DWM ~ Dierenwelzijn
Faculteit Diergeneeskunde / Dier in wetenschap en maatschappij
Onderwijsaanbod ‘Dierenwelzijn’
dierenwelzijn / waarom deze brochure
Waarom deze brochure? De faculteit Diergeneeskunde ziet het als een van haar kerntaken om (toekomstige) dierenartsen te voorzien van up-to-date kennis op het gebied van dierenwelzijn. Deze kennis, gebaseerd op wetenschappelijke onderbouwing, is van essentiële betekenis voor de signalering, diagnostiek en behandeling van welzijnsproblemen bij dieren. Omdat dierenwelzijn niet een puur wetenschappelijk concept is, dient naast de bestaande wetenschappelijke kennis ook rekening gehouden te worden met de vigerende ethische waarden en normen, die een belangrijk onderdeel uitmaken van de maatschappelijke discussie rond dierenwelzijn. Binnen het curriculum diergeneeskunde worden alle aspecten rond dierenwelzijn, gebaseerd op een facultair standpunt over dierenwelzijn, geïntegreerd in verschillende blokken en lijnen aangeboden. Daarnaast biedt de faculteit een (post graduate) onderzoeksmaster ‘Animal Welfare’ aan. Deze brochure is bedoeld om een overzicht te geven van het onderwijsaanbod rond het onderwerp dierenwelzijn. Daarnaast zal de brochure inzichtelijk maken, hoe het facultaire standpunt over dierenwelzijn vertaald wordt naar de kennis en uiteindelijk de competenties van de toekomstige dierenartsen. Prof. Dr. Anton Pijpers, decaan Prof. Dr. Frauke Ohl, hoogleraar Dierenwelzijn & Proefdierkunde
References: • Bracke, M.B.M, B.M. Spruijt , J.H.M. Metz (1999) Overall welfare reviewed. • Part 3: Welfare assessment based on needs and supported by expert opinion. Netherlands • Journal of Agricultural Science 47: 307-322. • Brambell Committee (Report), HC Deb 15 December 1965 vol 722 cc279-80W • Duncan, J.H. (1993) Welfare is to do with what animals feel. J. Agric. Environ. Ethics 6 Suppl. 2, pp. 8–14 • Duncan, I.J.H. (1996) Animal welfare defined in terms of feelings, Acta Agriculturae Scandinavica. Section A. Animal Science. Supplementum (Denmark) • Myers, D. G. (1992). The pursuit of happiness: Who is happy--and why. New York: William Morrow. Myers, D. G., & Diener, E. (1995). • Nota Dierenwelzijn (2007) Ministerie LNV, oktober 2007 • Ohl F., Arndt S.S. and van der Staay F.J. (2008) Pathological anxiety in animals, The Veterinary Journal 175 • Ohl F., Hellebrekers LHJ (2009) Dierenwelzijn – De diergeneeskundige positie. Tijdschrift voor Diergeneeskunde 134, 18: 754 • Stafleu, F.R., Grommers, F.J. and Vorstenbosch, J. (1996) Animal welfare: evolution and erosion of a moral concept. Anim. Welfare 5, pp. 225–234 • Mench J.A., Duncan I.J.H. (1998) Poultry Welfare in North America: Opportunities and Challenges Poultry Science 77:1763-1765
Dierenwelzijn / Facultaire Missie
De faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht is de enige instelling in Nederland waar dierenartsen worden opgeleid. Dit betekent dat onze faculteit nationaal (en ook internationaal) aanspreekpunt en expertisecentrum is voor alle diergeneeskundige aangelegenheden. Dit betreft enerzijds de gezondheid en het welzijn (inclusief de gezondheid) van diverse diergroepen, en anderzijds de specifieke volksgezondheidaspecten zoals het voorkomen van uitbraken van zoönosen (van dier op mens overdraagbare ziekten) en het waarborgen van de voedselveiligheid. De faculteit is toonaangevend in Europa en behoort wereldwijd tot de top 5 van veterinaire instituten.
De facultaire missie dierenwelzijn De (maatschappelijke) verantwoordelijkheid voor het welzijn van dieren, gebaseerd op een breed (patho) biologisch, populatiebiologisch en natuurwetenschappelijk inzicht, staat centraal in de visie en missie van de faculteit Diergeneeskunde. De (toekomstige) dierenarts zal dan ook vanuit zijn specifieke expertise en vanuit zijn rol als bemiddelaar tussen dier en mens een belangrijke bijdrage kunnen leveren op het gebied van dierenwelzijn: Om het welzijn van dieren te waarborgen en te bevorderen is, naast de diergeneeskundige zorg, een optimaal informatieniveau van de primair verantwoordelijke, de dierhouder, van cruciaal belang. Omdat bijna iedere dierhouder regelmatig in contact is met een dierenarts, heeft laatstgenoemde ook een belangrijke rol als welzijnsadviseur. De faculteit Diergeneeskunde ziet het als een van haar kerntaken om (toekomstige) dierenartsen te voorzien van up-to-date kennis op het gebied van dierenwelzijn. Deze kennis is altijd gebaseerd op wetenschappelijke ontwikkelingen. De wetenschappelijke onderbouwing van dierenwelzijn als emotionele toestand, is van essentiële betekenis voor de diagnostiek en behandeling van welzijnsproblemen bij dieren. Hiervoor is niet alleen kennis over de regulatie van positieve en negatieve emotionele toestanden noodzakelijk. Ook kennis over de relatie van deze dynamische toestanden met meetbare fysiologische en gedragsparameters is onmisbaar, wil de dierenarts zijn rol als welzijnsadviseur kunnen vervullen.
Om de toekomstige dierenarts optimaal op zijn taak voor te bereiden om het welzijn van dieren te bewaken en bevorderen, richt het onderwijsprogramma van de faculteit Diergeneeskunde zich op de volgende kerncompetenties ten aanzien van dierenwelzijn: De faculteit leidt dierenartsen op die in staat zijn, gezondheid en welzijn van dieren te bewaken en te bevorderen. •D e dierenarts is op de hoogte van de verschillende dierenwelzijnsconcepten en de maatschappelijke discussie over dierenwelzijn en handelt in de geest van de welzijnsdefinitie die wordt gehanteerd door de faculteit. •D e dierenarts beschikt over kennis t.a.v. de wettelijke als ook de maatschappelijke context van dierenwelzijn. • De dierenarts neemt een standpunt in m.b.t. dierenwelzijn en kan dit standpunt wetenschappelijk onderbouwen. • De dierenarts is in staat het welzijn van het dier te beoordelen en misstanden te herkennen. •D e dierenarts adviseert hoe de welzijnstoestand bevorderd kan worden en uiteindelijk een positieve toestand van het dier bereikt kan worden.
Het facultaire standpunt ‘dierenwelzijn’, dat vervolgens beschreven zal worden, houdt rekening met zowel de bestaande wetenschappelijke kennis als de vigerende ethische waarden en normen. Zowel aan de resultaten van eigen onderzoek als ook de veranderende kennis door anderen wordt het standpunt voortdurend getoetst en, wanneer nodig, bijgesteld. De faculteit ontwikkelt wetenschappelijke kennis over de (patho)fysiologie van dierenwelzijn. • Uitgangspunt is het volgende: een dier verkeert in een staat van welzijn wanneer het in staat is, zich actief aan zijn levensomstandigheden aan te passen en daarmee een toestand kan bereiken die het als positief ervaart. • Het facultaire onderzoeksprogramma Emotie & Cognitie richt zich op de neurobiologische regulatie van cognitiefemotionele processen bij dieren en vertaalt deze kennis naar de diergeneeskundige praktijk. • Onderzoek naar de interactie tussen individu en omgeving levert kennis op over de dynamiek van cognitief-emotionele processen en daarmee over de grenzen van het aanpassingsvermogen van dieren. • De door wetenschappelijk onderzoek verworven kennis levert een bijdrage aan het monitoren en optimaliseren van dierenwelzijn.
De faculteit levert tevens een bijdrage aan de verbetering van dierenwelzijn door middel van het verstrekken van informatie: De faculteit stelt haar expertise op het gebied van dierenwelzijn beschikbaar aan de samenleving. •D e faculteit hanteert een wetenschappelijk gebaseerd welzijnsconcept dat wordt vertaald naar dierenwelzijnsbeleid voor de praktijk. • De faculteit participeert actief in de maatschappelijke discussie over dierenwelzijn. • De faculteit draagt bij aan voorlichting over dierenwelzijn.
Dierenwelzijn / Facultaire standpunt
de afwezigheid van lijden en sluit zich daarmee aan bij Duncan (1993, 1996): “…welzijn gaat over zowel positieve als ook negatieve gevoelens en dus over de bevrediging van wensen en behoeftes”. De meest recente ontwikkeling zet een belangrijke verdere stap door de perceptie van het dier zelf bij welzijnsconcepten te betrekken: “Dierenwelzijn is de kwaliteit van het leven zoals die door het dier zelf ervaren wordt” (Bracke et al. 1999). Dergelijke concepten houden rekening met de wetenschappelijke – en ook maatschappelijke – inzichten over het bewustzijn van dieren die er hedentendage van uitgaan dat (gewervelde, maar deels ook ongewervelde) dieren emoties niet alleen acuut beleven maar ook aan contexten en ervaringen relateren en, afhankelijk daarvan, een bepaald emotioneel aanpassingsvermogen bezitten (Ohl et al. 2007).
Een interdisciplinair concept
Het facultaire standpunt dierenwelzijn Welzijn van dieren is een begrip dat zich net als gezondheid, milieu of veiligheid op verschillende niveaus laat definiëren (Stafleu et al., 1996). Ondanks alle aandacht die het onderwerp ‘dierenwelzijn’ recentelijk krijgt zowel binnen de veterinaire beroepsgroep als binnen het maatschappelijke en politieke krachtenveld, blijft de vraag wat welzijn eigenlijk is een onderwerp van discussie. Om zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid als hoeder van dierenwelzijn waar te kunnen maken, is het belangrijk dat de (toekomstige) dierenarts een duidelijke positie inneemt in deze discussie.
Wetenschappelijke concepten dierenwelzijn Dierenwelzijn wordt vaak negatief gedefinieerd: welzijn is dan de afwezigheid van een aangetast welzijn. Deze definitie gaat terug op een van eerste pogingen om welzijn wetenschappelijk onderbouwd te definiëren. Door de Brambellcommissie zijn in 1965 de vrijheden geformuleerd met de aanname dat dierenwelzijn was gewaarborgd wanneer dieren gevrijwaard zijn van : • honger, dorst of onjuiste voeding, • fysiek ongerief, • verwonding of ziekten, • angst en chronische stress, • en dieren vrij zijn om een normaal, soorteigen gedragspatroon te vertonen. Vier van deze vijf vrijheden zijn vanuit de optiek geformuleerd dat het ontbreken van ‘onwelzijn’ de aanwezigheid van welzijn betekent. Ook de Nederlandse overheid hanteert deze visie: in de nota dierenwelzijn (oktober 2007) noemde het toenmalige Ministerie van LNV (nu EL&I) de vijf vrijheden ‘parameters voor een goed dierenwelzijn’ (6). Het positieve aspect van welzijn (wel zijn) blijft in deze, en vergelijkbare, definities en concepten veelal buiten beschouwing. Recentelijk wordt daarom getracht om welzijn op een meer positieve manier te benaderen. Mench (1998) stelt dat het begrip welzijn de aanwezigheid van positieve en negatieve gevoelens veronderstelt, niet alleen
De faculteit Diergeneeskunde benadert het concept dierenwelzijn vanuit een (patho)biologisch perspectief (het continuüm van gezond en ziek) in relatie tot ethische waarden en normen (bijvoorbeeld het erkennen van een intrinsieke waarde van dieren). Ons welzijnsconcept beschouwt welzijn dan ook als een interne toestand die door het individu zelf als positief wordt ervaren. Een individu dat zijn subjectieve interne toestand als negatief ervaart, verkeert dus in een staat van niet-welzijn (slecht welzijn is terminologisch een contradictie, maar net zoals slechte gezondheid gebruikelijk). Uitgangspunt: Een individu verkeert in een staat van welzijn wanneer het in staat is, zich aan zijn levensomstandigheden aan te passen en daarmee een toestand kan bereiken die het als positief ervaart. Voor de beoordeling van welzijn dient een verschil gemaakt te worden tussen • een acute situatie en • de lange termijn situatie van een individu of groep/bedrijf. Voor de acute situatie zijn de vijf vrijheden een goede richtlijn: als een individu vrij is van negatieve prikkels en zijn natuurlijk gedrag kan uitoefenen, kan zijn acute toestand als ‘wel’ worden gekenmerkt. Voor de lange termijn situatie geldt echter dat het ondergaan van negatieve ervaringen/toestanden alleen dan het aanpassingvermogen van een individu te boven gaat als deze niet door positieve ervaringen/ toestanden gecompenseerd worden (een dier dat eens per dag gevoed wordt, ervaart wel degelijk honger maar weet dat het gevoed zal worden en zijn algemene welzijnstoestand zal hierdoor niet zijn aangetast). Het aanpassingsvermogen van een individu wordt bepaald door een complex samenspel van interne en externe factoren. Door analyse van deze factoren kan welzijn kwantitatief (relatief) beoordeeld worden. Naarmate het dier meer de grenzen van zijn eigen aanpassingsvermogen nadert, kan zijn welzijn in het
impact of external factors
high
fits adaptive capacity
challenges adaptive capacity
required adaptive capacity
weak
seriously im paired welfare com promised welfare
indicatoren kwantitatief en kwalitatief worden beoordeeld. Het is hierbij van belang om niet alleen de afwezigheid van negatieve indicatoren (bijvoorbeeld vermijdingsgedrag) maar ook de aanwezigheid van positieve indicatoren (bijvoorbeeld spelgedrag) te onderzoeken. Voor gedomesticeerde diersoorten (-rassen) kan het echter problematisch zijn om het ‘natuurlijk’ gedrag vast te leggen omdat het corresponderende wildtype niet noodzakelijk een referentiewaarde vormt. Stam- en rasspecifieke kennis is daarom onmisbaar voor een betrouwbare beoordeling.
De dierlijke perceptie Niet objectief is de beoordeling van de welzijnstoestand door het individu zelf als ‘goed’ of ‘wel’ – de eigen perceptie is per definitie subjectief en kan behoorlijk afwijken van objectieve, bijvoorbeeld fysiologische parameters. In deze zin is ‘welzijn’ (als subjectieve perceptie) dan ook niet objectief meetbaar.
unim pared welfare
impact of internal factors
high
fits adaptive capacity challenges adaptive capacity Figuur 1: Externe en interne factoren kunnen allebei het aanpassingsvermogen van een individu belasten. Het aanpassingsvermogen zal ondanks een lage interne belasting (bijvoorbeeld fysiek en psychisch gezond) alsnog overschreden kunnen worden door een extreem hoge externe belasting (bijvoorbeeld continue sociale instabiliteit). De grens van het aanpassingsvermogen is binnen bepaalde grenzen dynamisch en wordt, in interactie met de specifieke genetische achtergrond van het individu, bepaald door bijvoorbeeld leeftijd, hormonale veranderingen, langdurige effecten van specifieke ervaringen enz.. Let op: Het welzijn van een dier kan al aangetast zijn voordat de grenzen van het aanpassingsvermogen overschreden zijn!
geding komen. Als het dier niet meer in staat is zich aan te passen aan een situatie, dat wil zeggen als zijn aanpassingsvermogen wordt overschreden, wordt een (pathologische) toestand bereikt die wordt gekenmerkt door fysiologische reacties en gedragingen die geen adaptieve waarde hebben. De ontwikkeling van biologisch niet zinvol (pathologisch) gedrag geeft geen blijk van aanpassing: stereotiep gedrag is bijvoorbeeld een pathologische ‘aanpassing’ op omstandigheden, die het aanpassingsvermogen van het individu overschrijden. Het feit dat het proces van aanpassing op zichzelf belonend en dus welzijnsverhogend is, benadrukt de directe relatie tussen het aanpassingsvermogen en het welzijn van een dier. De objectiveerbare component van het aanpassingvermogen van een individu is zijn biologisch functioneren binnen een bepaalde context. Naast het fysiologisch gezond zijn, is een belangrijke indicator voor het functioneren van een dier het vertonen van natuurlijk gedrag. Het biologisch functioneren van een individu binnen een bepaalde context kan echter op basis van bepaalde observeer- en meetbare
Kwalitatief kan de toestand van welzijn uiteindelijk alleen door het individu zelf beoordeeld worden. We gaan ervan uit dat dieren hun eigen welzijnstoestand waarnemen en beoordelen (in de zin van ‘als positief/negatief ervaren’). De mens kan informatie over deze beoordeling alleen indirect verkrijgen: de interne (emotionele) toestand van een dier vertaalt zich terug in de interactie met zijn omgeving. Afhankelijk van zijn interne toestand zal een dier zijn reactie op de omgeving variëren. Deze variatie kan als indicatief voor de interne toestand (welzijn) van een individu worden gezien, mits (individuele) normaalwaarden bekend zijn (bijvoorbeeld: het natuurlijk gedrag van een hond die in een nieuwe omgeving terecht komt, is exploratiegedrag; een dier dat in een negatieve welzijnstoestand verkeert zal hiervan afwijkend gedrag tonen, zoals passief of defensief gedrag). Het (soortspecifieke) gedrag van een dier is dus een belangrijke ‘uitleesparameter’ van zijn welzijn, maar het gedrag dient altijd in relatie tot de omgeving en context, waarin het plaatsvindt, te worden gezet.
Het Curriculum Diergeneeskunde – Kerncompetenties Dierenwelzijn is een belangrijk onderwerp binnen een diergeneeskundig curriculum. Ons onderwijs leidt op tot de volgende kerncompetenties: Kerncompetentie
Kennis/vaardigheid
keywords
Kunnen hanteren van welzijnsconcepten
- basiskennis van welzijnsconcepten - basiskennis welzijnsmonitoring - in staat om concepten toe te passen op praktijk
de vijf vrijheden, welfare quality project, welzijn als positieve interne toestand
Kunnen beoordelen van het functioneren van het dier in zijn omgeving
- basiskennis van soortspecifiek gedragsrepertoire - basiskennis van homeostase/allostase - basiskennis van afwijkend gedrag - basiskennis interactie gen/omgeving - kennis van de eisen waaraan de omgeving van het dier moet voldoen en waarom
aanpassingsvermogen, pijn/ lijden, cognitie/emotie, kwalitatieve/kwantitatieve beoordeling interne toestand, omgeving
Kunnen innemen van een standpunt m.b.t. dierenwelzijn
- zicht op de wetenschappelijke literatuur over dierenwelzijn - kunnen reflecteren op eigen emoties m.b.t. dierenwelzijn - kunnen scheiden tussen professioneel en persoonlijk standpunt
validiteit wetenschappelijke data, ethische concepten, belangenafweging, communicatie, professioneel gedrag
Kunnen plaatsen van dierenwelzijn in een maatschappelijke context
- kennis van de verschillen functies van dieren binnen de maatschappij - zich bewust zijn van normen en waarden t.o.v. dierenwelzijn
mens-dier relaties, ethische afweging, dierenbescherming/ milieuorganisaties, politieke context, cultuurverschillen
Kunnen plaatsen van dierenwelzijn in een wettelijke context
- basiskennis wet-/regelgeving rond dierenwelzijn - zich bewust zijn van formele versus morele verantwoordelijkheid t.o.v. dierenwelzijn
wet- en regelgeving, welzijnseisen, welzijnsnormen
Het Curriculum Diergeneeskunde – Onderwijsdoelstellingen Het thema dierenwelzijn wordt in het diergeneeskundige curriculum geïntegreerd aangeboden. Naast het aanreiken van een theoretische basis wordt op deze manier de samenhang van dierenwelzijn met andere aspecten van de diergeneeskunde, zoals ethiek en wetgeving maar ook klinisch redeneren, duidelijk gemaakt.
BSc
Lijn/blok
Onderwijsdoelstellingen
Lijn 1 (Introductie)
Introductie ‘omgaan met dieren’: de student observeert en reflecteert op het gedrag van dieren, observeert en oefent het hanteren van landbouwhuisdieren (melkkoeien, schapen, varkens en pluimvee), paarden, gezelschapsdieren (honden, katten, vogels) en kleine zoogdieren in de omgeving waarin deze diersoorten door de mens gehouden worden. Introductie proefdierkunde en professioneel gedrag
Blok 16 (Adaptatie & Welzijn)
De doelstellingen van het blok zijn gericht op: - k ennis en inzicht in de maatschappelijke plaats en functie van dieren en hun gebruik, en de hiermee samenhangende maatschappelijke vraag naar garanties van dierenwelzijn - d e principes van gedrag, regulatie, adaptatie en welzijn en het kunnen uitleggen en verklaren aan dierhouders - h et formuleren van eisen met betrekking tot huisvesting en klimaat die individuele en in koppels gehuisveste dieren (zoogdieren en vogels) aan hun omgeving stellen ten einde hun homeostase te kunnen handhaven, zowel wat betreft normaal soortspecifiek gedrag als wat betreft (patho)fysiologische adaptatie en immunologische afweer - b enoemen en interpreteren van verschijnselen en soortspecifieke signalen die wijzen op welzijn of onwelzijn en de effecten hiervan benoemen op gezondheid, voortplanting, welzijn en productie - in staat zijn om afwijkend gedrag bij de voor de primaire beroepsuitoefening belangrijkste dieren te onderkennen en hierover de dierhouder adequaat te informeren en te adviseren - k ennis van de onderliggende mechanismen en processen van motivationele cq beloningssystemen in het centrale zenuwstelsel en de consequenties van de staat van deze systemen voor gedrag en (on)welzijn - k ennis van het onderliggende mechanisme en het biphasische effect van stress (acuut > chronisch) en interpreteren en toepassen van deze kennis op het niveau van het herkennen van (on)welzijn en (mal)adaptatie - in staat zijn om de bewaking of borging van dierenwelzijn op een protocollaire en transparante wijze gestalte te geven en om gepast op te treden bij, dan wel melding te maken van, voorkomende welzijnsmisstanden met inachtneming van de eigen verantwoordelijkheid en de wettelijk vastgelegde eisen en richtlijnen ten aanzien van gehouden dieren
Lijn 4 (Toegepaste wetgeving, Ethiek, Milieukunde)
Het doel van lijn 4 is om de studenten op een gestructureerde wijze te leren nadenken over de ethische, juridische, wettelijke en milieuaspecten van de diergeneeskundige beroepsuitoefening, zodat zij ten aanzien van maatsschappelijke vraagstukken die de diergeneeskunde betreffen tot verantwoorde keuzes kunnen komen en deze mee kunnen nemen bij het klinisch redeneerproces.
BSc
Lijn/blok
Onderwijsdoelstellingen
Blok 25 (Toegepaste wetgeving, Ethiek, Milieukunde)
Blok 25 bouwt voort op lijn 4. Dit betekent dat er voor wat betreft de didactische vormgeving gekozen is voor een doorlopende opzet, gericht op het oefenen en groei naar meer zelfstandigheid bij het toepassen en integreren van kennis en vaardigheden, met veel aandacht voor het proces van beoordelen van informatie en het nemen van beslissingen.
Lijn 5 (Integratie van Diagnostiek en Klinisch Redeneren)
Het kernbegrip van dit blok is de term integratie. De hoeveelheid aangeboden nieuwe stof is gering. De student krijgt een werk- en oefenplatform om de eerder in het curriculum opgedane kennis en vaardigheden te integreren bij het oplossen van klinische problemen die in de vorm van werkcollege-casuïstieken en practica worden aangeboden. Daarnaast is er gelegenheid vaardigheden te oefenen in het skillslab Dit blok volgt op /sluit aan bij het onderwijs van de lijnen 3 en 4; de casuïstieken worden echter complexer doordat inmiddels alle orgaansystemen zijn betrokken en er ook rekening moet worden gehouden met morele / ethische, economische en maatschappelijk aspecten.
Blok 23 keuzeblok: (dys)Functionaliteit van Gedrag
Het doel van het keuzevak is om de studenten diersoortoverschrijdend inzicht te geven in de basisprincipes van functioneel en dysfunctioneel diergedrag. De student is in staat soortspecifiek gedrag te herkennen, en kan de functionaliteit van gedrag beoordelen. De nadruk van het keuzevak ligt op kritisch academische onderbouwing van de interpretatie van diergedrag. Daarmee is de student ook in staat om gedragsonderzoek kritisch te evalueren. Bovendien heeft de student inzicht in de betekenis van (probleem)gedrag en kan op wetenschappelijk verantwoorde wijze in de (academische en maatschappelijke) discussie hierover bijdragen.
MSc
Lijn/blok
Onderwijsdoelstellingen
Verantwoord proefdiergebruik
Het blok Verantwoord Proefdiergebruik is erop gericht de student op te leiden om dierproeven verantwoord uit te kunnen voeren en deze als eindverantwoordelijke te kunnen plannen. De inzichten en vaardigheden uit het masteronderdeel Verantwoord Proefdiergebruik vormen de basis voor het verantwoord gebruik van dieren ten behoeve van je eigen opleiding tijdens de klinische delen van de master.
Management en Maatschappelijke Verantwoordelijkheid van de Dierenarts (MMVD)
De doelstelling van het blok MMVD is het verwerven van inzicht in de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de dierenarts in relatie tot diergezondheid, dierenwelzijn, volksgezondheid en voedselveiligheid.
Werkcollegeopdracht ‘welzijnsadvies’
Door middel van een werkcollegeopdracht (WCO) zal de student zijn competenties als dierenwelzijnsadviseur in de loop van de master gaan ontwikkelen. De WCO is zo opgebouwd, dat de studenten via kritische analyses, ethische en praktische afwegingen, hun eigen keuzes kunnen onderbouwen. Zij passen de tijdens de BaMa verworven kennis toe op een welzijnsonderwerp. Onderwijsdoelstellingen
Lijn/blok Klinische afstudeerrichtingen (verweven in klinisch onderwijs)
De student: -w eet en heeft inzicht in wat de knelpunten zijn voor het welzijn van de dieren in de verschillende leefomgevingen/houderijsystemen - k ent en heeft inzicht in de gevolgen van chronische stress voor het welzijn en de gezondheid van dieren - k ent en heeft inzicht in de gevolgen van (chronische) pijn voor het welzijn en de gezondheid van dieren - k ent en heeft inzicht in de relatie tussen omgeving, waarin dieren worden gehouden, en de gezondheid en het welzijn van dieren - kan pathologisch gedrag herkennen - k an het welzijn tijdens een consult/op een bedrijf beoordelen aan de hand van daartoe geschikte protocollen - k an dierhouders adviseren over aanpassingen in de omgeving van het dier zodat deze een beter welzijn en gezondheid zullen ervaren - kan dierhouders adviseren in het beter omgaan met hun dieren
Keuzeblok: Klinische Ethologie*
Het doel van het keuzevak is om de studenten diersoortoverschrijdend inzicht te geven in de basisprincipes van dysfunctioneel (pathologisch) diergedrag. De student is daarmee in staat diergedrag en gedragsproblemen in een bepaalde context beter te begrijpen en het eigen gedrag en omstandigheden beter aan te passen aan de mogelijkheden van het dier. De student heeft met name inzicht in de ontwikkeling van dysfunctioneel gedrag, en in de factoren die bijdragen aan pathologische vormen van bijvoorbeeld angstgerelateerd gedrag. De nadruk van het keuzevak ligt op kritisch academische onderbouwing van de interpretatie van pathologisch diergedrag. * waarschijnlijk vanaf 2011
Het Curriculum Diergeneeskunde – Onderzoeksmaster De faculteit als academische instelling levert een bijdrage aan de verbetering van dierenwelzijn door middel van onderzoek. Onze onderzoeksactiviteiten gericht op dierenwelzijn zijn ingebed in het onderzoeksprogramma Emotie en Cognitie van het facultair Instituut voor Veterinaire Wetenschappen. Naast de scriptie (BSc), de wetenschappelijke stage (MSc) en de afstudeervariant onderzoek biedt de faculteit een (postgraduate) onderzoeksmaster ‘Veterinary Sciences’ aan met onder meer het volgende programma: Master of Science Animal Welfare (post graduate master) Master programma Basiscursus Proefdierkunde
Duur in weken 2
Content De cursus is gericht op een zorgvuldig en verantwoord gebruik van proefdieren in het biomedisch onderzoek. Naast technische en methodologische aspecten van de opzet en uitvoering van dierproeven wordt ruime aandacht besteed aan ethiek, welzijn en alternatieven voor het gebruik van proefdieren. Door de beperkte omvang van de cursus kan slechts een algemene basis voor deskundigheid gelegd worden. Specifieke deskundigheid zal steeds verkregen moeten worden binnen het instituut waar het dierexperimenteel onderzoek plaatsvindt, onder begeleiding van ervaren medewerkers.
Welzijnsconcepten
3
Overzicht over welzijnsconcepten en –theorieën en kritische evaluatie van de wetenschappelijke validiteit van deze concepten.
Diergedrag
4
Introductie in diergedrag en de (neurobiologische) regulatie ervan. Practische training in observatiemethoden, identificatie van gedragspatronen, motivationele systemen en adaptief vs. niet-adaptief gedrag.
Dierethiek en wetgeving
3
Introductie in ethische aspecten van het houden van dieren. Overzicht over nationale en internationale wetgeving met betrekking tot diergebruik en dierenwelzijn.
Diermanagement
4
Introductie in de verzorging, gezondheidsbewaking en welzijnsmonitoring van verschillende diersoorten. Introductie in kwaliteitscontrole, management en het fokken van dieren. Aangeven wat de eisen van de dieren zijn t.a.v. omgeving en management skills van de dierhouder.
Welzijnsmonitoring
4
Overzicht over voor- en nadelen van welzijnsmonitoring programma’s.
Pijnbestrijding bij dieren
2
Theoretische achtergrond en praktische overwegingen bij pijnbestrijding en anesthesie bij dieren.
Keuzemodules
3x2
In total 6 weken kunnen besteed worden aan modules uit andere MSc programmas (e.g. Biostatistics, Radionuclides, level 5B; General pathology; writing/ editing scientific papers).
Master of Science Animal Welfare (post graduate master) Master programma
Duur in weken
Seminars
wekelijks
Onderzoeksproject: voorstel, project manuscript, presentatie en verdediging
36
Master degree
60
Content
Gespecialiseerd op: - Proefdieren - Gezelschapsdieren - Landbouwhuisdieren - Paarden Het onderzoeksproject maakt deel uit van het onderzoeksprogramma van het departement Dier in Wetenschap & Maatschappij van de faculteit Diergeneeskunde of van een van de andere onderzoeksprogrammas van het Instituut voor Veterinaire Wetenschappen. Het project richt zich op een relevant aspect van dierenwelzijn en wordt begeleid door een ervaren onderzoeker. Het project dient goedgekeurd te worden door de programmadirecteur. Het project zal resulteren in een artikel in een peer-reviewed wetenschappelijk tijdschrift.
Contact voor meer informatie over Dierenwelzijn Binnen de faculteit Diergeneeskunde heeft de leerstoel Dierenwelzijn & Proefdierkunde als primaire taak het verrichten van onderzoek en het verzorgen van onderwijs op het gebied van dierenwelzijn en de proefdierkunde. De divisie Dierenwelzijn en Proefdierkunde maakt onderdeel uit van het Departement Dier in Wetenschap & Maatschappij (DDWM). Het departement DDWM wil, in samenwerking met andere facultaire departementen, een bijdrage leveren aan de verbetering van dierenwelzijn door middel van onderzoek, onderwijs en het verstrekken van informatie. Dat gebeurt met name door: • het ontwikkelen van wetenschappelijk gefundeerde methoden om dierlijke emoties te duiden; • het onderzoeken van de interactie tussen (de genetische achtergrond van) dieren en hun omgeving, vooral met betrekking tot hun cognitieve en emotionele processen; • het stimuleren van de ontwikkeling, toepassing en acceptatie van methoden die het gebruik van (proef)dieren kunnen vervangen, verminderen en verfijnen; • bijdragen aan de maatschappelijke discussie rond dieren binnen wetenschap en maatschappij, en het bestuderen van ethische en juridische kwesties. Aanvullende informatie:
Welfare Quality (http://www.welfarequality.net) | Peter Sandøe & Stine B. Christiansen (2008) Ethics of animal use, Blackwell. | Nuffield rapport (http://www.nuffieldbioethics.org) | Raad voor Dierenaangelegenheden, Verantwoord houden (zienswijze 2009), De rol van de diernarts voor het algemeen belang (2009), Agenda voor het dierbeleid (2010), (http://www.rda.nl/) | http://www.fve.org/veterinary/welfare.html | http://ec.europa.eu/food/animal/index_en.htm
Contact Faculteit Diergeneeskunde Departement Dier in Wetenschap en Maatschappij Postbus 80.166 3508 TD Utrecht 030-2532033
[email protected]