^'P-ó^':
«-"
DE VROUW.
EEN
PAEDAGOGISCHE KARAKTER-
TEEKENING DOOR
H. NIEUKERKE, HOOFD
DER
CHARITABLE-SOCIETEITSSCHOOL
TE *S-QRAVENHAGE.
Ui rOEVER L. K. C. DE HAAS. 'S-GRAVËNHAGE.
PRIJS 25 CENT.
/ ^ ^
« ^ -•'^•1
^j
:>
','.«,-•••
DE VROUW.
Een paedagogische Karakterteekening DOOR
H.
NIEUKERKE,
Hoofd der Charitable-Societeitsschooi te 's-Gravenhage.
1905.
G e d r u k t bij A N T O N DE H A A S . — D e n
Haag.
VOORDRACHT ae/w-ifc/eji
rcoz
c/e
'^/icvinci'afe
C:/n/o/e/iyA'e
it^jic/ettviizccü
<^7ctfcïc/am
ni
Se^fen/écz
en
zl^etaac/ei/'iiq
di'n a/e cn-inzeteö yeti
/90S.
van
fe
DE VROUW.
Kcnigen tijd geleden
leefde eenzaam
en vergeten op
de
Veluwe een oude boer, die sinds meer dan 20 jaren wedmvnaar was. Mij had een biaven zoon, den lust zijner oogen, het doel van al zijn doen en laten. Maar hij had ook een hebbelijkheid: hij kon geen vrouw of meisje m huis verdragen, ook niet bij, of voor, of langs het huis. Daarom had gezicht
hij zijne maatregi^len
ZIK') genomen, dat een
ver van huis en erf aan al wat vrouw was, de toegang
verboden was. De man was streng in dit opzicht - - zijne knechts kenden hem — en nooit was o(jk maar cene poging gedaan, om dit gebod te overtreden. Overigens was de oude boer een door en door goedaardig man. Een waar genot was het hem, te bedenken, dat zijn brave, nu haast 2o-jarige
Arie, zelfs geen tlauw vermoeden had, dat er
zoo iets, als een vrouw, bestond. Arie was gelukkig in huis en op het erf. Hij ging met de knechts naar de akkers — en vader waakte; zeer nauw en getrouw, onverdroten. Arie had zijnen vader lief. Daar brengt Vader
op zekeren
morgen
de postbode een brief 1
en zoon worden uitgenoodigd een bezoek te brengen aan
een hoogbejaarden erfoom, wiens goed wel een uur van daar gelegen was. — Weigeren . . . ging niet! Gaan . . . was gevaarlijk!
>
4 l'^cn kort besluit: vader waeht het vallen van den avond af — en trekt met zijn zoon naar de wonini; van den erfoom. De wegbleek veilig. De vader meisje opent
de deur
kloj^t aan. I'^en groot, fri.sch, vriendelijk . . . i Arie, kijk vóór je, gromt de vader»
en een zilveren stem zegt: ,,Wilt u maar volgen, u komt zeker den ouden heer eens bezoeken!'" Als eene hinde zweeft het meisje vooruit, opent een deur, kondigt het bezoek aan, laat vader en zoon binnen — en verdwijnt. De vader had zijn zoon, zijn lieveling, krachtig i n ' t oog gehouden — en meent: Arie heeft zelfs niet onderuit gekeken! Bemoedigd treedt hij binnen. Het bezoek heeft zijn gewoon verloop
en een
half uur later worden zij door een arbeider
uitgelaten. Zij zijn nog geen twee stai)pen buiten, of Arie vraagt: Wat was dat, vader .Wel, dat was een arbeider. Neen, vader, ik bedoel de eerste, met die . . . Ja, stil maar, ik begrijp al : dat was een g a n s. hLen gans ! r vader .Ja • • een gans zeg ik je : je verstaat toch wel, wat ik je duidelijk zeg. Praat er nu niet verder over, want het ergert me. Arie vaderlijk
gaat
zwijgend
naast vader verder.
Vlak voor
het
huis pakt Arie zijn vader bij den arm, zóó, als hij hem
nog nimmer gepakt heeft en barst uit: Och, vader, toe, koo]) mij ook zoo'n gans! Wat zeg je.' Wat wil je.- Hoe kóm je zoo .Vader! zegt Arie, ik heb al menigmaal bij avond den diep blauwen
hemel
met
sterren
bezaaid gezien,
en dat stemde mij
eerbiedig — ook zag ik
n morgenhemel in rozenrood, terwijl de leeuwerik zong, en dat maakte mij opgetogen tot zingens toe. lin
nu, die verschijning, daar straks aan de deur, maakte
mij tegelijk eerbiedig en oj)getogen I VAI ik zei je nog: ,,kijk voor j e ! "
5 Dat is ook zoo, vader, maar toen was hrt a! te laat I Ik had die zilveren stem reeds gehoord en in die wondere blauwe oogcn reeds .gekeken ! Welnu, wil ik je reis wal z e ^ c n , jongen : Je bent verloren — weg ben je en weg is al, al mijn voorzorg, mijn trouw en ijverig waken, jaren lang 1 Ja, ik vreesde 't wel: Dat lap})en ze je met haar stem en met haar oogen!
in een onbewaakt oogenblik I
Toe Vader! si^ieek toch niet van lappen in een onbewaakt oogenblik: ,,dat doet me zoo'n zeer I" 't Is tot je bestwil, Arie ]\Iaar
je maakt me wanhopig! —•
nog geef ik het niet op 1 Laat (>ns naar binnen gaan, ga
zitten en luister: ik zal je er meer van vertellen. Ik zei daar straks, dat zoo'n verschijning een gans heet — maar eigenlijk heet ze: Vrouw 1 Anderen noemen haar ]\Ieisje — en weer anderen gaan zoover van te beweren, dat hc^t een mensch is, net zoo goed als een m a n :
deit ben jij, Arie ! —
]Maar ik zeg je, dat ze je ongeluk is — en dat zal ik je bewijzen: De eerste man reeds had den hemel op aarde kunnen hebben, heer en meester kunnen zijn — hij krijgt eene vrouw — zij brengt hem van den rechten weg — en wi^g is zijn geluk, zijn grootheid : in 't zweet zijns aanschijns moet hij voortaan zijn brood etiMi I Toen wreekten de mannen altijd
zich en de vrouw zou voor
en over de geheele wereld eene slavin zijn — en zelts de
heilige Apostel Paulus gebood haar, dat ze zwijgen zou en dat zij onderdanig behoorde te zijn. Werd er een jongen geboren, dat was een vreugde. Werd er een meisje geboren, dat was eene teleurstelling. Het eene was een k i n d , het andere een m e i s j e !
—
Maar 't heeft geen steek geholpen! Was de man het hoofd;
6 de vrouw was het halsje en zooals het halsje ging, zóó ging het hoofd. Als je nu een vrouw in huis hebt, dan heb je niets meer
!•
te zeggen; de Vrouw is baas in huis ! Zij neemt de beste plaats aan tafel I Zij bepaalt wat je 's middags eten zult — en hoeveel óók I Denk niet dat je met een vrouw stoeien kunt, zooals met de knechts, 't Is altijd voorzichtig, voorzichtig en nog eens voorzichtig! ]Maar prat(Mi, ze praat je de ooren stuk ! Het vrecselijkst
j
nog van alles is: winkels kijken , koopen
!
Redeneeren I Ze redeneert altijd krom en — ze heeft altijd
,
en redeneeren. gelijk I
; Ik zal het nooit vergeten: ik had op jouw leeftijd deelge-
nomen
aan
een
schietwedstrijd;
ik won den prijs, een
mooi
Zwitscrsch klokje met een keurig slingertje —• het was mijn trots en ik gaf het een plaats in de mooie kamer. Den tweeden dag van ons huwelijk kijk ik naar mijn klokje — de slinger is er afgebroken! Och, zeg ik, wat jammer! Hoe komt dat nou? Ja, zegt mijn vrouw met haar zilveren stem: dat komt van "t stof afnemen! ]\Iaar ' t i s
kapot!
j
zeg ik.
Ja, mannetje, zegt ze, dat begrijp jij nou niet, omdat je een man bent, maar in elk ordelijk huishouden b e h o o r t
stof afge-
nomen te worden. Ik had wel om mijn staart willen springen — maar ik zweeg, omdat het pas de tweede dag van mijn huwelijk was.
j \ ^ | i
Ja, zóó zijn de vrouwen — en nu hebben ze in den laatsten tijd er nog de emancipatie bij gekregen. De emancipatie, dat wil
*
neggen, ze zc^eken e e n-m a n-z ij n-p 1 a a s s i e. Builen
de deur concurreeren ze met den man en stooten
hem het brood uit den mond en binnenshuis komt de man onder 'de [)antoffel. Nou, Arie, wat wil je nou? spreek op. . . . .
Toe Vader, koop mij ook zoo'n Vrouw!
i
7 Hoe is 't mogelijk! je redeneert al net als een
vrouw:
•
ik betuig je en ik overtuig je •
en dan kom je nog met je : „Koop
,,
mij ook zoo'n vrouw!" Kn dan koopen! Neen jongen, dat gaat niet met koopen; vragen moet je —beverig vragen!
mooie cadeautjes
moet je meebrengen en dikwijls nog oj) je knieën vragen of 'ic wil! ,^
Nou, zegt Arie, ik zou het er wM voor over hebben!
I
't Is verschrikkelijk ! ^ -
'
Daar wordt geklopt
- en een eerwaardig buurman, een
vriend des huizes komt op avondbezoek. I
Is er wat gaande, vraagt hij, ik hoorde buiten vaders stem.
I
Jij moogt het wel weten, zegt de oude bo<'r. Wc^ hadden 't over ,,de Vrouw" ! en daarbij kom ik met mijn besten Arie in botsing. Kom,
helj) reis een handje — en zeg reis, wat dunkt U
van de Vrouw ! Buurman kijkt Arie eens aan en Arie toont zich angstvallig gereed voor den laat.sten slag. Laat
ons, zegt buurman, met het begin beginnen.
In den
beginne schiep God het licht, en de chaos vertoonde zich woest \
en kaal en kil en doodsch. Toen trokken de dampen op, boven
j
boog zich het hemelgewelf, beneden golfde de zee en daartusschen
I
lag de grauwe aarde. Vervolgens tooide God dat grauwt^ met groen en
^
met bloemen en boomen; bezaaide den hemel met sterren en ver-
j
heerlijkte zich in stille pracht! Daarop verbrak hij de stilte, schonk
j
visschen aan de zee, vogels aan den hemel --- en het eerste lied
I
weerklonk. Eindelijk strekte zich Gods hand over den vasten grond uit en beleefde dien met dieren groot en klein, eindeloos gevarieerd ! Een pronkjuweel!
,k
den I\Ian.
Wie zou het dragen ? Toen schiep God
Hij gaf hem Aanzien, Macht en T a a k ; verrukte hem
door muziek, door vormen, door kk^uren en door geuren — en
-- 't
was n i e t genoeg. (i
Daar schikte zich de lleere God, om de laatste hand aan 't Grootschc Werk te leggen.
^1
8 Hij zette dat [ werk de kroon op — en schiep de Vrouw! Wondcrfijn van bouw en van hoogcn ziclenadel! Eden was een Paradijs f^eworden! Geen phonograaf nam Adam's danklied op. Het zou anders wel loonend zijn geweest! Alleen God de Heer zag dat 't goed was. — Hoorde dat 't goed was ! Z ij n werk ! S O U DIiO GLORIA! Vijf a zesduizend jaar later beproefde Vondel nog om door den Engel Apollion de majesteit der eerste Vrouw te doen beschrijven — maar des Grooten Vondels krachten schoten tekort. Elelaas, de Vrouw viel 1 ICn, naarmate zij hooger gestaan had, viel zij dieper 1 Onder de heidenen zonk zij tot op den laagsten trap; maar onder
het Godsvolk werd zij opgehouden, kwam zij in eere.
eerbiedigt
Hoe
Abraham zijne milde Sara tegenover Hagar! Wat doet
de eenig betrouwbare k^lcëzcr, om Rebecca uit te vinden, de vrouw, die straks Isaiics levensvreugde zal zijn. Als Eléëzers gebed verhoord
is, rijst
zijn dank tot God
•omhoog en aanstonds zijn het gouden armbanden en een kostbaar voorhoofdversiersel,
waarmede
de dankbare
l'Ueëzer de jeugdige
Rebecca gelukkig maakt. Hoofjer nog gaat straks Rachel in Jacobs schatting. Na den ee rsten kus, werkt hij v e e r t i e n v o 11 e j a r e n, om haar de zijne te mogen noemen — en — zoo staat er — die jaren waren in zijne oogen als een d a g ! Het heeft hem nooit berouwd. Als zij sterft richt hij een gedenkteeken op, boven haar graf en de liefde draagt hij over op hare zeldzaam kostelijke kinderen Josef en Benjamin, eene liefde, die spreekwoordelijk geworden is. Wat vrouw moet Rachel geweest zijn ! E n toch -
hoe weinig weten wij van
haar
p e r s o o n l i j k . Zij bezielt Jacob. Uit hem ontwikkelt zich Israël, een Held Gods, als de ruwe Ezau nadert.
9 Overigens sluiert zij zie)-) voor den lezer en krijgt deze slechts te bewonderen, wat uit Jacob van hare persoonlijkheid teriigstraalt. Daar komt Ruth! Ruth tegenover Naomi, met haar hoogen gelooismoed, hare energische taal in echt vrouwelijk kleed ; ,,\Vaar gij zult vernachten, daar zal ik vernachten. Uw volk is mijn volk; Uw God, mijn God ! Naomi zwijgt: de overwinning is volkomen ! Ruth in lompen, glanst als eene ster der eerste grootte I Mannentaal Het
bij mannendaad, hoe juist ook, is hier onjuist.
is vrouwentaai bij vrouwenmoed
- en God de Heer zorgde
voor een Boas 1 Zulke hooge vrouwen hebben stellig den Apostel Paulus voor den geest gestaem, toen hi] de vrouwen in het algemeen den raad gaf, harde
zich niet te doen hooren in het openbaar en de wellicht wat vertaling: weest uwen mannen onderdanig. Voor ons taai-
gevoel toch staan de begrippen Koningin en onderdane te ver van elkander af. Straks verklaart Paulus dan ook: In Christus is nóch man, nóch vrouw! De mannen, aan wie hij schreef, zullen hem dan ook best
begrepen
hebben, als hij zeide ,,Gij mannen hebt uwc
eigene vrouwen lief! Nu, als ze 20 jaar oud zijn en lachen
dan gaat dat
uitnemend! Maar, als ze door andere geestesoefeningen of door andere vaardigheden dan blijft
het:
dan de uwe met u van meening verschillen,
Gij mannen
hebt uw'e vrouwen lief •—• en wordt
niet verbitterd tegen haar. Als ze graag mooi willen zijn, als zij verregaand zindelijk en netjes zijn, als gij den gang harer redeneering niet snappen k u n t : Gij mannen, hebt uwe vrouwen lief en wordt niet verbitterd tegen haar! Als het eten eens niet klaar is of niet gaar is: gij mannen hebt uwe vrouwen lief en wordt niet verbitterd tegen haar. En als ze straks oud en rimpelig en moede worden: gij mannen hebt uwe vrouwen lief en wordt niet verbitterd tegen haar. Laat
mij er bij voegen: aangezien het Gode behaagt ons
door vrouwen op te voeden.
10 Inderdaad de man wordt door de vrouw gevoed en opgevoed. Wie zal het overzien, wat met de moedermelk wordt opgenomen? Wie
doorgronden waarin de moedervreugde, de moederweelde, de
moedersmart hare diepste wortelen schieten ? „O, mijn moedertaal is de schoonste taal!" is de uiting van cene waarneming, die onzer aller instemming oogenblikkelijk heeft 1 W a a r o m : Waar zit hem dat in r Daarin, dat het edelste en fijnste het
liefste
en reinste, dat vaak onbewust in ons binnenste leeft,
door moeders woord en daad is aangekweekt en d a t met weergalooze toewijding
en met
een zelfopoffering, die wel roemloos is,
maar juist daarom des te hooger ! Al is een moeder nog zoo arm, Toch dekt ze warm! Ze dekt
tegen
koude en ze dekt tegen warmte. Ze dekt
zoowel tegen de guurheden van het weder, als tegen de ,,onguurheden"
van een schoolmeester. Ja, ze dekt zelfs tegen de grofste
ondankbaarheid van liet bedorven kind! En eer de moeder het nog ingezien heeft, is daar reeds een tweede vrouw aanwezig om mede te arbeiden aan de oi)voeding van den
toekomstigen
man,
die zich zoo hier en daar, zoo kostelijk
heeft laten bederven. Die tweede vrouw is zijn
zuster.
Die zuster, aanvankelijk een zachte en vertrouwde speelge•noot is ongemerkt
tegenover den jongen eene macht geworden.
In zijne oogen is zij uitgegroeid tot een kat! Hij onderschat haar en toch hij ondergaat haren invloed. Hij ontziet
haar
niet: hij durft eiken twist met haar aan
en verliest het pleit slag op slag . . . Ilij begrijpt niet, hoe hij k o n verliezen
-
Haar
hij begint op nieuw e n — delft het onderspit. intellect werkt vlugger en dieper dan het zijne, al i s
zij de jongere. Haar tong gaat sneller dan de zijne. Zij is vindingrijker
en haar gezichtsveld
•verstomd staan.
is veel ruimer. Haar moed doet hem
11 Onder vier oogcn legt zij hem zijne fouten en gebreken, zijn dwaasheden en domheden bloot, zonder eenige verschooning en met eene
radheid
van tong, een gloed van overtuiging, die hem meer
dan eens met stomheid slaat. Maar dat zelfde ,,varken," is ook een „kat," als zij hem achter zijn rug tegen aanmerkingen verdedigt — óók dan is de zuster onverwinnelijk! En diezelfde kat wordt aan ziekbed of in stil verdriet voor broer een engel, die in het troosten zelfs moeder overtreft. Hier werkt de opvoeding intiemer. — Weldra doet zus haar taak aan eene derde vrouw over. De jongen is jongeling, is jonge man geworden. Hij krijgt een verloofde. Hij weet het niet, hij vermoedt het niet, hoe deze vrouw een geheel ander methode van opvoeden heeft dan moeder ot zuster. Alle verzet is in hem gebroken. Hi) wordt gehoorzaam, als een lam. Zijne moeder bemerkt het en verbergt haeu-lach. Zijne zuster bemerkt het en giert het uit van lachen. Wat eene verandering „broer en zus" tegenover ,,broer en verloofde" ! Hij smeekt
zus het niet te bont te maken, en zus doet
afstand, latende het gansche werk aan z ij n m e i s j e I Deze vrouw werkt met tooverslag I De gedachte aan haar bezit hem'. Hare tianblik bezielt hem. Hare afkeuring beangstigt hem. Hare goedkeuring verrukt hem. Zijne laarzen glimmen, zijn kncxcl krult en zijn haar ruikt lekker.
,• ..• Zij maakt hem ijverig, beleefd, voorkomend en gedienstig. Nooit is hij zóó zachthandig, geduldig, eenswillend en beminnelijk geweest. Zij maakt zijn stijl kc^urig, bloemrijk 1
12 Zij maakt van een proza-man een dichter! Hij volgt haar op haar schreden, gaat mede als een poedel winkel in winkel nit, geeft keuze
advies bij inkoopen, bewondert de
— en is ovei-gelukkig, als hij betalen mag! Alles is interessant en het duurste is niet duur genoeg. In weer en wind wacht hij haar oj)' Hij voelt geen tocht
•— verkouden wordt hij n o o i 11 Zij toovert hem
een lente,
die hem van eeuwige liefde
en trouw doet zingen met hart en ziel! Zij zelve is verbaasd
over hare macht, die haar geen in-
spanning kost, en die schier niets van haar vergt. Hij voert haar ten huwelijk en belooft alles wat het formulier hem beloven laat — en dat doet hij blank oprecht. Zij belooft
ook, maar
omzichtiger.
]\let haar
vrouwelijk
fijngevoel tast en proeft zij, dat de huwelijksband een ander soort is, dan de engagementsband. maar
h o o r t en l e e s t Dan geleidt zij hem
leeft in een paradijs
Zij eerbiedigt dit mannenmaaksel
haar eigen inzicht in den tekst. de wittebroodsweken door — en hij
totdat hij aan den regel genaderd is:
Niet steeds is de liefde bestendig van duur, Hoe hel zij den boezem deed blaken! — Daar springt hij uit den band! Baas Gijs, Baas-zelf: Man van het huis! — Vader van het kind! — Hoofd der vrouw! — Heer der schepping! Ja! — Dat ben
ik!
Zal het huiselijk geluk in gevaar komen? Zal hij zijn eerste liefde vergeten t Is het edel, van vrijen en vleien tot heerschen over te slaan ! Een wijze vrouw vermag veel. •—
13 Een ]
vrouw, die God vreest, is machtig — maar toch, als
Baas en Man en Vader en Hoofd en Heer in één persoon optreden, kan haar taak zwaar, zeer zwaar worden.
'l
bidden.
FAI terwijl
Dan l(;ert de vrouw
haar i^ebed rijst en rijst, groeit naast haar op
i
haar d o c h t e r i
— zijn dochter, de vierde vrouw, die aan den man
arbeidt: De liefdezuster op den weg naar het X'aderhuis. Wonderlijk, hier gaat de opvoeding van den man van handen in handjes over!
De methode
blijft
wel vrouwelijk,
maar \-crschilt van de
drie vorige in aard en wezen ontzaglijk. Ook hij, het voorwerp der opvoeding, is veranderd. Hij heeft de wereld leeren kennen. Hij heeft ondervinding oi)gedaan. Zorg en bezorgdheid vergezellen hem op zijn weg. De liefde tot zijne moeder leeft nog in dierbare herinncn-ing — de liefde zijner zuster is nog vatbaar voor kritiek — de liefde tot zijne l)ruid, zijne vrouw kreeg bijwijlen iets van een ideaal — maar de liefde tot zijne dochter is een en al werkelijkheid, onvatbaar voor kritiek en dierbaar boven al ! Een naamloos zoet verlangen naar haar geluk, maakt hem klein en brengt hem in haar lieve macht. Wat kan hij doen om haar gelukkig te maken.' i\l bezit hij millioenen, hij kan haar geluk niet verzekeren, en des te minder als straks alle geld onder het beheer van een man komt. j
Van welken
man, wat voor een man.' Hij weet het niet.
In 't geheel geen man. -Dat weet hij ook niet. Hij wil haar beschermen. i
Goed
man.
Langer
wille
van
- maar tot aan de komst van dien mogelijkcn
niet.
Daar houdt zijne vaderlijke macht op.
de dochter
koestert
de man vrees voor den
Terman.
Dat is de pijnlijke plek der zelfkennis, de geesel, die hem opvoetlt. ,,
En zij, zijne dochter, zijne Antigone, zij verricht haren dienst onbewust.
Zij klemt
zich aan hem, als de klimop om den eik.
Hij vervult met de zoetste voldoening hare kinderlijke wcnschen. En ^1
dat weet ze
- en dat vindt ze natuurlijk, lin dat is ook natuurlijk
Zij verbloemt en verzoent, wat er tusschen vader en moeder haperen.
i
14 mocht.
Hij verlustigt zich in de Ucftalligheid harer onschuld, i n d e
fijnheid
van haar leest, in het edele van hare aspiration. Zij ver-
vult hem met een zorg, die beschaaft en veredelt. Hare kuischheid is hem heilig en maakt hem behoedzaam in woorden, gebaren en werken, die hare reine onbevangenheid in gevaar konden brengen. Zij is niet zelfzuchtig, en betoont hem eene grenzelooze toewijding naast een dierbaar vertrouwen. zijne knieën
knikken; hare
Haar arm is zijn steun, als straks woorden
een
bekoorlijke muziek in
zijne ooren, die door geen andere te vervangen is. Bet(n- dan Itzau weet zij, wat naar vaders smaak is, wat m vaders geest is, wat voor vader goed is.
Zelfs in een gezin, waar
het gebed ganschelijk onbekend of buiten praktijk is, leert nog de vader bidden om het heil voor zijne dochter, terwijl zij voor Gods aangezicht worstelt, om het behoud van zijn levenl Dat
is de opvoeding
• en de opvoeding is geen andere.
De dochter is de vierde in een klaverblad van vrouwen, dat voor den man van onschatbare^ beteckenis is. Nu bijna
6000 jaren zijn de vrouwen gezien en bezien;
men zou meenen, dat dit lang genoeg was, om hare kennis te maken. :Maar de wisselwerking der opvoeding tusschen man en vrouw heeft voor onze studie n o g a l t ij d een geheim, dat niet in den man, maar in de vrouw schuilt. Kn of men het nu al noemt ,,een ik en weet niet wat" of wel ,,het eeuwig vrouwelijke" — het is vooralsnog eene verborgenheid,
waarvan het naspeuren in de hoogste mate
loonend is voor vorming en opvoeding: een taak voor het Christendom, diit de zeden verheft. Het
Hoogste, wat de H. S. op dit gebied te aanschouwen
geeft, bezitten wij in M a r i a ,
de Moeder des Heeren, Prinses uit
het Huis van David, jeugdig, zonder pretentie, in eene kleine woning van een vergeten plaat.sje uit een verloren land. De Geschiedenis opent ons zonder meer hare woning en plotseling zien w e : een engel onder de menschen staande tegenover een engel Gods. Als het lot der wereld daar voor haar ooren beslist wordt,
15 heeft
ze slechts een drietal woorden; heilig naïf vraagt ze: hoc
zal dat wezen? Nieuwe
Dan
Testament)
volgt voor haar (de verheven Eva van het
een dier moeilijkst
denkbare
oogenblikkcn,
waarin alleen een vorstin bij de gratie Gods, eene heldin met den Heiligen Geest de rechte houding, het rechte antwoord vinden: ,,Zie, de dienstmaagd des Heeren, mij geschiede naar ü w woord!" De engel
Gods vertrekt — en de menschelijke engel sluit haar
deur; maar het is hoogelijk de vraag, wie van die twee engelen het eerste voor Gods troon present is geweest! De wereld, hare buren, vernemen niets. Geen woord! in haar hart!
Kn toch:
Nog eenigc dagen, reist
Het geheim der Eeuwen ligt open
dan sluit zij het huis, snelt — neen
-- ^ naar Judea's eenzaam gebergte naar hare oude nicht —
door den
engel Gabriel aangewezen — en geeft daar lucht aan
het overvol gemoed in een psalm, die ons vergunt voor eene enkele maal waar te nemen, wat er in 't hart van deze Hooge Vrouwe omgaat.
Het is de jubel der eere, zonder een zweem van eigen-
waan. In haar zingt de Heilige Geest, die haar verheft boven alle aardsche haren
overwegingen.
eerstgeboren
Straks treedt zij dc>n stal binnen en legt
zoon in een voederbak.
Daar was voor haar
geen plaats in de herberg -•- en wij hoorcn geen enkele klacht. Zij was toch prinses; deze, haar zoon zou toch den troon zijns vaders Davids bezitten —
— zij was nog zoo jong: Geen klacht!
Dan komen de herders, schildt>ren den glans van het engelen-
koor, melden de boodschap
en roemen het Eere zij God in de
Hoogste I lemelen ! Er is op Maria gelet, h o e waarnemer bericht alleen:
zij doet, w a t zij zegt; maar de
Doch Alaria bewaarde deze woorden overleggende die i n h a a r h a r t.
alle
te
Het karakter dezer vrouw vertoont: g e l o o v e n , opmerken!
z a m e n, zwijgen,
16 Dat opmerken, dat beter is „dan het vette der rammen." Dan wordt haar zoon groot, hij spreekt als een machthebbende en niet als een schriftgeleerde, — zijne wonderen zijn op aller Hppen,'— zijne discipelen vragen of Hij in dezen tijd het koninkrijk zal oprichten. Scharen van meer dan 5000 menschen volgen hem. — Er ontstaat vrees, dat misschien Hem het geheele volk zal naloopen! Alaar waar is zij, de ^Moeder des Heeren? Even v ó ó r
het
eerste wonder vertoont zij zich nog één oogenblik. Maar dat
is dan ook in dit grootsche tijdperk voor het
eerst en voor het laatst. Gaat haar de grootheid van haar kind niet aan} Straalt niets van zijn glans op haar t e r u g : Moet zij hare meening niet zeggen r Voelt zij geen drang om zijn lof en eer nog te verhoogen.' Waagt
zij geen enkele poging om hem tegen laster te be-
schermen ; Neen, n i e t s
van dat alles!
Zij tl eedt nergens op den voorgrond! Zij verspreekt
zich niet.
Zij wordt
niet
verlokt door
vleierij, noch beangst door bedreiging. Zij heeft haar taak en haar hart. De wereld heeft geen begrip van haar bestaan. Zij leeft in het Heilige der Heiligen van de Vrouw. —• Maar zij l e e f t ! ! Als straks haar zoon, de Zone Gods naakt uitgeschud aan den schandpaal is genageld, dan is zij present — en schouwt het aan — en staande ontvangt zij den zwaardstoot door hare ziel! jNIaar geen klacht, geen w o o r d ! Hij zal g r o o t
zijn!!
Heeft de Engel Gods haar dat niet
verzekerd ? Geen klacht, geen vraag! Ongeschonden, ongerept zinkt dit alles naar den bodem van dit gewonde vrouwenhart. Daar blijft het heilig bewaard, totdat het Gode behagen zal een nieuwen psalm op hare reine lippen te leggen.
17 Welk
een Vrouw! Is het wonder, dat kerk en kunst haar
gingen vergoden ? Hare karaktertrekken mogen onnavolgbaar zijn ten einde toe, toch geven ze van het eeuwig vrouwelijke meer dan een onuitwischbare totaal
lijn te aanschouwen, die machtig aanprikkclt, om het
dier karaktertrekken uit de vrouwenwerekl te voorschijn te
brengen in één enkel beeld. Elke ernstige poging daartoe, zal ons bezig houden met de bestemming van den mensch, met het antwoord op de vraag:
Wat
heeft God met de schepping van de Vrouw bedoeld? Daarbij moet
wel het veld onzer beschouwing zich voort-
durend verruimen — en de majestueuse heerlijkheid van de Schepping in het algemeen is er ons borg voor, dat de kroon op dat werk, „de
Vrouw",
zal blijken een s c h a t ,
tot heden toe nooit hoog g e n o e g En Vrouw !
dien de mannenwereld
geschat heeft! —
vader gaf zijne toestemming
- en Arie kreeg zijne
De oude keek scherp toe; terwijl op de schoondochter de taak rustte èn man èn vader op te voeden. En beiden leerden, hoe diezelfde vrouw, die in haren vreeselijken val, den man medesleurde uit het Paradijs, door 's lleoren gunst er op aangelegd is, om hem in een ander l^den binnen te brengen,
een
lüJen, dat
wij:
,,thuisl"
noemen. Dat zoet en
zalig thuis. ,,k^en t h u i s
voor den knaap, dat geen man maken kan I
een thuis voor den man, om zich te ontwikkelen onder moeders vleugelen; straks in de armen der echtgenoote. De vrouw vervult het huis met hare persoonlijkheid tot een thuis, dat Oost en West in heerlijkheid overtreft.
De woning, de
plaats, waar de Vrouw Psalm 116 zachtjes \oor zich henen zingt, maakt zij tot een tempel, grof)t of klein. ,,A1 schijnen de sterren boven haar hoofd en al mogen de
18 „glimwormen
in het gras het eenige hcht voor hare voeten zijn,
,,'t is een thuis, waar zij zich bevindt! (J. RrsKiN.) „Beelden uit mijn kinderjaren, ,,Uit mijn jeugd, zoo vrij en i)lijl ,,Komen somtijds kalm en rustig ,,Voor mijn peinzend oog voorbij!" E n de beeldhouwer is de vrouw! 't Is waar, zi] maakte nooit een Ilias, schreef geen Bevrijd Jeruzalem,
geen Verloren
Stuart, geen neerde
Paradijs,
geen
Faust,
geen
Hamlet; zij bouwde geen St.-Pieterskerk,
geen
geen Jongste
[Messias,
beeldhouwde
geen
Apollo,
Gericht; zij vond noch Algebra, noch
noch Locomotief
Maria compo-
schilderde Telescoop
uit (naar J. DE MAISTRE), maar zij was en is in
hanY thuis de r\locder van alle grootmeesters der Kunst: hare knieën zijn de grootste mannen
op
en
aan
en vrouwen, de heerlijkste
voortbrengselen der wereld, opgevoed. I-Iare moederlijkheid breidt de vleugelen uit over — en werkt met zelfverloochening en zelfopoffering in op al datgene, wat de wisselwerking tusschen haar en haar zoon, tusschen haar en hare dochter, tusschen haar en haren man, het leven geeft. Is de man auteur, zij is de engel Excelsior, die zonder vertoon voortstuwt,
altijd veredelend; terwijl
zij zich sluiert als de Faam
gedruisch maakt. Het is gangbaar te zeggen: Die man n a m tot vrouw - -
maar later leven leert steeds: wij
zich dat meisje ontvangen
een vrouw — en wie, onder welken vorm ook, een L31iëzer had, die ontvangt
in de vrouw van den Heer een schutsengel,
waar
gevaren dreigen ,,een voorspraak in het moeilijkste geding; een arm, die uit verzoeking
voert; een ster, die opgaat boven een kruis;
een zon, waarin de man zich verlustigt, en die hem tot nieuw leven wekt." (naar . . . .) Als de groote Luther, een hijgend hert, der jacht nog niet ontkomen,
een oogenblik wankelt op de beenen des geloofs, sluit
19 zijne Vrouw wonderstü de luiken en in het duister vraagt Luther: Wat
doet ge r
Wel, zegt ze: God is dood! en dan sluiten we
immers?! — Neen! juicht hij: God is niet dood! Doe maar weer open!
Zij had hem uit
de frissche
waterstroomen geput en te
drinken gegeven — en Luther, was T^ u t h c r
weer!
Het zal voor U niet noodig zijn te teekenen de houding van den Heer Jezus tegenover tegenover niet
Hem.
anders
cipeeren
de
Milde handen,
Vrouwen — en die der vrouwen vriendelijke oogen! Zij
hebben
gezien! Hij is het die haar voor eeuwig eman-
zal, die haar na den val zal ophelïen tot de hoogte, de
plaats der cere, waarvoor (}od haar schiep! Verklaarbaar is het dan, dat in den tijd, waarin de groote klove tusschen wetenschap en geloof gaapt, de mannen numeriek
de
meerderen
in het café
zijn — terwijl de vrouwen numeriek de meerderen in het kerkgebouw zijn. Ook zoo voedt de vrouw nog door haar voorbeeld op. Maar op dit punt, meer dan op alle andere zijn wij, mannen hardleersch, want al vroeg leeren wij bespotten, wat wij niet begrijpen en langs dien weg is de Vrouw vaak de spot van den Man •
en dat,
onveranderlijk tot schade zijner vorming en opvoeding voor tijd en eeuwigheid.
De Man zal in elke vrouw de hooge gave Gods er-
kennen, óf hij zal in zelfvergoding jammerlijk ondergaan. Zijn aardsche leven, dat is zijne opvoeding, zal niet beantwoorden aan het doel van Gods schepping: ,,die twee zullen tot één
vleesch zijn", dat is: De Vrouw is de voltooiing van den Man
tot M e n s e h.