Den Helder, 26 maart 2013. Aan:
Onderwerp:
De Raad van de gemeente Den Helder, Postbus 36, 1780AA Den Helder. Zienswijze (en aanvullend bezwaar) naar aanleiding van de openbare kennisgeving van de gemeente Den Helder van 14 februari 2013 betreffende het ontwerp bestemmingsplan Dogger Noord-Oost en meer in het bijzonder de nota van beantwoording ofwel bijlage bij het eindverslag inspraakprocedure ( inspraak- en vooroverlegreacties) betreffende het voorontwerp bestemmingsplan De Dogger Noord-Oost van januari 2012.
Referte:
1. Verslag informatieavond van 7 maart nr A l l 1.02334. 2. Notulen vergadering College van 26 april 201 l(kenmerk niet bekend). 3. Raadsinformatiebrief van 26 april 2011 nr R i l 1.0083. 4. Brief aan het College van X X X dd 13 juni 2011 nr A H 1.06230. 5. Concept brief van X X X als overhandigd aan wethouder XXX op 18 januari 2012. 6. Brief (bezwaar) aan het College van X X X van 10 december2012 , kenmerk van de brief werd niet medegedeeld. 7. Nota-van-beantwoording c.q. Bijlage bij eindverslag inspraakprocedure (inspraak- en vooroverlegreacties) terzake van het voorontwerp bestemmingsplan De Dogger Noord-Oost van januari 2012 met bijbehorende documenten. 8. Ontwerp bestemmingsplan Dogger Noord-Oost 2012 9. "Massabalans en emissies van in Nederland toegepaste crematie processen", TNO, februari 1996. 10. "Onderzoek naar kwikemissies van crematoria en beschikbare reinigingstechnieken", Tauw, mei 1997. 11. Uitspraak Raad van State, zaaknummer 201104303/1/R4 van 15 augustus 2012 sub 2.9. t/m 2.9.5.
Van:
XXX
Geacht voorzitter en leden van de Raad van de gemeente Den Helder,
Naar aanleiding van het ontwerp bestemmingsplan Dogger Noord-Oost en de nota van beantwoording conform referte 7 deel ik u het volgende mede. Ik beperk mij voornamelijk tot het door mij ingediende bezwaar en het antwoord op dit bezwaar. In het navolgende gaat het derhalve in de eerste plaats om punt 8b en het antwoord als vermeld in de Nota-van-beantwoording conform referte 7. De onvolledige samenvatting als vermeld in de nota van beantwoording maakt het nodig een nieuwe samenvatting van het bezwaar te schrijven. Deze samenvatting bestaat uit onderstaande punten 1) en 2).
11.De emissie-eisen en de verspreiding. In de beantwoording concentreert het College zich op het element geur. De kern van mijn bezwaar is anders. Men dient eerst, althans in hoofdzaak, te kijken naar de meest toxische stoffen . De stoffen met minimalisatie verplichting. Het gaat zelfs om de zwaarste categorie MVP1. Minimalisatieverplichting impliceert dat blijvend naar een nulemissie moet worden gestreefd. In het geval van een crematorium gaat het dan om dioxinen, furanen en kwik. Stoffen die uitermate bedreigend zijn voor het zenuwstelsel en de ontwikkeling van hersenen. De beantwoording dwingt ertoe terug te gaan in de tijd. In 1998 kwam als onderdeel van de Nederlandse emissierichtlijnen lucht een bijzondere regeling voor crematoria tot stand . Er werden concentratie-eisen voor de relevante stoffen met minimalisatieverplichting geformuleerd. Men kon niet langer volstaan met een goed geregelde oven. Van dat moment af was het voor nieuwe crematoria nodig om nageschakelde techniek toe te passen. De regeling als opgenomen in de NeR werd in de loop der jaren enigszins gewijzigd, doch bleef in hoofdzaak van kracht tot 2011 . In de periode 1998 - 2011 bleek het bijzonder moeilijk om te voldoen aan de toen vigerende concentratie-eis voor kwik . Voor crematoria werd in 2011, in het kader van wijziging van de milieuwetgeving, een nieuwe regeling geïntroduceerd. Deze regeling is nu nog van kracht Expliciet geformuleerde eisen voor de stoffen met minimalisatieverplichting bestaan sindsdien niet meer . Voor kwik bestaat weliswaar een concentratie-eis, doch deze geldt alleen indien een bepaalde grenswaarde van de massastroom wordt overschreden. Het kost een beetje rekenwerk, doch wie dit uitvoert ontdekt dat met een relatief eenvoudige filterinstallatie (reinigingsrendement ca 90 %) het mogelijk is om te voldoen aan de nieuwste eisen, terwijl daarbij de emissieconcentratie, afhankelijk van diverse parameters, vrij aanzienlijk groter is dan het maximum dat in de periode 1998-2011 gold als bovengrens. Conclusie. Anders dan vermeld in de tekst van het ontwerp bestemmingsplan - zie bijvoorbeeld bladzijde 25 - zijn de eisen voor crematoria niet strenger geworden doch aanzienlijk versoepeld. Alle argumenten met betrekking tot de indeling in milieucategorieën, richtafstanden en het "achterhaald zijn" van de handreiking van de VNG, berusten blijkens de tekst op "vernieuwde strengere normen" doch zijn, wegens het niet bestaan van dergelijke normen, in feite nonargumenten. Ten onrechte beschouwt het College slechts de elementen geur, gevaar, geluid en stof. Luchtverontreiniging blijft, behoudens het genoemde element stof en ook geur, geheel buiten beschouwing. In eerdere correspondentie, en ook bij mondeling contact met een lid van het College, werd het College hierop geattendeerd, doch het College heeft nimmer geantwoord, reden waarom ik mij gedwongen voel dit nogmaals onder de aandacht te brengen
21. Milieuzonering en ruimtelijke ordening. Een crematorium hoeft niet langer te voldoen aan eisen zoals die in het verleden, in 1998 en daarop volgende jaren, werden gehanteerd. De versoepelde emissie-eisen worden vermeld in het thans vigerende Activiteitenbesïuit. Derhalve is er geen enkele reden om bestaande "wetgeving", zoals de handreiking Bedrijven en milieuzonering van de VNG 2009, anders te interpreteren en "op te rekken". De tekst en de criteria van deze handreiking, die haar bestaan en status ontleent aan het niet beschikbaar zijn van een tekst voor het Hoofdstuk Milieuzonering, Artikel 6 van de Wet milieubeheer, werden niet aangepast aan de minder strenge emissie-eisen. Derhalve is het logisch dat het bevoegd gezag in voorkomende gevallen kiest voor grotere afstanden en richtafstanden dan thans conform de handreiking VNG wordt geëist.
Voor wat betreft de interpretatie van de handreiking VNG moet het volgende worden opgemerkt: het College deelt het te vestigen crematorium in in de milieucategorie 2 doch voert hiervoor geen valide overwegingen of motieven aan ; - de richtafstanden worden door het College beschouwd als zijnd leidend doch de betekenis ervan wordt voor een crematorium en voor een gemengd gebied tenminste gerelativeerd ( "niet te vertalen in een richtafstand", respectievelijk "niet toepasbaar") op de bladzijden 31, 32 en 84 van de handreiking VNG; - het College houdt geen rekening met de wijze van meten van richtafstanden als vermeld op bladzijde 77 van de handreiking VNG (perceelgrens tot gevel); - het voor crematoria belangrijkste element van de handreiking VNG, de Index L van luchtverontreiniging als genoemd in de Lijst 1-Activiteiten en in het terzake van luchtverontreiniging vermelde op bladzijde 84, wordt door het College geheel verwaarloosd; - het College gebruikt voor dezelfde situatie afwisselend de getallen uit de kolom voor omgeving rustige woonwijk en de kolom voor gemengd gebied: - het College gebruikt niet de categorie-indeling Categorie A, B en C als vereist voor een gemengd gebied ( Zie bladz. 32,178 en 179 van de handreiking van de VNG 2009); - Het College schenkt er geen aandacht aan dat een crematorium niet kan worden ingedeeld in één der categorieën A,B of C en derhalve niet kan worden gevestigd in een gemengd gebied Conclusie. De handreiking Bedrijven en milieuzonering VNG 2009 werd niet consistent geïnterpreteerd. De interpretatie is gebaseerd op onjuiste gronden.
3"). De Europese richtlijn 85/337/EEG en uw document de vormvrije procedure crematorium. Voor gedetailleerd commentaar en bezwaar moge ik verwijzen naar de inhoud van de Bijlage A.) bij deze brief. Ter adstructie licht ik een enkel punt van uw document er uit: "Uit de verschillende onderzoeken blijkt dat het project geen onaanvaardbare hinder of gevaar oplevert." Echte, het College heeft, hoewel hier uitdrukkelijk om is gevraagd, geen enkel document getoond of kunnen tonen met betrekking tot de verontreiniging door stoffen met minimalisatieverplichting voor het gebied binnen de grens van 100m. Opgemerkt zij dat na het doorlopen van Bijlage III van bovengenoemde Europese regel ik de conclusie - '"'Op grond van toetsing aan de selectiecriteria als bedoeld in bijlage III bij de Europese M.e.r.-richtlijn kan uitgesloten worden dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Er bestaat derhalve geen plicht of aanleiding voor het volgen van een m.e.r.(beoordelings)procedure."" - niet kan delen. Conclusie. Ook het document "vormvrije procedure crematorium" geeft blijk van een niet correcte en inconsistente interpretatie.
4). Commentaar en bezwaar tegen de nota van beantwoording,
De waarheid loopt niet op klompen, ze komt binnen op muiltjes, haar aanwezigheid wordt pas na verloop van tijd kenbaar. De waarheid is niet naakt, noch gekleed in een ijzeren harnas. Ze is gehuld in omslagdoeken en voiles, die langzaam en sierlijk kunnen worden afgelegd, nooit tegelijk, nooit allemaal. ( Uit Adieu Dries, tekst Jan Terlouw 1982).
Voor gedetailleerd commentaar en bezwaar met betrekking tot de nota van beantwoording moge ik verwijzen naar de inhoud van de Bijlage B.) bij deze brief. Het belangrijkste is wel het inhoud geven aan wat voortkomt uit het toekennen aan crematoria van de index L van luchtverontreiniging als genoemd in de handreiking van de VNG uitgave 2009. Ter wille van de leesbaarheid van deze brief volgt onderstaand de desbetreffende tekst. "L van luchtverontreiniging. De uitstoot van schadelijke stoffen naar de lucht is niet te vertalen in een richtafstand die bij voorkeur tot woningen (of andere gevoelige locaties) in acht genomen zou moeten worden. Toch kan de uitstoot van schadelijke stoffen naar de lucht in planologisch opzicht relevant zijn. Denk aan de neerslag van geëmitteerde schadelijke stoffen op gevoelige bodems, gewassen en flora; bijvoorbeeld verzurende stoffen op natuurgebieden en zware metalen op groentes. Bij het gebruik van ontsmettings- en bestrijdingsmiddelen in de land- en tuinbouw doen zich in de praktijk regelmatig problemen voor met de afstand tot woningen. Bij activiteiten waar dit mogelijk relevant is, is de letter L van luchtverontreiniging opgenomen." (tekst uit de handreiking VNG Bedrijven en milieuzonering 2009, bladzijde 84). Dit gedeelte van de handreiking Bedrijven en milieuzonering 2009 is, lijkt mij, niet gemakkelijk te hanteren. Zo men er al in mocht slagen om de grootte van de verontreiniging middels berekening vast te stellen, hetgeen in feite het uitvoeren van kostbare windtunnelproeven vereist, dan nog is er het probleem van de interpretatie. Immers hoe groot is uh een oogpunt van volksgezondheid de maximaal toelaatbare concentratie van de stoffen met minimalisatieverplichting MVP 1 en 2 ? Hierop is geen antwoord mogelijk. Het enige antwoord is dat naar nulemissie moet worden gestreefd, opdat deze stoffen niet voorkomen in het leefmilieu. Anders dan wat het College mededeelt zijn - zoals in bovenstaand punt 3). reeds werd opgemerkt - er in het geheel geen gegevens of rapporten beschikbaar waaruit blijkt hoe groot de verontreiniging in het gebied binnen het 100m. criterium zal zijn, althans dergelijke rapporten konden niet worden getoond en er konden ook geen verwijzingen naar worden gemaakt. Het komt mij voor dat in een situatie als deze, waar zo bitter weinig bekend is van de plaatselijke verontreiniging nabij een gepland crematorium, het redelijk is wanner de plaatselijke overheid kennis neemt van de uitspraken van de Raad van State en beziet of zij, in haar hoedanigheid van bevoegd gezag, zich hieraan kan confirmeren. De Raad van state,in haar taak van hoogste algemene bestuursrechter, is op dit punt duidelijk en inmiddels reeds vele jaren consistent in haar mening. De afstand tussen de perceelgrens van een crematorium en de gevel van het naastbij gelegen woonhuis moet tenminste 100m. bedragen. Zie onderstaande teksten uit de Bijlage C.) bij deze brief. ""De raad stelt verder dat het crematorium deel uitmaakt van de oostelijke uitbreiding van de begraafplaats en dat de afstand tussen het crematorium en de bestaande woningen meer dan
100 meter bedraagt. Volgens de raad wordt daarmee voldaan aan de in de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" (hierna: de VNG-brochure) aanbevolen afstanden."" ""Zoals de raad heeft erkend, sluit de regeling in het plan derhalve niet uit dat het crematorium op een afstand van minder dan 100 meter van de dichtstbijzijnde woning wordt gebouwd."" ""Niet in geschil is dat de afstand tussen het crematorium en de dichtstbijzijnde woning meer dan 100 meter bedraagt wanneer het crematorium op deze locatie wordt opgericht."" Het gaat eenvoudig om afstanden - geen geneuzel over richtafstanden - teneinde het leefmilieu redelijkerwijs veilig te stellen. Wat uit het bovenstaande misschien niet duidelijk blijkt - de teksten kan men uiteraard beter in de context lezen - is dat het daarbij steeds gaat om minimaal 100m. Ik moet aannemen dat de Raad van state in haar recente uitspraken mede heeft betrokken dat bij een moderne installatie (oven met filters) de verspreiding van de afvoergassen extra wordt bemoeilijkt door de uiterst lage waarde van de warmte emissie. Misschien ten overvloede volgt nogmaals een opgave van enige afstanden: - van uitvaartcentrum naar gevel woongebouw EsDéGé ca 3m. - van uitvaartcentrum naar tuin kinderdagverblijf ca 20m. - van uitvaartcentrum naar gevel kinderdagverblijf ca 25m. Conclusie. Gezien al het bovenstaande moge duidelijk zij dat ik van mening ben dat ook hier het aanbevolen afstandscriterium van 100m. toegepast moet worden en het vestigen van een crematorium aan de IJsselmeerstraat 63a te Den Helder derhalve niet mogelijk is. 5.) In de Helderse Courant van 14 februari 2013 verscheen een artikel onder de kop "Weg bijna vrij voor Helders crematorium". Daarin wordt een uitspraak aangehaald die, naar aangenomen moet worden, gedaan werd namens het College. Gezegd zou zijn (de aanhalingstekens zijn gepubliceerd door de krant en verwijzen naar de letterlijke tekst van de desbetreffende uitspraak): "De hedendaagse techniek is zo ver gevorderd dat je er niets meer van merkt". Een dergelijke uitspraak heb ik eerder gelezen in Elsevier's weekblad. Niet geheel onverwacht werd dit opgetekend uit de mond van één der directeuren van Facukltatieve Technologies. Men kan zich afvragen of dit - je merkt er niets van - wel zo is. De schoorsteen met een hoogte van 7m. - dit gegeven is afkomstig uit het rapport van Odournet - is pront gesitueerd op zeer korte afstand van gevoelige bestemmingen en zeer dicht bij een trottoir. Dit alles in een omgeving die optimaal lijkt te zijn voor het genereren van wervels. Het rapportje van Odournet ten spijt ben ik er niet zo zeker van dat men, uitgaande van door de wet geëiste criteria met betrekking tot emissieconcentraties, geen hinder ondervindt van geur, geluid en stof. Echt ernstig echter, en veel belangrijker dan geur, stof, geluid en gevaar, is de vervuiling door stoffen met minimalisatieverplichting, die kan ontstaan in het gebied tot de algemeen aanvaarde grens van 100m. en mogelijk zelfs daar buiten. De orde van grootte van de vervuiling door kwik bedraagt in de schoorsteen 10.000 - 400.000 x de norm van de wereld gezondheidsorganisatie voor het leefmilieu Een verdunning met een factor 10.000 vergt - bij het plaatsen van een schoorsteen die veel hoger is dan die ter plaatse van het geplande crematorium ooit zou kunnen worden toegepast en bij een gemiddelde volumeflux als door Odournet opgegeven - een afstand van omstreeks 70m. tussen emissiepunt en receptor. Een verdunningsfactor van 100.000 vergt omstreeks 200m. En inderdaad je merkt er allemaal niets van!
Gezien de uitspraak, gedaan namens het College (?), komt het mij voor dat, ondanks alles wat er is gebeurd, een aantal elementen niet of niet voldoende aan de orde gekomen is: - correcte en getrouwe interpretatie van vigerende wetten en voorschriften; - het denken over de consequenties van een crematorium op de geplande plaats; - wat betekent dit voor het woon-, werk- en leefmilieu van de mensen; - is het mogelijk een gedegen systeem van controle en handhaving op te zetten; wat zijn daarbij de specifieke problemen en onmogelijkheden; - hoe wordt op objectieve wijze voorlichting aan omwonenden verzorgd. 6. ) Buiten beschouwing heb ik gelaten of het bedrijven van een crematorium, onder de specifieke condities en randvoorwaarden als aanwezig c.q. gepland aan de Usselmeerstraat 63a te Den Helder, uit het oogpunt van arbeidsomstandigheden toegestaan kan worden. 7. ) Samenvatting van de nu voorliggende brief. - Het gaat om de uitstoot van de meest toxische stoffen zoals kwik, dioxines en furanen. - De verspreiding van afvoergassen verloopt bij toepassing van filters minder goed. - Emissie-eisen minder streng dan voorheen. - Handreiking VNG werd op basis van onjuiste gronden inconsistent geïnterpreteerd. - Een crematorium moet ingedeeld blijven in de milieucategorie 3.2 . - Toepassen van de handreiking van de VNG is niet in een enkel woord te omschrijven. - De interpretatie van de handreiking van de VNG is niettemin duidelijk: blijkens de hoogste bestuursrechter moet ten minste worden voldaan aan een afstand van 100 m. tussen de perceelgrens van het bedrijf en de gevel van het dichtstbijzijnd woonhuis. - In de situatie van het uitvaartcentrum te Den Helder bedraagt deze afstand slechts 2 a 3 m. 8. ) Mijn brief van 10 december 2012 conform referte 6 als bovengenoemd, houdende mijn bezwaar tegen het vestigen van een crematorium aan de Usselmeerstraat 63a te Den Helder werd slechts ten dele beantwoord. Er werd niet ingegaan op argumenten of motiveringen. De hoofdzaak bleef buiten beschouwing. Teneinde de lengte van de voorliggende brief zoveel mogelijk te beperken heb ik de motiveringen, zoals vermeld in eerdere correspondentie bijvoorbeeld referte 6, slechts ten dele herhaald. Graag wil ik in de gelegenheid worden gesteld om deze brief mondeling toe te lichten. Hoogachtend,
XXX
Bijlagen: A.) Vormvrije m.e.r. procedure crematorium. B. ) Nota-van-beantwoording. C. ) Onderdeel van een uitspraak van de Raad van state
Bijlage A.) bij brief XXX van 26 maart 2013. Commentaar op de bijlage "Vormvrije m.e.r. procedure crematorium". De tekst van de bijlage, zoals uitgegeven door het College, is overgenomen. Het commentaar/bezwaar is gemerkt met ##ff en aangebracht in en tussen de tekst van het College.
Vormvrije m.e.r. procedure crematorium. Een milieueffectrapportage is een onderzoek naar de milieugevolgen van een voorgenomen activiteit. Dat gebeurt aan de hand van alternatieven. Alternatieven zijn de mogelijke manieren waarop de voorgenomen activiteit kan worden gerealiseerd. Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r. gewijzigd. Nieuw element daarin is de vormvrije m.e.r.beoordeling. Ingevolge het gewijzigde artikel 2, vijfde lid, onder b, van het Besluit m.e.r. zijn de drempelwaarden voor m.e.r-beoordelingsplichtige activiteiten indicatief. Het gaat om die activiteiten die wel worden genoemd in kolom 1 van de D-lijst, maar die in omvang blijven onder de drempelwaarden zoals aangegeven in kolom 2 van de D-lijst. Dit betekent dat ook onder de m.e.r.beoordelingsnorm zoals opgenomen in kolom 2, moet worden gemotiveerd waarom geen m.e.r. noodzakelijk is. De realisatie van een crematorium kan worden gezien als de oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor de verbranding van of de chemische behandeling van niet-gevaarlijke afval stoffen', zoals genoemd onder nr. 18 in kolom 1 van de D-lijst. De daarbij in kolom 2 aangegeven drempels worden ruimschoots onderschreden. Op basis daarvan geldt geen verplichting tot een m.e.r.-beoordeling. Als toetsingskader daarvoor gelden de selectiecriteria als bedoeld in bijlage I I I bij de EEGrichtlijn milieu-effectbeoordeling (M.e.r.-richtlijn (85/337/EG)). Daarbij wordt gekeken naar de kenmerken van de activiteit, de plaats ervan in relatie tot de omgeving, en naar de potentiële effecten. Indien op basis van toetsing aan die criteria niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben, dient in ieder geval een m.e.r.-beoordeling met toepassing van de artikelen 7.16 tot en met 7.19 Wm te worden gedaan. Ook op grond van de toetsing conform artikel 2, vijfde lid, onder b, van het Besluit m.e.r. zijn er geen omstandigheden op grond waarvan een m.e.r.-beoordeling met toepassing van de artikelen 7.16 tot en met 7.19 Wm dient te worden gedaan. Hierbij wordt het volgende overwogen. • De omvang van het project is beperkt; er wordt slechts beperkte intensivering van een relatief klein gebied mogelijk gemaakt. • Het project heeft betrekking op een reeds bestaand uitvaartcentrum. Voor de uitvoering van het project worden geen nieuwe, nog niet gebruikte gronden bebouwd! ontwikkeld. • Het project staat niet in relatie met andere projecten zodat er geen sprake is van gecumuleerde nadelige milieueffecten. • Uit de verschillende onderzoeken blijkt dat het project geen onaanvaardbare hinder of gevaar oplevert. Aan alle van toepassing zijnde grenswaarden (zoals die bijvoorbeeld op grond van de Nederlandse Emissierichtlijn) wordt voldaan.
### Wederom stelt u dat "Uit de verschillende onderzoeken blijkt dat het project geen onaanvaardbare hinder of gevaar oplevert". Ik heb eerder hier op gereageerd. U heeft geen onderzoeken kunnen overleggen die aantonen dat de verontreiniging in het gebied binnen het 100m. criterium zodanig is "dat het project geen onaanvaardbare hinder of gevaar oplevert". Overigens houdt u niet vast aan de criteria genoemd in bijlage III van de richtlijn 85/337/EEG . De genoemde bijlage III verlangt onder punt 4: "Een beschrijving (1) van de waarschijnlijk significante milieueffecten van het voorgestelde project ten gevolge van: onder meer - de lozing van verontreinigende stoffen, het ontstaan van milieuhinder en de eliminering van afvalstoffen". Een dergelijke beschrijving ontbreekt, doch u vervangt haar blijkbaar door een beschrijving betrekking hebbend op uw criterium"onaanvaardbare hinder of gevaar". U stelt dat aan alle van toepassing zijnde grenswaarden wordt voldaan. Dit geldt echter niet voor het, blijkens jurisprudentie, uitermate belangrijke 100m. criterium uit de handreiking VNG.
• In het plangebied zijn geen beschermde dier- en plantsoorten aanwezig. Het plangebied ligt niet in of in de nabijheid van een beschermd natuurgebied, waardoor nadelige milieueffecten ter plaatse van beschermde gebieden zijn uitgesloten. • Gelet op de toegestane functies, reiken de effecten van het project geografisch gezien niet ver. • Het project levert geen onomkeerbare milieuschade op. De verschillende milieueffecten (gerelateerd aan extra verkeer en daarmee samenhangend verkeerslawaai en luchtverontreiniging) hebben geen permanente werking; na een eventuele ( niet-voorziene ) beëindiging van het project zullen de nadelige milieueffecten beëindigen. ### De immissie van kwik zou zodanig kunnen zijn - het lijkt me zeker niet denkbeeldig - dat sprake is van milieuschade die moeilijk of niet omkeerbaar is.
### Bijlage III eist onder punt 7 : "Een opgave van de moeilijkheden (technische leemten of ontbrekende kennis) die de opdrachtgever eventueel heeft ondervonden bij het verzamelen van de vereiste informatie". De leemte of ontbrekende kennis met betrekking tot de verontreiniging van het gebied binnen het 100m. criterium is een punt dat, naar mijn mening, in de voorliggende situatie zeker opgegeven moet worden. Op grond van toetsing aan de selectiecriteria als bedoeld in bijlage III bij de Europese M.e.r.richtlijn kan uitgesloten worden dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Er bestaat derhalve geen plicht of aanleiding voor het volgen van een m.e.r.(beoordelings)procedure. ###De activiteit heeft belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu in het gebied binnen het 100m. criterium. ### Gelet op de selectiecriteria als genoemd in bijlage III bij de M.e.r.-richtlijn 85/337/EG bestaat er in dit bijzondere geval - woonhuizen en andere gevoelige
bestemmingen op enkele meters resp. enkele tientallen meters - de verplichting tot het volgen van een m.e.r. procedure.
Bijlage B.) bij brief XXX van 26 maart 2013. Commentaar op de beantwoording van de bezwaren door het College. De tekst Van het College is overgenomen. Het commentaar/bezwaar is gemerkt met ### en aangebracht in en tussen de tekst van het College, houdende de beantwoording van de eerder ingediende bezwaren .
a. Inspraakreactie K'Niintje. Kinderdagverblijf K'Nijntje is gevestigd aan de Annie Romein Verschoorlaan 25, in de onmiddellijke nabijheid van het uitvaartcentrum aan de Usselmeerstraat. Het voorontwerp bestemmingsplan voorziet in de mogelijkheid tot realisatie van een crematorium. Vrees is dat de exploitatie van het kinderdagverblijf hierdoor gevaar gaat lopen. Dit met name door een mogelijke uitstoot van gevaarlijke stoffen en geuroverlast. Het kinderdagverblijf bevindt zich op omstreeks 50 meter ten noordoosten van het geplande crematorium. De voorkeursafstand van 100 meter uit de VNG- brochure "bedrijven en milieuzonering" wordt niet in acht genomen. Binnen de geurhindercontour bevinden zich meerdere gevoelige bestemmingen. Voor deze voorzieningen geldt dat een aanvaardbaar leef- en werkklimaat door de komst van een crematorium niet langer gegarandeerd is. Er zijn voldoende alternatieve locaties voor de vestiging van een crematorium beschikbaar in de omgeving. ### Geen commentaar X X X . b. Inspraakreactie X X X . Bezwaar tegen het vestigen van een crematorium bij het uitvaartcentrum aan de Usselmeerstraat. Het besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Barim) eist dat de emissieconcentratie van kwik beperkt moet blijven tot 0,05 mg/m3. Zelfs indien de gemeente eist dat deze norm niet wordt overschreden, dan nog is in de onmiddellijke nabijheid van het emissiepunt sprake van aanzienlijke verontreiniging. Er ontbreekt een deugdelijke motivering voor het afwijken van de Ï00 meter afstandsnorm tot aan omliggende gevoelige bestemmingen, zoals geformuleerd in de VNG richtlijnen bedrijven en milieuzonering. ### Een niet volledige samenvatting. Voor een meer reële samenvatting zie punt 1) en 2) van de brief waaraan deze bijlage is gevoegd. Beantwoording door het college. Tot 2010 was voor een crematorium een milieuvergunning nodig. In 2010 is deze vergunningplicht voor crematoria opgeheven. Vanaf dat moment zijn in de milieuregelgeving (o.a. het Activiteitenbesluit) algemene regels opgenomen waaraan een crematievoorziening moet voldoen en worden normen gesteld ten aanzien van de maximale uitstoot van stoffen als kwik en kwikverbindingen, ter voorkoming van hinder en gevaar voor de volksgezondheid. De milieuregelgeving heeft hierbij de stand der techniek gevolgd. ### De eisen zijn niet strenger geworden na 1998. Het bleek lastig om aan de eisen te voldoen. Tenslotte werden de eisen in 2011 veel minder streng. In die zin werd de stand der techniek (maar dan neerwaarts) gevolgd. Voor details zie punt 1) van de brief waaraan deze bijlage is gevoegd en mijn bezwaar. Dit betreft referte 6.
De huidige crematievoorzieningen hebben allen geavanceerde fïïtertechnieken die ervoor zorgen dat de uitstoot van schadelijke stoffen nihil is en er dus geen verslechtering van de luchtkwaliteit ter plaatse ontstaat. ### Wat bedoelt u hier toch mee? Het perpetuum mobile is ook nog niet uitgevonden. Er is kwalijke uitstoot. Er zijn emissieregels teneinde de uitstoot van toxische stoffen zo goed mogelijk - volgens het principe BBT ofwel het gebruik van de bést bestaande technieken - te beperken en, in voorkomende gevallen, te streven naar nulemissie. Dat laatste kan uiteraard niet volledig worden bereikt. Overigens is het ook nog zo dat tengevolge van de geavanceerde filtertechnieken de warmte emissie sterk wordt gereduceerd, hetgeen de toch al moeizame verspreiding van afVoergassen niet ten goede komt. Het
voordeel van nageschakelde techniek is op korte afstand dan ook minder groot. Anders dan u vermeldt is er wel degelijk verslechtering van de luchtkwaliteit ter plaatse. In het bijzonder geldt dit voor toxische stoffen met minimalisatieverplichting. Naast de milieuregelgeving is ook de regelgeving op het gebied van de ruimtelijke ordening van belang. Uit deze regelgeving volgt dat bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden onderbouwd waarom de ontwikkeling aanvaardbaar is. Bij het plaatsen van een crematievoorziening spelen met name de vng-richtlijnen voor bedrijven en milieuzonering een rol. In dezerichtlijnenworden richtafstanden gegeven tussen bedrijven en gevoelige functies (waaronder woningen en medische kleuterdagverblijven).
### Het commentaar op de interpretatie van de handreiking Bedrijven en milieuzonering VNG 2009 heb ik vermeld in punt 2) van de brief waaraan deze bijlage is gevoegd . Voor een crematorium wordt in de vng-richtlijnen als grootst aan te houden richtafstand 100 meter genoemd voor het aspect geur. Dit betekent dat vanwege het aspect geur wordt aanbevolen om 100 meter afstand te houden tussen het crematorium en gevoelige bestemmingen.
### U verwaarloost het belangrijkste: de Index L van luchtverontreiniging. Richtafstanden zijn minder relevant. De Raad van State hanteert reeds vele jaren en ook recent het criterium van 100m. (van perceelgrens tot gevel). Binnen een cirkel van 100 meter vanuit het geplande crematorium zijn gevoelige bestemmingen aanwezig. In dit geval hebben wij echter geconcludeerd dat een crematorium op deze locatie toch aanvaardbaar is. In 1986 zijn voor het eerst de vng-richtlijnen voor bedrijven en milieuzonering verschenen. In deze eerste editie was ook reeds een geurcontour van 100 meter rondom crematoria opgenomen. Na 1986 is er echter veel gebeurd op het gebied van de techniek. Zoals hiervoor reeds genoemd, zorgen de nieuwste voorzieningen met alle geavanceerde filtertechnieken ervoor dat crematievoorzieningen tegenwoordig een veel lagere geuremissie en uitstoot van stoffen veroorzaken dan de eerdere voorzieningen die in het land gebruikt werden. Omdat de geurbelasting op de omgeving met de crematievoorzieningen van tegenwoordig verwaarloosbaar is, kan worden afgeweken van de richtafstanden van de vng en is het plaatsen van een crematievoorzieningen op deze locatie aanvaardbaar.
### Het gaat ten principale niet om geur. Het gaat in hoofdzaak om stoffen met minimal isati eve rpklich ting
Dat de geurbelasting van de omgeving inderdaad verwaarloosbaar is, wordt bevestigd in het geuronderzoek dat is uitgevoerd door het bureau PRA Odournet (air quality and odour research consultants). In dit onderzoek is de geurcontour berekend bij het plaatsen van de crematievoorziening op de geplande locatie. Hierbij is tevens rekening gehouden met piekemissies, gebouwinvloed,
hoeveelheid crematies, etc. Oftewel de omstandigheden van dit geval. Het onderzoek is als bijlage bij deze nota van beantwoording gevoegd. ### Met betrekking tot het geuronderzoek kan ik op dit moment niet meer dan een voorlopige zienswijze geven. U bent nogal enthousiast over dit onderzoek. Echter het gaat om een, fysisch gezien, niet erg gemakkelijke situatie. Een 7m. hoge schoorsteen - deze is aanzienlijk hoger dan wat tijdens de informatieavond in het vooruitzicht werd gesteld - staat op een flink groot onbebouwde vloeroppervlak (het crematorium zal immers, indien tot realisatie zou worden overgegaan, ondergronds gebouwd worden), omgeven door zeer hoge muren. Veel kans op wervels. De gebouwen van het uitvaartcentrum, die op de Oost-West as grenzen aan het EsDéGé woongebouw, zijn aanzienlijk lager dan het woongebouw. Alle reden dus om, mede gelet op de situering en de meteorologische condities, te willen weten hoe groot de geurbelasting op de gevel van het woongebouw is. De keuze van de parameters en de dimensies van de gebouwmodule echter zijn zodanig dat dit niet berekend wordt. Ook werd geen rekening gehouden met de vele flink grote bomen ter plaatse. Het grootste bezwaar is uiteraard dat de uitgevoerde berekening geen gegevens verschaft m.b.t. de geurbelasting op de gevels van het EsDéGé woongebouw Deze zijn hard nodig, temeer waar de plaats van de toevoer van lucht van de luchtbehandelinginstallatie zich aan de Zuidzijde van het gebouw bevindt. Veel te dicht bij het geplande emissiepunt. Ook met deze buitengewoon ongelukkige omstandigheid wordt in het geuronderzoek geen rekening gehouden. Wat dan is de praktische betekenis van het desbetreffende geuronderzoek? ### Een aantal punten blijft onbesproken. Bijvoorbeeld de niet zo eenvoudige kwestie van een gedegen methodiek voor controle en handhaving. Conclusie van het college. Het bestemmingsplan wordt op dit punt niet aangepast. Het crematorium blijft in het bestemmingsplan gehandhaafd. ### Het moge duidelijk zijn dat gezien het bovenstaande en gelet op de inhouden van bezwaar en zienswijze ik het hiermee oneens ben . Het vestigen van een crematorium op deze locatie is het bestuur van de gemeente en de burgers van de woonplaats Den Helder onwaardig.
Bijlage C.) bij brief X X X van 26 maart 2013.
zaaknummer 201104303/1/R4 datum van uitspraak woensdag 15 augustus 2012 tegen de raad van de gemeente Gorinchem proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig rechtsgebied Ruimtelijke-ordeningskamer - Bestemmingsplannen Zuid-Holland Print deze uitspraak 201104303/1/R4. Datum uitspraak: 15 augustus 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: 1. [appellant sub 1], wonend te [woonplaats], 2. [appellant sub 2], wonend te Gorinchem, 3. de stichting Stichting Groene Hart, gevestigd te Woerden, 4. de erven van [appellant sub 4], wonend te [woonplaatsen], 5. [appellant sub 5], wonend te [woonplaats], 6. [appellant sub 6], wonend te [woonplaats], 7. [appellant sub 7A] en [appellante sub 7B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 7]), beiden wonend te Gorinchem, en de raad van de gemeente Gorinchem, verweerder. 1.Procesverloop. . [appellant sub 2], wonend te Gorinchem, 3. de stichting Stichting Groene Hart, gevestigd te Woerden, 4. de erven van [appellant sub 4], wonend te [woonplaatsen], 5. [appellant sub 5], wonend te [woonplaats], 6. [appellant sub 6], wonend te [woonplaats], 7. [appellant sub 7A] en [appellante sub 7B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 7]), beiden wonend te Gorinchem, en de raad van de gemeente Gorinchem, verweerder.
1. Procesverloop Bij besluit van 27 januari 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Gorinchem-Noord" (hierna: het plan) vastgesteld. Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 april 2011, [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 april 2011, de stichting bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 april 2011, de erven [appellant sub 4] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 april 2011, [appellant sub 5] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 april 2011, [appellant sub 6] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 april 2011, en [appellant sub 7] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 april 2011, beroep ingesteld, [appellant sub 5] heeft haar beroep aangevuld bij brief van 9 mei 2011. [appellant sub 7] heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 11 mei 2011. De raad heeft een verweerschrift ingediend. De stichting, [appellant sub 2], de raad en [appellant sub 6] hebben nadere stukken ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 mei 2012, waar [appellant sub 2], in persoon, de stichting, vertegenwoordigd door A.F. de Savornin Lohman, de erven [appellant sub 4], van wie [gemachtigde] in persoon, [appellant sub 5], in persoon, [appellant sub 6], in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door mr. L.J. Gerritsen, advocaat te Nijmegen, en A. Rietveld, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. 2. Overwegingen Het plan 2.1. Met het plan is beoogd een juridische planologische basis te bieden voor de gewenste ruimtelijke ontwikkeling in het plangebied Gorinchem-Noord, dat is gelegen ten noorden van de Betuweroute tussen de A27 en het Merwedekanaal. Het plan is gericht op de ontwikkeling van een duurzaam woon- en werkgebied in de overgangszone van de stad Gorinchem naar het Groene Hart. Het plan maakt de ontwikkeling van het nieuwe bedrijventerrein "Groote Haar" mogelijk. Het betreft een terrein met een regionale functie ten behoeve van milieubelastende bedrijvigheid. Daarnaast bevat het plan onder meer een wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van de plaatsing van drie windturbines.
Begraafplaats. 2.9. Het beroep van [appellant sub 2] richt zich onder meer tegen de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" en de aanduiding "begraafplaats". Het plan maakt een uitbreiding van de bestaande begraafplaats "De Haarhof' in oostelijke richting en de uitbreiding van de begraafplaats met een crematorium mogelijk.
2.9.1. [appellant sub 2] betoogt dat het niet wenselijk is dat op deze locatie, op een afstand van ongeveer 100 meter van de bestaande bebouwing, de bouw van een crematorium bij de bestaande begraafplaats mogelijk wordt gemaakt. Volgens hem leidt dit tevens tot extra verkeer, met name op de Haarsekade en de Haarweg. 2.9.2. De raad stelt dat de verkeersaantrekkende werking van de begraafplaats na de uitbreiding met een crematorium niet zal toenemen. Het plan voorziet niet in uitbreiding van de overige faciliteiten van de begraafplaats, zodat het aantal uitvaarten dat gelijktijdig kan plaatsvinden niet toeneemt. De raad stelt verder dat het crematorium deel uitmaakt van de oostelijke uitbreiding van de begraafplaats en dat de afstand tussen het crematorium en de bestaande woningen meer dan 100 meter bedraagt. Volgens de raad wordt daarmee voldaan aan de in de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" (hierna: de VNG-brochure) aanbevolen afstanden. In zijn nadere memorie en ter zitting heeft de raad echter erkend dat de regeling in het plan niet verzekert dat deze afstand in acht wordt genomen, nu de planregels de bouw van het crematorium binnen het gehele bestemmingsvlak mogelijk maken en derhalve niet beperken tot de daarvoor beoogde locatie. 2.9.3. Met betrekking tot de verkeersaantrekkende werking overweegt de Afdeling het volgende. Ter zitting heeft de raad onweersproken gesteld dat de capaciteit van het gebouw niet toeneemt ten opzichte van het voorgaande plan, zodat het maximaal mogelijke aantal uitvaarten niet toeneemt. Gelet hierop heeft de raad er bij de vaststelling van het plan in redelijkheid van kunnen uitgaan dat de uitbreiding van de begraafplaats met een crematorium niet leidt tot een zodanige verkeerstoename ter plaatse van de woning van [appellant sub 2], dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat niet is gewaarborgd. Deze beroepsgrond faalt. 2.9.4. Ingevolge artikel 10, lid 10.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn de voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden bestemd voor maatschappelijke doeleinden, met in het bijzonder een begraafplaats met crematorium ter plaatse van de aanduiding "begraafplaats". Ingevolge artikel 10, lid 10.2.1, van de planregels 10.2.1 gelden voor het bouwen van gebouwen naast de regels neergelegd in artikel 25 de volgende regels: a. het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' mag niet worden overschreden; b. de hoogte ter plaatse van de aanduiding 'bouwhoogte' mag niet worden overschreden; c. de hoogte ter plaatse van de aanduiding 'goothoogte' mag niet worden 2.9.5. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat de beoogde locatie van het crematorium zich bevindt nabij de oostelijke grens van het bestemmingsvlak met de bestemming "Maatschappelijk" en de aanduiding "begraafplaats". Bij de beoordeling van de gevolgen voor de omgeving is de raad van deze locatie uitgegaan. Niet in geschil is dat de afstand tussen het crematorium en de dichtstbijzijnde woning meer dan 100 meter bedraagt wanneer het crematorium op deze locatie wordt opgericht. Uit artikel 10, lid 10.2.1, van de
pianregels, in samenhang met de verbeelding, volgt echter niet dat het crematorium slechts op de door de raad beoogde locatie mag worden gebouwd. Zoals de raad heeft erkend, sluit de regeling in het plan derhalve niet uit dat het crematorium op een afstand van minder dan 100 meter van de dichtstbijzijnde woning wordt gebouwd. Nu de regeling in het plan in zoverre niet overeenkomt met hetgeen de raad bij de vaststelling van het plan heeft beoogd, is het bestreden besluit in zoverre, in strijd met artikel 3:2 van de Awb, niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking, voor zover voor het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" en de aanduiding "begraafplaats" de locatie van het crematorium niet door middel van een bouwvlak en een bepaling in de planregels is vastgelegd.