Titel:
Milieurapport voor de Wind/Diesel energieenergiecentrale van Ecopower Bonaire: -
Dieselcentrale Windpark
-
30kV 30kV transmissielijn
Status:
CONCEPT
Datum:
19 februari 2008
Uitvoerders:
EcoVision N.V. Margrietlaan 10 Curaçao Telefoon: +599 9 736 9533 Fax: +599 9 738 6220
INHOUDSOPGAVE LIJST VAN AFBEELDINGEN
7
LIJST VAN TABELLEN
9
LIJST VAN AFKORTINGEN
10
VERKLARENDE WOORDENLIJST
11
1
12
SAMENVATTING / RESÚMEN / SUMMARY
1.1 SAMENVATTING IN HET NEDERLANDS 1.1.1 PROJECTBESCHRIJVING 1.1.2 MILIEU- OVERWEGINGEN 1.1.3 MEEST MILIEUVRIENDELIJKE ALTERNATIEF 1.2 RESÚMEN NA PAPIAMENTU 1.2.1 DESKRIPSHON DI PROYEKTO 1.2.2 KONSIDERASHONAN MEDIO AMBIENTAL 1.2.3 E ALTERNATIVA KU TA MIHO PA MEDIO AMBIENTE 1.3 SUMMARY IN ENGLISH 1.3.1 PROJECT DESCRIPTION 1.3.2 ENVIRONMENTAL CONSIDERATIONS 1.3.3 MOST ENVIRONMENTALLY FRIENDLY ALTERNATIVE
12 12 12 14 16 16 16 18 20 20 20 22
2
24
INLEIDING
2.1 GESCHIEDENIS VAN HET PROJECT 2.2 HUIDIGE EN TOEKOMSTIGE ENERGIESITUATIE OP BONAIRE 2.2.1 ENERGIEVRAAG 2.2.2 ENERGIE-OPWEKKING 2.3 LEESWIJZER
25 25 25 27 28
3
PROBLEEM- EN DOELSTELLING
29
3.1 3.2
PROBLEEMSTELLING DOELSTELLING
29 29
4
PROJECTBESCHRIJVING VOORGENOMEN ACTIVITEIT
30
4.1 4.2
LOKATIEKEUZE SITUERING PROJECTONDERDELEN
31 32
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 2 van
159 -
4.3 4.3.1 4.3.2 4.3.3 4.3.4 4.4 4.4.1 4.4.2 4.4.3 4.4.4 4.5 4.5.1 4.5.2 4.5.3 4.6
BESCHRIJVING PROJECTONDERDELEN BALANCERING WIND- EN DIESELVERMOGEN WINDPARK DIESELCENTRALE HOOGSPANNINGSTRANSMISSIELIJN BOUWACTIVITEITEN BOUW WINDPARK BOUW DIESELCENTRALE AANLEG HOOGSPANNINGSTRANSMISSIELIJN TRANSPORT EN OPSLAG VAN BOUWMATERIALEN EN ONDERDELEN EXPLOITATIE-ACTIVITEITEN EXPLOITATIE WINDPARK EXPLOITATIE DIESELCENTRALE GEBRUIK HOOGSPANNINGSTRANSMISSIELIJN BEËINDIGINGSFASE
35 35 37 40 41 42 42 45 47 47 50 50 51 52 53
5
RELEVANT BELEID
54
5.1 5.1.1 5.1.2 5.1.3 5.1.4 5.1.5 5.2 5.2.1 5.3 5.3.1 5.3.2 5.3.3 5.3.4 5.4 5.4.1 5.4.2 5.4.3 5.4.4 5.4.5 5.4.6 5.4.7 5.5 5.5.1 5.5.2 5.5.3 5.5.4 5.5.5
INTERNATIONALE VERDRAGEN HET RAMSAR VERDRAG DE BONN OVEREENKOMST HET BIODIVERSITEITSVERDRAG HET KYOTO PROTOCOL HET ZEESCHILDPADDENVERDRAG REGIONALE VERDRAGEN HET CARTAGENA VERDRAG (INCLUSIEF PROTOCOLLEN) NATIONALE WET- EN REGELGEVING EN BELEID LANDSVERORDENING GRONDSLAGEN NATUURBEHEER EN –BESCHERMING CONCEPT LANDSVERORDENING GRONDSLAGEN MILIEUBEHEER NATUUR- EN MILIEUBELEIDSPLAN NEDERLANDSE ANTILLEN 2004-2007 EINDRAPPORTAGE MILIEUNORMEN EILANDELIJKE WET- EN REGELGEVING HINDERVERORDENING BONAIRE AFVALSTOFFENVERORDENING BONAIRE EILANDSVERORDENING RUIMTELIJKE ONTWIKKELINGSPLANNING BONAIRE EILANDSVERORDENING MARIEN MILIEU ALGEMENE POLITIEKEUR BONAIRE NATUURBELEIDSPLAN BONAIRE MILIEUBELEIDSPLAN BONAIRE 2003-2007 BENODIGDE BC-BESLUITEN BESLUIT TER VERLENING VAN DE BOUWVERGUNNING BESLUIT TER VERLENING VAN EEN GRAAFVERGUNNING BESLUIT TER VERLENING VAN ERFPACHTRECHT BESLUIT TER GOEDKEURING VAN HET MILIEU-EFFECTRAPPORT ERFDIENSTBAARHEID VOOR HOOGSPANNINGSTRANSMISSIELIJN EN BRANDSTOFLEIDING
54 54 54 54 55 55 56 56 56 56 57 58 59 60 60 60 60 61 61 61 63 64 64 64 64 64 65
6
HUIDIGE TOESTAND MILIEU-COMPARTIMENTEN
66
6.1 LANDSCHAP 6.1.1 MOROTIN 6.1.2 KARPATA 6.2 FLORA EN FAUNA 6.2.1 MOROTIN 6.2.2 KARPATA 6.2.3 KABELTRACÉ 6.2.4 BIJZONDERE FAUNA ELEMENTEN Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
66 66 66 66 67 67 69 69 - 3 van
159 -
6.3 6.3.1 6.3.2 6.3.3 6.4 6.5 6.6 6.6.1 6.6.2 6.6.3 6.7
OPPERVLAKTEWATER MOROTIN KARPATA KABELTRACÉ BODEM EN GRONDWATER LUCHT GELUID MOROTIN KARPATA KABELTRACÉ CULTUURHISTORISCHE ELEMENTEN
72 72 72 72 72 72 72 72 72 72 72
7
MILIEU-EFFECTEN VAN DE VOORGENOMEN ACTIVITEIT
72
7.1 7.1.1 7.1.2 7.1.3 7.2 7.2.1 7.2.2 7.2.3 7.2.4 7.2.5 7.2.6 7.3 7.3.1 7.4 7.5 7.6 7.6.1 7.6.2 7.6.3 7.6.4 7.6.5 7.7 7.7.1 7.7.2 7.7.3 7.7.4 7.7.5 7.7.6 7.8 7.9 7.9.1 7.9.2 7.9.3 7.9.4 7.9.5 7.9.6
EFFECTEN OP HET LANDSCHAP ALS GEVOLG VAN DE BOUWWERKZAAMHEDEN ALS GEVOLG VAN DE EXPLOITATIE VAN HET WINDPARK ALS GEVOLG VAN DE EXPLOITATIE VAN DE DIESELCENTRALE EFFECTEN OP FLORA EN FAUNA ALS GEVOLG VAN DE BOUW VAN HET WINDPARK ALS GEVOLG VAN DE BOUW VAN DE DIESELCENTRALE ALS GEVOLG VAN DE AANLEG VAN DE HOOGSPANNINGSTRANSMISSIELIJN ALS GEVOLG VAN DE EXPLOITATIE VAN HET WINDPARK ALS GEVOLG VAN DE EXPLOITATIE VAN DE DIESELCENTRALE ALS GEVOLG VAN HET GEBRUIKMAKEN VAN DE HOOGSPANNINGSTRANSMISSIELIJN EFFECTEN OP OPPERVLAKTEWATER ALS GEVOLG VAN DE EXPLOITATIE VAN DE DIESELCENTRALE EFFECTEN OP BODEM EN GRONDWATER EFFECTEN OP LUCHT EFFECTEN OP GELUID ALS GEVOLG VAN DE BOUW VAN HET WINDPARK ALS GEVOLG VAN DE BOUW VAN DE DIESELCENTRALE ALS GEVOLG VAN DE AANLEG VAN DE HOOGSPANNINGSTRANSMISSIELIJN ALS GEVOLG VAN DE EXPLOITATIE VAN HET WINDPARK ALS GEVOLG VAN DE EXPLOITATIE VAN DE DIESELCENTRALE EFFECTEN OP OPENBARE VEILIGHEID ALS GEVOLG VAN DE BOUW VAN HET WINDPARK ALS GEVOLG VAN DE BOUW VAN DE DIESELCENTRALE ALS GEVOLG VAN DE AANLEG VAN DE HOOGSPANNINGSTRANSMISSIELIJN ALS GEVOLG VAN DE EXPLOITATIE VAN HET WINDPARK ALS GEVOLG VAN DE EXPLOITATIE VAN DE DIESELCENTRALE ALS GEVOLG VAN HET GEBRUIKMAKEN VAN DE HOOGSPANNINGSTRANSMISSIELIJN EFFECTEN OP CULTUURHISTORISCHE ELEMENTEN EFFECTEN OP AFVAL ALS GEVOLG VAN DE BOUW VAN HET WINDPARK ALS GEVOLG VAN DE BOUW VAN DE DIESELCENTRALE ALS GEVOLG VAN DE AANLEG VAN DE HOOGSPANNINGSTRANSMISSIELIJN ALS GEVOLG VAN DE EXPLOITATIE VAN HET WINDPARK ALS GEVOLG VAN DE EXPLOITATIE VAN DE DIESELCENTRALE ALS GEVOLG VAN HET GEBRUIKMAKEN VAN DE HOOGSPANNINGSTRANSMISSIELIJN
72 72 72 72 72 72 72 72 72 72 72 72 72 72 72 72 72 72 72 72 72 72 72 72 72 72 72 72 72 72 72 72 72 72 72 72
8
NULALTERNATIEF EN AUTONOME ONTWIKKELING
72
8.1 8.2
NULALTERNATIEF EN AUTONOME ONTWIKKELING NULPLUS ALTERNATIEF EN REËLE AUTONOME ONTWIKKELING
72 72
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 4 van
159 -
9
MITIGERENDE MAATREGELEN
72
9.1 9.1.1 9.1.2 9.1.3 9.2 9.3 9.3.1 9.3.2 9.3.3 9.4 9.4.1 9.4.2 9.4.3 9.5 9.6
INRICHTINGSVARIANTEN WINDPARK VARIANTEN MET BETREKKING TOT ENERGIE OPBRENGST VARIANTEN MET BETREKKING TOT EFFECTEN OP LANDSCHAP VARIANTEN MET BETREKKING TOT EFFECTEN OP FLORA EN FAUNA INRICHTINGSVARIANTEN DIESELCENTRALE MITIGERENDE MAATREGELEN LOS VAN DE DE BRON MITIGERENDE MAATREGELEN FLORA EN FAUNA MITIGERENDE MAATREGELEN OPENBARE VEILIGHEID MITIGERENDE MAATREGELEN AFVAL MITIGERENDE MAATREGELEN DIESELCENTRALE MITIGERENDE MAATREGELEN LANDSCHAPPELIJKE EFFECTEN MITIGERENDE MAATREGELEN OPPERVLAKTEWATER MITIGERENDE MAATREGELEN AFVAL COMPENSERENDE MAATREGELEN MEEST MILIEUVRIENDELIJKE ALTERNATIEF
72 72 72 72 72 72 72 72 72 72 72 72 72 72 72
10
SOCIAAL ECONOMISCHE FACTOREN
72
10.1 UITGANGSPUNTEN PROJECT 10.2 ENERGIE-OPBRENGST 10.3 MACRO-ECONOMISCH BELANG
72 72 72
11
72
CALAMITEITEN
11.1 CALAMITEITEN WINDPARK 11.2 CALAMITEITEN DIESELCENTRALE
72 72
12
MONITORING
72
13
LEEMTEN IN KENNIS
72
LITERATUURVERWIJZING
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
72
- 5 van
159 -
BIJLAGEN BIJLAGE A: MOTIVERING LOKATIEKEUZE
72
BIJLAGE B: AANZICHTEN VAN HET GEBOUW VAN DE DIESELCENTRALE
72
BIJLAGE C: MILIEUNORMEN
72
C1: C2: C3: C4: C5: C6:
72 72 72 72 72 72
VERGELIJKING NORMEN LUCHTEMISSIES EMISSIENORMEN LUCHT WERELDBANK ANTILLIAANSE LUCHTKWALITEITSNORMEN (IN UG/M3) ANTILLIAANSE KWALITEITSNORMEN BRANDSTOF NORMEN GELUID KWALITEITSNORMEN OPPERVLAKTEWATER NEDERLANDSE ANTILLEN
BIJLAGE D: GEBIEDSBESCHERMING GOTOMEER EN RINCON
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
72
- 6 van
159 -
LIJST VAN AFBEELDINGEN FIGUUR 1: GRAFISCHE WEERGAVE ELEKTRICITEITSVRAAG OP WILLEKEURIGE DAG (10 AUG 2006) OP BONAIRE. FIGUUR 2: FLUCTUATIE VAN DE ENERGIEVRAAG OP MAANDBASIS. FIGUUR 3: WEB ENERGIECENTRALE TE HATO. FIGUUR 4: WEB ENERGIECENTRALE TE TWR. FIGUUR 5: NIEUWE ELEKTRICITEITSPRODUKTIE- EN –VERKOOPSTRUCTUUR. FIGUUR 6: INDICATIE VAN DE ONDERDELEN VAN HET NIEUWE ENERGIEVOORZIENINGSSTRUCTUUR. FIGUUR 7: VOORGENOMEN LOKATIE VAN HET WINDPARK TE MOROTIN FIGUUR 8: VOORGENOMEN LOKATIE VAN DE DIESELCENTRALE TE KARPATA FIGUUR 9: VOORGENOMEN LOKATIE VAN DE KABELTRACÉ (AANSLUITING AAN DIESELCENTRALE EN WINDPARK TE BEPALEN BIJ FINAL ENGINEERING) FIGUUR 10: VOORBEELD BALANCERING WIND- EN DIESELVERMOGEN. FIGUUR 11: SCHEMATISCHE WEERGAVE VAN HET POWER MANAGEMENT SYSTEEM. FIGUUR 12: AANZICHT MET MATEN VAN DE ENERCON E44 WINDTURBINE FIGUUR 13: SCHEMATISCHE WEERGAVE OPBOUW EN ELEKTRISCHE VOORZIENING ENERCON TURBINE. FIGUUR 14: SCHEMATISCHE WEERGAVE GENERATORSET 9L27/38 FIGUUR 15: GLOBAAL OVERZICHT PLATTEGROND GEBOUW FIGUUR 16: VOETPRINT BOUWACTIVITEIT WINDTURBINE FIGUUR 17: STALEN VAKWERK VOOR FUNDATIE VAN DE WINDTURBINE. FIGUUR 18: ILLUSTRATIE VAN DE INSTALLATIE VAN DE WINDTURBINE TE SOROBON. FIGUUR 19: AFMETINGEN TE TRANSPORTEREN ONDERDELEN OP DIEPLADER FIGUUR 20: TRANSPORTROUTE VAN KRALENDIJK NAAR HET WINDPARK. FIGUUR 21: TRANSPORTROUTE VAN KRALENDIJK NAAR DE DIESELCENTRALE FIGUUR 22: VERMOGEN VAN DE E44 WINDTURBINE ALS FUNCTIE VAN DE WINDSNELHEID IN M/S. FIGUUR 23: AANDUIDING NATUURPARKEN EN BESCHERMDE LANDSCHAPPEN FIGUUR 24: VEGETATIETYPEN GEBIED MOROTIN MET AANDUIDING VOORGENOMEN LOCATIE WINDPARK (BRON: VEGETATIEKAART BONAIRE, CARMABI 2005) FIGUUR 25: VEGETATIETYPEN GEBIED KARPATA MET AANDUIDING VOORGENOMEN LOCATIE DIESELCENTRALE (BRON: VEGETATIEKAART BONAIRE, CARMABI 2005) FIGUUR 26: BESTAANDE EN MOGELIJKE BROEDPLAATSEN VAN DE KERKUIL (TYTO ALBA). FIGUUR 27: VERBLIJFPLAATSEN EN BROEDPLAATSEN CARIBISCHE FLAMINGO (PHOENICOPTERUS RUBER RUBER) FIGUUR 28: VERBLIJFPLAATSEN DIVERSE VLEERMUISSOORTEN BONAIRE FIGUUR 29: OVERZICHT KORAALBEDEKKING LANGS DE KUST BIJ KARPATA. FIGUUR 30: KORAALBEDEKKING EN BEDEKKING DOOR MACRO- EN TURFALGEN (KARPATA EN OVERIG BONAIRE). FIGUUR 31: VERGELIJKING WATERKWALITEIT KARPATA EN BONAIRE OVERIG (TDP = TOTAL DISSOLVED PHOSPHOROUS, DIN = DISSOLVED INORGANIC NITROGEN) FIGUUR 32: (LINKS) INDIANENTEKENINGEN IN EEN GROT. (RECHTS BOVEN) PIEDRA DI BONEIRU. (RECHTS ONDER): POS DI PIA FIGUUR 33: VISUALISATIES VAN DE HET WINDPARK VANAF DIVERSE KIJKPUNTEN FIGUUR 34: HET WINDPARK (VOORGENOMEN ACTIVITEIT) BEZIEN VANUIT OOSTELIJKE RICHTING VANAF DE STRIPMINE LOKATIE OOSTELIJK VAN BOKA ONIMA (KIJKPUNT 226). FIGUUR 35: HET WINDPARK (VOORGENOMEN ACTIVITEIT) BEZIEN VANUIT OOSTELIJKE RICHTING VANAF BOKA ONIMA (KIJKPUNT 231). FIGUUR 36: HET WINDPARK (VOORGENOMEN ACTIVITEIT) BEZIEN VANUIT OOSTELIJKE RICHTING VANAF DE ONVERHARDE WEG RICHTING MOROTIN (KIJKPUNT 234). FIGUUR 37: HET WINDPARK (VOORGENOMEN ACTIVITEIT) BEZIEN VANUIT WESTELIJKE RICHTING (KIJKPUNT 246).
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 7 van
159 -
25 26 27 27 30 31 32 33 34 36 36 38 39 40 41 43 44 45 47 48 49 50 62 67 68 69 71 72 72 72 72 72 72 72 72 72 72
FIGUUR 38: HET WINDPARK (VOORGENOMEN ACTIVITEIT) BEZIEN VANUIT WESTELIJKE RICHTING NABIJ SALINA GRANDI (KIJKPUNT 254) FIGUUR 39: HET WINDPARK (VOORGENOMEN ACTIVITEIT) BEZIEN VANUIT ZUIDWESTELIJKE RICHTING (ZICHTPUNT “RINCON OVERLOOK”, NIET OP KAART) TURBINES NAUWELIJKS ZICHTBAAR. FIGUUR 40: KIJKPUNTEN VOOR DE VISUALISATIE VAN DE DIESELCENTRALE. FIGUUR 41: VISUALISATIE VAN DE DIESELCENTRALE VANAF KIJKPUNT A. FIGUUR 42: VISUALISATIE VAN DE DIESELCENTRALE VANAF KIJKPUNT B. FIGUUR 43: VISUALISATIE VAN DE DIESELCENTRALE VANAF KIJKPUNT C. FIGUUR 44: VISUALISATIE VAN DE DIESELCENTRALE VANAF KIJKPUNT D. FIGUUR 45: LANDSCHAPSTYPEN OP LAAGTERRAS. (LINKS) NOORD/ZEEZIJDE: ROTSACHTIG EN WEINIG GESCHIKT ALS JACHTBIOTOOP VOOR KERKUILEN. (RECHTS) TERRASZIJDE MET HOGE BEGROEIING MET VOORAL ZUILCACTUSSEN, ZEER GESCHIKT ALS JACHTBIOTOOP VOOR KERKUILEN. FIGUUR 46: WESTELIJK DEEL PROJECTGEBIED: AFWISSELEND LANDSCHAP BEVORDERLIJK VOOR AANWEZIGHEID INSEKTEN EN INSEKTEN ETENDE VLEERMUIZEN. FIGUUR 47: INGESCHATTE INTENSITEIT VERPLAATSINGEN FLAMINGO’S (DIKTE PIJL IS INDICATIE VOOR INTENSITEIT VLIEGBEWEGINGEN) FIGUUR 48: DWARSDOORSNEDE TANK YARD FIGUUR 49: MODELLERING LUCHTVERSPREIDING JAARGEMIDDELDE SO2. FIGUUR 50: MODELLERING LUCHTVERSPREIDING 24-UURSGEMIDDELDE SO2. FIGUUR 51: MODELLERING LUCHTVERSPREIDING JAARGEMIDDELDE NOX. FIGUUR 52: MODELLERING LUCHTVERSPREIDING JAARGEMIDDELDE STOF. FIGUUR 53: MODELLERING LUCHTVERSPREIDING 24-UURSGEMIDDELDE STOF. FIGUUR 54: GELUIDSCONTOUREN BOUW WINDTURBINE. FIGUUR 55: GELUIDSCONTOUREN BOUW DIESELCENTRALE FIGUUR 56: WINDNORMCURVE VOOR WINDTURBINES [BRON 16, CONCEPT AMVB] FIGUUR 57: OVERZICHT AANWEZIGE HUIZEN IN DE BUURT VAN HET WINDPARK FIGUUR 58: GELUIDSCONTOUREN EXPLOITATIE WINDTURBINES FIGUUR 59: WONINGEN IN DE OMGEVING VAN DE DIESELCENTRALE FIGUUR 60: GELUIDSCONTOUREN EXPLOITATIE DIESELCENTRALE FIGUUR 61: EFFECTEN OP CULTUURHISTORISCHE ELEMENTEN FIGUUR 62: GELUIDSCONTOUREN WINDPARK MET E48 TURBINES FIGUUR 63: VERGELIJKING WINDTURBINES E44 EN E48. FIGUUR 64: “OOSTELIJKE VARIANT” FIGUUR 65: DE “OOSTELIJKE VARIANT” BEZIEN VANUIT OOSTELIJKE RICHTING VANAF DE STRIPMINE LOKATIE OOSTELIJK VAN BOKA ONIMA VOOR KIJKPUNTEN WORDT VERWEZEN NAAR HOOFDSTUK 7. FIGUUR 66: DE “OOSTELIJKE VARIANT” BEZIEN VANUIT OOSTELIJKE RICHTING VANAF BOKA ONIMA. TURBINE 12 OP VOORGROND IS NIET ZICHTBAAR. FIGUUR 67: DE “OOSTELIJKE VARIANT” BEZIEN VANUIT OOSTELIJKE RICHTING VANAF DE ONVERHARDE WEG RICHTING MOROTIN. TURBINES 10, 11 EN 12 OP DE VOORGROND ZIJN NIET ZICHTBAAR. FIGUUR 68: DE “OOSTELIJKE VARIANT” BEZIEN VANUIT WESTELIJKE RICHTING. FIGUUR 69: DE “OOSTELIJKE VARIANT” BEZIEN VANUIT WESTELIJKE RICHTING NABIJ SALINA GRANDI. FIGUUR 70: DE “OOSTELIJKE VARIANT” BEZIEN VANUIT ZUIDWESTELIJKE RICHTING (ZICHTPUNT “RINCON OVERLOOK”, IN DEZE VARIANT IS HET WINDPARK OP DE ACHTERGROND ZICHTBAAR). FIGUUR 71: “VARIANT 4X3” FIGUUR 72: “VISUELE IMPRESSIE VARIANT 4X3” FIGUUR 73: VARIANT “BESTE AANSLUITING OP BESTAANDE WEGEN FIGUUR 74: GELUIDSCONTOUREN DIESELCENTRALE MET VARIANT STILLERE VENTILATOREN
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 8 van
159 -
72 72 72 72 72 72 72
72 72 72 72 72 72 72 72 72 72 72 72 72 72 72 72 72 72 72 72
72 72 72 72 72 72 72 72 72 72
LIJST VAN TABELLEN TABEL I: SAMENVATTING POTENTIËLE EFFECTEN VOORGENOMEN ACTIVITEIT TABEL II: SAMENVATTING BEHEERSING MILIEU-EFFECTEN (VOORGENOMEN ACTIVITEIT) TABEL III: OPSOMMING MOGELIJKE MITIGERENDE EN COMPENSERENDE MAATREGELEN TABEL IV: WAARDERING VARIANTEN, NULPLUS ALTERNATIEF EN MEEST MILIEUVRIENDELIJKE ALTERNATIEF
13 13 14 15
TABLA I: RESÚMEN DI E POSIBEL EFEKTONAN RIBA MEDIO AMBIENTE DI E AKTIVIDAT PROPONÉ. TABLA II: MANEHO DI E EFEKTONAN RIBA MEDIO AMBIENTE KOMO RESULTADO DI E PROYEKTO PROPONÉ. TABLA III: POSIBEL MEDIDANAN PA MITIGA I KOMPENSA EFEKTONAN. TABLA IV: BALORASHON DI VARIANTENAN, ALTERNATIVA SERO-PLUS, I E ALTERNATIVA KU TA MIHO PA MEDIO AMBIENTE.
17 17 18
TABLE I: SUMMARY OF THE POTENTIAL IMPACTS OF THE PROPOSED PROJECT. TABLE II: SUMMARY OF IMPACT-REDUCING MEASURES TABLE III: SUMMARY OF POSSIBLE MEASURES TO MITIGATE AND/OR COMPENSATE FOR ENVIRONMENTAL IMPACTS. TABEL IV: COMPARISON BETWEEN VARIANTS, NULLPLUS ALTERNATIVE AND MOST ENVIRONMENTALLY FRIENDLY ALTERNATIVE. TABEL 1: GEPROJECTEERDE GROEI VAN DE ENERGIEVRAAG OP BONAIRE. TABEL 2: TIJDSPLANNING UITVOERING BOUWACTIVITEITEN WINDPARK TABEL 3: TIJDSPLANNING UITVOERING BOUWACTIVITEITEN DIESELCENTRALE TABEL 4: VERWACHTE ENERGIEOPBRENGST WINDTURBINES. TABEL 5: DIVERSE ONTWERPGEGEVENS MAN GENERATORSET 9L27/38. TABEL 6: IMPLEMENTATIE VAN INTERNATIONAAL NATUURBELEID IN DE LANDSVERORDENING GRONDSLAGEN NATUURBEHEER EN -BESCHERMING TABEL 7: IMPLEMENTATIE VAN INTERNATIONAAL MILIEUBELEID IN DE LANDSVERORDENING GRONDSLAGEN MILIEUBEHEER TABEL 8: GEMIDDELDE AANTALLEN FLAMINGO’S NABIJ VOORGENOMEN WIND PARK EN DIESEL CENTRALE (PERIODE 1981-2007, DATA DROB, STINAPA BONAIRE) TABEL 10: GERAAMDE (MAXIMUM) HOEVEELHEDEN AFVALWATER PER DAG TABEL 11: CONCENTRATIES VERONTREINIGENDE STOFFEN IN ROOKGASSEN BIJ GEBRUIK HFO TABEL 12: OVERZICHT IMMISSIECONCENTRATIES OP VERSCHILLENDE LOKATIES ROND DE DIESELCENTRALE. TABEL 13: EMISSIEFACTOREN DIESELOLIE EN CUMULATIEVE UITSTOOT VAN DE WEB CENTRALES TABEL 14: GEVOLGEN VAN DE TIMING ADJUSTMENT. TABEL 15: INVLOED SCHOORSTEENHOOGTE OP DE IMMISSIE. TABEL 16: WAARDERING VARIANTEN, NULPLUS ALTERNATIEF EN MEEST MILIEUVRIENDELIJKE ALTERNATIEF TABEL17: VERWACHTE VRAAG EN OPBRENGST VOOR 2009 EN 2019 TABEL 18: VERGELIJKING VOORGENOMEN ACTIVITEIT MET NULPLUS ALTERNATIEF
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 9 van
159 -
19 21 21 22 23 26 42 46 51 52 57 58 70 72 72 72 72 72 72 72 72 72
LIJST VAN AFKORTINGEN
BaP
Benzo(a)pyreen
BC-B
Bestuurscollege van Bonaire
Cl
Chloor
CO
Koolstof monoxide
DROB
Dienst Ruimtelijke Ordening Bonaire
kV
kiloVolt, 1000 volt
KWS
Koolwaterstoffen
MER
Milieu-effect Rapport (het document)
mer
Milieu-effect Rapportage (het proces)
MW
Megawatt
NOx
Stikstof oxiden
O3
Ozon
Pb
Lood
PM10
Stofdeeltjes kleiner dan 10 micrometer
PM2.5
Stofdeeltjes kleiner dan 2.5 micrometer
SO2
Zwaveldioxide
TSP
Total Suspended Particles
TWR
Trans World Radio
TWR
Trans World Radio
VOS
Vluchtige Organische Stoffen
WEB
Water- en Energiebedrijf Bonaire N.V.
DIN
Dissolved Inorganic Nitrogen
TDP
Total Dissolved Phosphorous
LVV
Departement van Landbouw, Veeteelt en Visserij
PR
Plaatsgebonden Risico
dB(A)
Vergelijkbaar met dB, de eenheid voor het meten van geluidsintensiteit.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 10 van
159 -
VERKLARENDE WOORDENLIJST
Nulalternatief
Het alternatief waarbij de voorgenomen activiteit niet wordt uitgevoerd en ook niks wordt gedaan aan de huidige situatie.
Autonome ontwikkeling
De ontwikkeling van de natuur uitgaande van het nulalternatief.
Nulplus alternatief
Het alternatief waarbij de voorgenomen activiteit niet wordt uitgvoerd, maar waar de huidige situatie wordt aaangepast om aan de beoogde doelstelling te voldoen.
Reële autonome ontwikkeling
De ontwikkeling van de natuur uitgaande van het nulplusalternatief.
Voorgenomen activiteit
Het uit te voeren project, zoals voorgesteld door de projectontwikkelaar.
Nominaal vermogen
Maximaal op te wekken vermogen.
Immissie
De resulterende concentratie verontreinigende stoffen in de lucht op leefniveau als gevolg van de uitstoot van deze stoffen.
Emissie
De uitstoot van verontreinigende stoffen.
Mitigerende maatregel
Een maatregel met het doel effecten te verzachten. Een mitigerende maatregel aan de inrichting is een inrichtingsvariant.
Inrichtingsvariant
Een verandering aan de voorgenomen activiteit met betrekking tot de inrichting.
Compenserende maatregel
Een maatregel met het doel te compenseren voor effecten die niet te vookomen zijn.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 11 van
159 -
1 SAMENVATTING / RESÚMEN / SUMMARY 1.1 Samenvatting in het Nederlands 1.1.1
Projectbeschrijving
Het Water- en Energiebedrijf Bonaire (WEB) heeft een tender uitgeschreven voor de bouw en exploitatie van een nieuwe energiecentrale, teneinde te komen tot een betrouwbare energieopwekking voor Bonaire tegen een gunstige prijs. Hierbij is rekening gehouden met de wens van de Bestuurscollege van Bonaire (BC-B) om gebruik te maken van duurzame energie. Het consortium Ecopower Bonaire heeft de tender gewonnen en zal een wind/diesel energiecentrale bouwen en exploiteren, waarbij direct bij de start van de produktie (einde 2009) gemiddeld 40% van de jaarlijkse energievraag door middel van wind opgewekt wordt. De voorgenomen activiteit bestaat uit het bouwen en exploiteren van een 10.8 MW windpark te Morotin en een 14.25 MW dieselcentrale te Karpata, als ook het aanleggen en exploiteren van een 30kV hoogspanningstransmissielijn tussen het windpark en de dieselcentrale. Ook zal een brandstoftoevoerpijpleiding aangelegd worden tussen de dieselcentrale en de Bonaire Petroleum Company (BOPEC). Het windpark zal bestaan uit 12 turbines van het type E44 van de fabrikant Enercon, met een nominaal vermogen van 900kW elk. De turbines hebben een rotordiameter van 44m en een ashoogte van 55m. De dieselcentrale bestaat uit vijf 9L27/38 generatoren van de firma MAN Diesel en zal draaien op zware olie. De generatoren kunnen ook op bio-fuel draaien, maar hier zal pas op overgestapt worden als bio-fuels concurrerend zijn met conventionele brandstof. In januari 2008 zal gestart worden met de final engineering. Het wind/dieselsysteem zal in werking treden rond oktober 2009.
1.1.2
Milieu- Overwegingen
Tabel I geeft een samenvatting van alle potentiele effecten van de voorgenomen activiteit op de diverse compartimenten. Tabel II geeft aan op welke wijze in de voorgenomen activiteit rekening wordt gehouden met deze effecten en op welke wijze deze worden beheerst. Van deze maatregelen is een deel tot stand gekomen tijdens de uitwerking van het MER (aanpassing hoogte schoorsteen dieselcentrale, geen kranen in buntwall dieselcentrale).
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 12 van
159 -
ur -h is to rie Af va
l
ul tu
O
G
C
pe Ve nba ilig re he id
d el ui
t Lu ch
Bo de gr m on en dw at er
O
pp w e rv at la er kt e
Fa un a en Fl or a
Activteiten
La nd
sc ha p
Tabel I: Samenvatting potentiële effecten voorgenomen activiteit
enig stof
risico 40 dB(A)- voorbijgang contour op ers openare niet sign (-) 1 kilometer weg (onverhard)
-
geringe kans op olielekkage (aggregaat)
enig stof
40 dB(A)contour op 1 kilometer
-
-
mogelijke verstoring vleermuizen Rooi Sangu
-
geringe kans op olielekkage (aggregaat)
enig stof
40 dB(A)contour op 500 m
-
-
mogelijke zie vogel- en visualisaties Exploitatie Windpark vleermuissla paragraaf chtoffers en 7.1.2 verstoring
-
-
positieve effecten (emissies, CO2)
6 huisjes binnen 44 dB(A)contour
-
-
-
-
-
1,8 m3 sludge per week
-
-
-
Bouwen Windpark
zie exploitatie
verwijdering vegetatie, hinder flamingo's
Bouwen Dieselcentrale
zie exploitatie
-
Aanleg Hoogspanningskabel
Exploitatie Dieselcentrale
-
geringe kans op olielekkage (aggregaat)
verwijdering vegetatie
zie visualisaties paragraaf 7.1.3
-
-
-
Exploitatie Hoogspanningskabel
geringe geringe kans kans op op oliesporen oliesporen via via hemelwater hemelwater
-
Jaargemidd elde SO2 geluidsbelas monding ting Goto: < 30 monding ug/m3 Goto 44 (norm 80 dB(A) ug/m3)
-
-
-
hout, huishoudelijk afval hout en huishoudelijk afval; grond nuttig hergebruikt hout en huishoudelijk afval; grond nuttig hergebruikt
ur -h
is to
rie Af va l
O
C ul tu
pe Ve nba ilig re he id
d G
el ui
Lu ch t
Bo d gr em on en dw at er toepassen lekbak tijdens bouw
Alleen vegetatie verwijderd op lokatie gebouwen
-
toepassen lekbak tijdens bouw
-
-
-
-
Alleen langs wegbermen
-
toepassen lekbak tijdens aanleg
-
-
toestemming Hoofd van Politie
-
-
gecertificeer de windturbines
opstelling met voldoende afstand tot elementen
-
gebouw van geluidisolerende maatregelen voorzien
beperkte opslag brandstof
-
hergebruik sludge BOPEC
-
ondergronds
-
-
zie exploitatie
-
Bouwen Dieselcentrale
zie exploitatie
-
Exploitatie Windpark
opstelling met lijnopstelling voldoende , parallel afstand tot aan kust beide salina's
Exploitatie Dieselcentrale
Ligging bouwwerken 180 meter vanaf de weg
-
Ondergronds
Ondergronds (geen aanvaringen)
Exploitatie Hoogspanningskabel
eO
-
Bouwen Windpark
Aanleg Hoogspanningskabel
pp w erv at la er kt
Fa un a en Fl or a
Activteiten
La n
ds ch ap
Tabel II: Samenvatting beheersing milieu-effecten (voorgenomen activiteit)
-
-
-
-
groot Bunt-wall; Bunt-wall; aandeel geen kranen geen kranen windin bunt-wall in bunt-wall energie; (geen (geen hoogte afvloeiing afvloeiing schoorsteen oliesporen) oliesporen) 13 meter -
-
-
-
-
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
-
- 13 van
afvoer naar landfill afvoer naar landfill + aanbieden grond aan aannemer afvoer naar landfill + aanbieden grond aan aannemer
159 -
In Tabel III is een opsomming gegeven van mogelijke mitigerende en compenserende maatregelen voor zowel het windpark als de dieselcentrale.
Tabel III: Opsomming mogelijke mitigerende en compenserende maatregelen Mitigerende maatregel
Effect / Resultaat
Windpark Flitslamp op mast turbine Radarinstallatie Herplanten zuilcactussen Wegafzetting tijdens bouw Aanbieden houtafval aan derden
Geringere kans op aanvaringen door vogels beperking vleermuisslachtoffers Vermindering effect vegetatieverwijdering Beperking risico’s voorbijgangers hoeveelheid hout afval verminderen
Dieselcentrale Beplanting straatzijde terrein Oil booms Aanbieden houtafval aan derden Aanbieden grond en steen
Beperking visuele impact dieselcentrale Ingeval van olie-lekkage, kan een opruimactie worden opgezet hoeveelheid hout afval verminderen hoeveelheid afval verminderen
Compenserende maatregelen Aanplant bomen
compensatie te verwijderen vegetatie en compensatie CO2 uitstoot
1.1.3
Meest Milieuvriendelijke Alternatief
In Tabel IV is een overzicht gegeven van de geïdentificeerde varianten, het nulplus alternatief en het meest milieuvriendelijke alternatief. Van deze alternatieven en varianten zijn de bijbehorende milieueffecten gewaardeerd ten opzichte van de voorgenomen activiteit. De effecten van de voorgenomen activiteit zijn op nul gesteld. Wanneer een variant overwegend positieve effecten heeft voor het milieu wort deze meegenomen in het meest milieuvriendelijke alternatief. De variant is in dit geval blauw gekleurd in Tabel ##. Voor de E48 geldt dat niet overwegend positieve effecten te verwachten zijn ten opzichte van de voorgenomen activiteit. Daarom kan bij de vaststelling van het meest milieuvriendelijke alternatief zowel voor de E44 als de E48 worden gekozen. Op basis van de waardering bestaat het meest milieuvriendelijke alternatief uit de voorgenomen activiteit, aangevuld met de volgende varianten voor de dieselcentrale:
Stoffilter Gebruik biodiesel Oliewaterafscheider en olieskimmer Stillere ventilatoren
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 14 van
159 -
La nd sc ha Fl p or a/ fa un Fa a un al ge a bi m jz O ee on pp n de er vl r a Bo kt ew de a m en ter Lu gr ch on tv dw e r C on at O er tre 2 Kl in im ig G en aa el de t ui d st of O fe pe n nb ar e C ul Ve tu ilig ur hi he Af st id or va ie l
Tabel IV: Waardering varianten, nulplus alternatief en meest milieuvriendelijke alternatief
Voorgenomen activiteit Varianten windpark E48 Oostelijke variant 4x3 variant Beste aansluiting op bestaande wegen
0
0
0
--
-
-
Varianten dieselcentrale Timing adjustment Stoffilter Gebruik biodiesel Oliewaterafscheider en olieskimmer Stillere ventilatoren
0
0
0
0
0
+
+
+
-
-
-
+ + +
-
0
0
0
++
+ ++
Nulplus alternatief
+
+
+
0
--
0
--
-
0
0
0
Meest milieuvriendelijke alternatief
++
0
0
+
0
++
++
++
0
0
0
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 15 van
159 -
1.2 Resúmen na Papiamentu 1.2.1
Deskripshon di proyekto
E kompania di Awa i Elektrisidat di Boneiru (WEB) a tene un subasta pa kostrukshon i ekploitashon di un planta nobo pa produkshon di energia riba e isla, pa asina por yega na un sistema di produkshon di energia mas konfiabel i mas barata. Den e subasta a tene kuenta ku e deseo di Bestuurscollege di Boneiru (BC-B) pa hasi usa di energia duradero. E konsorsio Ecopower Bonaire a sali ganador di e subasta ku nan proyekto pa produsi energia hasiendo uso di molinanan di bientu den kombinashon ku generadornan ku ta kima kombustibel diesel. Na momentu ku e planta kuminsa produsi energia na final di 2009, un averahe di 40% di e energia produsí lo ta prosendente di e molinanan di bientu. E aktividatnan proponé den kuadro di e proyekto di Ecopower Bonaire ta konsisti di e konstrukshon i eksploitashon di un parke di molina di bientu di 10.8MW na Morotin, i un planta di diesel di 14.25MW na Karpata. Tambe lo pone waya di koriente di voltahe altu (30kV) entre e parke di molina na Morotin i e planta di diesel na Karpata. Por ultimo lo konstrui un pipa pa transporte di kombustibel entre Bonaire Petroleum Company (BOPEC) i e planta di diesel na Karpata. E parke di molina lo konsisti di 12 molina di e tipo E44, di e fabrikante Enercon. Kada molina lo tin un kapasidat nominal di 900kW. E as di kada molina lo ta 55 meter haltu, i kada lámina lo ta 22 meter largu. E planta di diesel lo konsisti di sinku generador di e tipo 9L27/38 di e fabrikante MAN Diesel. E generadornan lo traha riba e asina yamá ‘Heavy Fuel Oil’ (HFO, kombustibel diesel ku viskosidat haltu). Ta posibel pa e generadornan kima kombustibel biológiko tambe (‘Bio-fuels’), pero lo kuminsa usa esaki solamente ora ta rendabel pa kumpra esaki, pues ora preis di kombustibel biológiko ta kompeti ku preis di HFO. Na janüari 2008 lo kuminsa ku e ingenieria final pa e proyekto. E planta di diesel i parke di molina lo kuminsa produsi energia den kareda di òktober 2009.
1.2.2
Konsiderashonan medio ambiental
Tabla I ta duna un resúmen di e posibel efektonan ku e aktividatnan proponé por tin riba e diferente kompartimentonan di nos medio ambiente. Tabla II ta demonstra kon a tene kuenta ku e efektonan aki den e proyekto proponé i riba ki manera lo maneha nan. Algun di e medidanan a bin dilanti durante e estudio ku a kondusi na e rapòrt aki i a ser incorpora imediatamente den diseño di e proyekto (por ehèmpel: ahustashon di e altura di e pipa di e planta di diesel, no pone kranchi den en buntwall di e tankinan na e planta di diesel).
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 16 van
159 -
(referi na operashon)
remové vegetashon, molestia pa flamingo
(referi na exploitashon)
-
ltu ra l Ku
Su sh i
is to ria H
No tin efektonan signifikante
palu, sushi di kas
Chèns chiki pa derame di zeta (door di generator)
Stòf
40 dB(A)contour na distansia di 1 kilometer
-
-
palu, sushi di kas, e tera lo ser re-usa
-
Chèns chiki pa derame di zeta (door di generator)
Stòf
40 dB(A)contour na distansia di 500 meter
-
-
palu, sushi di kas, e tera lo ser re-usa
-
-
Efektonan positivo (emishon, CO2)
6 kas den limite di 44 dB(A)-contour
-
-
-
Averahe Chèns chiki pa Chèns chiki pa annual di SO2 Zonido na zeta laba bai zeta laba bai na boka di boka di Goto Goto < 30 den awa ora di den awa ora di 44 dB(A) awaseru awaseru ug/m3 (norma: 80 ug/m3)
-
-
1,8 m3 awa sushi pa siman
-
-
-
remové vegetashon
-
posibel molestia pa raton dj'anochi na Rooi Sangu
Operashon di e parke di molina
Posibel referi na e molestia pa, i visualisashon viktima bou di den paragraaf para i raton 7.1.2 dj'anochi
Operashon di e planta di diesel
referi na e visualisashon den paragraaf 7.1.3
-
Uso di e kabel di voltahe haltu
-
-
Ponementu di kabel di voltahe haltu
Se g Pú urid bl at ik o
riesgo pa hendenan ku pasa riba kaminda (di tera) publiko
-
Kostrukshon di planta di diesel
Zo ni do
Stòf
40 dB(A)contour na distansia di 1 kilometer
Chèns chiki pa derame di zeta (door di generator)
Kostrukshon di parke di molina
Ai ru
Te ra di i a t e wa ra bo u
Aw a su na pe rfi si e
Fl or a
Pa is ah e
Aktividat
iF au
na
Tabla I: Resúmen di e posibel efektonan riba medio ambiente di e aktividat proponé.
-
-
-
-
Kostrukshon di parke di molina
(referi na operashon)
Kostrukshon di planta di diesel
(referi na operashon)
Ponementu di kabel di voltahe haltu
-
Kita vegetashon solamente kaminda e edifisionan lo bin Pone kabel solamente kantu di kaminda
Instala Instala Operashon di e parke molinanan riba molinanan di molina un liña, parallel sufisiente leu ku kosta for di saliña Konstrukshon Operashon di e planta lo kuminsa 180 di diesel meter for di kaminda Uso di e kabel di voltahe haltu
Kabel ta pasa bou di tera
kabel ta pasa bou di tera, pues para no por pega den nan
sh i Su
is to Ku ria ltu ra l
Se
H
g Pú urid bl at ik o
do ni Zo
ru Ai
ra bo i a u wa di te ra
Te
Aw a s u na pe r fi si e
Fl
Aktividat
Pa
is
or a Fa i un a
ah
e
Tabla II: Maneho di e efektonan riba medio ambiente komo resultado di e proyekto proponé.
-
usa lekbak durante konstrukshon
-
-
-
-
sushi lo bai lèntfel
-
usa lekbak durante konstrukshon
-
-
-
-
sushi di kas lo bai lèntfel; tera lo bai pa un kontratista
-
usa lekbak durante instalashon di kabel
-
-
Permit di hefe di polis
-
sushi di kas lo bai lèntfel; tera lo bai pa un kontratista
-
uso di molinanan ku sertifikado di kalidat
Instala molinanan sufisiente leu for di elementonan kulturalhistoriko
-
tuma medida Kantidat limitá pa isola e di kombustibel edifisio kontra riba tereno zonido
-
re-usa awa sushi ku zeta na BOPEC
Kabel ta pasa bou di tera
-
-
-
-
-
Buntwall; no ta Buntwall; no ta Pipa lo ta 13 bin kranchi den bin kranchi den meter haltu buntwall buntwall
-
-
-
-
Tabla III ta mustra e posibel medidanan ku por tuma pa mitiga i kompensa efektonan den kaso di e parke di molina di bientu i e planta di diesel. Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 17 van
159 -
Tabla III: Posibel medidanan pa mitiga i kompensa efektonan. Medida pa mitiga
Efekto / Resultado
Parke di molina di bientu Pone un lus ku ta sende paga riba E mast di e molina Instalashon di radar Planta e datu i kadushinan ku ta ser kitá bèk Sera kaminda durante konstrukshon Ofrese restunan di palu na otronan
Menos chèns ku paranan of raton dj’anochi ta dal den e molina. Menos chèns ku raton dj’anochi ta dan del e molina. Redusi efektonan relashoná ku kitamentu di vegetashon. Limitá riesgo pa hendenan ku ta pasa. Redusi e kantidat di palu ku tin ku bai landfill.
Dieselcentrale Planta riba tereno na banda di kaya Booms pa wanta zeta Ofrese restunan di palu na otronan Ofrese restunan di tera i piedra na otronan
Redusi impakto visual di e planta di diesel. Den kaso di derame di zeta, e boomsnan por ser usa pa limita ku e zeta ta sigi plama. Redusi e kantidat di palu ku tin ku bai landfill. Redusi e kantidat di sushi i material eksesivo.
Medidanan pa kompensa Planta mata i palu
Kompensa pa e matanan ku tin ku kita i kompensa pa emishon di CO2.
1.2.3
E alternativa ku ta miho pa medio ambiente
Tabla IV ta duna un resúmen di e variantenan ku a keda identifiká. Tambe a inkluí e alternativa seroplus i e alternativa ku ta miho pa medio ambiente. E efektonan medio-ambiental di kada variante i alternative a ser kompará ku e proyekto propone. Den esaki e efektonan di e proyekto proponé a ser duná e balor sero (0). Na momento ku un variante tin un efekto general positive pa medio ambiente e ta keda inkluí den e alternative ku ta miho pa medio ambiente. E variantenan aki ta marka ku lèter blou den Tabla IV. Pa e molinanan tipo E48 tin efektonan positivo komo negativo. Pa e motibu aki den eskoho di e alternativa ku ta miho pa medio ambiente, por kosidera e molinanan E44 òf E48. E balorashon di e efektonan ta duna komo resultado ku e alternativa mas miho pa medio ambiente ta konsisti di e proyekto proponé, komplemetá ku e sigiente variantenan pa e sentral di diesel:
Filter pa stof Uso di biodiesel Oliewaterafscheider (separador di awa i zeta) en olieskimmer (skimmer di zeta) Fèn silensioso
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 18 van
159 -
Variantenan pa parke di molina E48 Variante Oost Variante 4x3 Miho konekshon riba kamindanan existente
a/ Fa un Fa a un G a Sp ene Aw ra es l a ha na l su Te pe ra rfi ia si w e Po a b lu o sh u di ón Kl te d im ra ia a i r u C O Zo 2 ni do Se gu rid at H Pú is to bl r ia ik o Ku Su ltu sh ra i l
Fl or
Proyekto proponé
Pa
is a
he
Tabla IV: Balorashon di variantenan, alternativa sero-plus, i e alternativa ku ta miho pa medio ambiente.
0
0
0
--
-
-
Variantenan pa e planta di diesel Timing adjustment Filter pa stòf Uso di biodiesel Separador di awa i zeta i oilskimmer Fèn silensioso
0
0
0
0
0
+
+
+
-
-
-
+ + +
-
0
0
0
++
+ ++
Alternativa nùlplùs
+
+
+
0
--
0
--
-
0
0
0
Alternativa miho pa medio ambiente
++
0
0
+
0
++
++
++
0
0
0
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 19 van
159 -
1.3 Summary in English 1.3.1
Project description
In its efforts to work towards a cheaper and more reliable electricity production in Bonaire, the Utility Company of Bonaire (WEB) initiated a tender procedure for the construction and exploitation of a new power plant. During the setup of the tender the aspiration of the government of Bonaire to promote the use of renewable energy was also considered. The consortium Ecopower Bonaire won the tender and as a result will be constructing and operating a new wind/diesel power plant on Bonaire. The new plant will be operational towards the end of 2009, at which time about 40% of the yearly average energy demand will be fulfilled using wind energy. Ecopower intends to build and operate a 10.8 MW wind turbine park at Morotin and a 14.25 MW diesel plant at Karpata. Furthermore, a 30kV (high voltage) power line connecting the windpark and diesel plant will be laid. A pipeline connecting the diesel plant and the Bonaire Petroleum Company (BOPEC) will also be constructed. The windpark will consist of 12 windturbines of the model E44, from the manufacturer Enercon. Each turbine has a nominal capacity of 900kW. The rotordiameter of the turbines is 44 m and the axis height is 55 m. The diesel plant will consist of five 9L27/38 diesel generators from the manufacturer MAN Diesel. The generators will be running on heavy fuel, but biodiesel they can also run on biodiesel. However, biodiesel will be used only when the costs are comparable to that of fossil fuels. The final engineering for this project will begin in january 2008. The wind/diesel power plant will be operational by October 2009.
1.3.2
Environmental Considerations
Table I provides a summary of the potential impacts of the proposed project on the different environmental compartments. Table II illustrates how the proposed project was adapted to minimize some of these impacts and how other impacts are managed. Some of the measures mentioned in Table II were established during the study, as the impacts became evident (e.g. altering the height of the stack at the diesel plant; the removal of all taps inside the buntwall at the diesel plant).
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 20 van
159 -
Windpark construction
see: exploitation
removal of vegetation, nuiscance for flamingo's
Diesel plant construction
see: exploitation
-
removal of vegetation
W as te
C ul t H ura is l to ry
Pu b Sa lic fe ty
N oi se
40 dB(A)contour at 1 kilometer
-
Small chance of oil splillage (generator)
Dust
40 dB(A)contour at 1 kilometer
-
-
Possible nuiscance for bats at Rooi Sangu
-
Small chance of oil splillage (generator)
Dust
40 dB(A)contour at 500 meters
-
-
Windpark exploitation
see Possible bat visualisations and bird in paragraph casualties and nuiscance 7.1.2
-
-
positive effects 6 houses (emissions, within the 44 CO2) dB(A)-contour
-
-
-
Diesel plant exploitation
see visualisations in paragraph 7.1.3
-
Small chance of oil on water after rainfall
Small chance of oil on water after rainfall
Yearly average of SO2 at the Noise level at entrance of entrance of Goto < 30 Goto 44 dB(A) ug/m3 (norm: 80 ug/m3)
-
-
1,8 m3 sludge per week
-
-
-
-
-
-
-
Use of high voltage cable
Small chance of oil splillage (generator)
Risk to peaople No significant passing by on impacts public (sandy) road
Dust
Installation of high voltage cable
-
Ai r
So il G and ro u er nd w at
Su rf w ace at er
Fl or a Fa an un d a
Activities
La nd sc ap e
Table I: Summary of the potential impacts of the proposed project.
-
-
wood, household waste wood, household waste, soil and sand will be reused wood, household waste, soil and sand will be reused
Windpark construction
Diesel plant construction
Installation of high voltage cable
Windpark exploitation
Diesel plant exploitation
Use of high voltage cable
-
Use spill collector during construction
see: exploitation
Vegetation will only be removed where construction will take place
-
Use spill collector during construction
-
-
-
-
-
Cables will be installed only underneath the sidewalks
-
Use spill collector during installtion
-
-
agreement with chief of police
-
see: exploitation
-
linear Turbines arrangement, sufficiently parallel to the distanced from coast the Saliña's
-
-
-
-
Start construction 180 meters inland from the road
-
Bunt-wall; no taps in buntwall
Bunt-wall; no taps in buntwall
Stack height 13 meters
Cable will be installed underground
Undergroud (birds cannot get caught in the lines
-
-
-
-
-
-
waste will be transported to landfill
-
waste will be transported to landfill and soil and sand will be offered to contractor waste will be transported to landfill and soil and sand will be offered to contractor
install windturbines sufficiently Use certified distanced from wind turbines elements of cultural and historical importance
Use measures Limited to achieve storage of fuel acoustic on site insulation
-
W as te
C ul t H ura is l to ry
Pu b Sa lic fe ty
N oi se
Ai r
So il G and ro u r nd w at e
Su rf w ace at er
Fl or a Fa an un d a
Activities
La nd sc ap e
Table II: Summary of impact-reducing measures
underground installation
-
-
reuse sludge at BOPEC
-
-
Table III provides a summary of the possible measures to mitigate and/or compensate for the environmental impacts of both the windpark and the diesel plant. Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 21 van
159 -
Table III: Summary of possible measures to mitigate and/or compensate for environmental impacts. Measures to mitigate effects
Effect / Result
Windpark Flash lamp on the turbine pole Radar installation Replant cacti Set off terrain during construction Offer wood waste to third parties
Reduction of collision chance for birds Reduction of bat casualties Reduction of the effects of the removal of vegetation Reduction of risks for passer-by’s Reduction of the amount of wood waste
Dieselcentrale Planting the street side of the terrain Oil booms Offer wood waste to third parties Offer waste soil and stone to third parties
Reduction of the visual impact of the diesel plant In case of oil-spill, the clean-up action can be initiated quickly. Reduction of the amount of wood waste Reduction of the amount of wood and stone waste
Measures to compensate effects Tree planting
Compensate for the removed vegetation and CO2 emission.
1.3.3
Most Environmentally Friendly Alternative
An overview of the identified variants, the nullplus alternative and the most environmentally friendly alternative is given in Table IV. Included are also the environmental impacts of these alternatives and variants, compared to the proposed project. The impacts of the proposed project were set to be zero. Variants with predominantly positive environmental impacts are included in the most environmentally friendly alternative (and are printed in blue in Table IV). The turbine type E48 does not lead to significant environmental improvement compared to the E44. For this reason, the most environmentally friendly alternative can be carried out with either turbine type. Based on the comparison in of the different variants and alternatives, the most environmentally friendly alternative consists of the proposed project, complemented with the following variants for the diesel plant:
Dust filter The use of biodiesel Oil-water separator and oil skimmer Silent fans
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 22 van
159 -
La nd sc ap Fl e or a/ Fa un Fa a un G a Sp ene Su ra ec l rfa ia l ce w So at il er an d G Ai ro rP ud ol w lu at t C io er O n 2 C lim N at oi e se Pu bl ic Sa C fe ul ty tu ra l H W is as to te ry
Tabel IV: Comparison between variants, nullplus alternative and most environmentally friendly alternative.
Proposed Project Variants Windpark E48 Easterly variant 4x3 variant Optimal connection to existing roads
0
0
0
--
-
-
Variants Diesel Plant Timing adjustment Dust filter Use of biodiesel Oil-water separator and oil skimmer Silent fans
0
0
0
0
0
+
+
+
-
-
-
+ + +
-
0
0
0
++
+ ++
Nullplus alternative
+
+
+
0
--
0
--
-
0
0
0
Most environmentally friendly alternative
++
0
0
+
0
++
++
++
0
0
0
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 23 van
159 -
2 INLEIDING In 2005 heeft het Water- en Energiebedrijf Bonaire (WEB) besloten de energieproduktie op het eiland te herstructureren. Er is gekozen om de produktie van elektriciteit uit te besteden, waarbij de aannemer zou moeten voldoen aan vier kernvoorwaarden: 1. De produktie moet geschieden door middel van een betrouwbaar wind/dieselsysteem. 2. Voor 2015 moet 50% van de energie opgewekt worden door middel van duurzame energiesystemen. 3. Wanneer bio-fuels concurrerend zijn met de conventionele brandstof dienen deze gebruikt te worden. 4. De energieprijs moet verlaagd worden ten opzichte van de huidige energieprijs. Voor het uitbesteden is door WEB een tenderprocedure uitgezet, welke gewonnen is door het consortium Ecopower Bonaire BV, onder leiding van Evelop Netherlands BV. Naast Evelop Netherlands BV, maken ook Enercon GmbH en MAN Diesel SE deel uit van het consortium.
Enercon GmbH is een Duits bedrijf dat gespecialiseerd is in het fabriceren, installeren en opereren van windturbines. Zie voor meer informatie: http://www.enercon.de MAN Diesel SE is een Duits bedrijf dat gespecialiseerd is in het fabriceren, installeren en opereren van dieselmotoren voor gebruik in de scheepvaart en stationaire energieproduktie. Zie voor meer informatie: http://www.manbw.com Evelop Netherlands BV is een Nederlands bedrijf dat duurzame energieprojecten onwikkelt. Het bedrijf kent vestigingen op zowel de Europese, als de internationale markt. Zie voor meer informatie: http://www.evelop.nl
Het wind/dieselsysteem van EcoPower Bonaire bestaat uit een aantal projectonderdelen, die samen een betrouwbare energielevering voor een lagere dan de huidige prijs garanderen. De projectonderdelen zijn nader omschreven in Hoofdstuk 4. Dit project valt binnen het kader van artikel 10, paragraaf 2 van het Milieubeleidsplan Bonaire, waardoor het opstellen van een Milieu-effect Rapport (MER) noodzakelijk is. Het traject om te komen tot een MER is reeds enkele maanden aan de gang. In Juni 2007 werd de startnotitie gepubliceerd en ter inzage gelegd bij de Dienst Ruimtelijke Ordening Bonaire (DROB). In dezelfde maand werd ook een hoorzitting gehouden, waar aan het publiek de mogelijkheid werd geboden om te reageren op de startnotitie. Inmiddels heeft het Bestuurscollege van Bonaire (BC-B) ook een MER-commissie aangesteld. Deze commissie heeft de taak het BC-B te adviseren over de milieu-effect rapportage (mer). Dit MER heeft betrekking op het windpark, de dieselcentrale – met de daarbij behorende brandstoftoevoerpijpleiding – en het kabeltracé voor de hoogspanningstransmissielijn. De kabel van de dieselcentrale naar het distributiestation van WEB, alsmede het distributiestation zelf, worden niet door Ecopower verzorgd en zijn derhalve niet in dit MER opgenomen. Dit MER is opgesteld door EcoVision N.V. en is gebaseerd op ontwerp- en technische informatie die door Ecopower is aangeleverd. Verder was Ecopower verantwoordelijk voor het aanleveren van visualisaties van zowel het windpark als de dieselcentrale.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 24 van
159 -
2.1 Geschiedenis van het project De overheid van Bonaire stimuleert projecten die een bijdrage leveren aan de duurzame ontwikkeling van het eiland. In 2005 was er een ernstige brand in de belangrijkste elektriciteitscentrale van Bonaire te Hato. Dit was aanleiding voor WEB om een studie te verrichten naar een compleet nieuwe, betrouwbare en duurzame elektriciteitsvoorziening voor Bonaire. Uit deze studie bleek dat een combinatie van wind- en dieselvermogen de meest passende oplossing zou zijn in termen van economie en duurzaamheid, tevens resulterend in een stabiele en lagere elektriciteitsprijs. Op basis van deze studie heeft WEB een tender uitgeschreven voor bedrijven om een opstelling voor de energieproduktie van Bonaire te bouwen en te exploiteren. Hierin werd onder andere gevraagd om van de totale elektriciteitsvoorziening in 2015 circa 50% op te wekken door middel van duurzame energie bronnen, met name windenergie. Ecopower Bonaire BV heeft deze tender gewonnen en zal in principe belast zijn met het verder ontwikkelen van de energieproduktie op Bonaire.
2.2 Huidige en Toekomstige Energiesituatie op Bonaire 2.2.1
Energievraag
De huidige energievraag op Bonaire is gemiddeld 8.7 MW (8700kW). In Figuur 1 is aangegeven hoe de energievraag over 24 uur verloopt.
12000
10000
Energievraag (kW)
8000
6000
4000
2000
1: 00 A 2: M 00 AM 3: 00 A 4: M 00 A 5: M 00 AM 6: 00 A 7: M 00 A 8: M 00 AM 9: 00 10 AM :0 0 11 AM :0 0 12 AM :0 0 P 1: M 00 P 2: M 00 P 3: M 00 P 4: M 00 PM 5: 00 P 6: M 00 P 7: M 00 P 8: M 00 P 9: M 00 10 PM :0 0 11 PM :0 0 12 PM :0 0 AM
0
Tijd
Figuur 1: Grafische weergave elektriciteitsvraag op willekeurige dag (10 aug 2006) op Bonaire.
Naast de fluctuatie in energievraag op dagbasis, is er ook, vanwege de veranderende weersomstandigheden, een fluctuatie in de energievraag op maandbasis. In Figuur 2 is aangegeven hoe de fluctuatie op maandbasis verloopt.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 25 van
159 -
10000
Energievraag (MWh )
8000
6000
4000
2000
Ju li Au gu st us Se pt em be r O kt ob er N ov em be r D ec em be r
Ju ni
M ei
Ap ri l
M aa rt
Ja nu ar i Fe br ua ri
0
Maand
Figuur 2: Fluctuatie van de energievraag op maandbasis.
Geprojecteerd wordt dat de energievraag op Bonaire, gezien de groei van de hotelsector en particuliere woningbouw, in de komende jaren zal stijgen. De geprojecteerde groei is in Tabel 1 weergegeven.
Tabel 1: geprojecteerde groei van de energievraag op Bonaire.
2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024
Geprojecteerde jaarlijkse energievraag (GWh)
Groei ten opzichte van 2007 (%)
Geprojecteerde piek vraag (MW)
76.1 77.7 79.2 81.5 83.2 84.0 84.9 85.7 86.6 87.4 88.3 89.2 90.1 91.0 91.8 93.2 93.8 95.2
0 2 4 7 9 10 12 13 14 15 16 17 18 20 21 23 23 25
13.5 13.5 13.5 13.5 13.5 13.5 13.5 13.5 13.5 13.5 13.5 13.5 13.5 13.5 13.5 14.0 14.0 14.0
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 26 van
159 -
2.2.2
Energie-opwekking
Alle benodigde elektriciteit wordt momenteel door WEB opgewekt en gedistribueerd. WEB heeft twee energiecentrales, een op Hato en een bij Trans World Radio (TWR). Na de brand bij Hato in februari 2005 zijn de grote dieselgeneratoren vervangen door een negental gehuurde Aggreko generatoren met een nominaal vermogen van 0.95MW elk (Kok 2007). Deze generatoren staan in containers op het terrein van WEB (Kok 2007). Af en toe worden enkele installaties (Caterpillars) die dateren van voor de brand nog ingezet als tijdelijke voorziening (Kok 2007). Figuur 3 geeft een illustratie van de Hato-centrale.
*Foto uit: Kok 2007*
Figuur 3: WEB Energiecentrale te Hato.
Bij Hato staat ook de reverse osmosis waterzuiveringsinstallatie van WEB. Deze wordt hier echter niet beschouwd, omdat het voorgenomen project en daartoe benodigde referentiekader strikt energieopwekking behelst. De tweede energiecentrale van WEB staat bij TWR. Hier staan drie dieselgeneratoren met een nominaal vermogen van 2.2MW elk (Kok 2007). Een illustratie van de TWR centrale is gegeven in Figuur 4.
*Foto uit: Kok 2007*
Figuur 4: WEB Energiecentrale te TWR.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 27 van
159 -
In de toekomst zal de energie-opwekking in handen zijn van Ecopower. Hierbij zal gebruik gemaakt worden van de nieuwe dieselcentrale te Karpata en het windmolenpark te Morotin. De distributie van elektriciteit naar de eindgebruikers blijft vooralsnog de verantwoordelijkheid van WEB.
2.3 Leeswijzer Dit rapport is zodanig opgebouwd, dat na de Inleiding (Hoofdstuk 2) en Probleem- en Doelstelling (Hoofdstuk 3), eerst algemene informatie over het project wordt gegeven (Hoofdstuk 4). Daarna wordt het relevante beleid opgesomd, waaronder ook de nog door het BC-B te nemen belsuiten omtrent dit project. (Hoofdstuk 5). Vervolgens wordt een beschrijving gegeven van de huidige toestand van de milieucompartimenten, te weten landschap, flora en fauna, oppervlaktewater, grondwater, bodem, lucht, geluid, openbare veiligheid, cultuurhistorie en afval (Hoofdstuk 6). In Hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de verwachte milieu-effecten, voor alle milieucompartimenten, tijdens alle fases van het project. Het nulalternatief en autonome ontwikkeling worden beschreven in Hoofdstuk 8. Hierna worden de mogelijke mitigerende maatregelen ter voorkoming of minimalisering van effecten op alle compartimenten besproken (Hoofdstuk 9). Een overzicht van Inrichtingsvarianten voor elk projectonderdeel wordt gegeven in Hoofdstuk 10. De analyse om te komen tot het Meest Milieuvriendelijke Alternatief (MMA), en het MMA zelf, worden gepresenteerd in Hoofdstuk 11. Daarna worden de sociaal-economische factoren die van belang zijn bij dit project besproken (Hoofdstuk 12). De leemten in kennis worden toegelicht in Hoofdstuk 13. Tot slot is een overzicht van conclusies en aanbevelingen opgenomen in Hoofdstuk 14.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 28 van
159 -
3 PROBLEEM- EN DOELSTELLING 3.1 Probleemstelling Na de brand in de Hato energiecentrale was er op Bonaire een tekort aan gestructureerde energie opwekking. Op het eiland wordt nu energie opgewekt door middel van noodgeneratoren. Deze tijdelijke oplossing is, vergeleken met het structurele wind/diesel systeem dat Ecopower Bonaire zal leveren, minder efficiënt en vrij duur. Daarnaast heeft de huidige situatie een significante impact op het milieu. Bij het beslissen over de nieuwe energiestructuur op Bonaire werd dan ook veel nadruk gelegd op duurzame energie. Het BC-B heeft de wens een betrouwbare en duurzame elektriciteitsvoorziening voor Bonaire te creëren en streeft ernaar om in 2015 50% van de energie door middel van duurzame bronnen op te wekken. Andere criteria voor de nieuwe energiestructuur waren een stabiele en continue levering van de gevraagde elektriciteit, de betrouwbaarheid van het systeem en de mogelijkheid om elektriciteitsprijzen structureel te verlagen. Uit onderzoek bleek dat het wind/diesel systeem de beste resultaten zou leveren. Tevens zou het wind/diesel systeem, vergeleken met de huidige energie-opwekking, de uitstoot van broeikasgassen sterk verminderen, terwijl de hoeveelheid geleverde elektriciteit hetzelfde blijft. Voor de bouw van een wind/diesel-centrale, zoals voorgesteld door Ecopower, is, conform artikel 10, paragraaf 2 van het Milieubeleidsplan Bonaire, een milieustudie vereist. Teneinde het milieubelang volwaardig te laten meewegen in de besluitvorming rondom het uitgeven van de bouwvergunning en erfpachtrecht, heeft het BC-B een MER commissie geïnstalleerd (Eilandsbesluit 30 mei 2007, archiefnummer 27008190), welke de taak heeft het mer-proces te begeleiden. Na kennis te hebben genomen van de projectnotitie en de inspraakreacties tijdens de hoorzitting over – en ter inzagelegging van – het document, heeft de MER-commissie richtlijnen opgesteld waaraan het MER moet voldoen.
3.2 Doelstelling Het doel van het energieproject van Ecopower Bonaire is het tot stand brengen van een solide en betrouwbare elektriciteitsproduktie-faciliteit waarbij direct bij de start van de produktie (eind 2009) tenminste 40% van de elektriciteit met duurzame energiebronnen (wind) zal worden opgewekt. In de jaren daarna zal het aandeel duurzame energie stijgen door gebruik van biofuels. Het doel van dit MER is om inzicht te geven in de milieugevolgen van het energieproject en om mogelijke mitigerende maatregelen aan te dragen die kunnen leiden tot een vermindering van de negatieve effecten. Voorts zal dit MER, conform Eilandsbesluit van 21 mei 2007, archiefnummer 27007849, door het BC-B gebruikt worden als onderdeel van de evaluatie voor het uitgeven van de benodigde vergunningen voor dit project.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 29 van
159 -
4 PROJECTBESCHRIJVING VOORGENOMEN ACTIVITEIT De projectonderdelen waarvoor dit MER is opgesteld maken deel uit van een groter project, welke tot doel heeft de elektriciteitsvoorziening op Bonaire te herstructureren. Het nieuwe energievoorzieningsstructuur kenmerkt zich door de onderstaande punten:
De elektriciteitsproduktie zal worden losgekoppeld van de distributie en geprivatiseerd worden. De elektriciteitsproduktie zal worden uitbesteed aan het consortium Ecopower Bonaire. Hierbij is Evelop de consortiumleider, investeerder en ontwikkelaar van het elektriciteitsproduktiesysteem. De bouw van de dieselcentrale is in handen van consortiumlid MAN. De bouw en onderhoud van het windpark is in handen van consortiumlid Enercon. Ecopower Bonaire beheert de produktiefaciliteiten en verkoopt de opgewekte elektriciteit aan WEB. WEB is belast met de distributie van elektriciteit naar de eindgebruikers. De consument koopt elektriciteit van WEB.
De bovenstaande punten zijn schematisch weergegeven in Figuur 1.
Consument Koopt Elektriciteit van WEB
WEB Koopt Elektriciteit van Ecopower Bonaire en distribueert deze over het hele eiland
Ecopower Bonair e Produceert elektriciteit en verkoopt deze aan WEB
MAN Diesel
Evelop Nether lands
Ener con
Bouwt de dieselcentrale
Projectontwikkelaar en Consortiumleider
Bouwt en onderhoudt het windpark
Figuur 5: Nieuwe Elektriciteitsproduktie- en –verkoopstructuur.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 30 van
159 -
Om deze nieuwe structuur te bewerkstelligen, is een aantal veranderingen aan het huidige structuur noodzakelijk. Zo worden nieuwe produktiefaciliteiten gebouwd door het consortium Ecopower Bonaire. Van de produktiefaciliteiten is de enkele turbine te Sorobon reeds geïnstalleerd en in werking getreden. Daarnaast wordt door WEB een kabel aangelegd tussen de dieselcentrale van Ecopower en het distributiestation van WEB te Hato. In Figuur 6 staan de belangrijkste elementen van de nieuwe structuur samengevat.
Hoogspanningstransmissielijn van windpark naar dieselcentrale BrandstoftoevoerPijpleiding van BOPEC naar dieselcentrale
Windpark (12 MW) Morotin
Hoogspanningstransmissielijn van dieselcentrale naar distributiestation
Ecopower Dieselcentrale WEB (15 MW) Distributiestation Karpata Hato
Enkele Windturbine (330 kW) Sorobon
Figuur 6: Indicatie van de onderdelen van het nieuwe energievoorzieningsstructuur. (hoogspanningstransmissielijnen en brandstofleiding niet conform exacte tracé ingetekend; onderdelen die in het wit zijn ingetekend zijn niet in dit MER opgenomen)
Dit mer heeft enkel betrekking op de projectonderdelen die nog door Ecopower Bonaire gebouwd moeten worden. Het gaat hier specifiek om het windpark, de dieselcentrale (inclusief brandstoftoevoerpijpleiding van BOPEC naar de dieselcentrale te Karpata) en de hoogspanningstransmissielijn van het windpark naar dieselcentrale. In de hiernavolgende paragrafen worden de lokatiekeuze, de situering van de projectonderdelen en de bouw- en exploitaite-activiteiten verder uitgewerkt.
4.1 Lokatiekeuze Bij besluit van 30 mei 2007 heeft het Bestuurscollege aangegeven dat “het wenselijk is om de milieueffecten te onderzoeken ten aanzien van de bouw en exploitatie van een (bio)diesel centrale te Karpata en een windmolenpark te Morotin alsmede de aanleg en het gebruik van de daarbij Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 31 van
159 -
behorende hoogspanningskabels”. In het besluit wordt geen instructie gegeven om alternatieve lokaties te onderzoeken. Dit betekent dat alleen inrichtingsvarianten op de reeds vastgestelde lokaties, en geen alternatieve lokaties, bestudeerd werden. De redenering die ten grondslag ligt aan de lokatiekeuze is in Bijlage A toegelicht.
4.2 Situering projectonderdelen Op de luchtfoto’s van Figuur 7 en 8 (Morotin en Karpata) is de voorgenomen lokatie van het windpark en van de dieselcentrale weergegeven. In Figuur 9 is een kaart met de ligging van de kabel opgenomen.
N 200 m
Figuur 7: Voorgenomen lokatie van het windpark te Morotin
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 32 van
159 -
N 200 m
Figuur 8: Voorgenomen lokatie van de dieselcentrale te Karpata
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 33 van
159 -
Figuur 9: Voorgenomen lokatie van de kabeltracé (aansluiting aan dieselcentrale en windpark te bepalen bij final engineering)
De precieze aansluiting van de kabel bij de windturbines en bij de dieselcentrale wordt in de final engineering-fase bepaald (eerste helft 2008).
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 34 van
159 -
4.3 Beschrijving projectonderdelen Zoals reeds vermeld, bestaat dit project uit een aantal projectonderdelen. Deze zijn gefaseerd uitgevoerd, conform het hieronder beschreven schema.
Fase I:
(A)
Het bouwen en exploiteren van een (1) enkele windturbine te Sorobon.
Fase II:
(B)
Het bouwen en exploiteren van een (bio)dieselcentrale te Karpata, ca. 1000m ten oosten van BOPEC (inclusief pijpleiding voor brandstoftoevoer vanaf BOPEC).
(C)
Het bouwen en exploiteren van een windpark te Morotin.
(D)
Het aanleggen en in bedrijf nemen van twee 30kV hoogspanningskabels tussen het windpark en de dieselcentrale.
Ook zal er door WEB een hoogspanningslijn tussen de dieselcentrale te Kapata en het WEB distributiestation te Hato aangelegd worden. Fase I is reeds afgerond; de turbine bij Sorobon is door eenieder te bezichtigen. Dit MER heeft enkel betrekking op de projectonderdelen van Fase II, die door Ecopower worden verzorgd (onderdelen B, C en D). In de hiernavolgende paragrafen worden deze projectonderdelen nader uitgewerkt.
4.3.1
Balancering Wind- en Dieselvermogen
Bonaire heeft een zeer goed windaanbod dat zeer geschikt is voor de toepassing van windturbines voor de produktie van elektriciteit. Het windaanbod is echter niet constant en fluctueert met de dag via een bepaald, redelijk voorspelbaar patroon. Ook kan de wind plotseling wegvallen. Het wind-diesel systeem van Ecopower gebruikt daarom de dieselcentrale om de betrouwbaarheid van elektriciteitsproduktie te garanderen. Het wind-diesel systeem is ontworpen voor windsituaties zoals die zich op Bonaire voordoen. De dieselcentrale is nodig om het vermogen, dat niet door de windturbines opgeleverd kan worden, te produceren. De windturbines van Enercon en de dieselcentrale van MAN voldoen beide aan wereldstandaarden voor elektriciteitsgeneratoren, waardoor kwaliteit gegarandeerd is. Het is van uiterst belang dat de elektriciteitsproduktie op Bonaire constant in evenwicht is met de elektriciteitsvraag. Indien de elektriciteitsvraag 10MW is, zal de som van het wind- en dieselvermogen ook 10MW moeten zijn. Dit wordt gedaan door het vermogen van de dieselgeneratoren te balanceren met het vermogen dat van de winturbines beschikbaar is. Afhankelijk van het windaanbod zal de dieselcentrale meer of minder vermogen leveren, om te voldoen aan de elektriciteitsvraag van Bonaire. Een voorbeeld van het balanceren van wind- en dieselvermogen wordt gegeven in Figuur 10.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 35 van
159 -
Op een bepaald ogenblik is de elektriciteitsvraag van Bonaire 9,8MW. Gezien de windsomstandigheden, kunnen de molens slechts 4MW aan elektriciteit leveren. Dit betekent dat de dieselcentrale dan 9,8MW – 4MW = 5,8MW moet leveren. Als het harder gaat waaien, kan het zijn dat de molens 6MW gaan leveren. Als de vraag 9,8MW blijft, betekent dit dat de dieselcentrale dan slechts 9,8MW – 6MW = 3,8MW hoeft te leveren.
Figuur 10: Voorbeeld balancering wind- en dieselvermogen.
Het balanceren van het wind-diesel systeem met de elektriciteitsvraag wordt gedaan met behulp van het Power Management Systeem (PMS) van Enercon. De PMS regelt de produktie zodanig, dat altijd aan de elektriciteitsvraag kan worden voldaan. Hierdoor verzekert het PMS ook de kwaliteit en betrouwbaarheid van de elektriciteitsvoorziening aan het distributienet door het wind- en diesel systeem. Een schematische weergave van het PMS is gegeven in Figuur 11.
Figuur 11: Schematische weergave van het Power Management Systeem.
Voor het functioneren van het PMS is het noodzakelijk dat het windpark en de dieselcentrale direct aan elkaar gekoppeld zijn. Om deze reden zal een hoogspanningstransmissielijn aangelegd worden tussen het windpark en de dieselcentrale. De elektriciteit wordt, onvertakt, over de twee kabels getransporteerd met een spanning van 30 kV (30 000 Volt), teneinde verliezen te beperken. Kortom, door de directe koppeling van het windpark en de dieselcentrale, en het installeren van het PMS, kan op een hoogst betrouwbare en efficiënte manier elektriciteit geproduceerd worden. Vanuit de dieselcentrale zal een hoogspanningslijn naar het centrale distributiepunt van WEB te HATO gaan, van waaruit de elektriciteit verder over Bonaire wordt gedistribueerd.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 36 van
159 -
4.3.2
Windpark
In begin 2007 is een meetmast opgericht bij Morotin, met het doel waardevolle windinformatie (snelheid, richting en stabiliteit van de wind) op verschillende hoogten te verzamelen. Op basis van deze winddata heeft Ecopower Bonaire overwogen welke turbine-opstelling het meest optimaal is. De keuze voor de inrichting is zeer belangrijk omdat de windturbines niet in elkaars zog mogen staan; met andere woorden, ze mogen geen verstoring creëeren voor elkaar. Indien dit wel gebeurt, zal het een aanzienlijk negatief effect hebben op de energieproduktie van de windturbines. Het nieuwe windpark zal bestaan windturbines van de fabrikant Enercon GmbH. Enercon is een gerenomeerde Duitse windturbinefabrikant en heeft wereldwijd reeds 10.722 windturbines geinstalleerd met een gezamenlijk vermogen van 11.100 MW. Bij dit project zullen 12 windturbines van het type E44 geïnstalleerd worden, met een nominaal vermogen van 900 kW elk. Het hele windpark heeft dus een nominaal vermogen van 10.8 MW. De Enercon E44 heeft een rotordiameter van 44m en een ashoogte van 55m. De totale hoogte (hoogte van de wiektip in hoogste stand tot de fundering) is 77 m. De hoek van de wieken ten opzichte van de wind zijn bij te sturen om zodoende bij elke windsnelheid een optimaal vermogen uit de wind te halen. Dit is het zogenaamde pitch control. De minimale windsnelheid waarbij de turbine opstart is 2,5 m/s. Bij een windsnelheid van 28 tot 34 m/s wordt de stormregeling ingesteld, die zorgt voor bijsturen van de wieken, zodat er minder vermogen uit de wind gehaald wordt en het rotortoerental beheerst wordt. Bij windsnelheden boven 34 m/s wordt de windturbine stilgezet. De bladen zijn gemaakt van versterkt epoxy (GRP) en hebben een lengte van 18,9 m. Het blad is voorzien van een bliksemafleider om het risico van beschadiging van de wieken door blikseminslag te beperken. De mast bestaat uit drie delen en is gemaakt van staal. De diameter aan de voet van de mast is ongeveer 3,3 m en aan de top 1,3 m. Een illustratie van de Enercon E44 is gegeven in Figuur 12. Boven op de mast is de gondel geplaatst. In de gondel staat de generator. Dit is een speciale ringgenerator, waardoor er geen tandwielkast nodig is. De rotor met wieken zijn direct aan de generator gekoppeld. Door de gondel te draaien (kruien) met behulp van elektromotoren, kan gezorgd worden dat de wieken altijd optimaal op de wind gericht zijn. Dit gebeurt aan de hand van een op de gondel geplaatste windvaan, die continue de windrichting meet.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 37 van
159 -
Figuur 12: Aanzicht met maten van de Enercon E44 windturbine
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 38 van
159 -
De opgewekte elektriciteit wordt eerst gelijkgericht. De gelijkrichter is in de gondel geplaatst. De gelijkspanning wordt vervolgens via een inverter, die er weer wisselspanning van maakt, aan het elektriciteitsnet geleverd. Door de opgewekte spanning eerst gelijk te richten en vervolgens weer om te zetten naar wisselspanning is gezorgd dat de draaisnelheid van de rotor (wieken) niet afhankelijk is van de netfrequentie. Hierdoor kan bij elke windsnelheid de rotor op het optimale toerental draaien, waardoor zo veel mogelijk energie uit de wind omgezet wordt in elektriciteit. Aansluiting aan het net gebeurt via een trafo.
Figuur 13: Schematische weergave opbouw en elektrische voorziening Enercon turbine.
Bij elke turbine zal een transformatorhuisje gebouwd worden, welke via een kabel verbonden is met het centrale trafo/transmissie station. Van hieruit wordt het opgewekte vermogen middels een transmissiekabel naar de diesel plant te BOPEC gevoerd.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 39 van
159 -
De windturbines zijn uitgerust met de volgende automatische regel- en beveiligingssystemen:
Constante meting van de windsnelheid en –richting en aan de hand hiervan continue bijsturing van de wieken op de wind; Aan de hand van de windsnelheid bijsturen van de hoek (pitch) van de wieken, om zodoende een maximale opbrengst te garanderen en de materiaalspanningen op de turbine te beperken; Een remsysteem bestaande uit drie onafhankelijke mechanismes die de bladen volledig uit de wind draaien en de bladhoek zodanig stellen, dat er geen vermogen meer uit de wind kan worden gehaald. Deze systemen zijn uitgerust met een stand-by voeding (batterij) voor het geval van netuitval; Monitoring van de toren en generator trillingen om torenoscillaties te voorkomen; Temperatuur en luchtspleet metingen bij de generator, om een goede werking van de generator te garanderen.
De windturbines draaien volledig onbemand en kunnen op afstand via een monitoring systeem worden gecontroleerd en bestuurd. Het Power Management Systeem, dat geinstalleerd zal worden nabij de dieselcentrale, regelt het gevraagde vermogen van de diesels afhankelijk van de door de windturbines opgewekte elektriciteit. Hierbij wordt gezorgd voor een zo groot mogelijk aandeel van de door wind opgewekte elektriciteit. In geval dat de door de windturbines opgewekte elektriciteit groter is dan de elektriciteitsvraag op dat moment, zorgt het systeem er voor dat de windturbines minder elektriciteit gaan produceren. Hiertoe worden de hoek van de wieken versteld, waardoor minder windenergie benut wordt.
4.3.3
Dieselcentrale
De dieselcentrale zal turn-key worden gebouwd door MAN, inclusief al de benodigde engineering. MAN is wereldleider op het gebied van grote dieselmotoren voor schepen en elektriciteitscentrales.
De generators De te bouwen dieselcentrale zal bestaan uit 5 dieselgeneratorsets van het type 9L27/38, met een nominaal elektrisch vermogen van 2,85 MW elk.
Figuur 14: Schematische weergave generatorset 9L27/38
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 40 van
159 -
De dieselmotoren kunnen gestookt worden op zware olie, dieselolie of op biodiesel. Bij het voorgenomen project zal zware olie gebruikt worden. Als de kosten van biodiesel vergelijkbaar worden met die van zware olie, zal op biodiesel overgeschakeld worden. Het eigenverbruik van de dieselcentrale zal ongeveer 5-6% zijn, waarmee het totaal door de centrale netto te leveren elektrisch vermogen op 13,4 MW komt. Het elektrisch omzettingsrendement van de nieuwe dieselcenrtale is 42% zijn. De centrale is ontworpen om te werken onder tropische omstandigheden, bij zoute omgevingslucht.
Het gebouw Het gebouw zal bestaan uit een staalconstructie, waarvan de afzonderlijke delen geprefabriceerd en volledig behandeld zijn met epoxy verf. De balken worden onderling verbonden met boutverbindingen. De wanden en het dak zullen bestaan uit sandwichpanelen die zijn opgebouwd uit metalen platen met daartussen rock wool. De vloeren zijn van beton. In Figuur 15 is een overzicht gegeven van de plattegrond van het gebouw, met daarin de indeling van de diverse gebruiksruimtes. In Bijlage B is een volledig tekening met diverse aanzichten van het gebouw gegeven.
Figuur 15: Globaal overzicht plattegrond gebouw
4.3.4
Hoogspanningstransmissielijn
De kabelverbinding tussen het windpark te Morotin en de dieselcentrale te Karpata bestaat uit twee 30 kV XLPE (cross linked polyethyleen) kabels.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 41 van
159 -
Elke kabel bestaat uit drie afzonderlijke aluminium kabels van 120 mm2, elk met een vernette polyethyleen isolatiemantel. De isolatiewaarde van de kabel voldoet aan internationale standaards. Op elke kabel zullen zes turbines aangesloten worden. Om deze reden verdient het de voorkeur om het trafohuis voor aansluiting van de windturbines op de verbindingskabel, haverwege het windpark te plaatsen. In geval van kabelbreuk is het mogelijk alle turbines op één kabel te koppelen.
4.4 Bouwactiviteiten De bouw van het windpark en de dieselcentrale is in handen van, respectievelijk, consortiumleden Enercon en MAN. De aanleg van de hoogspanningstransmissielijn zal gecoordineerd worden door Ecopower. De bouwfase van dit project duurt grofweg twee jaar, met een geplande einddatum in september 2009. Vervolgens worden de installaties getest en volledig ingezet voor de produktie van elektriciteit. De inschakeling op het net is gepland voor oktober 2009. De exploitatie van het windpark en de dieselcentrale, alsmede de levering van elektriciteit aan WEB, is in handen van Ecopower. In de hiernavolgende paragrafen worden de bouw- en exploitatie-activiteiten nader omschreven.
4.4.1
Bouw Windpark
Het windpark zal geheel gebouwd en onderhouden worden door consortiumlid Enercon. Het oprichten en installeren van de windmolens in het park bestaat uit zes hoofddelen: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Het bouwrijp maken van de locaties; Het ingraven van de verbindingskabels; Het bouwen van de funderingen; Het aanvoeren van de turbine-onderdelen; Het installeren van de windturbines; Het aansluiten van de windturbines op de transmissielijn.
De tijdsplanning voor uitvoering van de bouwactiviteiten is gegeven in Tabel 2.
Tabel 2: Tijdsplanning uitvoering bouwactiviteiten windpark sep
aug
jul
jun
mei
apr
mrt
jan
feb
dec
nov
okt
sep
jul
2009 aug
jun
mei
apr
mrt
feb
jan
2008
Voorbereiding en bestellingen Bouwrijp maken van de lokaties Ingraven verbindingskabels Bouwen van de funderingen Aanvoeren turbine-onderdelen Installeren windturbines Aansluiten windturbines
Voorbereidingen en bestellingen In deze fase worden de bestellingen voor de windmolens geplaatst en worden de technische detailles van het windpark uitgewerkt (final engineering). Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 42 van
159 -
Eerst zullen grondboringen worden uitgevoerd om de sterkte van de ondergrond te bepalen en de exacte locatie van de wind turbines vast te leggen.
Het bouwrijp maken van de lokaties Om de bouw van de funderingen en de oprichting van de windturbines mogelijk te maken zal eerst de locatie van elke windturbine bouwrijp gemaakt worden. De begroeiing en uitstaande rotsen op het stuk grond waar de fundering wordt aangelegd en een omliggend stuk benodigd voor de bouw zullen verwijderd worden. Indien nodig zal het stuk grond geëgaliseerd worden. In Figuur 16 is aangegeven hoe de voetprint is van het stuk grond dat benodigd is voor de bouw.
Figuur 16: Voetprint bouwactiviteit windturbine
Er zal tijdens de bouw zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van bestaande wegen. Indien dit nodig blijkt, zullen additionele wegen worden aangelegd voor de aanvoer van materiaal en latere onderhoud van de windturbines. Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 43 van
159 -
Het ingraven van de verbindingskabels De turbines worden onderling verbonden met een 30 kV kabel. Deze kabel wordt ingegraven. Hiertoe wordt tussen al de turbines een kabeltrace gegraven van 60 cm breed, met een minimale diepte van 80 cm. Dit graven gebeurt indien mogelijk met een freesmachine. Als alternatief kan nog gekozen worden om de sleuf uit te hakken met een graafmachine.
De bouw van de funderingen Het bouwen van de fundering gebeurt door de grond waar de fundering moet komen te egaliseren en vervolgens glad te maken door een betonlaagje te storten. Op deze betonlaag wordt het stalen vakwerk van de fundering gebouwd, met daaraan vastgekoppeld, een aarde systeem. Onder deze betonlaag worden kabelgoten gelegd die alle elektriciteits en telecommunicatiekabels onder de fundatie door de turbine in zullen leiden.
Figuur 17: Stalen vakwerk voor fundatie van de windturbine. Vervolgens wordt de fundatie volgestort met beton; totaal 130 m3 per fundering, hetgeen met ongeveer 13 betonwagens per fundatie kan worden aangeleverd. Het beton wordt lokaal aangeleverd. Het stalen vakwerk dient om de krachten van de windturbine door het heen en weer bewegen in de wind soepel op te vangen en gelijkmatig in de betonnen fundering te verdelen. De gehele fundering moet ongeveer één maand uitharden voordat de windturbine geplaatst kan worden.
Het aanvoeren van de turbine-onderdelen Per turbine worden de volgende grote onderdelen aangevoerd:
3 mastdelen (met een respectievelijke lengte van 20, 17 en 17 meter). 3 wieken ( met een lengte van 21 m per wiek). Gondel. Generator. Diverse machine-onderdelen.
Al deze onderdelen worden op speciale trailers (diepladers) aangevoerd. Zie paragraaf 4.4.4 voor verdere detailles over de aanvoerroute.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 44 van
159 -
Het installeren van de windturbines Bij het installeren van de windturbine wordt eerst de onderste torensectie aan de fundering bevestigd. Hierna worden de volgende twee torensecties er bovenop geplaatst. Daarna wordt de gondel geplaatst op de bovenste torensectie. Vervolgens wordt de generator bevestigd aan de gondel. Als laatste wordt de rotorkop (nacelle), met daaraan reeds gemonteerd de drie bladen, aan de generator bevestigd. Alle hijswerkzaamheden worden verricht door een 300-ton kraan die naast de windturbine op een stabiele kraanopstelplaats moet staan. Deze plaats zal direct naast de windturbine zijn aan de voet van de fundering zoals weergegeven in Figuur 4.1.1. Alle vier de locaties waar de steunpoten van de kraan komen dienen egaal en waterpas te zijn. In Figuur 18 is de installatie van een windturbine met beulp van foto’s weergegeven. De foto’s zijn genomen tijdens de installatie van de windturbine te Sorobon.
Figuur 18: Illustratie van de installatie van de windturbine te Sorobon.
Het aansluiten van de windturbines Alle turbines worden met een kabel doorverbonden naar een trafostation, vanwaar de 30kV verbinding naar de dieselcentrale loopt.
4.4.2
Bouw Dieselcentrale
De dieselcentrale zal geheel gebouwd en onderhouden worden door consortiumlid MAN. De bouw van de dieselcentrale bestaat uit vijf hoofddelen: 1. Het bouwrijp maken van de locatie; 2. Het bouwen van de fundering; 3. De bouw van de diesel centrale en installatie van het power managementsysteem; 4. Aanleg van brandstof toevoer van BOPEC; 5. Aansluiting aan transmissielijn van WEB. De tijdsplanning voor uitvoering van de bouwactiviteiten is gegeven in Tabel 3.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 45 van
159 -
Tabel 3: Tijdsplanning uitvoering bouwactiviteiten Dieselcentrale sep
aug
jul
jun
mei
apr
mrt
jan
feb
dec
nov
okt
sep
jul
2009 aug
jun
mei
apr
mrt
feb
jan
2008
Voorbereiding en bestellingen Bouwrijp maken van de lokaties Bouwen van de fundering Bouwen van de centrale Aanleg brandstoftoevoer Aansluiten centrale
Voorbereidingen en bestellingen In deze fase worden de bestellingen voor de generatoren, het gebouw, de pijpleiding en overige onderdelen van de dieselcentrale geplaatst en worden de technische detailles van de centrale uitgewerkt (final engineering).
Het bouwrijp maken van de lokaties Eerst zullen grondboringen worden uitgevoerd om de sterkte van de ondergrond te bepalen en de exacte locatie en lay-out van de diesel centrale vast te leggen. Om de bouw van de dieselcentrale (incl. funderingen) mogelijk te maken zal eerst de locatie bouwrijp gemaakt worden. De begroeiing en uitstaande rotsen op het stuk grond waar de dieselcentrale gepland staat zullen verwijderd worden. Hierna zal het stuk grond geëgaliseerd worden. Het verwijderen van vegetatie en het egaliseren gebeurd slechts op dat gedeelte van het terrein waar de dieselcentrale komt te staan of waar een weg is voorzien. Er zal gezorgd worden dat zo veel mogelijk vegetatie kan blijven staan. De hoogspanningskabel wellke naar de dieselcentrale loopt, zal zoveel mogelijk naast de bestaande weg aangelegd worden
Het bouwen van de fundering Het bouwen van de fundering vindt plaats door afhankelijk van de bodemgesteldheid tot een bepaalde diepte een gat te maken in de bodem zodat, nadat betimmering is aangebracht, het beton kan worden gestort. Staal zal door de fundering heen verweven zijn om sterkte aan het geheel te geven. Er is circa 1.000 m3 aan beton nodig voor het maken van de fundering van de centrale en circa 100 m3 voor het maken van de vloer in de buntwall. Om dit beton aan te voeren zijn ongeveer 50 ritten met een betonwagen nodig.
De bouw van de centrale en de installatie van het Power Management System Alle onderdelen van de dieselcentrale worden aangevoerd vanuit de haven richting de locatie. Toegangswegen dienen voldoende breed te zijn voor goede toevoer. De installatie van de diesel generatoren zal o.a. gebeuren middels speciale voertuigen en hijskranen. Op de locatie zelf zullen kraanopstelplaatsten aangelegd worden om de veiligheid van het hijsen te waarborgen.
Aanleg brandstoftoevoer vanaf BOPEC De aanleg van de brandstoftoevoerpijpleiding zal worden uitbesteed. Verdere details zullen tijdens de final engineering worden uitgewerkt.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 46 van
159 -
Aansluiten centrale Het power management systeem stabiliseert de elektriciteitsvoorziening tussen de dieselcentrale en het windpark. De transmissielijn wordt op één centraal punt aangesloten. De lijn/kabel van de dieselcentrale naar Hato wordt door WEB aangelegd.
4.4.3
Aanleg Hoogspanningstransmissielijn
De aanleg van de transmissielijn (twee 30 KV kabels) zal ongeveer 10 maanden duren en vangt rond juli 2008 aan. De hoogspanningstransmissie zal in principe grotendeels ondergronds gebeuren. Alleen indien noodzakelijk zullen er ook hoogspanningskabels bovengronds kunnen komen. De sleuven zullen met behulp van een freesmachine worden gemaakt. De sleuven zullen een breedte van 60 cm hebben en een diepte van 80 cm. Op plaatsen waar de grond te hard is om te frezen, zal de kabel bovengronds worden aangebracht. Om de masten te plaatsen zal dan een gat worden geboord. Met een hoogwerker wordt vervolgens de lijn in de mast opgehangen.
4.4.4
Transport en Opslag van Bouwmaterialen en Onderdelen
Windpark Per turbine zal het volgende bijzondere transport plaatsvinden: 3 mastdelen (lengte 1 x 20 m en 2 x 17m); 3 wieken ( lengte 21 m); Gondel; Generator. In Figuur 19 zijn de afmetingen gegeven van de onderdelen en dieplader.
Figuur 19: Afmetingen te transporteren onderdelen op dieplader Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 47 van
159 -
Voor de aanvoer van materiaal vanaf de kade in Kralendijk naar de lokatie voor de bouw van het windpark worden de volgende wegen gebruikt: → → → → → → →
Kaya Gilberto F. Croes Kaya Nikiboko Zuid Kaya Korona Kaminda Curubu Kaminda Tras di Montaña Kaminda Sabana Piedra Krus net voor Kaminda Onima rechts de zandweg op naar Boca Onima
Figuur 20: Transportroute van Kralendijk naar het Windpark.
Al het zware transport zal onder begeleiding plaatsvinden. De route wordt vooraf gecontroleerd of de dieplader met onderdelen overal veilig kan passeren. Het transport zal ook aangemeld worden bij de politie. Hierdoor zijn er geen onaanvaardbare risico’s te verwachten voor de openbare veiligheid.
Dieselcentrale Alleen de transformatoren hebben dusdanig grote afmetingen dat vervoer hiervan als bijzonder vervoer dient te geschieden. De resterende onderdelen voor de dieselcentrale kunnen met ‘normale’ vervoersmiddelen naar de dieselcentrale getransporteerd worden. De volgende route zal gevolgd worden vanaf de kade in Kralendijk naar de locatie voor de bouw van de dieselcentrale:
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 48 van
159 -
-
Kaya Gilberto F. Croes Kaya Nikiboko Zuid Kaya Korona Kaminda Curubu Kaminda Tras di Montaña Kaminda Sabana Piedra Krus Kaminda Onima Kaya Rincon Kaminda Karpata Kaya Cob. N. Debrot
Figuur 21: Transportroute van Kralendijk naar de dieselcentrale
Dit transport zal onder begeleiding plaatsvinden. De route is vooraf gecontroleerd of de dieplader met transformator overal veilig kan passeren. Het transport zal ook aangemeld worden bij de politie. Hierdoor zijn er geen onaanvaardbare risico’s te verwachten voor de openbare veiligheid.
Hoogspanningstransmissielijn De kabelrollen voor de hoogspanningstransmissielijn vallen niet onder speciaal transport. De kabelrollen zullen langs dezelfde routes als het windpark en de dieselcentrale getransproteerd worden en het transport zal aangemeld worden bij de politie.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 49 van
159 -
Opslag Opslag van materiaal voor de projectonderdelen gebeurt op de terreinen van Ecopower bij het windpark en de dieselcentrale. Er zal geen langdurige opslag van materiaal op de kade komen. De kabelrollen zullen op het terrein van de dieselcentrale of het windpark opgeslagen worden.
4.5 Exploitatie-activiteiten 4.5.1
Exploitatie Windpark
Het windpark zal geëxploiteerd worden door Ecopower Bonaire B.V. Enercon zal hierbij verantwoordelijk zijn voor het onderhoud. Onderhoud bestaat in eerste instantie uit het van dag tot dag oplossen van kleine storingen (elektrisch, hydraulisch, etc.) om de windturbine in dagelijks bedrijf te houden. Verder zal er ook periodiek groot onderhoud plaatsvinden, waarbij de onderdelen gecontroleerd en zonodig vervangen worden.
Verwachte energieopbrengst Voor elke windturbine wordt een zogeheten vermogenscurve (Pv-curve) afgegeven. Hierin is het verband weergegeven tussen de windsnelheid op ashoogte en de opgewekte energie door de windturbine. Voor de E44 windturbine is deze kromme weergegeven in Figuur 22.
1000
Vermogen Enercon E44 (kW)
900 800 700 600 500 400 300 200 100 0 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 Windsnelheid (m /s)
Figuur 22: Vermogen van de E44 windturbine als functie van de windsnelheid in m/s.
Uitgaande van de gegeven Pv-curve en met behulp van de resultaten van de uitgevoerde windmetingen op de locatie Morotin is een inschatting gemaakt van de verwachte energieopbrengst van de windturbines. In Tabel 4 is per maand de gemeten gemiddelde windsnelheid en de verwachte energieproduktie van de 12 windturbines weergegeven.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 50 van
159 -
Tabel 4: Verwachte energieopbrengst windturbines.
Maand
Jan Feb Mrt Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt Nov Dec Jaar
Gemiddelde windsnelheid 50m 55m1 (gemeten) (geëxtrapoleerd)
9,4 9,4 9,5 8,7 10,0 10,3 9,6 8,0 8,4 7,7* 8,4* 9,1* 9,0
9,6 9,6 9,7 8,9 10,2 10,5 9,8 8,2 8,6 7,9 8,6 9,3 9,2
Energieopbrengst2 kWh kWh (bruto) (netto)
3.244.940 2.930.913 3.340.722 2.491.419 3.819.631 3.974.494 3.436.504 1.903.993 2.213.343 1.616.647 2.213.343 2.957.594 34.165.428
2.920.446 2.637.822 3.006.650 2.242.277 3.437.668 3.577.045 3.092.853 1.713.594 1.992.008 1.454.983 1.992.008 2.661.835 30.729.188
*geschatte waarden, daar nog geen meetgegevens beschikbaar zijn. 1 De ashoogte van de turbines zal 55m zijn, maar meetgegevens zijn alleen beschikbaar voor 50m. Windsnelheid op 55m is geëxtrapoleerd van gemeten waarden en data van de meteorologische dienst. 2 Verschil van 10% tussen netto en bruto energieopbrengst, wanwege technische verliezen (inclusief stilstand als gevolg van onderhoud).
Voor de maanden oktober, november en december waren nog geen meetgegevens beschikbaar. De gemiddelde windsnelheid is hiervoor ingeschat op basis van de jaargemiddelde windsnelheid van de meteo en de meetgegevens van de voorgaande maanden. De meting is verricht op 50 m terwijl de ashoogte van de turbines 55 m zal worden. Ook hiervoor is de gemiddelde windsnelheid gecorrigeerd. Aangenomen is een verschil van 10% tussen de bruto opbrengst en de netto opbrengst. Dit verschil wordt veroorzaakt door technische verliezen zoals onder andere stilstand in verband met onderhoud en reparatie, parkverlies en een onzekerheid in de opbrengstkromme (Pv-curve). Daarnaast kan nog een opbrengstverlies ontstaan doordat niet altijd de hoeveelheid door de wind opgewekte elektriciteit door het net kan worden afgenomen. Met name in de nacht en vroege ochtend kan dit optreden, aangezien de elektriciteitsvraag dan het kleinst is. Het verschil tussen de elektriciteitsvraag overdag en in de vroege ochtend bedraagd ongeveer 15 tot 20 %. Zie hiervoor Figuur 1 in § 2.2.1.
4.5.2
Exploitatie Dieselcentrale
Ecopower Bonaire B.V. zal ook de dieselcentrale exploiteren in samenwerking met MAN als consortium lid. Onder normale omstandigheden zal de centrale draaien op zware olie. Deze brandstof wordt direct vanaf BOPEC via een pijpleiding aangevoerd.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 51 van
159 -
Op het terrein van de centrale wordt de brandstof opgeslagen in een storagetank van 70.000 gallon (265 m3). De inhoud van de storagetank is voldoende voor 5 dagen. Bij elke motor is nog een dagtank aanwezig van 1500 gallon (5,68 m3). Dit is voldoende om de motor circa 6 uur te laten draaien op volle belasting. Alle tanks zullen geplaatst worden binnen een buntwall, zoals is weergegeven in Bijlage B. Het gebruik van zware olie vergt enkele extra voorzieningen ten opzichte van gebruik van dieselolie. Dit is voornamelijk het gevolg van de lagere viscositeit (vloeibaarheid) en de hogere hoeveelheid residu en water in de olie ten opzichte van dieselolie. Om de zware olie geschikt te maken voor gebruik in de motoren wordt de olie, als het overgepompt wordt van de buffertank naar de dagtank, met behulp van een separator (centrifuge), ontdaan van water en ongewenste vaste deeltjes. Ongeveer 1 á 2% van het brandstofvolume zal als sludge (water met olieresten) afgevoerd worden naar de sludgetank. Om de olie op de juiste viscositeit te brengen wordt de olie voorverwarmd bij de boosterunit. Dit zijn de pompen die de olie in de motor pompen. De boosterunit zorgt er voor dat de olie de juiste viscositeit en druk heeft voor inspuiting in de motoren. Bij storingen en voor het schoonspoelen van het systeem voor onderhoud wordt dieselolie gebruikt. Er is hiervoor een opslagtank van 2000 gallon (7,57 m3) op het terrein. In onderstaande tabel wordt voor verschillende belastingen opgegeven wat het asvermogen, het generatorrendement, het afgegeven elektrisch vermogen, het brandstofverbruik en het volume en de temperatuur van de uitlaatgassen zal zijn.
Tabel 5: Diverse ontwerpgegevens MAN generatorset 9L27/38.
25
Asvermogen [kWh] elektrisch vermogen [kWhe] brandstofverbruik [g/kWhe] brandstofverbruik [kg/h] volume uitlaatgassen [m3/h] temperatuur uitlaatgassen [°C]
50
Belastingspercentage [%] 75 80 85 90
95
100
743 1.485 2.228 2.376 2.525 2.673 2.822 2.970 594 1.188 2.116 2.262 2.408 2.555 2.703 2.851 276,3 246,7 204,9 204,7 204,7 204,8 205,1 205,4 164 293 434 463 493 523 554 586 11.300 19.400 26.700 28.000 29.300 30.600 32.000 33.400 316 324 296 292 291 293 299 308
Het bedienen en regelen van de dieselcentrale gebeurt vanuit de controlekamer. Hier bevinden zich op een centraal controlepaneel alle bedieningen, meters en alarmmeldingen voor elk van de afzonderlijke motoren. Om in geval van een black-out de centrale weer op te kunnen starten zal er een aparte dieselgenerator opgesteld worden. Deze doet slechts dienst om de centrale op te kunnen starten.
4.5.3
Gebruik Hoogspanningstransmissielijn
Op het moment dat de hoogspanningskabel is aangelegd behoeft deze geen onderhoud. Indien aanwezig zullen regelmatig de bovengrondse lijnen en palen geïnspecteerd worden om de veiligheid te waarborgen. Afhankelijk van de locatie van de hoogspanningslijnen/kabels zullen extra wegen/paden moeten worden aangelegd.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 52 van
159 -
4.6 Beëindigingsfase Er is tot nu toe geen datum gepland voor de beëindiging van dit project. Gezien het overgrote deel van de installaties van metaal gemaakt is, kunnen deze gerecycled worden. De opruiming van de resterende onderdelen, alsook de ontruiming van de terreinen t.z.t. conform de dan geldende normen geschieden. Indien er geen normen vastgesteld zijn, zal met de DROB of een soortgelijke instantie overlegd worden over de beste aanpak.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 53 van
159 -
5 RELEVANT BELEID Conform de Eilandsregeling Nederlandse Antillen (ERNA, 1998) is het Land der Nederlandse Antillen verantwoordelijk voor milieu- en natuurbeheer, voorzover dit voortvloeit uit internationale verdragen. Internationale verdragen die betrekking hebben op natuur en milieu worden vertaald naar landelijke wetgeving in de Landsverordening grondslagen Natuurbeheer en –bescherming (zie § 5.4.1). De Eilandgebieden zijn op hun beurt verantwoordelijk voor de regeling van die milieuzaken die hun eigen huishouding betreffen.
5.1 Internationale Verdragen 5.1.1
Het Ramsar Verdrag
Het Ramsar Verdrag is door de Verdragspartijen getekend op 2 februari 1971. Op 23 september 1980 is het Ramsar verdrag voor het hele Koninkrijk der Nederlanden in werking getreden en is derhalve ook geldig voor de Nederlandse Antillen. Binnen dit verdrag worden wetlands, dan wel watergebieden, aangewezen, waarvan men uit gaat dat deze een belangrijke rol spelen in de waterhuishouding, alsmede in het creëren van habitat voor (vaak unieke) flora en fauna. Daarnaast zijn deze watergebieden een belangrijke rust-, fourageer-, en broedplaats voor trekvogels, die als internationaal natuurlijk bezit kunnen worden beschouwd (Heldeweg et al 2002). Het Gotomeer op Bonaire, dat in de nabijheid ligt van de voorgenomen locatie van de dieselcentrale, is één van de vijf watergebieden die binnen de Nederlandse Antillen als Ramsar site zijn aangewezen.
5.1.2
De Bonn Overeenkomst
De Bonn overeenkomst is door de Verdragspartijen getekend op 23 juni 1979. Voor de Antillen is het verdrag in in werking getreden op 1 november 1983 (Heldeweg et al 2002). Het verdrag regelt de bescherming van trekkende wilde diersoorten. De partijen bij dit verdrag zijn zich bewust van het feit dat bepaalde diersoorten over nationale grenzen migreren en mogelijk gebruik maken van hun grondgebied om te rusten, broeden en/of fourageren. Diersoorten die in verband met dit verdrag van belang zijn voor Bonaire zijn trekvogels, die tussen Noord- en Zuid-Amerika trekken, maar ook flamingo’s en schildpadden. De laatste twee zijn opgenomen in de Bonn bijlagen, waarop de bedreigde, of mogelijk bedreigde diersoorten zijn geregistreerd (Heldeweg et al 2002).
5.1.3
Het Biodiversiteitsverdrag
Het Biodiversiteitsverdrag is getekend op 5 juni 1992. Voor de Antillen is het verdrag in werking getreden op 3 september 1999. Dit verdrag berust op de waardering en het begrip van de intrinsieke waarde van de biologische diversiteit en de ecologische, genetische, sociale, economische, wetenschappelijke, educatieve, Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 54 van
159 -
culturele, recreatieve en esthetische waarden van de biologische diversiteit en haar componenten (Heldeweg et al 2002). Tevens bevestigt dit verdrag, dat Staten verantwoordelijk zijn voor de bescherming van de biologische diversiteit en voor het gebruik van hun biologische hulpbronnen op een duurzame manier (Heldeweg et al 2002).
5.1.4
Het Kyoto Protocol
Het Kyoto Protocol is getekend door Nederland op 29 april 1998. Het is niet in werking getreden voor de Nederlandse Antillen. Het doel van het Kyoto protocol is het terugbrengen en stabiliseren van de concentratie broeikasgassen in de atmosfeer, teneinde de anthropogene effecten op het klimaat tegen te gaan. Het gaat hierbij voornamelijk om de reductie van CO2, dat onder andere bij de elektriciteitsopwekking aan de hand van fossiele brandstoffen, zoals olie, vrijkomt. De Europese Commissie heeft in 2003 een initiatief goedgekeurd om de klimaatverandering wereldwijd te bestrijden. Het besluit stelt Europese bedrijven in staat om over de gehele wereld emissiebeperkende projecten uit te voeren en de verworven kredieten om te zetten in emissierechten in het kader van de regeling van de Europese Unie voor de handel in emissierechten. Het voorstel is gebaseerd op de zogenaamde marktgerichte flexibele mechanismen “Joint Implementation” en het “Clean Development Mechanism" die in het Kyoto Protocol zijn opgenomen. Hun doel is om op een kosteneffectieve manier wereldwijd de emissiereductiedoelstellingen te bereiken, terwijl aan andere geïndustrialiseerde landen en ontwikkelingslanden geavanceerde technologie wordt overgedragen. Joint Implementation Het Kyoto protocol bevat een artikel waarin staat dat landen kunnen deelnemen aan emissie reductie programma's van andere landen, en dat daarmee emissie reductie units (ERU) kunnen worden verdiend. Deze units kan een land gebruiken om de emissienormen te halen. In het protocol heet dit instrument Joint Implementation, of JI. Aangezien de Nederlandse Antillen Kyoto niet medeondertekend hebben en ook geen reductieprogramma hebben kunnen de Nederlandse Antillen niet “gastland” zijn in een JI-project. Clean Development Mechanism Landen die het Kyoto protocol hebben ondertekend kunnen hun Kyoto doelen halen door te investeren in duurzame ontwikkeling in ontwikkelingslanden. Dit heet een Clean Development Mechanism, of CDM. CDM mag ook worden toegepast op een ontwikkeld land dat het Kyoto protocol niet heeft ondertekend. De Nederlandse Antillen kunnen dus “gastland” zijn in een CDM-project. In het Kyoto protocol wordt een review board voor het CDM genoemd. Er staat in dat 'emissie reducties bewezen moeten worden, meetbaar moeten zijn, lange-termijn voordelen moeten bieden voor de landen gerelateerd aan vermindering van klimaatverandering, en gecertificeerd moeten worden door officiële organen'. CDM ontwikkelingen moeten in de eerste plaats worden goedgekeurd door de overheid van het land waarin het wordt toegepast. De overheid moet dan bekijken of het beoogde project in kwestie echt wel bijdraagt aan duurzame ontwikkeling, door de voorspelde uitkomsten van het project te vergelijken met vooropgestelde criteria.
5.1.5
Het Zeeschildpaddenverdrag
Het Inter-Amerikaans verdrag inzake de bescherming en het behoud van zeeschildpadden werd getekend op 24 december 1998. Voor de Antillen is het verdrag in werking getreden op 1 mei 2001.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 55 van
159 -
Het doel van het Zeeschildpaddenverdrag is de besherming, het beheer en het herstel van zeeschildpadden-populaties en de habitats, waar zij van afhankelijk zijn, te stimuleren (Heldeweg et al 2002). Naast het Koninkrijk der Nederlanden hebben Venezuela, Brazilië, Peru, Ecuador, Costa Rica, Mexico, Honduras en de Verenigde Staten dit verdrag geratificeerd.
5.2 Regionale Verdragen 5.2.1
Het Cartagena Verdrag (Inclusief protocollen)
Het Verdrag van Cartagena is getekend door de Verdragspartijen op 24 maart 1983. Voor de Antillen is het verdrag in werking getreden op 11 oktober 1986. Het Cartagena verdrag omvat maatregelen ter bescherming van het mariene milieu in het Caribisch gebied. Het verdrag bevat ook drie protocollen: 1. Olieprotocol (protocol betreffende de samenwerking voor de voorkoming van olieverontreiniging in het Caribisch gebied). 2. Specially Protected Areas and Wildlife (SPAW) protocol (protocol betreffende speciaal beschermde gebieden en wilde dieren). 3. Land-based sources of pollution (LBS) protocol (protocol betreffende mariene verontreiniging als gevolg van activiteiten op land). Het olieprotocol werd tezamen met het Cartagena verdag aangenomen, met het doel de regionale samenwerking op het gebied van de voorkoming en inperking van olieverontreiniging te versterken. (UNEP-CEP 2007). Het SPAW-protocol is geratificeerd door het Koninkrijk voor de Antillen op 2 maart 1992. Voor de Antillen is het SPAW protocol in werking getreden op 18 juni 2000. Het SPAW-protocol is een nadere uitwerking van artikel 10 van het Cartagena verdrag, welke de partijen opdraagt speciaal beschermde gebieden in te stellen (Heldeweg et al 2002). Deze gebieden dienen vooral grote en representatieve delen van kust en mariene ecosystemen te beschermen en herstellen, in het bijzonder de habitats en de daarmee geassocieerde ecosystemen die noodzakelijk zijn om bedreigde en endemische planten en dieren te beschermen. Het SPAW-protocol geeft ook richtlijnen op welke manier de bescherming het beste bewerkstelligd kan worden (Heldeweg 2002). Ondanks dat het LBS protocol reeds door 16 lidstaten is getekend, is het nog niet in werking getreden. Dit protocol is gericht op het zo veel mogelijk reduceren van mariene verontreiniging als gevolg van activiteiten die plaatsvinden op land, zoals het storten van afval en afvalwater en het afspoelen van regenwater (UNEP-CEP 2007).
5.3 Nationale Wet- en Regelgeving en Beleid 5.3.1
Landsverordening Grondslagen Natuurbeheer en –bescherming
De Landsverordening Grondslagen Natuurbeheer en –bescherming dateert uit 1999 en is gewijzigd in 2001.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 56 van
159 -
Met de Landsverordening Grondslagen Natuurbeheer en –bescherming wordt internationaal natuurbeleid waar de Nederlandse Antillen aan zijn gehouden, geïmplementeerd. Zie onderstaande tabel voor een overzicht. Tabel 6: Implementatie van internationaal natuurbeleid in de Landsverordening Grondslagen Natuurbeheer en -bescherming Regulering van:
Implementatie van:
Behoud van flora en fauna
Zeeschildpaddenverdrag Bonn Overeenkomst
Behoud van biodiversiteit
Biodiversiteitsverdrag
Beheer en behoud van habitats en ecosystemen
Ramsar conventie
Handel in beschermde dieren
SPAW-Protocol (Cartagena Verdrag)
CITES
Bron: EC: OCT Environmental Profiles, januari 2007
De eilandelijke overheden zijn verantwoordelijk voor de implementatie van deze Landsverordening.
5.3.2
Concept Landsverordening Grondslagen Milieubeheer
De concept Landsverordening Grondslagen Milieubeheer is in 2000 opgesteld, maar is anno 2007 nog niet in werking getreden. Net als de Landsverordening Grondslagen Natuurbeheer is een belangrijk doel van deze verordening om hiermee internationaal beleid te implementeren, in dit geval op het gebied van het milieu. In Tabel 7 is een overzicht gegeven. In dit geval zijn wederom de eilandelijke overheden verantwoordelijk voor de implementatie van deze Landsverordening.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 57 van
159 -
Tabel 7: Implementatie van internationaal milieubeleid in de Landsverordening Grondslagen Milieubeheer Regulering van:
Implementatie van:
Handel in afval en asbest
Basel Verdrag over het transport en het storten van gevaarlijk afval Rotterdam verdrag over de international handel in (en de uitwisseling van informatie over) gevaarlijke stoffen
Handel in CFK’s
Ozon verdrag en het Montreal protocol waarin het gebruik en de handel in CFK’s wordt gereguleerd
Vervuiling/stellen van milieunormen voor lucht, geluid, afvalwater, waterkwaliteit en afval
Cartagena verdrag voor de bescherming en de ontwikkeling van het mariene milieu van de wijdere Caribische regio Raamwerk verdrag over klimaatverandering
Vervuiling van de zee en olieverontreiniging
Derde Protocol van het Cartagena verdrag (LBS protocol) over op land gevestigde bronnen voor mariene vervuiling Olieprotocol (Cartagena Verdrag)
Bron: EC: OCT Environmental Profiles, januari 2007
5.3.3
Natuur- en Milieubeleidsplan Nederlandse Antillen 2004-2007
In een recente studie van de Europese Commissie rond milieuproblemen en milieubeheer in de overzeese gebieden, wordt het Natuur-en Milieubeleidsplan Nederlandse Antillen 2004-2007 het belangrijkste beleidsdocument van de Nederlandse Antillen genoemd (EC 2007). De doelen van dit beleid zijn:
een landelijke milieu-inventarisatie uit te voeren, teneinde een meer precies en compleet beeld te krijgen van de actuele situatie op milieugebied; aanpak van afval-en afvalwaterproblematiek aanpak van de olie-industrie en ontwikkeling van kwaliteitsnormen voor verschillende milieu-issues stimuleren van duurzaam toerisme natuurbehoud vergroten van de publieke steun voor milieuzorg en natuurbehoud duurzame energie
Dit nationale beleid moet zijn weerslag krijgen in natuur- en milieubeleidsplannen voor elk eiland.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 58 van
159 -
5.3.4
Eindrapportage Milieunormen
In 2005 is een project opgestart door het Land om samen met de eilandelijke overheden normen voor lucht (inclusief geluid en geur), water, afvalwater en afval op te stellen. Voor de genoemde milieucompartimenten is de gewenste kwaliteit bepaald. De normering is hiermee nog niet compleet; voor het milieucompartiment bodem zijn namelijk nog geen normen opgesteld. De reden hiervoor is dat in het algemeen bodemvervuiling (incl. het grondwater) voor wat betreft schade aan mens en milieu als minder urgent is beoordeeld. Nader onderzoek om tot normering voor bodemvervuiling te komen, wordt wel aanbevolen. De rapportage moet worden gezien als een handreiking richting de Eilandgebieden, die de normen kunnen gebruiken bij de vergunningverlening. Hiervoor is het wel noodzakelijk dat regulering van milieuzaken op eilandelijk niveau is vastgesteld. Voor het compartiment lucht zijn immissienormen (luchtkwaliteitsnormen) opgesteld voor: stof (TSP, PM10, PM2.5), zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NOx), ozon (O3), koolwaterstoffen (KWS), koolmonoxide (CO), lood (Pb), chloride (Cl), benzo(a)pyrene (BaP), vluchtige organische koolwaterstoffen (VOS) en geur. De normen zijn opgenomen in Bijlage C3. Uitstoot normen of emissienormen zijn er voor zwaveldioxide (SO2), stikstofoxide (NOx) en stof. De uitstootnormen voor deze stoffen zijn geëvalueerd en het is gebleken dat voor verschillende stoffen de Antilliaanse norm strenger uitpakt dan de Nederlandse norm. Voor NOx is de Antilliaanse norm zelfs 3x strenger dan de Nederlandse. De Antilliaanse norm maakt bij energie-opwekking geen onderscheid tussen zuigermotoren (zoals voorgenomen voor de dieselcentrale te Karpata) en ketels. Daarnaast wordt in de norm niet gespecificeerd bij welke zuurstofcondities de norm geldt (zie Bijlage C1). Om deze reden wordt in dit MER afgezien van toepassing van de Antilliaanse norm en is de Wereldbank norm als een bruikbaar alternatief meegenomen (zie Bijlage C2). Voor geluid zijn er normen voor verschillende typen gebieden, bijvoorbeeld voor het stadscentrum en voor de landelijke omgeving (zie Bijlage C5). De eilandgebieden dienen zelf deze gebiedstypen te onderscheiden. Voor de toepassing en interpretatie van de Antilliaanse geluidsnorm kan worden aangesloten bij de Nederlandse Handreiking Industrielawaai. De normstelling voor oppervlaktewater op de Nederlandse Antillen bestaat uit twee delen:
eisen voor lozingen van huishoudelijk afvalwater op het oppervlaktewater; normen voor de kwaliteit van het oppervlakte water (Bijlage C5).
Wat de lozingen (emissies) betreft zijn er alleen normen gesteld voor huishoudelijk afvalwater en niet voor industrieel afvalwater. Aangezien bij de voorgenomen activiteit geen lozingen van huishoudelijk afvalwater (en industrieel afvalwater) zullen plaatsvinden, zijn deze normen niet separaat in een bijlage opgenomen. Voor afval zijn doelstellingen van beleid voor 2010 en 2020 voorgesteld. Het betreft op de eerste plaats importverboden voor een aantal milieugevaarlijke stoffen zoals asbest en pesticiden; ten tweede doelen voor het scheiden van gevaarlijk afval van ander afval o.a. klein chemisch afval. Ook is er het voornemen om in de toekomst storten van afval op eigen terrein te verbieden, ook voor bedrijven. Tenslotte zullen er eisen worden gesteld aan afvalverwerkingsinrichtingen. Voor bodem en grondwater zijn, zoals eerder vermeld, geen normen voorgeschreven.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 59 van
159 -
5.4 Eilandelijke Wet- en Regelgeving 5.4.1
Hinderverordening Bonaire
Op 12 december 1994 heeft de Eilandsraad van Bonaire de Hinderverordening aangenomen. In deze Eilandsverordening staan regels ter voorkoming en beperking van gevaar, schade of hinder aan het milieu door milieubelastende activiteiten. In artikel 3 van deze verordening is aangegeven dat het is verboden om zonder vergunning van het bestuurscollege milieubelastende activiteiten te beginnen. Welke activiteiten als milieubelastend zullen worden beschouwd zal per algemene maatregelen van bestuur door het eiland worden aangewezen (zie ook artikel 3). Dit is echter nog niet gebeurd. Ook andere algemene maatregelen van bestuur ter nadere uitwerking van de Hindervergunning, zoals bijvoorbeeld ten aanzien van de inhoud van de aanvraag van een vergunning (artikel 6) zijn nog niet vastgesteld. Dit betekent dat tot op heden de Hinderverordening van Bonaire nog niet kan worden uitgevoerd. De verwachting (van DROB) is overigens dat de benodigde algemene maatregelen van bestuur er voor het einde van 2007 wel nog zullen komen.
5.4.2
Afvalstoffenverordening Bonaire
De Eilandsverordening Afvalstoffen Bonaire is op 16 december 1993 vastgesteld door de Eilandsraad van Bonaire. Met deze verordening beoogt het eilandsbestuur om in het belang van de bescherming van het milieu, de belasting daarvan door afvalstoffen te beperken. De regels hebben betrekking op huishoudelijke afvalstoffen, grof gezinsafval, veegvuil, zwerfvuil, bedrijfsafval, chemisch afval, vloeibaar afval, autowrakken en andere – al dan niet van bedrijven afkomstige – afvalstoffen.Voor bedrijven die afval produceren is o.a. artikel 18 lid 1 van belang: “Het is verboden bedrijfsafvalstoffen over te dragen of ter inzameling en/of op de stortplaats en/of het overslagstation aan te bieden aan een ander dan de inzameldienst”.
5.4.3
Eilandsverordening Ruimtelijke Ontwikkelingsplanning Bonaire
Op 18 augustus 1994 heeft de eilandsraad van Bonaire de eilandsverordening ruimtelijke ontwikkelingsplanning Bonaire vastgesteld. Deze verordening is noodzakelijk ter uitvoering van de Landsverordening grondslagen ruimtelijke ontwikkelingsplanning (P.B. 1976, no. 195). In deze eilandsverordening wordt geregeld dat het eilandgebied een ontwikkelingsplan vaststelt waarin bestemmingsvoorschriften zijn opgenomen. Dit gebeurt in het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling en volkshuisvesting en een verantwoord milieubeleid in het eilandgebied. Ook zijn allerlei procedures rond de ruimtelijke planning, bijvoorbeeld rond inspraak en bezwaar, vastgelegd. Bestemmingsvoorschriften kunnen bepalen dat het verboden is binnen een bij de bestemmingsvoorschriften aan te geven gebied bepaalde werken, zoals bijvoorbeeld het aanleggen van wegen en andere terreinverhardingen zonder, of in afwijking van een aanlegvergunning van het bestuurscollege (artikel 24), uit te voeren. Ook kunnen de bestemmingsvoorschriften bepalen dat het verboden is bouwwerken en onbebouwde gronden te gebruiken op een wijze die strijdig is met de bestemmingsvoorschriften. Het bestuurscollege is bevoegd om vrijstelling te geven van dit verbod indien er geen dringende reden is om het meest doelmatige gebruik te beperken (artikel 30). Tot dusverre is nog geen ontwikkelingsplan met bestemmingsvoorschriften vastgesteld.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 60 van
159 -
5.4.4
Eilandsverordening Marien Milieu
De Eilandsverordening Marien Milieu werd in 1991 vastgesteld door de eilandsraad van Bonaire. Op 25 april 2001 is deze eilandsverordening gewijzigd. De gewijzigde verordening is op 12 juni 2001 in werking getreden. De Eilandsverordening Marien Milieu omvat tal van verbodsbepalingen ter bescherming van het mariene milieu in Bonaire. In sommige gevallen gelden de verboden voor alle wateren. Een voorbeeld hiervan is het verbod om biologische en chemische middelen te lozen die schade kunnen toebrengen aan het mariene milieu (artikel 4). In andere gevallen gelden de verboden alleen voor het onderwaterpark Bonaire of de reservaten die daarbinnen zijn aangewezen. Zo zijn er randvoorwaarden rond het beoefenen van de duiksport in het onderwaterpark (artikel 2). Niemand mag zich zonder ontheffing van het bestuurscollege bevinden in de reservaten van het onderwaterpark, behalve traditionele vissers (artikel 5). De reservaten binnen het onderwaterpark omvatten: het als zodanig gemarkeerde gedeelte van het onderwaterpark gelegen tussen Boca Slagbaai en Playa Frans en het als zodanig gemarkeerde gedeelte gelegen tussen landhuis Karpata en de ingang van het Gotomeer. Tenslotte omvat de eilandsverordening Marien Milieu een aantal specifieke verbodsbepalingen voor Lac (artikel 18 t/m 26).
5.4.5
Algemene Politiekeur Bonaire
In de Algemene Politiekeur van Bonaire (1919, no. 25) is een aantal bepalingen opgenomen die betrekking hebben op het bevorderen van de openbare orde op en nabij de openbare weg. Het gaat in het merendeel van de gevallen om verboden al of niet gekoppeld aan een vergunning van de Gezaghebber. Een aantal bepalingen kan van toepassing zijn wanneer het gaat om bouw- en transportwerkzaamheden. Zo is het verboden om:
zonder voorzorgsmaatregelen stenen te springen (art. 5); de openbare weg te verontreinigen (art. 12).
Zonder vergunning van het Plaatselijk Hoofd van Politie is het verboden om:
in Kralendijk stenen te springen (art. 6); op of aan de openbare weg iets te plaatsen (art. 9a); op de openbare weg voorwerpen en afval te storten (art. 9b); op de openbare weg bouwmaterialen te hebben, met uitzondering van bepaalde situaties (art. 9c); de openbare weg als werkplaats te gebruiken (art 9d); het wegdek op te breken of in de openbare weg te graven, tenzij het werk wordt uitgevoerd ten behoeve van of onder toezicht van het Gouvernement (art. 10); in de kom van Kralendijk werk te verrichten dat lawaai veroorzaakt.
5.4.6
Natuurbeleidsplan Bonaire
Bonaire is vooralsnog het enige eiland met zowel een Milieubeleidsplan als een Natuurbeleidsplan. Alleen het Bonairiaanse Natuurbeleidsplan is echter ook daadwerkelijk aangenomen. Het Natuurbeleidsplan Bonaire gaat in op het beheer van natuur en landschap op Bonaire en van het mariene ecosysteem rondom het eiland. Het plan geeft invulling aan de verplichting om een eilandelijk natuurbeleidsplan op te stellen, zoals opgenomen in de Landsverordening Grondslagen Natuurbeheer (zie subparagraaf 5.3.1.). Het doel van het natuurbeleid van Bonaire is behoud van alle op en rondom het eiland voorkomende biologische diversiteit op een zo natuurlijk mogelijke wijze, mede ten behoeve van het welzijn van de burgers en als bijdrage aan de ontwikkeling van duurzame gebruiksvormen, in
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 61 van
159 -
het bijzonder het toerisme. De doelstelling van het natuurbeleid wordt gerealiseerd via twee beleidslijnen: gebiedsbescherming en soortbescherming. Binnen de gebiedsbescherming wordt conform de gebiedscategorieën die de World Conservation Union (IUCN) hanteert, onderscheid gemaakt tussen: - Strikte natuurreservaten - Nationale parken - Natuurmonumenten - Eilandelijke natuurgebieden - Beschermde landschappen In het natuurbeleidsplan Bonaire wordt het ‘Pekelmeer/Flamingo-Sanctionary’ aangemerkt als natuurreservaat waartoe mensen geen toegang zouden mogen krijgen. Het wordt van belang geacht de bescherming van dit gebied op eilandsniveau juridisch beter te waarborgen. Het natuurpark Washington Slagbaai is in 1969 als nationaal park ingesteld en in 1977 uitgebreid. Dit park omvat ook het Gotomeer. Daarnaast is in Bonaire het ‘Onderwaterpark’ wettelijk ingesteld op basis van de Verordening Marien Milieu (zie subparagraaf 5.5.4). Het eilandgebied is voornemens om ook Lac en Klein Bonaire als nationaal park aan te wijzen. Hiermee hebben dan alle Ramsar sites: Slagbaai, Gotomeer, Klein Bonaire, Lac en het Pekelmeer ook op eilandelijk niveau een beschermde status. De Salinas van Slagbaai, Gotomeer, Pekelmeer en op Klein Bonaire zijn in het natuurbeleidsplan daarnaast aangemerkt als natuurmonument. Dit geldt ook voor de grotten op Bonaire. Brasil Labra, het terrassenlandschap Midden Bonaire en Zuidelijk Bonaire zijn in het natuurbeleidsplan aangemerkt als eilandelijk natuurgebied. Het Landschap rondom Rincon wordt gezien als een te beschermen landschap.
Figuur 23: Aanduiding natuurparken en beschermde landschappen
In Bijlage D is de huidige en de gewenste beschermingsstatus van het Gotomeer en Rincon en samengevat. Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 62 van
159 -
Binnen de zogenaamde ‘witte gebieden’ dat wil zeggen die gebieden die niet zijn aangewezen als natuurgebied van betekenis is er ruimte voor economische en ruimtelijke ontwikkeling. Wel dienen de bestaande, veelal meer algemene natuurwaarden te worden geïntegreerd in de planvorming en in uitvoeringsmaatregelen. Ook gelden in deze gebieden beschermingsmaatregelen van algemene aard zoals deze o.a. voortvloeien uit de soortbescherming. De beste bescherming van soorten is volgens het natuurbeleidsplan Bonaire, de bescherming van hun woon-, leef- en voedselgebieden, zoals dit via de gebiedsbescherming gestalte moet krijgen. Voor enkele dier- (en planten) soorten geldt echter dat ze bijzondere aandacht nodig hebben omdat: - ze zeldzaam en/of kwetsbaar zijn, zoals de Karko, Lora, Parkiet, Chogogo (flamingo) en koralen; - ze tevens gebruik maken van gebieden buiten de beschermde gebieden, zoals zeeschildpadden en roofvogels; - ze een bijzondere functie vervullen in het ecosysteem, zoals vleermuizen, roofvogels en verschillende planten; - ze mensen aanspreken en als voorbeeld kunnen dienen in educatie-en voorlichtingscampagnes over natuur, zoals de Chogogo (flamingo), de Lora en de Tortuga.
5.4.7
Milieubeleidsplan Bonaire 2003-2007
Vooruitlopend op de verplichting uit de concept Landsverordening Grondslagen Milieubeheer heeft Bonaire al een milieubeleidsplan opgesteld. Het plan beoogt de identificatie en concretisering van strategieën, instrumenten en de middelen, die volgens het Eilandsbestuur noodzakelijk zijn om voor de periode 2003-2007 het doel van het milieubeleid te halen. Dit doel is: het in stand houden van het draagvermogen van het Bonaireaanse milieu ten behoeve van een duurzame ontwikkeling. Het milieubeleidsplan van Bonaire heeft dezelfde aandachtsgebieden als het Meerjarenplan Milieu-en Natuurbeleid Nederlandse Antillen 2001-2005 van de Landsoverheid, de voorloper van het huidige plan. Topprioriteiten in dit plan zijn het project riolering Kralendijk (plan voor een afvalwaterzuiveringsinstallatie), de uitwerking van de Hinderverordening, het opstellen van een afvalactieplan, publieksvoorlichting en de handhaving van het milieubeleid. Om uitvoering te kunnen geven aan de Hinderverordening zullen verschillende elementen nog verder moeten worden uitgewerkt. Het gaat o.a. om een inventarisatie van alle milieubelastende activiteiten, de opstelling van een normeringssysteem en de vaststelling van een aantal eilandsbesluiten houdende algemene maatregelen. Ten behoeve van het afvalactieplan zal er o.a. een inventarisatie komen van alle gevaarlijke stoffen. Tevens zal er een registratiesysteem worden opgezet voor grondstoffen en producten die vallen in de afvalcategorie milieugevaarlijke stoffen en de categorie probleemstoffen. Er zou een leidraad moeten komen voor de omgang met verwijdering, verwerking, bewerking, bewaring, invoer en uitvoer van deze stoffen. Ook zal er per afvalstroom, zoals bijvoorbeeld bouw-en sloopafval, worden bekeken of het op Bonaire haalbaar is om deze gescheiden in te zamelen en te verwerken. Voor een milieuhygienische omgang met de afvalwaterproblematiek op Bonaire is de uitvoering van het project ‘riolering Kralendijk’ van groot belang. Het ontwerpen van ondersteunende wetgeving, waaronder de eilandelijke Lozingsverordening is een belangrijk onderdeel. Ook het waarborgen van de natuurlijke waterberging in salinas (o.a. Gotomeer) is van belang (zie ook natuurbeleidsplan Bonaire). Het milieubeleidsplan wijdt een apart hoofdstuk aan olie. Een lekvrije inzameling van alle afgewerkte olie en het voorkomen van oliemorsingen bij benzinestations en andere bedrijven worden beoogd. De Hindervergunning is een belangrijk instrument om deze problematiek aan te pakken. Hierin zal moeten worden geregeld dat bedrijven zoals BOPEC, waar gewerkt wordt met afgewerkte olie en smeer- en systeemolie, verplicht zijn olie lekvrij op te vangen in kunststof dekselvaten. Daarnaast is de afvalstoffenverordening van belang (zie subparagraaf 5.4.2.). Bij Eilandsbesluit moet, volgens artikel Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 63 van
159 -
11 lid 1 van deze verordening afgekondigd worden dat afgewerkte olie apart dient te worden ingezameld. Indien dit vooralsnog niet mogelijk is, dan kan worden teruggevallen op artikel 28 van deze verordening dat het verbod regelt om afvalstoffen in de bodem te brengen, te verbranden, over te laden, te be-of verwerken of vernietigen. In hoofdstuk 10 van het Milieubeleidsplan wordt aangegeven dat het instrument van milieueffectrapportage vooral van belang is in de volgende gevallen: “Bij de aanleg van grote projecten (infrastructuur, industrieën e.d.) in beschermde of kwetsbare gebieden is het belangrijk dat potentiële schadelijke milieueffecten in een zo vroeg mogelijk stadium van de technische planning en de besluitvorming worden onderzocht, zodat daar in het verdere proces rekening mee gehouden kan worden”.
5.5 Benodigde BC-Besluiten Bij Besluit van 30 mei 2007 heeft het Bestuurscollege van Bonaire voor dit project een tijdelijke Commissie Milieu-effectrapportage (mer-commissie) ingesteld. Deze Commissie is verantwoordelijk voor het begeleiden van de milieu-effectprocedure en voor het beoordelen van het milieueffectrapport. Het milieu-effectrapport zal worden gebruikt bij een tweetal publiekrechtelijke besluitvormingsprocedures en bij een aantal privaatrechtelijke rechthandelingen van de Bonairiaanse overheid. In onderstaande paragrafen worden de relevante besluiten en rechtshandelingen toegelicht.
5.5.1
Besluit ter Verlening van de Bouwvergunning
Ingevolge de Bouw- en woningverordening Bonaire (A.B. 1961, nr. 17) dient voor bouw-objecten een bouwvergunning te worden aangevraagd. De vergunning zal door het Bestuurscollege worden afgegeven.
5.5.2
Besluit ter Verlening van een Graafvergunning
Ingevolge artikel 10 van de Algemene Politiekeur Bonaire dient voor graafwerkzaamheden op de openbare weg een graafvergunning te worden aangevraagd. De vergunning zal door de Gezaghebber als Hoofd der Politie worden afgegeven.
5.5.3
Besluit ter Verlening van Erfpachtrecht
Voor de 12 percelen voor de windturbines zullen 12 separate besluiten ter verlening van erfpachtrecht worden afgegeven. Voor de dieselcentrale zal een enkel besluit ter verlening van erfpachtrecht worden afgegeven. De besluiten zullen door het Bestuurscollege van Bonaire worden genomen.
5.5.4
Besluit ter Goedkeuring van het Milieu-effectrapport
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 64 van
159 -
Conform de met EcoPower afgesproken procedure zal het Bestuurcollege van Bonaire een separaat besluit nemen waarin het milieu-effectrapport wordt goedgekeurd. Het betreft geen besluit dat op grond van een wettelijke regeling wordt genomen.
5.5.5
Erfdienstbaarheid voor hoogspanningstransmissielijn en brandstofleiding
De hoogspanningstransmissielijn en de brandstofleiding zullen over zowel particuliere gronden als over domeingronden lopen. In beide situaties zullen erfdienstbaarheden moeten worden overeengekomen en vastgelegd in de openbare registers.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 65 van
159 -
6 HUIDIGE TOESTAND MILIEU-COMPARTIMENTEN 6.1 Landschap Zowel het windpark bij Morotin, als de dieselcentrale te Karpata zijn gelegen in een in het Natuurbeleidsplan Bonaire aangewezen Beschermd Landschap of Eilandelijk Park. Zie hiervoor Figuur 23 in paragraaf 5.4.6.
6.1.1
Morotin
Het gebied ten noordoosten van Rincón is volgens het Natuurbeleidsplan Bonaire aangewezen als Beschermd Landschap. Momenteel heeft het echter nog geen beschermde status en er is geen beheers- en ontwikkelingsplan voor het gebied. Het gebied is vooral vanuit cultuurhistorisch oogpunt belangrijk. In het Natuurbeleidsplan wordt het gebied als volgt omschreven: “Rincon is het oudste dorp van Bonaire. Het is reeds sinds de 16e eeuw bewoond. Op de gronden in de vallei, de kunuku vindt extensieve landbouw en veeteelt plaats. Het patroon van akkers, wegen en drinkplaatsen, zoals bij Fontein, is in de loop der eeuwen ontwikkeld en vormt onderdeel van het cultuurhistorisch erfgoed van het eiland.” Het doel van bescherming en beheer zoals verwoord in het Natuurbeleidsplan is: “De bevolking van Rincon de gelegenheid bieden de culturele en natuurwaarden van hun dorp en haar omgeving te behouden, waardoor Rincon in staat zal zijn om zich op duurzame wijze te ontwikkelen”. Dit doel is inmiddels uitgewerkt in een rapportage “Landschapspark Rincón” (A. Torr, 2000). Volgens dit rapport zijn de belangrijkste waarden van dit gebied: de zichtbare geologische afzettingen, de inheemse flora en fauna, de plantage Onima, Dos Pos, de indianen inscripties, de Lourdesgrot en de Kunuku’s.
6.1.2
Karpata
Het gebied ten zuiden van Rincon is volgens het Natuurbeleidsplan Bonaire aangewezen als Eilandelijk Park “Terrassenlandschap Midden Bonaire”. Het heeft echter geen beschermde status. De betekenis van het gebied wordt volgens het Natuurbeleidsplan Bonaire als volgt beschreven: “De gebieden in de bergen ten zuiden en oosten van het dorp Rincon zijn ruig en slecht toegankelijk en daarom veel minder in cultuur gebracht dan de valleigronden. Het terrassenlandschap bestaat uit de deelgebieden Rooi Sangu, Tolo en Columbia. Deze natuurgebieden (mondi) zijn van grote betekenis voor de natuur op Bonaire. Men treft er veel van de op Bonaire voorkomende plantensoorten aan. De gebieden zijn leef- en voedselgebied voor tal van inheemse vogelsoorten, waaronder de Lora, Prikichi, Chuchubi spaño, kolibries, duiven en zeldzame roofvogels als de Warawara en de Falki, en voor hagedissen en de Yuana.“
6.2 Flora en Fauna In juli 2007 is door EcoVision opdracht verleend aan Carmabi om een inventarisatie uit te voeren naar de kenmerken van de natuurlijke omgeving (flora en fauna) in het gebied Morotin en Karpata. De beschrijving is hieronder samengevat. Verder is in paragraaf 6.2.3 een korte beschrijving van de natuurwaarden langs het tracé van de hoogspanningskabel opgenomen. Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 66 van
159 -
6.2.1
Morotin
In het projectgebied worden 3 landschapstypen aangetroffen, nl. TL1, TL8 en TL9. Aan de noordkust toe vinden we het TL1 landschapstype (Lithophila-Sesuvium lower terrace) waarin de twee dominante vegetatietypes (Sesuvium-Lithophila type en Lithophila-Euphorbia type) worden gekenmerkt door zoutresistente en –minnende kruiden. Het TL9 landschap is typerend voor vrij grote delen van de noordkust van Bonaire. Het wordt gekenmerkt door een complex van twee vegetatietypes: Prosopis-Opuntia type en EuphorbiaSporobolus type. Beide vegetatietypes zijn soortenarm. Met name de zuilcactussoorten Stenocereus griseus (jatu) en de Cereus repandus (kadushi) zijn opvallend in dit landschap. Zij bereiken een gemiddelde hoogte van ca. 3.5 m en zijn maximaal 6 m hoog. Dichter tegen het Midden Terras aan is een wat diverser landschapseenheid te vinden: TL8 ProsopisSubpilocereus lower terrace. In alle drie landschapstypen zijn betrekkelijk grote hoeveelheden bolcactussen waargenomen (Melocactus macrocantus). De dichtheden variëren; in enkele gebieden (o.a. bij de huidige meetmast) worden dichtheden van enkele honderden per 1000 m2 aangetroffen. De soort is endemisch voor de ABC eilanden men komt op Bonaire betrekkelijk algemeen voor. Westelijk van de voorgenomen locatie van turbine 1 (meest westelijke turbine) zijn veel mangrove bomen aangetroffen in een gebied dat in natte tijden regelmatig onder water staat. Tijdens de inventarisatie gedaan door Carmabi zijn geen zeldzame plantensoorten in het gebied waargenomen.
Figuur 24: Vegetatietypen gebied Morotin met aanduiding voorgenomen Locatie windpark (Bron: Vegetatiekaart Bonaire, Carmabi 2005)
6.2.2
Karpata
Het gebied Karpata is het gebied waar de dieselcentrale is gepland. In het Natuurbeleidsplan Bonaire (1999) is dit gebied een onderdeel van het voor Bonaire belangrijke ‘Terrassenlandschap Midden Bonaire’ (zie Figuur 25). Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 67 van
159 -
Figuur 25: Vegetatietypen gebied Karpata met aanduiding voorgenomen locatie dieselcentrale (Bron: Vegetatiekaart Bonaire, Carmabi 2005)
Conform het Natuurbeleidsplan is dit gebied: ‘van zeer grote betekenis voor de natuur op Bonaire. Men treft er veel van de op Bonaire voorkomende plantensoorten aan. De gebieden zijn leef- en voedselgebied voor tal van inheemse vogelsoorten, waaronder de lora, prikichi (parkiet), duiven en zeldzame roofvogels als de warawara en falki.’ Het Karpata gebied is het enige gebied op Bonaire waar een paar van de op Bonaire extreem bedreigde witstaartbuizerd (falki; Buteo albicaudatus; Voous 1983) voorkomt (ook Flikweert 2003, p. 13). Het is ook de enige plek op Bonaire waar een paar van de Smelleken (Falco columbarius) is waargenomen (Flikweert 2003, p. 15). Van de zes verzamelde landslakken zijn er vier endemisch (zeer beperkte geografische verspreiding), en zijn (vrij) abundant op Bonaire zelf. Dit geldt ook voor de in het gebied waargenomen reptielensoorten. De waargenomen vlindersoorten en krabachtigen daarentegen hebben een breder verspreidingsgebied en zijn verder ook abundant op het eiland. In de Freitas et al. (2005) wordt het Laag Terras te Karpata beschreven als een ‘CaesalpiniaMetopium Lower terrace’ (TL6) waarin ook een stuk ‘Prosopis-Capparis Lower terrace’ (TL8) voorkomt (zie Figuur 25). Deze landschapseenheid komt alleen voor in de omgeving van BOPEC, Karpata, Hato en Klein Bonaire. TL6 en TL8 zijn de enige Laag Terras landschapseenheden waarin het primaire vegetatietype Coccoloba swartzii-Metopium brownei type voorkomt (de Freitas et al. 2005; Stoffers 1956). Een primair vegetatietype is een vegetatietype dat een van de oorspronkelijke (relatief onverstoorde) vegetatietypes op de eilanden weergeeft. Genoemd vegetatietype komt significant meer voor in TL6 dan in TL8. Karpata en Klein Bonaire zijn de enige van de vier genoemde gebieden die een beschermde status hebben in het Natuurbeleidsplan Bonaire 1999-2004. Ook is er langs de kust een strandgemeenschap die door Stoffers (1956) als ‘Strand shrub community’ is benoemd (“followed by a Conocarpus commnuity”). In de Freitas et al (2005) is dit landschap beschreven als Sesuvium-Lithophila (B1) beach waarin naast de voor dit landschapstype kenmerkende kruidenvegetatie ook de heesters Suriana maritima en Argusia gnaphalodes voorkomen. In de huidige studie is ook Erithalis fruticosa waargenomen. Dit strandtype wordt gevolgd door de Conocarpus beach, die aanwezig is, maar te klein om gekarteerd te zijn geweest in de Freitas et al. (2005). De genoemde landschapseenheden komen ook in andere kustdelen van Bonaire voor (zie de Freitas et al. 2005). Het gebied moet beschouwd worden als een bufferzone voor het Gotomeer (150 ha groot) als Ramsarsite. Peck (2003) beschrijft het gebied als volgt: ‘A shallow, permanent, saline lagoon, isolated from the sea by a beach rock bank. Brine shrimp and brine fly are abundant in the hypersaline areas, providing valuable food sources for birds, including Phoenicopterus ruber ruber (100-500). The site is important for several species of breeding birds and for staging shorebirds which nest in North America. Ramsar site no. 202.’ Verder kan opgemerkt worden dat de flamingotellingen van de DROB laten zien
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 68 van
159 -
dat in sommige maanden meer dan 600 flamingos worden waargenomen in het Gotomeer gebied (zie ook paragraaf 6.2.4: Bijzondere fauna elementen).
6.2.3
Kabeltracé
De hoogspanningskabel tussen het voorgenomen windpark en de dieselcentrale zal worden aangelegd in de berm langs de openbare wegen (zie Figuur 9). Omdat de dikte van de kabel beperkt is, zullen de breedte van het tracé en diepte van de sleuf navenant beperkt zijn (breedte 70 cm, diepte 80 cm). In deze smalle strook langs de openbare weg is geen flora van grote betekenis aangetroffen.
6.2.4
Bijzondere fauna elementen
Kerkuilen De kerkuil (Tyto alba) is op Bonaire een zeldzame nachtvogel. Op het eiland komen naar schatting ca. 36 individuen voor (Leysner, Lustenhouwer, 2005). Van de bekende jachtgebieden en rustplaatsen liggen de gebieden Fontein en de omgeving Rincon het meest in de nabijheid van het voorgenomen windpark. Leysner en Lustenhouwer (2005) geven 6 waargenomen en 6 vermoedelijke broedplaatsen op. In Figuur 26 worden echter van elk 5 lokaties aangegeven. De vermoedelijke broedplaatsen zijn slechts indicatief aangegeven omdat het rapport de exacte locaties niet aangeeft. De afstand van de broedplaatsen tot het windpark bedraagt meer dan 2 kilometer.
Figuur 26: Bestaande en mogelijke broedplaatsen van de kerkuil (Tyto alba).
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 69 van
159 -
Het voedselaanbod bepaalt bij kerkuilen de grootte van het jachtgebied. Bij een rijk voedselaanbod hebben kerkuilen voldoende aan een jachtgebied met een straal van ca. 500 meter rond de broedplaats en bij een klein voedselaanbod soms tot 5000 meter (website Barn Owl Trust). Bij Bolivia zijn twee broedplaatsen vlak bij elkaar aangetroffen, waarbij de uilen dus een betrekkelijk klein territorium bezetten. Wanneer ook de vermoedelijke broedplaatsen in beschouwing worden genomen, lijkt het erop dat over het algemeen betrekkelijk kleine territoria worden bezet. Echter er zijn verschillende waarnemingen bekend van kerkuilen ver buiten de bekende broedplaatsen (bij Morotin, maar ook in Kralendijk, pers. Comm. DROB).
Flamingo De flamingosoort die op Bonaire voorkomt is de Phoenicopterus ruber ruber. In de periode 1981-2007 was het gemiddelde aantal individuen, dat op het eiland aanwezig was ca. 3200. In dezelfde periode was het gemiddelde aantal broedgevallen dat werd gerapporteerd per monitoring event 437 (ruwe flamingodata DROB-Stainapa, 1981-2007). De soort broedt op Bonaire in het Pekelmeer en soms in Saliña Slagbaai of de saliña van het Gotomeer. Ook op andere plaatsen, met name in de vele saliña’s van Bonaire, komt de soort veelvuldig voor om te fourageren. Het voorkomen in de saliña’s is sterk afhankelijk van het seizoen. Enkele lokaties worden alleen bezocht wanneer hier zich voldoende water bevindt om te fourageren (Saliña Grandi en de saliña bij Boca Onima). In Saliña Mathijs fluctueert het aantal flamingo’s gemiddeld rond het aantal van 60 met duidelijke pieken (120-140 individuen) in de maanden mei en december (gemiddelden 2000-2003). In Tabel 8 zijn de gemiddelde aantallen flamingo’s per salina in de nabijheid van de voorgenomen lokaties van het wind park en de diesel centrale weergegeven. Ter vergelijking zijn de aantallen van Pekelmeer ook op genomen.
Tabel 8: Gemiddelde aantallen flamingo’s nabij voorgenomen wind park en diesel centrale (periode 1981-2007, data DROB, Stinapa Bonaire)
Lokatie
Gemiddeld aantal individuen (1981-2007)
Saliña Goto
368
Ingang Goto
34
Saliña Mathijs
53
Onima
3
Saliña Grandi
3
Pekelmeer
2416
Bonaire totaal
3259
Uit de tabel kan worden afgeleid dat gemiddeld ca. 80% van de flamingo’s in het Pekelmeer verblijft, 12% in Gotomeer en 9% in overige wateren van Bonaire. Gemiddeld verblijft slechts 1,8% van de flamingo’s in Saliña Mathijs, Saliña Grandi en de saliña van Boka Onima.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 70 van
159 -
Figuur 27 geeft de lokaties aan waar zich Flamingo’s bevinden, alsmede de waargenomen broedplaatsen (bron: ruwe flamingodata DROB-Stainapa, 1981-2007).
Figuur 27: Verblijfplaatsen en broedplaatsen Caribische flamingo (Phoenicopterus ruber ruber)
Vleermuizen De vleermuizen populaties van Bonaire zijn in het jaar 2000 door A. Rojer geïnventariseerd. Door Rojer werden 4 soorten aangetroffen, vrijwel alle in natuurlijke grotten: • • • •
Glossophaga longirostris (nectar etend) Leptonycteris curasoa (nectar etend) Mormoops megalophylla (insekten etend) Natalus tumidirostris (insekten etend)
De beide insekten etende soorten komen slechts in kleine aantallen voor. Van de soort Mormoops megalophylla werd het aantal individuen in het jaar 2000 op 60 individuen geschat, van de soort Natalus tumidirostris op slechts 45 (Rojer, 2000). De nectaretende soorten vormen de grootste groep vleermuizen op Bonaire, ca. 94% van vleermuizen (6% insekten etend). Van de nectar etende vleermuizen is Leptonycteris curasoa de meest voorkomende soort (schatting: 1535 individuen, ofwel 82% van het totale aantal vleermuizen op Bonaire). Figuur 28 geeft de lokaties aan waar zich voor vleermuizen belangrijke grotten bevinden. De verdeling van de vleermuis soorten over deze grotten is opvallend. De enige bekende verblijfplaats van de insekten etende vleermuizen Mormoops megalophylla en Natalus tumidirostris is de grot van Uruzjan Blanku (nr. 6 op Figuur 28). Deze grot ligt op een afstand van ca. 3½ kilometer vanaf de voorgenomen lokatie van het windpark. Dit wil niet zeggen dat de insekten etende vleermuizen niet op overige delen van het eiland voorkomen. Enkele insekten etende vleermuizen (soort onbekend) zijn vliegend waargenomen in het gebied van Morotin (pers. Comm A. Rojer). De verblijfplaats van deze individuen is onbekend. Mogelijk verblijven kleine aantallen in de nabijheid van Morotin, mogelijk zijn de vleermuizen afkomstig uit de grot van Uruzjan Blanku. De individuen werden waargenomen nabij het Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 71 van
159 -
westelijk deel van het geprojecteerde windpark, bij Saliña Grandi, waar in oktober 2007 diverse delen van het land onder water stonden. Vermoedelijk zijn de vleermuizen aangetrokken door grote hoeveelheden insekten in de natte periode van het jaar. In de nabijheid van Morotin zijn geen grotten gevonden waar zich nectar etende vleermuizen bevinden. Toch kunnen zich ook hier kleine groepen van bijvoorbeeld Glossophaga longirostris in spelonken in de terraswand verzamelen.
Figuur 28: Verblijfplaatsen diverse vleermuissoorten Bonaire
Koraalrif Het koraalrif rond Bonaire is in kaart gebracht in de Atlas of the Living Reefs of Curçao and Bonaire (Van Duyl, 1985). Het stuk bij Karpata is in beeld gebracht in kaarten B10 (oostelijk gedeelte) en B11 (westelijk gedeelte) van de atlas. In Figuur 29 is het desbetreffende deel van de kaarten te zien.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 72 van
159 -
Figuur 29: Overzicht koraalbedekking langs de kust bij Karpata.
De Figuur geeft een stuk van het rif weer vanaf het Gotomeer, in oostelijke richting van ongeveer 1200 meter. De kaart betreft het stuk vanaf de kustlijn tot 7-15 m diepte. De kaarten zijn gebaseerd op luchtfoto’s die door middel van in situ duiken zijn geverifieerd. Het diepere gedeelte is weergegeven door middel van staafdiagrammen die gebaseerd zijn op (gemotoriseerde) duikinspecties op een diepte van 15 m. In het ondiepe gedeelte langs de kust bestaat de bodem voor het grootste gedeelte uit zand, koraalpuin, rotsen en harde bodem, met hier en daar stukken koraal (donkergrijze rand, door Van Duyl gekarakteriseerd als shore zone bottomtype). De lichtgrijze zone die daar op aansluit is gekarakteriseerd als rubble/hard bottom en bestaat voor een groot deel uit koraalpuin. De rozegekleurde stukken die de lichtgrijze zone afwisselen betreffen koraalgemeenschappen van Acropora palmata met een koraalbedekking variërend van 10-20% tot 20-40%. De lichtgrijze/roze zone wordt gevolgd door een zone die grotendeels bestaat uit Head Coral communities die gekenmerkt wordt door de soorten Montastrea annularis en Collophyllia natans en gorgonensoorten. De koraalbedekking varieert van 10-20% tot 20-40%. In het gedeelte van B11 is een stuk zand waar te nemen. De lichtblauwe zone betreft gemeenschappen van Acropora cervicornis met een bedekking van 2040% en iets ten oosten van het Gotomeer zelfs meer dan 40%. In het gedeelte westelijk van het midden komen in de gemeenschap ook head corals voor, meer naar het oosten zijn gorgonen te vinden en nog verder naar het oosten weer head corals. De laatste zone betreft voornamelijk head coral gemeenschappen, wisselend van de groep van Montastrea annularis/Colpophyllia natans en de groep van Agaricia. Alleen in het meest oostelijke gedeelte van deze zone zijn ook gorgonen te vinden. In het grootste deel van deze zone is de koraalbedekking meer dan 40%. Het rif dieper dan ca. 10 m wordt beschreven door de staafdiagrammen. Samenvattend kan dit als volgt beschreven worden: de diepte waarop de drop-off begint varieert van 6 tot 12 meter. De hoek van de helling ligt tussen de 20 en 50 graden. Het ontwikkelingsstadium (reef development) van het diepere rif wordt overwegend gekarakteriseerd als ‘moderate’, en gedeeltelijk als ‘high-moderate’. ‘Moderate’ betekent dat er een systeem van zandkanalen en koraal ‘ridges’ herkenbaar is, terwijl dit bij ‘high-moderate’ nog duidelijker is. De koraalbedekking in de westelijke helft (B10) varieert van 30-50% tot 50-70%, met een klein stuk minder dan 10%. De koraalgemeenschappen bestaan voornamelijk uit headcorals, zowel uit de Montastrea- als uit de Agaricia-groep. In het oostelijke deel (B11) is er een stuk met meer dan 70% koraalbedekking. Ook hier zijn de gemeenschappen voornamelijk van de groep van Montastrea en Agaricia. In dit gedeelte zijn ook gorgonen te vinden. De prominente soorten die voorkomen zijn Montastrea annularis, Porites porites, Madracis mirabilis en Millepora. Bovenstaande beschrijving dateert uit 1985. Gegevens uit 2007 (pers. Comm. P. Hoetjes) geven aan dat de koraalbedekking in het gebied rond Karpata bijna 40% bedraagt, terwijl het gemiddelde van Bonaire rond 30% ligt (zie ook Figuur 30). Uit de Figuur blijkt eveneens dat de bedekking met turfalgen (die op rif-degradatie kan duiden) in het Karpata gebied geringer is dan gemiddeld op het Bonaireaanse rif.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 73 van
159 -
60 Bonaire average 20 sites Karpata
Bedekkingspercentage (%)
50
40
30
20
10
0 Koralen
Macro algen
Turfalgen
Figuur 30: Koraalbedekking en bedekking door macro- en turfalgen (Karpata en overig Bonaire).
6.3 Oppervlaktewater 6.3.1
Morotin
Bij Morotin komen drie typen oppervlaktewater voor: de zee, saliña’s, en plassen. Het waterniveau in de saliña’s, en plassen is sterk afhankelijk van regenbuien. Deze kunnen in droge tijden ook geheel droog komen te staan. Daar er geen significante impact van de windmolens op oppervlaktewater wordt verwacht, zal dit onderdeel niet verder beschreven worden.
6.3.2
Karpata
De bestaande kwaliteit van het het oppervlaktewater in het Karpata gebied is afgeleid uit een recent monitoring project van het Netherlands Antilles Coral Reef Initiative (NACRI), gefinancierd door UNEP-Caribbean Environment Program (CEP), de US National Fish and Wildlife Foundation en de US National Marine Sanctuary Foundation. Het meetprogramma loopt momenteel ca. 1 jaar en de gegevens moeten met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd worden. Voorzover parameters zijn onderzocht is de kwaliteit van het zeewater te Karpata goed te noemen. De concentratie van opgelost (anorganisch) stikstof (DIN) te Karpata is lager dan het Bonaireaanse Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 74 van
159 -
gemiddelde over 20 stations aan de westzijde van het eiland (zie Figuur 31). Voor opgelost fosfor is er geen significant verschil waarneembaar. 2.00 Bonaire average 20 sites Karpata
Concentration (ug/l)
1.50
1.00
0.50
0.00 TDP
DIN
Figuur 31: vergelijking Waterkwaliteit Karpata en Bonaire overig (TDP = total dissolved phosphorous, DIN = Dissolved Inorganic nitrogen)
Bronnen van waterverontreiniging in het Karpata gebied In het Karpata gebied zijn – buiten de aanwezigheid van het olie-opslagbedrijf BOPEC – geen bijzondere potentiële bronnen van waterverontreiniging te vinden. Over eventuele lozingen van afvalwater of verontreinigd hemelwater binnen BOPEC is geen informatie voorhanden. Wel kan worden aangenomen dat er risico’s zijn verbonden aan het verpompen van olie en brandstoffen van en naar schepen. Een mogelijke calamiteit is een olielekkage bij het overladen.
6.3.3
Kabeltracé
Het voorgenomen kabeltracé loopt niet langs oppervlaktewaterlichamen. Een beschrijving van de huidige situatie van dit compartiment voor het kabeltracé is derhalve onnodig.
6.4 Bodem en Grondwater De bodem bij Morotin, Karpata en over het kabeltracé bestaat voornamelijk uit klip en diabaas. Over de kwaliteit en het niveau van het grondwater in de gebieden is weinig bekend. In de voorbereidingsfase zal Ecopower grondboringen uitvoeren bij Morotin, Karpata en langs het voorgenomen kabeltracé, teneinde de bodemkarakteristieken te bepalen. Tevens zullen bij Karpata grondwatermonsters genomen worden ten behoeve van een nulmeting. Het grondwater zal geanalyseerd worden op olie en zware metalen.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 75 van
159 -
6.5 Lucht Van de gebieden Morotin en Karpata zijn geen gegevens met betrekking tot de huidige luchtkwaliteit. Wel kunnen enkele bronnen van luchtverontreiniging in de gebieden worden aangewezen: Morotin:
Karpata:
stripmining (stofproduktie) Enig verkeer (stof en uitlaatgassen)
BOPEC (vluchtige organische stoffen) Enig verkeer (stof en uitlaatgassen) Scheepvaart (uitlaatgassen)
6.6 Geluid De Werkgroep Milieunormering Nederlandse Antillen heeft in het “Eindrapport Milieunormen Nederlandse Antillen” ook normstelling voor geluid opgenomen. Voorgesteld wordt om de bij de geluidgevoelige bestemmingen (verder genoemd “woningen”) geldende geluidgrenswaarden afhankelijk te maken van het karakter van de omgeving waar zich de woningen bevinden. Tabel 9 is ontleend aan dit eindrapport.
Tabel 9: Voorgestelde grenswaarden (in dB(A), equivalent) bij woningen Gebiedstypen dag avond & nacht Landelijke omgeving, stille recreatie, herstellingsoorden 45 40 Buiten het stadsgebied, weinig verkeer 50 45 Stadsgebied en bebouwde kom 55 50 Nabij hoofdwegen, in stadsgebied met enkele bedrijven 60 55 Stadscentrum met woon- en werkfuncties 65 60 Industriegebied 70 65
Het eindrapport maakt echter niet geheel duidelijk hoe de normstelling/grenswaarden moeten worden geïnterpreteerd. Speciaal van belang is dat niet wordt aangegeven hoe om wordt gegaan met de afhankelijkheid van de windrichting. Bovenwinds van een bron is de geluidverzwakking groter dan benedenwinds, maar hoeveel dat minder is, is niet reproduceerbaar, berekenbaar of meetbaar. Het geluidsniveau dat ten gevolge van een bron op een bepaald punt wordt geproduceerd, is zeker op wat grotere afstanden afhankelijk van de windrichting. Wanneer de wind waait van de bron naar de ontvanger is er sprake van een reproduceerbare geluidoverdracht. Geluidmetingen moeten daarom onder die meewindomstandigheden worden uitgevoerd. Andersom, met de wind van de ontvanger naar de bron, is de geluidoverdracht zeker niet reproduceerbaar. Het niveau varieert dan sterk (“vlagen van geluid”). Die variatie kan oplopen tot 10 dB(A) en meer. In de Nederlandse systematiek is daarvoor een correctiefactor (aftrek) op de meewindimmissie geïntroduceerd die er van uitgaat dat over het jaar heen de windroos regelmatig wordt bestreken. Dus iedereen is even vaak benedenwinds als bovenwinds van de bron. Voor Bonaire met de overwegend oostelijke windrichting kan deze correctiefactor niet worden gebruikt en zal een andere systematiek moeten worden ontwikkeld. Onduidelijk is vooralsnog hoe daar in het kader van de normstelling mee zal worden omgegaan. In dit MER zijn alle geluidimmissies verondersteld te zijn gemeten met wind van de bron naar de ontvanger. Wanneer dat niet het geval is, zal het immissieniveau lager zijn. Er wordt dus een ‘worst case’ gepresenteerd. De norm is slechts gebaseerd op verstoring bij geluidsgevoelige objecten (met name woningen). Verstoring van fauna, en dan met name flamingo’s door geluid, is echter een belangrijk aspect. Voor de beschouwing van de effecten van geluid wordt voor de flamingo’s een geluidsbelasting van 47 dB(A) als acceptabel beschouwd. Dit op basis van onderzoek (Koolstra en Reijnen 2001).
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 76 van
159 -
6.6.1
Morotin
Bij Morotin is op 16 oktober een tweetal achtergrondsgeluidsmetingen uitgevoerd, bij Piedra di Rincon en aan de kust bij de meetmast. De meting bij Piedra di Rincon gaf een equivalent geluidsniveau van 45,5 dB(A) en een L95 niveau (niveau dat 95 % van de tijd wordt overschreden) van 40,5 dB(A). De meting bij de meetmast gaf een equivalent geluidsniveau van 49,5 dB(A) en een L95 niveau van 48,5 dB(A). De metingen zijn rond 18.00 uur uitgevoerd. De karakterisering (gebiedstype) van de omgeving van het toekomstige windpark te Morotin is die van de “Landelijke omgeving”. De te hanteren grenswaarde voor geluid is dan 40 dB(A) in de bepalende avond-/nachtperiode bij woningen.
6.6.2
Karpata
Bij Karpata is op 16 oktober een tweetal achtergrondsgeluidsmetingen uitgevoerd, langs de weg voor de dieselcentrale en bij de toeristenweg langs Goto. De meting bij de weg langs de dieselcentrale gaf een equivalent geluidsniveau van 65,5 dB(A) en een L95 niveau van 60,5 db(A). De meting bij de toeristenweg gaf een equivalent geluidsniveau van 57 dB(A) en een L95 niveau van 51 db(A). De karakterisering (gebiedstype) van de omgeving van de toekomstige dieselcentrale te Karpate is die van de “Landelijke omgeving”. De te hanteren grenswaarde voor geluid is dan 40 dB(A) in de bepalende avond-/nachtperiode bij woningen.
6.6.3
Kabeltracé
De karakterisering (gebiedstype) in het dorp Rincon is die van de “Stadsgebied en bebouwde kom”. De te hanteren grenswaarde voor geluid is dan 50 dB(A) in de bepalende avond-/nachtperiode bij woningen en 55 dB(A) overdag.
6.7 Cultuurhistorische elementen Er zijn bij het uitgevoerde onderzoek slechts belangrijke cultuurhistorische elementen aangetroffen te Morotin. In het Karpata gebied en langs het tracé van de hoogspanningstransmissielijn zijn dergelijke elementen niet aangetroffen. In het gebied tussen Morotin zijn diverse cultuurhistorische elementen aanwezig: • • •
Piedra di Boneiru Grotten met Indianentekeningen Pos di pia
De Piedra di Boneiru is een groot rotsblok met een gewicht van meer dan 50 ton, waarvan verondersteld wordt dat deze met een van de tsunami’s in het verleden op het land is geslingerd. In het artikel “Paleotsunami evidences from boulder deposits on Aruba, Curaçao and Bonaire” (Scheffers 2002). wordt beschreven dat dit soort rotsblokken slechts met behulp van golven met een hoogte van 14-89 meter verplaatst kunnen worden. De grotten met indianentekeningen bevinden zich langs de onverharde weg naar Boca Onima (zie Figuur 32 links). De grotten zijn vrij toegankelijk voor het publiek. Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 77 van
159 -
De Pos di piedra is een stalen handpomp op het laagterras, met enkele drinkbakken waarvan in het verleden loslopend vee gebruik heeft kunnen maken (zie Figuur 32 rechts onder).
Figuur 32: (links) Indianentekeningen in een grot. (rechts boven) Piedra di Boneiru. (rechts onder): Pos di pia
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 78 van
159 -
7 MILIEU-EFFECTEN VAN DE VOORGENOMEN ACTIVITEIT 7.1 Effecten op het Landschap Eén van de voorwaarden die de exploitant van het windpark aan de overheid van Bonaire stelt is dat geen stripmining plaatsvindt in het gebied waar de turbines staan. Een dergelijke activiteit brengt schade toe aan de coating van de turbines, die door overvloedige stof en zand worden “gestraald”. Ook kunnen de funderingen door de trillingen tijdens het stripminen worden aangetast. Stripmining brengt bovendien schade toe aan het landschap. De keuze voor het plaatsen van een windpark in plaats van voor stripmining kan als positief worden gezien voor het landschap. Morotin nog een van de laatste gebieden is aan de Bonaireaanse noordkust waar niet is gestripmined.
7.1.1
Als gevolg van de bouwwerkzaamheden
De visuele effecten die ontstaan bij de bouw van het windpark te Morotin zijn vergelijkbaar met de effecten van de exploitatie van dit park. Hetzelfde geldt voor de bouw van de dieselcentrale. Hiervoor wordt verwezen naar de paragrafen betreffende de exploitatie. Van de aanleg noch de exploitatie van de hoogspanningstransmissielijn wordt enig effect op het landschap verwacht, omdat deze geheel ondergronds wordt aangelegd.
7.1.2
Als gevolg van de exploitatie van het Windpark
De aanwezigheid en exploitatie van het windpark heeft invloed op het landschap in het gebied Morotin. De effecten zijn geïllustreerd aan de hand van een aantal visualisaties gemaakt in het computermodel Wind-pro. De kijkpunten en kijkrichtingen zijn aangegeven in Figuur 33.
Figuur 33: Visualisaties van de het windpark vanaf diverse kijkpunten
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 79 van
159 -
Figuur 34: Het windpark (voorgenomen activiteit) bezien vanuit oostelijke richting vanaf de stripmine lokatie oostelijk van Boka Onima (kijkpunt 226).
Figuur 35: Het windpark (voorgenomen activiteit) bezien vanuit oostelijke richting vanaf Boka Onima (kijkpunt 231).
Figuur 36: Het windpark (voorgenomen activiteit) bezien vanuit oostelijke richting vanaf de onverharde weg richting Morotin (kijkpunt 234). Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 80 van
159 -
Figuur 37: Het windpark (voorgenomen activiteit) bezien vanuit westelijke richting (kijkpunt 246).
Figuur 38: Het windpark (voorgenomen activiteit) bezien vanuit westelijke richting nabij Salina Grandi (kijkpunt 254)
Figuur 39: Het windpark (voorgenomen activiteit) bezien vanuit zuidwestelijke richting (zichtpunt “Rincon overlook”, niet op kaart) Turbines nauwelijks zichtbaar. Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 81 van
159 -
De effecten op het landschap kunnen voor de voorgenomen activiteit als volgt worden omschreven: • • •
Het park is zowel vanuit het oosten als vanuit het westen zichtbaar als een lijnvormig element in het landschap; De lijn van de turbines loopt vrijwel parallel aan de kust hetgeen de inpasbaarheid in het landschap ten goede komt; De turbines zijn niet zichtbaar vanuit “Viewpoint Rincon”.
7.1.3
Als gevolg van de exploitatie van de Dieselcentrale
De aanwezigheid en exploitatie van de deiselcentrale heeft invloed op het landschap in het gebied Karpata. De effecten zijn geïllustreerd aan de hand van visualisaties (zie onder).
Figuur 40: Kijkpunten voor de visualisatie van de dieselcentrale.
A Figuur 41: Visualisatie van de dieselcentrale vanaf kijkpunt A.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 82 van
159 -
B Figuur 42: Visualisatie van de dieselcentrale vanaf kijkpunt B.
C Figuur 43: Visualisatie van de dieselcentrale vanaf kijkpunt C.
D Figuur 44: Visualisatie van de dieselcentrale vanaf kijkpunt D.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 83 van
159 -
7.2 Effecten op Flora en Fauna 7.2.1
Als gevolg van de bouw van het Windpark
In de luchtfoto van Figuur 7 is te zien dat het windpark vrijwel geheel op de onbegroeide zone van het laagterras aan de noordkust ligt. De voorgenomen lokatie is zodanig geselecteerd in overleg met DROB dat een aantal mangrovebomen aan de westzijde zal worden gespaard. In de voorgenomen activiteit zal betrekkelijk weinig vegetatie behoeven te worden verwijderd. Figuur 7 laat zien dat geen van de bouwkavels volledig in een volledig begroeide zone ligt. In gevallen waarin vegetatie dient te worden verwijderd zal deze vegetatie vooral bestaan uit bolcactussen (Melocactus macracanthos) en soms uit zuilcactussen (kadushi of yatu) of laag struikgewas. In de gevallen dat bolcactussen moeten worden verwijderd zal het vrijwel onmogelijk zijn deze te herplaatsen (pers. Comm. Carmabi). Doordat de bodem bestaat uit harde klip zijn de wortels niet zonder schade uit te graven. Mitigerende maatregelen zijn derhalve niet mogelijk, compenserende maatregelen wel (zie hoofdstuk 9). Per fundering zullen mogelijk ca. 100 bolcactussen verwijderd moeten worden. Ingeval van eventuele verwijdering van zuilcactussen bestaat de mogelijkheid delen van de plant horizontaal op het bouwkavel neer te leggen waarna deze weer kunnen uitgroeien.
Bijzondere fauna elementen Van de in paragraaf 6.3 beschreven fauna elementen zijn met name de flamingo’s en de vleermuizen zeer verstoringsgevoelig. Verstoring van (avi)fauna wordt wel gedefinieerd als een gebeurtenis die een individu of een groep individuen dwingt af te wijken van zijn voorkeursgedrag. Het meest direct waarneembare effect van verstoring is de verandering van gedrag (opkijken, stoppen met voedselzoeken, opvliegen, vluchten, het veranderen van foerageerterrein of rustplaats etc.). De reactie op verstoring verschilt per soort. Zelfs binnen een soort is de reactie afhankelijk van tijd, plaats en individu. In sommige gevallen treedt gewenning op.
Flamingo Van de flamingo is bekend dat grote verstoringen zoals laagvliegen en vliegdemonstraties kunnen leiden tot het langdurig wegblijven van flamingo’s uit hun fourageergebieden (Westermann, 1969). In de literatuur wordt echter ook aangegeven dat gewenning kan optreden ten opzichte van meer continu optredende storende factoren. Zo zijn flamingo’s die reeds langer in een gebied aanwezig zijn toleranter ten aanzien van de verstorende factor dan flamingo’s die minder lang in een gebied aanwezig zijn. Een sterke verstoring die bij het aanleggen van een wind park kan optreden is het transport door grote trucks. Vooral wanneer deze trucks zich op korte afstand van een saliña zouden bewegen, kan verstoring optreden met mogelijk langdurige gevolgen. In zowel de voorgenomen activiteit als de oostelijke variant van het windpark is de kleinste afstand van een turbine tot aan de rand van het water 200 meter. De aanvoerroute van materialen zal betrekkelijk dicht bij de salina van Boka Onima liggen, echter er kan door de aanwezige hoogteverschillen en vegetatie geen visuele verstoring optreden. Een andere verstoring die bij het aanleggen van het windpark kan optreden is het uithakken of uitfrezen van de fundering in de harde klip. Dit frezen gaat met veel lawaai gepaard. Visueel is er echter voor de flamingo’s geen verstoring. Het bouwen van een windturbine levert een zodanig bouwgeluid op dat de 50 dB(A) contour op een afstand van 400 meter ligt (zie ook paragraaf 7.6). Bij het bouwen van turbine 1 in de voorgenomen activiteit bedraagt het lawaai op de waterlijn van Salina Grandi waar zich flamingo’s kunnen bevinden meer dan 50 dB(A).
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 84 van
159 -
Koolstra en Reijnen (2001) geven aan dat weidevogels verstoord kunnen raken bij een geluidniveau boven 47 dB(A). In deze gevallen neemt de totale dichtheid van weidevogels aanzienlijk af. Uit onderzoek aan bosvogels is bekend dat in de nabijheid van wegen minder hoge dichtheden broeden en dat het broedsucces er lager is. Er treden met name dosis-effect relaties op boven 40 dB(A) (Reijnen, 1995). Het voorspelde maximum geluidniveau zal een beperkt aantal dagen voortduren, waarna de geluidbelasting bij het werken aan verder verwijderde turbines drastisch zal zijn afgenomen. Constructiewerkzaamheden behoeven –voorzover deze goed worden begeleid- geen serieuze verstoring voor flamingo’s te betekenen. In het stuk “Om het voortbestaan van de flamingo’s van Zuid Bonaire” schrijft Westermann: “De flamingo’s van het Pekelmeer hebben zich weinig of niets aangetrokken van de bouwactiviteiten, het trucktranspport en zelfs het met dynamiet opblazen van dijkbouwmateriaal in het noorden. Zelfs het verplaatsen van de drukte naar het zuiden bleek voor de ongeveer 600 vogels in het meer weinig verstorend”.
Vleermuizen Verstoring van vleermuizen kan met name optreden wanneer bouwwerkzaamheden leiden tot heftige trillingen in de verblijfplaatsen van de vleermuizen. Dit is eerder het geval geweest in de jaren 90 in de omgeving van de grot Uruzjan Blanku, toen hier bouwwerkzaamheden (woonhuizen) plaatsvonden en de door vleermuizen bewoonde grot verlaten werd. In de omgeving van het windpark bestaan geen grotten met vleermuizenkolonies. Wel kunnen kleinere groepen vleermuizen in spelonken aanwezig zijn. Op basis van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat de aanleg van het windpark een betrekkelijk klein risico inhoudt ten aanzien van de vleermuizenpopulatie op Bonaire.
7.2.2
Als gevolg van de bouw van de Dieselcentrale
Het bouwkavel te Karpata heeft een lengte van 354 meter en een breedte van 180 meter (ca. 6,4 ha). Hiervan zal slechts een klein deel bebouwd worden. Het gedeelte van het terrein dat zal worden vrijgemaakt van vegetatie is 120 meter bij 80 meter groot (ca. 1 ha.). Veel voorkomende bomen die op het bouwterrein zullen worden verwijderd zijn: de Wabi (Acacia tortuosa) en de Palu di Boneiru (Casearia tremula). Mogelijk zullen ook enkele betrekkelijk zeldzame planten (pal’i sia kòrá, kamari, palu di bèshi, beishi, manzaliña bobo, rambèshi) verwijderd moeten worden.
Bijzondere fauna elementen Op basis van het vóórkomen van bijzondere fauna elementen (paragraaf 6.2) kan worden afgeleid dat met name de flamingo’s risico lopen op verstoring door de bouwwerkzaamheden (met name transport) voor de diesel centrale. Deze dieren verblijven op een zeer kleine afstand van de weg. Bij aanvoer van materialen vanuit oostelijke richting is het risico beperkt. Het verstoringsrisico bij de bouwwerkzaamheden op het bouwterrein is betrekkelijk beperkt vanwege de grote afstand tot de monding van Goto (ca. 1 kilometer).
7.2.3
Als gevolg van de aanleg van de Hoogspanningstransmissielijn
Het tracé van de hoogspanningstransmissielijn doorsnijdt op geen enkel plaats groen- of natuurgebieden. De transmissielijn wordt hoofdzakelijk aangelegd langs openbare wegen. Te Karpata zal gebruik worden gemaakt van een oude onverharde weg (parallel aan toeristenweg). Langs de bermen is begroeiing aanwezig, echter de natuurwaarde hiervan is betrekkelijk beperkt. Door de geringe breedte van de kabelgoot zal betrekkelijk weinig vegetatie worden verwijderd.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 85 van
159 -
Bijzondere fauna elementen Bijzondere fauna elementen bevinden zich in het gebied Rooi Sangu (vleermuizen en kerkuilen). Het tracé van de hoogspanningstransmissielijn loopt op een afstand van ca. 500 meter langs het gebied. De risico’s voor de in het gebied aanwezige vleermuizen hebben vooral te maken met lawaai en trillingen in de ondergrond en hangen sterk af van de gebruikte methode om de transmissielijn aan te leggen. Wanneer in het gebied een zachte ondergrond wordt aangetroffen kan de sleuf worden gegraven met een graafmachine. De veroorzaakte trillingen en de daarmee samenhangende verstoringsrisico’s voor uilen en met name vleermuizen zijn dan beperkt. Wanneer de bodem hard is (klip) kan het gebruik van freesmachines of pneumatische hamers noodzakelijk zijn. Vooral pneumatische hamers veroorzaken trillingen en zullen in het gebied bij Rooi Sangu vermeden moeten worden. Freesmachines zullen een veel geringere invloed en verstoring opleveren.
7.2.4
Als gevolg van de exploitatie van het Windpark
De exploitatie van het windpark zal geen directe effecten opleveren voor de lokale vegetatie. Indirect zou in theorie sprake kunnen zijn van effecten op zuilcactussen omdat deze afhankelijk zijn van vleermuizen voor hun voortplanting. Zie hiervoor echter “Bijzondere fauna elementen”. Voor vogels kunnen windturbines enkele ongewenste gevolgen hebben, zoals: ● Aanvaringsslachtoffers ● Verstoring: aantasting van de broed- en rustplaatsen ● Barrièrewerking
Aanvaringsslachtoffers Uit recent onderzoek van een paar moderne windparken van Nuon in Nederland (door Bureau Waardenburg, Alterra, in samenwerking met Vogelbescherming Nederland) blijkt dat het aantal vogelslachtoffers bij windparken beperkt is. De grootte van windturbines lijkt op het aantal slachtoffers weinig invloed te hebben. Het huidige windvermogen van 1.500 MW in Nederland kost tussen de 30.000 en 50.000 vogelslachtoffers per jaar (1811 turbines met tussen 18 tot 28 vogelslachtoffers per jaar). Dat is vrij weinig in vergelijking met de naar schatting jaarlijks 1 miljoen vogels die gedood worden in het Nederlandse wegverkeer.
Verstoring Voor zowel lokaal verblijvende als overtrekkende vogels treedt in beperkte mate verstoring op. De verstoring blijft over het algemeen beperkt tot maximaal 300 meter (website SenterNovem). Trekkende vogels verleggen hun koers of wijken uit voor andere rustplaatsen. Lokale vogels passen zich doorgaans aan. Ze vliegen tussen de turbines door en houden hun broedplaats aan.
Barrièrewerking Uit onderzoek aan windparken op zee is bekend dat trekvogels hun routes aanpassen. Dit doen ze al op een afstand van 0,5 tot 3 kilometer van het windpark. Ze vliegen om het windpark heen of er hoog overheen. Soms vliegen groepen vogels ook laag door het windpark heen. De barrièrewerking is beperkt.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 86 van
159 -
Bijzondere fauna elementen De kerkuil In Westeuropa zijn negatieve effecten van windturbines op kerkuilen geen belangrijke issue. Dit kan worden afgeleid uit een uitvoerig rapport (Wassink, 1995) over doodsoorzaken van kerkuilen. In dit rapport werd het verkeer als belangrijkste doodsoorzaak genoemd (60% van de slachtoffers). Slachtoffers door windturbines komen in deze lijst niet voor, ondanks het feit dat er in 1995 reeds veel windturbines in Nederland waren gebouwd. Het resultaat ligt ook voor de hand omdat kerkuilen een biotoop hebben dat bestaat uit een kleinschalig landschap met een hoge mate van beslotenheid. Kleinschalige landschappen met afwisseling in struweel en afwisseling van nat/droog en open/dicht zijn bevorderlijk voor de aanwezigheid van ratten, muizen en insekten. Deze organismen vormen een belangrijke bron van voedsel. Windturbines worden echter juist geplaatst in grootschalige open gebieden, met weinig vegetatie. De verwachting voor Bonaire is dat de kerkuilen vooral zullen jagen in de begroeide zone die de terraswanden omzoomt (zie Figuur 45) en niet of nauwelijks op de open vlakte waar de turbines zullen worden geplaatst. De broedplaatsen van de kerkuil liggen betrekkelijk ver verwijderd van het windpark. Dit betekent echter niet dat de kerkuil niet in het gebied jaagt. De kerkuil vliegt tijdens het jagen zeer laag boven de grond (ca. 3 meter) zodat hij zijn prooi goed kan horen en zien. Dit jaaggedrag maakt de kerkuil minder gevoelig voor mogelijke aanvaringen met de wieken. Een probleem, waarover echter weinig bekend is, is dat de jachtbiotoop van de kerkuil mogelijk verkleind wordt omdat ze net zoals andere vogels de turbines zullen mijden.
Figuur 45: Landschapstypen op laagterras. (Links) Noord/zeezijde: rotsachtig en weinig geschikt als jachtbiotoop voor kerkuilen. (rechts) Terraszijde met hoge begroeiing met vooral zuilcactussen, zeer geschikt als jachtbiotoop voor kerkuilen.
Vleermuizen Expliciet onderzoek aan de effecten van de aanwezigheid van windturbines op vleermuizen is nog niet uitgevoerd. Een verkennende studie ‘Vleermuizen en windenergie’ geeft enig inzicht in de soorten vleermuizen in Nederland en potentiële risico’s van plaatsen van windturbines. Bij vleermuizen bestaat evenals bij vogels de mogelijkheid op aanvaringen met de wieken van windturbines. Vleermuizen zijn niet goed in staat de sneldraaiende wieken te ontwijken. Met name de hoger vliegende insekten etende soorten (in Nederland de rosse vleermuis en op Bonaire Mormoops megalophylla) kunnen hievan slachtoffer worden, omdat zij in de zone van de draaiende wieken (boven de 30 meter) terecht kunnen komen. In paragraaf 6.2 is aangegeven dat zich in het gebied van het voorgenomen windpark weinig vleermuizen in grotten verblijven. Dit betekent niet dat ze hier niet voorkomen. Door Carmabi zijn in oktober 2007 vleermuizen waargenomen in het projectgebied, echter in kleine aantallen.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 87 van
159 -
Vleermuizen houden net als kerkuilen van kleinschalige afwisselende terreinen met veel structuur. Op open vlaktes zijn in principe geen of slechts kleinere aantallen vleermuizen te verwachten. In het westelijk deel van het projectgebied (nabij Saliña Grandi) is het landschap in tegenstelling tot de oostelijke vlakte afwisselend door de aanwezigheid van bomen en struiken (Figuur 46). Het is dan ook in dit gebied dat kleine aantallen insekten etende vleermuizen zijn aangetroffen (pers. comm. A. Rojer). Het is niet bekend of de aantallen vleermuizen op deze lokatie en op de vlakte het gehele jaar door klein zijn en constant zijn (leemte in kennis).
Figuur 46: Westelijk deel projectgebied: afwisselend landschap bevorderlijk voor aanwezigheid insekten en insekten etende vleermuizen.
Nectaretende vleermuizen hebben over het algemeen een ander vliegpatroon dan de insekten etende vleermuizen. Deze soorten blijven bij het voedsel zoeken over het algemeen dicht bij de voedselbron, met name zuilcactussen. In principe zullen zij door de aanwezigheid van voedselbronnen aan weerszijden van de lijn van de windturbines deze lijn kunnen doorkruisen en daarbij slachtoffer worden van een aanvaring met een van de wieken. Echter de nectaretende vleermuizen vliegen zij op lagere hoogtes dan de insekten etende soorten en hebben daardoor een geringere kans op aanvaringen met een turbine. Onbekend is in welke mate beweging, trillingen en geluid verstoring opleveren voor de nectar etende vleermuizen. Evenmin of, en in welke mate terugtrekking uit het leefgebied plaatsvindt. Uit het voorgaande kan worden afgeleid dat er met name voor insekten etende vleermuizen aanvaringsrisico’s bestaan (met name in het westelijk deel van het projectgebied). Habitatverlies voor alle soorten vleermuizen kan niet worden aangetoond, maar is niet onmogelijk.
Flamingo’s Over het vlieggedrag van flamingo’s op Bonaire is weinig literatuur voorhanden. De kennis hieromtrent is groeiende nu het met zon-aangedreven zenders mogelijk is flamingo’s te volgen (dit is gedaan met de kleine flamingo (Phoenicopterus minor). Caribische flamingo’s zijn over het algemeen zeer laagvliegende dieren (<20 meter) die, wanneer zij over het land vliegen veelal met de hoogteverschillen in het landschap meegaan (m.m. E. Newton). Om deze reden zijn flamingo’s vaker het slachtoffer van aanvaringen met hoogspanningskabels (hoogte ca. 5 meter) dan van windturbines (wiekhoogte 30-80 meter). Van de huidige turbine te Sorobon is niet bekend dat deze tot nu toe (ca. 6 maanden) een flamingo slachtoffer heeft geëist, terwijl de vlakbij gelegen hoogspanningskabels vele slachtoffers hadden geëist voordat er visuele markeringen werden aangebracht. Wanneer de flamingo-concentraties van Bonaire in relatie tot die van het vaste land van Venezuela nader worden beschouwd, kan ook een en ander over de risico’s voor vliegende flamingo’s worden Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 88 van
159 -
afgeleid. De dichtstbijzijnde grote concentratie van flamingo’s buiten Bonaire is die van Chichiriviche (Venezuela). Dit gebied ligt direct zuidelijk van Bonaire op een afstand van 120 kilometer. Als wordt aangenomen dat de intensiteit van verplaatsing groter is tussen gebieden met grote flamingo concentraties, kan worden beredeneerd dat er betrekkelijk weinig verplaatsingen te verwachten zijn tussen de noordelijke saliña’s (zie ook Figuur 47). Onbekend is of geringe aantallen flamingo’s die tussen Boka Onima en Salina Grandi vliegen dit doen over zee of over land. Flamingo’s hebben een goed ontwikkeld gehoor (bron: website Stinapa). Verwacht wordt dat zij draaiende wieken goed kunnen horen en uitwijken naar de route over zee.
Figuur 47: Ingeschatte intensiteit verplaatsingen flamingo’s (dikte pijl is indicatie voor intensiteit vliegbewegingen)
Samenvattend wordt verwacht dat de exploitatie van het windmolenpark te Morotin weinig tot geen flamingo slachtoffers zal eisen.
7.2.5
Als gevolg van de exploitatie van de Dieselcentrale
Van de exploitatie van de dieselcentrale worden effecten verwacht op de flora en fauna in het gebied. Mogelijke verstoringsbronnen zijn geluid en rookgassen, met name voor vogels in het gebied (bijvoorbeeld voor flamingo’s in monding Gotomeer). Voor effecten van geluid op de fauna wordt
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 89 van
159 -
verwezen naar paragraaf 7.6. Wat de effecten van rookgassen zijn op de aanwezige fauna is niet bekend (zie hoofdstuk 13 Leemten in kennis). 7.2.6
Als gevolg van het gebruikmaken van de Hoogspanningstransmissielijn
Het gebruik van de hoogspanningstransmissielijn zal geen effect hebben op flora en fauna nabij het tracé. De reden is dat de lijn ondergronds zal worden aangelegd. Bij bovengrondse aanleg is te verwachten dat slachtoffers kunnen ontstaan door botsing met de kabel.
7.3 Effecten op Oppervlaktewater Er zijn geen effecten op de kwaliteit van het oppervlaktewater te verwachten door:
de bouw van het windpark de bouw van de dieselcentrale de aanleg van de hoogspanningstransmissielijn de exploitatie van het windpark het gebruikmaken van de hoogspanningstransmissielijn
De initiatiefnemer EcoPower zal bij aanvang van de werkzaamheden bij Karpata oppervlaktewatermonsters nemen voor het uitvoeren van een nulmeting. Het water zal worden onderzocht op de volgende parameters:
totaal opgeloste fosfor (TDP) opgelost inorganisch stikstof (DIN) olie zware metalen
De gegevens die voortvloeien uit dit onderzoek zullen beschikbaar zijn voor overheid en publiek.
7.3.1
Als gevolg van de exploitatie van de Dieselcentrale
Binnen de inrichting van de dieselcentrale zijn diverse bronnen aanwezig die afvalwater produceren. Het gaat ruwweg om twee soorten afvalwater: 1. oliehoudende of mogelijk oliehoudende stromen 2. niet-oliehoudende stromen (van huishoudelijke aard)
Oliehoudend of mogelijk oliehoudend afvalwater Oliehoudende of mogelijk oliehoudende stromen die binnen de inrichting kunnen vrijkomen zijn:
sludge van separators (water uit brandstof) sludge van boosters (water uit brandstof) waswater met zeep (schoonmaken vloeren) mogelijke lekkages bij overpompen van oliehoudende vloeistoffen regenwater in tankpark
Sludge De stroom sludge maakt 1% uit van het totale volume aan gebruikte brandstof. Dit komt neer op ca. 260 liter per dag.
Waswater Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 90 van
159 -
De vloeren worden incidenteel schoongemaakt met water en zeep. Uitgaande van 1 wasbeurt per week van ca. 15 min bedraagt deze hoeveelheid maximaal 100 l. per week. Olielekkages op de verharde vloeren in de produktiehal worden weggehaald met absorptiegrid. Mogelijke lekkages Daar waar olie, brandstof of oliehoudende vloeistoffen worden verpompt kunnen bij de koppelingen kleine lekkages ontstaan. De hoeveelheid is verwaarloosbaar. Hemelwater De Tank Yard is uitgevoerd als een gesloten opvangbak. Deze constructie moet garanderen dat bij een eventuele tankbreuk geen olie naar zee stroomt. De bodem van de constructie is vervaardigd van beton. De hoogte van de wand is ca. 1,85 meter. Om het interieur van deze opvangbak volledig schoon te houden worden er in de Tank Yard geen handelingen verricht met olie die lekkages kunnen veroorzaken. Vullen van de HFO (zware brandstof) tanks gebeurt uitsluitend via vaste leidingen. Het vullen van de LFO (lichte brandstof) tank gebeurt buiten het tankpark, met behulp van een truck. Het vulpunt van deze tank is boven een lekbak geplaatst. Dit geldt ook voor het aftappunt van de sludgetank. In deze opzet is de kans op verontreiniging van het interieur van het tankpark minimaal en kan het hemelwater veilig afgevoerd worden naar het terrein buiten de inrichting. Het afvoeren van hemelwater uit het tankpark gebeurt uitsluitend ingeval van grote hoeveelheden neerslag. De maximale af te voeren hoeveelheid is naar verwachting ca. 50m3 (150 mm neerslag op een oppervlak van 310 m2). In Figuur 48 is de situatie van het tankpark in een dwarsdoorsnede weergegeven.
Afvoer schoon hemelwater
Vaste leiding HFO
Figuur 48: Dwarsdoorsnede Tank Yard
Lekbak vulen aftappunt
Lekkages vanuit de vaste leiding voor zware brandstof (HFO) buiten de inrichting worden niet in deze paragraaf omschreven (zie voor calamiteiten Hoofdstuk 13).
Niet oliehoudend afvalwater De hoeveelheid afvalwater van huishoudelijke aard bedraagt ca. 5 m3 per week. In Tabel 10 zijn de geraamde (maximum) hoeveelheden afvalwater per dag samengevat.
Tabel 10: Geraamde (maximum) hoeveelheden afvalwater per dag Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 91 van
159 -
Bron
Omschrijving
Boosters, separators Wassen vloer Overpompen Hemelwater
Sludge (oliehoudend water) Waswater met zeep (1x per week) Mogelijke lekkages van olie/brandstof Schoon hemelwater
Maximum volume (m3/dag)
0,26 0,10 50
Wijze van afvoeren afvalwater De sludgetank wordt regelmatig leeggezogen door een vacuümtruck. Het materiaal wordt afgevoerd naar BOPEC voor verwerking in de producten van BOPEC en komt derhalve niet in het milieu terecht. Waswater wordt opgevangen in putten en gaat retour sludgetank (zie boven). Het zelfde geldt voor morsingen in de lekbak. Het regenwater in het tankpark wordt slechts afgevoerd als dit door stijgend waterniveau noodzakelijk wordt. Het water wordt opgevangen in een put. Aangezien het water schoon is kan het als schoon regenwater worden afgevoerd naar de omgeving. Het afvoeren van hemelwater gebeurt altijd onder toezicht van een medewerker van de centrale. Mocht het water sporen van verontreiniging bevatten, dan zijn deze visueel waarneembaar. In een dergelijk geval wordt het water per truck afgevoerd naar een locatie waar dit verwerkt kan worden. Afvalwater van huishoudelijke aard wordt afgevoerd naar een septic tank. Deze septic tank wordt periodiek geledigd door middel van een tanktruck, waarbij de inhoud wordt afgevoerd naar een speciaal terrein van LVV (pers. comm. DROB).
Effecten op oppervlaktewaterkwaliteit Op grond van het bovenstaande wordt verwacht dat zich door de voorgenomen activiteit geen (meetbare) veranderingen zullen voordoen in de waterkwaliteit in het Karpata gebied (zie voor Calamiteiten hoofdstuk 13).
7.4 Effecten op Bodem en Grondwater De effecten van het voorgenomen project op bodem en grondwater limiteren zich tot: erosie en beperkte olielekkage van voertuigen en generatoren. Bij de voorgenomen activiteit zijn reeds maatregelen opgenomen om bodem- en grondwaterverontreiniging te voorkomen, zoals buntwalls voor het tankpark, opvangbakken onder de kranen en het gebruik van sludge- en septic tanks. De windmolens hebben geen tandwielkast, waardoor ook geen afgewerkte olie vrijkomt. Bij calamiteiten bestaat echter wel groot gevaar voor bodem en grondwaterverontreiniging; zie hiervoor Hoofdstuk 13. Ecopower zal, voor de aanvang van de bouwwerkzaamheden, grondwatermonsters nemen bij Karpata voor het uitvoeren van een nulmeting naar verontreiniging van het grondwater.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 92 van
159 -
Erosie In de bouwfase zal grondverschuiving plaatsvinden, waarbij de grond en stenen in principe op eigen terrein weer hergebruikt zullen worden. Als zich tijdens de bouw hevige regenbuien voordoen, kan het gebeuren dat de losse grond wegspoelt. Het ergste effect hierbij zou optreden als de grond de zee of een ander oppervlaktewaterlichaam in spoelt. Bij Morotin, Karpata en langs het kabeltracé is dit niet het geval en kan derhalve geconcludeerd worden dat de risico geassocieerd met erosie minimaal is.
Olielekkage Tijdens de bouw zal gebruik gemaakt worden van zware voertuigen en ook generatoren. Hierbij bestaat de kans dat zich kleinschalige olielekkages voordoen. Deze hebben echter geen significante impact op bodem of grondwater. Tijdens de exploitatiefase zullen alle activiteiten zodanig plaatsvinden (met lekbakken e.d.), dat het risico van bodem-en grondwaterverontreiniging, beperkt blijft (zie Hoofdstuk 13 voor calamiteiten).
7.5 Effecten op Lucht Naast enige stofontwikkeling is er bij de bouwwerkzaamheden, zowel van het windpark als de dieselcentrale en de hoogspanningstransmissielijn geen significante emissies naar de lucht te verwachten. Belangrijke emissies komen slechts voor bij de exploitatie van de dieselcentrale waar met behulp van brandstoffen chemische energie wordt omgezet in electrische energie, een proces waarbij rookgassen vrijkomen. Bij de verbranding van brandstoffen komen verschillende milieubelastende stoffen vrij. De belangrijkste zijn: •
•
•
•
NOx ofwel stokstofoxiden (stikstofdioxide en stikstofmonoxide). Deze stoffen ontstaan als gevolg van verbranding van stikstofgas in de lucht. Het ontstaan van stikstofoxiden is sterker afhankelijk van de de verbrandingstemperaturen dan van de gebruikte brandstof. Hoge concentraties van NOx kunnen leiden tot ademhalingsklachten bij ontvangers. SO2 ofwel zwaveldioxide. Deze stof komt vrij bij de verbranding van het element zwavel, dat zich in bepaalde brandstoffen bevindt. Over het algemeen worden hogere zwavelconcentraties aangetroffen in zwaardere brandstoffen (IFO, HFO en MFO) met als gevolg hogere zwaveldioxideconcentraties in de uitlaatgassen. Hoge concentraties van SO2 kunnen leiden tot ademhalingsklachten bij ontvangers. Tevens kan de stof leiden tot verzuring in de omgeving. Stof. Stof komt vrij als gevolg van verbranding van brandstof en de verbranding van smeerolie. Zowel brandstof als smeerolie bevat deeltjes die niet verbranden en die als stof in de uitlaatgassen terecht komen. Ook hier geldt dat zwaardere brandstoffen over het algemeen een hoger gehalte hebben aan onverbrandbare deeltjes. Hoge concentraties van stof kunnen leiden tot ademhalingsklachten bij ontvangers. CO2 of kooldioxide. CO2 komt vrij door verbranding van brandstoffen die voor het grootste deel uit koolwaterstoffen bestaan. CO2 is een gas dat geen directe schade oplevert voor mens en natuur. Echter uitstoot van CO2 draagt bij aan de opwarming van de aarde en hieraan gerelateerde effecten. Om deze reden wordt de emissie niet getoetst met behulp van maximum concentraties maar veelal op basis van absolute uitstoot (vracht, of uitstoot in kg per jaar).
De emissies zijn afkomstig van 5 dieselgeneratoren en worden afgevoerd via een vijftal schoorstenen met een hoogte van 13 meter. In Tabel 11 zijn de concentraties weergegeven van de verontreinigende stoffen bij gebruik van zware brandstof (HFO). Tevens zijn de normwaarden voor de concentraties (Wereldbank, 1998) weergegeven.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 93 van
159 -
Tabel 11: Concentraties verontreinigende stoffen in rookgassen bij gebruik HFO
NOx SO2 (2) Stof (3)
Concentratie in rookgas in mg/Nm3 (droog, 15% zuurstof)
Concentratie normwaarden in mg/Nm3 (droog, 15% zuurstof) (1)
1850 1800 98
2000 2000 100
(1)Wereldbank, 1998, Thermal Power: Guidelines for New Plants (2) Bij een gehalte van zwavel in de brandstof van 3 w%. (3) Bij een droge stofgehalte in de brandstof van 0,1% en een droge stofgehalte van de smeerolie van 4%
De geraamde uitstoot van kooldioxide gas (CO2) is 32 miljoen kg (jaar 2009). Wanneer geen gebruik zou worden gemaakt van windenergie zou de uitstoot 52 miljoen kg per jaar bedragen. Dit betekent een vermeden emissie van 20 miljoen kg CO2 per jaar door toepassing van windturbines. Naast de emissie van verontreinigende stoffen is het ook van belang inzicht te krijgen in de immissie van deze stoffen. De immissie heeft betrekking op de concentratie van verontreinigende stoffen op leefniveau als gevolg van de uitstoot. Om inzicht te krijgen in de immissies zijn immissieberekeningen gedaan met behulp van het softwarepakket ISC-AerMod, versie 4.5 van Lakes Environmental. Hierbij is het model Aermod gebruikt. De berekeningen zijn gebaseerd op de volgende aanames:
Hoogte uitlaatpijp: 13 m Rookgastemperatuur bij uitlaat: 618.15 K Rookgassnelheid bij uitlaat: 39.7 m/s Diameter van de uitlaatpijp: 0.5 m Per jaar, gemiddeld 60% van het vermogen opgewekt door middel van diesel en 40% door wind. Totaal te produceren capaciteit in 1 jaar: 48 540 966 kWh, conform de geprojecteerde energievraag in 2009. Brandstof met een zwavelgehalte van 2.75 massa% en 1 ppm lood, conform de kwaliteit van de op Curaçao verkrijgbare HFO. Emissiefactoren (in g/kWh mechanisch): o SO2: 14.1 o NOx: 13.2 o Stof: 5.10
Verder zijn de meteorologische gegevens van Curaçao, voor het jaar 2006, gebruikt en zijn de hoogteverschillen in het landschap niet meegenomen in de modellering. De volgende berekeningen zijn uitgevoerd:
Jaargemiddelde SO2 24-uursgemiddelde SO2 Jaargemiddelde Stof 24-uursgemiddelde stof Jaargemiddelde NOx
In Figuren 49 tot en met 53 zijn de resultaten van de immissiemodellering weergegeven. In Tabel 12 is een overzicht gegeven van de immissieranges op een drietal lokaties ten westen van de dieselcentrale. Tevens zijn de maximumconcentraties en immissienormen vermeld.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 94 van
159 -
Figuur 49: Modellering luchtverspreiding jaargemiddelde SO2.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 95 van
159 -
Figuur 50: Modellering luchtverspreiding 24-uursgemiddelde SO2.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 96 van
159 -
Figuur 51: Modellering luchtverspreiding jaargemiddelde NOx.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 97 van
159 -
Figuur 52: Modellering luchtverspreiding jaargemiddelde stof.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 98 van
159 -
Figuur 53: Modellering luchtverspreiding 24-uursgemiddelde stof.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 99 van
159 -
Tabel 12: Overzicht immissieconcentraties op verschillende lokaties rond de dieselcentrale. Concentratie (ug/m3) verontreinigende stoffen: BOPE ImmissieMonding ToeristenMaximum C Norm* Gotomeer weg Concentratie Terrein
Jaargemiddelde SO2 24-uursgemiddelde SO2 Jaargemiddelde stof 24-uursgemiddelde stof Jaargemiddelde NOx
<20 <70 <12 <30 <30
<30 <105 <16 <45 <40
<40 <175 <20 <90 <50
71 263 34 133 87
80 365 75 150 100
*Normen uit het voorstel milieunormen Nederlandse Antillen. Zie Bijlage C3.
Uit Tabel 11 kan geconcludeerd worden dat alle immissiewaarden, inclusief het maximum, onder de voorgestelde norm liggen.
7.6 Effecten op Geluid Voor de exploitatie van de hoogspanningslijn zijn geen effecten op geluid te verwachten. Voor de andere projectonderdelen en activiteiten worden in onderstaande paragrafen de effecten op geluid toegelicht.
7.6.1
Als gevolg van de bouw van het Windpark
Voor de beschrijving is uitgegaan van een “karakteristieke bedrijfsituatie” op een bouwplaats. Dat is een bedrijfsituatie die relatief veel lawaai maakt en maar een beperkte tijd aanwezig is. Bij de bouw van het windpark schuift deze bedrijfsituatie op met de voortgang van het werk. Als karakteristieke bedrijfsituatie is de volgende situatie aangenomen (tijd en bronsterkten):
bouwwerkzaamheden alleen in de dagperiode (12 uren) 1 shovel (Lw = 106 dB(A)) 12 uren daadwerkelijk in bedrijf (of 2 shovels 6 uren etc.) 1 hydraulische kraan/graafmachine (Lw = 109 dB(A)) 8 uren daadwerkelijk in bedrijf 1 sloophamer (Lw = 114 dB(A)) 6 uren daadwerkelijk in bedrijf 1 betonmixer (Lw = 111 dB(A)) 2 uren daadwerkelijk in bedrijf
Uitgaande van een bouwplaats met een hoofdafmeting van circa 100m zijn de geluidberekeningen betrouwbaar vanaf 150 meter, onafhankelijk van waar de verschillende geluidbronnen (kraan, sloophamer, shovel) zich op de bouwplaats bevinden. Deze bedrijfssituatie is op de plek van de windturbine 1 in beeld gebracht met bijgaande contouren in Figuur 54. De contouren schuiven uiteraard met het werk mee als dit verplaatst van de ene turbine naar de andere. De 40 dB(A)-lijn ligt op ongeveer 1 kilometer.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 100 van
159 -
Figuur 54: Geluidscontouren bouw windturbine.
7.6.2
Als gevolg van de bouw van de Dieselcentrale
Voor de beschrijving is uitgegaan van een “karakteristieke bedrijfsituatie” op een bouwplaats. Dat is een bedrijfsituatie die relatief veel lawaai maakt en maar een beperkte tijd aanwezig is. Als karakteristieke bedrijfsituatie is de volgende situatie aangenomen (tijd en bronsterkten):
bouwwerkzaamheden alleen in de dagperiode (12 uren) 1 shovel (Lw = 106 dB(A)) 12 uren daadwerkelijk in bedrijf (of 2 shovels 6 uren etc.) 1 hydraulische kraan/graafmachine (Lw = 109 dB(A)) 8 uren daadwerkelijk in bedrijf 1 sloophamer (Lw = 114 dB(A)) 6 uren daadwerkelijk in bedrijf 1 betonmixer (Lw = 111 dB(A)) 2 uren daadwerkelijk in bedrijf
Uitgaande van een bouwplaats met een hoofdafmeting van circa 100m zijn de geluidberekeningen betrouwbaar vanaf 150 meter, onafhankelijk van waar de verschillende geluidbronnen (kraan, sloophamer, shovel) zich op de bouwplaats bevinden. Deze bedrijfssituatie is op de plek van de dieselcentrale in beeld gebracht met bijgaande contouren in Figuur 55. De 40 dB(A)-lijn ligt op ongeveer 1 kilometer.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 101 van
159 -
Figuur 55: Geluidscontouren bouw dieselcentrale
Bij de modellering is geen rekening gehouden met hoogteverschillen, aangezien de hoogtelijnen niet digitaal beschikbaar zijn. Het effect van de hoogteverschillen is pas akoestisch relevant als er afscherming optreedt. Zolang je vanuit het ontvangpunt de bron nog kunt “zien” hebben hoogteverschillen geen akoestisch effect. Dit geldt met name voor de flamingo’s bij de monding. Wanneer de zichtlijn wordt onderbroken (door een heuvelkam of richel) is er sprake van afscherming. Bij een scherende zichtlijn (of iets daaronder) is dat slechts een enkele dB(A) en dat kan oplopen tot circa 20 dB(A) afscherming (binnen het rekenprogramma is er de afspraak dat het nooit meer kan zijn dan 20 dB(A)). Een ruwe schatting is, dat als de zichtlijn “behoorlijk” onderbroken wordt, er sprake is van 10 - 15 dB(A) schermwerking.
7.6.3
Als gevolg van de aanleg van de Hoogspanningstransmissielijn
Voor de beschrijving van de geluidseffecten bij de aanleg van de kabel is uitgegaan van één graafmachine/freesmachine. Vanwege de harde ondergrond zal de graafmachine ook af en toe grond en stenen los moeten hakken. Ingeschat is dat het geluidsniveau van deze toepassing ligt tussen die van de sloophamer en graafmachine bij normaal gebruik, hetgeen neerkomt op 112 dB(A). Aangezien de werkzaamheden zich continue verplaatsen is ingeschat dat op 1 plek de werkzaamheden daadwerkelijk 4 uren duren. Voor deze situatie gelden de volgende afstanden (equivalente contouren): 40 dB(A)
ca 500 m
45 dB(A)
ca 275 m
50 dB(A)
ca 160 m
55 dB(A)
ca 100 m
60 dB(A)
ca 50 m
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 102 van
159 -
Als gevolg van de exploitatie van het Windpark
7.6.4
Windturbines produceren geluid dat op afstand het best omschreven kan worden als een breedbandig, ruisachtig geluid (vgl. windgeruis van vegetatie, geluid van de zee). De bronsterkte van een windturbine is een maat voor de hoeveelheid uitgestraald geluid. Deze bronsterkte is geen constante, maar neemt toe naarmate de windsnelheid toeneemt. Aangezien windturbines slechts in bedrijf zijn onder condities waarbij de omgeving eveneens een duidelijk rumoerig karakter heeft, dient dit ook in de wijze van beoordelen van geluid door windturbines tot uiting te komen. Eén te allen tijde geldende grenswaarde zal per definitie worden overschreden bij de hogere windsnelheden, terwijl er juist dan vanwege het hogere omgevingsgeluidsniveau (ruisen van de wind) geen kans op hinder bestaat. In Figuur 56 is een kopie van de zogenaamde windnormcurve opgenomen. In deze curve is voor iedere windsnelheid een maximale geluidsimmissiewaarde vastgesteld. Daarbij is uitgegaan van de 40 dBAwaarden.
LAeq [dB(A-gewogen)]
60 55 50
50
46
45 40
40
41
41
42
42
5
6
43
47
48
44
40 35 30 1
2
3
4
7
8
9
10
11
12
Windsnelheid op 10 m hoogte in (m/s)
Figuur 56: Windnormcurve voor windturbines [bron 16, concept AMvB]
De windnormcurve is bepalend voor de toetsing van de geluidsbelasting. Deze curve geeft de aanpassing van de normwaarde (40 dB(A) voor windturbines bij verschillende windsnelheden. Voor de geluidsbepaling wordt de windsnelheid van 8 m/s (op 10 m hoogte) als maat genomen. Bij deze windsnelheid zal het equivalente geluidsniveau voor toetsing aan de norm, 44 dB(A) mogen bedragen in plaats van 40 dB(A). In de omgeving van het toekomstige windpark is een aantal huizen gelegen. Figuur 57 geeft een overzicht van deze huizen. Het betreft voornamelijk knoekhuizen die vaak niet permanent bewoond zijn.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 103 van
159 -
Figuur 57: Overzicht aanwezige huizen in de buurt van het windpark
In Figuur 58 zijn de geluidscontouren aangegeven. Hierbij is te zien dat er zes huizen binnen de 44 dB(A) contour liggen. Deze huizen krijgen dus een geluidsbelasting die hoger ligt dan 44 dB(A).
Figuur 58: Geluidscontouren exploitatie windturbines
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 104 van
159 -
7.6.5
Als gevolg van de exploitatie van de Dieselcentrale
In de directe omgeving van de toekomstige dieselcentrale zijn geen huizen aanwezig. De dichtstbijzijnde woning bevint zich op een afstand van ruim 800 meter. Landhuis Karpata ligt op ongeveer anderhalve kilometer afstand van de centrale. In Figuur 59 zijn deze huizen met een rode cirkel aangeduid.
Figuur 59: Woningen in de omgeving van de dieselcentrale
Op basis van een interpretatie van de beschikbare ontwerpspecificaties is een modellering van de geluidssituatie uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn weergegeven in Figuur 60.
Figuur 60: Geluidscontouren exploitatie dieselcentrale Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 105 van
159 -
Uit het contourenplaatje blijkt dat het geluisniveau gedurende de nacht bij de ene woning ca 44 dB(A) is en bij de twee woning iets verderop ca 42/41 dB(A). Zoals bij de modellering is geen rekening gehouden met hoogteverschillen, aangezien de hoogtelijnen niet digitaal beschikbaar zijn. Het effect van de hoogteverschillen is pas akoestisch relevant als er afscherming optreedt. Zolang je vanuit het ontvangpunt de bron nog kunt “zien” hebben hoogteverschillen geen akoestisch effect. Dit geldt met name voor de flamingo’s bij de monding. Wanneer de zichtlijn wordt onderbroken (door een heuvelkam of richel) is er sprake van afscherming. Bij een scherende zichtlijn (of iets daaronder) is dat slechts een enkele dB(A) en dat kan oplopen tot circa 20 dB(A) afscherming (binnen het rekenprogramma is er de afspraak dat het nooit meer kan zijn dan 20 dB(A)). Een ruwe schatting is, dat als de zichtlijn “behoorlijk” onderbroken wordt, er sprake is van 10 - 15 dB(A) schermwerking. Naast de geluidsbelasting op woningen is ook gekeken naar de geluidsbelasting op de in het kanaal van het Gotomeer aanwezige flamingo’s. Het geluidniveau in dB(A) ten gevolge van de dieselcentrale op de beide flamingopunten bedraagt: noordelijke flamingopunt:
40 dB(A)
flamingopunt monding:
44 dB(A)
Deze waarden liggen beneden de in paragraaf 6.8.1 genoemde acceptabele geluidsbelasting van 47 dB(A).
7.7 Effecten op Openbare Veiligheid In de Nederlandse Antillen is er geen wetgeving betreffende de veiligheidsaspecten van diverse installaties op hun omgeving (externe veiligheid). In Nederland worden deze risico’s van inrichtingen en bijbehorende risiconormen beschreven in het “Besluit Risico’s Zware Ongevallen” (Brzo, 1999) en het “Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen” (Bevi, 2004). Beide besluiten hebben uitsluitend betrekking op bedrijven met opslag van gevaarlijke stoffen. Windturbines en hoogspanningskabels vallen niet onder deze besluiten. Voor windturbines is wel een Handboek uitgegeven, het “Handboek Risicozonering Windturbines” (H. Braam et al, 2005). Kenmerk van de genoemde veiligheidsbesluiten is dat met name het risico dat optreedt bij kwetsbare en minder kwetsbare bestemmingen als gevolg van de risicobron, aan de risiconorm wordt getoetst. Om hier inzicht in te krijgen dient een risicoanalyse uitgevoerd te woren. De centrale vraag bij een risicoanalyse is tweeledig en luidt: “Vormt de inrichting een significant risico voor nabijgelegen objecten en activiteiten en zo ja, is de som van dit risico en het bestaande risico lager dan de geldende criteria?” Er zal in deze Milieustudie echter geen uitgebreide risicoanalyse plaatsvinden. De risico’s voor de openbare veiligheid zullen slechts op hoofdlijnen beschouwd en beschreven worden. In de volgende subparagrafen wordt dit per activiteit uitgewerkt. Onder kwetsbare of minder kwetsbare objecten worden met name gebouwen begrepen. Wegen worden niet als kwetsbare of minder kwetsbare objecten beschouwd. Het zware transport naar de locaties vormt een apart risicoaspect. Zowel bij de bouw van het windpark als bij de bouw van de dieselcentrale is dit beschreven.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 106 van
159 -
Al het zware vervoer zal onder begeleiding plaatsvinden. De politie zal vooraf van elk vervoer op de hoogte gesteld worden met vermelding van de intensiteit van het vervoer en de exacte tijdstippen.
7.7.1
Als gevolg van de bouw van het Windpark
Het belangrijkste risico dat zich tijdens de bouw van de windturbines voor kan doen is het omvallen van een van de kranen of turbinemasten. De maximale hoogte van kraan of turbine is circa 75 m. Binnen een straal van 75 m van de voet van de windturbines bevinden zich geen risicogevoelige objecten (woningen). Geconcludeerd kan derhalve worden dat er geen onaanvaardbare risico’s voor de openbare veiligheid zijn.
7.7.2
Als gevolg van de bouw van de Dieselcentrale
Het belangrijkste risico dat zich tijdens de bouw van de dieselcentrale voor kan doen is het ontstaan van een brand, met name als gevolg van de nodige lasactiviteiten. Aangezien zich in de buurt van de toekomstige dieselcentrale geen kwetsbare objecten (woningen) bevinden, kan worden geconcludeerd dat er geen onaanvaardbare risico’s voor de openbare veiligheid zijn. De aanleg van de pijpleiding vormt geen extra risico voor de openbare veiligheid.
7.7.3
Als gevolg van de aanleg van de Hoogspanningstransmissielijn
Op basis van de Algemene Politie Keur Bonaire, die maatregelen geeft voor bevordering van de openbare veiligheid, is het verboden om zonder vergunning iets in, op, aan of over de openbare weg te plaatsen (artikel 9a) of om in de openbare weg te graven zonder vergunning (artikel 10). Voor uitvoering van de graafwerkzaamheden ten behoeve van de ondergrondse kabel zal vooraf toestemming gevraagd worden bij het plaatselijk hoofd van politie. Ook voor het eventueel plaatsen van de masten en ophangen van de leidingen bij stukken bovengrondse kabel zal vooraf toestemming gevraagd worden bij het plaatselijk hoofd van politie. Verder zijn er geen effecten te verwachten voor de openbare veiligheid als gevolg van de aanleg van de hoogspanningstransmissielijn.
7.7.4
Als gevolg van de exploitatie van het Windpark
De leidraad van het hiervoor genoemde “Handboek Risicozonering Windturbines” is dat gevoelige objecten, zijnde met name woningen, in de risicoanalyse beschouwd dienen te worden die binnen de werpafstand van een afbrekend blad staan. Voor een windturbine van 1000 kW is deze afstand voor een klasse I windturbine (E44) 412 m. Voor een klasse II windturbine (E48) is deze afstand 344 m. De locatie is een klasse II windlocatie, dus kan uitgegaan worden van de afstand van 344 meter. Voor de locatie Morotin ligt een woning (knoekhuisje dat niet permanent bewoond is) op een afstand van ongeveer 300 meter van de geplande windturbines. Alle overige woningen of andere kwetsbare objecten liggen op een afstand groter dan 400 meter vanaf de windturbines. Op de eerder genoemde woning na, kan geconcludeerd worden dat deze opstelling voldoet aan de in Nederland geldende risiconorm van Plaatsgebonden Risico (PR) < 10-6. Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 107 van
159 -
7.7.5
Als gevolg van de exploitatie van de Dieselcentrale
Dieselcentrales vallen onder zowel het “Besluit Risico’s Zware Ongevallen” als het “Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen”. De drempelwaarde voor toepassing van deze besluiten is echter een hoeveelheid aanwezig aardolieproduct van 2500 ton in de inrichting. De totale opslag aan brandstoffen bij de geplande dieselcentrale is als volgt: 2 x LFO opslagtanks van 2000 gallon (7,57m3); 1 HFO buffertank van 70,000 gallon (265m3); 5 stuks HFO dagtank(s) van 1500 gallon (5,68 m3) elk. De totale hoeveelheid opgeslagen brandstof komt hiermee op 308,7 m3, ongeveer 310 ton. Dit is dus ruim onder de drempelwaarde van 2500 ton, waardoor de centrale niet onder de besluiten valt. Geconcludeerd kan derhalve worden dat de inrichting geen onaanvaardbaar risico vomt voor de openbare veiligheid.
Brandstoftoevoerpijpleiding In Nederland is er voor transportleidingen van brandstoffen een circulaire uitgegeven “Bekendmaking van beleid ten behoeve van de zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3 catagorie” (VROM, 1991). Deze circulaire beschrijft op basis van uitgevoerde risicoanalyses en een plaatsgebonden risico (PR) < 10-6, welke afstanden in acht dienen te worden genomen bij brandstofleidingen ten opzichte van kwetsbare objecten (woningen e.d.). Voor brandstofleidingen van de K3 categorie (o.a. zware stookolie) dient volgens genoemde circulaire een afstand van 5 meter tot woonbebouwing in acht genomen te worden. Aangezien het een brandstofleiding voor zware stookolie betreft en er bij lekkage geen vluchtige stoffen ontstaan zijn er geen onaanvaardbaar hoge risico’s voor de externe veiligheid. Lekkages kunnen echter wel een risico vormen voor de natuurlijke omgeving, zee en saliña. Door de leiding bovengronds aan te leggen en regelmatig op lekkages te inspecteren, kunnen deze risico’s beheerst worden. Hierbij moet wel de nodige voorzorgsmaatregelen genomen worden om het risico op aanrijding te verminderen (zoals het plaatsen van een vangrail).
7.7.6
Als gevolg van het gebruikmaken van de Hoogspanningstransmissielijn
Aangezien de kabel over het overgrote deel van het traject ondergronds is aangelegd op een veilige diepte van 80 cm, zijn er geen onaanvaardbare risici’s voor de externe veiligheid verbonden aan het gebruik van de kabel.
7.8 Effecten op Cultuurhistorische Elementen Op Figuur 61 is de lokatie te zien van twee van de cultuurhistorische elementen. Op de Figuur is te zien dat turbine 10 op een afstand van ca. 75 meter (westelijk) van de Pos di pia zal liggen. Turbine nr. 9 zal op een afstand van ca. 140 meter ten noorden van de Piedra di Boneiru zal worden opgericht. Alle turbines liggen op een afstand van meer dan 1 km vanaf de grotten met indianen tekeningen. Het is niet te verwachten dat de bouw of exploitatie van het windpark tot enig effect op deze cultuurhistorische elementen zal leiden.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 108 van
159 -
Pos di Pia
N Piedra di Boneiru
200 m
Figuur 61: Effecten op cultuurhistorische elementen
7.9 Effecten op Afval 7.9.1
Als gevolg van de bouw van het Windpark
In de diverse fasen van de bouw van het windpark ontstaan afvalstromen. Hieronder wordt per afvalstroom beschreven welke hoeveelheid en in welke fase dit afval vrijkomt. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe dit afval afgevoerd en verwerkt zal worden.
Diabaas en rotsblokken Bij het graven van de sleuven voor de verbindingskabels komt een hoeveelheid grond en rotsblokken vrij. Van de uitgegraven hoeveelheid grond wordt circa 60% weer teruggestort in de sleuf. De totale hoeveelheid die uitgegraven wordt bedraagd circa 3750 m3. Hiervan dient 40% zijnde circa 1500 m3 te worden afgevoerd. Bij een soortelijk geweicht van ongeveer 1,5 ton/ m3 is dit een totaalgewicht van 2250 ton. Bij afvoer met 18 ton truck’s betekend dit 125 ritten. De afgegraven grond en rotsblokken zullen worden aangeboden aan een lokaal bedrijf dat dit verwerkt tot grondmateriaal voor de bouw.
Huisvuil Gedurende de bouwfase zal ongeveer 4 m3 aan huisvuil vrij komen. Dit bestaat met name uit verpakkingsmateriaal en hout dat gebruikt is voor trsansport van de onderdelen. Totaal gedurende de bouwfase van 30 weken geeft dit dus een hoeveelheid huisvuil van 120 m3. Dit zal worden afgevoerd naar de landfill.
7.9.2
Als gevolg van de bouw van de Dieselcentrale
In de diverse fasen van de bouw van de dieselcentrale ontstaan afvalstromen. Hieronder wordt per afvalstroom beschreven welke hoeveelheid en in welke fase dit afval vrijkomt. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe dit afval afgevoerd en verwerkt zal worden.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 109 van
159 -
Diabaas en rotsblokken Bij het uitgraven van de fundaties komt een hoeveelheid grond en rotsblokken vrij. De totale hoeveelheid die uitgegraven wordt bedraagt circa 500 m3. Deze hoeveelheid dient in zijn geheel te worden afgevoerd. Bij een soortelijk gewicht van ongeveer 1,5 ton/m3 geeft dit een totaalgewicht van 750 ton. Bij afvoer met 18 ton truck’s betekent dit 42 ritten. De afgegraven grond en rotsblokken zullen worden aangeboden aan een lokaal bedrijf dat dit verwerkt tot grondmateriaal voor de bouw.
Huisvuil Gedurende de bouwfase zal ongeveer 4 m3 aan huisvuil vrij komen. Dit bestaat met name uit verpakkingsmateriaal en hout dat gebruikt is voor transport van de onderdelen. Totaal gedurende de bouwfase van 42 weken geeft dit dus een hoeveelheid huisvuil van 168 m3. Hier komt nog ongeveer 20 m3 aan afval bij van de aanleg van de pijpleiding. Al het huishoudelijk afval zal worden afgevoerd naar de landfill.
7.9.3
Als gevolg van de aanleg van de Hoogspanningstransmissielijn
Tijdens het aanleggen van de hoogspanningskabel ontstaan enkele afvalstromen. Hieronder wordt per afvalstroom beschreven welke hoeveelheid van dit afval vrijkomt. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe dit afval afgevoerd en verwerkt zal worden.
Diabaas en rotsblokken Bij het uitgraven van de fundaties komt een hoeveelheid grond en rotsblokken vrij. De totale hoeveelheid die uitgegraven wordt bedraagt circa 500 m3. De afgegraven grond en rotsblokken zullen worden aangeboden aan een lokaal bedrijf dat dit verwerkt tot grondmateriaal voor de bouw.
Huisvuil Gedurende de aanleg van de kabel zal ongeveer 1 m3 aan huisvuil vrij komen per week. Dit bestaat met name uit verpakkingsmateriaal en hout dat gebruikt is voor trsansport van de onderdelen. Totaal gedurende de aanlegfase van 40 weken geeft dit dus een hoeveelheid huisvuil van 40 m3. Al het huishoudelijk afval zal worden afgevoerd naar de landfill.
7.9.4
Als gevolg van de exploitatie van het Windpark
Tijdens de exploitatie van de windturbines komt er geen noemenswaardige hoeveelheid afval vrij. De windturbine is uitgevoerd met een direkte koppeling tussen de rotor (wieken) en de generator. Er is dus geen tandwielkast aanwezig, waardoor geen olie ververst hoeft te worden en dus geen afgewerkte olie als afvalstroom ontstaat.
7.9.5
Als gevolg van de exploitatie van de Dieselcentrale
De belangrijkste afvalstroom als gevolg van de exploitatie van de dieselcentrale is de sludge. Dit betreft een hoeveelheid van circa 1% van het brandstofverbruik, hetgeen bij een gemiddeld
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 110 van
159 -
brandstofverbuik van circa 180 m3 per week neerkomt op 1,8 m3 sludge per week. Deze sludge zal afgevoerd worden naar Bopec voor verwerking/hergebruik. Daarnaast zal er een afvalstroom zijn van afvalwater van de septictank. Dit zal worden afgevoerd naar een speciaal terrein van het LVV (pers. Comm. DROB). Ook zal er een geringe hoeveelheid huisvuil vrijkomen, ca. 1 m3 per week.
7.9.6
Als gevolg van het gebruikmaken van de Hoogspanningstransmissielijn
Er zijn geen afvalstromen in verband met het gebruik van de hoogspanningskabel.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 111 van
159 -
8 NULALTERNATIEF EN AUTONOME ONTWIKKELING Voor de afweging van de milieu-effecten van de voorgenomen activiteit is het van belang een referentiekader vast te leggen. Het streven bij het vastleggen van een referentiekader is het verkrijgen van inzicht in de ontwikkeling van het milieu, indien de voorgenomen activiteit niet wordt uitgevoerd. Een methode hiervoor is de aanwijzing van het nulalternatief (of nulplus alternatief), in combinatie met een beschrijving van de (reële) autonome ontwikkeling. Het nulalternatief is het alternatief waarbij het voorgenomen project niet wordt uitgevoerd en waarbij ook niets wordt veranderd aan de huidige situatie. Het nulplus alternatief daarentegen, verwijst naar het alternatief waarbij het voorgenomen project niet wordt uitgevoerd, maar waarbij de huidige situatie zodanig wordt aangepast, dat de beoogde doelstelling toch wordt behaald. Hierbij wordt ervan uit gegaan dat energievoorziening voor heel Bonaire het primaire doel is. De autonome ontwikkeling en de reële autonome ontwikkeling refereren naar de ontwikkeling van het milieu bij, respectievelijk, het nulalternatief en het nulplus alternatief. Centraal in de beschrijving van de (reële) autonome ontwikkeling staan niet alleen de vermeden milieu-effecten als gevolg van het niet uitvoeren van de voorgenomen activiteit, maar ook de milieu-effecten als gevolg van het nul(plus)alternatief. Hierbij moeten effecten van mogelijke andere projecten op de locaties van de voorgenomen activiteit en de huidige situatie ook in beschouwing genomen worden. In onderstaande paragrafen wordt eerst het nulalternatief met bijbehorende autonome ontwikkeling, en vervolgens het nulplusalternatief met bijbehorende reële autonome ontwikkeling, beschreven.
8.1 Nulalternatief en Autonome Ontwikkeling In het geval van energievoorziening op Bonaire, kan het nulalternatief aangewezen worden als energie-opwekking bij WEB (Hato en TWR) zoals nu het geval is, zonder modernisering, uitbreiding van de capaciteit of het opvoeren van de produktie. Deze optie is echter niet reëel, daar de energievraag van Bonaire, zoals aangegeven in paragraaf 2.3.1, zal groeien. Het feit dat deze optie niet reëel is, maakt het ongeschikt als referentiekader. Om deze reden zal dit alternatief niet verder beschouwd worden. Een beschrijving van de autonome ontwikkeling wordt dan ook overbodig.
8.2 Nulplus Alternatief en Reële Autonome Ontwikkeling Het nulplus alternatief in het geval van de energievoorziening op Bonaire kan beschreven worden als energie-opwekking bij WEB (Hato en TWR), waarbij de produktie wordt opgevoerd om aan de stijgende energievraag te voldoen. Er wordt bij de beschrijving van de reële autonome ontwikkeling van uitgegaan dat de centrales niet gemoderniseerd of uitgebreid worden, maar dat de bestaande generatoren slechts op een hogere belasting gaan draaien en dat er, als gevolg hiervan, meer brandstof gestookt wordt. De ontwikkeling van het milieu bij Morotin en Karpata bij het uitblijven van dit project is moeilijk te voorspellen, daar er geen officieel, door het BC-B aangenomen bestemmingsplan bestaat voor deze gebieden. Er is bij Morotin echter wel druk om stripmining en zandwinning toe te laten op de kuststrook tussen Boka Onima en Playa Grandi, hetgeen als gevolg zou hebben dat de kuststrook kaalgeschraapt wordt. Stripmining ten oosten van Boca Onima vindt momenteel al plaats, waardoor er Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 112 van
159 -
reeds verstoring van het milieu, met name flora en fauna, plaatsvindt. Het is onbekend of bij Karpata andere projecten gepland zijn. Indien de voorgenomen activiteit niet uitgevoerd wordt, zullen de milieu-effecten en -risico’s zoals geïdentificeerd in dit rapport, uitblijven. Aan de andere kant zijn er ook milieu-effecten en –risico’s gebonden aan de continuering en verhoging van de energieproduktie bij WEB. Deze worden hieronder toegelicht, aan de hand van het rapport ‘nulmeting ten behoeve van de modernisering van de elektriciteitsopwekking van Bonaire’ (Kok 2007), dat in 2007 door KEMA, in opdracht van WEB, is opgesteld. De emissieberekeningen zijn door EcoVision uitgevoerd.
Landschap, Flora en Fauna Wat betreft het landschap en flora en fauna zal de verhoging van de energieproduktie bij WEB geen additionele effecten veroorzaken.
Oppervlaktewater De TWR centrale heeft in het geheel geen lozingen op oppervlaktewater. Bij de Hato centrale zijn de lozingen alleen als gevolg van de drinkwaterproduktie, en niet van de energieproduktie. Indien de produktie wordt opgevoerd, zal hier geen verandering in komen. Huishoudelijk afvalwater wordt bij beide centrales in een septic tank opgeslagen en op verzoek door de reinigingsdienst leeggepompt.
Bodem en Grondwater Voor de exploitatie van de dieselcentrales wordt niet alleen dieselolie, maar ook smeerolie gebruikt. De dieselolie wordt opgeslagen in brandstoftanks, terwijl verse en verbruikte smeerolie in vaten wordt opgeslagen. De brandstoftanks zijn voorzien van een buntwall, maar de bodem is niet verhard en ook niet vloeistofdicht. De smeerolievaten staan ook niet op een dichte ondergrond. Hierdoor is de kans groot dat bij lekkage of calamiteiten bodem- en grondwaterverontreiniging kan optreden. Een verhoging van de produktie leidt automatisch tot een verhoging van het brandstof- en smeerolieverbruik. Dit betekent dat de tanks vaker gevuld moeten worden en dat er meer verse smeerolie moet worden opgeslagen en dat meer afvalolie vrijkomt. Dit geeft, gezien de omstandigheden waaronder de brandstof en afvalolie momenteel worden opgeslagen, een verhoogde kans op bodem- en grondwaterverontreiniging.
Lucht De centrales van WEB draaien op dieselolie met een zwavelgehalte van 0.47 massaprocent, en een asgehalte van <0.01 massaprocent. Het bruto elektrisch rendement van de opwekking ligt op gemiddeld 32%. Voor de emissieberekeningen is gebruikt gemaakt van emissiefactoren voor dieselolie uit de database van de Amerikaanse Environmental Protection Agency (EPA). Daarnaast is de uitstoot berekend aan de hand van de energievraag in 2009 en 2019. De berekende uitstoot is de cumulatieve uitstoot van de Hato en TWR centrales. In Tabel 12 wordt een overzicht gegeven van de gebruikte emissiefactoren en de berekende uitstoot in 2009 en 2019.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 113 van
159 -
Tabel 13: Emissiefactoren dieselolie en cumulatieve uitstoot van de WEB centrales Emmissiefactoren voor dieselolie ( /kg brandstof )
SO2 NOx Stof CO2
7.7832 72.48 1.644 3173
Uitstoot 2009 ( kg/jaar )
Uitstoot 2019 ( kg/jaar )
180 613 1 681 938 38 150 73 631 206
205 509 1 913 773 43 408 83 780 372
Vanwege de ligging van de Hato en TWR centrale op de windrichting, wordt de uitstoot voor het overgrote deel de zee op geblazen.
Geluid Onderstaand overzicht geeft de geschatte bronvermogens van verschillende situaties bij de centrales weer. Hato
5 Agrekko generatoren in werking
96.5 – 101.5 dB(A)
Hato
7 Agrekko generatoren in werking
98 – 103 dB(A)
Hato
Caterpillar generatoren
118 dB(A)
TWR
2 generatoren in werking
118 dB(A)
TWR
3 generatoren in werking
120 dB(A)
In het rapport ‘nulmeting ten behoeve van de modernisering van de elektriciteitsopwekking van Bonaire’ (Kok 2007) zijn resultaten opgenomen van geluidmetingen die op 15 januari 2007 zijn uitgevoerd. Hieruit kan onder andere geconcludeerd worden dat er weinig verschil is tussen het geluidsniveau ‘s avonds en overdag. Het geluidsniveau ter hoogte van het tweede huis in de zijstraat bij Hato bedroeg 62-64 dB(A). Het geluidsniveau bij het dichtsbijzijnde bungalow aan zee bij TWR bedroeg <45 dB(A) (beïnvloed door geritsel van de bladeren). Beide metingen zijn uitgevoerd op 1.5 meter hoogte vanaf de grond. Het geluidsniveau bij Hato bij gebouwen met woonbestemming ligt hoger dan de voorgestelde norm van 55dB(A) in het stadsgebied en bebouwde kom. Bij de bungalow nabij TWR is er geen sprake van overschrijding van het voorgestelde norm voor geluid. Een verhoging van de energieproduktie zal invloed hebben op het bronvermogen, maar naar verwachting zal deze invloed minimal zijn.
Openbare Veiligheid Door de ontwikkelingen in Bonaire de afgelopen jaren is de woon- en recreatiebebouwing dicht bij Hato komen te liggen. Hierbij moet echter vermeld worden dat de dieselcentrale niet de enige industriële activiteit is die in de omgeving plaatsvindt. Zo is ten noorden van Hato een scheepswerf gelegen ten oosten een brandstofdepot.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 114 van
159 -
De afstand tussen de technische installaties van WEB en de dichtsbijzijnde woon/recreatiebebouwing aan de zuidzijde bedraagt circa 300 meter. Ten noorden en noordoosten is de woonbebouwing dichterbij, op respectievelijk 150 en 100 meter tot het hart van de nieuwe dieselgeneratoren. Wat betreft gevoelige objecten is de centrale bij TWR gunstiger gelegen. De dichtsbijzijnde woning bij TWR ligt op ca. 1600 meter. Er liggen enkele appartementen en bungalows op 800 tot 1100 meter ten noordwesten van de centrale. Het voornaamste risico bij de dieselcentrales is brand, maar door de geïsoleerde ligging en de heersende windrichting is de kans op het overslaan van brand naar de omgeving gering.
Afval De belangrijkste afvalstroom betreft smeerolie, die in vaten wordt aangevoerd en, na gebruik, weer in de vaten wordt opgeslagen. De afvalolie wordt naar BOPEC vervoerd voor verwerking. Een tweede afvalstroom is huidhoudelijk afvalwater, dat in septic tanks wordt opgeslagen en op verzoek door de reinigingsdienst wordt opgepompt. Een verhoging van de produktie zal leiden tot een hoger volume afgewerkte olie, welke naar verwachting naar BOPEC kan worden afgevoerd.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 115 van
159 -
9 MITIGERENDE MAATREGELEN 9.1 Inrichtingsvarianten Windpark
9.1.1
Varianten met betrekking tot energie opbrengst
Variant E48 (hoogste energieopbrengst) De belangrijkste variant voor het windpark is plaatsing van de E48 windturbine in plaats van de E44. De E48 heeft grotere wieken, 48 meter in diameter in plaats van 44 meter van de E44. De generator is echter kleiner, 800 kW in plaatst van 900 kW bij de E44. De masthoogte is 50 meter. Hierdoor is de top van de wieken 3 meter lager dan in het geval van de E44. Bij inrichting van het park met E48 turbines geeft dit een gering hogere energieopbrengst. Deze hogere opbrengst kan echter niet altijd gebruikt worden. Dit komt vooral omdat er momenten zijn waarop de elektriciteit opgewekt door de windturbines meer is dan de elektriciteitsvraag van het eiland. Het opgewekte vermogen van het windpark dient dan terug geregeld te worden. De inzet van de diesels zal bij toepassing van E48 iets kunnen afnemen, hetgeen tot gevolg heeft dat de uitstoot van alle verontreinigende stoffen ook iets af neemt. De E48 is echter beduidend duurder in aanschaf. Aangezien het brongeluid van de E48 net iets lager is dan van de E44 zal de geluidsimpact net iets gunstiger zijn dan bij het voorgenomen initiatief. Voor dezelfde opstelling als van de voorgenomen activiteit is een geluidsmodellering uitgevoerd uitgaande van plaatsing van E48 turbines. In Figuur 62 zijn voor deze variant de verwachte geluidscontouren gegeven.
Figuur 62: Geluidscontouren windpark met E48 turbines
In verband met de kortere masthoogte en de langere wieken komt de tip van de wiek in de laagste stand op een hoogte van 26 meter. In het geval van de E44 is dit 33 meter. Voor vleermuizen en vogels geeft dit een hogere kans op een aanvaring. Hierbij is ook de omvang van het rotorvlak met een doorsnede van 48 meter groter dan bij de E44, waardoor de kans op aanvaring door vleermuizen Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 116 van
159 -
en vogels eveneens toeneemt. In Figuur 63 is te zien dat de E44 en de E48 door hun verschillende uiterlijk een enigszins verschillend beeld in het landschap geven.
E44 E48 Figuur 63: Vergelijking windturbines E44 en E48.
9.1.2
Varianten met betrekking tot effecten op landschap
De oostelijke variant Met het doel bepaalde flora en fauna elementen te beschermen in het westelijk deel van het projectgebied is een oostelijke variant opgesteld. Deze is in Figuur 59 weergegeven. De variant heeft minder negatieve gevolgen voor flora en fauna in het westelijk deel van het projectgebied:
geruime afstand van Salina Grandi inclusief de nabijgelegen waterrijke delen met bijbehorende flora (mangroven) en fauna (watervogels, vleermuizen) geruime afstand van de de ongeschonden kust met bolcactussen
De variant heeft echter ook gevolgen voor andere natuur- en milieuaspecten en cultuuraspecten.
variant komt dichter bij broedgebieden kerkuil (< 1 km); variant komt dichter bij watervogel-gebied Boka Onima; zichtbaarheid vanuit “Viewpoint Rincon” (zie foto’s Figuur 70); plaatsing turbine op kleine afstand van “Pos di pia”.
Figuur 64: “Oostelijke variant” Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 117 van
159 -
Figuur 65: De “oostelijke variant” bezien vanuit oostelijke richting vanaf de stripmine lokatie oostelijk van Boka Onima Voor kijkpunten wordt verwezen naar hoofdstuk 7.
Figuur 66: De “oostelijke variant” bezien vanuit oostelijke richting vanaf Boka Onima. Turbine 12 op voorgrond is niet zichtbaar.
Figuur 67: De “oostelijke variant” bezien vanuit oostelijke richting vanaf de onverharde weg richting Morotin. Turbines 10, 11 en 12 op de voorgrond zijn niet zichtbaar. Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 118 van
159 -
Figuur 68: De “oostelijke variant” bezien vanuit westelijke richting.
Figuur 69: De “oostelijke variant” bezien vanuit westelijke richting nabij Salina Grandi.
Figuur 70: De “oostelijke variant” bezien vanuit zuidwestelijke richting (zichtpunt “Rincon overlook”, in deze variant is het windpark op de achtergrond zichtbaar). Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 119 van
159 -
De 4x3 variant In sommige gevallen kan een alternatief voor het lijnvormige windpark nuttig zijn. Dit kan het geval zijn als er in de lengterichting van het park betrekkelijk weinig ruimte is. In Figuur 71 is een opstelling te zien waarbij is uitgegaan van 4 rijen van 3 turbines.
Figuur 71: “Variant 4x3”
Een dergelijke opstelling heeft echter enkele grote nadelen:
De opstelling geeft visueel een rommelige indruk (zie foto Figuur 72) De turbines komen zeer dicht in de buurt van dichtbegroeide terreinen (langs zandweg naar Morotin)
Figuur 72: “Visuele impressie Variant 4x3”
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 120 van
159 -
Minst zichtbaar De variant die kan worden aangemerkt als de “minst zichtbare” variant is de voorgenomen activiteit. Om deze reden wordt de variant niet apart gewaardeerd in de vergelijking van de alternatieven en varianten. De verschillen in zichtbaarheid met de oostelijke variant zijn niet groot, echter de voorgenomen activiteit heeft als belangrijk kenmerk dat het park onzichtbaar is vanaf de “Viewpoint Rincon”.
Beste aansluiting op bestaande wegen Hierbij wordt de lijn turbines parallel geplaatst aan de reeds bestaande weg. Hiermee lijkt de aantasting van het landschap minimaal maar zal de windopbrengst zal drastisch afnemen omdat de hoek tussen lijn en windrichting te klein wordt. Tevens heeft deze variant een grote impact op flora en fauna omdat een deel van de weg door dichtbegroeide terreinen gaat (zie ook luchtfoto hoofdstuk 2). In onderstaande Figuur wordt de variant weergegeven.
Figuur 73: Variant “beste aansluiting op bestaande wegen
9.1.3
Varianten met betrekking tot effecten op flora en fauna
Meest vogelvriendelijk De variant die kan worden aangemerkt als de “meest vogelvriendelijke” variant is de voorgenomen activiteit. Derhalve is deze variant niet apart meegenomen bij de waardering van de alternatieven en varianten. Bij de selectie van de locatie voor de voorgenomen activiteit is rekening gehouden met 2 aspecten: 1. de locatie van het windpark is zodanig gekozen dat dit park zich ten opzichte van zowel Salina Grandi als Boca Onima -waar zich verschillende soorten watervogels bevinden- op geruime afstand (300-400 meter) bevindt; 2. de aanwezigheid van broedparen van de kerkuil in het gebied oostelijk van Rincon. Ten opzichte van deze broedlocaties wordt in de voorgenomen activiteit maximale afstand gehouden. Verder opschuiven naar het westen zou kunnen betekenen dat de watervogels van Salinja Grandi hiervan schade ondervinden.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 121 van
159 -
In technisch opzicht is de E44 de meest “vogelvriendelijke”. Deze turbine heeft een mast van 55 meter en een rotor met een tiphoogte varierend van 33 meter (onder) tot 77 meter (boven). De E48 met een masthoogte van 50 meter heeft een rotor met een tiphoogte varierend van 26 meter (onder) tot 74 meter (boven). De E44 geeft een geringere kans op aanvaringen omdat het bestreken oppervlak van de wieken kleiner is en de wieken hoger ten opzichte van de grond blijven.
9.2 Inrichtingsvarianten Dieselcentrale Timing adjustment Het is mogelijk de NOx emissie te verlagen door het vertragen van de brandstof injectie timing. Normale injectie timing is 10 graden voor Top Dead Centre (TDC). Dit kan worden vertraagd tot 8,0 graden voor TDC. Ditz al een rductie tot gevolg hebben van de NOx emissie van 0,66 g/kWh per graad vertraging (totaal 1,32 g/kWh). Tegelijkertijd zal de brandstof consumptie toenemen met 1,7 g/kWh per graad vertraging (totaal 3,4 g/kWh). De NOx emissie behorend bij injectie van 10 graden voor TDC bedraagt 10,4 g/kWh. Tabel 14: Gevolgen van de Timing Adjustment. NOx emissie g/kWh
Verlaging NOx in %
Brandstofverbruik in g/kWh el.
Verhoging brandstofverbruik in %
10 graden voor TDC
10,4
-
203,9
-
9 graden voor TDC
9,74
6,2%
205,6
0,8%
8 graden voor TDC
9,08
12,4%
207,3
1,6%
De conclusie is dat met timing adjustment aan strengere eisen (zelfs de eis van 1600 mg/Nm3) kan worden voldaan. Dit heeft echter een negatief effect op het brandstofverbruik (1,6% hoger). Dit heeft niet alleen negatieve gevolgen voor de prijs van de energie maar ook voor het milieu. De verminderde uitstoot van NOx zal gepaard gaan met een verhoogde uitstoot van SO2, stof en CO2 (alle 1,6% hoger). Om deze redenen zal worden afgezien van het toepassen van deze variant.
Stoffilter Het toepassen van een stoffilter geeft een rendement van ca. 60-90%. Door toepassing van dergelijke technologie kunnen de stofemissies van de inrichting kunnen worden verlaagd, zodat concentraties beneden de 40 mg/Nm3 gehaald kunnen worden. Aangezien echter de stofemissie in de voorgenomen activiteit niet leidt tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit (< 16 µg/m3 op flamingopunt zuid, terwijl de norm 75 µg/m3 bedraagt) en de kosten van een dergelijke installatie onevenredig hoog zijn, zal worden afgezien van het toepassen van deze variant.
Hoogte van de schoorsteen Oorspronkelijk was in de voorgenomen activiteit voorzien in een schoorsteenhoogte van 10 meter. Een technische variant hierop is een schoorsteenhoogte van 13 meter. Deze hoogte is de grootst mogelijke hoogte zonder het type van de constructie geheel te wijzigen. Doordat een schoorsteenhoogte van 13 meter resulteert in een betere luchtkwaliteit is gekozen om deze variant op te nemen in de voorgenomen activiteit. De 13 meter variant wordt derhalve ook niet meer meegenomen in de scoring van de alternatieven en varianten. Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 122 van
159 -
Ter illustratie wordt in onderstaande tabel nog het effect weergegeven van de verschillende schoorsteenhoogtes (alleen voor SO2). Tabel 15: Invloed schoorsteenhoogte op de immissie. Maximum concentratie in verspreidingsgebied mg SO2/m3 (jaargemiddelde)
Luchtkwaliteit op flamingopunt monding Goto mg SO2/m3 (jaargemiddelde)
Voorgenomen activiteit schoorsteenhoogte 13 meter
71 (< norm)
ca. 22
Schoorsteenhoogte 10 meter
88,7 (> norm)
ca. 23
Gebruik biodiesel Het zwavelgehalte in de brandstof biodiesel is nagenoeg nihil. Om deze reden zal ook de uitstoot van SO2 bij gebruik van biodiesel verwaarloosbaar zijn. De hoeveelheid vaste stof verschilt niet van fossiele brandstof en daarom zal de stofuitstoot niet veranderen. De uitstoot van NOx blijft bij gebruik van biodiesel ook onveranderd omdat de verbranding bij min of meer dezelfde temperaturen plaatsvindt.
Oliewaterafscheider en olieskimmer Een variant voor de afvoer van (schoon) hemelwater is afvoer via een oliewaterafscheider gecombineerd met een olieskimmer. In deze variant fungeert de apparatuur als borging voor het geval toch sporen van olie met hemelwater worden afgevoerd. Met een olieskimmer wordt bereikt dat oliesporen continu uit de olieafscheider worden verwijderd.
Stillere Ventilatoren Een groot deel van het geluid van de dieselcentrale wordt veroorzaakt door de ventilatoren. Door hiervoor langzaamdraaiende ventilatoren te kiezen, die een veel lager brongeluid hebben, zal de verwachte geluidsbelasting in de omgeving van de dieselcentrale in belangrijke mate veranderen. In Figuur 74 zijn voor de dieselcentrale uitgerust met stillere langzaamdraaiende ventilatoren de resultaten van de modellering van deze variant weergegeven.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 123 van
159 -
Figuur 74: Geluidscontouren dieselcentrale met variant stillere ventilatoren
Met name voor het flamingopunt bij de monding geeft deze variant een 4 dB(A) lagere geluidsbelasting.
9.3 Mitigerende maatregelen los van de de bron 9.3.1
Mitigerende maatregelen flora en fauna
Flitslamp ter beperking van vogelslachtoffers Overwogen kan worden een flitslamp te plaatsen op de gondel van turbine nr. 1 en nr. 12. Dergelijke lampen geven een signaal aan vogels die in de schemering of in het duister vliegen (flamingo’s) waardoor de kans op aanvaringen geringer wordt.
Radarinstallatie ter beperking vleermuisslachtoffers In recent onderzoek bij luchthavens is aangetoond dat vleermuizen afstand houden van radarinstallaties. Radarinstallaties zouden kunnen worden toegepast om het aantal slachtoffers onder vleermuizen te beperken. Echter hierbij zal rekening moeten worden gehouden met het risico dat de werking verder gaat dan bedoeld en dat vleermuizen in een groot deel van hun jaag- of voedselgebied worden verstoord.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 124 van
159 -
Herplanten zuilcactussen Zuilcactussen die bij de bouwwerkzaamheden worden verwijderd kunnen nabij het bouwperceel worden opnieuw geplant. De zuilen kunnen hiertoe horizontaal worden neergelegd, waarna deze weer spontaan uitlopen.
9.3.2
Mitigerende maatregelen openbare veiligheid
Wegafzetting tijdens bouw Tijdens de bouw van de windturbines ontstaan er risico’s voor voorbijgangers. Om de risico’s te verminderen wordt de weg afgezet.
9.3.3
Mitigerende maatregelen afval
Aanbieden houtafval Bij de bouw van het windpark zullen grote hoeveelheden hout als verpakkingsmateriaal vrijkomen. Dit houtafval zal worden aangeboden aan bedrijven en particulieren die dit kunnen gebruiken om zodoende de hoeveelheid afval te verminderen.
9.4 Mitigerende maatregelen dieselcentrale 9.4.1
Mitigerende maatregelen landschappelijke effecten
Beplanting straatzijde terrein De visuele impact van de dieselcentrale met tanks kan worden verminderd door het aanbrengen van beplanting aan de straatzijde van het terrein.
9.4.2
Mitigerende maatregelen oppervlaktewater
Oil booms Er wordt van uitgegaan dat een olielekkage op zee niet kan plaatsvinden. Dit vooral vanwege de geplande ligging van de leiding, ten noorden van de weg. Mocht een eventuele lekkage toch optreden, dan zal een opruimactie dienen te worden opgezet. Dit zou bij voorkeur in samenwerking met BOPEC dienen te gebeuren, o.a. door toepassing van oil booms.
9.4.3
Mitigerende maatregelen afval
Aanbieden houtafval Bij de bouw van het windpark zullen grote hoeveelheden hout als verpakkingsmateriaal vrijkomen. Dit houtafva lzal worden aangeboden aan bedrijven en particulieren die dit kunnen gebruiken om zodoende de hoeveelheid afval te verminderen.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 125 van
159 -
Aanbieden grond en steen Als mitigerende maatregel voor het ontstaan van een hoeveelheid afval van diabaas en rotsen zal deze hoeveelheid zoveel mogelijk binnen het eigen project worden gebruikt voor egalisatie en aanleg van wegen. Indien nog een hoeveelheid over blijft dan zal deze worden aangeboden aan een aannemer die deze hoeveelheid kan gebruiken bij zijn werkzaamheden.
9.5 Compenserende maatregelen Aanplant van bomen in het gebied Ter compensatie van te verwijderen vegetatie kunnen bomen worden aangeplant in het projectgebied. Hierbij zou met name moeten worden gedacht aan niet algemeen voorkomende, lokale boomsoorten. Aanplant zou moeten gebeuren in overleg met Stinapa Bonaire. Een dergelijk project kan tevens worden gezien als een compensatie voor de (reeds geringe) CO2 uitstoot.
9.6 Meest milieuvriendelijke alternatief In Tabel 16 is een overzicht gegeven van de geïdentificeerde varianten, het nulplus alternatief en het meest milieuvriendelijke alternatief. Van deze alternatieven en varianten zijn de bijbehorende milieueffecten gewaardeerd ten opzichte van de voorgenomen activiteit. De effecten van de voorgenomen activiteit zijn op nul gesteld. Wanneer een variant overwegend positieve effecten heeft voor het milieu wordt deze meegenomen in het meest milieuvriendelijke alternatief. De variant is in dit geval blauw gekleurd in Tabel 16. Voor de E48 geldt dat niet overwegend positieve effecten te verwachten zijn ten opzichte van de voorgenomen activiteit. Er zijn zowel positieve effecten (betere energie opbrengst en geringere emissies) als negatieve effecten (effcten op fauna). Omdat een eenduidige waardering van de verschillen met de voorgenomen activiteit niet mogelijk is kan bij de vaststelling van het meest milieuvriendelijke alternatief zowel voor de E44 als de E48 worden gekozen. Op basis van de waardering bestaat het meest milieuvriendelijke alternatief uit de voorgenomen activiteit, aangevuld met de volgende varianten voor de dieselcentrale:
Stoffilter Gebruik biodiesel Oliewaterafscheider en olieskimmer Stillere ventilatoren Lagere tankhoogte
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 126 van
159 -
La nd sc ha Fl p or a/ fa un Fa a un al ge a bi m jz O ee on pp n de er vl r a Bo kt ew de a m en ter Lu gr ch on tv dw e r C on at O er tre 2 Kl in im ig G en aa el de t ui d st of O fe pe n nb ar e C ul Ve tu ilig ur hi he Af st id or va ie l
Tabel 16: Waardering varianten, nulplus alternatief en meest milieuvriendelijke alternatief
Voorgenomen activiteit Varianten windpark E48 Oostelijke variant 4x3 variant Beste aansluiting op bestaande wegen
0
0
0
--
-
-
Varianten dieselcentrale Timing adjustment Stoffilter Gebruik biodiesel Oliewaterafscheider en olieskimmer Stillere ventilatoren
0
0
0
0
0
+
+
+
-
-
-
+ + +
-
0
0
0
++
+ ++
Nulplus alternatief
+
+
+
0
--
0
--
-
0
0
0
Meest milieuvriendelijke alternatief
++
0
0
+
0
++
++
++
0
0
0
Als aanvulling op bovenstaande tabel kan worden gesteld dat wanneer wordt gekozen voor de voorgenomen activiteit, de milieusituatie op de huidige opwekkingslokatie (Hato) de milieusituatie enigszins verbetert.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 127 van
159 -
10 SOCIAAL ECONOMISCHE FACTOREN 10.1 Uitgangspunten project Bij het beslissen over de nieuwe energiestructuur op Bonaire is veel nadruk gelegd op duurzame energie. Samengevat zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd (zie ook hoofdstuk 3): • • • • • • •
een betrouwbare en duurzame elektriciteitsvoorziening voor Bonaire in 2015 50% van de energie door middel van duurzame bronnen op te wekken verminderde uitstoot van broeikasgassen stabiele en continue levering van de gevraagde elektriciteit hoge betrouwbaarheid van het systeem de mogelijkheid om elektriciteitsprijzen structureel te verlagen de mogelijkheid om elektriciteitsprijzen te stabiliseren door een verminderde afhankelijkheid van de wereldmarktprijs van fossiele energie
10.2 Energie-opbrengst De verwachte energie-opbrengst van de wind-diesel installatie is gebaseerd op de verwachte energievraag van Bonaire. Aangezien gepland is het project in 2009 te starten zijn in de onderstaande tabel de verwachte vraag en verwachte opbrengst van zowel het windpark als de dieselcentrale weergegeven voor het jaar 2009 en het jaar 2019.
Tabel17: Verwachte vraag en opbrengst voor 2009 en 2019
Verwachte elektriciteitsvraag (kWh) Opbrengst dieselcentrale (kWh) Opbrengst windpark (kWh)
Jaar 2009
Jaar 2019
79.270154 48.540.966 30.729.188 (39%)
90.196.581 59.467.393 30.729.188 (34%)
Tabel 18: Vergelijking voorgenomen activiteit met nulplus alternatief
Brandstof verbruik 2009 (m3) Verwachte elektriciteitsvraag 2009 (kWh)
Voorgenomen activiteit
Nulplus alternatief (Hato en TWR)
10.200 (HFO) 79.270.154
23.206 (Dieselolie) 79.270.154
Uit bovenstaande tabel blijkt dat door uitvoering van de voorgenomen activiteit het brandstofverbruik met meer dan 50% afneemt ten opzichte van de huidige situatie (het nulplus alternatief). Dit wordt deels verklaard door de bijdrage van het windpark (ca. 40%), en door een hoger rendement van de dieselcentrale ten opzichte van de huidige centrales. Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 128 van
159 -
Het lage brandstofverbruik heeft een positieve invloed op de kilowattuur-prijs in de nieuwe situatie en geeft tegelijkertijd een verminderde afhankelijkheid van te importeren brandstof, waardoor in mindere mate een beroep wordt gedaan op de deviezenvoorraad. De verminderde aanspraak op de deviezenvoorraad wordt nog eens versterkt door de lagere kosten van de brandstof (HFO in plaats van diesel).
10.3 Macro-economisch belang Het wind-diesel project van EcoPower heeft voor alle economische sectoren belangrijke positieve economische gevolgen. Genoemd kunnen worden:
een betrouwbare energievoorziening, waardoor de bedrijven niet meer worden getroffen door veelvuldige stroomuitvallen; een lage prijs per kilowattuur, waardoor bedrijven meer financiële armslag krijgen;
Voor de toeristische sector komt hier nog een belangrijk positief gevolg bij:
de mondiale uitstraling van het project, die past in het profiel dat Bonaire kiest als “green destination”; hier zal ook de volledige toeristische sector van meeprofiteren.
Van de bestudeerde alternatieven en varianten is de voorgenomen activiteit landschappelijk de minst belastende. De redenen hiervoor zijn o.a. de lijnvormige opstelling parallel aan de kust en het niet zichtbaar zijn vanaf een van de belangrijke uitzichtpunten op het eiland (“Viewpoint Rincon”). De waardering van het windpark ter plaatse van de turbines zelf kan positief worden beïnvloed door het geven van voorlichting over het belang van het project voor Bonaire.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 129 van
159 -
11 CALAMITEITEN In dit hoofdstuk worden slechts de mogelijk optredende calamiteiten beschreven. Hierbij wordt kort aangegeven wat er in het ontwerp en de bouw aan gedaan is om de kans op het optreden van deze calamiteiten tot een minimum te beperken. Een verdere uitwerking van de calamiteiten en hoe te handelen bij het optreden van deze calamiteiten zal worden gegeven in het op te stellen Calamiteitenplan. Dit Calamiteitenplan zal voor de start van de bouwwerkzaamheden gereed zijn.
11.1 Calamiteiten Windpark De volgende calamiteiten kunnen bij het windpark voorkomen:
breuk van kleine onderdelen ten gevolge van storm (of slijtage); bladbreuk ten gevolge van blikseminslag of storm; omvallen van de mast: brand in turbine of trafostation.
De belangrijkste oorzaak voor het mogelijk optreden van calamiteiten bij het windpark is een storm (of orkaan). De E44 windturbine is een klasse 1 windturbine. Dat betekent dat deze geschikt is (en gecertificeerd) voor windsnelheden tot maximaal 70 m/s (252 km/h).
Breuk kleine onderdelen Het afbreken van kleine onderdelen kan met name het gevolg zijn van slijtage of corrosie. Doordat de turbine onderhouden wordt door Enercon (de producent van de turbines) en tijdens het reguliere onderhoud inspecties worden uitgevoerd aan de onderdelen die eventueel kunnen afbreken, wordt dit risico tot een minimum beperkt.
Bladbreuk Door storm, blikseminslag of het op hol slaan van de generator en rotor kan het afbreken van een blad worden veroorzaakt. Bij storm met windsnelheden boven 28 m/s worden de wieken bijgedraaid, waardoor minder energie uit de wind gevangen wordt. Bij windsnelheden boven 34 m/s wordt de rotor volledig stilgezet en op de rem gezet. Om te zorgen dat onder alle omstandigheden het bijdraaien van de wieken mogelijk is, bestaat dit systeem uit drie onafhankelijke systemen met een noodstroomvoorziening. Naast een rem is de rotor ook nog voorzien van een blokkeerinrichting, die de rotor volledig vast kan zetten. Bij blikseminslag op een wiek, bestaat het risico dat de wiek scheurt en in delen afbreekt. Om dit te voorkomen zijn alle wieken voorzien van een geïntegreerde bliksembeveiliging.
Brand Aangezien er geen olie gebruikt wordt in de turbines is de kans op ontstaan van brand in de turbines zeer klein. Mocht er toch door onvoorziene omstandigheden brand in een van de turbines ontstaan, dan zal met name de electronische besturing hierdoor beschadigd kunnen worden. Dat betekent dat de turbine geen elektriciteit meer kan produceren. De overige windturbines in het park kunnen gewoon in bedrijf blijven.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 130 van
159 -
Na een eventuele brand in het trafohuis, zal het park, hetzij gedeeltelijk of in zijn geheel geen, electriciteit meer kunnen leveren.
11.2 Calamiteiten Dieselcentrale De volgende calamiteiten kunnen zich bij de dieselcentrale voordoen:
lekkage/ontploffing opslagtank; brand in de centrale; ongeluk met tankwagen; lekkage olieleiding; extreem hoge golven.
Lekkage/ontploffing opslagtank De te gebruiken zware olie en dieselolie kunnen niet uit zichzelf tot ontbranding komen. Hierdoor is de kans op ontploffen van een tank zeer klein. Een eventuele lekkage van een van de tanken zal geen gevolgen hebben voor natuur en milieu, aangezien de tanks allemaal in een buntwall geplaatst zijn, die de inhoud van de tank bij lekkage zal opvangen.
Brand in de centrale Met name tijdens laswerkzaamheden bij de bouw of onderhoudswerkzaamheden bestaat een risico op het ontstaan van brand. In het calamiteitenplan dienen instructies gegeven te worden om de risico’s op het ontstaan van brand tot een minimum te beperken. Brand in de centrale kan tot gevolg hebben dat een deel van de opwekcapaciteit verloren gaat en men niet meer volledig kan voorzien in de elektriciteitsvraag van het eiland. Om de gevolgen van een brand tot een minimum te beperken is de centrale voorzien van een grote tank met bluswater met een inhoud van circa 180 m3 en bluswaterpompen, om ingeval van brand over voldoende bluswater met voldoende druk te beschikken. Er zijn twee brandbluspompen bij de centrale voorzien. Eén elektrische pomp en één met dieselmotor aangedreven pomp. Er zullen 10 koolstofdioxide blussers aanwezig zijn evenals 10 poederblussers met een inhoud van 12 kg elk. Daarnaast zal er nog een mobiele schuimblusser aanwezig zijn.
Ongeluk met tankwagen De dieselolie zal per tankwagen aangevoerd worden. Aangezien het verbruik van dieselolie zeer beperkt is, zal dit maar enkele tankwagens per maand betreffen.
Lekkage olieleiding Lekkage van de brandstofleiding kan leiden tot verontreiniging van bodem, grondwater en oppervlaktewater. Om dit te voorkomen zal de leiding bovengronds worden aangelegd en regelmatig op lekkage worden gecontroleerd. In het calamiteitenplan dient dit verder uitgewerkt te worden.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 131 van
159 -
Naast het risico van kleine lekkages bestaat ook het risico van breuk van de leiding als gevolg van een botsing van een auto tegen de leiding. Bij het ontwerp van de leiding dient met dit aspect terdege rekening gehouden te worden.
Extreem hoge golven Met name ten gevolge van een passerende orkaan, maar ook ten gevolge van tsunami’s kunnen extreem hoge golven ontstaan. Bij deze golven bestaat het risico van het onderwaterlopen of wegslaan van tankpark en of dieselcentrale. Om dit risico tot een minimum te beperken is de centrale zo ver mogelijk van zee gepland op een hoogte van ten minste 5 meter boven zeeniveau. Tijdens orkaan Lenny, die voor veel schade zorgde ten gevolge van hoge golven, waren golfhoogtes gerapporteerd in de hoogte tussen 3 en 6 meter. Tsunami’s komen niet regelmatig voor in het Caribbisch gebied, maar uit onderzoek is geleken dat in het verleden mogelijk tsunami’s in dit gebied hebben plaatsgevonden (Scheffers 2002).
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 132 van
159 -
12 MONITORING Ook na het genomen m.e.r.-plichtige besluit is de m.e.r.-procedure nog niet ten einde. Ten opzichte van de voorspellingen in het MER zullen de daadwerkelijk optredende gevolgen in beeld moeten worden gebracht, zodat eventuele bijsturing mogelijk is. In internationale m.e.r.-wetgeving wordt veelal de overheid verantwoordelijk gesteld voor dit onderzoek. De initiatiefnemer draagt bij aan het bijeenbrengen van informatie. In het navolgende wordt een overzicht gegeven van relevante onderzoeken, die mogelijk uitgevoerd kunnen worden: • • • • • • •
Onderzoek naar gedragsveranderingen flamingo’s in Salina Boka Onima bij aanvoer materialen voor bouwwerkzaamheden windpark. Eventuele begeleiding door ornitholoog. Onderzoek naar vleermuis- en vogelslachtoffers bij windpark Morotin Onderzoek naar gebruik van het gebied Morotin door vleermuizen (voor en na ingebruikname van het windpark) Tellingen flamingo’s Salina Grandi, Boka Onima, en Gotomeer (inpassing in lopend onderzoek) en monitoring gebruik gebied door flamingo’s Tellingen kerkuilen nabij Rincon, Onima en Bolivia en monitoring gebruik gebied door kerkuilen (vervolg op onderzoek 2004) Geluidmetingen bij gevoelige objecten te Morotin en Karpata Emissiemetingen rookgassen van de dieselcentrale
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 133 van
159 -
13 LEEMTEN IN KENNIS Vleermuizen algemeen Onbekend is in welke mate beweging, trillingen en geluid verstoring opleveren voor de nectar etende vleermuizen. Evenmin of, en in welke mate terugtrekking uit het leefgebied plaatsvindt bij hiervoor genoemde verstoringen.
Insekten etende vleermuizen Morotin Het is niet bekend of de aantallen insekten etende vleermuizen in het gebied Morotin over het jaar genomen stabiel zijn. Mogelijk zijn er verschillen die samenhangen met verschillen in voedselaanbod (in de natte en de droge tijd).
Sludge dieselcentrale Het is nog niet bekend wat de kwaliteit zal zijn van de sludge die door EcoPower wordt geproduceerd. De sludge is o.a. afkomstig van ontwatering van de brandstof. Er is van uitgegaan dat de sludge door BOPEC wordt geaccepteerd, zoals BOPEC ook nu op Bonaire olie achtige substanties van diverse klanten accepteert. Wanneer dit echter niet het geval is dan zal onderzoek moeten worden gedaan naar adequate vormen van verwerking van sludge. Hierbij kan worden gedacht aan export of afvoer naar een oliewaterafscheider die is aangesloten op de openbare riolering (toekomst).
Preciese tracé van de brandstofleiding Het is nog niet bekend wat het preciese tracé van de brandstofleiding zal zijn. Dit zou aan de landzijde van de weg kunnen lopen, echter ook meer landinwaarts parallel aan een onverharde weg.
Effecten rookgassen op fauna in Karpata gebied Het is nog niet bekend wat de gevolgen zullen zijn van verhoogde concentraties van bepaalde stoffen in de lucht in het Karpatagebied als gevolg van de uitstoot van de dieselcentrale.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 134 van
159 -
LITERATUURVERWIJZING Heldeweg et al, M.A., Sybesma, J., Rogier, L.J.J. 2002. Handboek Nederlands-Antilliaans Omgevingsrecht. Boom Juridische Uitgevers, Den Haag, Nederland. UNEP-CEP 2007 http://www.cep.unep.org/cartagena-convention/cartagenaconvention/plonearticle.2005-10-04.2793893381 Bron: EC: OCT Environmental Profiles, january 2007
Nederlandse Handreiking Industrielawaai. (A. Toor, 2000 pers. Comm. DROB Kok 2007 KEMA mer rapport Vegetatiekaart Bonaire, Carmabi 2005 http://www.mina.vomil.an/policy/other/notaduurzaam.php#5 “Handboek Risicozonering Windturbines” Eilandgebied Bonaire (2003), Milieubeleidsplan Bonaire 2003-2007, Kralendijk. Eilandsraad Bonaire (2001), Eilandsverordening Marien Milieu Eilandgebied Bonaire (1999), Natuurbeleidsplan Bonaire 1999-2004. Eilandsraad Bonaire (1994), Hinderverordening Bonaire. Eilandsraad Bonaire (1994), Eilandsverordening Ruimtelijke Ontwikkelingsplanning. Eilandsraad Bonaire (1993), Eilandsverordening Afvalstoffen European Commission (januari 2007), OCT Environmental Profiles, finale report, Part 2 – Detailed Report, Section A Caribbean Region. Heldeweg, M.A. e.a. (2002), Handboek Nederlands Antilliaans omgevingsrecht, Den Haag: Boom. Mina-Vomil-Werkgroep Milieunormen Nederlandse Antillen (11 juni, 2007), Milieunormen Nederlandse Antillen, Lucht en Geluid, water en Afvalwater, Afval.
Eindrapport
Tweede Kamer, (08-11-2006), Kamerbrief inzake het verzoek van het lid van Velzen over medegelding van het Kyoto-protocol voor de Nederlandse Antillen, Den Haag: Kamerstuk. UNEP (2005), Land-Based Sources of Marine pollution In the Wider Caribbean Region –a protocol for Action. Website Vomil bron 16, concept AMvB Flikweert 2003 Handboek Risicozonering Windturbines” website SenterNovem:www.windenergie.nl de Freitas et al. 2005; Stoffers 1956 Peck (2003 Leysner, Lustenhouwer, 2005 Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 135 van
159 -
(website Barn Owl Trust bron: Stinapa website (ruwe flamingodata DROB-Stainapa, 1981-2007). Rojer, 2000 Reijnen, 1995 pers. Comm A. Rojer pers. Comm. P. Hoetjes Van Duyl, 1985 Koolstra en Reijnen 2001 Westermann, 1969 Wassink, 1995 Kerkuil in Achterhoek en Liemers , Gejo Wassink, 1995 Wereldbank, 1998 Besluit Risico’s Zware Ongevallen” (Brzo, 1999) Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen” (Bevi, 2004). “Handboek Risicozonering Windturbines” (H. Braam et al, 2005). Bekendmaking van beleid ten behoeve van de zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3 catagorie” (VROM, 1991). Scheffers 2002 Pers.comm rojer, drob, carmabi, hoetjes,
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 136 van
159 -
BIJLAGE A: MOTIVERING LOKATIEKEUZE
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 137 van
159 -
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 138 van
159 -
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 139 van
159 -
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 140 van
159 -
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 141 van
159 -
BIJLAGE B: AANZICHTEN VAN HET GEBOUW VAN DE DIESELCENTRALE
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 142 van
159 -
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 143 van
159 -
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 144 van
159 -
BIJLAGE C: MILIEUNORMEN
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 145 van
159 -
C1: Vergelijking Normen Luchtemissies Antillean air emission and air quality standards proposed by the EIA-Committee Bonaire Evaluation by EcoPower Bonaire and EcoVision Curacao
1. Introduction The Bonairean EIA-Committee informed EcoPower that with respect to the the project “Wind –Diesel” on Bonaire they want to adhere to the environmental standards proposed by the National (Antillean) Environmental Department (see meeting minutes 03-09-07). These are new standards (June, 2007) and their use is unprecedented. EcoPower Bonaire recognizes to the importance of clear environmental standards, especially air emission standards. However, after studying these EcoPower would like to react on certain aspects of the proposed Antillean standards.
2. The Antillean standards
a. Emission standards The table below is a summary of the “Final report on environmental standards Netherlands Antilles”. Table 1: Antillean air emission standards
As of 2010 for existing plants/installations New plants/installations (as of 2008) As of 2020 for all plants/installations
SO2 (mg/m3) 1000
NOx (mg/m3) 450
Stof (mg/m3) 100
600 600
225 120
30 30
Addendum to table 1 as indicated in the report: • Standards based on the Dutch regulation “Besluit Emissie Eisen Stookinstallaties” (BEES), adapted for the Netherlands Antilles
b. Ambient Air standards (ug/m3) Table 2: Antillean ambient air standards (ug/m3)
TSP PM10 PM 2,5 SO2
NO2
Averaging period year day year day year year day 1-hour 10 min. year day 1-hour
Standard 2010 75 150 50 150 35 80 365 500 100
Standard 2020 75* 150* 20 50 10 50 20 350 500 40
200
200
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 146 van
159 -
The ambient air standards apply to air quality in general (no further specification).
c. Standards with respect to Fuel Table 3: Antillean standards with respect to fuel Sulphur weight % Fuel industry
Standard Standard 2010 2020 In case of poor air quality: max. 1,0
For the EcoPower project this standard has no meaning. Air quality can not be characterized as poor.
3. Other standards In this paragraph the BEES standards and the World Bank standards (new standards, including standards for small combustion plants and Industry specific standards) are summarized. The thermal capacity of the diesel plant of MAN is 37 MW (check MAN). The thermal efficiency is 45%.
a. BEES B BEES B gives the following standards: Table 4: Air emission standards BEES B
As of August 1, 1990; power on axis >50kW; <50% gas
Converted to mg/Nm3 at 15% O2
SO2 No emission standard, however max. sulphur content of heavy fuel: 1% (2)
(3)
NOx 600 g/GJ (1)
PM No standard
713 mg/m3
(1) Base standard 400 g/GJ. Corrected for thermal efficiency (45%): 1/30*45*400=600. See also calculation sheet, annex 1 (2) Dutch regulation: Besluit zwavelgehalte brandstoffen (3) See also calculation sheet, annex 1
b. BEES A BEES A gives the following standards: Table 5: Air emission standards BEES A
As of May 29, 1987; Thermal power < 50 MW; liquid fuel except gasoil Converted to mg/Nm3 at 15% O2 (3)
SO2 (mg/Nm3) 1700 (1)
NOx
PM
600 g/GJ (2)
No standard
713
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 147 van
159 -
(1) The mass concentration of SO2 in flue gasses is calculated at 3% O2, 273 K and 101,3 kiloPascal (dry flue gas, article 4 BEES A). (2) Base standard 400 g/GJ. Corrected for thermal efficiency (45%): 1/30*45*400=600. See also calculation sheet, annex 1 (3) See also calculation sheet, annex 1
As the SO2 standard is given at 3% O2 it does not seem likely that this standard is meant for engines.
c. Application of BEES A and BEES B Application of BEES A and BEES B gives the same results as sub b (Application of BEES A).
d. World Bank standards (Industry specific) In 1998 the World Bank issued Industry-specific air emission standards for power generation (Thermal Power: Guidelines for New Plants). The standard is currently under revision. For small power plants (< 50 MWe) the standards are as follows: Table 6: Air emission standards World Bank (Thermal Power: Guidelines for New Plants).
Thermal power <50 MW
SO2 (mg/Nm3) 2000
NOx (mg/Nm3) 2000
PM (mg/Nm3) 100-150
(1) (2)
(1)
(1) (3)
(1) Dry at 15% O2 (2) Additional standard for SO2: 0,2 ton SO2/day.MWe
(3) For small facilities the value of 100 mg/Nm3 may be used. If Environmental Assessment points out that 150 mg/Nm3 is acceptable this value may be selected (small plants < 50 MWe).
e. World Bank standards (after April 30, 2007) The World Bank issued a new set of standards on April 30th, 2007. This new document also gives standards for small combustion facilities, however it is not clear whether these standards replace the Industry-specific standards. Table 7: New air emission standards World Bank (General and small combustion facilities). SO2 Thermal power 3-50 MW
Fuel contains max. 1,5% sulphur or: 3% sulphur (1)
NOx (mg/Nm3) 1460-1600 (2)
PM (mg/Nm3) 50 or 100 (3)
(1) If justified by project specific considerations e.g. Economic feasibility of using lower S content fuel, or adding secondary treatment to meet levels of using 1.5 percent Sulfur, and available environmental capacity of the site). (2) At 273 K, 101,3 kiloPascal, dry gas, 15% O2. The value of 1600 mg/m3 may be selected if necessary to maintain high energy efficiency
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 148 van
159 -
(3) At 273 K, 101,3 kiloPascal, dry gas, 15% O2. If justified by project specific considerations (e.g. Economic feasibility of using lower ash content fuel, or adding secondary treatment to meet 50, and available environmental capacity of the site)
The new standard also gives directions as how to operate in “poor quality airsheds” and “ecologically sensitive” areas: “Facilities or projects located within poor quality airsheds, and within or next to areas established as ecologically sensitive (e.g. national parks), should ensure that any increase in pollution levels is as small as feasible, and amounts to a fraction of the applicable short-term and annual average air quality guidelines or standards as established in the projectspecific environmental assessment. Suitable mitigation measures may also include the relocation of significant sources of emissions outside the airshed in question, use of cleaner fuels or technologies, application of comprehensive pollution control measures, offset activities at installations controlled by the project sponsor or other facilities within the same airshed, and buy-down of emissions within the same airshed”.
4. Are the Antillean standards suitable for the EcoPower project? The Antillean air quality standards have been used over a number of years without any problem. Compliance is verified through air quality modeling (ISCST3 or Aermod). The Antillean emission standards find their origin in the Dutch system of standards for combustion installations, the so called BEES (Besluit Emissie Eisen Stookinstallaties). The values in the Antillean standards however are incongruent with the BEES standards. Antillean standards are formulated in mg/Nm3, while the Dutch BEES standards are formulated in mg/MJ (g/GJ). Below an example for NOx is given. Antillean standard for NOx: BEES:
225 mg/Nm3 600 g/GJ
When 600 g/GJ is recalculated for mg/Nm3 (at 15% O2) we find a value of 713 mg/Nm3. This means that the Antillean standard is more than a factor 3 more stringent than the Dutch standard, which will certainly not be the National Governments’ intention. Furthermore the Antillean standard (in mg/m3) does not differentiate between engines and boilers with highly different mass concentrations. Neither does the standard specify the conditions at which the standard needs to be used (concentrations given at 3%, 6% or 15% O2). As the Antillean standards are relatively new and unprecedented in use, we expect that the Island Territories will further discuss the standards with the Central Government before implementing the standards. The standard will not be used in the evaluation and specific considerations (par. 7).
5. Are the Dutch BEES suitable for the EcoPower project? BEES is subdivided in standards applicable for large and special combustion units (BEES A) and for all other units (BEES B), among which the smaller ones (< 50 MWth). BEES B is a standard that is being used for “common situations” in the Dutch context (light fuels and/or natural gas). The Diesel plant at Karpata does not qualify as a BEES B plant, because the piston engine does not use gas oil, but instead heavy fuel oil. Neither does the plant qualify as a BEES A plant, because it is not on the BEES A list. In these cases BEES suggests to use standards from both BEES A and BEES B.
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 149 van
159 -
In principle BEES could be a suitable standard, however, because of several reasons the system seems to be less suitable for application in the Antillean Islands: 1. The Dutch system of air emission standards is unfamiliar with the heavier type of fuels (in the Netherlands natural gas and gas oil are the main fuels (this is also reflected by the fact that no PM standards are given); 2. The Dutch system is linked to a separate legislation for fuel sulphur content which is not likely to be introduced on a large scale on the Antillean islands because of the high dependency on Venezuelan oil with relatively high sulphur contents. 3. The only SO2 standard is given at 3% O2; it does not seem likely that this standard is meant for engines (compliance evaluated at 15%O2).
6. Are the World Bank standards suitable for the EcoPower project? Both the Industry specific and the new World Bank standard distinguish between engines, turbines and boilers and between gas, liquid (e.g. gas oil, fuel oil) and solid fuels and give clear mass concentration values at specified flue gas conditions (mg/Nm3 dry gas, 15% O2). Both standards can be applied to the Bonaire situation without any problem. The additional standard for mass flow of sulphur dioxide (0,2 ton/dayMWe) does not seem to have any value in combination with an air quality standard. In such a standard effects of excessive mass flow – in combination with unfavorable meteo conditions - are included.
7. Pollutant specific considerations NOx. The supplier of the combustion technology –MAN- calculates a NOx emission of 1850 mg/Nm3 (dry, at 15% O2) at ambient temperature (30 oC). Conclusion BEES: The BEES standard of 713 mg/Nm3 dry gas at 15% O2 is certainly not feasible for EcoPower. Conclusion World Bank – Industry specific: EcoPower could comply with the Industry specific standard of 2000 mg/Nm3 (dry, at 15% O2). Conclusion World Bank standard (new): EcoPower could only comply with the standard of 1600 mg/Nm3 (dry, at 15% O2) when applying NOx reducing technology. SOx. Applying a linear approach we come to the following relationship between S-% (fuel) and SO2 in mg/Nm3 in engine-emissions (check MAN):
S-content fuel 1% 2% 3% 2,75% 3,4%
Emissions of SO2 in mg/Nm3, dry, 15% O2 600 1200 1800 1650 2040
Conclusion BEES: The standard of 1700 mg/Nm3 (dry, at 3% O2) seems not suitable for engines. Conclusion World Bank – Industry specific: The value of 2000 mg/Nm3 (dry, at 15% O2) can be met with sulphur concentrations in fuel < 3%. Conclusion World Bank standard (new): According to this standard the plant should use low sulphur (1,5%) fuel or use secondary treatment, because the plant is situated in an ecologically sensitive area. Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 150 van
159 -
Particulate Matter. MAN calculates a PM emission of 98 mg/nm3 (dry at 15% O2) based on ash content of 0,1% wt. The maximum ash content of the fuel however will be a factor 2 higher (0,2% wt). Conclusion BEES: There is no standard for PM or TSP Conclusion World Bank – Industry specific: The value of 100 mg/Nm3 (dry at 15% O2, for small facilities) can be met if ash content of fuel does not exceed 0,1% wt which is the guaranteed value for the fuel. Conclusion World Bank standard (new): The new World Bank standards (50 mg/Nm3) are difficult to comply with. This is possible only with ash contents of 0,01%-0,02%. If environmental capacity of the site allows 100 mg/Nm3, this option could be chosen. This could be evaluated on the basis of modeling.
General Consideration. Because the World bank standards in some cases give different options for mass concentrations (e.g. related to sensitivity of the area), it will be useful to model the plume of the Karpata diesel Station and find out if and how much sensitive objects or areas will be affected. If for instance the plume and the maximum concentrations will be at sea, there might be good reasons to negotiate the emission-standards with the Bonairean Government.
8. Conclusions The Antillean air quality standards can be used without any problems. According to the Antillean Environmental Department, the new Antillean emission standards (paragraph 2) are based on the Dutch BEES, however it is unclear how the values of the Antillean standards were selected. The used values of the Antillean standards do not seem to match with the BEES values, in any case not for this specific case (15 MW Diesel Bonaire). In the case of NOx the standards differ with a factor 3 (Antillean standard is a factor 3 more stringent). Nor the Antillean standards nor the Dutch BEES seem to be suitable standards for this project (or Bonaire in general). The World Bank standards (both Industry specific and new standards) seem to be the most suitable standards for this project. EcoPower will be able to comply with the Industry specific World Bank standards. Instead of the mass flow standard for SO2 the Antillean standards for air quality can be used for all relevant parameters (SO2, particulate matter NOx). EcoPower can only comply with the new World Bank standard when applying additional technology (NOx, e.g. injection timing adjustment) or using low ash and low sulphur fuels. Besides the emission standards there should be a check with ambient air standards, through modelling (at critical ecological sites).
Annexes: Annex 1: Calculation sheet for NOx (g/GJ to mg/Nm3 dry at 15% O2)
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 151 van
159 -
C2: Emissienormen Lucht Wereldbank In 1998 heeft de Wereldbank een aantal specifieke normen uitgevaardigd voor de industriesector thermische energie opwekking (Thermal Power: Guidelines for New Plants). Voor kleine opwekkingseenheden (< 50 MWe) gelden de volgende emissie eisen: Tabel 1: Emissie-nomen lucht Wereldbank (Thermal Power: Guidelines for New Plants).
Thermal power <50 MW
SO2 (mg/Nm3) 2000
NOx (mg/Nm3) 2000
PM (mg/Nm3) 100-150
(1) (2)
(1)
(1) (3)
(1) Droog bij 15% O2 (2) Aanvullende eis voor SO2: 0,2 ton SO2/dag.Mwe, zie bijlage A1.
(3) Voor kleine opwekkingseenheden kan de waarde van 100 mg/Nm3 worden gebruikt. Als Milieueffectrapportage uitwijst dat 150 mg/Nm3 milieuhygienisch verantwoord is kan deze waarde ook gebruikt worden (kleine opwekkingseenheden < 50 MWe).
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 152 van
159 -
C3: Antilliaanse Luchtkwaliteitsnormen (in ug/m3) Stof Fijn stof (TSP) PM10 PM 2,5 SO2
NO2
O3 KWS (ex. CH4) CO
Pb Cl
Tijdgem. Jaar Dag
Strengste 75 150
Jaar Dag Jaar Jaar Dag 1-uur 10min. Jaar Dag 1-uur 8-uur 1 uur 3 uur
12 uur 8 uur 1 uur 30 min 15 min Jaar Jaar 30 min.
BaP
20 50 10 20 125 350 500 40
Soepelste 150 400
200 120 118 160
50 150 35 160 400 1046 500 100 300 470 369 240 160
10.000 10.000 22.900 60.000 100.000 0,5 100 300 1 ng/m3
10.000 15.000 50.000 60.000 100.000 2 100 300 1 ng/m3
150
1000
VOS Geur
‘norm’
Curaçao 75 150
80 365
100
Gemeten/ berekend 35-169 51-169
Norm 2010 75 150
30-90 max. 49* max. 33* <16-192 30x overschr. max. 238* 6,5-24 22-27 max. 29* 27
50 150 35 80 365 500 100
20 50 10 50 20 350 500 40
200 100 240 160
200 100 235 160
10.000 10.000 40.000 60.000 100.000 1,5 100 300 1 ng/m3
10.000 10.000 22.900 60.000 100.000 0,5 100 300 1ng/m3
1000 Max. 3 geureenh/ m3**
150 Max. 1 geureenh. /m3
240 max. 239*
10.000 40.000
1740
1,5
0,02-0,44
0,0060,025 ng/m3 26-33
Norm 2020 75** 150**
Bron: Eindrapport Milieunormen, Nederlandse Antillen, 2007 Norm broeikaseffect: 2010 Stabilisatie uitstoot broeikasgassen 2020 Reductie uitstoot met 5% ten opzichte van 2010 Bron: Eindrapport Milieunormen, Nederlandse Antillen, 2007 Toelichting tabel I: Normen voor Nederlandse Antillen (grenswaarden) in laatste twee kolommen Zie voor literatuur ‘Gemeten/berekend’ de literatuur in hoofdstuk 6 * Maximaal gemeten concentraties door TNO in 2006 Benedenwinds Schottegat, Curaçao ** Alleen voor verwaaiing van stof; voor stof van stookinstallaties zie PM10 en PM2,5 **Geur: 1 geureenheid: helft van een panel waarnemers onderscheid geurmonster van niet-geurmonster. Aantal keren dat geurmonster met geurvrije lucht verdund moet worden is aantal geureenheden Jaargemiddelden mogen niet overschreden worden, andere normen overschrijding 3 maal per jaar toegestaan
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 153 van
159 -
C4: Antilliaanse Kwaliteitsnormen Brandstof Sulpher weight %
Kwaliteit Isla (Curoil)*
Kwaliteit St. Maarten*
Europese Unie
Benzine
0,04 - 0,08
0,026
0,005 (2009: 0,001)
Diesel
0,49
0,32 – 0,47
0,005 (2009: 0,001)
Brandstof industrie**
2,33
0,86 – 1,95
EPA (USA)
0,05 (0,1 HDE)
Norm 2010
Norm 2020
0,04
0,005
0,05
0,005
bij slechte luchtkwaliteit: max. 1,0
Bron: Eindrapport Milieunormen, Nederlandse Antillen, juni 2007 Toelichting tabel III: - * Eerste twee kolommen geven voorbeelden van zwavelgehalten in huidige brandstoffen Nederlandse Antillen (enkele gehalten in batches, 2006) - ** Brandstof industrie: Industrial Fuel Oil (IFO), asfalt e.a. - Normen voor Nederlandse Antillen in laatste 2 kolommen - Verdere toelichting op de tabel: zie Frequently Asked Questions lucht en geluid, vraag 2, 10, 11, 14 en 18
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 154 van
159 -
C5: Normen Geluid
Tabel IV: Grenswaarden geluid in dB(A) Gebiedstypen
dag
avond & nacht Landelijke omgeving, stille recreatie, herstellingsoorden 45 40 Buiten het stadsgebied, weinig verkeer 50 45 Stadsgebied en bebouwde kom 55 50 Nabij hoofdwegen, in stadsgebied met enkele bedrijven 60 55 Stadscentrum met woon- en werkfuncties 65 60 Industriegebied 70 65 Bron: Eindrapport Milieunormen Nederlandse Antillen, juni 2007 (Gewijzigd overgenomen van: Milieudienst Curaçao)
Toelichting Tabel IV: - Gebiedstypen per eiland te definiëren op basis van eilandelijk ruimtelijk beleid - Dag: tussen 07.00 uur en 19.00 uur - Geluidsmetingen volgens “Handleiding meten en rekenen” (1999), richtlijn ISO 9613-2 - Tabel geeft grenswaarden (equivalente geluidsniveau LAeq) - Verdere toelichting op de tabel: zie Frequently Asked Questions lucht en geluid, vraag 21, 22 en 23
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 155 van
159 -
C6: Kwaliteitsnormen Oppervlaktewater Nederlandse Antillen
Parameters:
Zuurstof (DO)
N-tot.
P-tot.
Fecaal Coli
Olie/vet
Doorzicht
Watertypen: Recreatie
mg/l >5
mg N/l 0,10
mg P/l 0,02
x/100 ml 5
mg/l* 0,5
(meter) 5-25**
>5
0,014
0,003
100
0,1
25
>0,8
1,27
0,10
100
3
5
>4
0,15
0,02
200
0,5
5-25**
Natuur Industrie Overig (lagunes, meren, estuaria, overig zee)
Bron: Eindrapport Milieunormen Nederlandse Antillen, juni 2007
Toelichting tabel V: * tevens: geen waarneembare (zichtbare of ruikbare) vervuiling ** sterk afhankelijk van type water - oppervlaktewater: zeewater en binnenwateren (lagunes, ‘ponds’, baaien, saliña’s e.d.) - normen zijn grenswaarden die niet overschreden mogen worden, tenzij anders is aangegeven. Zuurstof (DO) is de minimaal toelaatbare waarde - naast deze normen geldt toepassing van het stand-still beginsel (open norm): handhaving huidige kwaliteit indien die beter is dan normen aangeven (zie FAQ Milieunormering Algemeen, vraag 4) - verdere toelichting op de tabel: zie Frequently Asked Questions vraag 8
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 156 van
159 -
BIJLAGE D: GEBIEDSBESCHERMING GOTOMEER EN RINCON
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire (concept)
- 157 van
159 -
Gotomeer
Rincon
Gebiedscategorie natuurbeleidsplan Onderdeel van nationaal park Washington Slagbaai en Natuurmonument
Betekenis van het gebied Bufferfunctie: voorkomen dat nutriënten en gronddeeltjes het rif inspoelen en daar tot schade aan koralen leiden
Huidige juridische status -Aangewezen als wetland onder het RAMSAR VERDRAG -Washington Slagbaai heeft geen wettelijke basis op eilandsniveau
Gewenste juridische status (2004?) Bescherming via grotere beschermde gebieden Washington Slabaai status Nationaal Park (=wettelijke status?)
Beschermd landschap: het dorp Rincon en de gehele vallei om het dorp in het westen tot aan de grens van Washington slagbaai Park en in het oosten tot aan Onima
-Het patroon van akkers, wegen en drinkplaatsen zoals bij Fontein is in de loop van de eeuwen ontwikkeld en vormt onderdeel van het cultuurhistorisch erfgoed van Bonaire -Plantage Onima: rotstekeningen van Indianen
Geen bescherming
Beschermd landschapspark (2400 ha beschermd)
Bron: Natuurbeleidsplan Bonaire 1999-2004
Bescherming -In principe vrijwaren van fysieke ingrepen als bebouwen en uitbaggeren. -Geen aquacultuur -Ingrijpen in de fysieke structuur op basis van een MER conform internationale normen opgesteld Behoud van het gebied als landschapspark, op basis van traditionele gebruiksvormen Rincon valt daar buiten
Milieustudie voor de Wind/Diesel Energiecentrale van Ecopower Bonaire
- 159 van 159 -