Deel
II
Lesgeven
-\+-+\-
@otut
tt
tt'otut*
Deel
II
Lesgeven 1. 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 2. 2.1 2.2 2.3 2.4
Wat
i.s Lesgeven?
Lesgeven Analysemodel voor zeilles
Planning op microniveau, samenstellen yan een zeilles Uitvoeren van de zeilles Checklist pÍaktijk- en theorieles
Eoe maakje een goede les? Lesopbouw algemeen
Uandleidinglesyoorbereidingsformulier Oefenstof Spelvormen
VeÍkoopprijs (inclusief bijbehorend werkboek): KNWVJeden / 30,Niet-leden Í 40,o KNWV, mei 1995
Ovemame, in welke vorm ook, zonder schdftelijke toestemming van het KNWV, afdeling Opleiding en Training, is veÍboden.
orrl n lescevrN4$
1. Wat is lesgeven? 1.1
Lesgeven
1.2
Analysemodet voor zeilles
1.3
Planning op microniveau, samenstellen van een zeilles
1.4
Uitvoeren Yan de zeilles
1.5
Checklist praktuk- en theorieles
/ y'./fm/
?"*-/
"".-; .;L.,.i74-
AzJ /2. 2 ííà-
ALRO
*t
t^o ,* t*ot*t"odfu
'Samenvatting' De belangrijkste punten uit dit hoofdsnrk kuÍnen op de volgende wijze wordeo samengevat: lesgeven spreek je van eeíL doelgericht oefenproces waarbij positieve effecten worden nagestrcefd op het gebied waaryoor dat oefenen bedoeld is.
- Bij
- Orler
lesopbouw verstaan we de doelgerichte, kort of langdurende beïnvloeding varl een bestaand prestatieniveau met het doel de prestatie zoveel mogelijk te verbeteren.
- Analyseren, plannen, realiseren en evalueren zijn vaardígheden waarcver eerr lesgever zal moeten beschikken.
- Elke zeilles wordt eigenlijk driemaal
doorleefd, één keer tÍdens de voorbereiding, één keer tídens de uitvoering en één keer tijdeos de evaluatie.
- Het
didactísch-analysemodel (volgens Van Gelder) en de daarbij gestelde didactische sleutelvragen zijn bedoeld als hulpmiddel bij het verantwoord lesgeven.
- IÍr het
\it
algemeen bestaat een zeílles eeÍt voorbespreking, de zeilles zelf en een nabespreking.
- De praktijk op het water bestaat uit een inleidend gedeelte (I), een kern, met daarin een aaÍ erend/oefengedeelte (IIA), een toepassingsgedeelte (lIB) en een afsluitend gedeelte (III). - Op het water zijn her 'geven van aanwijzingen' en 'niveau-differentiatie' twee belangjke punten waaraan de lesgever zijn handen vol heeft.
- BU het geven van een lheorieles zijn
er
specifieke aandachtspunten in het lesgeven.
1$
orr"
u
tooruu*
Wat is lesgeven? We hebbel gezien dat tot de activiteiten van
1.7 Lesgeven Een zeilles is gericht op een posítíeÍ eÍect vooÍ de deelnemers. Dit positieve effect zal voor iemand die net begint met zeilen, bestaan uit bijv. het beheersen varr de boot. voor een prcstatiegerichte wedstrijdzeiler zal dit bestaan uit het behalen van een beter wedstrijdresultaat.
De lesopbouw Voorwaarde voor
elk soort
prestatieverbeteeen doelgertche, systematísche en ring planmaíige werkwijze, die 'lesopbouw' noemen. Deze opbouw kan irr vier stappen worden ingedeeld: 1. Analyse van de lessituatie, analysercn. 2, Opsteller lesplan, plannen. 3. Uitvoe ng van de zeilles, realiseren. 4. Evaluatie van de zeilles, evalueren.
is
wij
Deze stappen moeten als een samenhatgend geheel worden beschouwd. Een lesgever zal over al deze vaardigheden moeten beschikken. Lesdoelen
Aan de basis van elke zeilles liggen de zgn. lesdoelel. Op grond van een analyse van de situatie/problemeÍ/(leer)vragen van de zei-
le(s), worden
(samen met betrokken zeiler(s)) concrete eo reële doelstellingen geformuleerd. Het is zaak om efficiênt en effectief met de beschikbare (les)tijd om te gaan. Hulpmiddel in de lesopbouw is het zgn. lesgeefanalysemodel.
7.2 Analysemodel voor zeilles Planmatige aanpak Een zeiltrainer geeft regelmatig zeilles. Deze wordt echter niet zomaar gegeven. Er gaat een grondige analyse en een daarop gebaseerde planning aan vooraf. Eetr zeiltrainer overweegt van tevoren wat hij wil gaan doen, lVe hebben in de vorige paragraaf gezien dat de lesplanning of de lesvoorbereiding bij het handelel van de trainer hoort. Behalve de plarning en de uitvoering is bij het lesgeven ook de evaluatie (= controle) van groot belang. Dat wil zeggen dat de trainer Dagaat op welke wijze de zeilles verlopen is ell welke resultaten behaald zijn. oPLETDTNG EN
rRÁrNrNGdffi
de trainer behoren: 1. de voorbereidíng van de zeilles 2. de uitvoering van de zeilles 3. de evaluatíe v^n de zeilles
Micro-, meso- en macro-niyeau Dat geldt niet alleel voor een enkele zeilles (micro-niveau), maar ook voor rneerderc lessen ove! langere pedoden: een week, een seizoen (meso-niveau), eenjaar en soms meerdere jaren (macro-niveau). Iedere ervaren lesgever rreet hoe ingewikkeld het is om aan te geven wat allemaal van invloed is op het lesgeven. Men heeft naar een hulpmiddel gezocht dat een aantal zaken, die
steeds
in elke zeilles terugkomen, duidelijk
maaktDi da c tí s c h- on al! s e m o d e I Dat hulpmiddel is gevonden in een zgn. didactísch-analysemodel. Dit model is geen volledige weergave van de werkelÍkheid, maar het geeft op eenvoudige wïze een overzicht van de basisbegrippel van het lesgeven en van de ondeÍlinge samenhang tussen deze basisbegrippen. Didac tisc he sle ut elv ragen
Hetgeen binnel het kader van lesgeven te maken heeft met voorbereiding, uitvoering en evaluatie noemt me\ didaclisch handelen. Om greep te krijgen op het model van het didac-
tisch haldelen
is het
formulelen van
een
aantal vragen een erg goed hulpmiddel. We noemen die ylagen de didactische sleutelvra8efi. We L'unnen de begrippen en hun onderlinge samenhang met behulp van die uagen en de antwoorden erop velduidelijken. Ze vormen dus een werkmodel orn didactische situatics te verheldelen, T€vens geven de sleutelwagen de verschillende vaardigheden aan, die het lesgeven in zeilen omvatten. De trainer moet zich afvragen: 1. Waar moet ik beginnen? .. Beginsituatie 2. Wat wil ik bereiken? ..... Doelstelling 3. Hoe moet ik het bereiken? IJsgeefsituatie . Evaluatie 4. Wat heb ik bereikt?
Deze viet vragen zien er veÍaald naar het model van Van Gelder als volgt uit:
Wat is lesgeven? 5. BEcrNsrmÀÍEl
2. OOELSTELUNG
3. LEERSITUATIE
4. EVALI.JATIE
Fig.
f.l
Model van Van Gelder
Een amlysemodel als dat van Van Gelder geeft een duidelijke analyse van de factoreo die met het voorbeÍeiden, uitvoeren en evalueren van een les te maken hebben.
In het navolgende worden de 4
sleutelvragen
afzonderlijk behandeld.
1, l aar moet ík beginnen? (beginsituatie) Als men bepaalde doelstellingen wil bereiken, dient men uit te gaan van een beginsituatie. Dat geldt voor degenen die de zeilles kijgeo, maar ook voor de eigen beginsituatie van de traineÍ. Het is belangrijk om daa an zoveel mogelijk aan de weet te komen. De trainer moet een analyse ver.ichten van alle aspecten die belangrijk zijn voor de beslissingen die hij vóór en tijdens de zeilles moet nemen. Bij zo'n analyse moet in ieder geval aandacht besteed worden aan de volgende factoren: a. De beginsituatie var' elke zeíler artondeÈ
tijk:
Bijv.
tactisch inzicht, techniek, conditie,
motivatie.
b, De beginsituatie
bijv.
vaÍL de zeilersgroepi
groepssamenstelling, stuctuur €!l onderlinge verhoudingen. c. De beginsituatie vatde trainer: bijv. erva ng, eigen vaardigheid, motivatie, leidersschapstijl. d. De beginsituatie var. de overige Íactoren. bijv. accommodatie en vaarwateÍ, materiaal, beschikbare tijd, weersomstandigheden.
4
Fig. 1.2'Inschatterbeginsituatie' Relatie tussen beginsitaatie en doektelling In het model werd de beginsituatie uitdrukkelijk aan de doelstelling gekoppeld. IedeÍ leeÍproces kent eeÍr vertrekpuÍrt en een doelslelling. Gewoor ijk bestaat er een kloof tussen deze gewenste eindsituatie en de werkelijke
beginsituatie van de zeilers(gÍoep). DooÍ middel van de zeilles moet deze kloof overbrugd worden. Het doelmatig voorbereiden (plannen) van een zeilles vereist een analyse van de beginsituatie io samenhang met de doelstelling. De doelstelling geeft aao op welke aspecteÍr de beginsituatie geanalyseerd moet worden. Dit benadrukt nog eens het belang van het zo scherp mogelijk omschrijven van het lesdoel. Mocht het lesdoel niet op de beginsituatie zijÍr afgestemd dan loopt de traiDer de kaÍls te hoog of te laag te grijpen. Heb je wel de beginsituatie bepaald, maar gaat u lesgeven zonde! vooraf een duidelijke doelstelling te bepalen dan zal dit niet doeltreffend kunnen gebeuren. Om bepaalde lesdoelen te bereiken, moet de trairc! zich steeds rekenschap geven van alle, in verband met deze doelen, belangríke beginsiruatiegegeveDs. Deze gegevens dienen een hoofdrol te spelen bi de keuze uit de mogelijke middelen die worden aangewend in de lessituatie (leednhoud, organisatie, materiaal, leeractivileii en didactische werkvorm). In het wedstrijdzeilen op hogere niveaus zal de zeiltrainer zich niet alleen een beeld moe-
4S ott" u "ttouut*
Wat is lesgeven? ten vorÍnen van de techniek, tactiek en corditie van de zeilers, maar hij moet dit tevens plaatsen in het perspectief van het individu en het niveau van de zeilersgroep. Dit geldt evenzeer voor alle sectoren van het recreatiezeilen. Echter, daar is sprake van een andete doelstelling: meer recreatie dan prestatie. De beginsituatie van elke zeiler sfzonderlijk Nognaals : índíviduele verschíllen Wat voor beeld hebben wij van onze spolt? Wat is zeilen voor een activiteit, waarom doe je her en wat beleef je eraan? Vragen, waar in prircipe iedere zeiler een boodschap aan heeft en waar ieder ook ééÍr of ander antwoord op heeft. Als je lliet weet waarom jc tijd en ercrgie steekt in een activiteit weet je ook niet wat het de moeite waard maakt door te gaan, vaak ten koste van andere zaken. Orderzoek naar motieven van sportbeoefenaars in het nabije verleden heeft geleeld dat iedere sporter meerdere motieven aangeeft als zijnde voor hem/ haar belangrijk in de sport. In het algemeen komen als belangrijke motieven naar voreD: - lichamelijke activiteit/conditie verbeteren - sociaal contact - iets willen presteren - gezelligheid - beleving van het eigen lijf - zinvol/lerend bezig zijn in uw vrije tijd - direct contact met de natuurelementen
Het feit dat meerdere motieven
genoemd
worden en het feit dat die motieven zich over zo'n breed terrein uitstrekken, geeft al aan dat er nauwelijks gesproken kan worden van eeo beeld van een sport, maar dat iedere sponbeoefenaar zijn eigen beeld heeft en hanteert, Ook, ja juist iD de zeilspoÍ, zijn motieven meer gekleurd door de 'belevingskant' dan door de 'lichamelijke, inspaÍniÍrgskant' van sportbeoefening. Zeilen doet als activiteit ook een gÍoot appèl op geestelijke activiteit. Concentratie - attent zijn - signaleren en interpreteren - sllel beslissen - kemis hebben en hanteren en in veel gevallen, een bijzonder intensieve manier van samenwerken, zijn o.a. elementen die in de activiteit zeilen aan de orde zijn. Zoals eerder gesteld, heeft ieder z'n eigen
-
OPLEIDING EN
TRAININGd&
behoeften en motieven om aan sport te doen. Die liggen niet vast, maa! die ontwikkelen e! wijzigen zich ook weer op ondeÍdelen io de loop der tijd. Motivatíe
Al
eerdeÍ zagen we dat er bU ve$chillende zeilers, verschillende motieven en behoeftetr kuDnen bestaan om hun sport te bedrijven. Hiernaast bepalen factoren als gevoeleDs, karakter, interesses, angsten (faalangst), mentaliteit e.d. mede de motivatie van een zeiler of groep zeilers. Iemand die 'gemotiveerd' is om op topniveau de wedstrÍdzeilspoÍ te bedrijven, heeft een anderc motivatie dan iemand die zich meer in de recrcatiespoÍ thuisvoelt. Dit is niet verklaalbaar met de simlrcle veronderstelling dat de plestatiezeiler veelal meer aanleg heeft dan de recrcatiezeiler. Het is van wezenlijk belang dat de zeiltraine! probeert door observatie, gesprekken, opdrachten e.d. erachter te komel hoe de motivatie is van de zeile$ \ aar hij mee moet werken. Techniek, tactíek en condítíe
Hier spelen de volgende vragen: - In hoeverre beheersen de zeilers de basistechnieken en manoeuvres en eventuele bijzondere (gevorderden) tecbjdeken?
- In hoeverre geven de zeilers blijk inzicht -
-
te
hebben in de individuele tactiek en eventueel in de teamtactiek bij bijv. tearnzeilen? Hoe is de algemene conditie en de specifieke zeilconditie van de zeilers? Welke belasting tijdens de (conditie)traiaing is verantwoord en noodzakelijk? etc.
Het is van belang dat de zeiltrainer voor elke individuele zeilet deze vragen voor zichzelf, maar ook naar de betreffende zeiler toe, kan beantwoorden.
De beginsituatie van de zeilercgoep Een zeilles is niet alleen een optelsom van een trainer met een aantal zeilers die ieder hun eigen kwaliteiten hebben, maar ook en vooÍal een geheel, waarbij allen elkaar beïnvloeden. Hoewel wedstrijdzeilen (vooral in de éénmansboten) een individuele sport is, wil dat det
Wat is lesgeven? zeggen dat werken in groepsverband niet geschikt is. Integeldeel zelfs: wil men tot goede leerprcstaties komen dan zal men ook in teamverband moeten kunnen werken. Het zal de sfeer bij de zeilles ten goede komen en een
goed lesgeeftlimaat is de basis voor goede resultaten. Vele zeilers blijken juist het zeilen in groepen juist als pÍettig te ervaren. Over het algemeen zal een democratische manier van benaderen de beste rcsultaten geveÍl t.a.v het contact met de groep.
Enkele belangrijke factoren in deze categode zijn: - grootte en samenstelling van de groep (leeftijd, geslacht, aantal e.d.) - relatie tot de trainer - groepsprocessen en de daaruit vooItvloeiende sfeer - groepsstructuur (informele leiders e.d.) en groepsdoelen (prestatie of recreatie).
Fig. 1.3'Groepsdiscipline' Wat de zuivere feitenkenais betreft, moet een trainer zich er niet voor schamen om toe te geven dat hij iets niet weet of niet bcheerst.
Toch kan zo'n trainer via door hem goed De beginsituatie von de zeiltrainer Idealen eL behoeÍten van de trainer Leíding geven en zeker leiding geven in de sport, doet u niet zomaar. Ieder die zichzelf een leidinggevende rol toedenkt, doet dat op grond van bepaalde idealen eÍlof behoeften. voor ieder peÍsoon kunnen deze ve$chillen.
Een trainer hoon zích bewust te zíjn van z'n sterke en ?rakke punten
Ieder mens heeft zijn goede eigenschappen, maar ook zijn tekortkomingen. Frn aantal weze0lijke factoren is o.a. les8eefervaring. leideKchapstijl, vakkennis, eigen vaardigheid, motivatie, humor en creativiteit. Een trainer zal zich goed bewust moeten zijn varl zijn kwaliteiten erl de daarbi behorende grenzen van zijr lesgeefmogelijkheden. Als hij bijv. van zichzelf weet, dat hij slecht met jeugdige zeilers kan omgaan, zal hij niet zonder meer een groep jongeren moetel gaaÍr traircn. Als hij weet, dat hij een groep een goede discipline kan bijbrengen, kan hij een grotere gloep gaan trainen en ook minder strak georganiseelde lesvormen aanbieden.
geleide discussies en goede conclusies beslist tot aanvaardbale antwoorden komen en een zeer aanvaardbare les geven. Feitenkennis is in dit geval iets dat altijd bij te schaven is. Maar indien de trainer zich bewust is van zijn zwakke purten, moet hij daar ook wel iets aan proberen te doen. l-eiding geven. organiseren en improviseren, mogelijkheden scheppen, inzicht verschaffen, eothousiasme en optimisme uitstralen, dat is het werk van de tBiner. Een redelijke graad van deskundigheid op het gebied van wedstrijdzeilen is natuurlijk wel noodzakelijk. De trainer behoort zelf te weten op welk niveau zijn les nog positief effect kan hebben.
Beginsíluatíe van de overtge Jactoren
Onder deze categode vallen meer exteme factoren, die van invloed zijn op de zeilles zoals:
- kleding (wetsuit, droogpak, zwemvest e,d.)
-
accommodatie (hulp)materiaal - tijdsduur van de les - jaargetijde - weersomstandigheden (zon,
-
wind, tempera-
tuur e.d.) vaarwater (diepte, stroming, golveD, temperamur e.d,)
@
ott" u ttto"ut*
Wat ís lesgeven? Wee$omstandi{heden zíjn (natuurlíjk) van doorslaggevend belang Wind en golven hebben een grote invloed op de zeilles. Vooral irl de methodiek vaÍl de basisonderdelen moet de trainer deze factorcn verwerken. Bij minder wind zijn vele oefeningetr zeer goed mogelijk. Met wat meer wind en hogere golven wordt elk onderdeel een snrk moeilijker. De cyclus waamemen-denken-doen moet sneller plaatsvinden en vooral de beginnende wedst jdzeiler kan in moeilijkheden komen tijdens de wat zwaarderc onderdelen
kundige analyse een etoÍÍne hoeveelheid aao gegevens verzamelen. Men kan o.a. letten op: - het aan boord stappen - bewegen aan boord - schootbediening en hantering joy-stick - de wijze van sturen m.Ír. de gebluiknaking van zeilsturing en gewichtssturing en de mate van roeruitslag - maar ook op: inzet, voorbereiding, motoriek, conditie
van de zeilles. Dit heeft een ongunstige in-
Werken met opdrachten
vloed op het zelfvertrouwen van de zeilers en hun zin om te zeilen. De coÍnÍnunicatie valt bU veel wind bijna geheel weg, zodat een goede voorbespreking vooraf en een niet te ingewikkeld programma noodzakelijk zij!. Als de weersverwachting ongunstig is, stem dan het programma hierop af en werk altijd met een van tevoren afgesproken seinen. Indien er gestopt wordt, sta daÍl nooit toe dat er door enkelen doorgezeild wordt (vera woordelUkheid trainer). Vooral op open water is dit een zeer belangrijk punt. Goede informatie over het weer is onontbeerlijk!
Daamaast is het mogelijk om met behulp van het geven van geichte opdrachten en daaraan gekoppeld'aandachtspunten' het te analyser€n gedrag op te roepelr. Hieruit verklijgt metr vooral iÍ\zichtelijke en zeiltechnische informatie. Eer voorbeeld daarvan is de methode van niveaubepaling, waarbij met behulp van opdÍachteÍl de trainer met grote stappen door het progmÍnma gaat. vervolgens wordt er getracht een meer precieze indruk te kriigen van het niveau van de zeile! door middel van de detailleriog van de opdrachten. Wanneer de opdrachten voor een zeileÍ op een gegeyen
De wijze waorop de beginsituatie bepaald kan worden Gesprek met de zeilet(s)
Veel informatie komt uit een gespr€k met de zeiler z,elf. Hierin kofiên o.a.aarl de orde:
- doelstellingen, leerwensen
- motivatie - eventuele blessures - bezit Cwo-diploma's - leeftijd, ervaring in tijd uitgedrukt (weken, maanden, jaren)
- type boot (Optimist, I-aser, 420, 16í], Valk, etc.)
- functie aan boord (stuurman, bemanning) - van wie geleerd (familie, vriendeÍt, zelf,vcreniging)
- vaarwater (plassen, IJsselmeer, zee), Obsetueren
Een arder belangrijk middel voor de zeiltrai\et is het geicht bekijken, de obsenatie, van de zeilers tijdens de zeillessen en eventuele wedstrijden. Eierdoor kan men bij eeo vak-
OPLEIDING EN
TRAININCdM
moment te gedetailleerd blijken, weet de trainer wat de zeiler wel eo niet beheerst: het niveau is bepaald. Daarnaast is het handig om aan het begin van elke zeilles een eeovoudige opdracht mee te
geven, waarin het geplande, te observere4 onderdeel goed naar voren komt. De inschatting van het niveau kan dan gecontrole€rd worden. Als het beginniveau bekend is, kan de trainer ziin doel voor de les vaststellen-
2. Wat wil ik bereiken? (doelstelling)
De beantwoording van deze vraag zal direct beïnvloed worden door de beantwoording van vraag 1. BÍv: een groep beginnende zeilers hoeft llog geen wedstrijdtechnieken te oefenen. Het vaststellen van het lesdoel moet via goede communicatie met de to tninen groep totstandkomen. Immers, dit zal de motivatie van de groep ten goede komen (venrouwensrelatie). Vaak zal een lesdoel pas na een eerste les bepaald kunnen worden. Het doel yarl deze eerstc les is dan: het bepalen van het beginniveau van de groep.
Wat is lesgeven? ZoÍE voot een goede opbouw. Conditie, techniek, tactiek moeten geleidelijk opgebouwd worden. Ook de wijze waarop de groep zijn activiteiten wil bedrijven, prestatiegericht of recreatief, bepaalt mede de lesdoelstellingen. De les is dus duidelijk gericht op eeÍ]. posítiel efect voor diegerc die traint. Dit positieve effect zal bïvoorbeeld voor eeÍr wedstrUdzeiler bestaan uit het behalen van een beteÍ wedstdjdresultaat. De zeilwedstrijdÍainer/-coach zal eenzelfde hoofddoelstelling hebben, maar daarbij deze hoofddoelstelling moeter splitsen in doelstellingen en subdoelstellingen om er in de praktijk mee te kunnen werken. Voorbeeld: Hoofddoelstellingen wedsrrijdt raíni ng : - Beter leren wedstrijdzeilen. - Het berciken (en verbeteren) van prestaties in de zeilspon. Doelstellingen: - verbeteren tactiek; - verbeteren conditie (mentaal, fysiek). Subdoelstellingen: - verbeteren tactiek in kÍuisrak en bij het boei ronden; - verbeteren aerobe uithoudingsve[nogeo van armspieren en dijbeenspieÍen. Daarnaast moet een trainer eryan doordrongeÍr zijn, dat hÍ een plaats inneemt in het totale gebied van de opvoeding. Hij zal een taak hebben op het terrein van bijv.: Sociale eoming: - samenwerken, functioneren in een groep. PresÍatievorlning: - het leren kennen en accepteren van eigen capaciteiten - de bereidheid tot het leveren van prestaties.
Bij de tot standkoming vaÍr een verantwoorde en goede les moet de basis uit een goede overweging van al deze factoren bestaan, Daarbij komen nog andere gegevens, die een meer directe en concrcte betekenis hebbeÍr voor de inhoud van de les.
3. Hoe moet ik ltet bereiken? (lesgeeÍsituotie) Heel in het algemeen gesproken, vormen de lessen die men Eeeft het niddel om een doel
te bereiken. De zeiltrainer probeeÍ vanuit de beginsituatie de gestelde doeleo te bereiken. Hiertoe moet hij de zeillesgeefsituatie gaan ontwerpen en inrichten.
Hierbij zijn de volgende vragen yan belang (Zie ook het analyse-model op blz. 4): a. Hoe moet ik de lesinhoudeD kiezeÍr?
(=
leerinhoud) b. Hoe bied ik het aan? (= didactische werkvorm) c. at moeteÍr de zeilers doen? (= Ieeractiviteit) d. Op welke wijze moet ik de lcs organiseren? (= organisatie) e. Welke hulpmiddelen gebruik ik? (= media eD materiaal)
\
In het navolgende gaan we wat dieper op
de
afzonderl ijke vragen in.
Hoe moet ik de lesínhouden kiezen? Onder lesinhoud verstaan we datgene, wat overgedragel wordt aan hen die de les krijgen' Oefenstof en methodiek
Vaak wordt dit ook wet oefetstof en methodiek genoemd. Methodiek Eaat oyeÍ 'wat' \ aan de zeilers leert en ,lr? welke yolgorde' u dat zal doen (stap voor stap, opbouw in trappen; de methodische opbouw). Er is een aantal principes waarmee de trainer rekening moet houden bij de keuze van lesinhouden. Zo moeten de lesinhouden doelgericht zijn en aangepast aan het niveau van de zeile$ (= beginsihratie). Ook moeten ze een juiste moeilljkheidsgraad hebben en afgestemd zijn op de mate waarin de zeile$ belast kuonen wordeÍr. Hoofdstuk 3 'Methodiek' is in zijn geheel aaÍl deze problematiek gewijd. Hoe bied ik het aan? Didac tísc he we rkvorme n Hieronder verstaan wij de manie! waarop de trainer de lesinhoud aanbiedt, de didoctische werkvom. De verschillende didactische werkvonnen die er zijn, kun je indelen naar de manier van contact tussen de traine! en de zeiler(s). Er zijn grofweg drie mogelijk:heden: l. Docereni de trainer biedt de stof aa! a. Yertellen, uitleggen;
4S
otut u
"uto"uu*
Wat ís lesgeven? b. voordoen. 2. Gespreksvormt trainer en zeiler(s) zijn beideo actief a. vragen (inleiding, napraten); b. discussie. 3. Opdrachten'. de zeilers zijn actief, de trainer is 'alleen' begeleid€nd a. open opdracht (zelf ontdekke!). b. gesloten opdracht (oefenen, testeÍl),
- uniformc afspraken; - bij de diverse techdsche manoeuvres; - bepaalde houdingen bijv. het hangen.
Bij de didactische werkvom 'doceÍen' heeft de trainer een belangrijke rol. Daarom is hierbij de afwisseling, presentatie en opbouw van groot belang. Ook moet hii eryoor zorgen dat de zeilers veel doeÍr en niet alleen luistereo naar eeÍr mooie uitleg,
aet,t1!
.. g,J -?lri
Fig. 1.4
Ad 2. Gesprekeo,m 2.a. Leergesprek Iliermede wordt een gesprek bedoeld dat door de trainer gestuurd wordt, meestal doordat hij vragen stelt (iDdividueel of aan de hele groep)Dit is bijv. geschikt bÍ: - het leren van principes/inzichten (vaak dus); - het napraten over een manoeuwe (techniek of tactiek); - jong en oud.
'De zeileÍs zijn actief
Het is van belang de meest geschikte werkvorm(en) te kiezen. Dat wil zeggen: als je je doel, beginsituatie en leerstof weet om die werkvorm te kiezen waarmee je het best/snelst Ad
uitleggen doe iebi:v.i
je iets irÍeidt; - bÍ uitleg nieuwe oefeningen en afspraken (bijv. veiligheidsregels van de les;) - vaak bij theorie;
-
als
- als je complexe
manoetlvres
wil
samenvaF
ten: geïtteresseerd
zijn in de achtergronden. voordoen hoort bijv. bij jonge zeile$ die nog moeilijk abstract kun-
1.b.
nen denken; zaken die moeilijk rclltack gebaren;
oPLErDrNc EN
'doceren', maar het lendement
is
dikwijls
hoger.
Ad 3. Opdrachtvorm Een opdmcht kan heel gesloten zijn, d.w.z. je
roept als traine! heel gericht een
bepaalde
handeling/gedrag op.
- vaak bij oudere zeile$ die
-
Bij de didactische werkvorm
'gesprcksvorm' goed gemotiveerd zijn. dat de zeilers is nodig Verder kosten deze vormen meer tijd dan
uw doel bereikt.
l. Docercn La. venellen,
2.b. Le e r línge n- ge sprek Dit is een gespÍek waarbij de zeilers ondcrling praten en de trainer alleen gesprekspadner is. Deze vorm is bijv. geschilÍ: - bij een discussie over eett probleem dat zich voordoet (bijv. uit het roer lopen); - om de zeilers wat meer betrokken te kdjgel als ze wat passief zijn geworden; - om als trainer te zien wat de zeilers begrepen hebben van een stuk instructie.
uit te leggen zijn, bijv.
rRArNrNGd&
Een opdBcht kan ook heel open zijrt De zeiler kijgt veel ruimte voor eigen ideeën. Het voordeel van een open opdracht geven. is dat u als trainer veel informatie klijgt over wat de zeilers het meest bezighoudt. Een nadeel is echter dat het veel (tijd) van de trainer eist, ook qua logische opbouw. De trainer geeft biv. een opdracht als 'Vaar daar maat
9
Wat is lesgeven?
of 'ga trainer heeft nog heel maar inzeilen'. De
daardoor o.m. onveilig. Contact met zeilers raalÍ zoek, indien
weinig uitgelegd, maar de zeiler ontdekt door deze opdracht veel zelf. Dit is bijv. geschikt: - als aanvoelen door de zeiler belangrijk is; - als inzicht belangrijk is (bijv. sturende werking van zeilen); - om zeilers wat actiever te krijgen; - om zeilers tg laten ontdekkel wat de verschillende aspeclen van een manoeuvre zijn (btv, aan de wind aankomen).
baanvorm niet goed is gekozen. 3. halÍ gesloten opdrucht oefe[iÍtg. Bijv. een 'straat' opkruisen, zelf zien aankomen wanneer overstag gegaao moet worden. goed Voordeel: groep elkaar waardoor oveEicht behouden blijft en er vrij gemakkelijk aanwijzingen gegeven kunnen worden. Nadeel: de straat kan voor sommigen te moeilijk (e smal) en voor anderen te makkelijk Ce bleed) zijn. Bij draaiende wind zijn veel boei-aanpassingen nodig. 4- gesloten opdracht oefenit].9- Bijv. op fluitsignaal van de trainer in door trainer bepaald tempo overstag gaan (commando oefening). Voordeel; overzichrelijk, strakke organisatie. glote (gecontroleerde) oefenintensiteit mogelijk. Nadeel: geen ruimte voor eigen inbreng, eigen creativiteit en daardoor niet direct geÍicht op de wedst jdsituatie.
heen elr let op wat er allemaal gebeurt'
Met name bij de didactische werkvorm 'opdrachtvorm'zijn de zeilers actieveÍ, meer gemotiveerd. Het kost echter veel tijd eo een uitgekiend prcgramma is derhalve vereist. Algemeen
Bij bijna alle werkwijzen van een trainer valt een accent aan te bÍengen voor wat betreft de mate waarin de docent rcsp. de zeiler de actieve .ol venult. zo weÍkt de traircr op het water meestal met opdrachtvonnen, waaÍdoor de zeiler een meer actieve rol vervult. Toch
kan de trainer deze activiteit beperken of verruimen (geslolen en open opdracht). Een voorbeeld: Methodísch gezien is het aar elen van de rolltack het beste in de opbouw: l. (leren) kennen van de rolllack in theorie: 2. rustig in eigen tempo beginnen; 3. daama tempo langzaam opvoeren; 4. tenslotte in hoger tempo op onverwachte momenten toepassen (automatiseren/fixeren).
i\
bltft
Zo zijn
bij
q
nog meer vonnen die bijna allen gesloten half zijn, maar de mogelijkheid hebben om ze meer of minder open te gebruiken: wedstrí dvotm'. Na de startprocedure en de uitgelegde baatr zelf de snelste route kiezen. Speelse oeÍenvom:
Didactische werkvormen zijn dan: 1. yia voordracht een voorbeeld aanreiken hoe de rolltack werkt, eventueel visueel toelichten met behulp van videobeelden. 2. open opdrachti bijv. in een rechthoekbaan met een behoorlijk kluisrak met veel Íuimte zelf bepalen wanneer, waar en in welk
tempo gerclltacked moet worden. Verloop van de beweging staat centraal. Voordeel: zeilers kijgeo zelfstandigheid
en trainer kan zijn aandacht meer op details richten. Hij hoeft 'Ífets' te leiden.
Nadeel: Kan orcverzichtelijk 10
Ook hier is sprake van spelrcgels die het accent bij trainer of zeiler kunnen legge!. De speelse oefenvorm is eigenlijk oefenen van bÍv. eeo bepaalde techaiek waarover een spelsausje is gegoten door de trainer om bijv. de motivatie bij de zeilers te verhogen. SpeI',/omi
BinneÍl gestelde spetregels een bepaalde activiteit uitvoeren. De mate waarin de spelregels de zeilers beknotten in hun eigen inbreng bepaalt de geslotenheid van deze opdracht-
voín, worden en
@
ottt u ttto"ut..
Wat is Iesgeven? d. beschikbaarheid kainers en/of assistenteD; e. mogelijkheid aanwijzilgen te geven. Wat moeten de zeilerc doen? Met leeractiviteit wordt bedoeld hoe de zeile$ omgaaÍr met de taken die ze kdjgen Dit kan variêrcn vall vrl passief tot heel actief, zoals: - luistercn - meedenken bij doceren - memoriseren - begrijpen
- antwoord geven - Yragen stellen - discussiëren
Fig.
1.5
'Spelvonn'
Orgsnisotievonnen
Bij al deze werkvormen kan vaak nog gekozen worden voor een bepaald tempo en intensiteit bepaleijde
o
ryanióatí evormen, bijv. I
EstaÍeftevorm Een ktein deel van de groep werkt gelijktijdig, EÍ wordt om de beurt een opdracht uitge-
voerd,
- nadoen - oefenen - experimenteren - zelf ontdekken - spelletjes doell - wedstrijdjes
gespreksvorm
bij opdÍachten
Op welke wijze moet ik de les organiseren? De olganisatie kunt u zien als het cÍeëren van de juiste nndvoorwaarden waarbinnen de geplande lesonderdelen zich kunnetr afspelen. Daarbij spelen bijY. een rcl;
- veiligheid
Parcoufsvorrn verwijst naar een op eigen tempo te volgen, vastgelegde baan en daarmee vastgelegde maloeuvres/technieken. De hele groep werld tegelijkertijd. vanzelfsprckend woÍden vaak combinaties van deze werkvormen gebruikt, Ëen goede afwisseling is aan te bevelen, ook omdat de ene zeiler meer gemotiveerd wordt door een bepaalde werkvoÍn dan een andere zeilet.
Bij het kiezen vaÍI de werkvorm
moet
de
trainer zich afvragen of de gÍoep een bepaalde vrijheid aankan, maar ook of hij voldoende mogelijkheden heeft tot interactie tussen hem en de groep. Irferactie is noodzakelijk om goede aanwijzinge[ te kunnen geven en de vorderingen op de voet te kuDnen volgen. Zo zijn er nog andeÍe belangrijke punten. De belangrijke criteria zijn: a. oefedntensiteit: b. veiligheid; c. aansluitend bij niveau van de groep;
OPLEIDING EN
bI
TRAININGd&
- de indeling in groepen - de situatie (bijv. de te varen baan) waarin het beste geoefend kan worden, het komen tot die situatie en het ovelgaan van de ene si$ratie in de anderc
- het uitleggen
val de baan (plaats,
vorm,
efficiëntie) opstelling groep, materiaal, trainer tijdsindeling - afspraken met trainers en zeilers - taakerdeling trainers/helpers - mateliaalgebruik.
-
Indien de organisatie door een tlaine! goed verzorgd is, kan er effectief worden getraind. De wijze waarop de trainer verder met de leerinhoud/oefenstof en zijn didactische aanpak te werk gaat, bepaalt velde! de kwaliteit van de les.
11
Wat ís lesgeven? Veiligheíd
Eén van de belangdjkste . factoren staand
rijtje is
in
lijkheid, neem een aansprakelijkheidsclausule op in het inschdjfformulier van de
boven-
vanzelfsprekend de veiligheid.
-
Fig.
1.6
'Veiligheid'
Onderctaa[d treft u een overzicht aan van punten die betrekking hebben op de veiligheid binnen je les. Punten waarop te lerren. zijn: - spreek algemgne signalen af voor: * ik heb hulp nodig * oDmiddellijk stoppen met de les en terug
-
naar de haven goede verhouding aantal volgboten en aantal lesboten sprcek met volgboten af wie welk gebied of wie welk deel van de groep best4jld per volgboot 2 man, anders is goede hulpverlening onmogelijk (zie ook deel II, hoofdstuk l: Volgboot varen) verwijder je met de volgboten niet te ver van de groep
- deelnemers aan de les moetel beslist bij elkaar blijven - stel zwemvest verplicht en bij koud weer een wetsuit - drijfvermogen in de schepen moet aan de eisel voldoen - weerbedcht goed beluisteren en zelf het weer in de gaten houden - 'veilig' vaarwater - jaargetijde - temperahrur water, onderkoeling (zie ook deel II hoofdstuk 4: SpoÍgezondheid)
- verzekering m.b.t. wettelijke
t2
aansprake-
deelneme$ (zie ook hoofdstuk 8: Bijlagen) goede organisatie voor medische hulpvedening (EHBO-kist, arts) contact met waterpolitie of andere autodteiten maak jezelf en alle andere trainers bekend met de mond-op-mond-beademing (zie ook deel II hoofdstuk 4: Sportgezondheo deelnemerc moeten kunnen zwgmmen zorg voor reddingsmiddelen; vlaggen, signalen, sleeplijnen, staaldraad, knijptang, etc.
Welke hulpmiddelen gebruik ik? De keuze van je materiaal eÍI de media hangt nauw samen met doelstellingeo, leshhouden, didactische werkvormen en organisatie. Je kunt hierbij aan de volgende zaker denken: 1. Accommodatie a. 'veilig' water en geschikt voor oefeningen met alle windrichtinge[ b. verwarmde kleed- en doucheruimte en
sanitair
c. verwamde ruimte voor theoÍie, voorbespreking en nabespreking
d. aanwezigheid van telefoon eÍI telefooDDummer van bereikbare arts
e. helling of andere iDrichting Yoor te water laten van schepen gelegenheid voor het parkercn vao bote! g. ruimte om te sleutelen.
f.
Hulpmateriaal minimaal 2 volgboten met liefst daar nog ecn 'moederschip' bij b. inventads volgboten: pagaai, anker elr ankertros, zwemvesten, gereedschap, reservesluitingen en wat lijntjes c. minimaal 5 boeien met ankeÍs (of staken) d. megafoon scheepshoom, fluit, o,i.d. 2. a,
f. seinvlaggen g. windvaan of wollen dnadje (evt. kompas) h. stopwatch of goed hodoge
i. notitiemateriaal j. bord en kijt
eD,/of taperecorder
k. ÉHBO-kist
l.
windmeter
m. videorecorder n. staaldraad kniptang
+
scherp mes
@
ott"
u
"utotu^
Wat is lesgeven? 3. evaluatie van de les
o, sleeplijn p. portofoonset q. verrekijker,
I.
Vaak is veel inzet van de trainer noodzakelijk om aan deze minimum eisen te kunnen voldoen. Met veel tacl en met de medewerking van de ouders van de getrainden lukt het meestal wel om al het materiaal bijeen te brengen.
4. Wat heb ik bereikt? (evsluatie) Deze vraag karl gesplitst worden in
4
delen,
n.l.: a. hoe heb ik de les gegeven? b. wat hebben de deelnemers geleeld?
c. in hoeverre heb ik de doelstelling beleikt en is de keuze van de middelen doeltreffend geweest? d, hoe gaan we nu vetder? Door op al deze vragen zeer kitisch een antwoord te forrnuleren, kan er plarunatig een bijstelling van doelstellingen en werkwijzen plaatsvinden. Het voorkomt dat eerl trainer op goed geluk te werk gaat en dat er in de totaliteit van de lessen eeo onsamenhangeod geheel ontstaat.
Met betÍekking tot b. valt te vermelden dat merr over het algemeen moeite heeft om lesresultaten goed te meten. Het is daarorn van belang om eerst duidelijk vasl te stellen hoe de beginsinrade is (op welk niveau zit men) en later te testen in hoeverre er nu inderdaad iets in dat niveau is veranderd. Deze meting zal ergens aan het eind van de lesdag/-periode plaats moeten vinden en de trainer zal daarvoor be$,rrst ruimte in ziin programma moeten inbouwen.
1.3 Planning op micro-niveau ile samenstelling van een les Een veel gehanteerde lesstructuur voor zeilles is de volgende l. voorbereiding van de Ies 2. de les op het water, bestaande uit: - voorbespreking - praktijk op het water, de kem - nabesprcking
OPLEIDING EN
TRAININGdffi
een
De
le svoorbereiding
Goed lesgeven is geen eenvoudige opgave. Om te voorkomen dat de zeilers tijdens een les doelloos worden beziggehouden, is het noodzakelijk om vaÍl tevoren eeÍr lesplan !e maken, Zonder voldoende voorbereiding katr men geeÍr goede les geven, In de lesvoorbereiding wordt het plall opgezet met behulp waarvan de trainer gaat lesgeven. Hij plobeert te voorzien welke moeilijkheden de les kal opleveren erl tracht deze bij voorbaat te voorkomen of op z'n minst een oplossing achter de hand te hebben. Zodoende kan hij het doel dat hU in zijn les wil bereiken wellicht realisercn. Uitgangspunt is dat in elke les een plan is te onderkennen. Dit is de reden dat volgens het in de vorige paragraaf gepresenteerde lesgeefanalysemodel gewerkt wordt. De evaluatie is hierin van wezeÍ ijk belang in verband met de bepaling van de vooruitgang en de doeltealisatie. Aan de andere kant moet er irr iedere les
ruimte zijn voor initiatief, inruïtie, improvisatie, inspelen op de ideeën van de zeilels en het niet uitkomen van de gestelde verwachtiDg omtrcnt de weersomstandigheden, het niveau van de zeilers e.d. Het moet mogelijk zin dat de daadwerkelijk gerealiseerde les afwijkt van de vooraf gemaakte lesplanning. Een lesplan moet voldoen aan de volgende vootwaatden: - EÍ moel een zwaartepunt in de les zijn. - Er moet aandacbt besteed worden aan facetten als: techniek, tactiek, wedstrijdregels, conditie en mentaliteit. - Er moet voldoende aandacht zijn voor de veiligheid. - Er moet voldoende tegemoet gekomell worden aan de bewegingsdrang: een juiste dosering van omvang en intensiteit van de trainingsprikkels (de fysiologische of inspanningscurve van de training). - Er moet afwisseling zijn in spanning (concentratie) en ontspanning (plezie!) (de psychische curve van de training). - Er moet een methodisch-didactische sameohang zLin mer de periode- ofjaarplanning.
13
Wat ís lesgeven?
2. De les op het watet De les op het water bestaat gewooÍÍijk uit: - een voorbespreking; - de praktijk op het water, de kem; - een nabespreking, De voorbespreking EeD les op het wate! staat of valt met een goede voorbespreking. Onduidelijkheden hierin worden dircct afgestraft op het water (bovendien kunnen er gevaarlijke sihràties ontstaan). Eenmaal op het water zijn de communicatiemogelijkheden beperl:t en verlies je vrij snel het contact en het oveEicht. FÉn goede voorbesprekilg bevat teminste de volgende onderdelen: - Het doel van de les/de leerstof (wat ga je
-
doen). Aandachtspunten (waar moeten ze op letten). De te varen baan en het vaarwater (oefe-
ning).
- De organisatie (afvaart/aankomst, tijdsafspraken).
- Signalen (terug naar de haveÍ/wal, veza-
melsein/aandachtssein, volg de begeleidingsboot, volgende oefening/opdracht). Resumé (baan, aandachtspunten en belangrijkste signalen).
I. U. III.
IÍÍeidend gedeelte. Kern. Afsluitend gedeelte.
I.
Inleídend gedeelte Dit deel volgt logisch op de voorbespreking en kan gezien worden als 'warming-up' op het water. Het gaat om het te water laten van de boten, het in de sfeer van de les komen, het wennen aan de wee$omstandighedetr eII he! schip, het fysiologische opwarmen van het lichaam etc. Met behulp van een v open opdracht (bekende of eenvoudige oefensto0 gaan de zeile$ zelf inzeil€n'. De hhoud en de duur van de inleiding worden uiteraard afgestemd op de activiteiten die daama ter realisering van de doelstelling in de kem aan de orde komen.
j
II- De kern De keuze en ordening van de lesiDhoud
en
activiteiten in het centrale gedeelte van de les worden uiteraard bepaald door de concrete doelstellilg die eerder geformuleerd is. Wanneer de doelstelling gericht is op de techniek zal de kem één of meer fasen uit het technisch leerproces omvatten, Als zodanig kan e! vaÍF een ddetal lestypen gesproken worden: de 'leerles', de 'oefenles' en de 'trainings- of toepassingsles'. In de meeste gevallen zullen echter, als de duur van de les dit toestaat, twee fasen uit het leerproces moeten worden doorlopen. De kem van de les bestaat dan uit twee delen:
II A. Het aanlerend en/oÍ oeÍengedeehe (Techdsch-tactisch eÍ/of tactisch-techÍisch) In dit eerste kemdeel worden oefeningen
praktijk op het water Voor de les op het water is de volgende indeling goed bruikbaar:
De
14
gegeven met het accent op de techniek alsmede enkele oefeningen met het accent op de tactiek: technisch-tactische oefenilgen èn ook tactisch-technische oefeninge[ Technisch-tactisch: - l-eren (ervarel) van grove techniek(en). - Oefenen (automatisercn) van verfijnde techniekeD, Alle basistechnieken en bijzondele technieketr. Tactisch-technisch: - l,gren (ervareÍI) van tactische principes. - Oefenen (auromaliseren) tactische principes Alle basistactische (en -srrategische) principes.
4S ott" ,t "ttotut*
Wat is lesgeven?
II B. Het toepassingsgedeehe
-AanwUzingen algemeen/individueel: veel
(Spel en/of wedstdjd) In het tweede kemdeel wordt bij voorkeur het geleerde uit het eerste kemdeel toegepast. Dat kan in de vorm van een spel, een volledige wedstrijd, maar ook in vereenvoudigde wedstrijdsituaties, Het gaat dan om het toepassen van: - technische aspecten; - tactische aspecten; - fysieke en mentale aspeclen; - wedstdjdregels.
voorkomende fouten worden opgehaald en besproken (oplossingeÍ/ aÍderc mogelijkleden aangeven); per zeiler geeft de trainer feedback over zijn lunnen. De mate vatr beheersing wordt aangegeven. - Doelstelling vooÍ de volgende les. Hoe nu verder te gaan? EeÍt volgend programmaonderdeel kan worden aalgegeven. Per zeiler aangeven waarmee hij de volgende keer verder gaat. Dit laatste punt kat tevens een voorbespreking inluiden.
Veelwldig varen van wedstrijden is de aangewezen manier om te leren wedstrijdzeilen of om 'bete!' te leren wedstÍtdzeilen. Daarom dient er in iedere les een behoorlijk deel van
de beschikbare tijd gereseryeerd te
wordeÍr
voor het varen van eenvoudige wedstrijdvormen of een gehele wedstrijd, Het laatste deel moet eigeDlijk het hoogtepunt van de les vormen.
I- ÁÍsluítend gedeelte Naa. de wal, opÍuimen boteÍ/materiaal en
de
nabespreking.
De nabespreking In de nabespreking wordt de les nog eens in het kort doorgenomen en evenfuele knelpunten met de zeilels besproken. Aan de hand van de gekozen aardachtspunten wordt nagegaan hoe één en ander op het water is verlopen. Zowel de dingen die goed zijn gegaan als de moei lijkheden worden besproken. De volgende structuur wordt bÍ de nabespreking meestal aalgehouden:
-'Stoom afblazen' dooÍ de zeilers. Op
-
het
water hebben de zeilers weinig mogelijkheden om met elkaar te praten. T;jdens dit deel van de nabespreking wisselen de zeilers hun ervaringen uit en worden de moeilijkheden doo! hen genoemd, Vaststellen leerresultaat: aan de hand van de aandachtspunten en foutenanalyse geeft de trainer aan, zowel algemeen als individueel, wat goed en fout is gegaan. Handig hulpmiddel om het verloop les weer bij de zeilers iÍl herinnering te brengen, is (in ctuonologische volgorde) de gebruikte baDeÍ/situaties op het bord te zetten.
OPLEIDING EN
TRAININGd&
3. Evaluatie van
ale les De waardebepaling van de les. Na de les volgt contrcle op wat goed en fout ging. Een slechte les ligt meestal niet aan te kort geschoten activiteit van de zeiler of gebrek aan interesseZeilers laten meewaarderen: - wat heb je geleerd? - wat ging er goed? - vond je het leuk vandaag?
'Het ís de kunst om als trainer eruí, te halen, wat erin zit' Enkele kanttekeningen bÍ deze indeling: - Zoals reeds summier aangegeven, moet de methodische opbouw in elk lesdeel zolgwldig gekozen worden (zie hiervooÍ hfdst. 3). - Deze indeling moet alleen beschouwd worden als een richtlijn. Het is niet altijd mogelijk en zelfs niet nuttig deze indeling strilit te handhaven. FrEn vloeiende en ongemerkte overgang tussen de ve$chillende delen is wenselijk. - In hoevene de lesdelen op elkaar afgestemd kunnen en moeten zijn binnen een les zal o.a. afhankelijk zijn var de periodeplaDning en van de wedstrïdanalyse. - Ook bij lesgeven aao jeugdigen, zowel in de basisles als in dê opbouwles, kan vall deze indeling worden uitgegaan. In het tweede deel van de kern kunne! verschillende waterspelen uitstekend ingepast worden. - Zeket d,e beginnende tlainer zal aan deze indeling enige steun hebben als methodisch hulpmiddel. Naarmate de ttainer meet eryaring heeft, zal deze een eigen stÍl van les geven ontwikkelen en daarbij vaak ook eeD eigen stuctuur hantercn-
15
llat
is lesgeven?
1.4 Het uitvoeren van de les In de vorige paragrafen is duidelijk gewoÍden dat een goede amlyse (paragraaf 1.2) en een degelijk plan (paragrafen 1.3) aan een les vooraf gaan. In deze paragraaf wordt ingegaan op een aantal punten die bij de uitvoering van belang zijn. Indien de tainersituatie op het water goed is ingericht (m.n. qua organisatie en veiligheid), de zeilers zijn bezig en het loopt zoals verwacht (volgens 'afspraak'), is niet het moment aangebrcken waarop de trainer achterover in zijn boot op zijn lauweÍeII kan gaan rusten, integendeel!
Iriding
geven, organiseren en improviseren. mogelijkhedel scheppen, iÍlzicht verschaffen, enthousiasme en optimisme uitstralen, stimuleren, dat is het werk van de trainer. De zeiler komt immers om een positief effect te bereiken. Tijdens de les op het water moet de trainer minimaal aÀn de volgende zaken aandacht besteden:
- Het controleren van de juiste ligging
en
lengte van de baan.
Het is van belang dat de lengte van de baan op de juiste wijze wordt aangepast aan de snelheid van de schepen. Door deze enigszins aan de korte kant te houden. kan het oefeneffect worden verhoogd.
Een trimoefening vercist nahrurlijk langere
-
rakken; Assisteren bij omgeslagen boten en schade; Observeren en het maken van foutenanalyses van de zeilers: Het geven van individuele aanwijzingen (en stimuleren); KoÍte tusseftijdse evaluatie: hierin geeft de tÉiner de zeiler aan de hand van de gemaakte foulenanalyse aanwijzingen en nieuwe informatie. Voorwaarde voor eeo optimaal
is wel dat de zeiler ook direct nadat hij de informatie gekregen heeft deze meteen kan toepassen en daarna zijn fouten karl velb9teren. leereffect
Lesgeven op verschillende niveaus BeginneÍrde trainers hebben de leiging de les af te stemmel op het gemiddelde niveau van de giocp, mct als gc'iolg dat het lecrresuliaat van een aanlal zeilers zeer laag is (in sommige gevallen zelfs géén leerresultaat). Verschillen
t6
qua leelstofbeheersing komen in de praktïk vaak voor: even zoveel niveaus als er leerlingen zijn. Daamaast zal door de les het niveau van de zeiler voondurend veranderen. Het is dan ook gewemt om deze veranderingen te blïven volgen en hier steeds op in te spelen. Het geven van een les houdt in dat de aandacht van de trainer door zeer velen opgeëist vordt. Derhalve wodt het lesgeven op ieders niveau (niveaudifferentiatie) een hele opgave. Moeilijkhedeo die hierbij Ítaar voren komen, zijr, - het aantal aandachtspunten neemt toc; - terugkoppelen vergt meer tijd (de voor- en nabesprekingen veryen meer tíjd); - de gehele organisatie wordt complexer; - warurcer er op meerdere banen gevarcn wordt, is het overzicht moeilijke! te houden; - het vinden van de juiste opdrachten en oefeningen vereist een grole mate van creativiteit. Praktische mogelijkheden om niveauverschillen zijn:
- twee
of
in te spelen op
meer groepen van gelijk niveau
formelen;
- het varen op meeÍderc banen tegelijkenijd; - het geven varr verschillende opdrachten aan de zeilers:
- een grotere mate vaÍr detaillering
toepassen
bimeo de aanwijzingen die gegeven $,ordeq - een combinatie van bovenstaande mogelijkheden.
Aanwijzíngen geven op het water RondkÍkend tijdens de diverse lessen die bij verenigingen en klasse organisaties worden gegeven, merk je snel waar van effectief lesgeven gesproken kan worder en waar niet. Een voor het leerresultaat de belangrijkste, maar meteen ook één van de moeilijkte onderdelen van het lesgeven, is de manier waarop de tminer zijn feed-back (aanwïzingen) op het water aan de zeilers geeft. In dit voorbeeld wordt de fouteDanalyserende benadering, waarbij gewerkt woÍdt op inzicht, behandeld. voor de jongste zeilers vaak nog niet toepasbaar omdat zij Dog meer op het gevoel zeilen. Omstreeks 12 à 14 jaar krijgt hier ook het welken met inzicht meer aandacht.
@
ott" u t"touu*
Wat is lesgeven? Lesdoelstelling: Aanleren bovenboei scherp aanzeilen (dwarspeiling). Het gaat hier om een gÍoep Laser
zeilers.
In de voorbespreking is
Methode 1:
Trainer A vaart naar de bovelboei en zegt daar, iedere keer als iets dergelijks gebeuÍ, tegcn de betreffende zeiler dat de boei werd overzeild. De zeile$ blijven echter in derc 'fout' volharden. Trainer A merkt op dat zïn aanwijzing geen effect heeft en gooit het, terecht, over een anderc boeg. Hij vaart naar de plaats een eindje bove[winds van de plek waar normaal gesprcken volgens hem overstag gegaan dient te worden. Het resultaat verbetert aanmerkelijk. Ëchter enkelen blijven volharden in oveneilen. Trainer A vaan nu precies naar de plek en legt zijn (rubber)boot dwars in het vaalwater van de 'dissidenten', Het resul-
taat is zoals verwacht verbluffend: de hele groep vaaÍ de boei goed aan. Trainer A ziet resultaat en heeft de zeilers even een lesje geleerd.
Methode 2: Trainer B constateed dat veel zeilers ter hoogte van de plek waar gepeild moet worden, nauwelijks rust in hun boot hebben. Hij verlengt het kruisrak en vraagt de zeile$ onderling een ruime afstand te nemen alvorcns het kruisrak in te gaan. Gevolg: de zeilers hebbel tijd om zich geheel op de peiling te colcentrercn en worden niet door andere boten afgeleid, Hij vaart nu naa! de bovenboei, observeert daar elke peiling goed, laat elke zeiler na de bovenboei te hebben gerond langszij komen en vraagt daar wat ze van de net gemaakte peiling vinden, Enkele zeilers geven precies aan wat er nog aan schort. AaÍl heo vraagt de trainer hoe ze de fout gaan corrigeren. Enkelen geven direct een juiste oplossing en krijgen van de trainer een hint om dat maar even uit te testen. Bij de anderen vraagt de tniner gericht door en komen deze zeile$ ook 'zelf tot een juiste correctie.
TRAININCdb
naar voren:
a. Slechte overstagmanoeuvre, waardoor
aandacht
besteed aan motivatie van scherp aanzeilen en aan de techniek ervan. De trainer heeft gezorgd voor een driehoeksbaande met een kruisrak erin. Er wordt geconstateerd dat bijna alle zeilers de boei ruimschoots ovelzeilen.
OPLEIDING EN
Als oorzaak van de fout komen diverse zaken
b,
goede peiling om zeep geholpen wordt. Slecht aan de wind zeilen, waardoor dwars-
peiling det opgaat. c. Stijve nek van de zeile!. d. De opvatting dat steeds ecn vijftal meters overzeild moet woÍden om de boei snel te ronden. e. Een niet voldoende diep gestoken zwaad. Gewoon niet goed peilen,
f.
g. Concentrati?roblemen door kou, vermoeidheid of wellicht een eentonige of te moeilijke oefening. De trainer kijgt door deze individuele beoadering een schat aan gegevens, waarmee hij met iedere zeiler gericht aan de gang kan gaan. Differentiatie in oefenstof is de volgende stap, Een goed leeFesultaat wordt ook ziin deel. Conclusíe
Trainer B werkt in tegenstelling tot tlaine! A met een 'foutenanalyserende aanpak' (in tegenstelling tot trainer A, die met een 'moment aanpak' werk). Hij stimuleert de zeilers tot het zelf analyseren en corigeren van huD fouten. Daamaast tracht hij door goed te communiceren, achter het doen en denken van zijn pupillen te komen, waardoor hij zeer effectief feedback kan geven en zijll oefenstof tÍdig kan aanpassen. Gevolg is een grotere kans op blijvend leerresultaat. Trainer A gaat alleen af op wat hij zier eÍr prcbeert via herhaling een truc aan te lereD. Daarbij komt het gemis aan coÍnÍ[unicatie, die zijn foutenanalyse veel moeilijker maakt. Hii neemt zijl toevlucht tot het geven van zeer algemene en weinig inzichtbevoidercnde feedback. Zijn werkelijke leenesultaat is zcer twij felachtig. Natuurlijk komt er meer kijken bij het geven van aanwijzingen: bijv. timing, conÍnunicatie, vedrouwen, sfeer en stimulerilg zijn belangrijke factolen. Aanwijzin ge n gev e n (tips ) Observeer eerst en vedel dan pas wat. TËcht goed pe6oonlijk contact te kdjgen.
l. 2.
17
Wat is lesgeven? 3.
4.
5.
6. 7. 8.
9.
10.
Korte aanwijzingen zijn bruikbaar als de cursist druk bezig is en er wat aan heeft op dàt moment. Lange aanwijzingen alleen als de cursist er tijd voor heeft (tip: boot halve wind leggen met de schoten los en ter hoogte van of bij het want vastpakten; geeft een rustige sfeer waa n een gesPrek goed kan plaats hebben). Foutenanalyse: op het moment datje een cursist ziet varen, kunnen er tal van dingen op te merken zijn. Kies echter de belangrijkste en geef die aanwijzing. Na verbetering van dit punt komt de iets minder belangrijke aanwijzing en zo velder. Maak een goede opbouw in uw aanwijzingen. Overvoer een cursist niet met aanwijzingen. Zeg zÊ niet alles voor, maar laat ze door wat 'hints' te geven er zelf op komen. Gebruik de megafoon alleen als dat echt noodzakelijk is bijv. als je er ver vanaf moet blijven of als je een grote groep wil bereiken. Dlaai bij lichte wind de megafoon zachter. Een leuke manier van aanwijzingen geven is met je stem de handelingen volgen die uitgevoerd worden door de cuÍsist (btv. spinnakeÍen, roll-tack). Je kan zo het tempo van de bewegirg goed
12. 13.
15.
16.
18
20.
2t. 22.
de leerling binoen de baan terwijl je 26.
iDstructie geeft. Controleer steeds of de opgedragen baan haalbaar is voor de zeile$: zorg andeÍs voor aanpassiÍIg.
1.5 Checklist praktijk- en theorteks Praktij kI e s aandoc htspunten
Geef aanwijzingen, die met de oefening
Onderstaand een overzicht van onderdelen, die allen hun steentje bijdragen tot het geven van een (goede) praktijkles. Tracht bij de evaluatie (en voorbereiding) van een les aan alle onder-
Als je een cursist even gevolgd hebt, geef dan altijd een opmerking, ook als het goed is (bijv. o.k. zo!). Zoek oogcontact als je praat, Denk niet dat je alles weet, laat de cursist zelf kiezen. Je kunt hem adviseren, aanwijzingen indien maar motiveer enigszins mogelík. Ook tijdens wedstrÍdjes instÍuctie geveni echter wel zo dat men er niet te veel door gestoord woÍdt. Bij beginners is het vaak nodig om de gehele nanoeuvre laten afmaken, alvorens iets te zeggen. Ceef de aanwijzingen zo, dat ze er zin in blijven houden; stel steeds een nieuw doelítje) dat ook inderdaad haalbaar is
je
t4.
t9.
stilliggeode boot. Gaat iets niet goed dan kan je proberen het Yertraagd te laten oefenen. Val iemand rdet lastig met steeds dezelfde aanwijzingen; vaak is een gebaar al voldoende. GebÍuik gebaÍentaal bij het geven van aanwizingen. Geef veel complimenten: dat stimuleert. Gedraag je actief, goed aangepast, positief en geduldig. Bedenk dat slechte resultaten bijna altijd het gevolg zijn van een slechte instructie. Houd de te varen baan in de gaten; houd
aangeven.
te maken hebben.
11.
l8-
en geef een compliment als ze het bereikt hebben. Soms kan je ze rnar een ander laten kijken die een goed voorbeeld geeft. Sommige bewegingen aan boord kan je beter 'droog' oefenen, dus met een
te
delen aandacht te besteden.
A.
l,
Voofiespreking: Orydnisatie op de wal: zorgen dat schepen, hulpmateriaal, leerlingen, etc. op de afgesproken tijden en juiste plaats
zijn.
2.
Bepalen begínníveou contÍoleren ver de leerlingen zÍn.
3.
Uitleg tactiek-techniek'. (indien nodig) kort en duidelijk de te oefeoen tech-
hoe
niek/tactiek uitleggen.
4fu
onrl r lescrvrn
Wat is lesgeven?
4. 5.
Uitleg oefeningen'. duidelijk, logisch, overzichtelijk en in het juiste tempo de
fout(en) opzoeker en wegwerken.
oefeningen
Evt. aanpassing oeÍerctoÍi tndieí íodig tijdig afwliken van voorgenomen oefen-
7. 8.
6-
NieeaudiÍíerentiërin$ indien nodig, niveauverschillen in oefenstof en oefe-
verwerken.
Tijdschemai juiste verdeling van de tijd over de velschillende oefeningen,
Signalen: benodigde signalen juist kiezen en duidelijk
afsprcken.
8.
Communicatíq goed contact met de leiding eÍ! de leerlingel op het wateÍ.
Veiligheidt benodigde veiligheidsmaatregelen met de groep
9.
Posítie kiezen. steeds met de volgboot de juiste plaats kiezen.
Schematísch-dudeli',t: totaliteit van de bespreking helder, logisch, overzichrelijk
1O. Veiligheid: goed rekening
treffen.
houden. 9.
stof.
7.
ningen
6.
uitleggen.
houden mer de veiligheid tijdens de hele les.
Tekeningeni duidelijk, netjes, goede vcr- ll. houditgen en aangepast aan het niveau
tekenen. 10.
L
Co act met toehoorders: goed contact
leerlingen,
LesvoorbercidíngsÍonnulíer: op de wijze en naar gebleken behoefte
len.
juiste 2. invul-
B. Les op het water:
l-
3.
Opzet oefenterrein: goed van lengte, moeilijkheidsgmad, juist t.o.v. wind, wal, scheepvaart, veiligheid en voldoen 4. aaÍl de mogelijkheid om les te geven.
2-
4.
5.
lijke eo vloeielde o.ganisatie op
Oefenstof-opborw: kiezen op hetjuiste
het 6.
Schematísch-duiderit: totaliteit van de bespreking helder, logiscb en overzichtelijk houden. Aanwijzingen algemeet de iuís1f aa &i:zingen geven die algemeen gelden voor de groep.
Aan\)ijzíngen indívidueel: liefst iedere leerling de juiste aanwuzingen c.q. complimenten geven. Tekeningeni zie
Ag.
Resumering: zie
A lO.
de juiste oefensiof
moment.
Foutenanallsei de juiste oorzaak
TRAININCdb
7.
Taalgebruik: goed aanpassen aan
de
leerlingen,
Aanwíjzingeft de juiste aanwijzingen op het goede moment en op de juiste wijze
OPLEIDING EN
Enthousiasm4 stimulerend, posirief, open opstellen tegenover de groep.
geven.
5.
manoeu-
Organísatíei zorgdragen voor een duide-
wateÍ. 3.
de
ResumA (regelmatig?) kort samenvatten C. Nabespreking:
houden met alle
12.
op
vreren met de volgboot.
van het behandelde.
ll,
Vaardígheid motorbootvaren.
juiste wijze bedienel van en
van
8,
Contact met toehoorders: zie
9.
Bepaling van leerresuhaten: controlereÍr of hetgeen werd onderwezen ook inderdaad is overgekomen.
A 11.
19
Wat is lesgeven? Th
e
oie Je s aandac htspunte n
Onderstaand een overzicht van factoren, die met het geven van een theorieles te maken hebben. Tracht rceds bij de voolbereiding, maar ook bij de evaluatie van de les aan deze factorcn aandacht te besteden.
1.
Lesvoorbereídin8.' De les van tevoren goed hebben doorleefd, zodat vanuit eer uitgewerkt plan les gegeven kan worden.
2.
Onschijvín| lesdoel: ln het begin van de les aangeven wat behandeld gaat
11.
Tekeningen: Duidelijk, netjes, met juiste verhoudingen en aangepast aan het niveau van de grcep tekenen (evt. al voor de lesvoorbereiden),
12.
Voorbeelden: Motivercod, sprekend, logisch, liefst praldïk gericht en inhakeod op eigen belevingen van de groep.
13.
14. Doseing leerstoÍ: Het tempo op gen.
Toetsen begínsituatíe: Controleren of men inderdaad datgene kent of ka!, wat u als uitgangspuot had genomen.
4, Ev. bíjstellen doel. De lesdoelen
evt. veranderen als blijkt dat men er meet of miÍder van kan of weet dan was verorldersteld.
5, 6. '7.
Opbouw |heorie: blokken splitsen,
De leerstof in juiste in de juiste volgorde
9.
20
veel mogelijk actief
bï
de Ies betrekken.
l6_
Vraagbehandeling: Op de juiste wijze omgaan met vragen van leerlingen, bijv. doorspelen, spiegeleo, doorvragen.
17.
Cortact: Goed contact houden met alle leerlingen.
Bordíndelíng: op het schoolbord duidelijk, overzichtelijk en nedes werken, evt. gecombineerd met checklist.
19-
collc-
giaal, belangstellend, verzorgd, etc.
Lesmethode: De juiste verhouding kiezen tussen docerend en zelf ontdek*end
lessfeeÍ,
waarin op prettige wijze instructie gegeven kan worden.
de
Gebruik \)raagrtelling: Leerlingen zelf actief (mee) laten denken zonder te eenvoudige of te moeilijke vragen daarvoor te gebruiken.
Taalgebruik: Aanpassen aan de situatie.
2O. Lessfeer: Scheppen van een
Gebruík hulpmiddelen: Afhankelijk van
lesgeven.
10.
Actívíteít leerlingen De leerlingen zo-
18. Houdíng: Positief, open, actief,
groepssamenstelling de juiste (beschikbare) hulpmiddelen op de juiste wijze gebruiken.
8.
15.
behandelen.
de leerstof en de welkvorm en
de
juiste wijze aanpassen aan de sfeer van de les en aan het tempo van de leerlia-
wolden en waarcm juist dat.
3,
StoJbeheersing: De leerstof goed behecrserl en juiste termen gebruiken,
21.
Resumeríng: (regelmatig?) kort samenvatten van de behandelde stof; alles even duidelijk op een rij(tje) zetten.
Bepaling leerrcsultaren.
Regelmatig
controleren of hetgeen is onderwezen ook goed is overgekomen. 23. Hoe nu verder? Na de les aangevcn hoe ver meD is gekomen en hoe, nu of later, verder te gaan.
Groepsopstelling.' De groep zodanig opstellen dat ieder de les optimaal kan volgen.
@
otut
tt
tttotut*
2. Hoe maak je een goede les? 2.1
Lesopbouw algeme€n
2,2
Handleiding lesvoorbereidingsformulier
2.3
Oefenstof
2.4
Spelvormen
tL-'/ z-L I
i2
z.e'-
e..l
4.à2k -. . -:
olluono
rN
rnernnrc4s
,
2L
Samenvatting De belangrijkste punten uit dit hoofdstuk kunnen op de volgende wijze worden samengevat:
planne van een les proces van inschatten moet de lesgever het beginsituatie, bepalen onderwerp, formulercn doelstelling en kiezer/bedenken oefenstof met even$ele bijbehorende oefenbanen steeds helemaal doorlopen.
- Bij het voorbereiden
en
- Nadat een trainer op het water zijn organisatie rotd heeft, bestaat zijÍl taak uit het arial)seren van JouIen en hel geven van aanouzíngen. BIijft dit achterwege dan is hij niet bezig met lesgeven maar met bezigheidstherapie!
- ln de omschríjving van het lesdoel
moet datgene genoemd worden wat de cursislen aan het einde van de les moeten kunner/weten.
- Bij het geven vat aanwijzingen moet een tÍainer er naar streven de cursist tevens in te laten zien waarom een bepaalde techniek niet goed gaat. Met het geven van een kant en klare oplossing bercik je vaak slechts effect van korte duur-
- Door het
KNWVJ4 svoorbe re idingsÍomluliet op de goede manier le gebruiken kun je voor jezelf een waardevol oefenstofarchief opbouwen. Tevens vergroot een uniforme
manier van voorbereiden de mogelijklleid om op een eenvoudige manier oefenstof met anderen uit te wisselen.
- Voor jeugdigen is het erg leuk om oefenvo!men af te wisseleÍr met spel. Ook voor een spel/es is een gedegen voorbereiding een must. Vooral op organisatorisch gebied kan er namelijk nogal wat misgaan.
22
4fu
oeer n uscevex
Hoe maak
je
2.1 Lesopbouw algemeen In dit hoofdstuk wordt behandeld hoe je verantwoord een les in elkaar kunt zetten. In feite wordt al het behandelde uit hoofdstuk I in prakische zin op eerl
rij
gezet.
Een lesgever zou eigenlijk altijd volgens de volgende strucNur moetelr werken: Alleleelst moet het Èuidige niveau(l) geamlyseerd wotden en naar aanleiding daarvan wordt een orulerwerp(2) gekozen dat tijdens de les aan de orde komt, De twee bovenstaande zaken leiden vervolgens tot het lesdoel(3)Vervolgens woÍdt de oeÍenstof(4) bepaald om stapsgewijs tot het lesdoel te komen. Tenslotte wordt er gekozen voor bepaalde oefeningen waarin de tot doel gestelde technieutactiek optimaal aan de orde kan komen. Als hulpmiddel voor die oefeningen wordt bepaald vtelke oeÍenbaan(s) het meest geschikt is. Pet onder^)erp moet elke keer het bovenstaande proces helemaal worden doorlopen. Alleen op deze maníer dwing je jezelf telkent weer te
bezinnen waarom je een bepaalde oekning laat doen en waarom je kiest voor een bepaal-
een goeile les? den: aangezien de vaarweg van de deelneme$ redelijk onder controle te houden is door de gekozen baan, kaÍr een trainer op sÍategisch juisre plaatsen vanuit de volgboot de deelnemerc analyseren(7) eÍ\ va'J. aanwijzingen(8) vooÍzien. Waar nodig kunnen eÍtra opdrochten(g) word,e gegeven. Soms È het nodig af te wijken van de voorgenomen oefeostof wat geen afbreuk hoeft te doen aan de totale les. Een andere belangrijke taak is Datuudijk toezier op de veilighe eÍ hulpverlenen bij probleemgevalleu.
l
Nabespreking De nabespreking moet in principc altijd dilect volgen op les op het water. Nadat de zeilers stoom hebbeÍl afgeblazen moet er een korte uiteenzetting komel van wat er precies in de les aan de orde is geweest. Tevens moet er een uitleg gegeven worden bij venchillende voorgekomen fouten. In hei otg€meen worden
Íouten geanallseetd die betrekking hebbel op de gehele groep en wordt pe! deelnemer individueel geëvslueerd(Lo) hoe de lcs is verlopen. Vy'aar mogelijk wordt ook in de nabesprcking een link gelegd naaÍ volgende lessen.
de oefenbaan,
Een voorbeeld Voorbespreking
Nadat de voorbereiding is afgerond, kan er met de les begonnen woÍden. De les begint natuurlijk met een voorbespreking. Tijdens deze voorbespreking kijgen de deelnemers informatie over het volgende: het on derverp(2) (teclnleklÍactiek) van de les; een uiteenzetting over het precieze lesdoel(3) iÍL relatie met het gekozen onderwerp; een uitleg valtr de oefeningen(4) met bijbeboÉÍrde o€tenbaan(s); bii elke oefening wordt gewezen op de specifieke aandachtspunten(6, tellslotte moeten er afspraken worden gemaalÍ over sígnalen en veiligheídsmaatregelen De gehele voorbespÍeking wordt, waar mogelijk, ondersteund door tekeningen en aantekeningen op het bord of de overheadprojector. In sommige gevalleo kumen er videobeelden worden gebruikt,
De les op het water Los van de organisatie moet een trainer zich op het watq met de volgende zaken bezighouOPLEIDING EN
TRAININGdb
Hieronder volgt, aan de hand van een eenvoudig voorbeeld (zeilstanden en koe6varen), een toelichting op alle kembegrippcn die in de bovenstaande lesopbouw te lezen zijn:
1. Huidige níveau Wameer je een zeilles ivilt geven, begh je altijd met het bepalen van de beginsitaatíe. Hierbï analyseer je wat de deelnemers al kurmen en bepaal je welk tecbnisch,/tactisch niveau hierop aansluit. In pnktijk kan dit b!jv. gebeure[ door te vragen welk ClVo{iploma de deelnemers hebben of hoeveel jaar ze al varen of les hebben gehad, Vaak is het gewenit de deelnemers ook aan het werk te zien. Je kan dit, voorafgaalde aan de les, E.b.v. een oefenbaan doen. Die baan moet dan wel zo gekozen worden dat ze gedwongen worden technieken te gebruiken die je wilt beoordelen. Probeer van tevoren goed in te schatteo hoe moeilijk je de baan maakt, zeker uit het oogpunt van de veiligheid! Ais je dir roepast bÍ een groepje deelnemers die pas één jaar zei-
23
IIoe maak je een goede les? je ze vragen naar hun ervaringen, of ze die laten opschríjven. Op het water kan je ze een bijv. eeÍL ylakke driehoekbaan laten varen die je eventueel uitbouwt naaÍ een platgedrukte ruít zodat je meer ziet dao alleen een
le[,
kan
halve-windse koers, maar ze nog niet dwingt naar een hoog-aan-de-wirdse koe$. Heb je te maken met beginnende wedstlijdzeilers dan kan je kiezen voor bijv. een flessehals-baan (vergeet niet om ze ook een wedstrijdje te laten varen),
omdat het organisatorisch ook goed uitkomt, de ruime-windse /
Nu ben je op het punt aangekomen om concrete oefeningen te bedeDken: Oefening 1: halve wind varen
t[{LI.tL]t
2. Onderwerp Wanneer je de beginsituatie bepaald hebt, ga je kiezen voor ééD of meerdere onderwerpen voor de les. Deze keuze moet logisch zijn err goed aansluiten bi het technische/tactische niveau van de deelrcmers. Vy'anneer de deelneme6 de werking van het roer doorhebben, kan je bijv. kiezen voor de onderwerpen Jtcrd en bedíeníng van de zeilen. Niet logisch (en zelfs verkeerd!) is het om dan al te kiezen voor het varen met joystick.
(9.? À-.4 t9t
aa
Je hebt je doel gesteld en de vraag is nu: wat ga ik de deelnemers laten doen om dit doel te bereiken? Je moet nu oefeningen bedenken met het oog op het vastgestelde lesdoel, zodat de technieken veel aan de orde komen tijdens de les. Tevens moet er in de oefenstof een goede opbouw zitten omdat je van een beginnend zeiler niet kunt verwachten dat hij in één keer alle zeilstanden beheerst. Concreet betekent dit dat eÍ eeÍst halve-vt)ind gevaren moet worden. Dit is maktelijk en veilig. Naar beide kanten (loef en lij) kun je nog uitwijkeo zonder dat er vreselijke dingen gebeuren. Daama introduceer de aan-de-windse koers en,
.a
Oefening 2: aan-de-wind- en ruime-wiÍd varen
Ii
3. Lesdoel Als je een goed onderwerp hebt gekozen, ga je bepalen op welk niveau ze dat onderwerp moeten beheeÍsen na afloop van de les. In het voorbeeld hierboven over de sÍand en bediening van de zeilen kan het lesdoel zijnr da, heI einde van de les zun de deelnemers in staat zelistandig de juiste zeihtand te kiezen bij de vetrchíllende koersen (halve-wínd, aande-wind, ruime-wind en voor-de-wind) die voorkomen bij de rc varen boeienbaan.
4. OeÍenstof
t0[[[0
,Íi
r,
[,fL fl n I
..."4n, ;)
III /
a
a
Oefening
3:
aan-de-wiDd-, halve-wind-
ruime-wind varen
,1,il,qltÍil[[[0{i
a
a
,x a
(., a
je
24
4S ottt u ,,tottn""
Hoe maak je een goede les?
4:
aaÍr-de-wind-, ruime-wind- en (bijna) voor-de-wind varen
oef€ning
LJlll,1Jlfl
iÍ,
l[fiIL,1I
a
o
-'L a.
'=l
Voor alle oefeningen geldt: 2 kanten rond laten varen (soms zal je de boeien wat moeten verleggen): geen uitleg over overstag en gijpen, maar wel venellen wat er gebeud en dat
je moet bukken. zoals Je ziet is er bij de opbouw van de oefeningen sprake van een oplopende moeilijkheidsgraad. Er komt steeds iets bij terwijl (een deel van) het voorgaande herhaald wordt.
5. Banev Zoals het bovenstaande al aangeeft, vindt de keuze van de uiÍeindelijke oefenbaan pas in het laatste stadium plaats. De oefenbaan is de organísatoische maatregel om tot je oefenstof te komen. Tevens spelen bij de keuze voor een baan veiligheidsaspecteD mee en dient de baan ter afbakening van je oefente[ein. Hei is ook mogelijk om de bovenstaande oefenstof op open water te beoefenen, maar de kaÍrs is groot dat je de 'grip' op je groep verliest met alle gevolgen van die[. VooÍ veel deelnemeÍs dient de baan ook als onontbeerlijk oriêntatiepunt.
6. Aandachtspunlen Bij het beoefenen van de nieuwe technieken snrit een deelnemer steeds weer op moeilijkheden die overwonnen moeten worden. Dit zijn de zogenaamde moeilijke momenten
tijdens de uiwoering, Door de deelnemers informatie te gever over die moeilijke momenten zal hun aandacht meer hiercp gericht zijn. Samen met het varen van de oefenbaan (lees: beoefenen van de lesstoo zal hun aandacht dus niet zozeer op die fel gekleurde
oPLETDTNG EN
rRArNrNcdfu
boeien gericht zijn, maar meer op de handelingen die bij die boei veEicht moeten worde[ Ze zijn dus doelgeicht aan het oefenen. Concreet betekent dit dat ze Doeten lettel op de stand van de giek eÍ op het 'flapperen' van het zeil. VooÍ degenen die al wat verder zijn, kun je beginnen over het killen van het voorlijk of de stand van de tell-tales. TeveÍrs zÀl je wat moeten vertellen over aanholen en laten vieren van de schoot.
7. Anallseren
Heel belangrijk is het om tijdens de les de verrichtingel van de deelnemers goed te analyseren. Dit wil zeggen: je bekijki wat er niet optimaal gaat in de beweging en op welk punt er verbetering wenselijk is. Als de deelneme! bijvooÍbeeld moeite heeft om bij de aan-dewíndse koers de juiste zeilstand te kíezen dar moet je bepalen of dit komt omdat hij niet weet welke zeilstand eÍbii hoort ('puntje van de giek binnen boord') of omdat hij probeert met één hand de schoot aan te trekken of omdat hlj niet weet dat híj aan-de-wind vaartOok is het mogelijk dat er sprake is van een combinatie vaÍr de bovenstaande factoren. Wanneer je weet wat het probleem is, kan je de deelnemer de nodige aanwijzingen eD-/of tips geven. 8- Aanwijingen Naar aaDleiding van de geanalyseelde fouten geefje de deelnemer aanwijzingen. Het mooiste is om de deelnemer d.m.v. het stellen van
vragen er zelf achter te laten komen wat er niet goed gaat ei waarom het niet goed gaat. Op deze manier dwing je hem m te denken. Dit heeft op termijÍl veel meer zin dan te veÍtellen wàt hij moet doen, wa dat lost slechts ter plekke het probleem op zonder dat de deelnemel inziet wat de oorzaak is. Stel dat in ons voorbeeld oDze deelnemer niet doorheeft dat hi.j aan dc wind vaart. Als aanwijzing zou je kunnen Ee\eni nje vaart nu aan-dei/ind, dus je schoot moet stra*!' Dit heeft ongetwijfeld als effect dat hii zijn schoot aantrekt en met de juiste zeilstand doorvaan. Je kunt het echter ook als volgt aanpakken: (terwijl de deelnemer geelr meteÍ vooruit komt eo zijn zeil flappeft).......
25
Hoe maakje een goede les? trainer: "er gaat gelooÍ ík iets niet helemaal goed hè7"
te stellen. De
deelnemers hebben geoefend met de lee$tof en de problemen aan den lijve ondervonden.
deelnener: "nee, inderdaad" trainer: "waar komt de wind nou vandaan?" deelnemer: ".... eh......... een beetje schuin van
2.2 Handleiding Lesvoorberei-
traíner: "heel goed, maar welke koers was dat
ding
ook alweer? " deelnemer -.. -eh,.., ruíme.... eh,... nee, aande-u)ind!" trainer: "príma, en weeí je nog hoe je zeil dan moet staan?"
:'
deelnemer:
"o
ja, strak"
9. Exlra opdrachten Soms kan het wenselijk zijn sommige deelnemers extra of andere opdrachten te geven. Dit valt onder het hoofdstuk diÍferentiatie. Het niveau van de deelnemers loopt altijd uiteen. Wanneer je als trainer in kunt spelen op de verschillen, door per individu verschillende (extra)opdrachten te geven, maak je de les voor elke deelnemer interessant. Als een deelnemer geen fouten meer maakt met de zeilstanden, kan je hem de opdracht geven: "nu ga je aan-de-wind en halve-wind alleen maar op de voorkant van het zeil letten, als deze gaat kíllen staat je zeil te los", Het criÍerium voor de juiste zeilstand wordt voor deze deelnemer lliet meer de koers die hij vaart, maar de stand van het zeil t.o.v. de wind. In feite heeft hij dan de oriërtatie van de boeienbaan niet echt meer nodig. Soms is het nodig om per les van tevoren gedifferentieerd te werk te gaan. Ook in je voorbespreking moet je hier dan op ingaan. De verschillende niveaus tijdens de les worden dan ook irEichtelijk voor de deelnemers, dit kaÍl zeer stimulerend werken voor de deelnemets. l,et wel op dat het ook frustrerend kan werken! 10, Evqluatíe In de nabespleking heb je de tijd om alles wat op het water is voorgevallen nog eets rustig na te bespreken, Dit kan individueel erl voor de hele groep. Soms heb je op het water det de tijd om diep in te gaan op sommige problemen, deze kun je dan bewaÉn voo! de nabespreking. Vaak kan je nog een niet te onderschatten leerresultaat boeken door een aanla] onderwerpen uiÍ de les nog eens aan de orde
26
Het KNWV heeft in de loop der jaren
eeÍr
standaard lesvooÍbereidingsformulier ontwikkeld. In onderwijsgevend Nederlaod zijn verschillende fomulier in omloop die 2 of meerdere kolommen bevatten. Het formulier vaÍI het KNWV is toegespitst op het zeilen en surfen, Echter, men moet wel weten hoe dit formulier te gebruiken. Het oldelstaande moet dan ook geziel woÍden als een soort handleiding. Handleidíng l. De eerste strook met: naam trainer, llainingsduur, trainingsplaats, datum, discipline, weer, temperatuur, wind, cu6us en JT(Jeugdzeiltraircr), VT(VerenigingstraineÍ), ZWT (Zeilwedstrijdtraine!), WVT(Windsurfverenigingstrainer), WvT(Windsurfuedstrijdtrainer) mag geen probleme! opleveren.
2. De tweede strook verdieÍrt iets meer aandacht:
Aantal cursisten (spreekt yoor zich) Leefijd (spreekt voor zich) Technisch niveau
Het is belangrijk dat je hier bij het terugleze! in één oogopslag kunt zien met wat voor eeD groep je te maken hebt. Een manier om dit aan te geven kan zijn met verwijzing naar het CWO-diploma systeem (bijv. CWO l% voo! mensen dit bezig zijn voor CWO 2). Ook kan men spreken in termen vaD: 'begiÍnend wedstrijdzeiler/surfeÍ' of 'semi-gevorderd wedstrijdzeiler/surfer' etc. Onde Nerp (en) Hier geef je aan welke onderwerpeÍ/technieken in de training aan de orde komen. Dit L:unnen orderwerpen zijn als: hangen, sturen, koersvaren, zeilstanden, gijp, overstag, rolltack, boeironden, omslaal eo rechtzetten, gewichtsverdeling, vaarhouding(suden), voetbesturing(sufen), waterstaÍen(surfen) etc. etc. Vaak is het nodig om een onrlerwerp nog meer af te bakenen door bijv. te zeggen:
Sottt u tt.otu^
Hoe maakje een goede les? het ronden van de gijpboei, gewichtsverdeling in het kruisrak, sturen met gewichtsverdeling, tactiek van het kruisrak etc. etc. Doelstelling Nu gaat het ècht belangrijk worden! Met het goed fomuleren van je doelstelling gekoppeld aan het onderwerp dat je gekozen hebt, bepaal je of je straks op het watet bezig beff met bezigheidstherapie of met trdirirg. Met een goed omschreven doelstelling is de totale lesvoorbereiding al voor een groot deel bepaald. Aan de haÍd van het volgende (noo) vooÈeeld wordt het hopelijk duidelijker: Doelstelling: niet zo: overstag-manoeuwe (non-voorbeeld) maar zo: Aan het eind van de training is de cursist zelfstandig in staat onder normale omstandigheden een overstag-manoeuvre uit te voeren en de bijbehorende commaado's op het juiste moment te g€ven.
Een goed omsclueven doelstelling van een training prcbeert altijd in één zin de kem van de leerstof te verwoolden. Het non-voorbeeld geeft eigenltk niets meer aan dan het onderwerp van de training.
5. 6. 7. 8. 9.
Boeien-/lijnen/boeigewichten Volgboot Positie kiezen
Fluit Andele materialen 10. TÍdsplanning 11. Wegvaren 12. Verzamelen op het water I 3. Tekeningen boeienbanel 14. O€anisatie nabespreking
Ir
de kolom 'aanwijzilgerlap's moeten
de
volgende items verwerlÍ zijn: 1. Aalwijzingen voor de deelneme$ 2. Aanwijzingen voor jezelf 3. Moeilijke momenten in de technieUtactick 4. Aandachtspunten bij de oefeningen 5. Gevaarlijke momenten tijdeÍrs de training
Hoe hei bovenstaande verwerkt moet worden in het KNwvles(trainings)voorbereidingsformulier wordt hopelijk duidelijk aan dc hand van een verdere uitwerking van het vooÉeeld 'zeilstandel en koersvaren' uit paragraaf 2.1. De informatie die in deze paragraaf is gegcveÍr, wordt in een corcrete lesvoorbereiding gegoten,
Ter verduidelijking van het gebruik van het KNWV-lesvoorbereidingsformulier worden
3. In kolom
'oefenstof/methodiek' plaats je alle items die te maken hebben me|. de stof die de cursisten moeten leren (dit kan dus technieUtactiek, wedstrijdreglement, oefeningen etc. zijn). De volgende punten zijn dchtlijn: 1. Uitleg onderwerp 2. Bepalen begiÍrniveau (controle op jou eigen inschatting) 3. Uitleg/omscbrijving doelstelling 4. Uitleg theorie technielJtactiek 5. Uitleg oefeningeÍ/opbouw oefeningen 6. Niveau-differentiëring
vervolgens nog twee voorbeelden gegeven die betrekking hebbeÍr op andere niveaus.
7. Foutenanalyse 8. Vaststellen leerresultaat In de kolom 'organisatie' moeten de volgende items de randvoorwaarden zijn voor het geven va\ de stoÍ. De volgende punten zijn richtlijn:
l.
Organisatie op de wal
2. Opstelling cursisten 3. Hulpmaterialen bij voorbespreking 4. Siglalen
oPLETDTNG EN
rRArNrNcdfu
27
Hoe maakje een goede les? TRAININGS VOORBERDIDINGS FORMIJLIER: PRAKTUK
KONINKLI.IK NEDERLANDS WATERSPORT !'ERBOND NAÁM TRÁINER: U. Boot TRÁINTNGSDUUR: 2 uur DATUM: 02/09/1993
TRÀININGSPLAATS: Loosdrechtse Plassen DISCPLINET Jz, Zb,
BEGINSTTT]ÀTIE
AANTAL CURSJSTEN TECHNISCH
:
8.
CWO L Teilshnden en kócrivarer. . - -
NIVEAU : BegirncB
ONDERIVERP(El.\)
WIND: 3 Bft.
-
AANWIJZINGEN
OEFENSTOF / METIIODIEK
I, VOORBESPREKING
' -
CURSUS:1993
JT, VT. ZWT
DOELSTELLI^"G: Aan het èinde van de les zín de cu,si(r.n in Íir zellsllndig de jDi(le /eikrJnd te kiezeí bii de veÍschillende voorkomende koersen (aan-de-wind. halve wind. ruime'wind en vooí de wind. De keuzÈ var de koc6 worJr nos bepadld door een boeienbaan . . . .
L[EFTUD: 8-10 jÍ.
.
WEER] I-icht hewolkr TEMP: 23 "c
Vasrsrellenbeginniveau(diplom!?) Uitleg van de 4 koeÍsen mer bÍbehoÍcnde zeiht!nden. Brj àan-dcwind cn halve-*iíd È lel killcn van het zril ler crÍerium voor de juist zeihtand, b'j r!ime en vooFdewindse k.e.s moet in dit sradiuD de juiÍe sand vrn de giek t.o.v. de
I. VOORBESPREKINC - schoolbord + kíj.jt in oÍdc? - eerst oDkleden + opruigen
-
I, VOORBESPREKINC
' ' '
modcl Optimist in oÍde eooí sitleg
II. WATERTRÀININC
let op dat boien veilig liggen drooepatken opeÍ i.v.m. hiÍe naar diploma's vragen
conÍole vmgen íellen
checklist voor op bord .doelsrelling
boor geleerd worden.
-
Unlcs/omsclrrijvins dochrêllins.
wat mocrer zc arn lel einde vrn
'
*veiligheid
de
UilleS ve6chillende ocleningen (zic Baan
oei 2j
ï-
-
II, WATDRTRAININC Oelenint 1: Hah.rtirdse koets wrcnBt de,e oefenins is het belan-qrijt om elke kerL n! het rcnden v.n de boci hel zeil we$ jnisr af le íell€n. Bij her keeÍpunl mocl je br,rken tn vrn pl.3ls
II. WATERTRAINING zwenv€sr€n checken
OeJenins
Daar
oci
-
3:
Bij het lteerpurt ligi de baln zodanig dar er ecn oversus' en cen 'gijp plsarsvindr. Levert het oversrag gàln troblemen op da kan eÍvoor gekozen worden alleen mrar te sijpen (en dus
I:
schoor in de Ínond = verboden! arn hoge kanl van de bool ziten waaÍ is liet purlje van de giek?
lei op hel voorljjk i.v.m. killêtr en toe schoot wat losser + kij-
!l
ken wat eÍ gebeurr scherp om de boeien varen (anders valje sril bij de draai bukken bÍ het draaien!! geen bo$ingen m.ken oeJenins 2: bij ondersre boei flink Íoer geven
'
Oeleliks 2: Aan-de vi|.t en rui,terrin.t Hierbij gaá( het er tevens om om het besef van windrichrirg ie prikkelên Gchuin van voren of schuin van àchie-
OeÍeníns 3: Aa (eeD
4e.ind,
hatreaeind
combiÍatie van oerenins
I
en 2).
Oeknint 4: Áan-.le-eind, hatre vind
et
eoot.dc -tei td
va te
n.
'
O4ekins 3: aanwízinsen idem oefening
" -
elkaar helpen met boot re wáter
' -
sigíalen afspÍeken verzaDelen voor slaí ocfeningen
-
boeien, fluit llnwezig?
III,
NABESPREKINC
{rerhalcn van dc 4 kocFen -doehiellins volscnde trainirg bep!lcn
-
pen
2A
I
en 2
OeÍening 4: nn weSvaren dired nalr baanl.ie
'
III.
-
roo.{e-wind d6d laas blijven NABESPREKING
vaI hebben we gedaan? uirleg van evt. aanpassing oefening
individuele fouenanalyse
+
aanwij-
jdspl.nningbespreken
III. NÀBESPREKING -vastslellen leeíÍe!ultlat
aan'de wind: pumje siek bij hoekj€
+ plpier
mce
-
algemene foutenlnàlyse
-
deze
'
conrrolevrageníellen
+
aanwrj
lÍaining koppêlen aán dc
4fu
ottt u tttotut*
Hoe maakje een goede les? TRAININCS VOORDEREIDINGS FORMULIERT PRAKTIK
KONINKLUK NEDERLANDS WATERSPORT \'ERBOND N^AM TRAINER: Z.W.
Aard
WEER: Zwaar bewolkl
TRAININCSDUUR: 65 !rin. TRAININCSPLÀ^TS: Canarische Eillndsr TEMP: ll 'C WIND: 4 Bí1. DATUM: 02110/1993 DISCPLINE: Jz. Zb, Kb. ws. Cat, . . .
BEGINSITUATIE NIVEAU
l0-.
.--
wvT, wwT
-.
:fl"lll:'":' . . . li'l'i"l'"Iï'il"li" OEFENS'TOF
JT, VT. ZWT
DOELSTELLINGT Aan het eindc van de rdning moeten LEEFTUD: ló'22jr.. de cursisier ir íani ztn om in een duel met 2 boren dê : wedsÍijdzcilcrs Gcs.middenmooo - . bcí. va pcs te kiezen, aÍÏankèlijk van e€n aànvalleÍde
L CURSISTEN :
^ANT TECHNISCH
CURSUS:1993
;il'j",1-'"'iff"1ïïlLiJ"," i:,:ï':l
/ METHODIEK
AANWUZINGEN
I. VOORBESPREKING
I. VOORBESPREKING -vaÍstellen beginnive.u -uirleg ilcliek vooÍ het ronden vrn de
lï:: :ï:::
-schoolboÍd + krijt in orde? -eersr omkleden + opruigen
I, VOORBESPREKING let op dar boen veilig liggen
II. WATERTR INING
-droogpakken oten i.v.m. hi$e -Íegelen da1 kànline ruslig is -nrar eívaringen vras€n
ly?8udr.n voor oefeningen vanuit kicllirie (2 boteo) Ll wind. De rooBte roídr 2è hoei de achrerere boot de le
checklisl voor op bord
'veiligheid
-unlcg/ nschÍijvillg doohtelling -behandelcn voorranssrcrels
(e
-controlcvragen stellen 2
II. WATERTRAINING -goed trimmen v/d bolen a.u.b. -zseÍnvesten checken
II, WATERTRAINING Ocfenirt l : Ronde' va íIe benelenboei nt een dtel net 2 boten zonít.r |ip Na een getijke ían tom de siturtie dll I boot voordeel heefi en moel verdedigen, terwijl de ander z'n nadeel moer zien op re heffen. Alhankclijk vanje posilie de juisre tactiek loepasen
-bt san
oefening vooríe boor zeil laren killen (kielli'ie) 'bÍ vêrkeerde 'shrt' v/d oefening
I
Oëknik8 2: Ro d.n van .le bene.lenboei nt een dwl net 2 boten net Sijp Zie oefening I, echler nu hêb je te
,,.]i'-.ll:,i,
maken met een gijpl (voorranssregels BB-SB)
Oelenrtg 3: Indien eÍ nos
ti.! ovet i!
III. NABESPREKING -doehtêllins volsende rrajnirs beiJálen
-elke tecr êen nieuwe t€genstander
III. NABESPREKING -wat hêbben \re ledarn? -uitleg van evt. aanpassing oefening -individuele fouteEíalyse + aanlvizin-
oeferinplnet3boten -vasrsrellen leeÍrcsullaar
-niet te ver van boei vaÍen(=omwes) ler op uiGrcken v/d giek -bij ovenred€n voo.íángsregels duel
-algemene fouenàMlyse
wisseleí stuuÍman/bemanning
+
aànwÍzin-
sen -deze trainins toppelen aan de volsen-
-verzanelen vooí sràÍ oeleningen -conr.olevragcn siellen -boeicn, fluir aaÍwezig? -IijdsÍ,lanniDg besprcket
III,
o"trtot.c u* r*o'*txc4fu
NABESPREKING
29
Hoe maak je een goede les? TRÀININGS VOORBEREIDINGS FORMI,'LIER: PRAKTIJK
KONINKLUK NEDERLANDS WATERSFORT VERBOND N^AM TR INÊR: S. la Lom
WEER: Zonnig
TR^ININCSDUUR: 65 nrin. TRAININCSPLÀ^TS: Coía Brava DATUM:02/10/1993 DISCPLINET Jz, Zb, Kb, Ws, Car, .
BECINSITUATIE ÀANTAL CURSISTEN :12....... LEEFTI'D: 16-22jÍ.. TtrCHNISCH NMAU : CevordeÍde SlalomsuÍfers . .
:*:"..*:i:'::l l:"1'ï1":::ïÏ"llilllt OEFENS'TOF
CURSUS:1993
TEMP:
.
.
3l 'C
JT, VT, ZWT WVT, WWT
WIND: ó Bft.
DOELSTELLING: Áan hel eindc van de traininr moelen dc cursistcn in staat ziin om in €en duel met 6 boards de bcste valrwes te ticzen. aÍharkelijk van een aanvallende
tl,illl,ïï1ïïi"i,:lïlï;tï;:ïlJ:Jl::,",:'"'i#::Tï
/ METHODIEK
AANWUZINGEN
I. VOORBESPREKING
I. VOORBESPREKING
-vaststellcn beginnaveàu
aerst omkledcn
+
opruigen
-uitleg taciiek vooÍ het ronden vrn de
I- VOORIESPREKING 'let op dat boaÍds veilig liggen -nàaÍ ervariÍ8€n vÍàgêÍ -corlrole vragen stllen
II. WATERTRAINING W€8rídnarr vooÍ allc oelèningên vanuir
II- WATERTRAINING
Oele"ins
-goed irimmen zeilen 'bt stan v/d oefeningen ben€denwindse
1
\tart' v/d
-bij verkeerde
oefening
-niel le ver van boei varen(=omweg) 'bt ovenreden voornngsregels duel -elkê keer een nieuwe GgensÉnder
uitlcg/omscbrijvntg doelsrelling 'bchandelcn vooÍangssÍcgels
II, WATERTRAINING oqeniry t: Gipen on .le hoei zoeken naor de ideate
Ii
Oeleni"s 2: Gijpen on .te boei
tcllg
ln
OeÍënnry 2 6 Zelfde baan als oelening I Na elke ronde íoppen voor nieDwe
en
,t
een voor eerr sarren
een
staÍ (+nieuwe tegeníandcB) o,Jënuts 7
oefenins 3 tm 6: Grpe o,n de boei ee duel net 3, 4, 5 en ó boatus. OeÍenir8 7:
Slato
u
oeÍenine
I
-snelheid in bonrd houden
oíenins
2
t6
'voor degene die achter ligl: píobeerje niet *eg re làren loeffen máar 'duik er orderd@r' en pat de binnenbocht -vooÍ d€geÍê die voor ligr zoek de ideale lijn, marr zoÍg dà(je terenstande. nier binrendoor konl -als je €cht 'ver' àchler ligt proberen met veel boordsnelheid de boei Ie ronden leneinde lerein te winnen opj€
vaten vaatuij de
vooryte steeds ook oti de "knipboei ntoet .on ten (= a.tee\
oeÍenins 7
]II.
'degene die aan kop ligr vaad erlra meie6 en komt dus weeÍ in hel veld
NABESPREKING
-vastíellen leerrcsultaat Na 5 boeirondingen weer íoppen op
ioelstèlling vollende trainirS bel'alen
III. NABESPREKING -wat hebben *e gedaan?
-verzamel€n vooÍ staí oefcninget
-uitleg van evl. aanpassing oefening -individuele fourenànalyse + aànwijzin-
-boeier, fluit.anwezig?
-algemeÍe foutenanalyse
-tijdsplanni,r! bespreken
sen -deze Iraini.g koppelen .an de volgen-
III,
+ aanwijzin-
NABESPREKINC -conlrolev.agen stellen
30
@
ot.t tt tttouut*
Hoe maak je een goede les?
2.3 Oefenstof concreet CWo-diploma eisen als ichflrtn In deze paragraaf wordt concrcet aangegeven wat er o.a. mogelUk is aan oefenstof per onderwerp. De volgoÍdc van de ondeÍwerpen is min of meer willekeurig. De opbouw is als volgt: eerst wordt het hoofdonderwerp genoemd, daarna wordt in de drie kolommen van het lesvoorbereidingsformulier) de oefenstof, de organisatie en de aanwijzingen/aandachtspunten(ap's) beschreven. Bij het kiezen van de onderwerpen is uitgegaan van de CWO-diploma eisen Jeugdzeilen I en II. Het verdient aanbeveling deze goed door te nemen alvorens de les te gaan voorbereiden. Het is belangrijk te weten dat hieronder geex rrtg€-
I.
Kennismaken ,net zeilen OEFENSTOF/OFFÊNINGEN
+
werkte lesvoorbereidinger staan omschreven, maar dat de informatie wel als inspiratie kan dienen. Het specifieke lesdoel kan dan ook pas geformuleerd worden walneer je concrete lessen gaat bedenken (zie pa.?gÍaaf 2,2), Tevens moet worden opgemerkt dat iedere lesgever zelf in staat moet zijn goede onderwerpen. Iesdoelen. oefeningen. organisatie en aandachtspunten te kiezen en dat datgene wat hieronder staat slechts een greep is uit de enorme hoeveelheid leuke en creatieve lesstof die er bestaat (of nog uitgevonden gaat worden!). Tenslotte moet worden opgemerkt dat de onderstaande oefenstof voornamelijk gericht is op het aanleren van zeiltechniek en dat meer speelse vormen in paragraaf 2.4 behandeld worden.
bootgeh,enning ORCANISÁTIE
Zscmbadlcs: orrrnnrrie o.icning
AÁNWtZIh*GEN/ÁP
I /d
3:
Cckleed zwennDen zonder zwenrveí.
zwenv.í +
kleding
S
conml.En
Eeluid in zwcmbÀd bjj uitlee
í.edr kopp.n blijvcn l.llcn loed oplÈ en wat anderen doen angíi8c kiíd.c. in odiep Eedeèkc
G.kleell lc *alcr snÍinsen. in I ves aanÍckken e. zqenmen.
Tc *ar€r sprinaen, ot de buik gaan liSgen en wïchren ror hcr z*cn1veí je op ie tur dmrit.
dcclnemem in gloepj6 lerdelen
doodnri syíccnpÈ sebdikcn
VïtrÀfdc kanr naa. dc boor zwcnrmcn, cr in
Zwembàdl.s: o4anisarie oerenin8 4 tnr 3
ídk
oryaniPFn i,v,m. veilish.id
!í
voorzichri8 dc boor stringcn ld op rndern + and.G bor.n
tlimmen cn arn dc anderc kao! crwcer un
ond* war*
je een dijvc.de boor veg
bÍ hanren slaje ni.r door omdar je zelr in hêl *arer hangên boot op dê kop: er is llchl onder de boot. dus jc lcn adcm.n Gvcntued mcr iweear
to r
Naar de t'oor lwemmen en erondeÍ door
Hrn8en in han8band en tbberen boot om
kan
re
- Perlen nel doordmiisyí..m
Brl onde! de boor uirhalen.
Bool
tol
laten lop€n zond.ronr re sla,n
OPLEIDING EN
TRAININCd&
31
Hoe maakje een goede les? Zsemb llus: organkarie oefeninS 9
en IO:
omdÀan êventueel doorboot aan
nie! Ie
nrst vaí
voes un boor 'sr,ppeÍ'
{Ë
- tuigjcs li,lgcn klarr oD
Organisadc oefening
gcb ik'
rd
woijen
ll tn l6:
- let op v.enomnandigh.den i.v.m. in her
Ztuen, oDsraaÍ, rc.d de mast lopen. vieb€leí. van voor naaracbrelcn lopen, ía!í ot één
' ondeÍlint. ristnd
boorjes
aanp.seÍ am
I
'vts kindcrcn op gevarr van vallen - lDld all.s spamend narr ondcr conkolel - variee. lov.cl hog.lijk, naar g€cf dui-
Hangen in dc hansbrnd.n.
Ore6hppen van boot
'r
arboor.
N,B,
Ballen of boeien doorEeven.
viidrii
. combinctcn dd inÍomiie vê6rÍêkl€Í arn de oudcrs over de lomende lesscn (*ledins, afstrrken, and€E benodigdheden
- BoorÈs arn.ll@rv!! lesÊ€Í óí rcnd in aÍtcba*ende ruift€ (dit t.n .vt. ook in zwen$íd sedaan worden)
Mel neÉnlcren in éÉn boor.
Combinnries van bovÈníaande ocfcnrngen.
2. Boot zeíIklaar maken en opruimen OEFENSTOF/OEFENINCEN
AANW1JZINGEN/AP'S Orgànisarie oeÍenin!
Ii
snepjDs
nd elka
ken wrni vmk zijn er
I
Bt
dm 4:
optuigei (zdlruiLzoe
rl
€nkelen dic
{eten
x
ix
x'
x
nier echr con ocrenins nrarr het
an
re
sprier
X
bcí.den kN.jc l.reÍ
x
x
-
x '
w
k md Neelallen oí in gro.pj.s
I eÍ
2
bevcíis.n en atíellen
zwlad,
o*,
h.lmsrok evr. ricm.n
cÍ
íootwillen jn boot l.ggen - rÍhankdijt van wid.ichtiÍg rc w.tcr laren mcr top of spicS.l lrd hí waÈr - geh.le
- gÊbdik cvenue.l één bootje ah voorbeeld
Idem
ak.n
nod wel
kee.gcbeuen). Dooí hieÍ in hct begnr
ve.l arndachr
zijn dê lols.rde
- boor ohdhaien, indi.n nodig - booi mer kop in d. wind leggen ' zeil, m.í, gi.* en spriet onmllcn - zeillanen in zeiuan.n2rktcí sr.k.n - masr + zeil .n Êie* in de nastdoft.n
zo neljes moselijk oDruisen (drr is nrlu!il'jk
.lte
her opruisen
*hip @Ítolcrn
en
rihank.lijt
v/d *indrichting nècrhoude. wcl/ni.i
mdrdan aftuigen, Algererc aandachtspht n: - lel op voldoeÍde tlssenroimte - maEna.l zorgvuldig bchandelen
'
m@ilt*c rcmÍ vcrlaGn g.bdik linden m + vc*lariry in combinrie met.chrè tcm b.need oot aandaclu àrn kleding cn
@ ottt " tttotuu*
Hoe maakje een goede les?
3. Boot te water laten en uit het water halen OFIFÊNSTOF/OEFÈNINCEN
AANWIIZIN(jEN/AP'S
ORGANISATIE
Bi
dn onderuerp is hel overtuÈ on echrc ocrcninsen (€ makcn. Daarom mrkcn Ne
Orsrnisalie rc wareÍ lNr.n
eí uil
hel
sal*
Bij het rc $ater hlcn 2ijn dc volscnde - houdinr tillen (rechte rus!!) - 2 dcelncneE (bij de llciníen 4 deelnercÁ) arn brt-.n stuuÍhmrd - op comna.do selijklijdir illetr en ne*'
allcen het volgende onde.sclréid1
ríèn llak
bij het
wr4
- op comnando boor oprillen eodoorge-
x
- één dèelnemcrholdr landvaí in de had - één dêclnemcrsrat aan boord om d.ard
XX
Bij het un her w.i.r hal.í zijn d. volsendc wlchÈn op elkaar i.v.n. dimrc - rek.ning bouden nd vindnchtin8
- in hct wàre! noeren
- arntohcn bii hoÀer
wal.r
hêl schip
ze wer.n wat Íe doen
siekn cÍholdêr losnatcn
' naí + zeil uitde mastvoêt en mrstdof ll.Í, opnllen.Í plar l.ggen - zeil om de m6r oíom de giêk
wiktel.í
- scnir naarjunre plaas veÍtDl.n - zwmd en o.r cNn nakn en in
d. bool
slriÍ, un her wireÍ hÀlcn d.m.v, drie deelndm*s warnrn rwe. aan we*eijden lillcn en één aan dc voorkanl - schit oÍrruim.n.n ma'cnaal opruimeí - scfiin scfioonhaken dn op de tot leggen - buirenkant.ispoelen cn schooDnaken
4. Boot verhalen AANWIJZINGEN/AP'S
OFFENS-IOF/OEFENINGEN
Orgrnnlie oefenin8 I /m 4i Mcr Neekl boor verhalen zonder
Í'er
unkijken voor botsin8.n
en
echnick peddclcn Socd (zo moseljjr) a.n één
Mer
lwe.lll
lnlegg.Í
ka
p.ddelen
boot v.rnalen nrei sebtuit van maak Belij*vaardige icams
voo(om drr acceÍr op snelhcid komt G Roeren zwaàrd inrroduceren en oeícnin8 I
o.consl di. moet í*k zih (oet Ecble |tn.n.n bochrcÍ wri*t.n
4)
wrikk.n: voor moeilijkè- cílof nood Alleen (of lweelal) wriLken
nd
hel rocí aandàchtspuót€n zie bovcn
-_"__t
l
OeÍcnin8 6: orsanisali. als ocíening I
onluot:lc rN rn,e.tNINc4s
33
Hoe maak je een goede les? 8ó.d blijle. pcddehÍ, w!nr: kchniek =
slalon wedí',j'lje raren.
Mer drietal (2 neddelen I Íu!cn) verschilÈtuje pàrcouFjes hreó vÍcn.
1i.dpn. dc h'ren'udn,le u.Ícninscn
ndpFn
anJeÍÊ
l'oorjc' (vrrlpon'
o\cÊ I 'rd(n'. |
Mdnoeurk* oÍ{Elhkí gcan wdnn
{d- |
+
'I +
"
Orsinrsrre o.lenrA 8
/m I0: rk
deÍenrnE I
5. Gesleept worden OEFENSTOF/OEFENINGEN
AANWIJZINCEN/AP'S
ORCANISATIE -
str.el
eoede si8nalen
rn
Bij her rometo r.n de sleep: ' ran revoren slccptros tlaadat.n - sle.pboot koml van achrer.n otvar.. - b,j achtenijk irvallende wind zcil srijkcn - vastmake! m.r twee halvè íclcÍ wdF
cewoon íelrcn en stuÍèn aolÍ* je loorsaF
'
Idem
rar
war s.b€un
{
alsj! uitstuuí?
- wát gebeuí er msr het z*aaid êrin?
Slillisgend vrn boot nxa! boor llimmen.
Bij het deromdén ran de sleer': ' vanaf achterlanr d.ep boot voor boor nu zacht urcnd (mo.ilijk etr
- wil d. knoop los? Ca. ah je hct goed
Un sÈeo bstoaken en Mar de wal peddelÈn.
6. Omslaan
+
rechtzetten van de boot
OÊFENSTOF/OEFENINGEN
DÈ o.EanisÀ{e han8t af
Onslaaí loor beginnes (dczc oefening is
heden, Plczierig
Berichr op zclfredzaanhdid .n rer voorkoning van paniel)- Htrlp van bunenaf(de
Ler
tuinet n hicrb'j
heden
noe wel vcr.È1.
Omí&n loor gevorderd.n (hierbij salc .r v.nuí dÍ ze un€indelijk 2ichzelfseeÍ h.lê. naal
v
eíde lanneÍ
kijt.n).
onddn cn dooÍdaaien (hí is eisenl'jk.en oelenins ofr .cr boor di. hêlcmal ot tjn kop ligl {edrop te Íichren),
AANWUZINGEN/AP'S
ORGANISATIE
ran dè on'srandir
n fier om in ondiep wate!
r
Bclíneijke p!Ílcn bij -
-
boitn wel aoed
oD de
ber
omíaan zjjn:
noon bij dc boor {es rEk de boot rcchl dooraan hct
!a
zwerd
rc
weêsomíaÍdi{-
àlvocÍs net dn ondesen rc b€gin-
'
nier
opdc b@r l.un.n i.v.n. oÍnodig
- haak d. ha$ Ios vaÍ de boor - lair dê schoor lasrin€n, aódêrs dnjven - rlim (m)bjj spi.sd in de boot - 8a in h.r midd.n .tu n en probcêr de ná( êr hetz.il dwrra óvêrd. h.or rê
nd
lêr op wesdrijv.nd. voo èrpcn 2wcm êr nooir .chEl"fr - holdr de boor stig €n wacbr op hnlp ' probeer de boot lecs rc hozèn
-
- dÍdachcpunr.n n.r rlr hi.rbov.n. .chl€r d. Msr nici losnak.n cn @ h.r oprichlcn lceshózêí.n v.rde. zeilen .
34
@ottt
tt
tttot'.'*
Hoe maak
je
een goede les?
7. Stanil en beiliening zeilen Ll,
OrgrÍisrris oefenin8
1.2 cn 1.3 pnnr raÍcn (boei), ondBaien (ovc6las) en tÈruskomen (balvc wind)
Odícnin!
AAN\VIJZINCEN/AP'S
ORCANISATIE
OEFENSTOF/OEIENINCEN
LI,
1.2
eí
$hoot nooir inde moÍd íeneo schoor .oon on ha.d wiltrlen alitd aan lodzijdc zinèn (*ind inj. ru8,
1,3:
tdtt
NaaÍ
f'l
bij aanronen qal zeil los en h dè wind
'I
rcchr n.ar dc boci vaÍen
ri t^ i.
1.2
achle on rwcc hoeien valctr (halvè
Ed
rnrlje otu lsue boeÈn vrrun (l'alve
ror
aanrekrn tol 1.3
Orgàíisrric oefening EÈn
!iec.
hetgMr rillen.ndan her niet mècr kin regelMtig vieen ter cooÍolc $hoor vi.en = grs!Édzal los *hoor aantctken = tas gcvcn bi pnd.n boei rltijd buktcnl (nnl.8gcn dàr êrwlt g.beuí nog nier sàr er ge' zeil
2+
Arndachapuren als hierbokn .ni - er kan een prcbleem onhlarn bij hetdoor de wiód E.an. drarod trnje enoor kiern on all.eo È s'jp.Í ouk alrijd).
3:
cch!êrhet nade.l daaNan is dat er g.mrkkelijt noosrc wordt v.rlolen en n.n
- In pnncip€ liÈver mel beginrers ovcrllg gaÀn i.p.v. sijp.n. Bt 8ijÍtcn ontsbat vaak v.el sn.lheid en lom de giek n.l
Bij ocfcnir! 3 hoefr dc re
Een 8-ije on, rwc. hoeÈn vrÍcn làxn'de
*ii'j
wodcí. l.t.v.
b*í
een 3-tje
oiêt vcnnderd nu een
!M!jc
Orga isiric oefe.ing 4.1 cn 4.2:
AandachtsDunren als bierboven en: - aan de wind m@l z.it srBk** (p!Írjc
A
- zwaard iníellcn als j. niêu
ruim..wind: z.il net Íiet killen - zeil sre.ds opnicuw
- boei nier re hoog aande wind Iesgên
D'idhockje
v
en (halve
*ind. voor
de
.-*":
biivoornÈwind ahijd laas blijven
nos.lijte sijp voor de wi.d bliiven conrolern of zcil jlisr sáar bltf í.èds a.n loef zinêó ler op
voorde wind de boei nier dnecr'op de
sijÍ! ne*lerseo da.r
oelero,"c eu r*olttltuc4fu
iels ruincr
35
Hoe maak je een goede les? ArndacnuNnEn ah bi.rbovcn Alle kocrsen va!en. Dn is cigenliik een conbinari. van all. borcníaaíde *oe6en er derhalvc in dez. ocrhodicl cen eindvom, MeÍk on dar het (nog nicr behandcldc) op
Boor stilleggen
4
OrgNnhaie oefenin8 ? en 8: Bij de.e o.í.iingen ztn geen steciliele bancn verdisr, wel *Àn men dir op veEchil leídc koèdèn ocfèíen zodarjc Één !.n de
op gang brengen.
Rearercn op vlrscn Gnelhcid
seltk
ho
en).
oefencí op Ycrschill.nd. noud b'j
bov.nsdndc baarlcs lan g.btuiler. HièÍ is ge.n bàan noodzàLeljjk. wel b.lane-
Ítl
h
her
on roor i.deÈeÍ
vÀa.bàrÈ koeEen
oÍ.nh
k@c.
voldoende
tuscnruinte
Aandach$puíren 2ie boven en: - vemijd dat a op noercn isêr (in re6 ov.Áug l.an n nq niet b.han-
k
uit lc kiezen. Her volsen vàn dc vooÍA.nser is laak al no.ilijl geroeg.
Bloenr.bÀaí raÈn (zondèr
*
tn
israt)
Organnaie oefening l0 l2r Bii d.zc oeleninr les jc neerdeE boeien uit om leuke ranksÈvouc baoen re vcrkrij!.n. Belan8rijk h *el on loed Ie r0rhèren wêlke kocen gcvaÈn Doícn wordeo.
8. Overctag gaan OEFENSTOF/OEFENINCEN
ove*lig
AANWI''ZINGEN/AP'S
ORCÁNISÁTID
eenr (hoog)aan de sií.I vare. nam de wind roc dn.ien
saan op een van revorcn hetaald
d. wind afdnai.n (.f!allen) ondenlssen galn verzili.n (zo mo8elijk regen8.s'eld 2rn het zcil bew€g..) van
schoot niet Eve.lvieEo nier teveelafvaller (Mar de volg.nde
Dczd oefeninS moer over Ne. krnten geoe lend worden (dus boeieh veíe83en).
Áand.ch'spunr.n
slalon (ovesug) baanrje vaÊh.
r.l.l
ll:r ..
- b!àn c.Íècr hotrdÈn r ó
36
!
zi. bov.n
r
dê wind
4fu o.." u tuto.uu*
Hoe maak
je
een goede les? zie bove. ên:
OcÍenins 3.1,3.2 en 3.3 Ovc6tas in de vrte tuimte
^aÍdachtspunrên - Íie1rc hoog gan r.rcn - bij o€fcnins 3.3 zelr bepahn w.arje
a"
9. Gijpen OEFENSTOF/OEFENINCEN
Gijpen van ruinr-wind naar toineecn
v,o revorcn benaÀld
ÀANM'ZINGEN/AP'S
ORGÀNISATIE
EdanFjj&e punGn bij h.! stpen zijn: - zwaad beboodijk omhooS
*ind ot
'vanafecn dime-windse koers afvauen lol
Dutrl
- v{ziuen naàr roekoríige loerzijde - vederarvall.n d bimen dc vind
I
- in hel lolgendc sudium d. Behelc bund.l schoot ove.haler om klrp rc voorkonè. - na de Bijp boor op toes houden
-
ocieniDs 2 (dtuaieijp)
.r
is minda rijd tu$er dc sijp.n dus handclingen hoeren snellci, voor de resr blav.n de ap s hcrz.lfdc
esrsttoed óp een looric-windse loe6
Ocfening 3.1 en 3.2 G-srjp) Cijpen 20nder noemcn5Naà.dige *oe^veF
boor binnen de wind
íuren
verircÍ .ra. bctohíigê
''\
O.f€ning 4 (stomrond
i.)
OrlEtntnC eN fn,UNtl.:C4ffi
-""
.,rri,i..i..iriL,,
locfrijdc
siek óverhalen aan schoor bund.l boor w.e. voor de wind snrÉn
mu jlist dc *ind opzoê*.nr oplocr.Í cndoordè wind gaan - zcil bij afvallcÍ so.d vi.En - Íiêr rÍvall.n
37
je
Hoe maak
een goede les?
10. Aankomen en afvaren AANWI'ZINGEN/AP'S
ORGANISATIE
OEFENSTOF/OEFENINGEN
Dit vercistgeen speciÀle baan. Dit kan vanaf de kantgebeuren
oíop open water. Boêien
Èr aÍbarenins vaaval{ zijn noon wee
hiezen welt€ kanr men op wil vaEn, de juine richting is d€ kanr mdde gÍootstÈ boèk ah de boot recht in de wind list zeil elen netdaal dichírekteó om de boot Echt rseó de eiÍd i. te krijgen - pla.tnemen aan geplaíde loel@nstigè
- kiil€n of de ves vt'j is - let op roerue*ins bij deiÈen halve wind síelheid evenrueel zeil tegen
- aan de-windse Eerhaling boor Íilleggen en oP sang
bteqen
lill i,II.ILL.il llIi
snélheid
toes
ruten d. wind du*en behouden
raken ch vemindêren
i
- bij de boei bijna íilliggen Aan'de-windsc trcefÀankoní
maken op boei
Organnlde oèfening 4
I Aankonen àan da wal
+ zelfnaaÍ
- zeil noet killen, school goed uívier.h
r. riliiiil
+
boei niet te hoor-.an dÈ wind lesgèn
5:
i,Jrll lJt ilillJ.
'.
voren
.i :
snelheid regele! met schoot .i€r helemaal stil tomen rc liggen te
leel snelheid: wegd6aiè.
hoê ver
Va.un halv.-windse kocrs Poefopscbieler
..lllllti,'llir.ltll
,^t
!a.
de boei oocl
jc saan d6ai-
.n?
wiid in bl'jven vaEn vanuit voorkant boot boei aa itlcn aftàllen of overstas + afvalle. bij 0eveel Éch1 tesên de
iI
38
4ffi ottt tt tttotutn'
Hoe maakje een goede les? - ee6t bij boei aan zien re tomen, daaoa
Opsóicter nrken nr.l hllpboci, deinz.n,
\dl!rllen cn via
* r{ee ocfeÍpharsen 2ijn cn dri jc clkaar tan kecnkon.n
- Èt op dat
benedcnlroei.ju weBvarcn.
OÍSanisati. ocíenin8 8 Opschieter
n*en
+
bij lcveel sn.lh.id onker.n.n opnicus
9:
arn de wal voldoende
oD\rhider
n !.n
àrD de
wrlèn zelfrfl$u'
.:j
- Lesgcver
w!l voor arnwrjzins.n +
oÍr de
- Dociies ran de
*il lríràkcn
2.4 Spelvormen Omdat het zeilen voor de jeugd niet alleen bestaat uit het oefenen van (nieuwe) zeiltechnieken, wordt in deze paragraaf een aantal spelen behandeld. Net als voor de 'gewone' lessen moet de ioformatie die gegeven wordt nog verwerkt worden in een lesvoorbereiding. Het KNWV geeft ook het spelenboek 'Spelen met Waterspelen' uit. Wanneer u behoefte heeft aan uitgebreidere informatie omtrent waterspelen dan kunt u dit boek bij het KN\ryV bestellen. 1
-
Estafette u'edstrijden
Verdeel de kinderen in een aantal ongeveer gelijkwaardige groepen. Iedere groep krijgt één boot zonder zeilen en mast. Plaats ongeveer 15-30 meter van de steiger een zelfde aantal boeien in het water. De kinderen moeten één voor één in de boot stappen, zo vlug mogelijk naar de boei peddelen, de boei ronden, terug peddelen en weer uit de boot stappen; waarna de volgende van de groep begint. De gÍoepen beginnen tegeli.jk en de groep waarvan het eerst alle kinderen geweest zijn, oPLElDrNc eN
rnerNrNc4S
o$entuinte houden
ah sroortls
heeft gewonnen. De estafette kan ook door roeien of met andere middelen uitgevoerd worden. Laat de kinderen zelf kiezen of ze het roer en
zwaard gebÍuiken, Variaties
zijn
mogelijk door verandeÍingen aan te brengen in het af te leggen parkoers en in de methode van voortbeweging.
2- Ballonnen jacht Een aaltal ballonnen gevuld met lucht en een beetje water, zodat ze drijven, worden op verschillende plaatsen irl het water gelegd. De
kindercn moeten binnen een bepaalde tijd zoveel mogelijk ballonnen met hun boot ophalen. Degene, die de meeste ballonnen heeft, is winnaar. Het spel kan zowel als zeil-, roei- als peddelspel uitgevoerd wolden. In plaats van ballonnen kunnen ook andere drjjvende voorwerpeÍr gebruikt worden.
3. BaI kijgeftje Binnen een afgebakend gebied van bijvoorbeeld vier boeien of een haventje mogen de kinderen vrij zeilen.
39
Hoe maak je een goeile les? Eén kind heeft een grote bal aan boord. Nadat een sein is gegeven, probeert hij ieder zeil te raken door de bal eÍegen aan te gooien. Als het zeil geraakt is, is de boot getikr en
de schipper van de getiktc boot moet een andere boot proberen te raken. AIs een zeil wordt gemist, moet de bal opgepakt worden en opnieuw begonnen worden. Bij een vangbal mag de zeiler de bal direct proberen terug te gooien naar de tikker.
Aanva ngen zijn niet toegestaan; de zeilers moeten dan buiten het gebied wachten en mogen na een signaal weer meevaren. Deze oefening kan zeilend uitgevoerd worden doch ook roeien of peddelen is mogelijk (zonder mast en zeil). De tikker moet de bal dan in een boot proberen te gooien. Dit spel vergt een gedisciplineerd gedrag van
de kindeÍen en een strakke leiding. zeilend beter niet boven windkracht 4 Beaufort.
aantal boeien in het water. De geblinddoekte kinderen moeten volgens de aanwijzingen naar de boei roeien. de boei ronden en terugroeien. Na een aantal minuten woldt een signaal gegeven en mogen de kinderen de blinddoek afnemen. Direct daama kunnen de volgende drie kinderen beginnen (één geefL aanwijzingen, de andere twee roeien met blinddoek). Wie het veÍst komt, heeft gewomen. Let op of de juiste termen gebruikt worden bij de aanwijzingen. In het begin zijn de termen 'helmstok van je af' en 'helmstok naar je toe' voldoende. fáter kunnen de termen'stuurboord' en 'bakboord' en de roeicommando's daarbij betrokken worden. Hel is mogelijk om zonder roer te roeien en alléén de roeier te blinddoeken, het tweede kind geeft vanuit dezelfde boot de aanwijzingen.
6. Zeilwedstrijd met gelijke kansen
4.
Over\rin de admirasl (Ban de bom) Binnen een afgebakend gebied van bijvooÍbeeld vier boeien of een haventje mogen de kinderen vrij zeilen. Eén kind heeft een grote bal en na het sein moet het de bal in een andere boot gooien. Ieder kind prcbeert dc bal (welke een bom voorstelt) in een andere boot te gooien. Na ongeveer 30 seconden wordt een nieuw signaal gegeven, dat het einde van het spel aangeeft. De boot waar de bal aan boord is, is zinkende en moet naar de wal. Het spel gaat opnieuw verder tot één leerling over is, die gewonnen heeft. Dit spel is een variatie op balkrijgertje. Ook hierbij is een goede discipline bij de kinderen noodzakelijk om het materiaal heel te krrnnen houden.
S, Geblinddoekt roeien (tn'ee kinderen per boot)
Aan boord van één boot gaan twee kinderen, waarvan één kind roeier is en de ander de helmstok bedient.
Het zwaard kan bij veel boten als roeidoft gebruikt worden. Beide kinderen in de boot worden geblinddoekt. Een kind aan de wal geeft aanwijzigin gen. Plaats ongeveer 15 meter van de sleiger een
40
Irg
een korte driehoeks-
of vierhoeksbaan uit.
Verzamel alle zeilers tussen het hulpschip en één boei. De ruimte tussen de boei en het hulpschip is maximaal 30 meter. Op een signaal starten de boten en moeten de kinderen in een aangegeven richting buiten alle boeien om varcn. Na een bepaalde tijd (bUvoorbeeld drie minuten) wordt een tweede signaal gegeven, waama iedercen de baan in omgekeerde richting moet zeilen. De zeiler die het eelst tussen het hulpschip en de boei doorvaart heeft gewonnen. Het fluitsignaal meerdere keren herhalen. Iedereen heeft een gelijke kans om le winnen.
7. Bal in de mand Elke boot is uitgerust met een even groot aantal drijvende voorwerpen (bijvoorbeeld shikjes hout of ballen). De spelers moeten langs een aantal boeien varen, waaraan manden zijn vastgemaakt. Na een signaal moeten de spelers zoveel mogelijk voorwerpen in de manden plaatsen. Iedere speler mag slechts één bal per keer in de mand werpen. Ook moet de speler eerst een bal in alle andere manden gooien, voordat het de eerste mand weer neemt. De speler, die de meeste voorwerpen in de maÍden heefr gegooi
@ ottt u tt.otut*
Hoe maak je een goeile les? ook roeien of peddelen is mogelijk (zonder de tikker. mast en
zeil).
Va
l.
aties:
meeldere tikkers;
8. Admiraalzeilen Een speler vaart een parcours, op de voet hoeveel getikt? gevolgd door de anderen. Hij kan daarbij alle
2. een tikker die
manoeuvres, zoals gijpen, overstag, oploeven, afvallen en boei ronden Ook de begeleider kan als parcours-aangever fungeren in een zeilboot of in eeÍr motoÍboot. Men kan zelf hierop voortborduren en schikt maken voor de eigen
toepassen.
gelessituaties.
Troswerplikkeftje
9.
In een afgebakend gebied proberen twee leerlingen in een boot (één stuurt, één werpt) de andere boten af te werpen
(tikten).
a. één tikker probeert bijvoorbeeld in
drie
een bepaalde
tijd mag tikken,
13. Postenspel Op een aangegeven route zijn posten iraarlangs ieder in een bepaalde volgorde moet vaÍen. Bij iedere post kan de deelneme! c.q, het team met het vervullen van een opdracht punten verdienen. De opdrachten kunnen variëren van bijvoorbeeld een roeiwedstdjd tot bijvoorbeeld het oplossen van een aantal vragen of puzzels. Op iedere post kan een contoleur c.q. spelleider aanwezig zijn die de opdracht geeft, beoordeelt en de punten opschrijft.
minuten zoveel mogelijk andercn te tikken
b. wie getikt is wordt zelf tikter (dus elk 14. Oiëntaliespel
Op de plas is een aantal staken of boeien met tros). Materiaal: vier boeien, één of meer trossen een letter uitgezet. De deelnemers moeten op (drijvend!). een uitgereikt kaartje aangeven in welk vak of schip één
10.
op welke plaats een bepaalde lgtter
Vossejacht
boodschappenb eles of bordjes, opgehangen bij eilandjes c.q. wallen, moeten de deelnemers de vos trachten te vinden. De weg waarlangs en de hindernissen (opdrachten of moeilUkheidsgraad van de boodschappen, bijvoorbeeld rcbus, puzzels, kryptogrammen) kunnen worden aangepast aan de leeftijd van de deelnemers en de tijdsduur van het spel.
Door middel van
werd aangetroffen. De speelduur moet van tevorcn worden vastgelegd.
11. Waggenroof
In een afgebakend gebiedi elk schip sleept een klos met gaten, met daarin vlaggen gestoken. Ieder probeeÍ bij elkaar vlaggen te roven. Regels:
- slechts één vlag per keer; - niet ov€r de 'lijnen' varen; - niet aan de eigen lijn trekken. Wie heeft na een bepaalde tiid de
meeste
vlaggen?
12. Kríjgertje In een afgebakend gebied: elk schip sleept een stootwil aan een lijn van circa twee meter achter zich aan. Wordt de stootwii aangeraakt dan wordt de schipper van de betreffende boot oPLETDTNO EN
rRArNrNCdm
4l