H
E
R
M
E
S
De wereld in balans (3) Hugo Van de Voorde Cruciale vragen Acht maanden geleden publiceerden we het vorige overzicht van de wereldsituatie. Tegelijk een ultra korte én een lange periode. Op de middellange en de lange termijn gezien gaat het bij wijze van spreken om een fractie van een seconde. Door de acceleratie van ontwikkelingen en gebeurtenissen en door de extreme complexiteit en groeiende verwevenheid van de wereldregio’s betreft het een lange periode, die nauwelijks kan geïnventariseerd worden in enkele bladzijden. Een aantal cruciale vragen kunnen daarbij verhelderend werken. * Wat met de globalisering? Die katapulteert ons in een nieuw tijdsgewricht, dat veel onzekerheid genereert. * Hoe gezond is de democratie anno 2006? Mensen doen er goed aan daar bezorgd over te zijn. * Hoever staat het met de ‘war on terror’ ? De betrokkenheid van mensen bij het terrorisme is zeer verscheiden, naargelang ze in Irak of Luxemburg, in Israel of Noorwegen, in de VS of Canada, in Madrid, Londen... dan wel in Brussel of Kopenhagen leven. Al is het zeer de vraag of het van veel realiteitsbesef getuigt om waar ook te leven in de wat simpele gemoedsrust dat het een ver-van-mijn-bed-show is. * Dat geldt evenzeer voor de stand van zaken in verband met de non-proliferatie. Sinds Hiroshima leven we nu eenmaal in het nucleaire tijdperk, daar helpt geen lieve-moederen aan. Die donkere wolk hangt ons boven het hoofd: no way out! * Hoe is het, anno 2006, gesteld met de welvaartskloof, niet alleen tussen ‘noord’ en ‘zuid’ maar ook binnen staten als China, India en...de VS? Twee ‘obstakels’. Eén: de werkelijkheid is driedimensioneel en vertoont vele facetten. En die moeten we vatten in het platte vlak van het papier. Het recurrente probleem: we halen uit elkaar, wat extreem verweven is. De ‘war on terror’ heeft een enorme impact op de ‘gezondheid’ van de democratie. En zeker ook op de wereldwijde non-proliferatie. De tegenstelling tussen arm en rijk is extreem gelinkt aan globalisering en democratisering. Twee: we focussen dermate op de actuele ontwikkelingen dat we steeds weer dreigen de historische dimensie te vergeten. Tenslotte is het goed te beseffen dat het in de wereld om brute machtsverhoudingen gaat. Kruisvaardersidealen dienen hoogstens als window dressing. Ideologie is franje. De ethische vraagstelling blijft meestal uit. Dat laatste euvel is het grote falen van de eigen tijd. Samen met het totale gebrek aan
Jaargang 10 - nummer 1
zelfkritiek. Commentatoren van de wereldpolitieke ontwikkelingen hebben echter een eigen referentiekader. Gelukkig maar. Ze zijn geen machtsmensen. Zij hanteren normen, criteria om staten en corporaties, overheden en belangengemeenschappen, staats- en regeringsleiders en CEO’s te beoordelen. ‘Zelfstandige (mondige) mensen’ en ‘gezonde samenlevingen’(Erich Fromm) zijn de toetssteen. Wat met de globalisering? Ten gronde is de globalisering een ideaal vehikel voor de vrijemarkteconomie. De wereldwijde communicatiemogelijkheden ondersteunen optimaal de behoeften van de mondiale economische actoren, het vrije verkeer van kapitalen, goederen en talenten. Globalisering en liberalisering gaan hand in hand. Hoe gaat de hyper-power van dit moment, de VS, om met de globalisering? Washington heeft er, zacht gezegd, moeite mee. Het heeft de globalisering compleet verkeerd ingeschat. De globalisering wordt verkeerdelijk begrepen als de mondiale verspreiding van het Amerikaanse model. Eénrichtingsverkeer! Maar waar in de wereld is dat model inderdaad geïntegreerd en toegepast? Niet in de Europese Unie, niet in Japan of elders in het Verre Oosten, niet in India. Nergens. Dat globalisering niét gelijkstaat met amerikanisering, is voor de Amerikanen een brutale vaststelling. Wat nog niet betekent dat ze bereid zijn die realiteit ook te aanvaarden. Het fenomeen van het vrijemarktfundamentalisme genereert analoge reacties. De illusie wordt telkens weer doorgeprikt dat de drijfkracht voor het economische liberalisme zich uitsluitend in het Westen bevindt. Niets is minder waar. Het bod van het Chinese CNOOC op Unocal was voor Washington - Witte Huis én Congres - een donderslag bij heldere hemel. In de maanden februari-maart was er een nieuwe hype: het Witte Huis had er immers mee ingestemd dat het beheer van zes havens aan de oostkust in handen kwam van Dubai Ports World, een staatsbedrijf (de Verenigde Arabische Emiraten). Het Congres haalde uit naar de Bush Administration: het was een regelrechte dreiging voor de national security, na nine eleven een bijzonder populair én populistisch argument. Het racisme, waar de Japanners in de jaren 1960 het slachtoffer van waren in de States, keert zich nu tegen de Arabieren. Resultaat? Dubai Ports World (DPW) verkoopt de uitbating van de zes havens aan een Amerikaans bedrijf! Sultan Bin Sulayem, voorzitter van DPW, zei de goede relaties van zijn land met de VS niet te willen schaden. De Dubai Ports Deal illustreert perfect de verwevenheid
71
De wereld in balans
H
E
R
M
van de globalisering met de internationale politiek én met de interventie van de staatsoverheid (waar ook in de wereld). In de EU zijn vergelijkbare reacties te noteren. De interesse van Mittal Steel voor Arcelor - in 2002 ontstaan uit de fusie van het Luxemburgse Arbed, het Franse Usinor en het Spaanse Aceralia - was not done! Nochtans... de huidige hoogconjunctuur in de staalsector is grotendeels te danken is aan de immense vraag in China. Maar net als in andere sectoren is China op weg zelf productiecapaciteit te creëren. Op termijn wordt het dus ongetwijfeld een belangrijke staalexporteur. Dat vooruitzicht alleen al zou er elders in de wereld moeten toe aanzetten consolidatie na te streven. Hebben Arcelor en Mittal Steel op termijn geen gelijklopende belangen?... Op de energiemarkt heeft de interesse van het Italiaanse ENEL voor Suez gezorgd voor een nationalistische reflex in Frankrijk: de overheid van de ‘Grande Nation’ heeft schaamteloos de fusie van Gaz de France en Suez gepatroneerd. De premier zelf kondigde de fusie aan. Nooit vertoond! Schaamteloos! De Franse staat bezit 80% van het kapitaal. Er is zelfs een decreet uitgevaardigd dat de regering in Parijs de bevoegdheid geeft om overnames in zogenaamde ‘strategische sectoren’ af te blokken. Maar ENEL reageert op zoveel arrogantie... Ook Charlie McCreevy, Europese commissaris voor de Interne Markt, en zijn collega Neelie Kroes, bevoegd voor de vrije concurrentie in de EU, hebben al scherp gereageerd tegen deze nieuwe opstoot van protectionisme. Giulio Tremonti, de Italiaanse minister van Economie en Financiën, heeft McCreevy een memorandum van ENEL bezorgd, waarin de feiten mooi op een rijtje worden gezet. De regels van de interne markt zijn geschonden. Madrid heeft dan weer een Duits bedrijf geblokkeerd toen het een Spaans nutsbedrijf trachtte te verwerven. En Rome doet er alles aan om te beletten dat buitenlandse banken Italiaanse kopen. Zelfs Romano Prodi lijdt plots aan myopie en verdwazing toen hij opriep om te beletten dat PNB Paribas een Italiaanse bank zou overnemen. Een verkiezingscampagne tegen Berlusconi volstaat om de man zijn Europese geloof in de EU te zien verloochenen. Nellie Kroes heeft haar pijlen gericht op de mega-bedrijven die de energiesector domineren, nieuwkomers het gras van voor de voeten maaien en... de prijzen hoog houden. Zou Electrabel hier ook bij betrokken zijn?.. Het gaat hier niet alleen om consumentenbelangen. Ook Europa_s competitiviteit op wereldvlak is in het geding en dus...tewerkstelling. De ‘oude olifanten’ houden de controle stevig in handen, aldus Kroes en doorkruisen het creëren van een geïntegreerde energiemarkt. Katinka Barysch, een analyste van het Center for European Reform in Londen, stelt dat ‘er een opleving is van economisch nationalisme, waarbij energie beschouwd wordt als een strategische sector. (...) Electricité de France of E.ON in Duitsland zijn in hoge
De wereld in balans
E
S
mate protectionistisch als het om hun eigen positie in de markt gaat, maar zijn er als de kippen bij hun machtspositie te gebruiken om buiten het eigen land aankopen te realiseren’. Twee maten en twee gewichten... Ook de nieuwe EU-leden in Centraal- en OostEuropa tonen weinig verve om hun energiesectoren te liberaliseren. In die landen leeft dan weer de angst voor de arrogantie van het Russische Gazprom, een staatsmonopolie. In deze regio van de EU is men er beducht voor - na de blackmail van Oekraïne door Gazprom - dat een liberalisering van de energiemarkt de zekerheid in de energiebevoorrading op losse schroeven zet. Hoe ook, dit is géén unie! De EU zou een geleidelijke integratie doormaken. Hopelijk met een politieke unie als sluitstuk. Vergeet het maar! De kampioenen van de vrijemarkteconomie grijpen schaamteloos naar protectionisme als het hen uitkomt. In 2005 hebben bedrijven wereldwijd deals buiten de eigen grenzen afgesloten voor een waarde van 1.06 triljoen dollar. In 2004 was dat nog 627 miljard. Europese en Amerikaanse politieke leiders zullen er moeten aan wennen dat daar heel wat Chinese, Russische, Indische en Braziliaanse bedrijven bij betrokken zijn. Economisten van Goldman Sachs voorspellen dat tegen 2009 de jaarlijkse groei in buitenlandse investeringen door de vier genoemde economieën groter zal zijn dan die van de G-6, ‘s werelds zes meest welvarende staten. Het idee te moeten werken voor een Chinese of Indische firma bruskeert nog altijd. Die realiteit is echter onafwendbaar. Een Europees energiebeleid bijvoorbeeld is een strategische noodzaak. In werkelijkheid zijn we in de EU getuige van fragmentering. Dat komt ervan als dwergen aan de macht zijn: ze hebben nooit een weids perspectief... Onze zorg om de ontwikkelingen in de Europese Unie mag ons er niet van weerhouden oog te hebben voor wat elders in de wereld verkeerd gaat. De economische opmars van China is zeker niét het resultaat van de rimpelloze transitie naar een gedecentraliseerde vrijemarkteconomie. In dat succesverhaal speelt eens te meer de staatsoverheid een grote rol. Die doet er alles aan om de werking van de krachten van de vrijemarkt te verstoren: allerlei ingrepen - van subsidies tot manipulatie van toltarieven - bevoordelen de eigen economie en verhogen de drempel voor de buitenlandse concurrentie. In India is het niet anders. Wereldwijd gaapt er een kloof tussen de retoriek, waarin de principes van de vrijemarkt worden beleden, en de economische praktijk, waarin manipulatie en protectionisme het nationale eigenbelang dienen. Hoe gezond is de democratie anno 2006? Democratisering is één van de strategische opties van de Bush Administratie. Meer bepaald ziet Washington in de democratisering van het Midden-Oosten een speerpunt in de wereldwijde war on terrorism. Eén: de verwevenheid tussen de verschillende probleemgebie-
72
Jaargang 10 - nummer 1
H
E
R
M
den is ook hier weer opvallend. Twee: ook hier speelt de illusie van het éénrichtingsverkeer. Geef de Arabieren de kans om naar de stembus te gaan en het resultaat zal een democratie-naar-Amerikaans model zijn. Die benadering is ook simplistisch: democratie wordt gereduceerd tot het organiseren van vrije verkiezingen. Dat zou werken als een soort automatisme: de rechtsstaat, scheiding der machten, vrije meningsuiting... het resulteert allemaal vanzelf uit een stembusgang. Zo’n redenering is fout en ondermaats om twee redenen. Ze getuigt van weinig historisch besef: de uitbouw van democratieën is een proces geweest van generaties en het resultaat van doelgerichtheid, inzet en politiek pluralisme. Ze getuigt van het onvermogen om de actuele wereldsituatie correct te analyseren en te beoordelen. Bovenop deze ondermaatse inschatting is er dan de stupiditeit te denken dat je democratie in een land kunt opleggen via een invasie. Lawrence D. Freedman, professor aan het King’s College in Londen, spreekt over ‘the incompetent crew that runs the U.S. government’ (in Foreign Affairs, jan.-febr.2006, p.134).
S
zoveel groter. ‘Nog voordat er een schot was gelost, kon men voorzien dat de invasie door de VS zou resulteren in een mislukte staat (a failed state). (...) Ook was het duidelijk dat op de lange termijn deze oorlog tot gevolg zou hebben dat de radicale islam verreweg de belangrijkste macht in het land zou worden (John Gray,op.cit., p.29). Who could predict the inevitable? (Mareen Dowd). De verkiezingsoverwinning van Hamas is even frappant. Zowel de VS als de EU hebben jarenlang de Palestijnse Autoriteit gesubsidieerd, die in handen was van het corrupte Fatah-apparaat. Tegelijkertijd hebben ze het tientallen jaren for granted genomen dat Israël de resoluties van de VN-Veiligheidsraad aan zijn laars lapte en een nucleaire slagkracht uitbouwde. In deze omstandigheden hoefde de triomf van Hamas niet te verbazen. Niettemin, verdient het niet veruit de voorkeur ervoor te zorgen dat de Palestijnse Autoriteit, al is ze nu in handen van Hamas, genoeg financiële steun krijgt om te blijven functioneren? Een failed state is al een kwalijke zaak, maar een failed quasi-state is rampzalig. Als we denken aan het IRA in Ulster, beseffen we dat we niet moeten verwachten dat Hamas op stel en sprong ontwapent en zich conformeert naar het politieke proces. Een onverzoenlijke opstelling ten opzichte van Hamas zou daarenboven de twee staten-oplossing flink kunnen hypothekeren. Louter hypothetisch: stel je even voor dat er verkiezingen zouden georganiseerd worden in Syrië. De kans ware groot dat Bashar al-Assad dan plaats moet ruimen voor een radicaal islamitisch regime, dat sympathiseert met het terrorisme in Irak en met Iran, het bestaansrecht van Israël verwerpt en ernaar streeft dergelijk regime ook in Libanon en Jordanië te introduceren.
Daarenboven is nu wel duidelijk geworden dat het organiseren van verkiezingen in een omgeving (staten) die allesbehalve liberaal is, bijzonder contraproductief kan zijn. Fundamentalists in America like to vote for Bush, but elsewhere they’re violently opposing him (Mareen Dowd). ‘Democratie’ brengen in Irak betekent dat de poort naar de macht wordt opengezet voor de sjiitische meerderheid, nota bene in een buurland van Iran, waar een sjiitisch regime aan de macht is dat een belangrijke ‘sponsor’ is van het internationale terrorisme. Hoe dat kan bijdragen tot een succesvolle war on terror is mij een raadsel. De Amerikaanse troepen patroneren er een burgeroorlog: sjiieten en soennieten plegen aanslagen op elkaars heiligdommen. Er is zoiets als de wet van de onbedoelde gevolgen: de kritische Verlichtingsfilosofen hebben gewezen op de onvoorziene en onvoorzienbare gevolgen van wetenschap, techniek en politiek (John Gray e.a., Verlichting en terreur. Nijmegen, 2005). Dat speelt zeker mee in de chaos waar de invasie in Irak toe geleid heeft (vgl. George Parker, The Assassin’s Gate: America in Iraq. 2005). Een aantal consequenties daarentegen waren wel degelijk te voorzien. Onder meer het State Department heeft ervoor gewaarschuwd. De machtspositie van de neocons en het Pentagon en hun impact op het beleid was echter
Jaargang 10 - nummer 1
E
De hele situatie is extreem paradoxaal. Het land dat het Midden-Oosten wil democratiseren, houdt er een levenswijze op na die de autoritaire regimes in die regio juist instandhoudt. Dat land gaat er zelf democratisch op achteruit. De eerste stelling van naderbij bekijken. In zijn State of the Union-speech eind januari las the Oilman in Chief zijn landgenoten de levieten “being addictive to oil”. En dat na vijf jaar lang een contraproductief beleid te hebben gevoerd. Halliburton en ExxonMobil zwemmen in de winsten. De inkomsten van ExxonMobil zijn groter dan het BBP van SaoediArabië of van Indonesië. En zoals ook in andere sectoren van het beleid is de stelregel: luister naar mijn woorden, kijk niet naar mijn daden. Want van een nieuw energiebeleid is geen spoor. Nochtans is het onmogelijk de autoritaire regimes en het gewelddadige islamisme uit te schakelen, indien de Amerikanen niet ook hun petroleumconsumptie flink terugdraaien. Een democratiseringsbeleid in het Midden-Oosten
73
De wereld in balans
H
E
R
M
zonder een ander energiebeleid in de VS zelf, is uitzichtloos. Er is immers een wereld van verschil als dergelijke regimes moeten leven met een prijspeil van 20$ per vat of met het huidige 60$ per vat! Thomas L. Friedman (The World is Flat, 2005) gebruikt de term petrolisme om het fenomeen te duiden. Petrolisme stelt autoritaire regimes in staat de eigen burgers (sorry: onderdanen) te muilkorven met subsidies en overheidspostjes, olie- en gas-exporten te misbruiken om andere staten te chanteren, met de enorme winsten veiligheidsdiensten en troepen op te bouwen om de eigen machtspositie te handhaven en te versterken. Als staatsleiders petrolisme kunnen in praktijk brengen, hoeven ze geen energie en creativiteit bij hun onderdanen af te tappen, ze kunnen er zich toe beperken olie af te tappen. “Het beleid in een “petrolistische” staat streeft niet naar de opbouw van een samenleving of van een onderwijssysteem om het vermogen van de mensen tot innovatie te optimaliseren. Het gaat er simpelweg om de controle van de oliewinning” (Thomas L. Friedman). Friedman vindt het paradoxaal dat een natie, die in staat is om de 18 maanden de snelheid van microchips te verdubbelen, niet innovatief genoeg zou zijn om zelfstandigheid inzake energiebehoeften te realiseren. We hebben een president en een Congres, aldus Friedman, die de guts hebben om Irak binnen te vallen, maar niet om een taks op energieverbruik op te leggen. De auteur noemt dat “Bush-Cheney nonsense”: “I can’t think of anything more cowardly or un-American. Real patriots, real advocates of spreading democracy around the world, live green”. Zolang de Amerikanen er een levenswijze op nahouden die energieverslindend is en zolang de overheid daar niet op ingrijpt, houden ze petrolistische regimes in stand. En is het waanzin Irak binnen te vallen met het argument een bruggenhoofd te willen uitbouwen voor de democratisering van het Midden-Oosten. De tweede stelling even toelichten. Volgens een CBS News poll (peiling uitgevoerd tussen 22 en 26 februari 2006) staat nog slechts 34% van de Amerikaanse burgers achter het beleid van George Bush. De steun voor de president verzwakt zelfs bij de Republikeinen: in januari had hij nog de steun van 83% onder hen, in februari van 72%. Dertig procent van de burgers steunt zijn Irak-beleid, 65% keurt dat af. De foutenmarge is 3%. We weten het wel, peilingen zijn maar peilingen... Het is dus zaak op zoek te gaan naar de oorzaken van deze “vrije val”.
S
vechten voor een gewone rechtbank. 2. Het jaarrapport 2005 van Human Rights Watch focust op de VS omwille van het gebruik van foltering en onmenselijke behandeling van gevangenen. Dat is bijzonder zorgwekkend omdat de VS traditioneel de grootste voorvechter zijn van de mensenrechten. De verwerpelijke aanwending van foltering is volgens het rapport “een ernstige beleidsoptie”. Op die manier hebben de VS het recht van spreken verbeurd om de mensenrechten te bevorderen in andere landen. Kenneth Roth, de directeur van Human Rights Watch, schrijft dat de VS niet werden uitgekozen omdat ze de grootste overtreder zijn, maar wel de meest invloedrijke. In 2005 is duidelijk geworden dat “het misbruiken van gevangenen een weloverwogen en centraal gegeven is in de strategie van de Bush Administration om mensen verdacht van terrorisme te ondervragen”. Het rapport beschuldigt Groot-Brittannië van medeplichtigheid. De Physicians for Human Rights klagen dan weer over langdurige isolatie, sexuele vernedering, het verstoren van slaap, het inzetten van grommende waakhonden, langdurige opsluiting in het donker, afgewisseld met flitslampen... Angsten en schrik worden systematisch opgevoerd. Al deze maatregelen wijzen op “systematic psychological torture”, en psychologen, psychiaters en andere geneesheren werden daarbij ingeschakeld. Maar in het bekende Justice Department Bybee memorandum (2002) lezen we: “de daden van de ondervragers mochten dan al wreed, onmenselijk en vernederend zijn, ze waren nog altijd niet gelijk te stellen met marteling”. Het departement legde de lat voor foltering zo hoog dat haast om het even welke wrede behandeling onder Amerikaanse wetten aanvaardbaar werd. Alberto Gonzales, de latere attorney general, deed daar nog een schep bovenop: foltering was verboden, maar ondervraging waarbij wrede, onmenselijke en vernederende daden werden gesteld was niet verboden als ze plaatsgreep buiten de VS en er geen Amerikaanse burgers het slachtoffer van waren! Bush heeft die man dus later aangesteld tot minister van Justtitie... Toen kwam de klap op de vuurpijl... John McCain, Republikeins senator, diende een wetsvoorstel in om marteling en wrede, onmenselijke en vernederende behandelingen in Amerikaanse gevangenissen te verbieden. Na zich aanvankelijk te hebben verzet tegen McCains initiatief, steunde Bush het uiteindelijk. Hij nodigde McCain uit op het Witte Huis. De hele mediashow die bij die gelegenheid werd opgevoerd, was nauwelijks voorbij of de tegenaanval werd ingezet. Het Congres stemde in met “coerced evidence” (afgedwongen bewijzen/bekentenissen) en overwoog om de rechtbanken, inclusief het Hoog Gerechtshof, de macht te ontnemen om opsluitingen te herzien. Bruce Ackerman, een professor rechten aan de Yale University, zei dat “Congress had not attacked the courts in this fashion since Reconstruction” (NvdR: Reconstruction: de periode van heropbouw na de
Eerst en vooral: hoe is het gesteld met de rechtsstaat? 1. De Patriot Act, goedgekeurd na nine eleven, betekende een beknotting van de rechten en de vrijheden van de burgers. Nadat de president bereid was enkele aanpassingen te doen, is die wet verlengd. Voorbeeldje: verdachten, die voor een terreurrechtbank moeten verschijnen, mogen daarover niets bekendmaken. Dat spreekverbod kunnen ze nu aan-
De wereld in balans
E
74
Jaargang 10 - nummer 1
H
E
R
M
Burgeroorlog, i.e. na 1865). Onmiddellijk na de deal Bush-McCain verklaarde attorney general Alberto Gonzales dat de regering marteling hoe dan ook zou definiëren zoals zij dat wilde. Op CNN verklaarde hij dat foltering het doelbewust opleggen van zware fysieke en mentale schade was. Het woord “severe” herhaalde hij tweemaal. Daarop verscheen Duncan Hunter ten tonele, de voorzitter van de House Armed Services Committee. Hij verklaarde dat hij zich zou verzetten tegen het McCain-voorstel, tenzij het Witte Huis kon garanderen dat het geen impact zou hebben op het inwinnen van informatie (intelligence_gathering). Hunter was een belangrijke secondant van Dick Cheney in de strijd tegen McCains voorstel... Uiteindelijk keurde de Senaat het McCain-voorstel goed met 90 contra 9 stemmen en de House stemde een niet-bindende resolutie om dit te steunen... Een schrijnend verhaal. Het illustreert de graad van betrouwbaarheid van George Bush: een partijlid met een kluitje in het riet sturen en na een opgeklopte mediashow de deal uithollen. Bush ging nog verder: het Hoog Gerechtshof kreeg namelijk te horen dat het niet langer jurisdictie heeft over zaken van (politieke) gevangenen (detained cases)! Het illustreert de betrokkenheid bij en de waardering (sic) voor de rechtsstaat op het hoogste vlak...
S
sen lobbyisten en wetgevers. De kwaliteitskranten in de VS merken op dat de maat vol is: zij klagen scherp de huidige Justitieminister Gonzales en zijn voorganger John Ashcroft aan omdat zij de poort hebben opengezet voor de partijpolitieke beïnvloeding van de juridische procedures van de openbare aanklager(s). Ten gronde gaat het hier om de broodnodige onpartijdigheid van de rechtsstaat.Denk daarenboven aan de door het Witte Huis gelegitimeerde afluisterpraktijken. We hebben eerder al de aandacht gevestigd op “a growing executive imperialism”. Met name bij de bespreking van “War and the American Presidency” van Arthur M. Schlesinger Jr. (Hermes, jrg.9, nr.2, pp.30 e.v.) hebben we de aandacht gevestigd op “the imperial presidency”. Die nefaste ontwikkeling is niet gestopt, wel integendeel. De aanstelling van rechter Samuel Alito Jr tot lid van het Hoog Gerechtshof illustreert dat. Alito heeft radicale opvattingen over een zo ruim mogelijke presidentiële macht en een zo beperkt mogelijk macht voor het Congres. Hij steunt ook de “unitary executive”-theorie, die de president grotere bevoegdheid toekent om Amerikanen aan te houden en die gedaan wil maken met de checks and balances, voorzien in de grondwet. De aanstelling van Alito verstoort allicht het evenwicht in het Hoog Gerechtshof ten voordele van extreem rechts. Dat kan een enorme impact hebben op het recht en op het leven van de Amerikanen. Alleszins is de aanstelling een teken aan de wand voor de doelstellingen van de president. Toen Bush op 30 december jl. de McCain-wet tekende, vaardigde hij meteen ook een begeleidend “signing statement” uit waarin werd gesteld dat hij de wet kon negeren als hij dat wilde. In het statement is te lezen dat de regering de wet kan “interpreteren op een wijze die in overeenstemming is met het grondwettelijke gezag van de president om toezicht te houden op de eenheid van de uitvoerende macht, én met de grondwettelijke beperkingen van de rechterlijke macht”. Senator Edward Kennedy, Democraat, reageerde hierop tijdens de hearings over de Alito-aanstelling: “Bush heeft ten gronde verklaard dat, wat de wet van het land ook moge zeggen, wat het Congres ook moge beslissen, de uitvoerende macht het recht heeft marteling toe te staan zonder een juridische herziening te moeten vrezen”. Bush heeft tot nog toe meer dan 100 “statement signings” uitgevaardigd, meer dan welke president ooit heeft gedaan. Hij heeft er ook een veel grotere draagkracht aan gegeven. In de VS is men zich bewust van de draagwijdte van wat op het spel staat. Publicaties als deze van Andrew Rudalevige, The New Imperial Presidency en Philip Cooper, By Order of the President: The Use and Abuse of Executive Direct Action illustreren dat. “Nothing in the national consensus to combat terrorism after 9/11 envisioned the unilateral rewriting of more than 200 years of tradition and law by one president, embarked on an ideological crusade” (in International Herald Tribune, 17-
In november 2006 zijn er verkiezingen in de VS. Het Abramoff-schandaal kwam dan ook bijzonder ongelegen. Jack Abramoff is een Republikeinse lobbyist, die beschuldigd werd van fraude en samenzwering. Abramoff bekende (jan.2006) en was het eens om mee te werken met de federale openbare aanklagers... Alice Fisher, de assistant attorney general, verklaarde onmiddellijk dat “government officials and government action are not for sale”. En Dennis Hastert, de speaker van het Huis van Afgevaardigden, trachtte het gras van voor de voeten te maaien van Democratische critici door de mogelijkheid ter sprake te brengen van een verbod op privé gefinancierde snoepreisjes van Congresleden (congressional junkets). De vraag blijft in welke mate het ministerie van Justitie bereid zal zijn een zaak uit te spitten die prominente Republikeinen zuur kan opbreken. Minstens een dozijn wetgevers van beide partijen, maar toch overwegend Republikeinen, hebben alle reden om zich ongerust te maken over hun relatie met Abramoff. Daarenboven wordt het voor de publieke opinie steeds duidelijker dat Abramoff slechts het topje van de ijsberg is, met name van de schandelijke symbiose tus-
Jaargang 10 - nummer 1
E
75
De wereld in balans
H
E
R
M
01-06, p.6). De arrogantie is groot. Het resultaat ervan is abuse of power. Een laatste voorbeeld, niet van machtsmisbruik, maar van incompetentie. De Government Accountability Office van het Congres heeft op 1 februari jl. haar rapport bekendgemaakt over de wijze waarop de federale regering gereageerd heeft op de ramp die de orkaan Katrina heeft veroorzaakt. Er was geen eenheid in de bevelstructuur. De voorbereiding en de reactie op de ramp waren ondermaats. Natuurlijk had veel te maken met het feit dat de FEMA (de Federal Emergency Agency) niet doeltreffend optrad. Ten tijde van Clinton zat de FEMA vol deskundigen. De Bush Administration heeft die deskundigen de laan uitgestuurd en de FEMA volgestopt met cronies (vriendjes). Maar dat is niet alleen gebeurd met de FEMA, maar met nog tal van andere federale agentschappen... De gelijkenis met Irak is treffend: na de invasie van Irak is de Bush-regering volledig tekortgeschoten in de heropbouw van het land; na de Katrina-invasie heeft ze het volkomen laten afweten voor de heropbouw van New Orleans en Louisiana. Zo hebben de Amerikanen in eigen land aan den lijve ondervonden wat de Irakezen al enkele jaren meemaken: de complete ondoeltreffendheid en het totale in gebreke blijven van de Bush Administration. Waar is de tijd van Clinton!?! At least, when Clinton lied, no- one died!! Deze commentaren zijn niét de zoveelste uiting van goedkoop anti-Amerikanisme. Integendeel. Het is een grote bezorgdheid om de gezondheid en vitaliteit van de grootste democratie in de wereld die ons hiertoe drijft. We hebben het al eerder geschreven: wie pro Amerika is, is anti Bush...
S
breiden tot het hele Midden-Oosten. “Een burgeroorlog in Irak zou een soort van aardbeving zijn, die het hele Midden-Oosten zou aantasten. Het zou bestaande tegenstellingen nog verdiepen en nieuwe tegenstellingen creëren in een deel van de wereld dat al extreem kwetsbaar en gevaarlijk is. Ik beweer niet dat het zal gebeuren, maar het is a worst-case scenario, dat dan helaas plausibel wordt”, aldus Terje RoedLarsen, de speciale VN-gezant in Libanon. De spil van een dergelijk conflict zou haast zeker Iran zijn. Sjiitische leiders, die bij Iran aanleunen, hebben in december 2005 de verkiezingen in Irak gewonnen en een burgeroorlog, die de negatie zou zijn van de verkiezingsuitslag, zou hen er ongetwijfeld toe brengen steun te zoeken bij Iran. Dat kan op zijn beurt de vrees aanwakkeren bij de soennieten voor een sjiitische overheersing van de hele regio. Het gaat dan niet langer uitsluitend om de stabiliteit in Irak, maar om het machtsevenwicht in het hele Midden-Oosten. Historici klinkt dat allemaal bekend in de oren. Het zou een reveil betekenen van de oude verdeeldheid tussen sjiieten en soennieten die het Midden-Oosten sinds de 8ste eeuw geteisterd heeft, nadien de rivaliteit tussen de rijken van de Safavieden en de Osmanen heeft verdiept en uiteindelijk ook in de Golfoorlog tussen Irak en Iran (1980-1988) een rol heeft gespeeld. Het is onbetwistbaar dat Iran niet alleen zijn relaties met de geloofsbroeders in Irak heeft verstevigd, maar ook zijn bondgenootschap met Syrië en met het sjiitische Hezbollah in Libanon. En het zal zeker niet aarzelen om de vriendschap met Hamas te versterken en de Palestijnse Autoriteit financieel te steunen, nu de VS en de EU met blackmail - lees: financiële drooglegging - dreigen. Het is best denkbaar dat soennitische regimes, zoals deze van Saoedi-Arabië, Jordanië, Koeweit en Egypte, een sjiitische machtsname in Irak als een strategische nederlaag zien. Ze zullen zich dan meer dan waarschijnlijk op hun beurt geroepen voelen om de soennieten te steunen en bufferstaten te creëren langs de Iraakse grenzen. Het zou de drijfkracht van de geweldsspiraal alleen maar verhogen: sjiitische minderheden in Libanon, Koeweit en vooral in SaoediArabië - waar ze toevallig leven in het olierijke oostelijke deel van het land - komen dan in opstand; grenzen, die nog geen honderd jaar oud zijn, worden in vraag gesteld en hertekend... Ethnic cleansing in respectievelijk sjiitische en soennitische steden is dan niet ver af. Een wedloop-in-kernwapens in het Midden-Oosten tussen Iran en Saoedi-Arabië wordt dan reëel mogelijk. Het volstaat te verwijzen naar het nucleaire programma van Iran, dat naar de VNVeiligheidsraad is verwezen... Andere dreiging: in een burgeroorlog in Irak zouden de soennitische regio’s haast zeker een veilige haven betekenen voor terroristische groepen, die een dreiging vormen zowel voor Israël als voor andere Arabische landen, voor de EU
Wat met de war on terror? Het probleem van het terrorisme is op dit moment onlosmakelijk verbonden met de oorlog in Irak. Herinneren we eraan dat één van de loze argumenten van Bush voor de invasie in Irak de vermeende link was tussen Al Qaeda en het regime van Saddam Hussein. Intussen heeft die invasie de lont aan het vuur gelegd en heeft de Irakoorlog geleid tot een vermenigvuldiging van terroristische aanslagen. Ronduit alarmerend is de aanslag geweest op de Al Askariya moskee van de soennieten in Samara (26-02-2006). De represaille van de soennieten liet niet op zich wachten: de aanslag op een zeer vereerd sjiitisch heiligdom bracht Irak op de rand van een burgeroorlog. Alarmerend omdat een doemscenario plots reëel mogelijk werd, een spiraal namelijk van uitdijnend geweld, een burgeroorlog die zich vanuit Irak zou uit-
De wereld in balans
E
76
Jaargang 10 - nummer 1
H
E
R
M
en de VS. Derde dreiging, waar wij in het Westen geen weet van hebben: een intra-sjiitische burgeroorlog. Kenneth Pollack, researchhoofd aan het Saban Center van het Brookings Institution in Washington, zegt: “Een burgeroorlog kan een bijzonder pijnlijke zaak worden voor de sjiieten. Het is waarschijnlijk dat zij tegen elkaar beginnen te vechten. De drie belangrijkste sjiitische bewegingen hebben ieder eigen milities. Soms zijn die met elkaar in de clinch gegaan. Zelfs Iran zou dan de handen vol hebben om een fragmentatie langs die conflictlijnen te verhinderen! Het eerste wat je in geval van een Iraakse burgeroorlog zou merken is een intra-Sjia burgeroorlog. Er bestaan wel duizend sjiitische milities die elkaar dan zouden bestrijden, wat tot de versplintering van Zuid-Irak kan leiden”. De VS hebben hun hand in een krabbenmand gestoken. Als een slaapdronken reus zijn ze in de machtsstrijd van een mondiaal strategische regio terechtgekomen. Arrogant - ze gingen dat regime van Saddam even opkuisen en Irak democratiseren - en dus zonder minutieuze voorbereiding. Als hyperpower hebben ze eenzijdig alle heil verwacht van militair optreden (hard power). Tegelijk, vervuld van de eigen slagkracht, hebben ze onvoldoende troepen en middelen ingezet. De VS hebben ook nagelaten om contacten te leggen met gematigde islamisten. Om via hen de massa’s te bereiken. Joost Hilterman, directeur MiddenOosten van de International Crisis Group, zegt: “Er zijn clerici die erg gematigd zijn en beseffen dat het de verkeerde kant opgaat, en er zijn clerici die een politieke agenda hebben en uit eigenbelang stokebrand spelen. Zij zijn de gevaarlijken. Deze politieke clerici deinzen er niet voor terug, zo nodig, een burgeroorlog te ontketenen en de opdeling van Irak te bevorderen”. Het bevestigt het gebrek aan voorbereiding vanwege Washington: het heeft alle heil verwacht van seculiere figuren als Allawi en Ahmad Chalabi, in de veronderstelling dat zij de steun van de brede lagen van de bevolking genoten. Zij hebben de impact van de clerici onderschat. Rumsfeld, Cheney...noem ze maar, hebben dus de gematigden onder hen in één zak gestoken met de radicalen. Differentiëren en nuanceren is nooit een sterk punt geweest bij neanderthalers... Een laatste bedenking: wat blijft verbazen is het feit dat commentatoren het verschijnsel van het staatsterrorisme verwaarlozen. Geobsedeerd door de spectaculaire acties van zelfmoordterroristen, wordt het fenomeen van het terrorisme verengd tot groepen en individuen. Staatsterrorisme maakt nochtans integraal deel uit van de terroristische plaag. Ter afsluiting van dit ‘terreur-verhaal’ verwijzen we naar een recente publicatie van John Gray, inclusief essays van Ger Groot, Machiel Karskens en Erik Borgman, Verlichting en terreur (Nijmegen,2005. Uitgeverij Damon. 94 blzn.). Je vindt er de tekst in van de Thomas More Lezing 2004 van John Gray, een gesprek met Gray, een introductie tot zijn denken en
Navorming
E
S
twee bijzonder kritische essays. De teneur: of het nu gaat om communisme, fascisme, neoconservatisme of terrorisme, aan de basis ervan ligt het geloof in de mogelijkheid van een herschepping van de wereld volgens de radicale opvattingen van een kleine groep fanatici. Dat geloof in de maakbaarheid van de mens en de wereld voert Gray terug op de ideeën van de Verlichting. “Geen enkele Verlichtingsdenker heeft de wereld waarin wij vandaag leven voorzien. Allemaal verwachtten zij dat wanneer de invloed van de wetenschap op het menselijk leven zou toenemen, de religie zou verdwijnen of zou veranderen in een seculier surrogaat. De geschiedenis heeft laten zien wat sommigen van het begin af hadden vermoed: dat deze seculiere credo_s veel irrationeler zijn dan welke religie ook”. In een beperkt aantal bladzijden vind je hier een bijzonder originele benadering van een van de kernproblemen van de wereld waarin we leven, namelijk het terrorisme, en een introductie in het denken van een auteur die bijzonder kritisch staat ten opzichte van de zelfgenoegzaamheid van onze cultuur. Want wat het Westen in hoge mate ontbreekt is zelfkritiek... Wat met de non-proliferatie? Nucleaire non-proliferatie is een heikel probleem geworden. Het antagonisme is scherp. Dubbelzinnigheid is er alleszins gedeeltelijk verantwoordelijk voor. Het Non-Proliferatieverdrag is totstandgekomen anno 1968, dus in een andere wereld. Een actualisering is anno 2006 meer dan nodig. Noteren we ook dat landen als India, Pakistan en Israël het verdrag nooit ondertekend hebben. En hier worden we geconfronteerd met een eerste dubbelzinnigheid. Washington hanteert twee maten en twee gewichten. Staten die het Amerikaanse beleid goedgezind zijn, kunnen op een milde houding rekenen als ze de NPT-regels overtreden. De houding ten aan zien van Israël en Pakistan illustreert dat perfect. Een land als India, dat tijdens de Koude Oorlog bijzonder afstandelijk werd bejegend, geniet nu een voorkeursbehandeling. De redenen voor de koerswijziging zijn evident. India heeft een groeiende strategische betekenis voor Washington, dat naar wegen zoekt om de overheersing van China in Azië te doorkruisen. Verder is het belang van India als potentiële markt voor het Amerikaanse bedrijfsleven uitermate verleidelijk. Een minder bekende, maar daarom niet minder reële factor is het feit dat Indische Amerikanen in de VS zelf een politiek geëngageerd blok vormen. Hoeft het dan te verwonderen dat George Bush naar India reist en een nucleaire deal afsluit met Manmohan Singh? Ook al weigert India toe te treden tot het NPT. De enige toezegging is dat het een strikte scheiding zal respecteren tussen zijn civiele en militaire nucleaire activiteiten en dat het internationale controle zal toelaten op de eerstgenoemde. Terwijl het Westen, met de VS op kop, er alles aan doet om Iran te beletten een nucleair wapenprogramma te ontwikkelen, verzwakt
77
De wereld in balans
H
E
R
M
Washington het NPT door deze India-deal. Het is de gok waard, zo stellen zij. Washington wil zeker zijn van India’s hulp “om de wederzijdse veiligheid te vergroten tegen gemeenschappelijke dreigingen, gevormd door onverdraagzaamheid, terrorisme en de spreiding van WMD (weapons of mass destruction)”. Zo staat het te lezen in een gezamenlijke verklaring. De deal is toe te juichen, aldus Nicholas Burns, de U.S. Under-Secretary of State, omdat India in de voorbije dertig jaar nooit een proliferator van nucleaire technologie is geweest. Over Pakistan kan niet hetzelfde gezegd worden. Nochtans, op dezelfde Azië-reis bezocht Bush ...Pakistan! Het is een centrale pion in de war on terrorism en dan mag je psychologisch al bokken schieten natuurlijk... De president bezocht Musharraf nadat hij een nucleaire deal had gesloten met Pakistans erfvijand India en... nadat bij aanvallen van de Amerikaanse luchtmacht in januari jl. achttien Pakistaanse burgers werden gedood. De aanvallen waren legitiem, want ze waren bedoeld voor Al Qaedaleiders... Hoe ook, de economische en strategische voordelen van de deal met India zijn veelbelovend. India heeft enorme energiebehoeften: de voorziening van civiele nucleaire energie geeft de VS uitzicht op een geweldig grote markt. India is voor de VS op dit ogenblik al de grootste export-markt en is nu ook gepromoveerd tot een strategische partner in de volle betekenis van het woord. Daarenboven is het meegenomen dat India invloed heeft in Iran en daar het Westerse beleid kan bepleiten. Volgens Roger Cohen zijn de fundamenten van de Amerikaans-Indiase alliantie niet te onderschatten:_democratische waarden in multi-etnische staten; in beide landen een cultuur die de zakenbelangen gunstig gezind is; de Engelse taal; de aanwezigheid van Indische studenten in de VS is groter dan van welk ander land ook; meer dan twee miljoen Indische Amerikanen; belangrijke investeringen en een steeds groeiend netwerk van commerciële, wetenschappelijke en technologische belangen. (...) This agreement marks a turning point_. Maar dat alles bevestigt het beleidspatroon dat we ook al in verband met de globalisering en de democratisering hebben aangekaart: éénrichtingsverkeer. Zelf voelen de Westerse staten - de VS, Frankrijk, Groot-Brittannië - zich niét gebonden door de NPTverplichting hun kernarsenaal af te bouwen. Het monopoliseren van militaire nucleaire know-how is _vanzelfsprekend_. De staten die zich niét neerleggen bij dat dictaat, worden mooi in twee categorieën opgedeeld: degene die zich voegen naar het Westerse beleid
De wereld in balans
E
S
en zich dus regelrechte schendingen van het NPT mogen permitteren, het zich zelfs kunnen veroorloven niet tot het NPT toe te treden; andere staten, die zich kritisch opstellen of een afwijkende koers varen, worden gedemoniseerd. Je moet op een kaart de positie van Iran eens even evalueren, omringd als het is door staten met een nucleair vermogen. Om een omsingelingscomplex van te krijgen... Daarmee is niét gezegd dat het beleid van Teheran is goed te keuren. Wel integendeel. Als ergens van dubbelzinnigheid sprake is, dan wel in het geval van de opbouw van Irans nucleaire vermogen. Vertragingsmanoeuvres, double-talk, blackmail, Newspeak, afdreiging... het zit allemaal in de trukendoos van president Ahmadinejad. Het revolutionaire vocabularium van de mollahs verbleekt erbij. Het is ook paradoxaal dat het nucleaire programma wordt gelegitimeerd vanuit de energiebehoeften van een land, dat in zijn ondergrond beschikt over reusachtige olievoorraden. Ook voor het Internationale Atoom Agentschap van El Baradei is het een uitgemaakte zaak dat Teheran militaire doelstellingen nastreeft. De verwijzing naar de Veiligheidsraad schrikt Iran zeker niet af. Daar is verdeeldheid troef. Rusland is een traditionele bondgenoot. De toenadering van China tot Iran is spectaculair: door zijn reusachtige energiebehoeften heeft het de contacten met Teheran opgevoerd. Ook Frankrijk is niet direct bereid in de Veiligheidsraad sancties goed te keuren. Blijft de vraag in welke zin een nucleair Iran een dreiging vormt. Drie mogelijkheden: Teheran zou nucleaire wapens kunnen leveren aan terroristen; het kan andere staten ermee chanteren; het kan zich andere vormen van agressiviteit veroorloven. Het zou zeker verifieerbaar zijn zo Teheran nucleaire wapens zou leveren aan terroristen. Maar een nucleaire aanval op een atoommacht zou zeker een nucleaire vergelding uitlokken. Noch de VS, noch Israël zouden daarvoor terugdeinzen. Dat beseft zelfs Ahmadinejad: geen staat haalt het zich op de rug de middelen voor zijn eigen vernietiging in handen te spelen van een oncontroleerbare terroristische organisatie. Als soennitische buurlanden als Koeweit en Saoedi-Arabië moeten kiezen tussen de capitulatie voor een nucleair Iran of het mikken op Amerikaanse afschrikking, dan leert de islamitische verdeeldheid van de regio dat ze de Amerikaanse kaart zullen trekken. Tenslotte zou een nucleair Iran zich minder geremd kunnen voelen om andere avonturen te riskeren, bijvoorbeeld subversie van soennitische regimes of brutale conventionele agressie.
78
Jaargang 10 - nummer 1
H
E
R
M
Interne hervormingen in de betrokken landen kunnen subversie pareren. En Teheran kan er nooit absoluut zeker van zijn dat de VS en Israël bij brutale agressie zich onthouden van een preemptive nuclear strike. Daarenboven zijn de conventionele strijdkrachten van Iran ronduit oubollig. Tussen nucleaire mogendheden heeft afschrikking tot nog toe altijd gewerkt.
S
geïmplementeerd worden... wat is dat dan anders dan het van overheidswege interveniëren in en het corrigeren van de vrije markt?!? ... Ook in India wordt de alarmbel geluid. Premier Manmohan Singh heeft een programma opgestart om de armoede terug te dringen: de National Rural Employment Guarantee Program. De doelstelling: binnen de zeven jaar het aantal mensen die onder de armoedegrens leven terugbrengen van 26% van de bevolking tot 10%. Het moet de plattelandsvlucht naar de overbevolkte steden indammen door tewerkstelling en de uitbouw van vitale infrastructuurwerken in de landelijke gebieden. Premier Singh zei: “Het programma moet ons helpen om ons te bevrijden van de gesel van armoede, ziekte en schulden. Het zal voor tewerkstelling zorgen. En dus voor inkomen. Het zal voor levensonderhoud zorgen en zal iedereen de kans geven om een leven te leiden in zelfrespect en waardigheid”. In een eerste fase zal men de uitvoering afstemmen op 200 districten, die tot de armste van India behoren. Nadien zal het programma uitgebreid worden tot de hele natie. Men schat dat in die eerste fase 15 miljoen gezinnen er zullen van genieten en dat het leven van zo_n 75 miljoen mensen er zal door verbeteren. Het programma zal ongeveer 500 miljard roepies per jaar kosten. Premier Singh wees nog eens uitdrukkelijk op de paradox: “Al de indicatoren van de economie staan hoog, maar als we de mensen onder de armoedegrens niet helpen, is dat allemaal zonder betekenis. Dit is een initiatief dat Mahatma Gandhi zeker zou gesteund hebben”. Of het programma haalbaar is, wordt door velen in India betwijfeld. De uitvoering van het plan wordt een uiterst complexe zaak. Het zal een hele bureaucratie vergen en dan kan corruptie de schitterendste doelstellingen doorkruisen. Ook hier heeft men vragen bij de rechtzinnigheid van lokale functionarissen. Tweede bedenking: het zal een enorme financiële inspanning vergen op de lange termijn. Niemand kan dat garanderen...
Wat met de kloof tussen arm en rijk? Als je het kapitalisme zijn gang laat gaan, zonder sociale correcties in te bouwen, is dat voor een gezonde samenleving een ramp. In de West-Europese landen hebben we daar ervaring mee. Na decennialange sociale strijd weten we waar we het over hebben. Waarom zou wat geldt binnen de grenzen van staten, niet van tel zijn op wereldvlak? De globalisering en de ongeremde werking van de krachten van de vrije markt zal zorgen voor een mondiale welvaartsspreiding, zo wordt ons verzekerd. Lees er Vals Ochtendlicht van John Gray op na, en je komt tot het besef dat het wishful thinking is. Niet voor niets draagt zijn boek de ondertitel De keerzijde van de globalisering. Onderzoeken we dat even voor China, India en de VS. In China is de armoede op het platteland wraakroepend en de welvaartskloof tussen steden en platteland is angstwekkend verdiept. Diverse bronnen, zowel van de Wereldbank als van de Chinese regering zelf, schatten dat de inkomensongelijkheid met minstens vijftig procent is gegroeid. Waar vroeger de algemene gezondheidszorg vrij bevredigend was, is die nu geprivatiseerd en is professionele medische hulp voor de gewone Chinezen onbetaalbaar geworden. Sociale onrust neemt zienderogen toe. Betogingen worden met harde hand beteugeld en toegedekt. Het regime zet daartoe de Bewapende Volkspolitie in - paramilitaire politietroepen - maar ook “internetpolitie”. Zoals we nu weten zijn Google, Microsoft, Yahoo e.a. daar bijzonder behulpzaam bij... Niettemin wijst het laatste Vijfjarenplan, bekendgemaakt in het Nationale Volkscongres, erop dat de leiders van Zhong Nanhai beseffen dat het vijf voor twaalf is. Ze nemen zich voor de welvaartskloof aan te pakken door gerichte massale investeringen op het platteland. Dergelijke investeringen, zo stelt het plan, zijn sociaal noodzakelijk. Ook de scholingsgraad in de landelijke regio’s wordt een beleidsdoelstelling. Dat uitzicht op succes maar mogelijk is, mits ze de corruptie van lokale partijfunctionarissen aanpakken, is ook doorgedrongen. Mocht dit vijfjarenplan inderdaad
Jaargang 10 - nummer 1
E
In de VS heeft de maiden speech in het Congres van Ben Bernanke, de opvolger van Alan Greenspan, kritiek gekregen. Hij verklaarde dat “de meest belangrijke factor in de groeiende inkomensongelijkheid de almaar grotere premie is op deskundigheid, met andere woorden de steeds hogere return voor opleiding”. Paul Krugman (Princeton) heeft daar razendinteressante bedenkingen bij gemaakt. Volgens hem is dat een verkeerde “lezing” van wat zich afspeelt in de Amerikaanse samenleving. Bernanke’s analyse heeft alles te maken met de klassieke “80-20 misvatting”, aldus Krugman. Het komt erop neer dat de winnaars in de steeds maar ongelijker Amerikaanse samenleving een vrij omvangrijke groep zou zijn, de 20% werknemers die de capaciteiten hebben om te profiteren van de nieuwe technologie en van de globalisering. En die zich onderscheiden van de 80% die deze bekwaamheid niet hebben. Een diploma hoger onder-
79
De wereld in balans
H
E
R
M
S
De uitdaging voor de 21ste eeuw In de jaren 1970 hebben de Nederlandse reuzen Jan Tinbergen en Sicco Mansholt gefulmineerd tegen het feit dat de westerse samenlevingen economische groei aanbaden als was het een gouden kalf. Ze vestigden er tegelijkertijd de aandacht op dat het ondenkbaar was dat de landen-in-ontwikkeling zouden kiezen voor een economische ontvoogding die het groeipatroon van de westerse samenlevingen als model zou hebben. Volgens hen zou dat het leven in de wereld tot een hel maken. Waar zij toen voor waarschuwden, dreigt zich nu - meer dan 30 jaar later - te realiseren met de economische groei van China en India. Twee miljard driehonderdmiljoen mensen staan op het punt zich volledig te integreren in het economisch systeem van de vrije markt. Geconfronteerd met die uitdaging, is het duidelijk dat er dringend nood is aan een groeimodel, waarbij minder grondstoffen nodig zijn en met minder giftige emissies. Dat is de mondiale uitdaging van dit moment, een uitdaging zowel op het vlak van de economie, als van het milieu en van de (inter)nationale veiligheid. Dat is een probleemstelling van een totaal andere dimensie, dan waar de staten en mogendheden traditioneel op ingesteld zijn. Eigenbelang en algemeen belang vloeien samen in de wereld van de 21ste eeuw.
wijs is echter helemaal geen garantie op een hoog inkomen. Integendeel, tussen 2000 en 2004 is het inkomen van deze mensen met meer dan 5% gedaald. De winnaars waren niet de top-20%, zelfs niet de top10%. Krugman verwijst naar een research-verslag van Ian Dew-Becker en Robert Gordon van de Northwestern University. En dat is opzienbarend. Tussen 1972 en 2001 steeg het inkomen van de Amerikanen, die behoren tot het 90ste percentiel, met 34%, maar dat van de mensen van het 99ste percentiel met 87%, dat van het 99,9ste percentiel met 181% en dat van het 99,99ste percentiel met 497%. De idee dat grotere investeringen in onderwijs vanzelf de sociale ongelijkheid zullen verminderen, is een mooi principe waar zowat iedereen het over eens is. Maar het staat haaks op de realiteit. De vaststelling is volgens Krugman onontkoombaar: de Amerikaanse samenleving kent een echte oligarchie en dat heeft te maken én met machtsrelaties én met de werking van de marktkrachten. Dat is verontrustend, omdat de geschiedenis leert dat samenlevingen met een hoge graad van ongelijkheid ook een hoge graad van corruptie kennen. Alan Greenspan in persoon heeft er bij herhaling voor gewaarschuwd: “Growing inequality poses a threat to “democratic society”. De groeiende ongelijkheid in Amerika heeft niets te maken met de bescheiden inkomensstijging van hoger geschoolden, maar alles met de gigantische inkomens van een kleine elite.
De wereld in balans
E
Hugo Van de Voorde
[email protected]
80
Jaargang 10 - nummer 1