De Zeedijk, Van rampgebied tot prachtstraat.
Bacheloronderzoek Sociologie UvA Alex Versloot, 5635098
[email protected] Begeleidster: I. Teijmant. 28 juni 2010
1
Hier wil ik de gelegenheid nemen om een aantal mensen te bedanken. Eerst Ineke Teijmant, begeleidster van dit bacheloronderzoek en docent van de bijbehorende werkgroepen. Bij deze ; Ineke bedankt voor alle tips wat betreft het schrijven van dit bacheloronderzoek. De door u geleverde kritiek heeft dit bacheloronderzoek steeds een zekere richting gegeven. Maar ook heeft u mij steeds kunnen motiveren om dit werk tot een goed einde te brengen. Voorts wil ik Stefan Metaal bedanken voor zijn constructieve opmerkingen als referent. Ook wil ik al mijn medestudenten bedanken die met mij de werkgroepen gevolgd hebben. Ik heb gemerkt dat kennis nemen van het werk van een ander zeker nuttig kan zijn voor het eigen werk. Maar meer in het bijzonder bedank ik mijn medestudenten voor het feit dat ik mij soms gesterkt voelde door de wetenschap dat ik heus niet de enige was die zich alleen en verlaten in een ruimte opgesloten voelde, louter omringd door een laptop en een stapel boeken, met geen idee hoe het nu dan verder moest. Alex Versloot
2
‘De Zeedijk, van rampgebied tot prachtstraat’ Inhoudsopgave
p. 3
1.
Inleiding en Onderwerp
p. 4
2.
Probleemstelling
p. 5
3.
Methodologie
p. 6
4.
Theoretisch Kader
p. 8
5.1.
Geschiedenis Zeedijk
p.10
5.2.
Ontstaan en Ontwikkeling
p.10
5.3.
De jaren ’70: Amsterdam Eindstation
p.11
5.4.
Achtergronden
p.12
5.5.
Patstelling
p.13
5.6.
Vertrek en Leegloop
p.14
5.7.
De buurt in verzet
p.15
5.8.
De weg omhoog
p.18
5.9.
Samenwerking
p.19
5.10
Oprichting NV Zeedijk
p.20
5.11. Werkwijze NV Zeedijk
p.21
5.12. Herstel
p.22
5.13. De Zeedijk vs. De Wallen
p.23
6.1.
Project 1012
p.24
6.2.
Doelen
p.24
6.3.
Middelen tot realisatie
p.25
6.4.
NV Wallen
p.26
6.5.
Verschillen en overeenkomsten
p.27
7.
Conclusie
p.30
8.
Onderzoeksverslag
p.31
9.
Literatuurlijst
p.32
3
1.
Inleiding en onderwerp “Overal uitgemergelde mensen die spuiten, chinezen, blowen of snuiven alsof hun
leven er van af hangt, en dat doet het ook.”1 Het thema waarbinnen dit bacheloronderzoek valt is de ‘40 probleemwijken, prachtwijken of krachtwijken’ zoals aangewezen door voormalig minister Ella Vogelaar van Wonen, Wijken en Integratie. Centraal in het beleid rondom de probleemwijken staat de wijkaanpak; het beleid gericht op verbetering van de 40 probleemwijken door het versterken van de sociale samenhang.2 Binnen dit kader van ‘probleemwijk naar prachtwijk’ ken ik in Amsterdam een succesverhaal: de Zeedijk. Begin jaren ‘80 was de Zeedijk en omgeving een opgegeven stuk Amsterdam. Aldaar was de overlast van harddrugsgebruikers geconcentreerd. De buurt verpauperde, bewoners en ondernemers trokken weg en zelfs de Amsterdamse politie moest erkennen dat zij geen effectief gezag kon uitoefenen over dit gebied.3 In die jaren is de ‘NV Economisch Herstel Zeedijk’ opgericht. Deze NV Zeedijk is een publiek-privaat samenwerkingsverband. Of preciezer gezegd: de NV Zeedijk is een samenwerking tussen het bedrijfsleven en de overheid gericht op economisch herstel van de Zeedijk, neergelegd in de rechtsvorm NV, met de gemeente Amsterdam als aandeelhouder naast private aandeelhouders. De NV Zeedijk heeft een kenmerkende werkwijze. Zij startte in 1985 met het opkopen van verkrotte panden, knapte deze op en verleidde middenstanders en nieuwe bewoners met ‘ingroeihuren’ om zich weer te vestigen op de Zeedijk. Zo trachtte de NV het economisch tij te keren. De NV is nog altijd actief op de Zeedijk. Deze NV-Zeedijk zou echter niet hebben bestaan als buurtbewoners niet in verzet waren gekomen tegen het beleid van de Amsterdamse gemeente en politie om de drugsoverlast te concentreren op de Zeedijk. Pas na langdurig buurtprotest kwam het lot van de Zeedijk op de politieke agenda te staan en werd overgegaan tot actie. Eerst door oprichting van een ‘stuurgroep economisch herstel Zeedijk’ waarin de verschillende partijen vertegenwoordigd waren, later resulterend in de oprichting van de NV Zeedijk. Wanneer men nu over de Zeedijk loopt is van de geschiedenis van drugsoverlast en verpaupering op de Zeedijk nagenoeg niets terug te zien. Deze geschiedenis roept bij mij dan 1
Van Thijn, 2003, p. 17. Kamerstukken II , 2006-07, 30891, nr. 4, p. 25. 3 Koring 2000, p. 175. 2
4
ook de vraag op hoe dit ‘rampgebied’, in wat in feite een zeer korte periode is geweest, is verworden tot een straat die mijns inziens een van de mooiste en gezelligste van Amsterdam is.4 In het volgende werk ik deze vraag nader uit tot een leidende probleemstelling. Deze probleemstelling wordt vervolgens uitgewerkt in een aantal subvragen van meer specifieke aard. Dan volgt een uiteenzetting van de methodologie en wordt een theoretisch kader geschetst; dit kader staat centraal in een historische schets van de Zeedijk. Voorts worden de ontwikkelingen op de Zeedijk vergeleken met de huidige ontwikkelingen op de wallen. Na een zekere verantwoording in een onderzoeksverslag besluit dit bacheloronderzoek met de beantwoording van de gestelde vragen en mijn conclusies. 2.
Probleemstelling
Mij komt het voor dat de wijkaanpak, zoals deze centraal staat in de 40 prachtwijken, vooralsnog geen coherent geheel is van pasklare oplossingen om de problemen in deze wijken te overkomen. Zo kiezen gemeenten ervoor om bewoners te betrekken bij hun buurt door middel van subsidies of vouchers, in de hoop dat meer betrokkenheid bij zal dragen aan het buurtgevoel,
om
zo
onder
meer
het
gevoel
van
veiligheid
te
versterken.
Woningbouwcorporaties daarentegen kiezen ervoor om sociaal en economisch kapitaal aan te trekken door zich op te stellen als projectontwikkelaars. Zij renoveren en verkopen voormalig huurwoningen
handelend
vanuit
de
veronderstelling
dat
op
deze
manier
meer
kapitaalkrachtige groepen hun intrek nemen in probleemwijken en dit zal resulteren in een meer evenwichtige bewonerssamenstelling en een sterkere sociale cohesie. Duurzaam geïnstitutionaliseerde samenwerking tussen alle partijen lijkt te ontbreken. De aanpak van de Zeedijk lijkt een voorbeeld te zijn van een geslaagde interventie in een op dat moment zeer problematische straat. In dit licht vind ik de casus Zeedijk een interessante en kom tot de volgende probleemstelling: Hoe is in de ommekeer van een Zeedijk als ‘rampgebied’ tot een Zeedijk als ‘prachtstraat’ tot stand gekomen. Voorts stel ik de volgende subvragen: Welke spelers zijn betrokken geweest in de ontwikkelingen op de Zeedijk en wat was hun respectievelijke rol hierin?
4
De term is ontleend aan een ludiek bedoeld plakkaat, opgehangen door Zeedijkbewoners, waarin de Zeedijk uitgeroepen wordt tot “rampgebied waar de politie niet in kan staan voor de handhaving van de openbare orde”. Bezoekers wordt aangeraden een dagje Madurodam te overwegen.
5
Hoe heeft men de problemen op de Zeedijk te aangepakt en welke visie lag hieraan ten grondslag? Om te kunnen bepalen welke factoren een rol speelde in het slagen van de aanpak van de Zeedijk maak ik een vergelijking met een actueel ‘probleemgebied’. Hiertoe gebruik ik het voornemen van de gemeente Amsterdam om de Wallen op te schonen, bekend als project 1012. Kort gezegd zou op de wallen sprake zijn van ‘crimonogene’ elementen die zich bezighouden met vrouwenhandel, drugshandel en witwaspraktijken. Om deze problemen de baas te worden wordt gepleit voor oprichting van een NV-Wallen, conform de aanpak zoals gebruikt op de Zeedijk.5 De leidende vraag in deze is: Waarin onderscheidt de huidige situatie op de wallen zich van de vroegere situatie op de Zeedijk en wat zijn de overeenkomsten? Na vergelijking van de cases Zeedijk en Wallen hoop ik de vraag ‘wat gemaakt heeft dat een rampgebied een prachtstraat kon worden’ te kunnen beantwoorden. 3.
Methodologie en onderzoeksopzet
Het karaker van dit bacheloronderzoek is een kwalitatieve. Kwalitatief onderzoek kenmerkt allereerst door de constructivistische ontologische (of kentheoretische) positie. Het constructivisme ziet de sociale werkelijkheid als een continu proces waarin de mens in interacties zijn werkelijkheid creëert door deze werkelijkheid te definiëren in taal en handelen. De sociale werkelijkheid is zo bezien telkens een voorlopige, in afwachting van een nieuwe definitie. Omdat de actoren in het constructivisme zo een centrale plaats innemen volgt een voorkeur voor onderzoeksmethoden die taal centraal stellen. Immers, middels taal kan de onderzoeker de specifieke versie van de werkelijkheid (accounts) van de geïnterviewden achterhalen.6 Interviews, open of gesloten dan wel in focusgroups hebben in kwalitatief onderzoek dan ook de voorkeur, naast andere bronnen die de ervaringen van mensen centraal stellen; te denken valt aan archieven, dagboeken, fotomateriaal of human-interest artikelen. Hieruit volgt een voorkeur voor inductieve theorievorming. Eerst wordt een algemene onderzoeksvraag gesteld. Voorts wordt een onderzoeksveld afgebakend, data verzameld en vervolgens geïnterpreteerd om uit te monden in concepten en theorie. Afhankelijk van de uitkomsten wordt de onderzoeksvraag aangescherpt en het proces herhaald tot voldoende zekerheid bestaat omtrent de conclusies.7
5
Parool, Raadsleden willen een NV Wallen oprichten, red. Amsterdam p.9, 28 mei 2009. Bryman 2004, p. 17. 7 Bryman 2004 p. 265. 6
6
De bovenstaande uitgangspunten betekenen voor dit bacheloronderzoek het volgende. Onderwerp is de casus Zeedijk en het veronderstelde succes van de aanpak van de problemen aldaar. Het onderzoeksveld valt samen met het onderwerp en is ruimtelijk beperkt tot de Zeedijk. De relevante periode; de jaren ’70 tot midden jaren ’90, ligt in het verleden. De ontwikkelingen in die periode dienen als de empirisch basis van dit bacheloronderzoek, noodzakelijk is het dan ook om deze geschiedenis van de Zeedijk uiteen te zetten. Deze geschiedenis is te reconstrueren aan de hand van secundaire bronnen, in het bijzonder krantenberichten,
boeken,
publicaties,
jaarverslagen
van
de
NV-Zeedijk,
en
beleidsdocumenten van de gemeente Amsterdam. Een historische beschrijving mondt uit in een versie van het gebeurde; mijn versie. Een methode waarmee het bezwaar kan worden ondervangen dat slechts één versie van de werkelijkheid voorgespiegeld wordt is respondent validation. Dat wil zeggen het valideren, door staving of weerlegging, van een account, dit door de eigen account te vergelijken met de accounts van anderen,.8 Hiertoe spreek ik met bewoners van de Zeedijk en oud-medewerkers van cafés en winkels op de Zeedijk. Kwalitatief onderzoek beoogt te generaliseren. Dit bacheloronderzoek doet dit door in de geschiedenis van de Zeedijk algemene keerpunten aan te wijzen en deze te duiden met sociologische concepten en theorie. Centraal hierin staat Olson’s logica van de collectieve actie, hieronder in meer detail uiteengezet.9 Na een beschouwing van de ontwikkelingen op de Zeedijk wordt in gegaan op de aanpak van de wallen, project 1012. Ook hier staat Olson’s collectieve actie centraal. Project 1012 bevindt zich nog in de conceptfase. De gemeente tracht een omvattend beleid te ontwikkelen om de problemen daar op te lossen. Enkele acties zijn ondernomen maar van een samenhangend geheel is vooralsnog geen sprake. Centraal in de analyse van de wallen staat het optreden van de gemeente. De analyse wordt gedaan aan de hand van beleidsdocumenten en de berichtgeving in de media. Door deze twee cases naast elkaar te leggen worden verschillen en overeenkomsten zichtbaar. Doel van deze vergelijking is om meer generaliserende uitspraken te kunnen doen over zowel de Zeedijk als het project 1012. 4.
8 9
Sociologisch theoretisch kader
Bryman 2004, p. 271. Zie paragraaf 3
7
In deze paragraaf wordt een sociologisch theoretisch kader uiteen gezet. Centraal hierin staat Olsons theorie van de collectieve actie.10 Voorts komen de begrippen exit, voice en loyalty aan bod, 11 en wordt stilgestaan bij het begrip kapitaal.12 Olson’s theorie gaat uit van de vooronderstelling dat mensen rationele wezens zijn. De mens streeft naar welvaart en in dit streven naar welvaart wordt het handelen van de mens geleid door het eigenbelang. Olson leidt uit het voorstaande af dat de mens slechts in staat is om private goederen te verkrijgen; goederen die de mens op eigen kracht verkrijgt en naar eigen inzicht kan verbruiken. Collectieve goederen hebben een ander karakter en zijn lastiger te realiseren. Collectieve goederen zijn goederen of voorzieningen waar een ieder van profiteert ongeacht de individuele bijdrage die hieraan geleverd is. Collectieve goederen zijn zaken als dijken, gezondheidszorg of een staand leger ter bescherming van de landsgrenzen. Het gegeven dat een individu niet uitgesloten kan worden van de baten van een collectief goed, ook zonder hieraan bij te hebben gedragen, leidt tot wat Olson het freerider-probleem noemt. Dit freerider-probleem is in essentie een patstelling waarin men het belang van een collectieve voorziening inziet maar geen van de leden van een groep het initiatief neemt om deze te realiseren. Immers, het gevaar bestaat dat anderen louter afwachten totdat het goed gerealiseerd is om voorts de baten te trekken. De initiatiefnemers leveren dan een relatief grotere bijdrage. Een individuele kosten-baten overweging leidt dan tot de conclusie dat stilzitten het betere alternatief is, met als gevolg dat het goed niet gerealiseerd wordt, samengevat: “laat een ander het maar doen”. De bulk rationele individuele keuzes leidt zo tot een irrationele collectieve uitkomst.13 Deze patstelling kan doorbroken worden. De staat is hier de geëigende speler. Door middel van dwang, in de vorm van belastingen of wetgeving, kunnen collectieve voorzieningen gerealiseerd worden. Een andere strategie is het manipuleren van verwachtingen, door het individu te wijzen op zijn eigenbelang bij het realiseren van een collectief goed. Zo wordt een prikkel ingebouwd om bij te dragen aan realisatie van het goed. Een zekere mate van organisatie is hierbij onontbeerlijk. Initiatiefnemers; entrepreneurs, zijn nodig om een eerste aanzet te geven totdat het collectief doortrokken is van het ‘collectieve eigenbelang’.14 Voor de motieven van de betrokkenen zijn de termen exit, voice en loyalty van belang. Hirschman verwijst met deze begrippen naar een zekere relatie van een individu ten opzichte 10
Olson 1965 Hirschman 1970 12 Bourdieu 1986 13 Olson 1965 14 Overigens is er ook kritiek op Olsons strikt rationele uitgangspunt, zo zou hij geen oog hebben voor ideële opbrengsten die mensen evenzeer motiveren. Zie: Wilterdink e.a. 2003, p.94. 11
8
van de organisatie waarin hij is betrokken. Exit, voice en loyalty zijn handelingsmodaliteiten waarop het individu zijn onvrede uit over het presteren van de organisatie.15 Exit verwijst naar de strategie dat het individu vertrekt. Voice verwijst naar het individu dat van zich laat horen en zo hoopt aan te sturen op verandering van de organisatie. Voice kan vorm krijgen in inspraakkanalen als een ondernemingsraad, een algemene ledenvergadering of ander overlegorgaan maar ook valt te denken aan een protestdemonstratie. Loyalty staat voor trouw aan de organisatie. Deze trouw, of beter gezegd de mate van verbondenheid aan de organisatie kan gezien worden als de grondslag voor welke handelingsmodaliteit gekozen wordt. Weinig loyalty zal het individu voor de exit-optie doen kiezen, terwijl veel loyalty het individu zal doen bewegen tot voice. Voorts is het begrip kapitaal van belang. Het algemeen economisch kapitaalbegrip houdt in: een productiefactor neergelegd in monetaire middelen of goederen dat wordt gebruikt om door investering een zekere winst te behalen. Voorts zijn te onderscheiden het sociaal en het cultureel kapitaalbegrip.16 Sociaal kapitaal verwijst naar de hoeveelheid sociale middelen die het individu tot zijn beschikking heeft. Het aantal relaties of de mate van inbedding in een bepaald netwerk maken het sociaal kapitaal. Cultureel kapitaal bestaat uit de in het individu belichaamde kennis, vaardigheden, opleiding en normen en waarden.
17
15
Hirschman 1970 Bourdieu 1986 17 Een van de eerste panden aangekocht en gerenoveerd door de NV Zeedijk. 16
9
5.1
Geschiedenis Zeedijk
18
Hieronder wordt een overzicht gegeven van de geschiedenis van de Zeedijk. De nadruk ligt op de ontwikkelingen vanaf eind jaren ’70 tot midden jaren ‘90. De sociologische theorie loopt als een rode draad door de paragraven heen. 5.2
Ontstaan en ontwikkeling
De Zeedijk, eerst St. Anthoniesdijk geheten, loopt van de Prins Hendrikkade tot aan de Nieuwmarkt, en maakt deel uit van een veel langer netwerk van dijken lopend tot aan het Gooi.19 Het is een van de oudste straten van Amsterdam. De Zeedijk is aangelegd ter bescherming van Amsterdam tegen het water van het IJ dat toen nog in open verbinding stond met de Zuiderzee. De patroonheilige van de vermoedelijk door Noorse zeevaarders gebouwde St. Olofskapel is dan ook St. Odulf; de beschermheilige van dijken.20 Archeologische opgravingen onder de st. Olofspoort, een voormalige stadspoort, uitgevoerd in 1969/70, laten zien dat al in de dertiende eeuw een primitieve nederzetting bestond in het gebied van wat nu de kop van de Zeedijk heet, waar thans naast het Barbizonhotel de café’s ’t Aepje, met zijn nog originele 15e eeuwse houten gevel, en de Ooievaar zijn gevestigd. In de 15e eeuw zijn op de dijk de eerste woonhuizen gebouwd. De bloeitijd van Amsterdam in de 16e eeuw trok veel kapitaal aan, en zo werd de Zeedijk in de 17 e eeuw een woonstraat voor gerespecteerde koopmannen. Ook burgemeesters hebben op de dijk gewoond. Dit veranderde in de 18e eeuw. De grachtengordel werd aangelegd en veel kooplieden verhuisden naar daar, waardoor de Zeedijk een meer volks karakter kreeg.21 Door zijn ligging aan het IJ heeft de Zeedijk steeds een relatie gehad met de scheepvaart. Met de scheepslui van de Amsterdamse haven kwamen als vanzelfsprekend de kroegen, herbergen en de prostitutie.22 De Zeedijk ontwikkelde zich tot een bruisende horecastraat. Door de realisatie van infrastructurele projecten als de aanleg van het Noordzeekanaal en het Centraal 18
Plattegrond: Cornelis Anthonisz 1543. http://www.amsterdamsebinnenstad.nl/binnenstad/188/zeedijk.html?PHPSESSID= d6465582da90deecb4bfc6b1de6ea2e7, bezocht 06-04-2009. 20 http://www.bma.amsterdam.nl/monumenten/beschrijvingen/olofskapel; website Bureau Monumentenzorg & Archeologie, gemeente Amsterdam. Bezocht: 05-04-2009. 21 Hageman 2003, p.87. 22 http://historiek.net/index.php/Locaties/Nederland/de-wallen-amsterdam.html 19
10
Station omstreeks 1880, de inpoldering van de Zuiderzee door aanleg van de afsluitdijk, voltooid in 1932, raakte de band met de scheepsvaart verwaterd. Een ontwikkeling die definitief is bezegeld met het verplaatsen van de haven naar Amsterdam Westpoort in 1964. De horeca op de Zeedijk ondervond hier de nadelen van en de eerst bruisende straat raakte in het slop. 5.3.
De jaren 70: Amsterdam Eindstation “Hoe mot jij dat doen dacht ze, jij mot me opvolgen, maar dit hele gedoe van ’n café
op de ruwer wordende Zeedijk is niet zo eenvoudig” “Ze schijten en zeiken op z’n Hollands gezegd toch tegen je aan hoor” (Bet van Beeren).23 Eind jaren 70 is de chaos op de Zeedijk compleet. De zeedijk is het voorkeursafzetgebied geworden van drugsdealers, en wordt door sommigen beschouwd als het centrum van de drugshandel van europa. Het straatbeeld wordt gedomineerd door scorende en hosselende verslaafden. Nietsvermoedende toeristen en dagjesmensen worden slachtoffer van berovingen of hen wordt op meer creatieve wijze geld afhandig gemaakt met balletje-balletje spelen. 24 De politie blijkt niet in staat om de openbare orde in de buurt te handhaven en kiest ervoor, met goedvinden van het gemeentebestuur, om de problemen te concentreren op de Zeedijk, dit om de overlast voor de omliggende wijk binnen de perken te houden. Van tijd tot tijd doet de politie een inval: “we komen in een huiskamer terecht waar een stelletje zielepieten op een kluitje bij elkaar op de grond zit, te apathisch om nog te schrikken van de overval. Snel wordt het hele huis doorzocht. Triomfantelijk wordt een stapel honderdjes en een pakje heroïne getoond dat uit de wc is gevist.“ (…) Een agent betrokken bij de actie stelt: “dit soort prikacties houden we regelmatig. We concentreren ons op de zware dealers maar het is dweilen met de kraan open.”25 De sfeer op de Zeedijk in die jaren is ronduit agressief. 26 Regelmatig komt het tot een treffen tussen de politie en groepen junkies en dealers. “Men probeert politiepersoneel door intimidatie af te laten zien van controle. (…) Het is geen uitzondering dat mijn mensen zich met getrokken pistool moeten terugtrekken” , aldus hoofdinspecteur Molendijk, in die jaren werkzaam op bureau Warmoesstraat.27 De aanhoudende problemen maken dat de politie zich slechts met tegenzin op de dijk begeeft, sommige politieagenten geven aan de situatie 23
Bosch 1977, p. 17. Brouns 2003, p. 17. 25 Van Thijn 2003, p.121. 26 Punch 1974, p. 11. 27 Koring 2000, p.148. Citeert een rapport van de politie Amsterdam 1981. 24
11
beangstigend te vinden.28 Een niet ongegronde vrees zo blijkt wanneer op 5 augustus 1985 agent Peter Lugten met een kapmes neergestoken wordt door een doorgedraaide junk. 29 De angst maakt dat een sfeer van racisme, intimidatie en onverschilligheid ontstaat.30 Toenmalig burgemeester Ed van Thijn verhaalt over zijn ervaringen op de Zeedijk als volgt: “Jagerman [hoofdinspecteur van bureau Warmoesstraat] en zijn collega’s leiden me die avond rond over de zeedijk, waar de drugsscene van Amsterdam doelbewust is geconcentreerd. Dit [concentratie] in de overigens naïeve veronderstelling, aldus Jagerman dat op die manier de rest van Amsterdam van het drugsprobleem verschoond zou blijven.” Tijdens de rondleiding observeert Van Thijn: “Overal uitgemergelde mensen die spuiten, chinezen, blowen of snuiven alsof hun leven er van af hangt, en dat doet het ook.” Van Thijn vervolgt met de stelling dat de bedoelingen van de Amsterdamse politie louter goede waren, echter: “de gevolgen (onbedoelde neveneffecten in het jargon) zijn dramatisch. de gedoogzone heeft internationale bekendheid gekregen. Vanuit heel europa stromen dealers en gebruikers naar deze A-lokatie.”31 Tot over de landsgrenzen dus is de situatie op de Zeedijk berucht. “ ‘Amsterdam Eindstation’ schreef de Duitse Bildzeitung wrang, doelend op de vele Duitse verslaafden die in onze stad hun einde vinden.”32 De Zeedijk is een no-go area geworden. 5.4.
Achtergronden
De drugsellende van de jaren ’70 kon ontstaan door een aantal samenhangende historische en culturele factoren. Omstreeks 1900 rekruteerde de Nederlandse Stoomvaartmaatschappij Chinese zeelieden als goedkope arbeidskrachten. Een substantiële groep Chinezen vestigde zich in Amsterdam, met name in de omgeving Binnen Bantammerstraat en Geldersekade; met de Zeedijk thans het Amsterdamse Chinatown.33 De Chinezen brachten hun opiumtradities mee naar Amsterdam, een praktijk die toen nog gezien werd als een onschuldige cultuuruiting. In die tijd ook is er marihuana, maar geniet dan nog weinig populariteit. Dit verandert wanneer eind jaren ‘40 Jazzmusici en in Duitsland gelegerde Amerikaanse militairen Amsterdam aan gaan doen, op zoek naar hasj en wiet. 34 In de antiautoritaire vrijzinnige jaren ‘60 raakten drugs als LSD, speed en extacy populair en wat later de heroïne. 28
Punch 1974, p. 12. http://www.arrestatieteam.nl/artikelen/inmemoriam.php Bezocht: 06-06-2010 30 Koring 2000, p. 127 31 Van Thijn 2003, p.122. 32 Van Thijn 2003, p.123. 33 Hageman 2003, p 155 34 http://geschiedenis.vpro.nl/programmas/2899536/afleveringen/16305180/. Bezocht:07-06-2010. 29
12
Een solide handelsroute, reeds in de jaren ‘30 opgezet door de Chinezen ten behoeve van de opium, garandeerde de aanvoer van heroïne en maakte dat de handel snel kon groeien. Chinese triades monopoliseren de drugshandel op de Zeedijk vrijwel geheel. Wanneer in 1975 Suriname onafhankelijk wordt van Nederland krijgt men daar de keuze voorgelegd: of Nederlander ofwel Surinamer worden. Velen kozen voor het Nederlanderschap en vestigden zich in Nederland.35 Zij komen terecht in een uitzichtloze situatie. De bestaande onrust op het economisch vlak door de oliecrises van 1973 en 1979 resulteert in veel werkloosheid, met name onder de juist gearriveerde Surinamers, en velen raken aan de heroïne. De Chinese triades besteden de tussenhandel uit aan Surinaamse verslaafden maar blijven op de achtergrond de dominante spelers in de drugshandel. Het worden de Surinaamse verslaafden die het straatbeeld gaan bepalen op de Zeedijk.
36
“Post werd niet bezorgd, meters niet opgenomen en politie surveilleerde alleen nog in groepen van zes man, de politie gaf het advies om naar elders te verhuizen”
5.5.
Patstelling
Gezegd kan worden dat er sprake was van een patstelling op de Zeedijk, of in termen van Olson, is er sprake van een dilemma van collectieve actie. Een veilige schone Zeedijk zou het collectieve goed genoemd kunnen worden dat gerealiseerd moet worden. Echter, er is geen partij die het dilemma tracht te doorbreken. Zoals Olson stelt is de staat is de eigende speler om middels dwang een situatie te beïnvloeden. De houding van de gemeentelijke overheid in deze periode kenmerkt zich nu juist als een weigerachtige. Een der initiatiefnemers tot oprichting en latere secretaris37 van de NV Zeedijk; Jack Cohen, stelt dat deze houding te 35
Dalhuisen 2007, p. 18 Ludiek protest van bewoners. De zeedijk wordt uitgeroepen tot rampgebied waar de politie niet in kan staan voor de openbare orde. Bezoekers wordt aangeraden een blokje om te gaan of een bezoek te brengen aan Madurodam. 37 KvK uittreksel NV Zeedijk, dossiernr.: 33186537, p. 3. 36
13
verklaren is doordat politici te weinig op de lange termijn denken; “zij leven zo in de waan van de dag dat niet gezien wordt dat een forse investering nu, heel wat ellende in de toekomst voorkomt”.38 Voorts stelt hij: “er [is] een geweldig wantrouwen tussen partijen, er is geen uitwisseling van ideeën en dat zit vooral bij de politiek en de ambtenaren”. Droef meldt hij verder dat de Zeedijk voor de gemeente toen simpelweg geen prioriteit had.
39
“Ze zeiden het
misschien niet hardop maar ze [bestuurders] wilden in die tijd het liefst een hek om de Zeedijk plaatsen”. 40 Wanneer de gemeentelijk overheid geen verantwoordelijkheid neemt zou de Amsterdamse politie als ‘arm van de wet’ een rol moeten spelen. Maar hierboven is nu juist te zien dat de politie bewust koos voor een beleid van concentratie van problemen en niet voor aanpak daarvan. Deze keuze van de Amsterdamse politie is te begrijpen. De politie kampte toen steevast met onderbezetting wat adequaat optreden op voorhand al bemoeilijkte.41 Maar ook speelt er meer dan slechts drugs in het Amsterdam van de jaren ‘70. In het kielzog van provo komt de kraakbeweging komt op en de Amsterdamse politie heeft veel te stellen met deze groeiende beweging. Het meest duidelijk profileert de kraakbeweging zich in de Nieuwmarktrellen van 1975. Deze Nieuwmarktrellen rellen waren een uiting van verzet tegen plannen van de gemeente om een groot deel van de Nieuwmarktbuurt te slopen ten gunste van de aanleg van de metro. Een conflict dat overigens beslecht is ten gunste van het pleit van de actievoerders. Ontwikkelingen als deze deden een zwaar beroep op de toch al zwakke draagkracht van de politie. Dit maakte dat de Zeedijk ook voor de Amsterdamse politie geen prioriteit kreeg. 5.6.
Vertrek en leegloop
Naast dwang is ook manipulatie een middel om het dilemma van collectieve actie te doorbreken. Hier gaan de bewoners en ondernemers van de Zeedijk een rol spelen. Het zijn vooral deze bewoners en ondernemers op de dijk die lijden onder de situatie. Zij moeten dagelijks kampen met het onleefbare klimaat op de dijk. Hen wordt het leven feitelijk zo onmogelijk gemaakt dat velen besluiten de wijk te nemen naar elders, populair zijn opkomende gemeenten als Purmerend, Almere en Lelystad.42 Zo ontstaat een neerwaartse spiraal; de leegloop heeft leegstand tot gevolg, junkies en dealers nemen hun intrek in de 38
http://www.amsterdamsebinnenstad.nl/binnenstad/188/cohen.html? PHPSESSID=d6465582da90deecb4bfc6b1de6ea2e7, bezocht 1 mei 2010. 39 Idem 40 WRR 2005, p.201. 41 Koring 2000, p. 75. 42 NRC-Handelsblad, Een kleine revolutie, red. binnenland, p.2, 30 juni 1997.
14
leegstaande panden en de straat wordt al minder aantrekkelijk voor bezoekers. Kroegen en andere middenstanders failleren en de situatie verslechtert verder en verder. Lieden van lager allooi kunnen in een positie als monopsonist de failliete zaken veelal voor een zeer lage prijs overnemen. Hans Brouns, geboren en getogen in de buurt, begrijpt de keuzes van vertrek en verkoop wel: “van lieverlee werd hier het ene na het andere café overgenomen door dealers en dat heeft me altijd verschrikkelijk gestoord.” (…) “iedereen die van het centraal station naar het bruggetje liep werd op dat korte stukje beroofd.” (…) “de gewone cafés kregen geen klanten meer. Voor de meeste caféhouders was hun zaak hun oudedagsvoorziening en die was ineens niets meer waard. Dus had je maar een mogelijkheid; je zaak aan een dealer verkopen. Hoezeer ik daar ook tegen was, die mensen hadden groot gelijk dat ze het deden, de mensen die hier woonden werden gewoon opgeofferd.”43 In de zaken die wel open blijven wordt openlijk gehandeld in harddrugs. Ook zijn er uitbaters die zich aanpassen en zich, met zogezegd frisse ondernemerszin, gaan toeleggen op de verkoop van verslavingsaccessoires als lepels, citroenen en aluminiumfolie.44
5.7.
De buurt in verzet “Wij willen veiligheid, stelletje slapjanussen”.45
Veel bewoners en ondernemers op de Zeedijk kozen in termen van Hirschman dus voor de exit-optie. Wanneer gedwongen tot verkoop door faillissement, een overdaad aan overlast en voorts geen zicht op verbetering maar eerder bestendiging van de situatie door het gevoerde concentratiebeleid van politie en gemeente is die keuze begrijpelijk. Maar ook in de uitzichtloze situatie van eind jaren ’70 zijn er Zeedijkbewoners die niet wijken voor de 43
Van Hulst 1993, p. 12. Koring 2000, p. 147. 45 Leuze protest bezetting gemeentehuis. 44
15
problemen. Een groep bewoners maakt gebruik van de voice-strategie en laat van zich horen, eerst door inspraak, dan door ludieke protesten en later door hardere acties. In november 1978 uit een groep van tachtig bewoners hun onvrede door een schriftelijke noodkreet te richten aan koningin Juliana. Zij vragen haar om zich persoonlijk in te zetten voor aanpak van de drugsoverlast. De ministers van binnenlandse zaken; Van Thijn, en volksgezondheid; Gardeniers voeren spoedoverleg met het Amsterdams gemeentebestuur maar geen substantiële actie volgt.46 De buurt blijft aandringen op aanpak van de problemen en handhaving van de openbare orde. Vreemd genoeg lijken juist bewoners hier de dupe van te worden. Zo schrijft de politie boetes uit voor het neerzetten van huisvuil buiten de toegestane tijden of het onjuist aanbrengen van een bordje met openingstijden. Dit terwijl in de beleving van de buurt junks ongestoord hun gang kunnen gaan.47 Buurtbewoners gaan grijpen naar meer proactieve middelen. Begin jaren tachtig is Amsterdam in de running om de olympische spelen binnen te halen. In 1981 doet een delegatie van het Internationaal Olympisch Comité (IOC) de gemeente aan. Ter verwelkoming van het IOC zijn de vijf olympische ringen, uitgevoerd in bloemen, bevestigd aan een talud over de rijksweg A1. Een groep bewoners grijpt de gelegenheid en bevestigt een levensgrote heroïnespuit tussen de ringen, dit in de hoop de situatie op de Zeedijk op de politieke agenda te krijgen. De actie heeft niet het beoogde effect. Een tweede ludiek protest volgt; bewoners plakken posters waarin de zeedijk wordt uitgeroepen tot rampgebied waar de politie niet in kan staan voor de openbare orde. “Straatrovers en handelaren in verdovende middelen hebben hier vrij spel.” Bezoekers wordt aangeraden een blokje om te gaan of een bezoek te brengen aan Madurodam. Bewoners wordt gezegd: “te verhuizen naar onze hygiënische buitenwijken.” Ook voor “dealers en onderwereldfiguren” bevat het affiche een goede raad: zij kunnen zich “voor de handel vervoegen op de adressen Zeedijk 12, 14, 16, 18, 19 ”, (…), “Op die adressen is men [namelijk] welvoorzien van heroïne.” In een laatste ludieke actie verzamelt een stoet buurtbewoners zich op het Oudekerksplein. Onder toeziend oog van de politie vertrekken zij met goed gevulde vuilniszak op weg naar het stadshuis om de vuilniszakken aldaar op de stoep te deponeren.48
De ludieke protesten
sorteren niet het gewenste effect en hardere acties volgen. Uit frustratie door het uitblijven van een reactie van de gemeente nemen buurtbewoners en ondernemers het heft in eigen hand en richten een crisiscomité op. Dit comité coördineert op 46
Binnenstad, Griezelig dat je afhankelijk bent van een paar mensen, Uitgave Vereniging Vrienden Amsterdamse Binnenstad, nr. 188. 47 Brilleman 2004, p. 35. 48 Brouns 2003, p. 162.
16
19 mei 1982 een bezetting van de raadszaal van het stadshuis aan de Oudezijds Voorburgwal, waar thans het hotel The Grand gevestigd is. Zakjes poedersuiker als heroïne rondstrooiend eisen de bewoners dat de gemeente de situatie op de Zeedijk aanpakt. Een concrete eis die bewoners stellen in de bezetting is de ontruiming van Monnikenstraat 10. Dit pand was een notoir drugspand en uitvalsbasis voor ‘rovers’. Deze rovers wachtten simpelweg in het trapgat op voorbijgangers, beroofden deze vlot en trefzeker om zich vervolgens weer te verschuilen in het pand. Veel buurtbewoners waren al slachtoffer geweest. Burgemeester Polak en hoofdcommissaris De Rhoodes zeggen toe het pand te ontruimen. Ook beloven zij een strengere handhaving, een samenscholings- en messenverbod en meer politie-inzet. Na deze toezeggingen beëindigt het comité de bezetting.
49
Op 31 mei 1982 moet worden vastgesteld
dat het pand echter nog niet ontruimd is. Navraag door bewoners bij de gemeente leert dat de ontruiming slechts toegezegd is om een einde aan bezetting van de raadszaal te maken. Uit woede ontruimen bewoners hierop zelf het pand, waarbij onder buurtbewoners en onder de rovers gewonden vallen.50 Er volgen meer acties. Een duizendtal demonstranten, onder leiding van het crisiscomité, neemt de drukke verkeerskruising op de Prins Hendikkade ter hoogte van het scheepvaarthuis, thans Grand Hotel Amrath, in. Een chaos is het gevolg, niet in de laatste plaats door het gekozen tijdstip in de middagspits. Los van de verkeerschaos verloopt de demonstratie vreedzaam. Dit is bij een laatste actie anders. Ook nu wordt een kruising ingenomen, dit maal het Damrak voor het Victoria hotel. Een kleine doorgang wordt vrijgehouden voor een kiepwagen die een berg banden op de kruising deponeert waarna actievoeders deze in brand steken. De brandweer weigert het vuur te doven, officieel uit veiligheidoverwegingen, maar Brouns stelt dat zij dit deden uit solidariteit met de actievoerders.51 5.8.
De weg omhoog
De acties onder leiding van het crisiscomité genereerden veel media-aandacht, met name de laatste actie waarbij als gevolg van de bezetting van de kruising het gehele Amsterdamse openbaar vervoer gestremd raakte. Het werd duidelijk dat de bewoners op brede steun konden rekenen van de Amsterdammer. De gemeente kon de problemen op de Zeedijk dan ook niet langer negeren.
49
Binnenstad, Griezelig dat je afhankelijk bent van een paar mensen, Uitgave Vereniging Vrienden Amsterdamse Binnenstad, nr. 188. 50 Brouns 2003, p.176. 51 Brouns 2003, p. 175.
17
Zo manipuleerde bewoners en ondernemers, verenigd in het comité, door het volgen van een duidelijke voice-strategie, de machthebbers om hun verantwoordelijkheid te nemen en de kwestie Zeedijk op de politieke agenda te zetten. Door op deze wijze de staat te betrekken in de oplossing van de problemen op de Zeedijk is een eerste aanzet gegeven om het dilemma van collectieve actie te doorbreken. De vraag kan gesteld worden waarom deze groep mensen niet ook de exit optie namen zoals velen voor hen, maar juist kozen voor voice. Buurtbewoner Irene zegt hierover: :“De mensen van de Zeedijk wilden gewoon hun oude straat en de sfeer van toen terug”, en over de acties: “ik kan je vertellen, ik werkte toen in een restaurant op de Oudezijds, en soms als we wat nodig hadden van een winkel op de Zeedijk dan was ik de enige van mijn collega’s die nog de dijk op dorst, zo erg was het daar”,(…) “de bezetting van het gemeentehuis was gewoon frustratie”. Tante Aal, wereldberoemd op de Zeedijk, over waarom zij bleef: “Kijk, de Duitsers hebben me niet weg gekregen en het zou toch te gek zijn als ik me door dat stelletje tuig had laten wegpesten” Over waarom zij meedeed aan de protesten: “Wij kenden mekaar allemaal en wij wilden dat je weer gewoon over straat kon.”, “Dat je je niet rot schaamde als je bij gelegenheid je adres moest opgeven”. 52 De betrokkenheid van bewoners als Irene en Tante Aal past eigenlijk niet goed binnen de theorie van Olson. Wanneer het eigenbelang van de mens leidend is zoals Olson stelt, zijn een afwachtende free-rider opstelling of een exit-strategie meer rationele keuzes. Oudbuurtbewoner Joop verklaart de actiebereidheid en verbondenheid met de buurt van diegenen die zich verenigde in het actiecomité als volgt: “Vroeger was het daar een echte volksbuurt. Je kende iedereen.” (…), “Het leven speelde zich grotendeel af op de dijk, (…), de meeste zijn geboren en getogen op de Zeedijk.” (…) “Ik denk dat zij nog dat beeld van vroeger in het achterhoofd hadden en geloofden dat na een rotperiode de straat van toen weer terug zou kunnen komen.” 5.9.
Samenwerking
In 1983 begint dus een zeker draagvlak af te tekenen voor aanpak van de problemen op de dijk. Betrokken partijen dan zijn bewoners en ondernemers verenigd in het actiecomité, de politie en de gemeente. In reactie op de bezettingsactie van de kruising voor het Victoriahotel wordt op bureau Warmoesstraat een team aangesteld met als enkele taak om groepen verslaafden weg te houden van de Zeedijk. Dit team start met het schoonvegen van de Zeedijk en het sluiten van drugspanden. Dit gebeurt zeer resoluut en met een ruim mandaat. 53 Echter 52 53
Brilleman 2004, p.64. Koring 2000, p. 74.
18
na elke veegactie keert de overlast weer terug. Maar ook verplaatst de overlast zich door het sluiten van de drugspanden weer voornamelijk naar de straat, waardoor het lijkt alsof de overlast slechts verergerd.54 De drugscultuur blijkt simpelweg te verweven met de Zeedijk om zo maar te verdwijnen. De vraag dient zich dan ook aan hoe de overlast meer duurzaam bestrijd kan worden. Het buurtcentrum d’Oude Stad stort zich op een analyse van de problemen. Een werkgroep veiligheid van dit buurtcentrum komt tot het inzicht dat niet de aanwezigheid van drugs en verslaafden het grootste probleem vormde maar de afwezigheid van andere economische en culturele functies. Het crisiscomité deelt de analyse en fuseert met de werkgroep. Teneinde brede steun te vinden voor aanpak van de problemen voert de werkgroep overleg met verschillende partijen. De Kamer van Koophandel, de ondernemersvereniging Vereniging Amsterdam City (VAC) de politie en de gemeente worden in het overleg betrokken. Deze partijen komen regelmatig bijeen en dopen het overleg tot ‘Stuurgroep Economisch Herstel Zeedijk’. De stuurgroep stelt zich, zoals de naam doet vermoeden, als taak het economisch herstel van de Zeedijk te bevorderen en komt met het volgende plan. De Zeedijk moet een gemengde woon, winkel en horecastraat worden, te realiseren door de aankoop, renovatie en verantwoorde uitbating van de panden op de Zeedijk.55 In termen van Bourdieu kan dit plan gezien worden als een pleidooi voor import van economisch kapitaal en het juiste sociaal en cultureel kapitaal. 56 Door het aangezicht van de straat te verbeteren middels renovatie van het onroerend goed verbeteren de materiele voorwaarden voor vestiging. Sociaal kapitaal wordt zo in de buurt gebracht en langzaamaan moet de populatie handelaren en drugsverslaafden worden verdrongen. Met het creëren van breed draagvlak neergelegd in de stuurgroep zijn de voorwaarden geschapen om over te gaan tot collectieve actie. Nu dringt de vraag zich op hoe deze actie vorm moet krijgen. 5.10. Oprichting NV Zeedijk Een concreet plan ter herstel van de Zeedijk ligt nu ter tafel. De leden van de stuurgroep Cohen, betrokken als voorzitter van de VAC, en wethouder volkshuisvesting Schaefer moeten na overleg concluderen dat de gemeente niet in staat is om de plannen te financieren. Het benodigde kapitaal om over te gaan tot aankoop van onroerend goed ontbreekt eenvoudigweg ,aldus de wethouder. Jan Nieuwenhuis, lid van de werkgroep en oud ambtenaar bij bouw en woningtoezicht gebruikt zijn contacten en betrekt het Bouwfonds Nederlandse 54
Brilleman 2004, p. 37. Brileman 2004, p.43. 56 Bourdieu 1986. 55
19
Gemeenten (BNG) in het overleg.57 Het BNG doet een voorstel tot een publiek-private samenwerking. In dit voorstel nemen de gemeente en het bedrijfsleven samen de financiering van de plannen op zich. De gemeente weigert echter ook aan dit plan zijn medewerking. Ondernemer Cohen, lid van de werkgroep en de VAC, zegt hierover: “Ze hadden in het begin tegenzin om mee te doen.” (…) “Jan Schaefer [wethouder] vond het maar niets.”
Dit
verandert wanneer Cohen dreigt: “Ik zei tegen Schaefer dat als hij niet mee zou doen ik naar het Parool zou stappen met de mededeling dat de wethouder volkshuisvesting de Zeedijk niet wil redden”. Met resultaat: “Later werkte Jan [Schaefer] volop mee en werd een stuwende kracht.” 58 Schaefer had echter ook een andere reden om terug te komen op zijn aanvankelijk nee. Amsterdam eind jaren ’70 was ‘zo arm als een kerkrat’. Amsterdam had toen steevast een begrotingstekort van tegen de 100 miljoen gulden. Toenmalig wethouder financiën Polak zou gezegd hebben: “wie ben ik dat ik zo een groot tekort mag beheren.” 59Deze Polak wordt later staatssecretaris van Financiën en maakt van Amsterdam een ‘artikel 12 gemeente’. 60 Dit art. 12 biedt een grond om financieel zwakke gemeenten tegemoet te komen. Een status als art. 12 gemeente maakt het gemeenten mogelijk om in aanmerking te komen voor aanvullende fondsen, de betreffende gemeente staat dan echter wel onder curatele. 61 Ook Schaefer kan aanvullende fondsen aanboren, dit trekt hem over de streep.62 Over de vorm die de publiek-private samenwerking moet krijgen bereiken partijen overeenstemming, gekozen wordt voor een Naamloze Vennootschap; NV. Deze rechtsvorm heeft als voordeel dat kapitaal bijeen gebracht kan worden door storting op een aandeel. In principe kan ieder die dat wenst een aandeel nemen en deze zijn steeds vrij overdraagbaar. Rechtspersoonlijkheid heeft voorts als voordeel dat de rechtspersoon registergoederen kan verkrijgen, bezwaren en vervreemden.63 In 1984 tekent burgemeester Van Thijn een intentieverklaring tot oprichting van een NV Economisch Herstel Zeedijk; kortweg NV Zeedijk, wordt in 1985 daadwerkelijk opgericht. Statutair stelt de NV zich ten doel het verbeteren van de omgeving door aankoop en herstel van panden, werven en begeleiden van ondernemers, en verhuur van woningen en bedrijfruimtes.64 Rabobank, ING, ABN-Amro en Fortis worden aandeelhouder. Deze partijen 57
Achtergrond van het BNG: Naar aanleiding van de woningschaarste van na de tweede wereldoorlog wordt een fonds opgericht met als doel het realiseren van betaalbare woningen. Gemeenten krijgen de meerderheid van de aandelen in handen. Thans is het fonds in handen van de Rabobank. (zie: www.bouwfonds.nl). 58 http://www.amsterdamsebinnenstad.nl/binnenstad/176/cohen.html 59 Dienst Wonen Amsterdam 2008, p.8. 60 Art.12 Financiële verhoudingen wet. 61 Dienst Wonen Amsterdam 2008, p.7. 62 Brilleman 2004, p.43. 63 Kroeze 2007, p. 76. 64 KvK uittreksel NV Zeedijk, dossiernr.: 33186537, p. 3.
20
zien de investering als een publiciteitactiviteit en bekommeren zich minder om de financiële risico’s. De gemeente en het Bouwfonds Nederlandse Gemeenten nemen de overige aandelen. 65
Als directeur van de NV wordt Jan Nieuwenweg benoemd, Jack Cohen wordt benoemd als
secretaris.
66
In de raad van commissarissen, belast met het toezicht op de NV, zetelen
betrokkenen van ondermeer de investerende banken. 5.11. Werkwijze NV Zeedijk Het eerste publiek-privaat samenwerkingsverband tussen het bedrijfsleven en de overheid is nu een feit. Kort na oprichting worden de eerste panden aangekocht. Het is duidelijk dat de oprichting van de NV een grote symbolische waarde vertegenwoordigde. Na jaren van onwil lag er nu een duidelijk kader ter aanpak van de problemen. Maar niet iedereen is overtuigd van het slagen van de NV. Een in de periode kort na de oprichting van de NV verrichtte studie door de Studiegroep Stedelijke Revitalisering, een samenwerkingverband van sociaal geografen verbonden aan de Universiteit van Amsterdam, verwacht dat de NV geen lang leven beschoren zal zijn. De studie stelt dat de NV een jaar na oprichting nog geen daden heeft gesteld en er niet in geslaagd is de weg naar boven te vinden.67 Het vertrouwen in het welslagen van de NV krijgt in 1986 een opsteker. Verder overleg met de gemeente resulteert in een aantal toezeggingen. Wethouder Schaefer is bereid om gemeentelijke verordeningen met betrekking tot de bouw, renovatie en voorts toewijzing aan huurders van panden niet te strikt toe te passen en de NV zo enige speelruimte te geven. Burgemeester Van Thijn belooft extra politie-inzet en een regelmatige schoonmaak van de Zeedijk. Deze beloften maakten dat hotelketen Golden Tulip kon worden bewogen tot realisatie van een al ouder plan; een vijfsterren Barbizon Hotel op de kop van de Zeedijk, eind 1986 wordt begonnen met de bouw. Dan ook worden de eerste panden opgeleverd en de eerste huurders nemen hun intrek. Langzaamaan begint het tij te keren op de dijk. De werkwijze van de NV is doorslaggevend in het bestendigen van de verbeteringen. Eerst hanteerde de NV een streng toelatingsbeleid. Als uitbaters werden slechts bonafide kandidaten geselecteerd. Om hen over de streep te trekken is gekozen voor een systeem van ingroei-huren, dat wil zeggen naar mate de straat verbetert zal de huur stijgen. Voorts heeft de NV in contracten die zij sloot aanvullende eisen gesteld aan huurders, zo was (en is) het hen bijvoorbeeld verboden om rolluiken te bevestigen, dit om een zekere open en meer aantrekkelijke uitstraling van de straat te garanderen. In de functies die aangekochte panden 65
KvK uittreksel NV Zeedijk, dossiernr.: 33186537, p. 4-6. NRC-Handelsblad, Zakenman krijgt prijs voor aanpak Zeedijk, Red. Binnenland p. 2, 31 oktober 2003 67 SSR 1986, p.74. 66
21
kregen werd een evenwicht gezocht tussen woonfuncties, kleine middenstand en horeca.. Het gevoel van gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de straat is gestimuleerd door een actieve ondernemersvereniging en ten aanzien van huurders en andere partijen werd dit bereikt door fysieke nabijheid van de NV, want gevestigd op de dijk zelf en zo direct zichtbaar en benaderbaar voor een ieder.68
69
5.12. Herstel “Het [de jaarlijkse hartjesdagen] wordt steeds drukker terwijl de straat er niet breder op wordt” 70 Omstreeks 1990 is geen sprake meer van drugsoverlast op de Zeedijk. Er is weer middenstand op de dijk en het merendeel van de panden wordt weer bewoond, op enigerlei wijze uitgebaat of gerenoveerd.71 Een ontwikkeling die doorzet in het heden. Thans is de Zeedijk een populaire uitgaansstraat. Men struikelt er over goed lopende cafés, koffiebars en restaurants. De hartjesdagen, met traditionele travestietenparade, is zo goed bezocht dat het dreigt te bezwijken onder het eigen succes. De roze driehoek; de cafés de Engel van Amsterdam, de Barderij en de Queens Head zijn populaire uitgaansgelegenheden onder homo’s en lesbiennes. 72
Er wordt Opera gezongen in restaurants en er wordt Jazz en Blues gespeeld in de
muziekbars van de Zeedijk. Inmiddels is de wachtlijst voor een woning bij de NV Zeedijk opgelopen tot minimaal 6 tot 8 jaar.73 Joeri, regelmatig bezoeker van de roze driehoek: “de sfeer hier is altijd goed, elders heb je vaak rottigheid maar hier zijn de mensen heel tolerant en ze zijn altijd wel in voor een geintje”.
68
http://www.nvzeedijk.nl/tekst/3-werkwijze De herbouwde st.Olofskapel; thans in gebruik als conferentieruimte door het Barbizonhotel. 70 Citaat J. Alberts, In: Parool, Hartjesparade wordt te druk en moet wijken, red. Amsterdam, 8 september 2009. 71 Volkskrant, Het is allang geen kolerezooi meer op de zeedijk. Red. binnenland, p. 3, 19 oktober 1990. 72 Wellicht een verwijzing naar de roze driehoek zoals gedragen tijdens WO II 73 www.nv-zeedijk.nl, bezocht 15 mei 2010. 69
22
Tegenwoordig stelt de NV Zeedijk zich, volgens de bedrijfsomschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel, tot doel: economisch herstel van de Zeedijk te Amsterdam door verbetering van woon en werksituatie aldaar en elders in de binnenstad van Amsterdam, alsmede verwerven, beheren, exploiteren en vervreemden van registergoederen. 74 De NV beoogt dus het werkterrein te verbreden. Dit is noodzakelijk enerzijds omdat de Zeedijk in zekere zin klaar is en anderzijds omdat de kosten van aankoop van onroerend goed te hoog zijn geworden om dit nog met een sociale doelstelling rendabel te kunnen exploiteren. De NV moet haast zijn werkterrein wel verleggen om nog te kunnen groeien. 5.13. De Zeedijk vs. de Wallen Resumerend is op de Zeedijk het dilemma van collectieve actie als volgt doorbroken. De aanvankelijk weigerachtige gemeente wordt door bewoners en ondernemers van de Zeedijk, middels hun acties gedwongen verantwoordelijkheid te nemen. Berichtgeving in de media blijkt hier een sterk middel om zaken op de politieke agenda te krijgen. De vraag hoe de problemen het best op te lossen is beantwoord in de Stuurgroep Economisch Herstel; een semi-geinstitutionaliseerd overleg tussen overheid, semi-overheid organen en private partijen. In dit overleg is breed draagvlak voor handelen gevonden door de diverse partijen op gelijkwaardige manier te betrekken in het overleg. Toen is overgegaan tot handelen. Om de vraag te kunnen beantwoorden wat nu precies maakte dat de aanpak van de Zeedijk succesvol is geweest wordt in het volgende een vergelijking gemaakt tussen situatie op de wallen en die van de zeedijk.
74
KvK uittreksel NV Zeedijk, dossiernr.: 33186537, p. 1.
23
6.1.
Project 1012 “liever sushibars dan coffeeshops”. 75
De titel Project 1012 verwijst naar de postcode van het wallengebied en omliggende straten. Het project komt uit de koker van de zogeheten ‘bestuurlijke coalitie’. Deze coalitie is een samenwerking tussen de centrale stad en het stadsdeel centrum. Binnen deze coalitie wordt de centrale stad vertegenwoordigd door (oud-)burgemeester Cohen en wethouder Asscher, het stadsdeel door stadsdeelvoorzitter Iping en stadsdeelbestuurder Koldenhof. In 2007 presenteert deze coalitie een probleemanalyse van het wallengebied. De analyse stelt: “De overdaad aan elkaar versterkende criminogene en economisch laagwaardige functies schept een milieu waarin criminaliteit te gemakkelijk kan gedijen.” 76 Met criminogene economische functies wordt gedoeld op “in principe legale activiteiten”, maar die “bovenmatig gevoelig zijn voor criminele activiteiten.” Men moet hierbij denken aan prostitutiebedrijven en coffeeshops maar ook aan belwinkels, goedkopere hotels, sportbars en snackbars. Problematisch aan deze ‘laagwaardige horeca’ wordt geacht de “overdaad aan eenzijdige aanbod”, oftewel: op de wallen is ‘teveel van hetzelfde’.77 Dit klimaat op de wallen bevordert zo, in de visie van de coalitie, het witwassen van zwart geld, drugs- en vrouwenhandel.78 6.2.
Doelen
Het project 1012 stelt zich de volgende doelen: “De criminele structuur ontmantelen, de functies die gevoelig zijn voor criminaliteit verminderen, een goede balans aan functies herstellen, en een kwalitatief hoogwaardige entree van de stad realiseren.” 79 Dit om zo: “de dreigende verloedering in delen van de binnenstad te keren.” 80 Ter realisatie van deze doelen heeft de coalitie 1012 zich een aantal concrete plannen voorgenomen gestoeld op 3 pijlers. “het realiseren dan wel faciliteren van tien sleutelprojecten.” , “de herinrichting van de openbare ruimte van een groot aantal straten, pleinen en grachten.” , en, “een straatgerichte aanpak.” 81 De sleutelprojecten omvatten o.m. het realiseren van een levendig Beursplein, het creëren van een meer open achterzijde van de Bijenkorf, realisatie van een parkeergarage in het water van de Geldersekade/ Oosterdok, 75
Parool, 12 april 2009. Vermeldt deze uitspraak van Wethouder Asscher. Gemeente Amsterdam 2007, p.4. 77 Gemeente Amsterdam 2007, p.4. 78 http://www.eenveiligamsterdam.nl/@193624/stadsdeel_centrum_-/ 79 http://www.amsterdam.nl/gemeente/college/oud-burgemeester_job/divers/portefeuille?ActItmIdt=3066 80 http://amsterdam.nl/algemene_onderdelen/indexen/persberichten_6/persberichten_0/@216923/plannen/ 81 Coalitieproject 1012, 2010, p. 3. 76
24
opknappen van het Oudekerksplein en Binnengasthuisterrein en verbouwen en uitbreiden van museum ‘Ons Lieve Heer op Solder’. Meest tot de verbeelding spreekt het realiseren van een ‘rode loper’ als entree van Amsterdam; dat wil zeggen, aanpak van het Damrak en Rokin.
82
De herstructurering van de openbare ruimte omvat een zestiental straten en/of grachten in het gebied. Deze herinrichting is verbonden met de derde pijler van een straatgerichte aanpak. Noodzakelijk in het realiseren van een aantrekkelijke straat wordt namelijk geacht: het verminderen van het aantal coffeeshops en raambordelen en het aanpassen van het bestemmingsplan. Concreet dient 40 procent van de raamprostitutie en de helft van de coffeeshops te verdwijnen. Wat dan rest van de prostitutie moet worden geconcentreerd; in beleidstermen ‘gezoneerd’, in twee gebieden; rond de Oude Nieuwstraat en rond de Oudezijdsachterburgwal.83 Voorts wordt een pakket stimuleringsmaatregelen ontwikkeld om bonafide ondernemer aan te trekken die initiatieven ontplooien passend binnen de doelstellingen van project 1012.84 6.3.
Middelen tot realisatie
Zoals gezegd is het kerndoel van het project 1012 het bestrijden van de georganiseerde misdaad, bijzonder aan het project is de wijze waarop dit dient te geschieden. Namelijk: strafbare feiten in het wallengebied worden gesanctioneerd door gebruik te maken van bestuurlijke middelen. Meest sterk middel in dit kader is de wet BIBOB, en kan dienen als illustratie van het bijzondere karakter van de aanpak.85 Kern van deze wet BIBOB is dat de gemeentelijke overheden een bevoegdheid gegeven is om een antecedentenonderzoek te verrichten betreffende een bedrijf of een persoon. Is er blijk van of een vermoeden van een crimineel verleden dan wel van criminogene elementen, dan is dit grond om een vergunning of een subsidie te weigeren of in te trekken. Ratio van de wet BIBOB is dat de overheid niet mee kan werken aan het in stand houden van criminaliteit. 86 Of zoals de Memorie van Toelichting stelt: “om een instrument te maken dat het bestuur ondersteunt in zijn gerechtvaardigde behoefte om te voorkomen dat ongewild criminele activiteiten worden gefaciliteerd.”87 Waar sanctionering rechtstatelijk gezien normaliter geschiedt door een daartoe bevoegde rechter, hiertoe geïnstigeerd door het Openbaar Ministerie (OM) dat het vervolgingsmonopolie bezit, ontbreekt rechterlijke toetsing dus hier en wordt het oordeel 82
Coalitieproject 1012, 2010, p. 9. http://www.centrum.amsterdam.nl/wonen_en/veiligheid/coalitieproject_1012 84 Coalitieproject 1012, 2010, p. 15. 85 Wet Bevordering IntegriteitsBeoordelingen door het Openbaar Bestuur 86 http://www.justitie.nl/onderwerpen/criminaliteit/bibob geraadpleegd: 16 april 2010. 87 Kamerstukken II, 1999-2000, 26883, nr. 3, p. 10 83
25
overgelaten een ambtenaar.88 Voor de volledigheid dient vermeld te worden dat tegen het weigeren van bijvoorbeeld een vergunning bestuursrechtelijke bezwaar- en beroepsprocedures openstaan. Echter, deze procedures zijn tijdrovend en kostbaar, het kan voor de betrokken ondernemer economisch gezien dan ook al te laat zijn wanneer een bezwaar gehonoreerd zou worden. Bovenstaande bestuurlijke middelen maken dat criminogene elementen uit het wallengebied geweerd kunnen worden. Ter realisatie van de vervolgstap; versterken van hoogwaardige economische functies door herinrichting van de openbare ruimte wordt aansluiting gezocht bij andere partijen dan de overheid, in het bijzonder een aantal woningbouwcorporaties waaronder Ymere, het Oosten en de Key/Principaal. Ook de NV Zeedijk en NV stadsgoed, een meer kleinschalige dochter van woningbouwvereniging Stadsgenoot, moeten een rol gaan spelen hierin. De corporaties moeten als eigenaar van panden en als ‘actieve verwerver’ daarvan de doelstellingen van 1012 mede mogelijk maken, door de exploitatie en beheer van het bezit aan de 1012 doelstellingen aan te passen.89 6.4.
NV Wallen
Met de uitvoer van Project 1012 is reeds aanvang genomen. Zo is er de aankoop geweest van achttien ‘sekspanden’ van Charles Geerts. Deze uitbater van prostitutiepanden is doorgelicht in het kader van de wet BIBOB. Toen bleek dat zijn vergunningen mogelijk geweigerd zouden worden koos hij ervoor zijn belang in de panden te verkopen aan NV Stadsgoed. Thans hebben de panden onder beheer van deze NV een andere functie als tijdelijke etalage voor beginnende modeontwerpers.90 Eenenvijftig ramen verdwenen hiermee van de wallen. Enige opschudding ontstond toen bleek dat Geerts niet al zijn belangen in de wallen opgegeven had, een voorwaarde die de gemeente had gesteld bij aankoop.91 Thans wordt gepleit om het beheer van de in het kader van project 1012 aangekochte en aan te kopen panden op de Wallen in handen te geven van een nog op te richten NV-Wallen. Vorig jaar behaalde VVD, PvdA en Groen Links een meerderheid in de raadsvergadering ter oprichting van zo een NV Wallen, dit conform het model zoals ontwikkeld op de Zeedijk.92
88
De vraag hoe dit zich verhoudt tot het strafrechtelijke beginsel ‘geen straf zonder schuld’ vind ik een interessante maar laat ik verder rusten. 89 Gemeente Amsterdam, Project management bureau, instellingsbesluit coalitieproject 1012. 90 Parool, Schellingpanden worden ateliers, red. Amsterdam 29 augustus 2008. 91 Parool, Seksbaas Geerts heeft nog panden op de Wallen, red. Amsterdam 28 augustus 2008. 92 Parool, Raadsleden willen een NV Wallen oprichten, red. Amsterdam p.9, 28 mei 2009.
26
93
6.5.
Verschillen en overeenkomsten
Nu dit voorstel ter oprichting van een NV Wallen concreet vorm gekregen heeft is een vergelijking tussen de cases Wallen en de Zeedijk dan ook op zijn plaats. Eerst de overeenkomsten. De NV Wallen behelst, zoals ook op de Zeedijk, een samenwerking tussen overheid, vastgoedbezitters; in deze voornamelijk woningbouwcorporaties en private financiële partijen. In beide cases ligt de nadruk op het versterken van bepaalde economische functies. De Stuurgroep Economisch Herstel Zeedijk stelde dat het ontbreken van andere economische functies dan de drugshandel een herstel van de Zeedijk in de weg stond. Project 1012 ook identificeert economische activiteiten als primaire probleemfactor maar legt de nadruk op het laagwaardig en daarmee tevens risicovol karakter daarvan. Een NV Wallen zou net als de NV Zeedijk de import van meer sociaal en cultureel kapitaal moeten faciliteren door panden te onttrekken aan het criminele circuit en deze in handen te geven van meer betrouwbare bonafide ondernemers.94 Tot zover de overeenkomsten, nu de verschillen. Eerst is duidelijk dat het project 1012 ruimtelijk een veel groter gebied omvat. Het project betrekt een gebied van ongeveer twee vierkante kilometer in de plannen waar dit op de Zeedijk, logischerwijs, slechts één straat betrof. Ten tweede: kenmerkend aan de casus Zeedijk is de bottom up benadering die gevolgd werd. De weigerachtige houding van de gemeente om tot actie over te gaan werd pas veranderd door langdurige pressie van bewoners. Project 1012 kenmerkt zich juist door een top down benadering. Waar op de Zeedijk de bewoners aandrongen op actie is het nu juist de gemeentelijke overheid die ingrijpen geboden acht. Een derde verschil is de aard van het probleem. Eind jaren ’70 was op de Zeedijk sprake van een evident probleem. Een ieder kon de drugsoverlast ervaren door enkel maar de dijk op te lopen. Op de wallen is daarentegen het probleem minder duidelijk zichtbaar. De georganiseerde misdaad heeft een weinig transparant karakter en zodoende doorgaans weinig 93 94
Actieposter Platform 1012. Parool, Raadsleden willen een NV Wallen oprichten, red. Amsterdam p.9, 28 mei 2009.
27
directe invloed op het leven van de doorsnee burger. Dit heeft implicaties voor een volgend verschil; het draagvlak voor de aanpak van de problemen in beide cases. Waar buurtbewoners op de Zeedijk actief lobbyde voor aanpak is de steun voor 1012 niet vanzelfsprekend. Het project is namelijk verre van vrij van kritiek. Buurtbewoners, ondernemers en Amsterdammers in het algemeen vrezen het ontstaan van een monocultuur. Gevreesd wordt dat met het verdwijnen van de prostitutie en dergelijke de authenticiteit van de wallen aangetast zal worden. Hetgeen er voor terug komt; duurdere winkels, sushibars, ateliers en mode, heeft lang niet ieders voorkeur. Platform 1012, een actiegroep opgericht door bewoners en ondernemers, is een van de meest fervente tegenstanders. 95 Zij zijn bang dat de wallen een tweede PC Hooftstraat wordt.96 De medestanders van platform 1012 voelen niets voor een opschoning van het wallengebied en laten de wallen liever zoals ze zijn. 97 Meer in het bijzonder maken zij bezwaar tegen het criminaliseren van ondernemers, door de in hun ogen te gemakkelijke toepassing door de gemeente van de Wet BIBOB. 98 Ook de Amsterdamse Kamer van Koophandel heeft haar standpunt in deze bepaald. De kamer is voor opschoning van de wallen maar wil het unieke karakter, inclusief de prostitutie en coffeeshops, behouden. 99
Meer fundamenteel zijn er critici die de grondslagen van het project 1012 ter discussie stellen. Laurens Buijs, socioloog verbonden aan de Universiteit van Amsterdam, stelt dat de discussie rondom de wallen gedomineerd wordt door spookverhalen. Zo lijken de aantallen onvrijwillig werkende sekswerkers waarvan de gemeente uitgaat sterk overdreven. Ook stelt hij dat de aard en omvang van de georganiseerde criminaliteit op de wallen door de gemeente steevast ernstiger wordt voorgesteld dan waar sprake van is. Zo legitimeert de gemeente haar plannen veelal door te verwijzen naar de zogeheten Sneepzaak. Veroordeelden in deze zaak; de broers Saban en Hassan B, leidden een gewelddadige mensenhandelbende die onder meer actief was op de Amsterdamse Wallen.100 De gemeente stelt dat deze zaak exemplarisch is voor de misdaad op de wallen, Buijs stelt dat dit slechts incidenteel voorgekomen is. Verder criminaliseert de gemeente ondernemers op de wallen door steevast te spreken over het ‘criminogene karakter’ van ondernemen op de wallen. Ondernemers die aan alle voorschriften voldoen worden zo tekort gedaan.101 95
http://www.amsterdamsebinnenstad.nl/binnenstad/227/project1012.html , geraadpleegd: 16 april 2010. Parool, wallen straks eentonig duur winkelgebied, red. Amsterdam p.11, 4 juni 2009. 97 http://www.platform1012.eu/22ab7222-f492-4004-88f4-559b85992d46.aspx geraadpleegd: 16 april 2010. 98 http://www.platform1012.eu/ 99 http://www.kvk.nl/download/Etalage%20van%20Amsterdam_tcm73-179030.pdf 100 Nrc-Handelsblad, broers veroordeeld voor mensenhandel in Sneepzaak, red. binnenland, 11 juli 2008. 101 http://home.medewerker.uva.nl/l.j.buijs/page1.html 96
28
De stellingen van Buijs worden onderschreven door onderzoekers van de Vrije Universiteit Amsterdam. Zij concludeerden dat er geen duidelijk zicht is op de omvang van de georganiseerde criminaliteit op de wallen.102 7.
Conclusie
De in het begin van dit bacheloronderzoek geformuleerde probleemstelling luidde hoe de ommekeer van een Zeedijk als ‘rampgebied’ tot een Zeedijk als ‘prachtstraat’ tot stand is gekomen. Met een uiteenzetting van de ontwikkelingen op de Zeedijk in de periode van eind jaren ‘70 tot midden jaren ’90 heb ik geprobeerd deze ommekeer inzichtelijk te maken. In de omschrijving van deze periode heb ik de relevante spelers in het proces geïdentificeerd en hun respectievelijke rollen binnen het proces geduid. Voorts heb ik een overzicht gegeven van hoe de problemen aldaar zijn aangepakt en welke ideeën daaraan ten grondslag lagen. Vervolgens heb ik een vergelijking gemaakt tussen de Wallen en de Zeedijk. Hierin is duidelijk geworden dat deze cases op een aantal punten overeenkomen maar vooral ook verschillen. Dit alles heeft gediend om de vraag te kunnen beantwoorden ‘wat gemaakt heeft dat een rampgebied een prachtstraat kon worden’. Dit heeft alles te maken met de wijze waarop het dilemma van collectieve actie op de Zeedijk is doorbroken. De situatie op de Zeedijk eind jaren ’70 was duidelijk een zeer onwenselijke. Dit maakte dat een zeer heldere probleemdefinitie gemaakt kon worden waar een ieder zich achter kon scharen. Immers wanneer een buurt feitelijk onleefbaar wordt en de drugsgerelateerde overlast zo duidelijk waarneembaar is kan over de oorzaak van de overlast weinig getwist worden. Ruimtelijk gezien was het probleem ook duidelijk aanwijsbaar, door het concentratiebeleid van gemeente en politie bleef het probleem beperkt tot slechts de Zeedijk. Hoe vervelend ook voor de betrokkenen toen maakte de concentratie binnen een klein gebied wel dat degenen die geraakt werden zich ook verbonden konden voelen met het probleem. Dit faciliteerde het kenmerkende van de doorbraak van collectieve actie op de Zeedijk, namelijk: de pressie van bewoners, ondernemers en anderen op de Zeedijk uitgeoefend op het stadsbestuur om over te gaan tot actie. Onder bewoners werd eerder een zeker gevoel van urgentie ervaren dan door diegenen die verantwoordelijkheid zouden moeten hebben nemen voor aanpak van de problemen. Toen de gemeentelijke overheid dan ook overging was dit optreden verzekerd van een breed draagvlak, al eerder neergelegd in de stuurgroep economisch herstel. Dit brede draagvlak werd vervolgens vertaald naar het mandaat voor de NV Zeedijk. Breed gesteund 102
Huisman et.al. 2005, p.176.
29
kon deze NV de problemen te lijf en slaagde door de import van diverse kapitaalvormen hier op termijn ook in. Zijn deze conclusies nu een aanbeveling aan de overheden om stil te zitten tot het probleem niet langer te negeren valt. Zeker niet, eerder kan gesteld worden dat projecten meer haalbaar zijn wanneer een brede coalitie van belanghebbende in de plannen betrokken worden om een zo breed mogelijk draagvlak voor eventuele plannen te realiseren.
30
8.
Onderzoeksverslag
Enige verantwoording van hoe ik tot het bovenstaande gekomen ben is noodzakelijk. In deze paragraaf zal ik dan ook een overzicht geven van de bronnen die ik in dit bacheloronderzoek gebruikt heb. Primair heb ik mij gebaseerd op literatuur van diverse aard. Aanvankelijk dacht ik een origineel onderwerp gevonden te hebben, dit bleek anders; er is juist veelvuldig geschreven over het succes van de Zeedijk. 103. Een zegen bleek het dan ook dat in de loop der jaren veel betrokkenen geïnterviewd zijn door diverse kranten en tijdschriften. Ook heb ik een aantal boeken kunnen vinden, geschreven door buurtbewoners waarin zij hun ervaringen op de Zeedijk in de betreffende periode uiteen gezet hebben. Veel van deze publicaties heb ik gevonden in bibliotheken en archieven. Met name het Stadsarchief, gevestigd in het nieuwe de Bazel, en de archieven van Parool en Nrc-Handelsblad waren zeer nuttige informatiebronnen. Ook in de bibliotheek van Dienst Wonen Gemeente Amsterdam heb ik veel publicaties kunnen vinden die betrekking hebben op het onderwerp. Specifieke informatie over de NV Zeedijk heb ik kunnen vinden door het handelsregister van de Kamer van Koophandel te raadplegen en de jaarverslagen van de NV Zeedijk, alsmede de website van de NV, door te nemen.. Secundair heb ik mij gebaseerd op gesprekken met een bewoner, een werknemer van een restaurant en twee vaste bezoekers van de Zeedijk. In deze gesprekken heb ik hen gevraagd te reflecteren op hun ervaringen met de Zeedijk in het verleden en het heden. De utkomsten van deze gesprekken heb ik gebruikt om mijn bevindingen omtrent een aantal zaken te staven. Tot slot moet vermeld worden dat ook het internet een waardevolle bron geweest is. Veel informatie is al dan niet gestructureerd digitaal voorhanden. Veel gebruikt heb ik bijvoorbeeld de verschillende websites van de gemeente Amsterdam. Bestuursinformatie, zoals nota’s betreffende project 1012, is ruim voorhanden in de diverse databanken de vinden op deze websites.104
103
Na een eerste teleurstelling bleek dat gelukkig dat nog geen socioloog het gras onder voeten mijn voeten weggemaaid had 104 Naar boeken een publicaties is verwezen in de literatuurlijst. Voor internetbronnen heb ik volstaan met deze te vermelden in voetnoten.
31
9.
Literatuur
Boeken Bosch, T., (1977), Bet van Beeren, koningin van de Zeedijk. Tiebosch Uitgeversmaatschappij BV, Amsterdam. Bourdieu, P. (1986), The forms of capital. In: J. Richardson (Ed.) Handbook of Theory and Research for the Sociology of Education, New York, Greenwood, 241-258. Brilleman, E. (2004), Zeedijk, oudste nieuwste straat van Amsterdam, Throt Uitgeverij. Brouns, H., (2003), De dijk binnenstebuiten, ooggetuigenverslag van een buurtbewoner, Uitgeverij Jan Mets, Amsterdam. Bryman, A. (2004). Social research methods, 2nd ed. Oxford University Press. Coleman, J.S., (1988), Social capital in the creation of Human Capital, American Journal of Sociology, Vol 94, University of Chicago Press. Dalhuisen, L. (2007), De Geschiedenis van Suriname, Walburg Pers, Zutphen. Hageman, M., Het A’dam Boek 1275-2005, Uitgave Gemeentearchief Amsterdam & Uitgeverij Thoth Bussum. Handel, M.J. (2003), the Sociology of Organisations, Sage Publications, Inc. London UK. Hirschman, A.O. (1970), Exit, Voice and Loyalty: responses to decline of firms, organizations and states. Harvard University Press. Hulst, van. R. (1993), Uit het leven, De wereld van de Amsterdamse wallen, SDU uitgeverij koninginnegracht, Den haag. Koring, C. (2000), Bureau Warmoesstraat, Uitgeverij BZZTôH, ’s-Gravenhage.
32
Kroeze, M.J. e.a. (2007), De Kern van het Ondernemingsrecht, 2e druk, Wolter Kluwer business, Deventer. Olson, M. (1965), The logic of collective action: Public Goods and the theory of Groups, Cambridge, MA: Harvard University Press. Punch, M. (1974), Fout is fout, gesprekken met de politie in de binnenstad van Amsterdam, Boom uitgevers, Meppel. Ritzer, G., & Goodman, D.J. (2004), Classical Sociological Theory, McGraw Hill comp. New York. Studiegroep Stedelijke Revitalisering (1986), De Zeedijk, nieuw elan, oude problemen, samenwerking tussen gemeente en bedrijfsleven als wondermiddel. Amstelodamus. Thijn van, E. (2003), BM, Uitgeverij Augustus, Amsterdam Antwerpen. Wilterdink, N. & Heerikhuizen, B. (red) (2003). Samenlevingen, een verkenning van het terrein van de sociologie. 5e druk, Wolters-Noordhoff Uitgevers, Groningen. Publicaties Coalitieproject 1012 (2010), Uitvoeringsprogramma 2010-2014, coalitieproject 1012, publicatie gemeente Amsterdam. Dienst Wonen Amsterdam (2008), De Amsterdamse Volkshuisvesting 1970-2005, Deel 1: Amsterdam huilt, uitgave dienst wonen. Huisman, W. et.al, (2005), Het Van Traa Project, evaluatie van de bestuurlijke aanpak van de georganiseerde misdaad in Amsterdam, Boom Juridische Uitgevers, Den Haag. Gemeente Amsterdam (2007), Toekomstbeeld 1012, hart van Amsterdam, publicatie gemeente Amsterdam.
33
WRR; Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, (2005), Buurtinitiatieven en buurtbeleid in Nederland anno 2004, analyse van een veldonderzoek van 28 casussen, Pallas Publications Amsterdam.
34