Bestandsnaam MENU
Annul.
3 sec 0
1 min Std. OK
OK
4
Wanneer u de camera aansluit op audiovisuele apparatuur zoals een televisie, kies dan het juiste video-uitgangssignaal (NTSC of PAL) voor het weergeven van opnamen. Instellen bij [Videosignaal] in het menu [R Set-up]. (p.32) 1 De camera aansluiten op audiovisuele apparatuur (p.94) Set-up Hulpdisplay Helderheid Videosignaal Transfer functie Auto Uitsch. Bestandsnaam MENU
Annul.
3 sec 0 NTSC PAL 1 min Std. OK
OK
Het video-uitgangssignaal varieert afhankelijk van uw regio.
Functiereferentie
Het video-uitgangssignaal selecteren
196 Automatisch uitschakelen instellen U kunt de camera zo instellen dat deze automatisch uitschakelt wanneer deze een bepaalde tijd niet gebruikt is. Selecteer [1 min], [3 min], [5 min], [10 min], [30 min] of uit [Uit]. De standaardinstelling is [1 min]. Instellen bij [Auto Uitsch.] in het menu [R Set-up]. (p.32) Set-up Hulpdisplay Helderheid Videosignaal Transfer functie Auto Uitsch. Bestandsnaam
1 min 3 min 5 min 10 min 30 min Uit
Annul.
OK
MENU
4
OK
Functiereferentie
Automatisch uitschakelen werkt niet tijdens de weergave van diavoorstellingen, wanneer er een USB-verbinding bestaat, wanneer er opnamen worden gemaakt met de afstandsbediening of terwijl er een menu of functiemenu wordt weergegeven.
De mapnaam selecteren U kunt zelf een methode kiezen voor het toewijzen van mapnamen voor het opslaan van opnamen. De standaardinstelling is [Std.]. Std.
De mapnaam wordt toegewezen in de notatie [xxxPENTX]. [xxx] is een rangnummer van 100 tot 999. (Voorbeeld) 101PENTAX
Datum
De twee cijfers van de [maand] en [dag] waarop de opname is gemaakt, worden in de mapnaam opgenomen in de notatie [xxx_MMDD]. (voorbeeld) 101_0125 : voor mappen met opnamen die zijn gemaakt op 25 januari
Instellen bij [Bestandsaam] in het menu [R Set-up]. (p.32) Set-up Hulpdisplay Helderheid Videosignaal Transfer functie Auto Uitsch. Bestandsnaam MENU
Annul.
3 sec 0 NTSC PC Std. Datum OK
OK
197 De weergave voor Momentcontrole en Digitaal voorbeeld instellen U kunt de instellingen opgeven voor Momentcontrole en Digitaal voorbeeld.
Momentcontrole instellen U kunt een weergavetijd voor momentcontrole opgeven en instellen of het histogram en de waarschuwing Licht/donker geb moeten worden weergegeven. De standaardinstellingen zijn [1 sec] voor de weergavetijd en [Uit] voor het histogram en de waarschuwing Licht/donker geb.
1
Selecteer [Momentcontrole] in het menu [Q Weergeven].
2
Druk op de vierwegbesturing (5).
Weergavetijd Histogram Licht/donker geb
1 sec
MENU
3
Druk op de vierwegbesturing 5 en selecteer met de vierwegbesturing (23) uit [1 sec], [3 sec], [5 sec] of [Uit]. Druk op de knop 4.
Momentcontrole Weergavetijd Histogram Licht/donker geb
MENU
4 5
Annul.
1 sec 3 sec 5 sec Uit
OK
OK
Selecteer met de vierwegbesturing (3) [Histogram]. Selecteer O (Aan) of P (Uit) voor [Histogram] met de vierwegbesturing (45).
6
Selecteer [Licht/donker geb] met de vierwegbesturing (3).
7
Selecteer O (Aan) of P (Uit) met de vierwegbesturing (45).
Functiereferentie
Het scherm voor het instellen van de momentcontrole verschijnt.
4 Momentcontrole
198
8
Druk twee keer op de knop 3. De camera is gereed voor het maken van een opname.
Digitaal voorbeeld instellen U kunt instellen of in het digitale voorbeeld de waarschuwing Licht/donker geb of een histogram wordt weergeven. De standaardinstelling is [Uit] voor het histogram en de waarschuwing Licht/donker geb.
1
Selecteer [Digitaal voorbeeld] in het menu [Q Weergeven].
2
Druk op de vierwegbesturing (5). Het scherm voor het instellen van digitaal voorbeeld verschijnt. Ga door vanaf stap 4 bij momentcontrole.
4
Digitaal vrbld Histogram Weergavetijd
Functiereferentie
MENU
Een batterij selecteren Als een batterijgreep (p.214) is gemonteerd, kunt u instellen of de batterij van de camera of die van de greep prioriteit krijgt. De standaardinstelling is [Auto].
1
Selecteer [Batterij kiezen] in het menu [R Set-up].
2
Druk op de vierwegbesturing (5). Het scherm voor selectie van de batterij verschijnt.
Batterij kiezen Auto
MENU
199
3
Druk op de vierwegbesturing (5). Gebruik de vierwegbesturing (23) om te kiezen uit [Auto], [Body eerst] en [Grip eerst].
Batterij kiezen Auto Body eerst Grip eerst
MENU
4
Druk op de knop 4.
5
Druk twee keer op de knop 3.
Annul.
OK
OK
4
De camera is gereed voor het maken van een opname.
Opnamestandinstellingen selecteren om op te slaan in de camera U kunt opgeven welke instellingen moeten worden opgeslagen als de camera wordt uitgezet. U kunt de volgende instellingen opslaan: flitsfunctie, transportfunctie, witbalans, gevoeligheid, LW-correctie, Auto Bracket, weergavestijl en Bestandsnr. De standaardinstelling is Alle (Aan).
1
Selecteer [Geheugen] in het menu [A Opname].
2
Druk op de vierwegbesturing (5). Het scherm [Geheugen] verschijnt.
Geheugen Flitsinstelling Transportfunctie Witbalans Gevoeligheid Belicht. corr. Auto Bracket MENU
1/2
Functiereferentie
Als zowel in de camera als de greep een batterij is geplaatst, worden beide even gebruikt om het resterende vermogen te testen, ongeacht de instellingen bij [Batterij kiezen].
200
3
Kies een onderdeel met de vierwegbesturing (23).
4
Selecteer O (Aan) of P (Uit) met de vierwegbesturing (45).
5
Druk twee keer op de knop 3. De camera is gereed voor het maken van een opname.
4 Functiereferentie
• Als [Bestandsnr.] is ingesteld op O (Aan), wordt het bestandsnummer van de laatst gemaakte opname opgeslagen en krijgen volgende opnamen daarop volgende nummers, zelfs als u een andere SD-kaart plaatst. • Als [Bestandsnr.] is ingesteld op P (Uit), wordt steeds als een andere SD-kaart wordt geplaatst, het bestandsnummer teruggezet op het laagste nummer. Wanneer er een SD-geheugenkaart met daarop opnamen wordt geplaatst, gaat de nummering door vanaf het laatst opgeslagen bestandsnummer. • Als het aantal opnamen dat kan worden opgeslagen, groter is dan 500, worden opnamen opgeslagen in mappen met steeds 500 opnamen. Als de functie Auto Bracket echter actief is, worden de opnamen in dezelfde map opgeslagen totdat het maken van opnamen gereed is, zelfs als daardoor meer dan 500 opnamen in één map terechtkomen.
201
Standaardinstellingen herstellen
Menu Opname/Weergeven/Set-up herstellen Instellingen in het menu [A Opname], [Q Weergeven] en [R Set-up] kunnen worden hersteld naar de standaardinstellingen. De instellingen voor Datum instellen, Language, Videosignaal en Wereldtijd worden echter niet hersteld.
1 2
Druk op de vierwegbesturing (5) om het scherm [Reset] weer te geven. Selecteer [Reset] met de vierwegbesturing (2).
Reset Terug naar fabrieks instellingen Reset Annuleren OK
4
Druk op de knop 4. U kunt nu opnamen maken of weergeven met de camera.
4 Functiereferentie
3
Selecteer [Reset] in het menu [R Set-up].
OK
202 Menu Pers.inst. herstellen Instellingen in het menu [A Pers.inst.] herstellen naar de standaardinstellingen. De instellingen in de menu’s [A Opname], [Q Weergeven] en [R Set-up] worden niet hersteld.
1 2 3
Selecteer [Reset] in het menu [A Pers.inst.]. Druk op de vierwegbesturing (5) om het scherm Reset pers. inst. weer te geven. Selecteer [Reset] met de vierwegbesturing (2).
Reset pers.inst.
4 Functiereferentie
Van pers. inst. terug naar fabrieks instellingen Reset Annuleren OK
4
Druk op de knop 4. U kunt nu opnamen maken of weergeven met de camera.
OK
5
Bijlage Standaardinstellingen ................................................................... 204 Beschikbare functies bij verschillende objectiefcombinaties ... 208 Opmerkingen bij [Gebruik diafr.ring] ........................................... 210 De CCD schoonmaken .................................................................. 211 Optionele accessoires ................................................................... 214 Foutberichten ................................................................................. 217 Problemen oplossen ...................................................................... 219 Belangrijkste technische gegevens ............................................. 221 Verklarende woordenlijst .............................................................. 224 Index ................................................................................................ 228 GARANTIEBEPALINGEN ............................................................... 232
204
Standaardinstellingen In onderstaande tabel staan de fabrieksinstellingen. Gegevens in de tabel. De actieve instelling (laatste geheugen) wordt bewaard wanneer de camera wordt uitgezet. Reset instelling Ja : De instelling gaat terug naar de standaard instelling met de reset-functie (p.201). Nee : De instelling wordt bewaard, zelfs als de camera wordt gereset. Menu [A Opname] Onderdeel
Standaardinstelling
Bladzijde
Belichtingsfunctie*
e (Hyper-program)
Ja
p.168
JPEG opn. pixels
J (3872×2592)
Ja
p.118
C (Best)
Ja
p.119
G (Natuurlijk)
Ja
p.120
Ja
p.121
JPEG-kwaliteit Beeldtint Kleurverzadiging
5
Reset instelling
(0)
Scherpte
(0)
Ja
p.121
Contrast
(0)
Ja
p.121
Bijlage
Bestandsindeling RAW-formaat Type Uitgebreide Bracket
Witbalans Kleurverzadiging/ Scherpte/Contrast Aantal opnamen
Dubbelopnamen
Auto LW instel
Geheugen Bewegingsreductie
JPEG
Ja
p.122
PEF
Ja
p.122
Uit
Ja
BA ±1
Ja
±1
Ja
p.165
Uit
Ja
p.166
P (uit) Alle O (Aan)
Ja
p.199
Ja
p.69
35 (Brandpuntsafstand)
Ja
p.166
Standaardinstelling
Reset instelling
Bladzijde
P (uit)
Ja
p.186
1s
Ja
P (uit) P (uit) P (uit) P (uit)
Ja
* Verschijnt alleen als de functiekiezer is ingesteld op A (USER). Menu [Q Weergeven] Onderdeel Weergave functie
Licht/donker geb Weergavetijd
Momentcontrole
Histogram Licht/donker geb
Digitaal voorbeeld
Histogram Licht/donker geb
Digitaal filter* Diavoorstelling
Interval Weergvn herhalen
p.197
Ja Ja Ja
Zwart-wit
Ja
3 sec
Ja
Uit
Ja
p.198 p.95 p.187
* De instellingen voor de filters Vlak, Soft, Helderheid en Kleur kunnen worden opgeslagen/gereset.
205
Menu [R Set-up] Standaardinstelling
Reset instelling
Bladzijde
USER
-
Ja*
p.167
Formatteren
-
-
p.188
Alle O (Aan)
Ja
p.189
Gelijk aan standaardinstelling
Nee
p.190
P (uit)
Ja
Thuistijd (plaats)
Gelijk aan standaardinstelling
Nee
Thuistijd (zomertijd)
Gelijk aan standaardinstelling
Nee
Gelijk aan Thuistijd
Nee
Onderdeel
Signaal Datum instellen Wereldtijdinstelling Wereldtijd
Doeltijd (plaats) Doeltijd (zomertijd)
p.191
Gelijk aan Thuistijd
Nee
Language/
Gelijk aan standaardinstelling
Nee
p.194
Hulpdisplay
3 sec
Ja
p.194
Helderheid Videosignaal Transfer functie
0
Ja
p.195
NTSC
Nee
p.195
Ja
p.110
1min
Ja
p.196
Bestandsnaam
Std.
Ja
p.196 p.198
Batterij kiezen Sensor stofvrij
Auto
Ja
Sensor stofvrij
-
-
Bij inschakelen
P (uit)
Ja
p.211
Sensor reinigen
-
-
p.211
Reset
-
-
p.201
* Alleen herstel van de standaardinstellingen als de functiekiezer op A (USER) staat en wordt gereset.
5 Bijlage
PC
Automatisch uitschakelen
206
Menu [A Pers. Inst] Onderdeel
Standaardinstelling
Gevoeligheidsstappen
p.33
P (uit)
Ja Ja
-
Stappen van 1/2 LW
Ja
p.162
Stappen van 1 LW
Ja
p.140
Uit
Ja
p.141
ISO-waarschuwing Bedrijftijd lichtmtr
10 sec
Ja
p.143
AE-L met AF lock
Uit
Ja
p.135
Koppelt belicht.+ AF
Uit
Ja
p.143
0-+
Ja
p.163
Uit
Ja
-
Ongewijzigd
Ja
-
Fijnafstemming als AWB is ingesteld
Uitgeschakeld
Ja
p.124
Functie AF-knop
Volgorde A Bracketng Auto LW-correctie Witbalans bij gebruik flitser
5
Bladzijde
Normaal
Instellingen Programmalijn LW-stappen
Reset instelling
Bijlage
Activeren AF
Ja
-
AF bij half indrukken
Aan
Ja
-
AF-punt weergeven
Aan
Ja
p.132
AF met afstandbed.
Uit
Ja
p.34
Ruisonderdrukking
Aan
Ja
p.159
Kleurgebied
sRGB
Ja
p.129
Instellen kleurtemp. stappen
Kelvin
Ja
p.127
e-knop in Programma
Voorzijde: b Achterzijde: c
Ja
-
e-knop in K-functie
Voorzijde: -
Ja
-
e-knop in b-functie
Voorzijde: b Achterzijde: -
Ja
-
e-knop in c-functie
Voorzijde: -
Ja
-
Achterzijde: o Achterzijde: c
Green-knop in Hndmtg
Programmalijn
Ja
p.158
Eén-klik RAW + JPEG
Eén keer
Ja
p.122
LCD-displayvrlichtng
Aan
Ja
p.28
Ontspant bij opladen
Uit
Ja
p.173
Voorbeeldmethode
Optisch voorbeeld
Ja
p.169
Resterend aantal opn
Ja
p.35
Inzoomen op weergave
1.2x
Ja
p.35
Auto opnamerotatie
Aan
Ja
-
Rotatie-info opslaan
Aan
Ja
-
Gebruik diafr.ring
Niet toegestaan
Ja
p.210
Reset Pers.inst.*
-
-
p.202
Resterend aantal opn
* Instellingen in het menu [A Pers.inst.] herstellen naar de standaardinstellingen.
207
Functiemenu Onderdeel Transportstand Flitsinstelling Witbalans Gevoeligheid DPOF-instellingen
Standaardinstelling
Reset Instellen
Bladzijde
9 (enkelbeeldopnamen)
Ja
p.75, p.77, p.81
E (Flitser aan)*1
Ja
p.72
F (automatisch)
Ja
p.123
Automatisch
Ja
p.140
-
Nee
p.106
Digitaal filter*2
Zwart-wit
Ja
p.95
Diavoorstelling
3 sec
Ja
p.92
RAW-weergave
Opnamepixels: 10M Kwaliteitsniveau: C Gevoeligheid: ±0
Ja
p.98
*1 Automatische flits bij Snelinstelling. *2 De instellingen voor de filters Vlak, Soft, Helderheid en Kleur worden opgeslagen/gereset.
5 Bijlage
208
Beschikbare functies bij verschillende objectiefcombinaties Compatibele objectieven Bij deze camera kunnen alleen DA en FA J objectieven en D FA/FA/F/A objectieven met een positie s op de diafragmaring worden gebruikt. Zie “Opmerkingen bij [Gebruik diafr.ring]” (p.210) voor andere objectieven en D FA/FA/F/A objectieven met de diafragmaring ingesteld op een andere positie dan s. Objectief [type vatting]
DA/D FA/ FA J/FA-objectief [KAF, KAF2]*3
F-objectief [KAF]*3
Autofocus (alleen objectief)
Ja
Ja
—
(met AF-adapter 1,7×)*1
—
—
Ja*5
Functie
5
A-objectief [KA]
Handmatig scherpstellen (Met de scherpstelindicatie)*2
Ja
Ja
Ja
(met het matglas)
Ja
Ja
Ja
Elf AF-punten
Ja
Ja
Nee*5
*6
Bijlage
Power zoom
Ja
—
—
Automatische belichting met diafragmavoorkeuze
Ja
Ja
Ja
Automatische belichting met sluitertijdvoorkeuze
Ja
Ja
Ja
Handm. belichting
Ja
Ja
Ja
Automatisch P-DDL-flitsen*4
Ja
Ja
Ja
Meervlaks lichtmeting (16 segmenten)
Ja
Ja
Ja
Automatisch doorgeven van de brandpuntsafstand van het objectief bij activering van de functie Bewegingsreductie
Ja
Ja
Nee
Ja Nee
: Functies zijn beschikbaar wanneer de diafragmaring is ingesteld op positie s. : Functies zijn niet beschikbaar.
*1 Objectieven met een maximaal diafragma van f/2.8 of groter. Alleen beschikbaar bij positie s. *2 Objectieven met een maximaal diafragma van f/5.6 of groter. *3 Voor het gebruik van de objectieven F/FA soft 85 mm f/2.8 en FA soft 28 mm f/2.8, stelt u [Gebruik diafr.ring] in op [Toegestaan] in het menu [A Pers.inst.] (p.33). U kunt opnamen maken bij het diafragma dat u instelt, maar alleen binnen handmatig diafragmabereik. *4 Bij gebruik van de ingebouwde flitser en een AF540FGZ of AF360FGZ. *5 Het AF-punt wordt O (Midden). *6 Alleen beschikbaar bij FA-objectieven met KAF2-vatting.
Objectieven en vattingen FA-objectieven met een vaste brandpuntsafstand (objectieven zonder zoom) en DA, D FA, FA, FA J en F objectieven hebben de KAF-vatting. Van de FA-zoomobjectieven hebben de objectieven met power zoom de KAF2-vatting. Objectieven zonder power zoom hebben de KAF-vatting. Raadpleeg de handleiding bij het objectief voor verdere gegevens.
209
Objectieven en toebehoren die niet geschikt zijn voor deze camera Wanneer de diafragmaring is ingesteld op een andere positie dan s (Auto) of wanneer er een objectief zonder positie s (Auto) wordt gebruikt of accessoires zoals een auto-tussenringenset of autobalg worden gebruikt, werkt de camera niet, behalve wanneer [Gebruik diafr. ring] is ingesteld op [Toegestaan] in het menu [A Pers.inst.] (p.35). Zie “Opmerkingen bij [Gebruik diafr.ring]” (p.210) voor beperkingen die gelden wanneer [Gebruik diafr. ring] is ingesteld op [Toegestaan] in het menu [A Pers.inst.]. Alle belichtingsfuncties van de camera zijn beschikbaar bij het gebruik van DA/FA J objectieven of objectieven met een diafragmastand s (Auto) die op deze positie zijn ingesteld. Objectief en ingebouwde flitser De ingebouwde flitser kan niet worden geregeld en ontlaadt zich volledig wanneer pre A-objectieven of soft-focusobjectieven worden gebruikt. Let op: de ingebouwde flitser kan niet als automatische flitser worden gebruikt.
5 Bijlage
210
Opmerkingen bij [Gebruik diafr.ring] Diafragmaring gebruiken Wanneer [Gebruik diafr. ring] is ingesteld op [Toegestaan] in het menu [A Pers.inst.] (p.35), kan de sluiter ontspannen worden, zelfs wanneer de diafragmaring van het D FA, FA, F of A objectief niet op de positie s staat of wanneer er een objectief zonder positie s wordt bevestigd. De functies zijn dan echter beperkt, zoals in onderstaande tabel weergegeven. De camera werkt in de functie c (diafragmavoorkeuze), zelfs wanneer de functiekiezer op B, e, K, b of L staat bij een andere diafragmawaarde dan s.
Gebruikt objectief D FA, FA, F, A, M (alleen objectieven of accessoires met automatisch diafragma zoals auto-tussenringenset K)
5
Belichtingsfunctie
Beperking
Het diafragma blijft open, onafhankelijk van de positie van de diafragmaring. De sluitertijd wordt gewijzigd op basis c van de diafragma-opening, maar er kan (Diafragmavoorkeuze) een belichtingsfout optreden. Bij de diafragma-indicatie in de zoeker verschijnt [F--].
Bijlage
D FA, FA, F, A, M, S (met accessoires met automatisch diafragma zoals tussenringenset K)
Er kunnen opnamen worden gemaakt c (Diafragmavoorkeuze) met de opgegeven diafragmawaarde, maar er kan een belichtingsfout optreden. Bij de diafragma-indicatie in de zoeker Handmatig diafragma-objectief zoals c een reflexobjectief (alleen objectieven) (Diafragmavoorkeuze) verschijnt [F--].
FA, F soft 85mm FA soft 28mm (alleen objectieven)
Alle objectieven
In het handmatige diafragmabereik kunnen opnamen worden gemaakt met de opgegeven diafragmawaarde. Bij de diafragma-indicatie in de zoeker c verschijnt [F--]. Wanneer de scherpte(Diafragmavoorkeuze) diepte wordt gecontroleerd (Optisch voorbeeld), wordt de lichtmeting ingeschakeld. De belichting kan worden gecontroleerd.
a (Hyper-manual)
Er kunnen opnamen worden gemaakt met de ingestelde diafragmawaarde en sluitertijd. Bij de diafragma-indicatie in de zoeker verschijnt [F--]. Wanneer de scherptediepte wordt gecontroleerd (Optisch voorbeeld), wordt de lichtmeting ingeschakeld. De belichting kan worden gecontroleerd.
De CCD schoonmaken
211
Wanneer de CCD vuil of stoffig wordt, kunnen er schaduwen ontstaan in de opname bij witte achtergronden of andere opnameomstandigheden. Dit wijst erop dat de CCD moet worden schoongemaakt.
Stof verwijderen door de CCD te schudden Bij toepassing van de functie Sensor stofvrij wordt de CCD geschud om stof te verwijderen.
1
Selecteer [Sensor stofvrij] in het menu [R Set-up] en druk op de vierwegbesturing (5).
Sensor stofvrij Sensor stofvrij bij inschakelen
5
2
OK
Starten
Druk op de knop 4. De CCD wordt in werking gesteld en de functie Sensor stofvrij wordt geactiveerd. Selecteer [Bij inschakelen] en druk op de vierwegbesturing (45) om O (Aan) te selecteren, zodat de functie Sensor stofvrij steeds bij het inschakelen van de camera wordt geactiveerd.
Bijlage
MENU
212 Stof verwijderen met een blaaskwastje Klap de spiegel omhoog en open de sluiter om schoon te maken met een blaaskwastje. Neem contact op met het servicecentrum van PENTAX voor professionele reiniging, aangezien de CCD een precisie-onderdeel is. Aan het schoonmaken zijn kosten verbonden. Voor het schoonmaken van de CCD kunt u de optionele sensorschoonmaakset O-ICK1 gebruiken. • Gebruik nooit een spuitbus. • Maak de CCD niet schoon wanneer de belichtingsfunctie is ingesteld op p (Tijdopname). • Bevestig altijd een bodydop op de camera wanneer er geen objectief zit om te voorkomen dat zich vuil en stof verzamelt op de CCD. • Wanneer de batterijen weinig stroom bevatten, verschijnt het bericht [Onvoldoende batterijvermogen om sensor te reinigen] op de LCD-monitor. • Als u de netvoedingsadapter D-AC50 niet gebruikt, zorg dan voor batterijen met voldoende capaciteit. Als de batterijcapaciteit te laag wordt tijdens het reinigen, klinkt er een waarschuwingssignaal. Onderbreek in dat geval het schoonmaken onmiddellijk. • Kom niet met de punt van het blaasbalgje binnen het gebied van de objectiefvatting. Als de camera is uitgeschakeld, kan hierdoor de sluiter, de CCD-sensor of de spiegel beschadigd raken.
5 Bijlage
• Het verdient aanbeveling de optionele netvoedingsadapter D-AC50 te gebruiken bij het schoonmaken van de CCD. • Het lampje van de zelfontspanner knippert en er verschijnt [Cln] op het LCD tijdens het schoonmaken van de CCD. • Deze camera is uitgerust met een systeem voor bewegingsreductie van de CCD, dat enig geluid kan veroorzaken bij het schoonmaken van de CCD. Dat is geen defect.
1
Zet de camera uit en verwijder het objectief.
2
Zet de camera aan.
3
Selecteer [Sensor reinigen] in het menu [R Set-up].
4
Druk op de vierwegbesturing (5). Het scherm voor het reinigen van de sensor wordt weergegeven.
213
5
Gebruik de vierwegbesturing (2) om [Spiegel omhoog] te kiezen.
Sensor reinigen Spiegel op CCD reinigen Uitschakelen om te stoppen Spiegel omhoog Annuleren OK
6
OK
Druk op de knop 4. De spiegel wordt vastgezet in de opgeklapte stand.
7
Reinig de CCD.
8 9
Zet de camera uit. Bevestig het objectief nadat de spiegel weer op zijn uitgangspositie is gezet.
5 Bijlage
Gebruik een blaasbalgje zonder kwastje om vuil en stof van de CCD te verwijderen. Bij gebruik van een blaaskwastje kan het kwastje krassen veroorzaken op de CCD. Veeg de CCD nooit af met een doek.
214
Optionele accessoires Bij deze camera zijn verschillende speciale accessoires verkrijgbaar. Neem contact op met onze verkoopafdeling voor nadere informatie over toebehoren.
Batterijgreep D-BG2 De batterijgreep is uitgerust met bijvoorbeeld een ontspanknop, e-knoppen op de voorzijde en achterzijde en een L knop voor het maken van verticale opnamen.
5 Bijlage
Netvoedingsadapter D-AC50 Voor het aansluiten van de camera op netspanning met behulp van het netsnoer.
Draadontspanner CS-205 Dit is een draadontspanner waarmee de ontspanknop op afstand kan worden bediend. De lengte van het snoer is 0,5 m.
Afstandsbediening F Voor het maken van opnamen tot op 5 m afstand voor of achter de camera.
Sensorschoonmaakset Kit O-ICK1 Voor het schoonmaken van de optische onderdelen van de camera, bijvoorbeeld de CCD en het objectief.
215 Flitsertoebehoren Automatische flitser AF540FGZ Automatische flitser AF360FGZ De AF540FGZ en de AF360FGZ zijn flitsers met functionaliteit voor Automatisch P-DDLflitsen met een maximaal richtgetal van respectievelijk 54 en 36 (ISO 100/m). Bovendien hebben ze functionaliteit voor slave-flitsen, flitsen met contrastregelingssynchronisatie, automatisch flitsen, flitsen met korte-sluitertijdsynchronisatie, draadloos flitsen, en flitsen met lange-sluitertijdsynchronisatie en 2e sluitergordijn-synchronisatie.
5
Flitsschoenadapter FG Verlengsnoer F5P Flitsschoenadapter F Gebruik de adapters en snoeren om de externe flitser op afstand van de camera te gebruiken.
Voor de zoeker Zoekerloep FB Zoekeraccessoire waarmee het centrale gebied van de zoeker wordt vergroot. Hoekzoeker A Accessoire waarmee het zoekerbeeld onder een hoek kan worden bekeken. Klikt in met stappen van 90°.De zoekervergroting kan worden ingesteld op 1× of 2×. Dioptriecorrectielens M Dit accessoire past de dioptrie aan en wordt op de zoeker bevestigd. Als u moeite hebt om het beeld in de zoeker duidelijk te zien, hebt u de keus uit acht correctielensadapters M van –5 tot +3 m-1 (per meter).
Bijlage
Flitsschoenklem CL-10 Klem voor gebruik van de AF540FGZ of AF360FGZ als draadloze slave-flitser.
216 Verwisselbaar scherpstelscherm LF-80: LL-80: LI-80:
AF Frame Matte (standaard) AF Divided Matte AF Scale Matte
Cameratas Cameratas O-CC55
Overige Onderstaande accessoires zijn gelijk aan de bij de camera geleverde accessoires.
5 Bijlage
ME-zoekerkapje
Oogschelp FP
Draagriem O-ST53
Foutberichten
217
Foutbericht
Beschrijving
Geheugenkaart vol
De SD-geheugenkaart is vol en er kunnen geen opnamen meer worden opgeslagen. Plaats een nieuwe SD-geheugenkaart of verwijder niet-benodigde opnamen. (p.48, p.100) Wellicht kunt u nog nieuwe opnamen opslaan als u bestanden omzet in JPEG-bestanden, als u de instelling voor JPEGopnamepixels of JPEG-kwaliteit aanpast. (p.118, p.118)
Geen beeld
Er zijn geen opnamen opgeslagen op de SD-geheugenkaart.
Camera kan deze opname niet weergeven
U probeert een opname weer te geven met een indeling die niet wordt ondersteund door deze camera. Mogelijk kunt u de opname wel weergeven op een camera van een ander merk of op uw computer. Er is geen SD-geheugenkaart in de camera geplaatst. (p.48)
Geheugenkaartfout
Er is een probleem met de SD-geheugenkaart, waardoor het maken en weergeven van opnamen onmogelijk is. De opnamen kunnen mogelijk worden weergegeven op een computer, maar niet met deze camera.
Geheugenkaart is niet geformatteerd
De SD-geheugenkaart die u gebruikt, is niet geformatteerd of geformatteerd op een computer of ander apparaat en is niet compatibel met deze camera. Formatteer de kaart met deze camera alvorens deze te gebruiken in de camera. (p.188)
Geheugenkaart beveiligd Kaart is vergrendeld Rotatie informatie kan niet worden opgeslagen
Er is een vergrendelde SD-geheugenkaart in de camera geplaatst. Ontgrendel de SD-geheugenkaart. (p.49)
Kaart is elektronisch vergrendeld
De gegevens worden beschermd met de beveiligingsfunctie van de SD-kaart.
Deze opname kan niet worden uitvergroot
U probeert een opname uit te vergroten die niet kan worden uitvergroot.
Beeld is beveiligd Rotatie informatie kan niet worden opgeslagen
De geselecteerde geroteerde opname is beveiligd. Verwijder de beveiliging van de opname. (p.104)
Kaart niet bruikbaar
De geplaatste kaart is onbruikbaar in deze camera. Plaats een bruikbare kaart.
Batterij leeg
De batterijen zijn uitgeput. Plaats nieuwe batterijen in de camera. (p.43)
Onvoldoende batterijvermogen om sensor te reinigen
Dit bericht verschijnt tijdens het schoonmaken van de CCD wanneer de batterij onvoldoende stroom heeft. Vervang de batterij of gebruik een netvoedingsadapter D-AC50 (optioneel). (p.47)
Beeldmap kon niet gemaakt worden
Het hoogste mapnummer (999) en bestandsnummer (9999) zijn gebruikt, er kunnen geen opnamen meer worden opgeslagen. Plaats een nieuwe SD-geheugenkaart of formatteer de kaart. (p.188)
De opname is niet opgeslagen
De opname kan niet worden opgeslagen vanwege een fout met de SD-geheugenkaart.
5 Bijlage
Geen geheugenkaart in de camera
218 Foutbericht
Beschrijving
Instellingen niet opgeslagen
Het DPOF-instellingenbestand of de geroteerde opname kon niet worden opgeslagen omdat de SD-geheugenkaart vol is. Verwijder niet gewenste opnamen en stel DPOF opnieuw in of roteer de opname opnieuw. (p.100)
RAW-opnamen kunnen niet worden ingesteld
DPOF kan niet worden gebruikt voor RAW-opnamen.
RAW-opnamen worden niet ondersteund
RAW-opnamen kunnen niet via het digitale filter worden verwerkt.
Geen beeld om te filteren
Wanneer een digitaal filter wordt ingeschakeld vanuit het menu [Q Weergeven], verschijnt deze melding wanneer alle opgeslagen opnamen RAW-bestanden zijn of opnamen die zijn gemaakt met een andere camera.
Deze opname kan niet worden gefilterd
Geen DPOF-bestanden
5
Printerfout
Bijlage
Geen papier in de printer
Inktniveau van de printer is laag Geen inkt in de printer Papier in printer vastgelopen Gegevensfout
Deze melding verschijnt wanneer een digitaal filter wordt geactiveerd vanuit het functiemenu voor opnamen die zijn gemaakt met een ander soort camera. Geen bestand ingesteld met DPOF. Stel DPOF in en druk dan af. (p.106) De printer meldt een fout en het bestand kan niet worden afgedrukt. Herstel alle fouten en probeer opnieuw af te drukken. Het papier in de printer is op. Plaats papier in de printer en druk dan af. De inkt in de printer is bijna op; het foutbericht verschijnt als dit signaal wordt ontvangen van de printer. Na twee seconden hervat de printer het afdrukken. De inkt in de printer is op. Vervang inkt en druk af. Er is papier in de printer vastgelopen. Verwijder het vastgelopen papier en druk af. Er is een gegevensfout opgetreden tijdens het afdrukken.
Problemen oplossen
219
We adviseren u te controleren of u het probleem aan de hand van de volgende tabel kunt oplossen voordat u contact opneemt met een servicecentrum. Probleem Camera gaat niet aan
De sluiter ontspant niet
Het belichtingsgeheugen werkt niet
Oplossing
Batterijen niet geplaatst.
Controleer of de batterijen zijn geplaatst. Is dat niet het geval, plaats de batterijen dan.
Batterij bijna uitgeput.
Vervang hem door een opgeladen batterij of gebruik de netvoedingsadapter D-AC50 (optioneel).(p.47)
De diafragmaring van het objectief staat op een andere stand dan s.
Zet de diafragmaring op positie s (p.147) of selecteer [Toegestaan] bij [Gebruik diafr. ring] in het menu [A Pers.inst.] (p.210).
Flitser wordt opgeladen.
Wacht tot het opladen gereed is.
Geen vrije ruimte op SD-geheugenkaart.
Plaats een SD-geheugenkaart met voldoende vrije ruimte of wis overbodige opnamen. (p.48, p.100)
Er wordt een opname gemaakt.
Wacht tot opslaan gereed is.
Het onderwerp kan moeilijk worden scherpgesteld.
De autofocus kan niet goed scherpstellen op onderwerpen met een laag contrast (lucht, witte muren), donkere kleuren, ingewikkelde patronen, onderwerpen die snel bewegen of landschappen die door een raam of netpatroon worden gefotografeerd. Stel scherp op een ander onderwerp op dezelfde afstand (druk de ontspanknop tot halverwege in), richt vervolgens op het onderwerp en druk de ontspanknop helemaal in. Gebruik anders de handmatige scherpstelling. (p.136)
Onderwerp bevindt zich niet in scherpstelveld.
Plaats onderwerp in scherpstelkader in de zoeker. Als het onderwerp buiten het scherpstelveld valt, richt u de camera op het onderwerp en vergrendelt u de scherpstelling (houd de ontspanknop tot halverwege ingedrukt). Kader het beeld vervolgens opnieuw uit en druk de ontspanknop helemaal in.
Onderwerp is te dichtbij.
Neem meer afstand tot het onderwerp en maak een opname.
Scherpstelfunctie is ingesteld op \.
Zet de scherpstelfunctieknop op l (Enkelbeeld). (p.130)
Scherpstelfunctie is ingesteld op k (Continu).
Autofocus wordt niet vergrendeld (scherpstelvergrendeling) als de scherpstelfunctie wordt ingesteld op k. De camera blijft scherpstellen op het onderwerp wanneer de ontspanknop tot halverwege wordt ingedrukt. Als er een onderwerp is waarop u wilt scherpstellen, schuift u de scherpstelfunctieknop naar l en gebruikt u de scherpstelvergrendeling.
Belichtingsgeheugen is niet beschikbaar in de standen B (Snelinstelling), p (Tijdopname) en M (X-sync-snelheid van de flitser).
Gebruik het belichtingsgeheugen bij elke andere instelling dan B (Snelinstelling), p (Tijdopname) en M (X-sync-snelheid van de flitser).
5 Bijlage
De autofocus werkt niet.
Oorzaak
220 Probleem
Oorzaak
De opnamefunctie Flitser gaat niet af is ingesteld op B (Snelinstelling). Transferfunctie staat USB-aansluiting op [PictBridge]. met computer Er is een fout opgetreden werkt niet correct* tijdens het verzenden van USB-gegevens. USB-aansluiting met printer werkt niet correct
De transferfunctie staat op [PC] of [PC-F].
Oplossing Alleen C (Auto ontladen) en D (Auto + Anti Rode Ogen) zijn beschikbaar voor de flitsfunctie bij de opnamefunctie B. De flitser zal bij deze standen niet afgaan als het onderwerp helder verlicht is. Bij andere opnamestanden dan B is alleen de flitsfunctie beschikbaar die altijd afgaat als de flitser oplaadt. Experimenteer met verschillende opnamestanden. Zet de transferfunctie op [PC]. Wijzig de transferfunctie in [PC-F].
Zet de transferfunctie op [PictBridge]. (p.110)
De functie BewegingsZet de schakelaar bewegingsreductie in de stand Aan. reductie is uitgeschakeld. De functie Bewegingsreductie is niet juist ingesteld.
5 Bijlage
Bewegingsreduct De sluitertijd is bij het uitzoomen of het maken ie werkt niet van nachtopnamen te traag, zodat de functie Bewegingsreductie niet effectief is. Onderwerp is te dichtbij.
Stel de [Brandpuntafstand] in in het menu [Bewegingsreductie] bij het gebruik van een objectief dat niet automatisch objectiefinformatie kan doorgeven. (p.69)
Zet de functie Bewegingsreductie uit en gebruik een statief.
Neem meer afstand tot het onderwerp of zet de functie Bewegingsreductie uit en gebruik een statief.
In zeldzame gevallen werkt de camera mogelijk niet naar behoren door statische elektriciteit. Dit kan worden opgelost door de batterijen uit te nemen en opnieuw te plaatsen. Wanneer de spiegel in de opgeklapte stand blijft staan, neemt u de batterijen uit en plaatst u ze opnieuw. Zet vervolgens de camera aan en schakel deze weer uit terwijl u de ontspanknop ingedrukt houdt. De spiegel gaat dan terug naar zijn uitgangspositie. Als de camera hierna weer naar behoren werkt, is reparatie niet nodig. * Raadpleeg p. 11 van de “Handleiding PENTAX PHOTO Browser 3/PENTAX PHOTO Laboratory 3” voor informatie over aansluiting van de camera op een computer.
221
Belangrijkste technische gegevens
Type
Digitale spiegelreflexcamera met DDL-autofocus, automatische belichting en ingebouwde, uitklapbare P-DDL-flitser
Effectief aantal pixels
10,20 megapixel
Sensor
Totaal aantal pixels 10,75 megapixels, interline / interlace scan CCD met filter voor primaire kleuren
Opnamepixels
J (RAW/JPEG: 3872×2592 pixels), P (3008×2000 pixels), i (1824×1216 pixels)
Gevoeligheid
Auto, Handmatig (ISO 100 tot 1600 (instelbaar in stappen van 1 LW, 1/2 LW of 1/3 LW))
Bestandsindeling
RAW (PEF/DNG), JPEG (Exif2.21), conform DCF, compatibel met DPOF, compatibel met Print Image Matching III, geschikt voor gelijktijdig opslaan van opnamen in RAW+JPEG-indeling
JPEG-kwaliteit
C (Best), D (Beter) en E (Goed)
Opslagmedium
SD-geheugenkaart, SDHC-geheugenkaart
Aantal opnamen Opnamepixels Bestandsindeling/ JPEG-kwaliteit
2 GB
1 GB
512 MB
256 MB
128 MB
Ca. 59
Ca. 29
Ca. 15
Ca. 7
| (PEF) | (DNG)
Ca. 237
Ca. 120
Ca. 237
Ca. 120
Ca. 59
Ca. 29
Ca. 15
Ca. 7
C
Ca. 804
Ca. 409
Ca. 202
Ca. 101
Ca. 50
Ca. 26
D
Ca. 1371
Ca. 698
Ca. 345
Ca. 172
Ca. 87
Ca. 44
E
Ca. 2366
Ca. 1205
Ca. 592
Ca. 296
Ca. 149
Ca. 76
C
Ca. 1340
Ca. 682
Ca. 337
Ca. 168
Ca. 85
Ca. 43
D
Ca. 2277
Ca. 1159
Ca. 575
Ca. 287
Ca. 145
Ca. 74
E
Ca. 3893
Ca. 1982
Ca. 990
Ca. 495
Ca. 249
Ca. 128
C
Ca. 3657
Ca. 1862
Ca. 915
Ca. 457
Ca. 230
Ca. 118
D
Ca. 6034
Ca. 3073
Ca. 1549
Ca. 774
Ca. 390
Ca. 200
E
Ca. 10057
Ca. 5121
Ca. 2627
Ca. 1313
Ca. 662
Ca. 339
J 3872×2592
P 3008×2000
i 1824×1216
JPEG-kwaliteit (Compressie): C (Best) = 1/3, D (Beter) = 1/6, E (Goed) = 1/12 Witbalans
Auto, Daglicht, Schaduw, Bewolkt, Neonlicht (D: Daglicht, N: Neutraal wit, W: Wit), Lamplicht, Flitser, Handmatig, Kleurtemperatuur (3 typen)
LCD-monitor
2,5 inch lage-temperatuur polysilicium TFT kleuren-LCD met circa 210.000 pixels, een grote beeldhoek en helderheidsregeling
Weergavefuncties
Eén opname, vier opnamen tegelijk, negen opnamen tegelijk, zestien opnamen tegelijk, zoomweergave (max. 20 keer, schuiven mogelijk), roteren, mapweergave, diavoorstelling, histogram, lichte/donkere gebieden
Digitaal filter
Zwart-wit, Sepia, Kleur, Soft, Vlak en Helderheid (alleen voor bewerking na de opname)
Belicht. functie
A, Snelinstelling, e Hyper-program, K Gevoeligheidsvoorkeuze, b Sluitertijdvoorkeuze, c Diafragmavoorkeuze, L Sluitertijden Diafragmavoorkeuze, a Hyper-manual, p Tijdopname, M X-syncsnelheid van de flitser
Sluiter
Elektronische, verticaal aflopende spleetsluiter. Sluitertijden:(1) automatisch: 1/4000-30 s (traploos); (2) handbediening: 1/4000-30 s (stappen van 1/2 LW of 1/3 LW); (3) tijdopname, elektromagnetische ontspanknop, sluitervergrendeling wanneer hoofdschakelaar uit staat.
Objectiefvatting
Pentax KAF2-bajonetvatting (AF-koppeling, objectiefinformatiecontacten, K-vatting met voedingscontacten).
5 Bijlage
J 3872×2592
Capaciteit 4 GB
222 Gebruikt objectief
Pentax objectieven met KAF2-vatting, KAF- en KA-vatting.
Autofocussysteem
Fasevergelijkend DDL-autofocussysteem (SAFOX VIII). Effectief instelbereik: LW –1 tot +18 (bij ISO100 en f/1.4-objectief). Scherpstelvergrendeling beschikbaar. Scherpstelfuncties: l (Eén opname)/k (Continu)/\, aanpasbaar AF-punt
Zoeker
Pentaprism zoeker, verwisselbaar, Natural-Bright-Matte II matglas, beeldveld: 95%; vergroting 0,95× (met 50 mm f/1.4-objectief op ∞), zoekerdioptrie: – 2,5m-1 tot +1,5m-1. (per meter)
Indicaties in de zoeker
Focusinformatie: ] brandt indien scherpgesteld en knippert als scherpstelling niet mogelijk is, b brandt = Ingebouwde flitser gereed, b knippert = gebruik van flitser nodig of er wordt een niet-compatibel objectief gebruikt, sluitertijd, gevoeligheid bevestigen, diafragmawaarde, indicatie e-knop ingeschakeld, @ = belichtingsgeheugen, resterende capaciteit, m = LW-correctie, N = flitscorrectie, \ = handmatig scherpstellen, o = ISO-waarschuwing, Bewegingsreductie, LW-balk
LCD-weergave
b brandt = Ingebouwde flitser gereed, b knippert = gebruik van flitser nodig of er wordt een niet-compatibel objectief gebruikt, 3 = Automatisch flitsen, > = Anti rode ogen, Q = Lange-sluitertijdsynchronisatie, 9=Enkelbeeldopnamen, j = Continuopnamen, g = Zelfontspanner, h= Opnamen via afstandsbediening, ? = Waarschuwing batterij bijna leeg, ] = Auto Bracket (instelbaar in stappen van 1/2 LW of 1/3 LW), N = Flitscorrectie, ISO-waarschuwing, sluitertijd, diafragmawaarde, witbalans, resterende capaciteit en m = LW-correctie, PC (massa-opslag)/ Pb (PictBridge) wordt weergegeven wanneer de USB-kabel is aangesloten, LW-balk, 1, 1P
Voorbeeldfunctie
Optisch voorbeeld: controle van scherptediepte (elektronisch gestuurd en bruikbaar bij alle belichtingsfuncties) Digitaal voorbeeld: controle van compositie, belichting, scherpstelling en bevestiging witbalans
5 Bijlage
Continuopname
Ca. 3 fps, JPEG: totdat de SD-geheugenkaart vol is RAW: tot 9 opnamen
Zelfontspanner
Elektronisch gestuurd met een vertraging van 12 s/2 s (met de functie Spiegel omhoog). Begint nadat op ontspanknop is gedrukt. Bevestiging werking: mogelijkheid om geluidssignaal in te stellen. Annuleerbaar na activering.
Afstandbediening
Pentax afstandbediening F (optioneel) De sluiter wordt onmiddellijk of circa drie seconden nadat de ontspanknop op de afstandsbediening is ingedrukt ontspannen.
Spiegel
Vlug-terug-spiegel, functie Spiegel omhoog (beschikbaar bij zelfontspanner met vertragingstijd van 2 s)
Belichtingsbracket
Bij belichtingsbracketing worden steeds drie of vijf opnamen gemaakt (onderbelicht, juist belicht, overbelicht) (trappen voor de belichting instelbaar op 1/2 LW of 1/3 LW).
Uitgebreide Bracket
Er worden steeds drie opnamen gemaakt met bracketing voor witbalans, verzadiging, scherpte en contrast.
Dubbelopnamen
Selecteer het aantal opnamen tussen 2 en 9 (Auto LW instel kan worden ingesteld op het aantal opnamen)
Belichtingsmeter / Meetbereik
DDL meervlaks lichtmeting (16 segmenten). Meetbereik: LW 0 tot 21 bij ISO 100 met 50 mm f/1.4-objectief. Lichtmeting met nadruk op midden en spotmeting beschikbaar
Belichtingscorrectie
Keuze tussen een bereik van ±3 LW (1/2 LW-stappen) en ±2 LW (1/3 LWstappen)
Belichtingsgeheugen
Knoptype (timertype: Twee keer de bij Pers.inst. ingestelde Bedrijftijd lichtmtr) continu zolang ontspanknop tot halverwege ingedrukt wordt gehouden)
Ingebouwde flitser
Ingebouwde P-DDL-flitser met seriebesturing, GN 11 (ISO 100), flitsbereik: beeldhoek van 18 mm-objectief. Flitssynchronisatie mogelijk bij een sluitertijd van 1/180 s of langer, flitsen met daglichtsynchronisatie, flitsen met langesluitertijdsynchronisatie, ISO-bereik = P-DDL: 100-1600
223 Flitsschoen met M-contact voor koppeling met PENTAX systeemflitsers. Synchronisatie met externe ISO-bereik = P-DDL: 100-1600. Automatisch flitsen, flitsen met anti rode ogen. flitser Met PENTAX systeemflitsers is flitsen met korte-sluitertijdsynchronisatie en draadloos flitsen mogelijk. Persoonlijke instellingen
Er kunnen 32 functies worden ingesteld.
Tijdfunctie
Instelling wereldtijd voor 71 steden (28 tijdzones)
Sensor stofvrij
SP-coating en CCD-activering om stof te verwijderen. Automatische activering bij het inschakelen van de camera kan worden ingesteld.
Voeding
Oplaadbare lithium-ionbatterij D-LI50
Aantal beschikbare opnamen: ca. 500 opnamen (zonder flits)*1 / ca. 480 opnamen (50% flitsergebruik)*2, weergavetijd: ca. 330 minuten*1 *1 Het aantal beschikbare opnamen (zonder flits) en de weergavetijd zijn gebaseerd op meetomstandigheden bij PENTAX. In de praktijk kunnen afwijkingen van deze waarden optreden, al naar gelang de Levensduur batterij (23°C) opnameomstandigheden. *2 Het aantal beschikbare opnamen (flitsergebruik 50%) is gebaseerd op meetomstandigheden die in overeenstemming zijn met CIPA-normen. In de praktijk kunnen afwijkingen van deze waarden optreden, al naar gelang de opnameomstandigheden. Indicatie voor uitgeputte batterijen ? brandt. (Als ? knippert, is de sluiter vergrendeld en wordt er geen indicatie weergegeven in de zoeker).
In-/uitgangen
USB/Video-aansluiting (USB 2.0 (compatibel voor hoge snelheid)), gelijkstroomaansluiting, draadontspanneraansluiting
Videosignaal
NTSC, PAL
PictBridge
Compatibele printer Afdrukfuncties
PictBridge-compatibele printer Eén opname afdrukken, alle opnamen afdrukken, DPOF AUTOPRINT
Afmetingen en gewicht
141,5 mm (B) × 101 mm (H) × 70 mm (D) (exclusief uitstekende delen) 710 gram (alleen body), 790 gram (met batterij en SD-geheugenkaart)
Accessoires
Flitsschoenbeschermer FK, oogschelp FP, zoekerkapje ME, bodydop, USB-kabel I-USB17, videokabel I-VC28, software (cd-rom) S-SW55, draagriem O-ST53, Oplaadbare lithium-ionbatterij D-LI50, Batterijlader D-BC50, netsnoer D-CO2, handleiding (dit boekje) en handleiding bij PENTAX PHOTO Browser 3/PENTAX PHOTO Laboratory 3
Talen
Engels, Frans, Duits, Spaans, Portugees, Italiaans, Zweeds, Nederlands, Russisch, Koreaans, Chinees (traditioneel/vereenvoudigd) en Japans
5 Bijlage
Uitgeputte batterijen
224
Verklarende woordenlijst AdobeRGB Kleurruimte aanbevolen door Adobe Systems, Inc. voor commercieel afdrukken. Breder bereik van kleurreproductie dan sRGB. Dekt het grootste kleurbereik zodat kleuren die alleen beschikbaar zijn tijdens afdrukken niet verloren gaan wanneer opnamen op een computer worden bewerkt. Wanneer opnamen worden geopend in niet-compatibele software, lijken de kleuren lichter. Autom. belicht. De helderheid van het onderwerp wordt gemeten om de belichting te bepalen. Kies op deze camera uit [Meervlaks lichtmeting], [Lichtmeting met nadruk op het midden] en [Spotmeting]. Diafragma Het diafragma vergroot of verkleint de lichtstraal (doorsnede) die het objectief passeert op weg naar de CCD.
5 Bijlage
Auto Bracket Voor het automatisch wijzigen van de opname-instellingen. Er wordt een opname zonder LW-correctie gemaakt, een onderbelichte opname en een overbelichte opname. Uitgerust met belichtingsbracketing voor het maken van opnamen bij verschillende instellingen voor belichting, en uitgebreide bracketing voor het maken van opnamen met verschillende instellingen voor witbalans, kleurverzadiging, scherpte en contrast. Helderheid Het overbelichte deel van de opname verliest contrast en lijkt wit. Camerabeweging (waas/onscherpte) Wanneer de camera beweegt terwijl de sluiter open is, ziet de gehele opname er vervloeid uit. Dit komt vaker voor bij een lange sluitertijd. Voorkom het bewegen van de camera door de gevoeligheid te verhogen, de flitser te gebruiken of te werken met een kortere sluitertijd. U kunt de camera ook op een statief monteren. Omdat de kans dat de camera wordt bewogen, het grootst is wanneer op de ontspanknop wordt gedrukt, kunt u het bewegen voorkomen met de functie Bewegingsreductie, de zelfontspanner, de afstandsbediening en de draadontspanner. CCD (Charge Coupled Device) Fotografisch element dat het licht dat door het objectief binnenkomt omzet in elektrische signalen waarmee het beeld wordt opgebouwd. Kleurgebied Een bepaald kleurbereik uit het spectrum. Bij digitale camera’s wordt [sRGB] gedefinieerd als de standaard van Exif. Deze camera maakt ook gebruik van [AdobeRGB], omdat deze een rijkere kleuruitdrukking heeft dan sRGB. Kleurtemperatuur Beschrijving in getalswaarden van de kleur van de lichtbron die het onderwerp verlicht. Aangegeven als absolute temperatuur in Kelvin (K). De kleur van het licht krijgt een blauwachtige kleurzweem naarmate de kleurtemperatuur hoger wordt, en een roodachtige kleurzweem naarmate de kleurtemperatuur lager wordt.
DCF (Design Rule for Camera File System) Standaard voor bestandssystemen op digitale camera’s, vastgelegd door de JEITA (Japan Electronics and Information Technology Industries Association).
225
Donkere gedeelten Het onderbelichte deel van de opname verliest contrast en lijkt zwart. Scherptediepte Scherpstelgebied. Dit hangt af van het diafragma, de brandpuntsafstand van het objectief en de afstand tot het onderwerp. U kunt een kleiner diafragma kiezen voor meer scherptediepte, of een groter diafragma voor minder scherptediepte. DNG-RAW-bestand DNG (Digital Negative) RAW is een voor algemene doeleinden bestemde RAW-bestandsindeling, ontwikkeld door Adobe Systems. Na conversie van opnamen die zijn gemaakt met eigen RAWbestandsindelingen naar de DNG-bestandsindeling, neemt de ondersteuning en compatibiliteit enorm toe.
LW (belichtingswaarde) De belichtingswaarde wordt bepaald door de combinatie van diafragmawaarde en sluitertijd. Belichtingscorrectie Proces van het instellen van de opnamehelderheid door de sluitertijd en diafragmawaarde te wijzigen. Exif (exchangeable image file format voor digitale fotocamera‘s) Standaard voor bestandssystemen op digitale camera’s, vastgelegd door de JEITA (Japan Electronics and Information Technology Industries Association). Scherpstelpunt Een punt in de zoeker dat bepaalt waarop wordt scherpgesteld. Bij deze camera kunt u kiezen uit [Auto], [Selecteren] en [Midden]. Histogram Weergave in grafiekvorm van een gradatiereeks van het donkerste tot het lichtste punt in een opname. De horizontale as vertegenwoordigt de helderheid en de verticale as het aantal pixels. Een histogram is handig wanneer u de belichtingsstatus van een opname wilt controleren. JPEG Methode voor beeldcompressie. Selecteer bij deze camera uit C (Best), D (Beter) en E (Goed) Opnamen die zijn opgeslagen als JPEG, zijn geschikt voor weergave op een computer of om als bijlage bij een e-mailbericht te worden verstuurd.
5 Bijlage
DPOF (digital print order format) Regels voor het schrijven van informatie op een kaart met opgeslagen opnamen,met betrekking tot de specifieke opnamen die moeten worden afgedrukt en het aantal af te drukken exemplaren. U kunt heel eenvoudig afdrukken laten maken door de kaart naar een fotozaak te brengen die DPOF-afdrukken maakt.
226
Mired Proportionele meeteenheid voor het consistent uidrukken van de kleurwijziging per eenheid. Wordt bepaald door vermenigvuldiging van de inverse van de kleurtemperatuur met 1.000.000. ND-filter (Neutral Density) Filter met veel verzadigingsniveaus, dat de helderheid aanpast zonder dat dit invloed heeft op de kleurtint van opnamen. Ruisonderdrukking Bewerking voor het verminderen van ruis (ruwheid of onregelmatigheid in opnamen), veroorzaakt door een lange sluitertijd. NTSC, PAL Dit zijn video-uitgangssignalen. NTSC wordt voornamelijk gebruikt in Japan, Noord-Amerika en Zuid-Korea. PAL wordt voornamelijk gebruikt in Europa en China.
5
Kwaliteitsniveau Heeft betrekking op de mate van compressie van een opname. Hoe minder compressie, des te gedetailleerder de opname wordt. De opname wordt grover naarmate de compressie toeneemt.
Bijlage
| Gegevens Onbewerkte opnamegegevens vanuit de CCD. RAW-gegevens zijn nog niet intern door de camera verwerkt. Na het fotograferen kunnen voor iedere opname individuele instellingen worden gekozen voor witbalans, contrast, verzadiging, kleurtoon, kleurgebied, gevoeligheid en scherpte. RAW-gegevens zijn 12-bits gegevens met 16 keer zoveel informatie als 8-bits JPEG- en TIFF-gegevens. Daardoor zijn rijke kleurschakeringen mogelijk. Breng RAWgegevens over naar uw computer en gebruik de meegeleverde software om de beelden om te zetten naar een andere bestandsindeling, bijvoorbeeld JPEG of TIFF. Opnamepixels Drukt de grootte van de opname uit in het aantal pixels. Hoe hoger het aantal pixels waaruit de opname is opgebouwd, des te groter de opname wordt. Gevoeligheid De benodigde hoeveelheid licht voor het maken van een opname. Met een hoge gevoeligheid kunnen opnamen zelfs op donkere plaatsen worden gemaakt met een korte sluitertijd, waardoor camerabewegingen worden verminderd. Opnamen met een hoge gevoeligheid zijn echter vatbaarder voor ruis. Sluitertijd De tijd dat de sluiter open staat en er licht valt op de CCD. De hoeveelheid licht die op de CCD valt kan worden gewijzigd door de sluitertijd aan te passen. sRGB (standaard RGB) Internationale standaard voor kleurruimte, vastgesteld door het IEC (International Electrotechnical Commission). Deze definieert kleurruimte voor computerbeeldschermen en wordt ook gebruikt als standaard kleurruimte voor Exif.
Vignettering De randen van opnamen worden zwart omdat het door het onderwerp gereflecteerde licht gedeeltelijk wordt geblokkeerd door de zonnekap of een filter of wanneer de flitsbundel gedeeltelijk wordt geblokkeerd door het objectief.
227
Witbalans Tijdens opnamen wordt de kleurtemperatuur aangepast, zodat die overeenkomt met de lichtbron, om het onderwerp de juiste kleur te geven.
5 Bijlage
228
Index [A Pers.inst.] Menu ..................... 33, 205 i (Wissen) knop ........................ 21, 100 m (Belichtingscorrectie) knop ..... 19, 161 ] (Belichtingsbracket) knop ...... 19, 163 K (Flitser uitklappen) knop ...... 19, 71 B Snelinstelling ............................... 146 Q (Weergeven) knop ............ 19, 21, 85 [Q Weergeven] Menu ............... 31, 204 | Voorbeeld ............................. 170, 171 Z (Beveiligen) knop ................ 21, 104 [A Opname] Menu ..................... 31, 204 [R Set-up] Menu ......................... 32, 205 2e sluitergordijn-synchronisatie . 71, 175, 183
5 Bijlage
A AdobeRGB ........................................ 129 L knop ......................................... 19 = (Autofocus) ................................. 130 = knop ..................................... 19, 137 AF360FGZ ........................................ 179 AF540FGZ ........................................ 179 k (Continu) ................................. 130 Afdrukservice .................................... 106 AF-punt ............................................. 132 AF-punt weergeven ..................... 27, 132 l (Eén opname) .......................... 130 Afstandsbediening .............................. 81 Alle opnamen wissen ........................ 101 Anti rode ogen ............................. 74, 183 Audiovisuele apparatuur ..................... 94 Auto Bracket ..................................... 163 Autofocus = ................................... 130 Automatisch uitschakelen ................. 196 Automatische belichting .................... 142 Automatische Gevoeligheids correctie ............................................ 140 c (Diafragmavoorkeuze) ................. 152 B Batterij ................................................. 43 Beeldtint ............................................ 120 Belichting .......................................... 138 Belichting vergrendelen .................... 135 Belichtingsbracket ............................. 163 ] (Belichtingsbracket) knop ...... 19, 163 m (Belichtingscorrectie) knop ..... 19, 161 Belichtingsfunctie .............................. 144 Belichtingsgeheugen ......................... 162
Belichtingswaarschuwing .. 151, 153, 157 Beveiligen ......................................... 104 Z (Beveiligen) knop ................ 21, 104 Bewegingsreductie ............................. 67 Bewolkt (Witbalans) .......................... 123 C CCD schoonmaken ........................... 211 Continu k .................................... 130 Continuopnamen ................................ 75 Contrast ............................................ 121 D Daglicht (Witbalans) .......................... 123 Datum aanpassen ............................... 56 Datum toevoegen ............................. 106 Datum wijzigen ................................. 190 Diafragma ......................................... 139 Diafragmaring gebruiken .................. 210 Diafragmavoorkeuzec .................... 152 Diavoorstelling ............................ 92, 187 Digitaal filter ........................................ 95 Digitaal voorbeeld ............................. 170 Dioptrie aanpassen ............................. 60 Diverse flitsers .................................. 184 DPOF AUTOPRINT .......................... 116 DPOF-instellingen ............................. 106 Draadloos flitsen ............................... 181 Draadontspanner .............................. 159 Draagriem ........................................... 42 Dubbelopnamen ............................... 166 E Eén opname afdrukken ..................... 112 Eén opname l ............................ 130 Eén opname wissen ......................... 100 e-knop aan de voorzijde ..................... 18 e-knop op de achterzijde .................... 19 Externe flitser .................................... 179 F Filter .................................................... 95 Flitscorrectie ..................................... 172 Flitsen met contrastregelings synchronisatie ................................... 185 flitsen met korte-sluitertijd synchronisatie ................................... 181 Flitser .......................................... 71, 172 Flitser (Witbalans) ............................. 123
K (Flitser uitklappen) knop ............ 71 { knop ................................... 19, 21, 36 Formatteren ...................................... 188 Foutbericht ........................................ 217 Functiekiezer ................................. 19, 38 Functiemenu ....................................... 36 G A Functie ..................................... 167 Geheugen ......................................... 199 Geluidssignaal .................................. 189 Gevoeligheid ..................................... 140 Gevoeligheidsvoorkeuze K ............ 148
I M knop ....................... 19, 21, 23, 85 Ingebouwde flitser ....................... 71, 172 ISO-gevoeligheid .............................. 140 ISO-waarschuwing ............................ 141 J JPEG opn. pixels ................................ 50 JPEG-kwaliteit ............................. 50, 119 JPEG-opnamepixels ......................... 118 Juiste belichting ................................ 138 K Kiezen&wissen .................................. 102 Kiezer voor ander scherpstelpunt 19, 132 Kleur (Digitaal filter) ............................ 97 Kleurgebied ....................................... 129 Kleurtemperatuur .............................. 128 Kleurverzadiging ............................... 121 ] (Belichtingsbracket) knop .............. 19 K (Flitser uitklappen) knop ............ 19 Q (Weergeven) knop ............ 19, 21, 85 Kwaliteitsniveau .......................... 50, 119
M a (Hyper-manual) ............................ 156 Mapnaam .......................................... 196 Matglas ............................................. 137 Meervlaks ......................................... 142 Meettijd ............................................. 143 [A Opname] Menu...................... 31, 204 [A Pers.inst.] Menu ..................... 33, 205 [R Set-up] Menuv ............................. 205 [Q Weergeven] Menu ................ 31, 204 Menubediening ................................... 29 3 knop ............................ 19, 21, 29 Momentcontrole ................................ 197 N Nachtopname (Tijdopname) ............. 159 Nadruk op het midden ...................... 143 Natuurlijk ........................................... 120 Neonlicht (Witbalans) ........................................ 123 Netvoedingsadapter ............................ 47 O Objectief ...................................... 58, 208 Objectiefontgrendelknop ..................... 59 4 knop ....................................... 19, 21 Ontgrendelknop objectief .................... 18 Ontspan knop ........................................ 18, 21, 65 Opnamegegevens ........................ 23, 24 Opnamen met daglichtsynchronisatie ........................ 74 Opnamepixels ............................. 50, 118 Optionele accessoires ...................... 214 Optisch voorbeeld ............................. 170
229
5 Bijlage
H Half indrukken ..................................... 65 \ (Handmatig scherpstellen) ......... 136 Handmatig scherpstellen \ ........... 136 Handmatige belichting a .................. 156 Handmatige witbalans ....................... 125 Helder ............................................... 120 Helderheid (Digitaal filter) ................... 97 Helderheid van de LCD-monitor ....... 195 Helemaal indrukken ............................ 65 Histogram ...................................... 25, 86 Hoofdschakelaar ..................... 18, 21, 52 Hulpdisplay ......................................... 22 Hyper-manual a ............................... 156 Hyper-program e ............................. 147
L Lamplicht (Witbalans) ........................................ 123 Lange-sluitertijdsync ........................... 71 Lange-sluitertijdsynchronisatie ......... 174 LCD-display ........................................ 28 LCD-monitor ....................................... 22 LED voor lezen van/schrijven naar kaart ...................... 17 Lichte/donkere gebieden .................. 186 LW-correctie ..................................... 161
230
5
P e (Hyper-program) ........................... 147 PAL ................................................... 195 PC-F .................................................. 220 P-DDL (Auto) .................................... 180 P-DDL (flitser) ................................... 182 Persoonlijke instellingen ..................... 33 PictBridge .......................................... 109 Pixels ................................................ 118 Print alle beelden .............................. 114 Printeraansluiting .............................. 111 Programmalijn ................................... 145 Programmamodus e ........................ 147
Bijlage
R RAW .................................................. 122 | knop ................................... 19, 122 RAW+ ............................................... 122 Rechtstreeks afdrukken .................... 109 Reset ......................................... 201, 202 Resterende opslagcapaciteit ............... 46 Roteren ............................................... 87 Ruisonderdrukking ............................ 159 S Schaduw (Witbalans) ........................ 123 Schakelaar Bewegingsreductie ..... 19, 67 Schakelaar lichtmeting ................ 19, 142 Scherpstelfunctieknop ......................... 19 Scherpstelindicatie ............................ 136 Scherpstellen .................................... 130 Scherpstelling vastzetten .................. 134 Scherpstelstand ................................ 130 Scherpstelvergrendeling ................... 134 Scherpte ............................................ 121 Scherptediepte .................................. 139 SD-geheugenkaart .............................. 48 Sensor stofvrij ................................... 211 Sepia (Digitaal filter) ............................ 97 [R Set-up] Menu ................................. 32 Sluitertijd ........................................... 138 Sluitertijd en Diafragmavoorkeuze L ... 154 Sluitertijdvoorkeuze b ..................... 150 Snelinstelling B ......................... 18, 146 Soft (Digitaal filter) .............................. 97 Spiegel omhoog .......................... 84, 213 Spotmeting ........................................ 143 sRGB ................................................ 129 Standaardinstelling ..................... 53, 204 K(Gevoeligheidsvoorkeuze) ........... 148
T Taal ..................................................... 53 L(Sluitertijden Diafragmavoorkeuze) .................. 154 p functie (Tijdopname) ..................... 159 Tijdopname p ................................... 159 Timer belichtingsmeter ..................... 164 Transfer functie ................................. 110 Transportfunctie .................................. 36 TV ....................................................... 94 b (Sluitertijdvoorkeuze) ................... 150 U Uitgebreide Bracket .......................... 165 USB-kabel ......................................... 109 V Videokabel .......................................... 94 Video-uitgangssignaal ...................... 195 Vierwegbesturing (2345) ........ 19, 21 Vignettering ....................................... 227 Vlak (Digitaal filter) .............................. 97 Voeding ............................................... 52 Voorbeeld | ............................. 170, 171 Voorbeeldmethode ........................... 169 Vuurwerk ........................................... 159 W Weergave ..................................... 24, 85 Weergave van negen opnamen tegelijk ................................. 89 Weergavestijl .................................... 186 Weergavetaal .................................... 194 Weergavetijd ....................................... 46 Weergavetijd bedieningsaanwijzing ........................ 194 Wereldtijd .......................................... 191 i(Wissen) knop ......................... 21, 100 Wissen .............................................. 100 Witbalans .......................................... 123 X M (X-sync-snelheid van de flitser) .... 160 Z Zelfontspanner .................................... 77 Zoeker ........................................... 26, 60 Zoomobjectief ..................................... 70 Zoomweergave ................................... 88 Zwart-wit (Digitaal filter) ...................... 97
Memo
231
5 Bijlage
232
GARANTIEBEPALINGEN Alle PENTAX-camera’s die via de erkende kanalen door de officiële importeur zijn ingevoerd en via de erkende handel worden gekocht, zijn tegen materiaal- en/of fabricagefouten gegarandeerd voor een tijdsduur van twaalf maanden na aankoopdatum. Tijdens die periode worden onderhoud en reparaties kosteloos uitgevoerd, op voorwaarde dat de apparatuur niet beschadigd is door vallen of stoten, ruwe behandeling, inwerking van zand of vloeistoffen, corrosie van batterijen of door chemische inwerking, gebruik in strijd met de bedieningsvoorschriften, of wijzigingen aangebracht door een niet-erkende reparateur. De fabrikant of zijn officiële vertegenwoordiger is niet aansprakelijk voor enige reparatie of verandering waarvoor geen schriftelijke toestemming is verleend en aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade als gevolg van vertraging en gederfd gebruik voortvloeiend uit indirecte schade van welke aard dan ook, of deze nu veroorzaakt wordt door ondeugdelijk materiaal, slecht vakmanschap of enige andere oorzaak. Uitdrukkelijk wordt gesteld dat de verantwoordelijkheid van de fabrikant of zijn officiële vertegenwoordiger onder alle omstandigheden beperkt blijft tot het vervangen van onderdelen als hierboven beschreven. Kosten voortvloeiend uit reparaties die niet door een officieel PENTAX-servicecentrum zijn uitgevoerd, worden niet vergoed.
5 Appendix
Handelwijze tijdens de garantieperiode Een PENTAX-apparaat dat defect raakt gedurende de garantieperiode van 12 maanden, moet worden geretourneerd aan de handelaar waar het toestel is gekocht, of aan de fabrikant. Als in uw land geen vertegenwoordiger van de fabrikant gevestigd is, zendt u het apparaat naar de fabriek met een internationale antwoordcoupon voor de kosten van de retourzending. In dit geval zal het vrij lang duren voordat het apparaat aan u kan worden geretourneerd, als gevolg van de ingewikkelde douaneformaliteiten. Wanneer de garantie op het apparaat nog van kracht is, zal de reparatie kosteloos worden uitgevoerd en zullen de onderdelen gratis worden vervangen, waarna het apparaat aan u wordt teruggezonden. Indien de garantie verlopen is, wordt het normale reparatietarief in rekening gebracht. De verzendkosten zijn voor rekening van de eigenaar. Indien uw PENTAX gekocht is in een ander land dan waarin u tijdens de garantieperiode de reparatie wilt laten verrichten, kunnen de normale kosten in rekening worden gebracht door de vertegenwoordigers van de fabrikant in dat land. Indien u uw PENTAX in dat geval aan de fabriek terugzendt, wordt de reparatie desalniettemin uitgevoerd volgens de garantiebepalingen. De verzend- en inklaringskosten zijn echter altijd voor rekening van de eigenaar. Om de aankoopdatum indien nodig te kunnen bewijzen, dient u het garantiebewijs en de aankoopnota van uw camera gedurende ten minste één jaar te bewaren. Voordat u uw camera voor reparatie opstuurt, dient u zich ervan te vergewissen dat u de zending inderdaad heeft geadresseerd aan de fabrikant. Vraag altijd eerst een prijsopgave. Pas nadat u zich hiermee akkoord hebt verklaard, geeft u het servicecentrum toestemming de reparatie uit te voeren.
• Deze garantiebepalingen zijn niet van invloed op de wettelijke rechten van de klant. • De plaatselijke garantiebepalingen van PENTAX-distributeurs in sommige landen kunnen afwijken van deze garantiebepalingen. Wij adviseren u daarom kennis te nemen van de garantiekaart die u hebt ontvangen bij uw product ten tijde van de aankoop, of contact op te nemen met de PENTAX-distributeur in uw land voor meer informatie en voor een kopie van de garantiebepalingen.
233
5 Appendix
Batterijen horen niet bij afgedankte spullen in het huishouden. Deponeer gebruikte batterijen bij een hiervoor bestemd inzamelpunt. Ook oude of defecte camera’s horen niet bij afgedankte spullen in het huishouden. Laat uw oude camera’s op een milieuvriendelijke manier tot afval verwerken of stuur ze naar ons terug. Het CE-keurmerk is een keurmerk voor conformiteit met richtlijnen van de Europese Unie.
234
Informatie voor gebruikers over afvoeren 1. In de Europese Unie Als uw product met dit symbool is gemarkeerd, dan houdt dit in dat het gaat om een gebruikt elektrisch/elektronisch product dat niet met het gewone huishoudelijke afval mag worden meegegeven. Deze producten worden apart ingezameld. Gebruikte elektrische/elektronische apparatuur moet afzonderlijk en in overeenstemming met de bestaande wetgeving worden behandeld. Deze wetgeving vereist dat deze producten op de voorgeschreven wijze worden ingezameld en hergebruikt.Huishoudens binnen de EU kunnen hun gebruikte elektrische/elektronische producten kosteloos inleveren bij inzamelpunten*. In sommige landen nemen ook winkeliers uw oude product in als u een vergelijkbaar nieuw product koopt. *Neem voor meer bijzonderheden contact op met de plaatselijke instanties.
5
Als u zich op de juiste wijze van dit product ontdoet, dan draagt u ertoe bij dat het afval op de juiste wijze wordt behandeld en hergebruikt en dat geen schade optreedt aan het milieu of de gezondheid.
Appendix
2. In andere landen buiten de EU Als u zich van dit product wilt ontdoen, neem dan contact op met de plaatselijke instanties om te informeren wat hiervoor de juiste methode is. In Zwitserland kan gebruikte elektrische/elektronische apparatuur gratis teruggebracht worden naar de detaillist, zelfs wanneer u geen nieuw product koopt. Andere verzamelpunten vindt u op de website www.swico.ch of www.sens.ch.
PENTAX Corporation
2-36-9, Maeno-cho, Itabashi-ku, Tokyo 174-8639, JAPAN (http://www.pentax.co.jp/english)
PENTAX Europe GmbH (European Headquarters)
Julius-Vosseler-Strasse, 104, 22527 Hamburg, GERMANY (HQ - http://www.pentaxeurope.com) (Germany - http://www.pentax.de) Hotline: 0180 5 736829 / 0180 5 PENTAX Austria Hotline: 0820 820 255 (http://www.pentax.at)
PENTAX U.K. Limited
PENTAX House, Heron Drive, Langley, Slough, Berks SL3 8PN, U.K. (http://www.pentax.co.uk) Hotline: 0870 736 8299
PENTAX France S.A.S.
112 Quai de Bezons - BP 204, 95106 Argenteuil Cedex, FRANCE (http://www.pentax.fr) Hotline: 0826 103 163 (0,15€ la minute) Fax: 01 30 25 75 76 Email: http://www.pentax.fr/_fr/photo/ contact.php?photo&contact
PENTAX (Schweiz) AG
Widenholzstrasse 1, 8304 Wallisellen, Postfach 367, 8305 Dietlikon, SWITZERLAND (http://www.pentax.ch)
PENTAX Scandinavia AB
P.O. Box 650, 75127 Uppsala, SWEDEN (http://www.pentax.se)
PENTAX Canada Inc.
Handleiding
Handleiding
PENTAX Imaging Company (Headquarters) A Division of PENTAX 600 12th Street, Suite 300 Golden, Colorado 80401, U.S.A. of America, Inc. (PENTAX Service Department) 12000 Zuni Street, Suite 100B Westminster, Colorado 80234, U.S.A. (http://www.pentaximaging.com)
Digitale spiegelreflexcamera
1770 Argentia Road Mississauga, Ontario L5N 3S7, CANADA (http://www.pentax.ca)
De fabrikant behoudt zich het recht voor zonder voorafgaande berichtgeving wijzigingen in specificaties, ontwerp en beschikbaarheid aan te brengen.
AP015905/NL
Copyright © PENTAX Corporation 2006 FOM 01.10.2006 Printed in Europe
Lees voor optimale cameraprestaties eerst de handleiding door voordat u deze camera in gebruik neemt.