TELE Hier lees je er alles over. Handig voor je werkstuk of spreekbeurt!
1 Wat is telecommunicatie? 2 Telegrafie 3 Telefonie 4 Telecommunicatie 5 Woordenlijst 6 Verder lezen en kijken
Telefoonkaarten
Den Haag www.muscom.nl
COMMUNICATIE
Hoe oud is de telefoon en wie heeft de telefoon uitgevonden?
Wat is telecommunicatie?
1
Het woord telecommunicatie bestaat eigenlijk uit twee woorden: tele en communicatie. ‘Communicatie’ betekent: berichten overbrengen of uitwisselen. Om te kunnen communiceren heb je minstens twee mensen nodig: iemand die een bericht verstuurt en iemand die een bericht ontvangt. Dat zijn de zender en de ontvanger. Communiceren kan op allerlei manieren. Je kunt communiceren door bijvoorbeeld te praten, schrijven of uit te beelden. Je kunt er ook hulpmiddelen voor gebruiken, zoals de televisie of de telefoon. ‘Tele’ is een Grieks woord en betekent ‘ver’. Telecommunicatie betekent dus dat je berichten over een lange afstand verstuurt en ontvangt. Voor telecommunicatie heb je hulpmiddelen nodig, omdat er een grote afstand is tussen de zender en de ontvanger. Een heel bekend telecommunicatiemiddel is de telefoon. Het gebruik van de telefoon is voor ons heel gewoon. Je pakt de telefoon, toetst een nummer in en binnen een paar seconden kun je bijvoorbeeld communiceren met iemand aan de andere kant van de wereld. Toch heeft het vanaf de uitvinding van de telefoon meer dan honderd jaar geduurd voordat dit kon.
■
Tele, -grafie -fonie -communicatie
Je kunt op verschillende manieren met elkaar telecommuniceren. Eén manier is de ‘telegrafie’. ‘Telegrafie’ betekent ‘ver schrijven’. Met hulpmiddelen sein je berichten door, zonder daarbij te spreken. Zo’n hulpmiddel kan bijvoorbeeld een elektrische telegraaf zijn, maar ook een vuur om rooksignalen mee te seinen. Een andere manier om met elkaar te communiceren op afstand is ‘telefonie’. ‘Telefonie’ betekent ‘ver geluid’. Met behulp van telefoontoestellen kunnen mensen direct met elkaar spreken. Nu kunnen we met verschillende apparaten allerlei soorten berichten versturen over een lange afstand. Je kunt bijvoorbeeld tekeningen versturen met het faxapparaat en per computer post versturen of geld overmaken. Omdat er nu veel meer kan dan alleen maar ‘ver schrijven’ of ‘ver spreken’, praten we nu over ‘telecommunicatie’. Door middel van telecommunicatie kunnen we veel sneller en beter met elkaar communiceren dan vroeger.
In de volgende hoofdstukken kun je lezen hoe mensen vroeger op afstand met elkaar communiceerden en welke uitvindingen er allemaal zijn gedaan. Verder kun je lezen en zien welke apparaten telecommunicatiemiddelen zijn. Ook kom je te weten hoe de verbindingen tussen een zender en een ontvanger tot stand komen.
3 vraagjes aan: Naam: Janneke Hermans Beroep: Conservator Telecommunicatie Hobby’s: lezen, schaatsen (maar het komt er niet echt van)
1. Wat is een conservator Telecommunicatie? Dat ben ik. Ik verzamel en beheer alles wat te maken heeft met telecommunicatie in Nederland. Telefoons, telefooncellen enzovoort.
2. Wat voor een telefoon heeft u zelf? Mobiel: Nokia 6300. Vaste telefoon: een één of andere draadloze Philips telefoon waarmee je door het huis kan lopen.
3. Wat is er zo leuk aan telefoons? Het is een leuk speledingetje. Je hebt meteen contact. Wonderbaarlijk toch dat je binnen een minuut met iemand aan de andere kant van de wereld kunt praten (ook al ligt die dan net te slapen )?
2
Telegrafie
Het woord telegrafie bestaat eigenlijk uit twee Griekse woorden; tele en graphein. Tele betekent ver en graphein betekent schrijven. Een telegraaftoestel noem je daarom ook wel een verreschrijver. Door middel van telegrafie kun je geen gesproken berichten doorgeven. Welke berichten je wel kunt doorgeven en hoe dat gaat, kun je in dit hoofdstuk lezen.
■
Rooksignalen
De apparaten die we nu gebruiken om op afstand met elkaar te communiceren, werken op elektriciteit. Voordat de elektriciteit wordt uitgevonden, communiceren mensen ook al op afstand met elkaar. Ongeveer 2500 jaar geleden maken de Grieken gebruik van signalen van rook en vuur om berichten door te geven. Die signalen zijn natuurlijk niet erg precies. Bij harde wind, gaan de rooksignalen snel verloren. In Afrika hebben de mensen heel lang de tamtam gebruikt om belangrijke berichten door te geven. De trommelgeluiden van de tamtam melden bijvoorbeeld dat er een belangrijk kind is geboren.
■
Optische telegrafie
Aan het eind van de achttiende eeuw vindt de Fransman Claude Chappe een apparaat uit waar berichten precies mee kunnen worden doorgegeven. Hij maakt een paal met beweegbare armen. Door de armen in verschillende standen te zetten, kun je allerlei berichten doorgeven. De palen staan op hoge plaatsen, zoals bijvoorbeeld een kerktoren. Op deze manier kan Claude Chappe in 1794 voor het eerst een bericht verzenden van Lille naar Parijs in maar dertien minuten. Vóór de uitvinding van de Chappetelegraaf brengt een bode te paard de berichten over. Die doet wel twintig uur over dezelfde afstand van 220 kilometer! Op zo’n afstand van 220 kilometer staan veel Chappetelegrafen. Om de vijftien kilometer
Codes voor de Chappetelegraaf
staat er één. Een bericht wordt telkens aan de volgende telegraaf doorgegeven. De standen van de seinpaal kun je niet met het blote oog zien. Alle telegrafisten hebben dan ook een verrekijker. Elke stand van de seinpaal heeft een eigen betekenis. Aan het begin en aan het einde van de telegraaflijn zijn mensen die weten wat de standen betekenen. Die kunnen het bericht dus ontcijferen. Op de andere telegraafposten werken mensen die de codes niet kennen en alleen de standen van de seinpaal door kunnen seinen.
■
Elektrische telegrafie
Door de uitvinding van elektriciteit en magnetisme komen er snellere en betere telegraaftoestellen. Elektriciteit is elektrische stroom. Het is een soort energie waardoor apparaten kunnen werken of een lamp gaat branden. In 1799 ontdekt de Italiaan Alessandro Volta de eerste elektrische batterij. Die ziet er heel anders uit dan de batterijen die je in je zaklamp stopt. Magnetisme is een soort kracht waardoor bepaalde stoffen worden aangetrokken. Met een magneet kun je bijvoorbeeld ijzer aantrekken. Rond 1820 ontdekt de Deen Hans Christian Örsted (spreek uit als Urstet) dat een magneetnaald, een soort kompasnaald, van stand verandert als je een draad in de buurt houdt waar elektrische stroom door loopt. Örsted is hiermee de uitvinder van het elektromagnetisme. Elektromagnetisme is weer nodig voor elektrische telegrafie. In Europa en Amerika zijn rond 1840 meerdere mensen tegelijk bezig met uitvindingen van elektrische telegrafen. Eén van die uitvindingen is de wijzertelegraaf. Dit telegraaftoestel kan letters overseinen. Ongeveer zoals onze vaste telefoons nu, zijn de telegrafen met een lijn aan elkaar verbonden. De berichten van dit apparaat komen niet vanzelf op papier te staan. Net als bij de Chappetelegraaf moet er steeds iemand bij het apparaat zijn om de berichten op te schrijven. Een andere uitvinding is het telegraaftoestel van de Amerikaan Samuel Morse. Dit toestel kan een code van punten en strepen op een papierstrook krassen. Het is de eerste telegraaf die een bericht op papier maakt. Met de code van punten en strepen kun je letters en cijfers maken. Samuel Morse heeft daarvoor een speciaal alfabet gemaakt. Een heel bekende morsecode is de code voor SOS: ... —- ... . Dit is de code die overal ter wereld wordt gebruikt als mensen hulp nodig hebben. Een nadeel van de Morse telegraaf is dat de berichten in code worden verstuurd. Om een bericht te kunnen ontcijferen moet je de code weten. Samuel Morse
Morse alfabet
In 1855 komt er een telegraaf die berichten in letters op papier kan afdrukken: de Hughestelegraaf. Er is nu geen code meer nodig. De berichten op deze telegraaf kun je in letters intypen en in letters afdrukken. Het toetsenbord ziet er heel anders uit dan het toetsenbord van een computer nu. Het zijn toetsen als op een piano, waarop letters en cijfers staan. De papierstrook waarop de letters worden afgedrukt, heeft een gomlaag aan de achterkant, net als een postzegel. De telegrafist hoeft de berichten nu niet meer over te schrijven, maar kan het meteen op een vel papier plakken. Het bericht gaat dan als een telegram verder naar de ontvanger.
Hughes telegraaf
Al deze telegrafen staan in speciale telegraafkantoren. De telegrafisten verzenden berichten die daar binnenkomen naar de mensen waar de berichten voor zijn bedoeld. In 1919 komt er een nieuwe telegraaf met de naam telex. Deze telegraaf staat niet meer alleen in telegraafkantoren. Er zijn nieuwe verbindingen gemaakt, zodat bedrijven hun eigen berichten kunnen versturen en ontvangen. De telex lijkt een beetje op de typemachine. Je kunt er een papier instoppen en er een bericht op typen. Het verschil is dat er een ponsbandje uit de machine komt terwijl je een bericht typt. Het ponsbandje is een smal strookje papier met gaatjes. De gaatjes betekenen letters en cijfers. Op deze manier kan de telegrafist een bericht meer dan een keer verzenden. Hij haalt het ponsbandje door een speciaal apparaatje aan de zijkant van de telex en de gaatjes worden weer omgezet in letters en cijfers.
3 vraagjes aan: Naam: Janneke Hermans Beroep: Conservator Telecommunicatie Hobby’s: lezen, schaatsen (maar het komt er niet echt van)
1. Wat is uw lievelings- communicatiemiddel? E-mail. Per e-mail kan ik rustig op m’n gemakje dingen opschrijven en durf ik meer te vragen dan aan de telefoon.
2. Wat vindt u de allermooiste manier van communiceren en waarom? Gewoon, live, face-to-face. Omdat je dan iemands gezichtsuitdrukking kunt zien.
3. Hoeveel telefoons zijn er in het museum? Ik schat zo’n 1250.
3
Telefonie
Het woord telefonie bestaat uit twee Griekse woorden: tele en phone (spreek je uit als foon). Tele betekent ver en phone betekent geluid. Door middel van telefonie kun je dus gesproken berichten doorgeven. Hoe dat gaat kun je in dit hoofdstuk lezen.
■
Alexander Bell
In 1876 ontdekt Alexander Bell per ongeluk dat je geluid over kunt brengen met een telefoon. Net als bij de uitvinding van de elektrische telegrafie zijn er meer mensen tegelijk bezig met de uitvinding van de telefoon. Bell heeft het geluk dat hij de eerste is die zijn uitvinding bekend maakt en laat registreren. En dus noemen we hem de uitvinder van de telefoon, terwijl misschien iemand anders al eerder een telefoon had uitgevonden. De telefoon van Bell ziet er wel heel anders uit dan de telefoon die je nu thuis hebt. Hij lijkt een beetje op een telefoon die je zelf kunt maken van twee blikjes met een draadje ertussen. Alleen is voor de telefoon van Bell wel elektriciteit nodig! Je kunt door deze telefoon nog niet tegelijk luisteren en spreken.
Alexander Bell in 1876
Later worden er telefoons gemaakt met een hoorn zoals wij die nu kennen en waar je dus wel tegelijk door kunt luisteren en spreken. De telefoons zien er nog wel heel anders uit dan onze telefoons nu.
■
Centrales en netwerken
Behalve dat de telefoons er anders uit zien, gaat het telefoneren in het begin ook anders dan nu. Je kunt niet zomaar een nummer intoetsen, omdat het toestel geen druktoetsen of kiesschijf heeft. Om iemand te spreken, bel je eerst naar de telefooncentrale. De centrale is het middelpunt van een telefoonnetwerk in één plaats. Alle mensen met een telefoon zijn aan de centrale verbonden, ze zijn ‘abonnee’. In de centrale werkt een telefoniste die abonnees met elkaar verbindt. De telefoniste kan abonnees uit één plaats direct met elkaar verbinden. Dit noem je
lokaal bellen. Als een abonnee naar een andere plaats wil bellen, moet de telefoniste eerst de centrale van die andere plaats bellen. De telefoniste in die plaats maakt dan een verbinding met de persoon die de abonnee wil spreken. Dit noem je interlokaal bellen.
Telefooncentrale
Om de verbinding te maken, moet de telefoniste een aantal dingen doen. Wanneer een abonnee de hoorn van zijn telefoon opneemt, gaat er in de centrale een lampje branden. De telefoniste ziet dan dat er iemand wil bellen. Ze steekt een stekker in het gaatje onder het lampje en heeft zo verbinding met de abonnee. Daarna vraagt ze met wie de beller een gesprek wil. Ze steekt de andere stekker van het snoer in een ander gaatje. Dat is het gaatje van degene waarmee de abonnee een gesprek wil. Zo wordt er een Telefoniste
verbinding gemaakt. De telefoniste laat de bel van de telefoon rinkelen door een knop om te zetten. Als de andere abonnee
heeft opgenomen, kan ze nog even luisteren of de verbinding goed is. Daarna zet ze weer een knop om en kan ze niet meer meeluisteren. In het Museum voor Communicatie staat nog een oude telefooncentrale die het nog doet! In 1881 wordt het eerste telefoonnetwerk in Nederland in Amsterdam in gebruik genomen. Met dit telefoonnetwerk kun je alleen in Amsterdam bellen. Er zijn dan negen-en-veertig abonnees. Dat betekent dus dat niet iedereen meteen een
telefoonaansluiting heeft. De telefoon wordt vooral gebruikt voor belangrijke officiële mededelingen. Vooral bedrijven hebben een telefoon, maar ook de dokter. Pas vijftig jaar later komt de telefoon bij meer mensen thuis. De telefoonnetwerken worden steeds groter, omdat er meer abonnees komen. Het is voor de telefonistes steeds moeilijker alle abonnees goed met elkaar te verbinden. Daarom komen er automatische telefooncentrales waar geen telefoniste meer nodig is. De eerste komt in 1922 in Amsterdam. In 1962 zijn in alle plaatsen in Nederland de telefonistes vervangen door automatische centrales.
■
Kabels en satellieten
Nu zie je niet meer hoe de telefoonlijnen op straat lopen. In het begin is dat wel te zien. De telefoondraden zijn dan opgehangen aan palen boven de grond of aan de daken van huizen. Tegenwoordig liggen alle kabels voor de telefoon onder de grond. De oude telefoonkabels zijn van koper gemaakt. Nu zijn de telefoonkabels gemaakt van glasvezels. Glasvezel is namelijk goedkoper, niet zo zwaar en met glasvezel is er minder kans op telefoonstoringen. Behalve naar iemand in Nederland, kun je bijvoorbeeld ook naar iemand in Amerika bellen. Zelf merk je dat niet, maar je kunt op twee manieren verbinding krijgen. De ene manier is via een kabel in de zee. De andere manier is via een satelliet. Een satelliet is een groot apparaat dat de ruimte ingeschoten is. Satellieten draaien om de aarde. Via een schotel in Nederland worden de telefoonsignalen naar de satelliet gestuurd. De satelliet stuurt de signalen naar een andere schotel in Amerika. Die stuurt de signalen weer naar degene die je wilt spreken.
Aanleg telefoonkabels
■
Bellen op straat
Je hebt tegenwoordig allemaal een telefoon thuis of zelfs een mobiele telefoon. Maar dat is niet altijd zo geweest. Om te zorgen dat iedereen toch kan bellen, zijn er telefooncellen op straat geplaatst. Ondanks dat iedereen nu een telefoon heeft, staan de cellen toch nog op straat zodat iedereen altijd kan telefoneren. Het worden er trouwens steeds minder want bijna iedereen heeft toch een mobiele telefoon. In het begin moet je in alle telefooncellen met geld betalen. Daarna komen er telefooncellen waar je alleen met een telefoonkaart kunt bellen. Nu kun je zowel met geld als met een telefoonkaart in een telefooncel betalen. Net als op postzegels staan op telefoonkaarten allerlei verschillende afbeeldingen. Je kunt er dus een hele verzameling van maken!
3 vraagjes aan: Naam: Janneke Hermans Beroep: Conservator Telecommunicatie Hobby’s: lezen, schaatsen (maar het komt er niet echt van)
1. Weet u precies hoe een telefoon werkt? Niet echt precies nee en van de moderne telefoons al helemaal niet. Ik weet van die hele oude telefoons dat als je in de telefoonhoorn praat, er dan een metalen plaatje gaat trillen. Achter dat plaatje zit een electromagneet en die zorgt ervoor dat je stem in stroomstootjes door de telefoondraad gaat en er aan de andere kant er weer als normaal stemgeluid uit komt.
2. Wat is de meest bijzondere telefoon die u ooit heeft gezien? De ‘fotolijstje’ telefoon. Je praat tegen de foto en de hoorn om te luisteren hangt achterop de telefoon en die houd je dan tegen je oor.
3. Wat is de allergekste telefoon die u ooit gezien heeft? De telefoon in de vorm van Darth Vader. Je weet wel die gast met die zwarte helm en die zwarte cape uit de Star Wars films. In die films hoor je hem heel de tijd zwaar ademen en als hij praat is het net alsof hij door een mobiele telefoon praat met slechte ontvangst (kggg). Op die Darth Vader telefoon zit een knopje en dan klinkt je stem net zoals Darth Vader.
Telecommunicatie
4
In het eerste hoofdstuk heb je kunnen lezen dat je met telecommunicatiemiddelen allerlei berichten kunt versturen over een lange afstand. Er zijn zoveel mogelijkheden dat het soms een probleem is om te kiezen welk telecommunicatiemiddel je moet gebruiken. In dit hoofdstuk staan voorbeelden van telecommunicatiemiddelen en de berichten die je ermee kunt versturen.
■
Telefoon
Iedereen heeft een telefoon. Je gebruikt hem om snel afspraken te maken of om gewoon gezellig te kletsen. De ‘gewone’ telefoon kun je alleen gebruiken op de plek waar de telefoonaansluiting is, omdat je stem via een kabel wordt doorgegeven. Een telefoon waar je overal mee kunt bellen is de mobiele telefoon. Je stem wordt via de lucht doorgegeven en niet via een kabel. Als je mobiel belt is dat wel duurder dan gewoon bellen. Voor mobiele telefonie zijn namelijk speciale telefooncentrales nodig die de signalen uit de lucht opvangen en weer doorgeven aan een andere abonnee. Met je mobiel kun je ook een tekstbericht sturen, een SMS, of zelfs een e-mail.
Ericsson tafelmodel telefoon (1910)
Een ander soort telefoon waar je wel een telefoonkabel voor nodig hebt, is de beeldtelefoon. Met deze telefoon kun je elkaar niet alleen horen, maar ook zien. Op de telefoon zit een hele kleine camera en een beeldscherm. Via de telefoonlijn wordt je stem samen met jouw gezicht naar de andere telefoon gestuurd.
■
Semafoon
Sommige mensen, vooral medewerkers van ziekenhuizen, hebben een semafoon. Met een semafoon kun niet direct met iemand praten. Wanneer er een bericht is, gaat je semafoon piepen. In het venster van de semafoon verschijnt er een bericht of een nummer. Zo’n nummer kan een telefoonnummer zijn dat je moet terug bellen. Maar het kan ook een bericht in een ‘geheime’ code zijn. De code 1154 kan bijvoorbeeld betekenen dat dokter Jansen zich moet melden (code 11) bij de operatiekamer (code 54). Je mag zelf die codes met elkaar bedenken. Het voordeel van een semafoon is dat het niet stoort met andere apparaten. Dat is in een ziekenhuis natuurlijk erg belangrijk. Ook kun je op een semafoon het nieuws ontvangen. Dat heet traveltext. Semafoon Piccolo (1977)
■
Fax
De officiële naam van de fax is telefax. Met de fax kun je snel een brief of zelfs plaatjes versturen. Tegenwoordig kun je die natuurlijk ook gewoon scannen en per e-mail versturen. De fax maakt gebruik van het telefoonnetwerk. Je legt je geschreven of getekende bericht in de fax. Net als een kopieermachine ‘leest’ de fax het bericht. De tekens op het papier worden dan omgezet in elektrische signalen. Via een modem gaan die signalen over de telefoonlijn naar een andere fax. Daar worden de signalen weer omgezet in tekens op papier. De fax wordt eigenlijk vooral gebruikt door zakenmensen maar dat wordt steeds minder. De reden waarom het nu nog wordt gebruikt is omdat de handtekening die je onder een faxbericht zet (bijvoorbeeld om een opdracht te geven om iets te kopen), rechtsgeldig is. Dat wil zeggen dat jouw ‘gefaxte’ handtekening als een echte officiële handtekening wordt gezien.
■
Internet
Eén van de meest populaire manieren van telecommunicatie is het Internet. Het Internet is een wereldwijd netwerk van computers. Miljoenen computergebruikers kunnen hierdoor met elkaar communiceren. Net als bij het telefoonnetwerk moet je natuurlijk wel aangesloten zijn op dit computernetwerk. Via het Internet kun je allerlei soorten informatie uitwisselen en gebruiken. De meeste informatie op het Internet is in het Engels. Dat is de taal die de meeste mensen op de wereld gebruiken. Je kunt bijvoorbeeld een e-mail versturen. E-mail betekent electronic mail ofwel elektronische post. Je kunt dus een brief schrijven op de computer en die via het Internet versturen aan iemand die ook Internet heeft. Zo’n brief komt dan in de elektronische brievenbus van die persoon terecht. Daar kan hij of zij het hem uithalen als hij op het Internet heeft ingelogd.
Ook kun je ‘surfen’ op het World Wide Web (WWW). Als je toegang tot het WWW hebt, dan kun je informatie opzoeken over alle onderwerpen die je kunt bedenken. De informatie die je krijgt kan geschreven zijn of geluid of video. Je kunt ook direct met iemand anders ‘praten’, zodat je meteen antwoord krijgt. Je kunt bijvoorbeeld met elkaar ‘chatten’. Ook is het mogelijk spellen te spelen via Internet, dat heet on-line gaming. Er zijn rollenspellen, avonturenspellen maar er zijn ook on-line versies van bijvoorbeeld kaart- en bordspellen. Deze spellen kun je in je eentje spelen (single-play) of met meerdere mensen tegelijk (massively multiplayer on-line games). Verder zijn er ook steeds meer mensen die hun rekeningen betalen of boodschappen doen via het Internet. Het netwerk van computers kun je vergelijken met een telefoonnetwerk. In plaats van telefooncentrales, staan er midden in dat netwerk supercomputers waardoor iedereen met elkaar verbonden kan worden. Er zijn erg veel gebruikers en er is maar een klein aantal supercomputers. Daarom zitten er tussen de supercomputers en de computers thuis tussencentrales. Die noem je providers. Ze zorgen ervoor dat je kunt surfen op het Internet. Je kunt op verschillende manieren Internet ontvangen: via de telefoonlijn, via de kabel (waarmee je ook de televisiesignalen ontvangt) of draadloos. Het enige dat je dan nog nodig hebt is een modem, een abonnement bij de provider, en natuurlijk een computer. Maar je kunt ook internetten met een draagbare computer of een mobiele telefoon!
■
ISDN
Als jullie in huis Internet hebben via de telefoonlijn, dan maken jullie waarschijnlijk gebruik van ISDN. Dat is een Engelse afkorting (Integrated Services Digital Network) die betekent dat je over één lijn meerdere soorten berichten tegelijkertijd kunt sturen. Als je aan het bellen bent, kun je namelijk niet over dezelfde telefoonlijn een faxbericht of een e-mail versturen. Je zou dan voor elk apparaat een aparte telefoonaansluiting moeten hebben. Dat is erg duur. De oplossing daar voor is dus ISDN. Het is een digitaal netwerk waarin beeld, geluid, tekst en andere gegevens kunnen worden uitgewisseld. Met ISDN kun je dus tegelijk e-mailen en telefoneren. De gegevens worden over een ISDN-lijn ook veel sneller verstuurd dan over een gewone telefoonverbinding.
4 vraagjes aan: Naam: Janneke Hermans Beroep: Conservator Telecommunicatie Hobby’s: lezen, schaatsen (maar het komt er niet echt van)
1. Kent u nog een leuk telefoonverhaal? De uitvinder van de automatische telefooncentrale was een begrafenisondernemer (hij heette A. Strowger) die af wilde van de telefonistes die toen nog elke telefoontje handmatig doorverbond. Eén van die telefonistes was namelijk de vrouw van zijn concurrent en zij verbond alle opdrachten voor een begrafenis natuurlijk door naar haar man. Meneer Strowger vond een apparaatje uit waardoor mensen voortaan zelf het nummer konden draaien en geen telefonistes meer nodig waren om mensen met elkaar te laten praten.
2. Welk communicatiemiddel is er nog niet in de collectie maar zou u graag willen? Ik ben al lang op zoek naar de eerste draadloze telefoon voor in huis (dus geen mobiele telefoon) die in Nederland op de markt kwam. Het gaat om het model dat ‘New York’ heet. Dus als je hem toevallig nog thuis hebt liggen, geef maar aan het Museum voor Communicatie.
Woordenlijst
5
Abonnee: Iemand die een telefoonaansluiting heeft Chatten: ‘Kletsen’ via het Internet Code: Manier om iets duidelijk te maken zonder dat je gewone woorden of letters gebruikt Communicatie: Berichten overbrengen of uitwisselen Digitaal: Informatie opgedeeld in kleine stukjes, zodat de computer er mee kan werken Graphein: Schrijven Inloggen: Contact maken met het Internet ISDN: Integrated Services Digital Network: netwerk waarmee je meerdere telecommunicatie-apparaten tegelijk kunt gebruiken op één speciale telefoonlijn Magneet: Bijzonder stuk ijzer dat andere dingen van ijzer aantrekt Mobiel: Draagbaar Modem: Apparaat dat je nodig hebt om de signalen van je computer of fax over de telefoonlijn te kunnen versturen Phone: Geluid Ponsen: Met een machine gaatjes maken in een stuk papier of metaal Semafoon: Apparaatje dat je bij je draagt en waarmee je met een pieptoon kunt worden opgeroepen Signalen: Een sein of een teken Site: Plek op het Internet waar iemand informatie over zichzelf of een onderwerp heeft gezet; een site heeft altijd een adres
SMS: een tekstbericht dat je stuurt met je telefoon. SMS is de afkorting van Short Message Service, de korte berichten service. Registreren: Iets op een officiële lijst schrijven Satelliet: Groot apparaat in de ruimte dat bijvoorbeeld wordt gebruikt om televisieprogramma’s over de wereld te verspreiden of telefoonverbindingen te maken Tele: Ver Telecommunicatie: Berichten over een lange afstand versturen en ontvangen Telefonie: Ver geluid Telefooncentrale: Middelpunt van een telefoonnetwerk Telefoonlijn: Kabel waarover de telefoonsignalen worden verstuurd. Telefoonnetwerk: Geheel van telefoonlijnen die met elkaar zijn verbonden Telegraaf: Verreschrijver Telegrafie: Ver schrijven Telegram: Kort bericht dat je via het postkantoor verstuurt en dat heel snel wordt bezorgd World Wide Web: Plaats op het Internet waar je alle sites kunt vinden
Telefooncel PTT (1983)
Verder lezen en kijken
■
6
Om te lezen
Neil Ardley, Techniek ontdekken, Uitgeverij Davidsfonds/Infodok, 1996 Van Dale, Juniorwoordenboek Nederlands, Uitgeverij de Ruiter/Educatieve Partners, 1994 Encyclopedie voor de jeugd, Uitgeverij Bosch en Keuning, 1996 Judith Hann, Wetenschap ontdekken, Uitgeverij Davidsfonds/Infodok, 1993 Louis Hilgers en Thaddé Goossens, Vensters @ Internet, Uitgeverij Academic Service Educatief, 1997 Bas van Lier, Het communicatieboek, Uitgeverij Ploegsma, 1994 David Macaulay, De werking van de kurkentrekker en andere machines, Uitgeverij Van Holkema en Warendorf, 1994
■
Leuke filmpjes
Het Klokhuis http://www.youtube.com/watch?v=AlWNfi0xsaE 100 jaar geschiedenis van de telefoon http://www.youtube.com/watch?v=2ZjTNGQyzUM