-
726
Wij vermoeden dat de aandoening meestal over het hoofd wordt gezien. Enerzijds geldt het hier een parasitose met een uitgesproken landelijk karakter. die weinig kans heeft op voorkomen in de steden. waar laboratoriumonderzoek tot de medische routine be~ hoort. Anderzijds viel ons bij lezing der pas vermelde rapporten op. dat vers sputumonderzoek op parasieten~eieren nooit of slechts zelden wordt uitgevoerd. Gezien de aandoening, zoals uit de ge~ vallen van Mangai blijkt, daarenboven een mild klinisch verloop heeft. valt het niet te verwonderen, dat ze slechts zeer toevallig aan het licht zal komen. Van de epidemiologie der aandoening in A frika is nagenoeg niets gekend. De normale gastheer van de volwassen worm is onbekend. In de anamnese kan men het eten van krab of garnaal terugvinden. maar de tussenkomst van bepaalde soorten in de transmissie werd nooit rechtstreeks aangetond. Ook voor de parasitoloog stelt de afrikaanse longdistomatose nog menig raadsel. Daar de volwassen parasiet, behalve in het onderstaande geval. nooit in de longen werd teruggevonden, is zijn juiste identiteit, strikt genomen, onbekend. De morphologie en de afmetingen der eieren laten echter vermoeden dat het om Parago~ nimus westermanni gaat of althans om een zeer verwante soort. Het is echter waarschijnlijk dat in de twee afrikaanse haarden, naast de klassieke Paragonimus, een andere distoom, gekenmerkt door kleinere en relatief bredere eieren (gemiddeld 63 bij 40 mu. tegen 90 bij 50 voor P. westermanni) , bestaat. Dit bleek reeds uit de hoger aangehaalde observatie van Libert, waar in het sputum eieren van het « kleine » type gevonden werden. In 1943 vonden Yarwood en Elmes dezelfde eieren terug in een kyste van de nekstreek bij een jonge volwassen Nigeriaan uit de Owerri provincie. De patient had geen longletsels, maar vertoonde wel tekens van herseninvasie, die ook in de klassieke longdistomatose niet zeldzaam zijn. De auteurs meenden dat deze kleinere eieren, spijts hun verschil in afmetingen, afkomstig waren van P. westermanni, alhoe~ weI ze het bestaan van een andere typisch afrikaanse soort niet voor uitgesloten hielden. Van Hoof en later Vaucel (1955) waren ook de mening toegedaan dat de « kleine » eieren kenmerkend waren voor een nieuwe parasiet. Tussen 1952 en 1956 hadden Vandepitte en medewerkers (1956) de gelegenheid 4 nieuwe patienten te observeren met kysten, aIle retro~auriculair gelegen en gevuld met etter, waarin zonder moeite talrijke « kleine » Paragonimusachtige eieren werden gevonden. Kort na de publikatie werden nog 2 gevallen genoteerd en ook A. Bouillon (1960) heeft gevallen dezer aandoening waargenomen in
de streek van Kalenda. Al dezl Kasaï~provincie.
Te vermelden is dat 2 van ( hebben in de streek van Ipamu. van klassieke longdistomatose. [ noch long letsels noch andere lok, volwassen parasiet heelkundig zocht worden. Spijts een macro mus betrof het een volledig ven nieuw genus met één enkel spec congolensis Fain et Vandepitte, Alhoewel het bestaan van t Afrika daarmede bewezen is. is] nader te omschrijven. Uit het ~ afgeleid dat Poikilorchis, meer lokalisaties veroorzaakt.
*
Longparagonimose kenmerkt vooral door hoesten en opgeven . de aanwezigheid der paragoni is in de meeste gevallen zeer we logische migratie van de paragon urinaire, genitale en lymphe 1 is zeker in gebieden waar de l komt, zeer moeilijk te stellen.
Chinese onderzoekers op For publiceerden na studie van meeI ring over de longparagonimosl stadia:
I. het stadium van de infectiE ei in het sputum. II. het stadium van de volwé III. het herstel. waar de won behandeling afgestorven is.
Het eerste stadium kenmerkl door vage buik~ en thoraxkla, sputum en typische rôntgenafw of zonder vochtuitstorting. met zonder longinfiltratie. Zeer beléll met longtuberculose is het feit
:1
ng meestal over het hoofd wordt - parasitose met een uitgesproken _ns heeft op voorkomen in de ~k tot de medische routine be~ 3' der pas verme1de rapporten op, rasieten~eieren nooit of slechts :le aandoening, zoals uit de ge~ :)()Ven een mild klinisch verloop :n, dat ze slechts zeer toevallig
~ing in Afrika is nagenoeg niets :le volwassen worm is onbekend. ·an hab of garnaal terugvinden. = soorten in de transmissie werd
de afrikaanse longdistomatose ilassen parasiet, behalve in het ogen werd teruggevonden, is zijn .bekend. De morphologie en de vermoeden dat het om Parago~ om een zeer verwante soort. Het twee afrikaanse haarden, naast dere distoom, gekenmerkt door (gemiddeld 63 bij 40 mu, tegen itaat. Dit bleek reeds uit de hoger waar in het sputum eieren van -den. In 1943 vonden Yarwood n een kyste van de nekstreek :1 uit de Owerri provincie. De -ar vertoonde weI tekens van _e longdistomatose niet zeldzaam ~ze kleinere eieren, spijts hun :iren van P. westermanni. alhoe~ -e typisch afrikaanse soort niet : en later Vaucel (1955) waren « kleine » eieren kenmerkend
ldepitte en medewerkers (1956) te observeren met kysten. alle net etter. waarin zonder moeite i.tige eieren werden gevonden. 2 gevallen genoteerd en ook A. er aandoening waargenomen in
-
727
de streek van Kalenda. Al deze gevallen waren afkomstig uit de Kasaï~provincie.
Te verme1den is dat 2 van deze patienten zich zouden besmet hebben in de streek van Ipamu~Mangai, de reeds vermelde haard van klassieke longdistomatose. De patienten met kysten vertoonden noch longletsels noch andere lokalisaties. In één dezer kysten kon de volwassen parasiet heelkundig verwijderd en nauwkeurig onder~ zocht worden. Spijts een macroscopische gelijkenis met Paragoni~ mus betrof het een volledig verschillende trematode, waarvoor een nieuw genus met één enkel species voorgesteld werd : Poikilorchis congolensis Fain et Vandepitte. 1957a en 1957b. Alhoewel het bestaan van twee verschillende distoma tosen in Afrika daarmede bewezen is. is het moeilijk de roI van e1ke parasiet nader te omschrijven. Uit het weinige, dat bekend is, kan worden afge1eid dat Poikilorchis. meer dan Paragonimus. extrapulmonale lokalisaties veroorzaakt. * * * Longparagonimose kenmerkt zich klinisch door longklachten, vooral door hoesten en opgeven van sputum. dat roestkleurig is door de aanwezigheid der paragonimuseieren. De algemene toestand is in de meeste gevallen zeer weinig aangetast. In geval van patho~ logische migratie van de paragonimus kunnen cerebrale, abdominale, urinaire, genitale en lymphe klachten voorkomen. De diagnose is zeker in gebieden waar de Paragonimus niet epidemisch voor~ komt, zeer moeilijk te stellen. Chinese onderzoekers op Formosa (Sze~Piao Yang en anderen) publiceerden na studie van meerdere honderden gevallen hun erva ring over de longparagonimose. Zij onderscheiden klinisch drie stadia:
1. het stadium van de infectie tot het verschijnen van het eerste ei in het sputum. II. het stadium van de volwassen worm. III. het hersteL waar de worm spontaan of onder invloed van de behande1ing afgestorven is. Het eerste stadium kenmerkt zich. volgens deze onderzoekers, door vage buik- en thoraxklachten, het opgeven van bloederig sputum en typische rontgenafwijkingen : beiderzijdse pleuritis met of zonder vochtuitstorting. met of zonder pneumothorax en met of zonder longinfiltratie. Zeer belangrijk voor de differentiele diagnose met longtuberculose is het feit dat de longafwijkingen bilateraal
728
zijn. Bij bloedonderzoek vindt men leucocytose met sterke eosino~ philie, gaande tot 80 ten honderd. In het tweede stadium wordt roestkleurig sputum, dat paragoni~ museieren bevat en een typische geur heeft, opgegeven. Op de r6ntgenfoto vindt men min of meer omschreven haarden met vaak een opheldering, die de plaats. waar de wormen zich ophouden. aangeeft. In geval van doorbreken van de haard naar de pleura zal dit gepaard gaan met pyo - of pyopneumothorax. In dit sta~ dium klaagt de patient over hoesten. algemene malaise en verma~ geren. In het bloed bestaat een weinig uitgesproken leucocytose met een matige eosinophilie. Na de dood van de parasiet. verdwijnen alle verschijnselen, soms wordt zelfs het longbeeld normaal, maar het kan ook gebeuren dat een fibreus of verkalkt litteken achter blijft. De diagnose en de differentiele diagnose, vooral met tuberculose. wordt gesteld aan de hand sputum~ en faecesonderzoek. en zoals reeds gezegd, op grond van het r6ntgeonderzoek. De longletsels zijn bij pathologisch anatomisch onderzoek fibreus en kunnen door de bindweefselwoekering en ~reaktie tot bron~ chiectasieën aanleiding geven. Soms vindt men een pneumonisch proces of een etterhaard. De Paragonimus ligt, meestal twee bij elkaar, afgekapseld in de pathologische zone. De prophylaxis bestaat in het koken van krabben en garnalen in besmette streken. Op gebied van behandeling is er geen speciefiek afdoend cijn : - men gebruikt gentiaan violet, chloorcalcium, emetine, lamides.
medi~
sulfani~
Eigen geval: G. L., man 20 jaar oud, soldaat. afkomstig uit Bumba. Evenaarsprovincie. De patient had nooit klachten, maar werd bij een massaonderzoek van zijn leger eenheid wegens verdacht longbeeld naar het sanatorium gestuurd voor nader onderzoek. De persoonlijke anamnese levert niets bizonders op. De patient verbleef tot 1955 in zijn geboortestreek, waarna hij van 1955 tot 1957 te Yalemba bij Basoko (Oostprovincie) school liep. Ais militair verbleef hij in 1957 te Stanleystad, van 1957 tot 1958 te Kongolo (Katanga). van 1958 tot 1959 in Lusambo (Kasaï) en van 1959 in Leopoldstad. Hij deelt mede dat in zijn geboortestreek waterslakken, garnalen en krabben worden gegeten, maar, naar hij beweert, na te zijn gekookt. Wat de familieanamnese betreft is te vermelden dat de patient beweert, dat in zijn geboortestreek meerdere personen aan gelijkaardige longklachten lijden.
Status generalis: gezonde. jonge man in goede voedingstoestand. Het klinisch onderzoek van hoofd, hart, buik en extremiteiten levert niets bijzonders op. E. C. G.: geen afwijkingen.
Status specialis :
Het klinisch onderzoek van de lone Voor-achterwaartse thoraxfoto : eerde~ long. Tomogrammen (16 november 1959: van anterior en posterior segment van Tomogrammen (20 januari 1960) : kwab. Bronchogrammen : overvulling der delen, geen afwijkingen der bronchi. Laboratoriumgegevens : Hemoglobine : 80 ten honderd; Leucocyten : 5.000; Neutro. : 62~ Dikdruppelpreparaat : geen malar: Sputumonderzoek : geen Kochb Urine: g.a. Ontiasting : g.a. Leverproeven : g.a. De diagnose longtuberculoom werd Na de gewone voorbehandeling w< overgegaan. Onder intracheale narco incisie de thorax geopend. De long zit over haar gehele opr: dissectie gelukt het de vergroeingen 10 tussen het anterior- en het posterior se harding, die niet aanvoeit ais een tub trekkend voelt men een bronchus, die wordt bereikt, vrij gepreareerd, doorsr: gehecht. Na het ligatureren van een • uitgescheurd. Tijdens het losscheuren werpig vormseI, dat aan een klier dE parasiet blijkt te zijn van het weefsel wordt de pleura gesloten en twee dr. lagen gesloten. Het postoperatieve verloop werd ge 16 april 1960 verlaat de patient voU· sanatorium.
De parasiet werd onderzocht • Instituut voor Tropische Genee: gende beschrijving geeft : « HI nimus, maar de nauwkeurige il parasiet in een eerder slechte SI uterus worden gevonden, zijn 'Ii nooit langer dan 75 ft. De misvo te moeten toe schrijven aan h longgranuloom. De twee testen is bij de achterrand van het ace: de cuticula zijn lang en verschL bekende paragonimi. Wellicht ] turst beschreven worden ? » In het sputum en in de ontla operatie geen parasieten eieren 9
leucocytose met sterke
eosino~
:stkleurig sputum. dat paragoni~
geur heeft. opgegeven. Op de
~ omschreven haarden met vaak
3.ar de wormen zich ophouden.
1 van de haard naar de pleura
,f pyopneumothorax. In dit sta~
~n, algemene malaise en verma~
lig uitgesproken leucocytose met
lwijnen aIle verschijnselen. soms
maar het kan ook gebeuren dat
Iter blijft.
jagnose. vooral met tuberculose.
]~ en faecesonderzoek. en zoals
, tgeonderzoek.
:h anatomisch onderzoek fibreus
oekering en ~reaktie tot bron~
:1S vindt men een pneumonisch
"3gonimus ligt, meestal twee bij
ische zone.
:oken van krabben en gamalen
. geen speciefiek afdoend chloorcalcium. emetine,
medi~
sulfani~
;tig uit Bumba. Evenaarsprovincie. De _j een massaonderzoek van zijn leger het sanatorium gestuurd voor nader bizonders op. De patient verbleef tot , 1955 tot 1957 te Yalemba bij Basoko oerbleef hij in 1957 te Stanleystad. van 1958 tot 1959 in Lusambo (Kasaï) en lat in zijn geboortestreek waterslakken. :r. naar hij beweert. na te zijn gekookt. rmelden dat de patient beweert. dat in gelijkaardige longklachten lijden. goede voedingstoestand.
_rt. buik en extremiteiten levert niets
l
729 -
Status specialis : Het klinisch onderzoek van de longen brengt geen afwijkingen aan het licht. Voor-achterwaartse thoraxfoto : eerder slecht omschreven schaduw in de rechter long. Tomogrammen (16 november 1959): Schaduw met opheldering op de grens van anterior en posterior segment van de rechter bovenkwab. Tomogrammen (20 januari 1960) : Stationaire schaduw in de rechter boven kwab. Bronchogrammen : overvulling der luchtwegen. maar. voor zover te beoor delen. geen afwijkingen der bronchi. Laboratoriumgegevens : Hemoglobine : 80 ten honderd; rode bloedcellen : 5.900.000 Leucocyten: 5.000; Neutro. : 62. Eos. : 6. Baso. : O. Lymph. : 25. Mono: O. Dikdruppelpreparaat : geen malariaparasieten. Sputumonderzoek : geen KochbaciIIen. ook geen bij Lôwensteinkweek. Urine: g.a. Ontlasting : g.a. Leverproeven : g.a. De diagnose longtuberculoom werd gesteld en tot segmentesectie besloten. Na de gewone voorbehandeling wordt op 25 januari 1960 tot thoracotomie overgegaan. Onder intracheale narcose wordt via een rechter posterolaterale incisie de thorax geopend. De long zit over haar gehele oppervlakte vast aan de wando Met stompe dissectie gelukt het de vergroeingen los te maken. In de bovenkwab op de grens tussen het anterior- en het posterior segment voelt men een slecht begrensde ver harding. die niet aanvoe1t aIs een tubercule us letseI. Vanuit de verharding ver trekkend voelt men een bronchus. die via een incisie in de pleura gemakkelijk wordt bereikt. vrij gepreareerd. doorsneden en volgens Klinkenberg wordt dicht gehecht. Na het ligatureren van een arteria en een vena wordt het subsegment uitgescheurd. Tijdens het losscheuren van het segment komt een eerder lang werpig vormseI, dat aan een klier deed denken. maar bij nader toekijken een parasiet blijkt te zijn van het weefsel vrij. Na verwijderen van het subsegment wordt de pleura gesloten en twee drains aangelegd. De wand wordt hierna in lagen gesloten. Het postoperatieve verloop werd gestoord door een lichte bloeding. maar op 16 april 1960 verlaat de patient voIIedig hersteld en in goede gezondheid het sanatorium.
De parasiet werd onderzocht door Professor Dr. A. Fain van het Instituut voor Tropische Geneeskunde.. te Antwerpen, die de vol~ gende beschrijving geeft : « Het gaat hier zeker om een Parago~ nimus, maar de nauwkeurige identificatie is onmogelijk. daar de parasiet in een eerder slechte staat verkeerd. De eieren. die in de uterus worden gevonden. zijn verschillend van grootte. maar zijn nooit langer dan 75 iL. De misvormingen, meent Professor Dr. Fain, te moeten toe schrijven aan het verblijf van de parasiet in het longgranuloom. De twee testen zijn gelobd. De geslachtsopening is bij de achterrand van het acetabulum gelegen. De schubben van de cuticula zijn lang en verschillend van deze van de tot nog toe bekende paragonimi. Wellicht moet de afrikaanse soort nog voer turst beschreven worden ? » In het sputum en in de ontlasting van de patient werden na de operatie geen parasieten eieren gevonden. zodat gedetailleerd onder~
.,
--- 730--
zoek hiervan onmogelijk was. Verslag van het pathologisch ana~ tomisch onderzoek van het verwijderde subsegment (n° 2448 : Prof. Dr. J. de Cort) : « Het verwijderde longweefsel vertoont fibreuse en hemorrhagische zones, depots van hematine. en ontstekingsinfil traten zonder enige specialiteit. maar met veel eosinophielen ». Samenvatting. --- Na een korte bespreking der parasitologische problemen. die zich in Afrika stellen in verband met het' voorkomen van de Paragonimus. en een beschrijving der klinische gegevens. wordt een eigen geval waaruit blijkt dat longparagonimose voor longtuberculose kan worden genomen. gegeven . Résumé. --- Après un rappel des données parasitologiques et cliniques concernant la paragonimose en Afrique. les auteurs décri~ vent un cas personnel qui simulait la tuberculose. Summary. --- After a resumé of the parasitological and clinical facts about paragonimiasis in Africa. the aufhors describe a per~ sonal case which simulated fuberculosis. Zusammenfassung. --- Die Verfasser bringen parasitologische und klinische Erhebungen. die in Afrika bei Paragonimiasis angestellt wurden. Anschliessend berichten sie über einen Fall von Parago nimiasis. der iihnlich wie Tuberkulose verlief. Resumen. --- Tras un recuerdo de los datos parasitol6gicos y clinicos concernientes a la paragonimosis en Africa. los autores describen un casa personal que presenta cierta similitud con la tuberculosis. Sanatorium Makala, Leopo1dstad. Lovanium Universiteit, Leopoldstad. Instituut voor Tropische Geneeskunde, Antwerpen. BIBLIOGRAPHIE. Bertrand. ~ Ann. Soc. Belge Méd. Trop., 1947, 27, 1. Bouillon A. ~ (Persoonlijke mededeling.) Dena E. ~ Handbuch der Thoraxchirurgie 1957-1959. Fain A. et Vandepitte J. ~ Ann. Soc. Belge Méd. Trop., 1957, 37, 251. ~ Nature, 1957, 179, 740. Gelfand M.: The Sick African. Juta and Company Limited. Harter Donald H., Morse Stephen I.: Annals of InternaI Medicine, 1959, 51, 1104. Hinshaw H. Corwin, Garland L. Henry. ~ Diseases of the Chest. W. B. Saun ders Company, Philadelphia and London. Libert C. ~ West African med. J., 1932, 5, 51.
..
',,--
Markell, Voge. ~ Diagnostic Mec delphia and London. Mc Naught W. en Murray-Lyon R. Sluiter G. Ph. ~ De dierlijke parm Amsterdam, 1953. SZe Piao Yang, Ching Tang Huang Diseases of the Chest, 1959, 36, ~ Sze Piao Yang, Ching Sung Cheng. 27, 88. Vandepitte J., Job A., Delaisse J. E Trop., 1957, 37, 309. Van Hoof L. ~ Ann. Soc. Belge Iv. Vauce1 M. ~ Médecine tropicale, F Watson-Smith (1950) verme1d door Yarwood G. et E1mes B. ~ Trans. Zahra A. ~ West African med. J.,
-
10 ~rslag
van het pathologisch ana lerde subsegment (n° 2448 : Prof. rde longweefsel vertoont fibreuse van hematine, en ontstekingsinfil~ aar met veel eosinophielen ».
e bespreking der parasitologische 'en in verband met het voorkomen :chrijving der klinische gegevens, ,lijkt dat longparagonimose voor )men, gegeven .
des données parasitologiques et ose en Afrique, les auteurs décri~ 1t la tuberculose.
Jf
the parasitological and clinical rica, the aufhors describe a per ::ulosis. :lsser bringen parasitologische und ika bei Paragonimiasis angesteUt sie über einen FaU von Parago~ !lose verlief. de los datos parasitol6gicos y onimosis en Africa, los autores presenta cierta similitud con la
J
Makala. Leopoldstad. :.Iniversiteit, Leopoldstad. •or Tropische Geneeskunde, Antwerpen. _APHIE. , 1947, 27, 1. 1 -gie 1957-1959. Ige Méd. Trop., 1957, 37, 251. Company Limited. of Internai Medicine, 1959, 51,
~nnals
-
Diseases of the Chest. W. B. Saun
n.
5. 51.
731 -
MarkelI, Voge. ~ Diagnostic Medical Parasitology. W. B. Saunders, Phila delphia and London. Mc Naught W. en Murray-Lyon R. ~ Brit. med. J., 1943, 88, 324. Sluiter G. Ph. - De dierIijke parasieten van de mens. Scheltema en Holkema, Amsterdam, 1953. SZe Piao Yang, Ching Tang Huang, Chin Sung Cheng, Lan Chang Chiang. Diseases of the Chest, 1959, 36, 494. SZe Piao Yang, Ching Sung Cheng, K. M. Ghen. - Diseases of the Chest, 1955, 27.88. Vandepitte J., Job A., Delaisse J. en Tabary M. J. ~ Ann. Soc. Belge Méd. Trop., 1957, 37, 309. Van Hoof L. - Ann. Soc. Belge Méd. Trop., 1933, 13. 473. Vaucel M. - Médecine tropicale, Paris, Flammarion, 1955. Watson-Smith (1950) vermeld door Zahra. Yarwood G. et Elmes B. - Trans. Royal Soc. trop Med. Hyg., 1943, 36, 347. Zahra A. - West African med. J.. 1952, 1. 78.