D i a b e t e s c i r k e l Ko p va n N o o r d - H o l l a n d pr oto c o l
DIABETES MELLITUS TYPE 2 FLOWCHARTS
Deze uitgave van het Diabetescirkel Kop van Noord-Holland protocol diabetes mellitus; flowcharts is mede mogelijk gemaakt door een bijdrage van MSD MSD hecht eraan om expliciet te vermelden dat middels deze bijdrage zij op geen enkele wijze invloed heeft gehad op de inhoud van dit protocol of invloed wenst te verkrijgen op het diabetes beleid van de Diabetescirkel Kop van Noord-Holland, dan wel op de uitvoering van uw beleid.
2012
Flow charts Diabe tescirk el Kop va n Noord - Holl a n d protocol diabe tes mellitus t ype 2
Inhoud: Diagnostiek:
1 Diagnostiek bloedglucose 2 Case finding
Inventarisatie:
3 In kaart brengen van patiënt
Behandeling:
4 Behandelschema hyperglycemie 1 5 Behandelschema hyperglycemie 2 6 Insuline therapie 7 Orale middelen 8 Parenterale middelen 9 Hulpmiddelen 10 Flowchart pennaalden
Complicaties:
11 Hypertensie 12 Start ACE-remmer / AIIA 13 Controle na start ACE-remmer / AIIA 14 Hypertensie en Hypokaliëmie 15 Vetspectrum 16 Nefropathie creatinineklaring 17 Nefropathie en medicatie 18 Nefropathie en albuminurie 19 Fundus screening 20 Voet onderzoek zonder ulcus 21 Voet onderzoek met ulcus 22 Pijn bij diabetische neuropathie 23 Perifeer arterieel vaatlijden
Speciale Omstandigheden:
24 Hyperglycaemie en braken 25 Hypoglycaemie 26 Prednison gebruik 27 Reizen
Bijlagen:
28 Verwijs indicaties 29 EADV checklist zelf controle 30 EADV checklist insuline injectie 31 Checklist educatie injecteren 32 HBA1C-omreken tabel
2012
1
D IA G NOSTIEK VAN B l o e dg l u c o s e
Eerste uitslag nuchter in veneus plasma
6,1 – 6,9 mmol/l
< 6,1 mmol/l
> 6,9 mmol/l
Geen klachten
> 11,0 + mmol/l
Hyperglycemische klachten
Herhalen nuchtere glucose < 3wkn
6,1 – 6,9 mmol/l
Herhalen na 3 maanden
< 6,1 mmol/l
normaal
6,1 – 6,9 mmol/l
Gestoorde nuchtere glucose A91.05
Risico inventarisatie Leefstijladvisering Controle na 1 jaar
> 6.9 mmol/l
DM T90
Volg stappenplan diabetes
2012
C a s e f i n d i n g D IABETES M ELLITUS
Patiënten van Hindoestaanse afkomst en ≥ 35 jaar, of vrouwen die zwangerschapsdiabetes hebben doorgemaakt
2
Patiënten ≥ 45 jaar:
•m et diabetes mellitus type 2 bij ouders, broers of zussen • met hypertensie • met manifeste hart- en vaatziekten • met vetstofwisselingsstoornissen • met een BMI > 27 • van Turkse, Marokkaanse of Surinaamse afkomst
Bepaal 1 keer per 3 jaar het nuchtere bloedglucose in veneus plasma in laboratorium
≥ 6,1 mmol/l
Mogelijk diabetes zie beslisboom diagnostiek
2012
3
H ET IN KAART BREN G EN VAN EEN PATI Ë NT
Hyperglycemische klachten
STAP 1: glycemische regulatie
HbA1c (+ Hb)
Cardiovasculaire VG en familie anamnese
STAP 2: andere risicofactoren op HVZ
Leefstijl en BMI Bloeddruk Vetspectrum Nefropathie
STAP 3: d iabetes gerelateerde complicaties
Retinopathie Diabetische voet
ALAT
STAP 4: lever- en nierfunctie
(voorafgaand aan evt. behandeling)
Creatinine en Cockcroft/MDRD Albuminurie
2012
4
B e h a n d e l s c h e m a h y p e r g ly c e m i e I
Nuchter bloedglucose bij diagnose
7 - 10 mmol/l
10 - 15 mmol/l
Stap 1
Stap 2
15 - 20 mmol/l
BMI > 25
BMI < 25 of BMI > 25 + hyperglycemische klachten
> 20 mmol/l
Stap 4 of verwijs naar internist
2012
5
B e h a n d e l s c h e m a h y p e r g l y c e m i e II
Stap 1: Leefstijladvies
Na 3 maanden HbA1c > 53 mmol/mol of nuchtere glucose > 7,0 mmol/l
Stap 2: Leefstijl advies + Metformine Overweeg SU bij contra-indicatie Metformine HbA1c > 53 mmol/mol
Contra-indicatie SU Bijwerkingen SU Extra gevoelig voor Hypo’s Ouderen Gevaarlijke beroepen
Stap 3a:
SU toevoegen Tolbutamide of Glimepiride
Stap 3b:
BMI < 27 DPP 4 remmer toevoegen
Stap 3c: BMI > 27 Pioglitazon (HVZ) Toevoegen c.i. hartfalen
HbA1c > 69 mmol/mol bij max verdragen Metformine
Stap 3d:
Overweeg Insuline NPH
Bij max verdragen dosis Metformine + SU/ DPP 4 remmer / TZD + HbA1c > 53 mmol/mol
Stap 4a:
Actieve patient of BMI < 25
Stap 5a
Stap 5b
insuline NPH 1x daags Stop DPP 4 remmer of TZD
2x daags Insuline Mix Stop SU
Insuline NPH + maaltijd bolus Stop SU/DPP4/TZD
Stap 4b:
Indien insuline niet acceptabel: triple therapie met DPP-4 remmer (BMI < 27) of TZD (BMI > 27)
Stap 4c:
Indien - BMI > 35 - HbA1c < 64 mmol/mol - gewichtsverlies gewenst of - insuline niet acceptabel Overweeg toevoegen GLP1-analogen Stop DPP4 / TZD
2012
6
Behandelschema Insulinetherapie
HBA1c > 53 mmol/mol bij maximale orale therapie of nuchter glucose > 7 mmol/l
Nu.Glu 7 – 10 mmol/l
Nu.Glu > 10 mmol/l
NPH 8 E `s avonds Metformine en SU handhaven
< 60 kg 8 E NPH an 60 – 80 kg 10 E NPH an > 80 kg 12 E NPH an Metformine en SU handhaven
Overweeg analoog langwerkend bij wisseldiensten, afhankelijk van derden bij insuline toediening,
HbA1c < 53 mmol/l Ophogen op basis van nuchter glucose 7 - 10 + 2 E > 10 + 4 E < 4 - 2 E
Bij nachtelijke hypo voeding aanpassen, Bloedglucose 8 voor de nacht, overweeg analoog langwerkend
indien HbA1c > 53 mmol/mol Jong en/of actief
Basaal – bolus 80% van eerdere dagdosis 1/5 1/5 1/5 2/5 Aanpassen op basis pre- en postprandiale bloedglucose
Oud en/of inactief
2x mix 80% van eerdere dagdosis 2/3 voor ontbijt 1/3 voor avondeten Eerst nuchter op orde Humaan: aanpassen op basis preprandiaal en an. Analoog verder aanpassen op basis van postprandiale bloedglucose
Overweeg 1x daags analoog langwerkend. Aanpassen op basis van preprandiale bloedglucose
Indien HbA1c > 53 mmol/mol NB. ophogen obv nuchter glucose --> dit is basis!
2012
7
BE H AN D ELIN G O r a l e a n t i d i a b e t i c a
Orale antidiabetica
Werking
Aanvangs dosering
Ophogen dosering Max dosering
Metformine 500, 850, 1000 mg
6 uur
1 dd 500 mg bij ontbijt
Elke 2 weken BMI<30 2dd 1000 mg
Kortwerkende sulfonylureumderivaten Tolbutamide, (Rastinon) 500,1000 mg
6 -12 uur
1dd 500 mg bij ontbijt
Elke 4 weken 2dd 1000 mg
Gliclazide (Diamicron) 80 mg
12 uur of langer
2 dd 80mg Bij maaltijd
Elke 4 weken 2dd 120 mg
Langwerkende sulfonylureumderivaten Glimepiride (Amaryl) 1,2,3 en 4 mg
16 - 23 uur
1dd 1 mg Bij ontbijt
Elke week 1dd 4 mg
Glibenclamide (Hemi-Daonil) 2,5 mg (Daonil) 5 mg Gliclazide (Diamicron MR) 30 mg
24 uur
2dd 2,5 mg
Elke 4 weken 2dd 10 mg
24 uur
1dd 30 mg Bij het ontbijt
Elke 4 weken 1dd 120 mg
3dd 0,5 mg Bij de maaltijd
Elke week 3dd 4 mg
16 - 23 uur
1dd 30 mg
Na 8 weken 1 dd 45 mg
24 uur
1dd 100 mg 1dd 5 mg 2dd 50 mg 1dd 50 mg met SU
-
Metformine/ Glibenclamide 500/2,5 500/5
24 uur
Gelijk aan eerdere dosering afzonderlijke preparaten
2dd 2 tabl 500/5 (Glucovance)
Metformine / Pioglitazon 850/15
16 - 23 uur
idem
3dd1 tabl 850/15 (Competact)
Meglitiniden Repaglinide (Novonorm) 1 uur 0,5 ,1, 2 mg
Thiazolidinedionen Pioglitazon (Actos)
DPP 4 remmers Sitagliptine (Januvia) Saxagliptine (Onglyza) Vildagliptine (Galvus)
Combinatiepreparaten
Sitagliptine / Metformine 50/850 50/1000 Vildagliptine/Metformine 50/850 50/1000
2dd1t 50/1000 (Janumet) 2dd1t 50/1000 (Eucreas)
(Rood) = verouderd en (Oranje) = let op contra indicatie
2012
8
BE H AN D ELIN G P a r e n t e r a a l
Insuline
Piekwerking
Werkingsduur
Toedienen
Kortwerkend, humaan Actrapid Humuline regular Insuman rapid Snelwerkend analoog Aspart (Novorapid) Lispro (Humalog) Glulisine (Apidra) Langwerkend NPH Insulatard Humuline NPH Insuman Basal Langwerkend analoog Glargine (Lantus)
Na 2 - 4 uur
6 – 8 uur
½ uur voor de maaltijd
Na 30 - 90 min.
4 -5 uur
Direct voor maaltijd (evt. direct na de maaltijd)
Na 4 - 8 uur
12 – 16 uur
Voor het slapen gaan en zonodig tweede injectie voor het ontbij
Wisselend per patiënt
22 – 24 uur
Iedere dag, op hetzelfde tijdstip van de dag
Langwerkend analoog Detemir (Levemir)
Wisselend per patiënt
Maximaal 24 uur
Mix, humaan Humuline 30/70 Insuman Comb 15/85, 25/75, 50/80 Mix, analoog Aspart / aspart protamine (Novomix 30/70, 50/50 70/30) Lispro / lispro protamine (Humalog mix 25/75, 50/50)
2 – 8 uur
12 – 16 uur
In de avond of voor het slapen gaan. Zn tweede injectie voor het ontbijt bij basaal-bolus therapie 30 minuten voor ontbijt en 30 minuten voor avondeten
30 min. - 8 uur
12 – 16 uur
Direct voor het ontbijt en voor het avondeten
GLP 1 analogen
Werkingsduur
Toedienen
Exenatide (Byetta)
12 uur
Liraglutide (Victoza)
24 uur
Subcutaan. Eerste maand 2dd 5 μg, daarna 2dd 10 μg tot 1 uur voor de maaltijd Subcutaan. Startdosering 0,6 mg. Na ten minste één week verhogen naar 1,2 mg. Enkele patiënten hebben baat bij een verhoging naar 1,8 mg na ten minste één week 1,2 mg. Willekeurig tijdstip
2012
9
H ULP M I D D ELEN PENNEN EN PENNAAL D EN
Firma
Pen
Insuline
naald
bijzonderheden
Novo
Flexpen
NovoRapid
NovoFine (TIP)
Instelbaar per 1E/1-60E
Levemir BD Micro-Fine Insulatard ClickFine NovoMix 30,50,70 Autocover
Wegwerp pen
NovoPen 4
Alle insulines van Novo Nordisk
NovoFine (TIP) BD Micro-Fine Clickfine Autocover
Penfill Instelbaar per 1E/1-60E
Levemir Innolet
Levemir
NovoFine
Wegwerp pen Maximaal 50E
SoloStar
Lantus/Apidra
BD Micro-Fine
Instelbaar per 1E/1-80E
Clickfine Unifine Pentips Insupen
Wegwerp pen
Nordisk
Sanofi Aventis
Lilly
ClikStar
Lantus/Apidra
Clickfine Unifine Pentips Insupen
Penfill Instelbaar per 1E/1-80E
(Optiset) geen voorkeur
Lantus/Apidra insuhuman
Clickfine Unifine Pentips Insupen
Wegwerp pen Instelbaar per 2E/2-40E
Humalog Kwikpen Humalog
BD Micro-Fine
Instelbaar per 1E/1-60E
Humalog Mix 25, 50 Kwikpen
Humalog Mix 25, 50
Clickfine
Wegwerp pen
Humapen Luxura
Alle insulines van Lilly
Clickfine
Penfill Per 1E instelbaar 1E/1-60E.
mogelijkheid om vooraf in te stellen en klaar te leggen voor de patient.
Verkrijgbaar via Apotheekzorg.nl
Humapen Memoir Alle insulines van Lilly
Clickfine
Penfill
Zie luxura; met geheugenfunctie voor tijd/datum verkrijgbaar via Apotheekzorg.nl
2012
10
PENNAAL D EN
Fabriek
Naam
Lengte
Eigenschappen
Gauge
BD
Micro-Fine+
4 mm
4 x 0,23 mm Thinwall
23
5 mm
5 x 0,25 mm Thinwall
31
8 mm
8 x 0,25 mm Thinwall
31
6 mm
6 x 0,25 mm TIP
32
6 mm
6 x 0,25 mm Thinwall
31
8 mm
8 x 0,30 mm Thinwall
30
Autocover
8 mm
8 x 0,30 mm (naald blijft uit het zicht, te gebruiken bij prikangst)
30
My Life
4,5 mm
4,5 x 0,25 mm
31
ClickFine
6 mm
6 x 0,25 mm
31
8 mm
8 x 0,25 mm
31
10 mm
10 x 0,33 mm
29
NovoFine
Ypsomed
NovoFine
2012
11
RISICO F ACTOREN : H y p e r t e n s i e
SBD > 140 mmHg *
Normo-albuminurie
(micro-) albuminurie
Niet-medicamenteuze adviezen + start aceremmer bv lisinopril 10 – 80 mg, indien niet verdragen All-antagonist bv losartan 50 – 100 mg
Niet medicamenteuze adviezen + thiazidediureticum bv hydrochloorthiazide 12,5 mg
SBD > 140 mmHG
SBD < 140 mm HG
Toevoegen ace-remmer bv lisinopril, indien niet verdragen AII-antagonist bv losartan
Toevoegen thiazidediureticum bv hydrochloorthiazide
SBD > 140 mmHG Toevoegen bètablokker bv metoprolol zoc 50 – 200 mg of calciumantagonist bv amlodipine 5 – 10 mg
SBD > 140 mmHG
SBD > 140 mmHG SBD < 140 mm HG
SBD > 140 mmHG *
Toevoegen bètablokker bv metoprolol zoc 50 – 200 mg of calciumantagonist bv amlodipine 5 – 10 mg
SBD > 140 mmHG * SBD < 140 mm HG
Verwijzing internist
Verwijzing internist
* Notes: -Bij leeftijd >75jaar --> > 150mmHg -Gemiddelde RR van 2x meten -< 35jaar + hypertensie evt. verwijzen naar internist
2012
RISICO F ACTOREN : S t a r t A c e - r e mm e r o f AIIA
12
Start Ace-remmer
vooraf
Bepaal eGFR
30 - 60 ml/min
Start Ace-remmer in lage dosering, Bijvoorbeeld: Lisinopril; 1ste dag 5 mg, 2de dag 10 mg, zonodig 2-wekelijks ophogen 20, 30, 40 mg. eGFR < 30 ml/min: startdosering Lisinopril 2,5 mg
Bij gebruik diureticum: Doseer eerste 3 dagen voor de nacht
> 60 ml/min
<5 mmol/l
Start Ace-remmer in normale dosering Bijvoorbeeld: Lisinopril 10 mg, zonodig 2-wekelijks ophogen 20, 30, 40, 80 mg
Bepaal kaliumgehalte
>5 mmol/l
Ace-remmer niet starten
2012
13
RISICOFACTOREN: Controle na start ace-remmer of AIIA
Controle 2 weken na start en iedere 6 weken na dosisverhoging
Creatinine stijging
Kalium stijging
> 20 %
5 - 20 %
<5%
>6 mmol/l
> 5,5 mmol/l
5 - 5,5 mmol/l
Stop medicatie
Controle 3 weken
Controle 1 jaar
Stop medicatie
Controle 1 week
Controle 3 weken
Controle 1 week Nierarterie stenose ?
Controle 2–3 dagen
Overweeg hervatten in lagere dosering in combinatie met lage dosis lisdiureticum en/of kaliumbeperkt dieet
2012
14
H y p e r t e n s i e e n h y p o k a l i ëm i e
Hypertensie Hypokaliëmie (Kalium < 3,8)
Vraag uit: Gebruik laxantia. Diarree. Voeding m.b.t. eten groente en fruit. Drop of drinken van zoethoutthee, sterrenmix
Advies betreffende kaliumrijke voeding
Kalium 3,5 – 3,8
Geen Digoxine of eerder laag K
Kalium 3,0 – 3,5 Sec. hypertensie ? *
Digoxine of eerder laag K
Geen Digoxine
Digoxine
Indien HCT K sparend Controle K na 4 weken
Evt. K sparend diureticum (HCT vervangen) Controle K 4 weken na start
Indien HCT + ACE + goede RR HCT stop, na 3 mnd RR Indien HCT + ACE + hoge RR ACE remmer ophogen, na 3 mnd RR
Kalium < 3.0 Sec. hypertensie ? *
Geen Digoxine
Digoxine
Overweeg K suppletie
Indien HCT K sparend diureticum Controle K na 4 weken
Diureticum stop Controle K na 2 weken Indien K weer op peil z.n. starten K sparend diureticum b.v. triamtereen / epitizide 50/4mg 1dd1
* hypertensie met hypokaliëmie kan wijzen op secundaire hypertensie. Bepaal K uitscheiding in 24-uursurine. >30 mmol/24 h aanwijzing voor secundaire hypertensie of verwijs naar internist.
2012
15
RISICO F ACTOREN D i s l i p i d e m i e
LDL mmol/l
> 2,5
< 2,5
Leefstijladviezen + statine
Leefstijladviezen
Uitzondering: Indien Patiënt voldoet aan volgende voorwaarden: Man < 50 jaar of vrouw < 60 jaar Diabetesduur < 10 jaar SBD < 140 mmHG HbA1c < 53 Niet roken Dan geen statine Bij gebruik van -Verapamil,diltiaziem -Amiodaron -HIV proteaseremmers
Indien sterk verhoogd risico: bekende HVZ, slechte metabole controle, micro-albuminurie, sterk belaste familieanamnese of clustering van risico’s Dan wel een statine
Ja
Nee
Simvastatine 40 mg
In geval van bijwerkingen
Pravastatine 40 mg
LDL > 2,5 mmol/l
Vervang statine door;
Atorvastatine 40 mg Of toevoegen;
Vervang bij LDL> 3,5 mmol/l Statine door Rosuvastatine 10
mg
Ezetimibe 10 mg LDL < 2,5 mmol/l Nee Verwijzing internist
Ja Voortzetten therapie
NB. totaal cholesterol > 8mmol/l of ratio cholesterol/HDL > 8mmol/l evt. nadere diagnostiek voor familiaire hypercholesterolemie. Note: bij statine NOOIT grapefruitsap
2012
CO M PLICATIES : N e f r o p a t h i e c r e a t i n i n e k l a r i n g
16
eGFR ml/min
> 65 jaar + GFR < 30 < 65 jaar + GFR < 45 Daling GFR > 10 % per jaar
> 65 jaar + GFR 30–45 < 65 jaar + GFR 45–60
Overweeg aanpassing medicatie: Metformine, SU, DPP-4 remmer Bepaal: BSE, Hb, Na, K, PTH, Ca, PO4, albuminurie sediment, overweeg echo nieren en/of overweeg consultatie nefroloog
afwijkend
Verwijzing nefroloog
> 65 jaar + GFR > 45 < 65 jaar + GFR > 60 Daling GFR < 10% per jaar
Jaarlijks GFR albumine- creatinine ratio
normaal
Halfjaarlijks GFR en albumine -creatinine ratio
NB. Bij nefropathie codeer ICPC: U99.1
2012
17
M E D i CATIE BI J NE F ROPAT H IE
<30 ml/min
30 - 40 ml/min
40 - 50 ml/min
50 - 60 ml/min
SU toevoegen
1 dd 500mg Metformine BMI > 30 1dd 850 mg Metformine
2 dd 500 mg Metformine BMI >30 2dd 850 mg Metformine
3dd 500 mg Metformine BMI > 30 2dd 850 mg Metformine
SU: kortwerkend; doseer op geleide van bloedglucose, halveer startdosering DPP-4 remmer
DPP-4 remmer
Thiazolidinedione Nitrofurantoine Thiazide
Nitrofurantoine Thiazide diureticum
NSAID langer dan 2 weken Statine: CPK voor start
Statine
Bisoprolol, Atenolol 50 %
Bisoprolol, Atenolol
Digoxine: 50% van oplaaddosis. Na opladen: 0,125 mg/dag. Pas daarna dosering aan op geleide van klinisch beeld
Digoxine
Pregabaline dosis aanpassen Allopurinol 100 mg
Allopurinol 200 mg
Allopurinol 300 mg
[rood] = contra-indicatie [oranje]= aangepaste dosering
2012
CO M PLICATIES : N e f r o p a t h i e e n a l b u m i n u r i e
18
Albumine/creatinine ratio in portie urine
Normo-albuminurie Man < 2,5 Vrouw < 3,5 jaarlijks controleren
positief --> Behandel UWI
Albuminurie Man > 2,5 Vrouw > 3,5
UWI-test
Negatief
Na 3 maanden opnieuw albumine/ creatinine ratio
Normo-albumiurie Man < 2,5 Vrouw < 3,5
Afname microalbuminurie
Micro-albumiurie Man 2,5 - 25 Vrouw 3,5 - 35
Macro-albumiurie Man > 25 Vrouw > 35
Start ace-remmer
Nefroloog
Controle creatinine en kalium na 2 weken. Controleer na 6 weken RR en albuminurie. Zonodig dosis ophogen. Controle RR, creatinine en kalium na iedere dosisverhoging
Toename microalbuminurie
2012
CO M PLICATIES : F u n d u s s c r e e n i n g
19
Fundus screening bij patiënten zonder retinopathie niet onder controle bij de oogarts
Nieuwe patiënt
Regulier
Tussentijds
Binnen 3 maanden
1 maal per jaar fundusscreening via Diabetescirkel
Start insuline HbA1c >86 mmol/mol
2012
20
CO M PLICATIES : V o e t z o n d e r u l c u s
Onderzoek perifere pulsaties en protectieve sensibiliteit
Pulsaties aanwezig Sensibiliteit intact
Pulsaties afwezig
Sensibiliteit gestoord
Vorm- of standsafwijkingen, drukplekken, LJM
Claudicatio ? EAI ?
Vorm- of standsafwijkingen, drukplekken, LJM
Beleid volgens flowchart PAV, nr. 23 Vorm – of Standsafwijking Drukplekken , LJM
Nee
Simms 0
Controle 1 x per jaar Pedicure bij nagel afwijking Behandel mycose
Ja
Nee
schoen advies educatie pedicure evt. podotherapeut
Controle 1 x per 6 maanden advies neuropathie voet controle
Simms 0
Simms 1
Ja
Simms 2
Nee
Simms 2
Verwijs podotherapeut controle 1x per 3 maanden
Ja
Simms 1
Controle 1 x per 6 maanden advies voet controle
Simms 3. Ulcus of amputatie Terug uit tweede lijn
2012
21
CO M PLICATIES : V o e t m e t u l c u s
Voet ulcus
Plantair
Niet plantair
Geïnfecteerd*
Niet geïnfecteerd
Verwijs
Verwijs
Direct naar Voetenpoli
Geïnfecteerd
wekelijkse controle
Binnen week naar Voetenpoli
Matig of ernstig geïnfecteerd; Verwijs Cellulitis ≥ 2 cm rond ulcus Binnen week Infectie dieper dan subcutis voetenpoli Lymfangitis , alg. ziekte verschijnselen
Niet geïnfecteerd
Geen genezing < 2 weken
Licht geïnfecteerd cellulitis < 2 cm rond ulcus Infectie beperkt tot subcutis
Verwijs
Binnen een week naar de voetenpoli
Augmentin 3 dd 625mg Voet ontlasten Controle na 24-48 uur Geen verbetering.
Verwijs direct * note: warm, rood, koorts, leukocytose
vaatpoli
Voetenpoli Den Helder Gemini ziekenhuis poli chirugie nr. 0223-696237 MCA Alkmaar podotherapie nr. 072-5483322 vaatpolikliniek nr. 072-5484747
2012
CO M PLICATIES : P i j n l i j k e d i a b e t i s c h e n e u r o pat h i e
22
Pijnlijke diabetische neuropathie
< 75 jaar
Amitriptyline Week 1: 10 mg Week 2: 25 mg Week 3: 50 mg Week 4: 75 mg Week 5: 100 mg
> 75 jaar
Bij voorkeur voor lokale behandeling: 4 maal daags Capsaicine creme 0,075%
Amitriptyline laag doseren. Overweeg Nortriptyline
Contra-indicatie tca: organische hersenbeschadiging, HVZ, BPH, hyperthyreoidie, lever- en nierfunctie stoornissen
Contra-indicatie tca
Carbamazepine Start 1 – 2 dd 200 mg Ophogen met 100 -200 mg Max 3 – 4 dd 400 mg
Carbamazepine Start 1 – 2 dd 100 mg Ophogen met 100 -200 mg Max 3 – 4 dd 400 mg
Tramadol Start 2dd 50 – 100 mg Max 2dd 200 mg Pregabaline Start 2dd 75 mg Na 1 week 2dd 150 mg Max 2 dd 300 mg. Dosis aanpassen bij GFR < 60 ml/min
Gabapentine Start 1dd 300 mg Ophogen per 300 mg Max. 3dd 1200 mg
2012
23
CO M PLICATIES : PAV
Diabetes patiënt
Claudicatio
Geen claudicatio
Lichamelijk onderzoek
Jaarlijks lichamelijk onderzoek
Afwijkend
Normaal
Afwijkend
Normaal
Enkel-arm index
< 0,9 of > 1,15
PAV
PAV 2
0,9 - 1,0 of twijfel*
1,0 – 1,15 en Enkeldruk > 90
Geen trifasisch signaal doppler of twijfel
Goed trifasisch signaal doppler
Mogelijk PAV*
Normaal
PAV 3 – 4 of enkeldruk < 50 mmHg
Controle 1x p. 3mnd Loopadvies: 6 mnd 3x p. week 30 min., lopen tot de pijngrens. Acetylsalicylzuur 80 mg
Progressie van klachten
Geen verder onderzoek
Geen verder onderzoek naar vaatlijden. Overweeg andere oorzaak klachten
Vaatchirurg
* Note: bij diagnostische onduidelijkheid eventueel in eerdere fase verwijzing naar vaatchirurg voor analyse vaatlab
2012
24
SPECIALE O M STAN D I G H E D EN : B r a k e n e n h y p e r g ly c e m i e b i j z i e k t e
Bloedglucose 15 – 25 mmol/l Koorts en/of misselijkheid/braken
DM 2 met insuline
DM 2 orale medicatie
4x daags schema
1-2 x daags schema
Bijregelen via 2-4-6 regel met snelwerkende insuline
80% van de normale dosering, verder bijregelen met snelwerkende insuline via 2-4-6 regel
Paracetamol bij koorts Domperidon supp bij braken Extra vocht (bouillon) Metformine, ace-remmer en diuretica staken bij braken/diarree
Overweeg opname bij: - bloedglucose >20 mmol/l - klachten van sufheid - > 4uur braken
2-4-6 regel Om de 2 uur meten Bloedglucose > 15: 4 E snelwerkend Bloedglucose > 20: 6 E snelwerkend Herhalen tot bloedglucose < 15
Overweeg opname bij > 4 uur braken, sufheid
Note: Bij DM en braken altijd bloedglucose bepalen!
2012
SPECIALE O M STAN D I G H E D EN : H YPO G LYKE M IE
25
bloedglucose < 4,0mmol/l + hypoklachten
bij bewustzijn
niet bij bewustzijn
1. g las met 30cc ranja of sportdrank of 5 dextrotabletten 2. En boterham
kort
lang
glucagon injectie bij bewustzijn
niet bij bewustzijn
opname internist
na 15 min.
bloedglucose >4,0mmol/l en geen klachten
nazorg
glucose 50% iv, 20-40cc
bloedglucose <4,0mmol/l en/of klachten 3 dextrotabletten en boterham na 15 min
bloedglucose > 4mmol/l en geen klachten
bloedglucose < <4,0mmol/l of klachten
Note 1: Bij hypomelding: laten eten en/of glucagon laten spuiten, anders spoedvisite Note 2: Analyseren oorzaak hypoglykemie door hypo orgaanschade? --> Hart, Brein altijd nazorg regelen (cave recidief)
2012
SPECIALE O M STAN D I G H E D EN : P r e d n i s o n g e b r u i k
26
Prednison per os Verdeel prednison over 2 doses
Niet insuline afhankelijk
Langdurig > 5 mg
Insuline behandeling met NPH of mix in de ochtend indien bloedglucose boven > 15mmol/l
Insuline afhankelijk
Stootkuur > 10 dagen
Snelwerkend insuline bijspuiten m.n. bij de lunch. Start met 4 E. Verder: dosis vorige dag + 4 E extra bij preprandiaal > 15 en 6 E extra bij preprandiaal > 20
Na staken prednison insuline stoppen en bloedglucose controlen
1x daags schema
2x daags mix
Snelwerkend insuline bijspuiten m.n. bij de lunch. Eventueel over op 4x daags schema
4x daags schema
Vooral maaltijd insuline ophogen. Dosis vorige dag + 4 E extra bij preprandiaal > 15 mmol/l en 6 E extra bij preprandiaal > 20 mmol/l
Na staken prednison insuline dosering verminderen en zo mogelijk terug naar oude schema
2012
27
SPECIALE O M STAN D I G H E D EN : R e i z e n d o o r > 4 t i jdz o n e s
Algemene adviezen Geen scherpe instelling tijdens reis Om de 2 -3 uur bloedglucose meten Zelf extra eten / druivensuiker meenemen Horloge aanpassen aan lokale tijd op moment van aankomst
Reis naar west
1x snelwerkend extra. Voor een maaltijd. Bijvoorbeeld 4 EH
Reis naar oost
Voor vertrek minder spuiten. Aantal EH minder = aantal EH langwerkend / 24 x aantal uren tijdverschil
Reis naar west
1x snelwerkend extra spuiten. Voor een maaltijd. Aantal EH afstemmen op de maaltijd
Reis naar oost
Voor vertrek minder langwerkend. Aantal EH minder = aantal EH langwerkend / 24 x tijdverschil. Kortwerkend voor maaltijden
Reis naar west
1x snelwerkend extra spuiten. Voor een maaltijd. Bijvoorbeeld 4 EH
Reis naar oost
Schuif tijden van spuiten 2 – 3 uur naar elkaar toe met een dosisvermindering van 4- 6 EH per keer
1x daags langwerkend
Basaal bolus
2x daags mix
Note: Bij reizen altijd ultra kortwerkende insuline meenemen
2012
28
VERWI J SIN D ICATIES a l g e m e e n
Indicatie
Omschrijving
Verwijzing
Aanwijzing dat er sprake is van diabetes anders dan type 2
leeftijd < 45 jaar hoge initiële glucose bij normaal gewicht (glucose ≥ 15 en/of ketonurie)
Internist
Onvoldoende metabole regulatie
Gedurende > ½ jaar 20-70 jaar HbA1c > 69 mmol/ mol > 70 jaar HbA1c > 69 mmol/mol met klachten of > 75 mmol/mol
Internist
Herhaalde hypoglykemie
Regelmatig behandeling door derden nodig
Internist
Actieve levensstijl
(4x daags schema) * of insulinepomp geïndiceerd
Internist overwegen
Dislipidemie
TC/HDL ratio > 8. Totaal cholesterol > 9 mmol/l HDL < 0,6 mmol/l zonder medicatie
Internist
Hypertensie
SBD > 150 mmHg ondanks gebruik van 3 antihypertensiva waaronder een ace-remmer / A2 antagonist. Verdenking op secundaire hypertensie (hypokaliemie)
Internist
Nierfunctieverlies
Klaring < 30 ml/min. Macro-albuminurie Serum kreatinine stijging > 10 % per jaar > 65 jaar + eGFR< 30 of < 65 jaar + eGFR < 45 > 65 jaar + eGFR < 45 + lab afwijkingen < 65 jaar + eGFR < 60 + lab afwijkingen
Nefroloog
Lange termijn complicaties én niet bereiken van streefwaarden (meer at risk)
HbA1c < 53 mmol/mol RR < 130/80 mmHg LDL-chol < 2.5 mmol/L
Internist
Diabetische retinopathie
- op advies van Diabetescirkel nav Fundus foto - plotselinge visus daling - tekenen netvlies loslating
Oogarts
Standafwijking voet
- doorgemaakt ulcus of amputatie -d rukplekken, likdoorns, deformiteiten (klauw-, hamertenen, uitstekende botdelen) - limited joint mobility
Podotherapeut
Diabetische voet
- angiopathie met positieve anamnese (claudicatioklachten) zonder verdere behandelmogelijkheden 1e lijn of rustpijn/ nachtelijke pijn - Roodheid, warmte, zwelling teen/voet - Niet traumatisch ulcus of traumatisch ulcus > 2 weken
Voetpoli chirurg
Note: * indien geen expertise in de 1e lijn
2012
Sa m e n vat t i n g k a a r t m e t a a n b e v e l i n g e n EA DV- r i c h t l i j n D e u i t vo e r i n g va n d e z e l f c o n t r o l e
29
Zelfcontrole
Capillaire bloedafname uit de vinger
Voor de indicatiestelling, de doelstellingen en de frequentie van zelfcontrole wordt verwezen naar de richtlijn over zelfcontrole van de Nederlandse Diabetes Federatie.
Bij de capillaire bloedafname dient een prikapparaat gebruikt te worden, instelbaar op verschillende standen. De patiënt wordt geadviseerd de prikpen op de laagst noodzakelijke prikdiepte in te stellen. Het prikapparaat is alleen voor persoonlijk gebruik. Lancetten zijn éénmalig te gebruiken. Voor een capillaire bloedafname moeten de handen worden gewassen en goed worden afgedroogd of de vinger moet gedesinfecteerd worden waarbij men de vinger goed moet laten op drogen. Geadviseerd moet worden om de 1ste druppel bloed te gebruiken voor de zelfcontrole, omdat dit de handeling van de capillaire bloedafname minder complex maakt en mogelijk voor de 2de druppel teveel moet worden gestuwd.
Instructie van zelfcontrole Zelfcontrole dient te worden gestimuleerd. Educatie is essentieel is om optimaal gebruik te maken van de resultaten van zelfcontrole. Tijdens de educatie moet minimaal aan bod komen: • instructie over het juiste gebruik van een bloedglucosemeter en de daarbij behorende kwaliteitscontrole • interpreteren van de bloedglucosewaarden en zelfregulatie • adviezen over hoe barrières bij de uitvoering van de zelfcontrole weg te nemen
Factoren die uitslagen van de zelfcontrole beïnvloeden Bij de (her)instructie en toetsing van de uitvoering van de zelfcontrole moet rekening worden gehouden met factoren die de nauwkeurigheid van de bloedglucosewaarden beïnvloeden.
Toetsing en (her)instructie van de uitvoering van de zelfcontrole De uitvoering van de zelfcontrole wordt bij voorkeur jaarlijks getoetst. De toetsing gebeurt door observatie van de uitvoering van de zelfcontrole, met gebruikmaking van een checklist. Bij het signaleren van fouten dient een (her)instructie plaats te vinden.
De kwaliteitscontrole van de bloedglucosemeter Bij voorkeur wordt jaarlijks een door de patiënt gemeten bloedglucosewaarde vergeleken met een gelijktijdig gemeten waarde in het laboratorium. Indien dit niet mogelijk is, dient jaarlijks de bloedglucosemeter met behulp van controlevloeistof of een controlestrip te worden gecontroleerd. Regelmatige kwaliteitscontrole van de bloedglucosemeter door de patiënt dient te worden gestimuleerd, rekening houdend met de beperkingen zoals geen vergoeding van de kosten van de controlevloeistof en het snel verlopen van de controlevloeistof. De patiënt moet hierover instructie krijgen.
2012
30
Ch e c k l i s t v o o r t o e t s i n g e n (her)instructie zelfcontrole
Onderwerp
Ja
nvt
Nee
Bloedglucosemeter: - functioneert goed - schoon - correct gecodeerd - ingesteld op mmol/l
Teststroken: - passend bij bloedglucosemeter - in originele verpakking - binnen houdbaarheid termijn
Capillaire bloedafname: - schone en droge handen - prikapparaat correct, niet te diep ingesteld - eenmalig gebruik lancetten - aan de laterale zijde vinger prikken - gebruik 1e druppel bloed
Uitvoering bloedglucosemeting: - teststrook correct in bloedglucosemeter - bloedmonster voldoende groot - correct aanbrengen bloedmonster op teststrook
Presentatie bloedglucosewaarden: - correct noteren bloedglucosewaarden in dagboekje - kennis over interpretatie HI en LO uitslag
Kwaliteitscontrole bloedglucosemeter: - controlevloeistof binnen houdbaarheidstermijn - correcte uitvoering controle met controlestrip of controlevloeistof
2012
Ch e c k l i s t e d u c at i e i n j e c t e r e n m e t i n s u l i n e p e n :
31
A. Voorbereiden van de insuline-injectie
C. Voorkeur lichaamsdeel en weefsel
1. Insulinepen (en bijbehorende penvulling) voor individueel gebruik 2. Huid schoon en droog. Huid en materiaal niet desinfecteren 3. Insuline op kamertemperatuur toedienen 4. Troebele insuline: i. Volledig mengen door minimaal 10x zwenken en ii. Bij < 12 IE nieuwe pen(vulling) 5. Voor injectie 2 IE wegspuiten met pennaald naar boven gericht totdat insuline uit pennaald komt 6. Bij meer dan 50 IE insuline de dosis opsplitsen, op indicatie eerder
1. Injecteren in subcutaan vetweefsel 2. Voorkeursplaats insuline (geen onderscheid humane/analoge insuline): i. Snelwerkende insuline in buik ii. (middel) langwerkende insuline in been/bil iii. Bovenarm heeft geen voorkeur 3. Injecteren in onbeschadigde huid 4. Systematisch roteren injectieplaatsen 5. jaarlijkse controle injectieplaatsen 6. Bij huidbeschadiging meerjaarlijkse controle en educatie over i. Andere injectieplaatsen ii. Schema voor rotatie iii. Eenmalig gebruik van pennaalden iv. Kans op daling van insulinebehoefte
B. Keuze van pennaald
D. Techniek van injecteren
1. Elke injectie nieuwe pennaald behalve bij opsplitsen dosering 2. Naaldlengte individueel bepalen in combinatie met injectieplaats en injectietechniek. Voorkeur 5/6mm pennaald 3. Pennaald direct na injectie verwijderen
1. Individueel advies over injectietechnieken in combinatie met injectieplaats en naaldlengte i. Voorkeur is loodrecht zonder huidplooi met korte (5/6mm) pennaald ii. Bij > 8mm pennaald huidplooi opnemen met duim en wijsvinger van dezelfde hand zonder opnemen van onderliggend spierweefsel. Geen advies over moment van loslaten huidplooi 2. Door kleding heen injecteren wordt afgeraden 3. Snelheid van inbrengen van de pennaald kan patient zelf bepalen. Hoek van de ingebrachte pennaald niet veranderen tijdens injecteren 4. De insuline langzaam injecteren 5. Bij voorkeur de pennaald minimaal 10 seconden in de huid laten zitten na het toedienen van insuline 6. Huid niet masseren na injectie
2012
32
H b A 1 c - Om r e k e n t a b e l
Definities:
Omrekenformules
DCCT/NGSP-eenheid = 96 HbA1c Oude eenheid:
Oud = (0,0915 x nieuw) + 2,15%
Nieuw = (10,93 x oud) - 23,5mmol/mol
Nieuwe eenheid:
IFCC-eenheid = mmol/mol --> tot 6 april 2010 worden uitsluitend oude eenheden gerapporteerd --> vanaf 6 april tot 31 december 2010 worden oude en nieuwe eenheden gerapporteerd --> vanaf 1 januari 2011 worden uitsluitend nieuwe eenheden gerapporteerd
oud %
nieuw mmol/mol
oud %
nieuw mmol/mol
4,0 4,1 4,2 4,3 4,4 4,5 4,6 4,7 4,8 4,9 5,0 5,1 5,2 5,3 5,4 55 5,6 5,7 5,8 5,9 6,0 6,1 6,2 6,3 6,4 6,5 6,6 6,7 6,8 6,9 7,0 7,1 7,2 7,3 7,4 7,5 7,6 7,7 7,8 7,9
20 21 22 23 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 60 61 62 63
8,0 8,1 8,2 8,3 8,4 8,5 8,6 8,7 8,8 8,9 9,0 9,1 9,2 9,3 9,4 9,5 9,6 9,7 9,8 9,9 10,0 10,1 10,2 10,3 10,4 10,5 10,6 10,7 10,8 10,9 11,0 11,1 11,2 11,3 11,4 11,5 11,6 11,7 11,8 11,9
64 65 66 67 68 69 70 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 107
2012