DE VIER KASTELEN VAN IJSSELMONDE d o o r H. L. BAARS
H
ET oude dorp IJsselmonde, thans een deel van GrootRotterdam, kan bogen op een historie, waarvan de oorsprong zich verliest in de nevel der na-Karolingische tijden. Het is niet de bedoeling van dit artikel deze historie te beschrijven. Het wil niet méér doen dan een indruk geven van een onderdeel dezer historie, van de kastelen namelijk, waar de ambachtsheren hun macht uitoefenden, en waarvan het laatste in 1900 onder slopershanden viel. We moeten dan teruggrijpen in de geschiedenis naar het jaar 985. In dat jaar krijgt Bisschop Ansfried van Utrecht van keizer Otto III Zuid-Neder-Maasland, waartoe ook IJsselmonde behoort. Wat voor waarde had deze schenking? Niet veel, voor zover het althans IJsselmonde betreft. Tijdelijk gewin was hier niet te behalen. De streek bestond uit schorren en slikken, moerassen en plassen. Om geestelijke voordelen kon het nog minder te doen zijn, want zeer waarschijnlijk woonde hier toen nog geen sterveling. Het is dan ook niet te verwonderen, dat Utrecht zich van deze streken aanvankelijk weinig aantrok, totdat een concurrerende collega bedenkelijk dicht in de buurt kwam van dit gebied. Die concurrent was de Hollandse graaf. Dirk III, die reeds meermalen in conflict was geweest met zijn leenheer, de Duitse keizer, was gestorven, evenals zijn zoon Dirk IV. En deze laatste had geen kinderen. Erfrecht voor broers bestond niet, maar toch volgde Floris I hem rustig op, een symptoom dus van de steeds sterker wordende zucht der leenmannen om zich vrij te maken. De Duitse keizer erkende de opvolging niet en volgens de leenwetten was het Hollandse leen dus vrij. Daarvan maakt de toenmalige bisschop van Utrecht, Willem, gebruik. Hij vraagt de Duitse keizer hem met Holland te belenen. Veel land was daarbij door Dirk III reeds in 1018 aan de Utrechtse kerk ontnomen. Die Duitse keizer was Hendrik IV en hij was net dertien jaar oud. Het valt licht te begrijpen, dat de regeringszaken door anderen werden behartigd, en de voornaamste van 96
1 s?
1 IS
S
1
2/. 22. De/a/7
. It^JbifiHsriiift, , Z560. E / ^ « ^ Ö / / 7 VÖ/Ï
die anderen was een boezemvriend van de Utrechtse bisschop, namelijk Anno, Aartsbisschop van Keulen. Deze zorgt ervoor, dat Willem bij giftbrieven van 30 April en 2 Mei 1064 wordt beleend met het graafschap Holland. Het jonge keizertje tekende wel gewillig alles wat hem werd voorgelegd. Waarom was Willem plotseling zo begerig naar dat onherbergzame gebied, dat IJsselmonde toen ongetwijfeld nog was? Het antwoord ligt tamelijk voor de hand. Holland naderde bedenkelijk dicht de toegangspoorten van het Utrechtse handelsgebied. Had niet reeds Dirk III een tol gelegd in de tot dan toe vrije wateren, en zo een belemmering opgeworpen voor de Tielse handel? Wederom dreigt een nieuwe versperring, want de inmiddels opgevolgde Dirk V nam dit eenvoudig weggeven van wat hij als zijn landen beschouwde, natuurlijk niet. Het onherbergzame gebied langs de Merwe moest wel het strijdtoneel worden, want de giftbrieven van 1064 hadden geen juiste begrenzingen gegeven, en hier botsten dan ook de legers der strijdende partijen. Willem van Utrecht had dit aan zien komen. Hij liet een sterkte bouwen bij de IJssel, om zijn toegangswegen te beschermen, en ziedaar het eerste slot van IJsselmonde. Een sterke burcht moet het geweest zijn, bijna geheel door water omringd, en ook van de landzijde af uiterst moeilijk te bereiken. Om die burcht nu heeft zich een felle strijd afgespeeld. Willem zocht en vond steun bij de Hertog van Lotharingen, Godfried met de Bult. Deze verleende des te grager zijn hulp, omdat Willem hem Holland in achterleen beloofde, zo hij in de verovering mocht slagen. En inderdaad, Godfried slaagde er in, bijna geheel Holland in zijn macht te krijgen. Helaas... sic transit gloria mundi... op het toppunt gekomen van zijn macht, werd de ongelukkige Godfried te Delft, en volgens sommige schrijvers te Antwerpen, verraderlijk vermoord. „Daer hi ghinc ten heymelicheden..." zo vertellen ons de oudere schrijvers. Hetgeen in goed Hollands zeggen wil: Toen hij op het toilet zat. In alle gevallen een uitgezochte plaats om iemand op te zoeken, die je beslist alléén moet hebben... Willem, de bisschop van Utrecht, zal wel niet direct van verdriet over het verlies van zijn vriend gestorven zijn, maar zeker is, 97
dat hij twee maanden na Godfried overleed. Zijn opvolger in Utrecht was Koenraad. Deze versterkte het kasteel te IJsselmonde in niet geringe mate. Hij liet er voorraden levensmiddelen opslaan en legde er een sterke bezetting in. Dat was hard nodig. Want Dirk V had na Godfrieds overlijden ook niet stil gezeten. Hij had nl. hulp gekregen van Robert van Vlaanderen, die intussen met Dirks moeder, Geertrui van Saksen, was getrouwd. En daar bleef het niet bij. De zus van Robert was getrouwd met niemand minder dan Willem de Veroveraar, die in 1066 na de slag bij Hastings, Engeland had veroverd. De nieuwe Engelse koning liet zijn neef niet in de steek en zond een aantal schepen naar Holland. En zo, uitgerust met een leger van Robert van Vlaanderen en een kleine vloot van de Engelse koning, trekt Dirk V de Merwe op om allereerst het sterke slot van IJsselmonde te gaan veroveren. Bisschop Koenraad trekt hem tegemoet, voert zelf zijn leger aan. Vergeten we hierbij niet, dat de bisschoppen in die dagen veel meer wereldlijke dan geestelijke vorsten waren, een toestand, die pas na het Concordaat van Worms (1122) langzaam begon te veranderen. De beide rivalen ontmoeten elkaar bij Vlaardingen. Daar wordt Koenraad zo toegetakeld, dat hij niet beter weet te doen, dan hals over kop naar IJsselmonde te vluchten en zich daar te verschansen in het sterke slot. Dirk V laat hem geen tijd op adem te komen. Hij belegert het slot, schiet een regen van pijlen af, zware stenen uit de blijden beuken de muren en tenslotte, na zestien dagen zware strijd, slaagt hij erin het slot in brand te schieten. Koenraad moét de zaak nu opgeven. Hij vraagt en krijgt ook vrije aftocht, maar... op belofte, zich met Holland niet meer in te laten. Gerard van Spaen heeft over deze episode een sappig verhaal geschreven. Het tovert U, met een flink percentage fantasie weliswaar, het toneel van de strijd voor ogen, alsof U er bij was. Het bestek van dit artikel laat niet toe, dit smakelijke Middelnederlandse verhaal op te nemen. Liefhebbers kunnen het gaan lezen in het Gemeente-archief. Na Koenraads vertrek verwoest Dirk het slot zo grondig, dat niemand de plek meer weet, waar het gestaan heeft. Allerlei verhalen doen in de volksmond de ronde. Zo zou men een vijftigtal jaren geleden, bij baggerwerken in het Zuiddiep, achter de wasse98
rij De Maas te IJsselmonde, op grondslagen zijn gestuit, en er zou zelfs een gouden munt te voorschijn zijn gebracht. Enig bewijs hiervan heb ik niet kunnen ontdekken. Ook het verhaal, dat het kasteel in de Stormpolder zou hebben gestaan en dat deze polder zelfs zijn naam aan deze „bestorming" ontleent, is geheel en al onbewezen. Zo eindigt dan, in het jaar 1076, op trieste wijze de historie van ons eerste slot. Voortaan zijn de graven van Holland de heersers in deze streken, al moesten ze die macht ook delen met andere machtige edelen, zoals die van Putten en Egmond. Vooral Egmond is lang de leenheer van de landen van IJsselmonde geweest, totdat in de Bourgondische tijd, het Egmondse eigendom aan de grafelijkheid verviel. De graven nu gaven aan hun vrienden en helpers in oorlogstijd stukken land in leen, meestal met de bedoeling, die stukken te bedijken en ze zo tot bruikbaar land te maken. De bedijker kreeg dan de landheerlijke rechten over het ingedijkte land, als tiendrecht, visrecht, jachtrecht, de zwaandrift, de lagere rechtspraak enz. Natuurlijk kostte dat bedijken veel geld en inspanning. De ingelanden van zo'n polder kregen nu als het ware van de bedijker op hun beurt weer stukken land in leen, waarvoor ze dan verplicht waren gezamenlijk de dijk te onderhouden, en tevens aan hun landheer of ambachtsheer tienden te betalen. Zo kende men de korentienden, de smaltienden, die van andere gewassen werden geheven, de vlastien den, de krijtende tienden van levende have, enz. Later zijn deze tienden vervangen door een bepaalde waarde in geld. Niet altijd woonde de ambachtsheer in zijn gebied. Hij stelde dan in zijn ambacht een schout aan, die in zijn naam zijn rechten uitoefende. IJsselmonde nu behoorde in de jaren na 1100 aan twee heren: Oost-IJsselmonde aan de heren van Cralingen, die op het slot Honingen hun woonplaats hadden en West-IJsselmonde aan de Heren van Bokel of Beukei, die op het slot Weena resideerden. Veerverbindingen kwamen tot stand. Zo b.v. het veer op Cralingen in het jaar 1323. Nog steeds bestaat deze oude veerdienst, al is het dan met heel wat moderner materiaal... 99
Door aankoop, huwelijk en erfrecht kwam de heerlijkheid later in andere handen. Dan is er ook iets veranderd hier in IJsselmonde. In 1435 geeft Philips van Bourgondië het recht uit om dit land te bedijken. Dat gebeurt dan ook en IJsselmonde is van dit ogenblik af bezig een vruchtbaar land te worden. De bedijkers komen er wonen op de hogere gedeelten, later ontstaan hoeven, er komt landbouw, visserij, en tenslotte komt er de heer wonen, en sticht er zich een woning. Die heer is Floris Oem van Wijngaerden en hij sticht in 1483 het tweede slot van IJsselmonde. Als U de jaartallen nog onthouden hebt, die uw volijverige leraar u in uw schooltijd heeft trachten in te pompen, zult u zich ook de tijd van de Hoekse- en Kabeljauwse twisten nog herinneren, een strijd, die niet Holland alleen betrof, maar een groot gedeelte van West-Europa als een soort besmettelijke ziekte overwoekerde. Ze duurden in Holland van ± 1350-1492. U kunt ze beschouwen als de geboorteweeën van een nieuwe tijd, of als de stervenskrampen van een ten dode opgeschreven tijdvak. In Floris van Wijngaerdens tijd waren deze twisten in hun laatste, hevige eindperiode. De jonge, maar zeer bekwame en uiterst dappere aanvoerder der Hoeksen, Jonker Frans van Brederode had ten Noorden van de Maas groot succes gehad. Thans richtte hij zijn activiteit naar het Zuiden. Vele dorpen om ons heen moesten hun tol betalen. Onze Floris had het ongeluk te zitten in de hoek, waar de klappen vielen en bovendien was hij een vurig Kabeljauw. Jonker Frans trok erop af, en Floris kon nog juist bijtijds naar Dordt vluchten, toen zijn pas gebouwde slot in 1489 in een puinhoop veranderde. Ook over de plaats van dit slot doen allerlei verhalen de ronde. Het zou gelegen hebben even voorbij de tegenwoordige begraafplaats. Als bewijs wordt aangehaald, dat er nu nog een zeer oude oprit in de dijk bestaat, die recht voerde naar het kasteel en men heeft inderdaad bij het ploegen op het land, behorende bij pand nr 501 aan de Beneden Rijweg, resten van muren aangetroffen. De stenen kamer, zoals die voorkomt op de oude perkamenten kaart uit het bezit van de heer Bichon van IJsselmonde (thans in het Gemeente-archief), zou een deel van dit kasteel geweest zijn. Het geheel is niet ongeloofwaardig, maar bewijzen ontbreken nog. 100
De puinen van het kasteel zijn door de troepen van Jonker Frans nog een tijdlang bewoond gebleven en er zijn nog mensen in IJsselmonde, die muurvast geloven aan het bestaan van een schat, die door Floris voor de ramp verborgen zou zijn. Wie weet, of opgravingen op deze plek ons geen nadere gegevens over dit tweede kasteel zouden kunnen brengen. Niet heel lang bleef IJsselmonde ditmaal zonder kasteel. Op 23 Dec. 1540 wordt Hendrik van Merode met de heerlijkheid Oost-IJsselmonde beleend, nadat hij deze van een kleinzoon van Floris Oem had gekocht. De Merodes waren Belgische edelen, die ook in België grote goederen bezaten. Tien jaar later, in 1550 dus, liet deze Hendrik van Merode het derde kasteel bouwen, dat meer dan 100 jaar door de familie De Merode bewoond is geweest. In het Rijksmuseum te Amsterdam bevindt zich een schilderij van Aert van Antum, voorstellende een gezicht vanuit de Maas op IJsselmonde. Op deze schilderij komen kerk en kasteel beide voor. In 1664 zijn de Merodes verdwenen. Ze zijn teruggegaan naar België en verkochten hun Nederlands bezit. De redenen van dit vertrek kunnen in dit korte bestek niet worden behandeld, maar ze hingen samen met de in velerlei opzicht woelige tijdsomstandigheden. In het archief van de heer Bichon van IJsselmonde bevindt zich de acte van verkoop van de heerlijkheid van Oost-IJsselmonde, gepasseerd voor notaris Pieter Van den Dunghen te Brussel, door de curator van Isabella Franchoise de Merode en ten behoeve van heer Adriaen Lampsins, ridder, voor f 108.000.— met inbegrip van kasteel, meubilaire goederen, enz. De acte is gedateerd 5 Juli 1664. De nieuwe eigenaar, de Zeeuw Adriaen Lampsins, helpt het derde kasteel van IJsselmonde aan een roemloos einde. Geen glorievol einde na felle en verbeten strijd, geen eervol sneuvelen door de wrekende hand van een sterkere tegenstander, neen, het slot werd eenvoudig afgebroken, omdat het de heer Lampsins blijkbaar niet beviel. Nuchterder kan het al niet. Op dezelfde plek liet hij een ander kasteel bouwen naar zijn eigen smaak, enziedaar het vierde kasteel, waarop IJsselmonde kan bogen. 101
Het nieuwe slot had een vierkant tot grondslag. In het midden stond een vierkante toren en aan de hoeken waren achtkantige torens aangebracht. Men kan deze grondslagen nog zien, als men op het vierkante grasveld staat aan de Benedenstraat, bij de afrit, achter het totaal vervallen ijzeren inrijhek. Lang heeft ridder Lampsins het niet in zijn bezit gehad. In 1685 wordt Jean de Mey, bij arrest van het Hof van Holland, als koper van de heerlijkheid IJsselmonde bevestigd, al schijnt dat niet zo vlot te zijn verlopen, te oordelen naar de verschillende processen, die over deze kwestie zijn gevoerd. Jean de Mey, een zeer geacht Rotterdams burger, stierf in 1721 op 88-jarige leeftijd en werd in de IJsselmondse kerk begraven. Bij testament had hij de heerlijkheid en het kasteel van IJsselmonde nagelaten aan de twee kleindochters van zijn zus. Een van deze kleindochters was Cornelia Hegtermans, de vrouw van Claes Bichon. Op 7 April 1724 werd de overdracht door de Staten van Holland goedgekeurd. Cornelia nam het aandeel in de erfenis van de overige familieleden over voor de som van f 25.000.—. Wie was deze familie Bichon, waarmee IJsselmonde bijna 200 jaar verbonden is geweest, en eigenlijk nog door allerlei banden verbonden is? In 1647 trouwde de zoon van een zekere René Bichon uit Frankrijk, een 27-jarige jongeman, met Hester Aelberts uit Rotterdam. Het zou ons te ver voeren naar de redenen te gaan gissen, die deze jongeman naar Holland hadden gevoerd. Rijk was hij allerminst. Hij nam dienst bij de Oostindische Compagnie en bracht 't door taaie volharding tot opperstuurman en eindelijk zelfs tot schipper. Op een van zijn reizen stierf hij in Bengalen in 1677. Zijn zoon Claes Bichon volgde de voetsporen van zijn vader. Ook hij werd schipper bij de O.I.C. Hij klom echter nog een trapje hoger en werd equipagemeester in dienst van de O.I.C. te Batavia. Claes keerde als vrij welgesteld man naar Rotterdam terug. Ook hier kreeg hij gelijk in Batavia een soort bestuursambt. Hij werd nl. schepen van de stedelijke rechtbank. Hier trouwde hij met Cornelia Hegtermans, die veel familie had in regentenkringen. Ook vader Hegtermans was bestuursambtenaar geweest, nl. secretaris van Rotterdam. 102
Cornelia's grootmoeder nu was de zus van Jean de Mey, heer van IJsselmonde. Zo werden de Bichons onze ambachtsheren. Claes stierf in 1734. Vier jaar later doet mevr. Bichon-Hegtermans afstand ten behoeve van haar 22-jarige zoon, mr Jean Bichon. Jean was geboren in het deftige koopmanshuis aan het Haringvliet. Hij bezocht het gymnasium en studeerde aan de Leidse Hogeschool. En ook hij bracht het weer een eindje verder dan zijn voorvaderen, want hij werd bewindhebber van de O.I.C., een van de „Heren Zeventien". Op 37-jarige leeftijd, in 1753, werd hij burgemeester van Rotterdam. Dan nadert de Franse Tijd, de tijd van Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap... in naam althans. Overeenkomstig deze leuzen werd afgerekend met alle oude regentenfamilies. Ook Jean Bichon maakte dit mee. Hij werd van zijn bestuursfuncties ontheven. Het merendeel van de oude Ambachtsheerlijke rechten kwam te vervallen. Jean overleed in 1801, in de ouderdom van 85 jaar. Zijn zoon, Joh. A. Bichon volgde hem als ambachtsheer van IJsselmonde op. Maar deze was toen al 62 jaar en stierf reeds in 1807. De zoon van Johan, mr Marinus Bichon, maakte de periode van het herstel mee, al betekende dit geen terugkeer tot de oude toestanden. Hij werd in 1824 burgemeester van Rotterdam, en bleef dit tot 1845. Dat mr Bichon zijn rechten maar niet voetstoots prijsgaf, blijkt uit het Koninklijk Besluit van 19 Juli 1820, waarbij de kerkelijke administratie van de Hervormde gemeente van IJsselmonde, in afwijking van een vroeger Koninklijk Besluit van 12 Nov. 1819, geheel bleef gehandhaafd op de oude voet, onder superintendentie van de Ambachtsheer. Mr Marinus had ook zitting in de Provinciale Staten. Ook zijn zoon en kleinzoon hadden aandeel in het bestuur van het land. Toen kwam het fatale jaar 1899. Tussen de heer C. J. A. Bichon en de gemeente IJsselmonde rees een twist vraag over de rechten op de Veerdam, waar thans het Postkantoor staat. De 103
gemeente betwistte aan mr Bichon diens rechten. Om zijn eisen kracht bij te zetten sloot mr Bichon de Veerdam af met palen, waardoor vooral de veehandel veel hinder ondervond. Maar nu kwam mr Bichon in conflict met het polderbestuur. Er waren palen in de bandijk geslagen en dat mocht niet. Mr Bichon erkende de rechten van het polderbestuur. Hij liet de palen verwijderen en zette er grote tonnen voor in de plaats, tonnen van 1,25 doorsnee en anderhalve meter hoog. Hij liet ze vullen met aarde en zoden uit de griendlanden. Dit alles duurde van 1 April tot 20 Mei 1899. Nadien heeft de rechtbank beslist, dat het gelijk aan de zijde van de heer Bichon was. En toen... gaf de heer Bichon het Veerhoofd ten geschenke aan de gemeente IJsselmonde. Het was dus wel duidelijk, dat het niet om de knikkers ging, maar om het spel. Op 31 Mei 1900 zit de heer Bichon voor de laatste maal de vergadering voor van Kerkvoogden en notabelen te IJsselmonde. In deze vergadering doet hij afstand voor hem en zijn rechtverkrijgenden van alle nog overgebleven rechten, als het Opperkerkmeesterschap, het Jus Patronatus en het Collatierecht ten behoeve van de Hervormde kerk te IJsselmonde. Hij schenkt aan de kerk f 1.000.— en laat ze aldus zonder schuld achter. In September van dat jaar werd een aanvang gemaakt met de afbraak van het fraaie kasteel. Ook het prachtige bos, dat doorliep tot bijna aan de (in 1949 afgebroken) molen werd geheel gerooid. De oude slotgracht, een koetshuis en wat stukken muur herinneren aan de vroegere glorie van IJsselmonde. Het nageslacht kan niet anders dan dit betreuren. De familie Bichon heeft veel voor IJsselmonde betekend. Nog steeds is de heer Bichon een der grote landeigenaars van IJsselmonde en lid van het polderbestuur. De oudere IJsselmondenaren herinneren zich met weemoed de tijd, dat de schoolkinderen op een bepaalde dag in het jaar in het bos mochten spelen en getracteerd werden door de freules van het kasteel. Een verdwenen brokje romantiek, helaas...
104
25.
25. 77/tWwe Fm/ipow de Z)aro/z vort //ee/Y/f /e '5 P. F. Je /a Cro/x, 7755
f76#4-775#,). SWH/JÉV// üi
va/z /4. C.