Portret
Tekst: Els van Thiel Beeld: Levien Willemse
Huisarts: specialist in veelzijdigheid
De passies van Hans Uijen Hans Uijen is twaalf jaar huisarts in een groepspraktijk in Holten. Op woensdag verricht hij promotieonderzoek in Rotterdam. Een druk leven, maar bij Atletiek Vereniging Holten kan hij zich helemaal ontspannen. Rennend door het magnifieke Overijsselse landschap borrelen de mooiste ideeën voor zijn promotieonderzoek op. Prettige, pittige mensen trouwens, die hardlopende sporters.
Z
odra je de pijntjes en twijfels van de beginperiode achter je gelaten hebt, ben je verloren. Hardlopen is verslavend. Het gaat steeds beter en elke keer krijg je een euforisch gevoel. Dat is ook de reden dat iedereen blijft lopen.” Uijen woont met zijn gezin aan de voet van de Holterberg. In de herfst komen hier hardlopers van heinde en verre naartoe voor de Diepe Hel Holterbergloop. Een moorddadig zware loop met een steile beklimming van meer dan tien procent, alleen weggelegd voor de sterksten der sterken. Voor Uijen, die al twintig jaar hardloopt, is het een makkie. Al laat hij de Diepe Hel de rest van het jaar toch liever links liggen. “Gewoon lekker doorlopen is ook mooi.” Uijen is in Rotterdam opgeleid tot huisarts. “Na een paar jaar medisch bestuurswerk begon het te kriebelen. Voor mijn promotie ben ik teruggegaan naar mijn oude nest, waar ik me altijd heel goed gevoeld heb.” Vijf uur reistijd heeft hij er graag voor over. “Als ik op het einde van de dag in Rotterdam in de trein stap, voel ik me helemaal opgeladen. Ik weet precies wat ik wil en rammel erop los op mijn laptop.” Het promotieonderzoek van Uijen gaat over luchtwegklachten bij kinderen in de huisartsenpraktijk. “Je leert wat de achtergronden zijn waarop wij onze beleidskeuzes baseren. Ik ben kritischer geworden in het voorschrijven en behandelen. Heeft het écht zin?” Uijen vindt dat je met de patiëntenzorg als basis heel veel interessante wegen kunt inslaan: patiëntenzorg, onderzoek en bestuur. “Het is zó leuk om in heel verschillende domeinen actief te zijn.” • 32
februari 2010 • Augustijn
Augustijn
Tijdschrift van de afdeling Huisartsgeneeskunde • Erasmus MC en huisartsen: bijzonder verbonden
Tropendokter in een westerse stad
Nummer 2 • februari 2010
Leren denken als een echte arts
Bevolkingsonderzoek darmkanker
Jaargang 1 • nummer 2 • februari 2010
Kenmerk huisartsenzorg onder druk Het generalistische karakter is het wezenskenmerk van de Nederlandse huisartsenzorg. Met de komst van marktwerking in de zorg en functionele bekostiging staat dit generalistische karakter onder druk. Daar komen de dreigende bezuinigingen in de gezondheidszorg bij maar ook de wens van de overheid om een substantieel deel van de zorg van de tweede naar de (goedkopere) eerste lijn te verplaatsen. De zorgvraag zal daardoor toenemen, zeker ook door de vergrijzing van de bevolking. En juist in die laatste groep staan chronische aandoeningen en multimorbiditeit centraal en zijn integrale en persoonlijke zorg onmisbaar. Ik ben er daarom van overtuigd dat de huisartsgeneeskunde fier overeind zal blijven in deze roerige tijd. Goede samenwerking is daarbij belangrijk evenals een goed opgeleide huisarts door enthousiaste opleiders. De afdeling huisartsgeneeskunde is dan ook verheugd over de groeiende samenwerking met de huisartsen in haar eigen opleidingsgebied. David Oei, de nieuwe voorzitter van de huisartsenkring Rotterdam onderstreept in deze Augustijn nog eens het belang van die samenwerking. “Samen zijn we verantwoordelijk voor een goede en versterkte instroom van toekomstige huisartsen.” Die samenwerking zal ook een stimulerende werking hebben richting het wetenschappelijk onderzoek in de huisartsenpraktijk, hetgeen essentieel is om de kwaliteit van de huisartsgeneeskundige zorg in Nederland hoog te houden.
Colofon Augustijn is een uitgave van de afdeling Huisartsgeneeskunde van het Erasmus MC en verschijnt drie tot vier keer per jaar. Het tijdschrift wordt geproduceerd door de sector Communicatie van het Erasmus MC. Hoofdredacteur: Pieter van Dam Redactieraad: Patrick Bindels, Thérèse Brans, Frans Groeneveld, Hans van der Wouden Redactie: Ron Alma (cartoon), Gert Jan van den Bemd (beeldredactie), Pieter van Dam (eindredacteur), Corina de Feijter, Els van Thiel, Gerben Stolk Fotografie: Levien Willemse Vormgeving: Ditems Media, Monnickendam Redactieadres: Redactie Augustijn, Thérèse Brans, afdeling Huisartsgeneeskunde Postbus 2040 3000 CA Rotterdam 010-70 44014
[email protected] Heeft u suggesties of vragen? Wilt u een adreswijziging doorgeven of stelt u geen prijs op dit magazine? Laat het ons weten via bovenstaand redactieadres.
Patrick Bindels, hoofd van de afdeling Huisartsgeneeskunde van Erasmus MC 2
februari 2010 • Augustijn
inhoud
6 ‘Dichter bij de huisarts’
20 David Oei nieuwe kringvoorzitter
Afgedaald uit de ivoren toren en een punt gezet achter de soms gebrekkige service. Huib Pols, in het Erasmus MC decaan en ook vice-voorzitter van de Raad van Bestuur, is in zijn nopjes met de koers die de afdeling Huisartsgeneeskunde ruim een jaar geleden heeft ingezet. “Huisartsen moeten weten dat onze organisatie hen beschouwt als waardevolle partner in het totale zorgconcept dat wij nastreven.”
8 Leren denken als een dokter De sectie Studentenonderwijs Huisartsgeneeskunde laat studenten geneeskunde kennismaken met alle facetten van het werk van de huisarts. Heel belangrijk, want iedere arts in opleiding zal straks met vakgenoten uit andere disciplines moeten samenwerken. In het knooppunt van die samenwerking staat de huisarts met zijn generalistische kijk. Een belangrijk en door studenten zeer gewaardeerd onderdeel van de huisartsgeneeskundige inbreng is het ‘klinisch redeneren’: leren denken als een dokter.
14 Tropendokter in een westerse stad Huisarts en huisartsopleider Marcel Slockers is al jaren straatdokter. Wekelijks ziet hij in Havenzicht, een opvang voor dak- en thuislozen, patiënten die niet alleen diverse gezondheidsproblemen maar vaak ook een psychiatrische stoornis hebben. Hij is in Rotterdam uitgegroeid tot een autoriteit op het gebied van bemoeizorg. “Laten we als professionals onze poorten voor deze kwetsbare mensen wijd open zetten.” Augustijn • februari 2010
Huisarts David Oei geeft vanaf 1 januari leiding aan de Huisartsenkring district Rotterdam. Hij is blij met de handreiking die de afdeling Huisartsgeneeskunde doet om meer te gaan samenwerken. Speerpunten in die samenwerking zijn de arbeidsmarkt, onderzoek en nascholing. “We kunnen aankomende huisartsen niet vroeg genoeg voorbereiden op het vak.”
22 Bevolkings onderzoek darmkanker De kans is groot dat nog vanaf dit jaar Nederlanders tussen 55 en 75 jaar én hun huisartsen stapsgewijs te maken krijgen met een bevolkingsonderzoek naar darmkanker. Een commissie van de Gezondheidsraad bracht in november een positief advies uit aan minister Ab Klink. Rotterdams onderzoek was leidraad voor het advies van de Gezondheidsraad.
28 Ontwikkelingen De overeenkomst tussen een negroïde persoon met een huidprobleem, een kind met autisme of ADHD en een persoon die na een total body scan wil worden verwezen naar de tweede of derde lijn? Veertig jaar gelden verschenen dergelijke bezoekers niet verschenen op het spreekuur van de Nederlandse huisarts. De laatste cursus ‘Ontwikkelingen in de Geneeskunde’ besteedde ruime aandacht aan deze nieuwe ontwikkelingen.
z
Verder...
4 Kort Nieuws Ambassadeurs werven in eigen regio huisartsopleiders, Actuele medische kennis op WetenschapsWeb, Eerste oogst masterclass, Verhuizing
16 Berichten uit Erasmus MC Cholesterolremmer gedotterde patiënten, Veilig medische gegevens uitwisselen, Rotterdam Promotie Prijs voor Erasmus MC, Speekselkliercentrum op volle toeren, Prijzen voor Bavo van der Poel, Vroege menopauze leidt soms tot eerdere dementie, Wereldwijd gezond ouder dankzij Rotterdammers
18 Onderzoek Menopauze risico voor artrose? Glucosamine werkt niet bij heupartrose
25 Instroom huisartsenopleiding Selectie voor een beroep met een hoog ‘frontsoldatengehalte’
26
Rouwverwerking
Oud-hoogleraar Heert Dokter (84) deed een studie naar rouwervaring van 65-plussers van wie de partner mogelijk is overleden als gevolg van fouten van artsen en schreef een boek over medische studenten in oorlogstijd..
32
Passies
Hans Uijen is twaalf jaar huisarts in een groepspraktijk in Holten. Op woensdag verricht hij promotieonderzoek in Rotterdam. In zijn vrije tijd is hij ‘verslaafd’ aan hardlopen.
De volgende Augustijn verschijnt in juni 2010
3
kort nieuws
Tekst: Gerben Stolk Beeld: Levien Willemse
Altijd actuele medische kennis Op de hoogte blijven van de meest recente medische inzichten voor uw praktijk? Kijk regelmatig op het WetenschapsWeb op de website van de afdeling Huisartsgeneeskunde. Aios, artsen in opleiding tot specialist, hebben de belangrijkste nieuwigheden op een rij gezet en besparen u zo de tijd om het kaf van het koren te scheiden.
A
ls huisarts blijft u na een consult weleens achter met vragen. Had ik niet een D-Dimeer moeten laten bepalen om een longembolie uit te sluiten? Heeft tapen zin bij langdurige knieklachten? Uit onderzoek onder huisartsen blijkt dat dagelijks drie tot vier klinische vragen ontstaan over diagnostiek en beleid. Verder
4
is in de afgelopen jaren de hoeveelheid beschikbare medische informatie flink gestegen, vooral als gevolg van internet. Het is voor een huisarts onmogelijk dit allemaal bij te houden. Wie een antwoord zou willen vinden op alle vragen, komt niet of nauwelijks meer toe aan patiëntenzorg. Tegelijkertijd verwacht de patiënt wel dat uw kennis up to date is. Het Erasmus MC biedt u service bij vragen die zo relevant, veelvoorkomend of prikkelend zijn, dat u per se het antwoord wilt weten. Aan de hand van dergelijke kwesties uit de praktijk duiken aios aan het einde van hun eerste jaar de literatuur in en maken zij een ‘Critically Appraised Topic (CAT)’. Dat is een samenvatting van wat u als huisarts over een onderwerp zou willen weten. Zij presenteren het resultaat aan andere aios en opleiders, waarna een jury beoordeelt hoe goed de CAT is uitgevoerd. De beste CATs zijn te vinden op het WetenschapsWeb op de website van de afdeling Huisartsgeneeskunde. U treft er nu bijvoorbeeld presentaties aan uit januari. http://www.erasmusmc.nl/huisartsgeneeskunde/ onderwijs/huisartsopleiding. •
Nieuwe locatie De afdeling Huisartsgeneeskunde is vorig jaar verhuisd. Op 24 augustus ruilden de medewerkers het faculteitsgebouw in voor de tiende en elfde etage van het voormalige UWV-gebouw aan het Burg. s’ Jacobplein. Dat draagt nu de naam ‘GK-gebouw’. De verhuizing was een megaklus die werd gecoördineerd door een verhuisteam dat alles tot in de puntjes had gepland en geregeld. De afdeling was dan ook heel snel na de verhuizing operationeel. In rap tempo kwam iedereen op zijn nieuwe werkplek terecht en kon er weer onderwijs worden gegeven. Het mooie uitzicht leidde ertoe dat medewerkers al snel waren gewend aan de locatie en de drukke gang in het faculteitsgebouw spoedig vergaten. Wat betekent de verhuizing voor u? Dat er sprake is van een ander bezoekadres voor uw afspraken, workshops of onderwijs. De afdeling Huisartsgeneeskunde is gevestigd aan het Burgemeester s’ Jacobplein 51, 3015 CA Rotterdam. U vindt informatie over de locatie van uw workshop of onderwijs op de schermen in de centrale hal van het gebouw. Heeft u een afspraak of vragen? Dan kunt u zich melden bij de receptie op de elfde etage. Wie met de auto is, kan gebruikmaken van de parkeergarage van het Erasmus MC. Daarna wandelt u in tien minuten naar het GK-gebouw. Reist u met het openbaar vervoer? Dan neemt u de metro (route Calandlijn) en stapt uit bij halte Dijkzigt. Wanneer u bovenaan de trap staat en zich omdraait, ziet u onmiddellijk het hoge witte gebouw waarin de afdeling is gevestigd. Overigens staat de volgende verhuizing alweer op het programma. Medio 2013 gaat de afdeling Huisartsgeneeskunde - ditmaal definitief naar de nieuwbouwtoren van het Erasmus MC. Om precies te zijn: naar de 18e, 19e en 20e verdieping. •
Eerste oogst masterclass Drie artsen in opleiding tot specialist (aios) hebben in januari de masterclass huisartsopleiding afgerond. Twee dienden daarbij een artikel in bij een Nederlands tijdschrift, de ene een klinische les en de andere een beschouwing, terwijl de derde hoopt dat haar systematische review wordt gepubliceerd in een buitenlandse uitgave. De masterclass is een groepje aios, die onder begeleiding van prof. dr. Patrick Bindels en universitair hoofddocent Hans van der Wouden, werken aan een wetenschappelijk artikel dat een bijdrage levert aan de ontwikkeling van de huisartsgeneeskunde. Zij zijn geselecteerd uit enthousiaste voordrachten door docenten. Een masterclass duurt zes tot twaalf maanden. Afgelopen zomer begon de jongste masterclass. Dit voorjaar zijn er naar verwachting voldoende kandidaten om van start te gaan met een nieuwe masterclass. De deelnemers aan een masterclass komen om de zes weken bij elkaar. Zij bespreken hoofdstukken uit ‘Praktische Epidemiologie’, een boek gericht op de huisartsgeneeskunde, en nemen de bestudeerde epidemiologische begrippen door. Verder gaan zij binnen het gezelschap in op de voortgang van de artikelen en problemen waar ze tegenaan lopen bij het schrijven. •
februari 2010 • Augustijn
Huisartsopleiders
Ambassadeurs werven huisartsopleiders Huisartsopleiders die uitstralen hoe leuk en interessant het is om jonge collega’s op te leiden, zijn de beste pleitbezorgers voor dit werk. Dát is de achterliggende gedachte van de nieuwe wervingscampagne voor huisartsopleiders. Ambassadeurs - ervaren en enthousiaste huisartsopleiders - gaan collega’s persoonlijk benaderen om ze te bewegen toe te treden tot het keurkorps van huisartsopleiders.
W
erken in de voorhoede van de huisartsgeneeskunde, vakkennis verdiepen en vernieuwen, nieuwe impulsen voor de dagelijkse bezigheden en het plezier om je eigen vakkennis en ervaring over te dragen. Al zijn er tal van goede redenen om opleider te worden, toch zijn er nog niet voldoende huisartsen die een jonge collega onder hun hoede willen nemen. Want het huidige opleidersbestand vergrijst en in de toekomst zullen er meer huisartsen en dus ook meer opleiders nodig zijn. “Als opleider ben je op een andere en heel inspirerende manier met je vak bezig. Het dwingt je om extra bij de les te blijven, ontwikkelingen op de voet te volgen en de NHG-standaarden goed bij te houden”, zegt Niek Brandenburg. Hij onderhoudt vanuit de afdeling Huisartsgeneeskunde van het Erasmus MC de contacten met opleiders en aspirantopleiders. Brandenburg heeft deze werkzaamheden
Augustijn • februari 2010
overgenomen van Bavo van der Poel, die onlangs met pensioen is gegaan.
Aanspreekpunt Opleiden verrijkt je werk als huisarts. Zo staat het op de wervingsposters. “Dat kan ik van harte onderschrijven”, zegt huisarts Hanneke Chardon, één van de nieuwe ambassadeurs. Op de posters staat het portret van de ambassadeurs, per regio de ‘eigen’ ambassadeur. “Door uit te stralen hoeveel plezier ik heb in het opleiden, hoop ik collega’s te bewegen ook opleider te worden. Als ambassadeurs proberen we ons netwerk te gebruiken bij de werving. We hangen de poster op bij nascholingen en op huisartsenposten, zodat ons gezicht bekend wordt als aanspreekpunt. Ik ga ook bekijken of ik bij verschillende hagro’s iets kan vertellen over het opleiderschap. Huisartsen die graag opleider willen worden, maar misschien nog aarzelen of vragen hebben, kunnen ook bij de ambassadeurs terecht. En soms zullen de ambassadeurs nét dat laatste zetje geven dat een huisarts nodig heeft om ook opleider te worden.”
Bijkomend voordeel Naast de posters zijn er ook flyers met informatie. Huisartsopleiding Nederland - een netwerk van acht universitaire huisartsopleidingen en circa 1.600 opleiders - stimuleert de wervingscampagne. Ondersteuningsbureau Publicarea ontwikkelt in opdracht van Huisartsopleiding Nederland initiatieven om
nieuwe opleiders te vinden. Publicarea helpt bijvoorbeeld individuele huisartsen om een oplossing te vinden voor het ruimteprobleem. Want er zijn nogal wat huisartsen die graag opleider willen worden, maar die niet beschikken over een extra spreekkamer voor de arts in opleiding. Brandenburg ziet nog een bijkomend voordeel. “Huisartsopleiders die een extra kracht of een hidha (huisarts in dienst van een huisarts) nodig hebben of die verlegen zitten om opvolging, kunnen vaak putten uit de collega’s die ze zelf opgeleid hebben. Je ziet vaak dat artsen in opleiding blijven ‘hangen’ of na verloop van tijd terugkeren naar hun opleidingspraktijk. Dat kan soms heel goed van pas komen.” • 5
Interview
Verbinding met stad essentieel
‘Dichter bij de
huisarts’
Afgedaald uit de ivoren toren en een punt gezet achter de soms gebrekkige service. Huib Pols, in het Erasmus MC decaan en ook vice-voorzitter van de Raad van Bestuur, is in zijn nopjes met de koers die de afdeling Huisartsgeneeskunde ruim een jaar geleden heeft ingezet. “Huisartsen moeten weten dat onze organisatie hen beschouwt als waardevolle partner in het totale zorgconcept dat wij nastreven.”
V
raagje: hoeveel promovendi bevinden zich onder huisartsen? Het antwoord: ongeveer drie procent hoorde ooit Hora est klinken. Als het aan het Erasmus MC ligt, mag dat aantal best stijgen in de komende jaren. Het is niet voor niets dat prof. dr. Huib Pols met hoge frequentie het woord academisering in de mond neemt tijdens het interview over ‘de visie van het Erasmus MC op huisartsgeneeskunde en op de samenwerking tussen de eerste en de derde lijn’. “Wij willen graag de wetenschappelijke achtergrond van huisartsen verbreden en verdiepen”, zegt hij. “Het streven is gericht op een academische inslag die in verbinding staat met de huisartsenpraktijk van alledag. We hebben ons al bereid getoond daarin te investeren.”
Goede traditie Pols is het Raad van Bestuurslid met huisartsgeneeskunde in de portefeuille. Hij gaat in op de ontwikkeling die hij de afdeling zag maken in de afgelopen periode. “Op een gegeven moment was huisartsgeneeskunde in Rotterdam in zichzelf gekeerd geraakt. Qua wetenschap en klinisch epidemiologisch onderzoek hadden en hebben we hier een goede traditie, zelfs een van de betere 6
februari 2010 • Augustijn
Tekst: Gerben Stolk Beeld: Levien Willemse
in het land, maar de verbinding met de stad en de huisartsen in en rond Rotterdam was grotendeels verdwenen. De locatie van het Instituut Huisartsgeneeskunde symboliseerde dat. Aanvankelijk gevestigd aan de Mathenesserlaan middenin de stad en later verhuisd naar de toren van onze medische faculteit.”
‘Huisartsgeneeskunde kan niet binnen de academie worden bedreven’ Vertaling onderzoek Toen anderhalf jaar geleden een afdelingshoofd moest worden benoemd, hamerde Pols binnen de daarvoor in het leven geroepen commissie op twee doelen waaraan de nieuwkomer zou moeten werken. “Het was essentieel om het epidemiologisch onderzoek van Huisartsgeneeskunde direct vertaald te krijgen naar de eerste lijn. Verder redeneerden we vanuit Koers ‘013, het beleidsplan van het Erasmus MC voor de komende jaren. Daarin staat dat de verbinding met de stad van het grootste belang is. De band tussen Huisartsgeneeskunde en de huisartsen in de directe omgeving moest worden verstevigd.” Logisch dus dat Pols het initiatief van de in de tweede helft van 2008 als afdelingshoofd aangetreden Patrick Bindels toejuicht om tien tot vijftien praktijken een academisch karakter te geven. Dat moet gebeuren in groot Rotterdam. Een aantal zal zijn gevestigd in de nabije omgeving van het Erasmus MC. Het gaat om praktijken die zich identificeren met alle academische taken - onderwijs, onderzoek en patiëntenzorg - en die de status van academisch gezondheidscentrum ambiëren. Ze passen ook bij de geest van de Academische Coalitie ‘Gezonder Rotterdam’. Daarin hebben de gemeente Rotterdam en het Erasmus MC afgesproken samen de gezondheidsachterstand van Rotterdammers aan te pakken. Augustijn • februari 2010
Voeling houden Pols: “We vinden eenvoudigweg dat we dichter bij de huisarts moeten komen te staan. Huisartsgeneeskunde kan niet binnen de academie worden bedreven. Het moet plaatsvinden in samenspraak tussen Universitair Medisch Centrum en huisartsen in de praktijk. Wij willen onder meer via academische praktijken en een verfijnder netwerk een infrastructuur creëren waarin enerzijds wij voeling houden met de praktijk en tot vraagstellingen komen voor huisartsgeneeskundig onderzoek. Die band leidt er ook toe dat je bij de ontwikkeling van richtlijnen voor huisartsen goed aansluit bij de praktijk en die dus goed kunt implementeren.” “Aan de andere kant investeren wij bijvoorbeeld in arts-assistenten in opleiding tot huisarts. Zij kunnen zich ontwikkelen tot huisartsonderzoekers en krijgen de kans te promoveren. Een netwerk voor academische huisartsen, met onderzoek als een van de onderdelen, moet ook in dat licht worden bezien.”
Inspiratiebron Pols hoopt dat de afdeling Huisartsgeneeskunde onder artsen gaat gelden als inspiratiebron. “Zowel ten aanzien van onderzoek, onderwijs als zorg en praktijkvoering in de eerste lijn. Het Erasmus MC wil leidend zijn op het vlak van zorgvernieuwing en ideeën over ketenzorg. Denk aan hanteerbare richtlijnen voor huisartsen. Die moeten over het gereedschap beschikken om te beoordelen welke zorg zij leveren in eigen beheer en wat ze doen in samenspraak met de tweede of derde lijn.” •
Twintig procent tweedelijns zorg Als Universitair Medisch Centrum kent het Erasmus MC drie pijlers: onderzoek, onderwijs, en patiëntenzorg. Huib Pols, decaan en vicevoorzitter van de Raad van Bestuur, benadrukt dat ten aanzien van die twee laatste takken evenzeer intensieve combinaties met huisartsen worden nagestreefd. “De eerste lijn is belangrijk voor het Erasmus MC, óók waar het patiëntenzorg betreft. Een van onze doelstellingen is bijvoorbeeld dat twintig procent van onze patiëntenzorg tweedelijns van aard is. Een goede relatie met de huisartsen in de regio is dus essentieel.” Pols vervolgt: “Speciaal voor de veertig adherente huisartsen, dat zijn de huisartsen in de directe omgeving van het Erasmus MC die primair naar ons verwijzen voor tweedelijns zorg, wordt gewerkt aan extra goede service verlening binnen de samenwerking. Het gaat om service die de patiënt prominent maakt in de zorg tussen eerste en tweede lijn. De verbinding tussen die lijnen moet uitstekend zijn.” Wat zijn de ambities op het vlak van onderwijs? Pols: “Aandacht voor huisartsgeneeskunde is ook van groot belang in het basiscurriculum van onze studie Geneeskunde. De NVAO, de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie, heeft dat ook geadviseerd. Een belangrijk aandeel van de afgestudeerde artsen, twintig procent ongeveer, kiest tenslotte voor de huisartsgeneeskunde als vervolgopleiding.”
7
Studentenonderwijs
Huisartsgeneeskunde verantwoordelijk voor ‘klinisch redeneren’ in curriculum
Leren denken als een dokter D
De sectie Studentenonderwijs Huisartsgeneeskunde laat studenten geneeskunde kennismaken met alle facetten van het werk van de huisarts. Heel belangrijk, want iedere arts in opleiding zal straks met vakgenoten uit andere disciplines moeten samenwerken. In het knooppunt van die samenwerking staat de huisarts met zijn gene ralistische kijk. Een belangrijk en door studenten zeer gewaardeerd onderdeel van de huisartsgeneeskundige inbreng is het ‘klinisch redeneren’: leren denken als een dokter. 8
De afdeling Huisartsgeneeskunde heeft vier secties: de onderzoeksectie, de huisarts opleiding, de opleiding arts voor verstande lijk gehandicapten en het studentenonderwijs. Frans Groeneveld is hoofd van de sectie die het onderwijs aan studenten geneeskunde verzorgt. Met zichtbaar enthousiasme memoreert hij dat huisartsgenees kunde nu participeert in het eerste tot en met het zesde studiejaar van de opleiding tot basisarts. Waarom is de huisartsgeneeskundige invalshoek belangrijk voor álle studenten? “In de eerste plaats levert huisartsgeneeskunde een bijdrage aan de vorming van algemene competen ties van de student geneeskunde tot basisarts. In de tweede plaats biedt het een kennismaking met de huisartsgeneeskunde. Waarom zijn we zo trots op ons vak? Omdat de Nederlandse huisartsenpraktijk tot de beste van de wereld behoort! Dat is bevestigd door vele internationale onderzoeken. Wij streven ernaar dat talentvolle studenten bewust kiezen voor de huisartsgeneeskunde. Dat ze spontaan ontdek ken dat het een vak is dat hun op het lijf geschreven is.” En last but not least krijgen studenten die niet kiezen voor de huisartsgeneeskunde inzicht in het huisartsenvak. “Ze weten wat ze aan de huisarts hebben met wie ze gaan samenwerken.”
Evolutie Als Groeneveld, die zelf al vierendertig jaar een huisartsenpraktijk heeft, terugkijkt ziet hij hoe de huisartsgeneeskunde in Rotterdam een geweldige evolutie heeft doorgemaakt. “Toen ik hier in 1974 afstudeerde, waren de vermaarde Emiel van der Does en Heert Dokter de hoogleraren. Van der Does en zijn tijdgenoten hebben er een harde dobber aan gehad om het vak te positioneren binnen de facul
teit geneeskunde. De huisarts werd destijds gezien als een optelsom: een snuifje internist, een klein beetje chirurg en als het ging spannen, werd de patiënt doorverwezen. Ook onder studenten leefde het idee dat de huisarts achter zijn bureau zat met aan de ene kant een stapel verwijskaarten en aan de andere kant een doos tissues. Het was het een of het ander. Maar niets is minder waar gebleken in de ontwikkeling van de huisartsgeneeskunde.”
‘Studenten geneeskunde kunnen veel leren van de huisarts’ Proces doorlopen Een belangrijk onderdeel van de huisartsgenees kundige inbreng is het ‘klinisch redeneren’. Hierbij gaat het om het leren toepassen van de aanwezige kennis in concrete situaties. De studenten worden stap voor stap door een casus geleid aan de hand van vragen. Ze leren de link te leggen tussen de vragen van de patiënt en hun eigen kennis op het gebied van pathologie, fysiologie, anatomie en epidemiologie. “Als je studenten vraagt naar een bepaald ziektebeeld, bijvoorbeeld atriumfibrilleren, dan weten ze dat prima uit de doeken te doen, soms zelfs beter dan de docent. Maar als je een casus voorlegt van een patiënt die met hartkloppingen op het spreekuur komt en vraagt: wat ga je nu doen? Dan weten ze zich vaak geen raad.” De studenten werken de casus in eerste instantie individueel uit, waarna ze de antwoorden via de februari 2010 • Augustijn
Tekst: Els van Thiel Beeld: Levien Willemse
Snuffelen aan het vak
computer inleveren. Hierna volgt een groepsbespre king met veertien studenten onder leiding van een docent, die uit verschillende vakgroepen afkomstig kan zijn. Klinisch redeneren leert medische stu denten bij een klacht of hulpvraag van een patiënt systematisch een proces te doorlopen van anamne se, lichamelijk onderzoek en aanvullend onderzoek om zo uiteindelijk tot een (differentiaal)diagnose te komen en een beleid of therapie te kunnen instellen. Populair gezegd: leren denken als een dokter. Professor Huib Pols, de huidige decaan van het Erasmus MC, zag jaren geleden het belang in van deze vorm van onderwijs. Juist door het generalisti sche karakter van klinisch redeneren voelde de vak groep Huisartsgeneeskunde zich geroepen om deze vorm van onderwijs nader uit te werken. “Neem een klacht als pijn op de borst. Als een cardioloog die gaat behandelen is hij met twee hink-stap-sprongen bij het hart beland. Terwijl de patiënt het ook aan de longen of aan de maag kan hebben. Misschien is het wel gewoon een kwestie van spierpijn. Een door de patiënt gepresenteerde klacht kan immers vele oorzaken en gevolgen hebben.”
Echt dokter zijn Klinisch redeneren werd aanvankelijk in het derde studiejaar gegeven, inmiddels is het met de nieuwe bachelor-masterstructuur (BaMa) ook ingevoerd in het eerste en tweede studiejaar. Er draaien nu 105 Augustijn • februari 2010
groepen, bij elkaar ongeveer 1.300 studenten. De vakgroep Huisartsgeneeskunde heeft de coördinatie en is verantwoordelijk voor het merendeel van de casus. Groeneveld wuift lof toe aan de Erasmus MC Desiderius School, die de vakgroep krachtig ondersteunt. De Erasmus MC Desiderius School is een expertisecentrum dat innovatieve onderwijs kundige concepten en onderzoeksresultaten levert en die samen met verschillende partners ontwikkelt tot kennisoverdracht. Ook andere specialismen werken mee aan klinisch redeneren: interne geneeskunde, chirurgie en kindergeneeskunde. Groeneveld en zijn afdeling sturen het programma aan. “In de wandelgangen hoor ik enthousiaste geluiden. Studenten voelen zich er echt dokter bij en merken dat ze in de kli nische fase beter beslagen ten ijs komen.” Hij wijst op het geweldige team van de afdeling Studenten onderwijs Huisartsgeneeskunde. Acht huisartsen/ stafdocenten verzorgen en innoveren het onderwijs en staan daarnaast, net als hijzelf, met beide benen in de praktijk. “Onlangs heb ik stervensbegeleiding gegeven aan een patiënt die ik dertig jaar geleden heb geholpen bij de bevalling. Dan zit je samen met de kinderen die je destijds ter wereld hebt geholpen aan het sterfbed van hun moeder. Ik vind het een groot voorrecht dat je als huisarts zó dicht bij men sen mag staan. Dat klinkt misschien emotioneel, maar ik meen het uit de grond van mijn hart.”
De organisatie van de coschappen vergt een logis tieke operatie van formaat, die geleverd wordt door het secretariaat van de afdeling Studentenonderwijs Huisartsgeneeskunde. Bij het mini-coschap gaat het om 360 studenten en bij het reguliere coschap om 350. Het mini-coschap, ook wel AKTE-coschap genoemd, is een coschap van een week. Het vindt plaats in het vijfde jaar, vlak voordat de studenten de andere coschappen gaan volgen. Ze lopen drie dagen stage in een huisartsenpraktijk en komen twee dagen terug op de faculteit. Groeneveld en zijn medewerkers hebben zich zeer ingespannen om het verplichte mini-coschap te verwezenlijken. “Wij misten een essentiële fase vóór studenten de coschappen ingaan. We wilden laten zien dat de patiënt voordat hij in het ziekenhuis komt, al een heel proces doorlopen heeft. En dat hij als hij behandeld is, weer terugkeert naar zijn huisarts. Het is van wezenlijk belang dat studenten genees kunde daarvan doordrongen zijn voordat ze aan de algemene coschappen beginnen.”
‘Studenten die niet kiezen voor huisartsgeneeskunde krijgen toch inzicht in het huisartsenvak’ Groeneveld betreurt het dat het mini-coschap van een week over twee jaar, als de nieuwe masterfase ingevoerd wordt, zal verdwijnen. De week wordt wel toegevoegd aan het reguliere keuze-coschap, dat in plaats van vier straks vijf weken gaat duren. Gelukkig wordt ook een deel van dit onderwijs gebracht in het vernieuwde vierde jaar in 2011. Als het einde van de studie in zicht komt, is er het reguliere coschap van vier weken in de huisartsen praktijk, een verplichting voor alle studenten. De studenten slaan hun vleugels uit en gaan voor een groot deel zelfstandig spreekuur doen. Uiteraard met feedback van de huisarts bij wie ze te gast zijn.
Ze draaien ook diensten mee op de huisartsenpost. Op de terugkomdagen op de faculteit staat de wetenschappelijke vorming centraal.
Veel animo voor oudste coschap Tot slot is er het oudste of keuze-coschap, het is verplicht, maar het vak is facultatief. De mensen die in deze laatste fase voor de huisartsenpraktijk kiezen, weten vrijwel zeker dat ze huisarts willen worden. Ze willen nog eens drie maanden aan het vak snuffelen en ervaren hoe de continuïteit van een huisartsenpraktijk aanvoelt. Er is zo veel animo voor dit oudste coschap dat de afdeling Studentenonderwijs Huisartsgeneeskunde licht op de rem moest gaan staan. “Wij kunnen hier wel allemaal mooie onderwijsprogramma’s opzetten, maar zonder het werkveld met huisartsen die daar enthousiast aan meewerken, blijven we nergens. In Rotterdam en omgeving zijn zo’n 250 huisartsen die studenten ontvangen. De afgelopen jaren hebben maar liefst veertig studenten per jaar een oudste coschap gehad in een huisartsenpraktijk.” Hoe ziet de toekomst eruit? “We gaan intensief deelnemen in het vierde jaar van het onderwijs geneeskunde, thema 4b heet dat in de nieuwe masterfase. Tot mijn vreugde hebben de curriculumbouwers ons uitgenodigd om veel van het huisartsenvak te laten zien.” De afdeling ontwik kelt op dit moment ook een minor (bijvak) over palliatieve zorg. Dat gebeurt in samenwerking met een grote groep huisartsen, oncologen, verpleeg huisartsen en pijnteams. Studenten die vóór 1973 afstudeerden als basisarts, konden een bordje op de voordeur hangen en wáren huisarts. “En kijk nu eens! Studenten kiezen gemotiveerd voor huisartsgeneeskunde en speci aliseren zich hierin door een driejarige intensieve beroepsopleiding. Maar hoe mooi de leermomen ten ook zijn die we voor onze studenten creëren en hoe welluidend onze doelstellingen ook zijn, we kunnen niet zonder huisartsen die stageplaatsen verlenen of huisartsopleider worden. We zijn die huisartsen dan ook zeer dankbaar en we hopen dat er meer komen.” •
9
Studentenonderwijs
Stephanie Fijten liep keuze-coschap bij huisarts Peter Oudeman
Leren in een veilige omgeving Voor haar oudste coschap bracht Stephanie Fijten in 2009 drie maanden door in de praktijk van huisarts Peter Oudeman. Het is van beide kanten goed bevallen. Stephanie wilde meer medische kennis én meer mensenkennis opdoen en daar kreeg ze volop de kans voor. “Waar kun je cure en care mooier combineren dan in de huisartsenpraktijk?”
D
e praktijk van huisarts Peter Oudeman is gevestigd aan de ’s Gravendijkwal in Rotterdam. Ooit woonde hij met zijn gezin in het mooie oude huis, praktijk aan huis was gebruikelijk. Nu behoort ook de eerste verdieping tot de praktijkruimte. De eerste co-assistent kwam in 1986 en sindsdien ontvangt Oudeman er elk jaar een of twee. Vorig jaar in september begon Stephanie Fijten aan haar oudste coschap. Ze weet bijna zeker dat ze huisarts wil worden. “Tijdens mijn reguliere coschap in een huisartsenpraktijk had ik veel geleerd, maar ik had behoefte aan meer verdieping. Hoe is het nu echt in een praktijk? Je ziet veel patiënten, je kunt je kennis toepassen en dat is een uitdaging op zich. Maar mij ging het vooral om de omgang met patiënten. Je maakt ze drie maanden mee en krijgt de kans om een relatie op te bouwen. Je leert aanvoelen wat de patiënt wil en waarom hij nú komt. Ik vind de huisartsenprak 10
februari 2010 • Augustijn
Tekst: Els van Thiel Beeld: Levien Willemse
tijk een ideale plek om de theoretische kennis van de geneeskunde te verbinden met mensenkennis.” Oudeman knikt instemmend: “Een gesprek met een patiënt is niet meteen technisch van aard. Je begint met te inventariseren waar hij voor komt. Wat zijn precies de klachten en wat denkt hij dat de oorzaak is? Wat weet de patiënt er zelf van? En heeft hij er zelf al iets aan gedaan? Al die informatie plaats je in het kader van de voorgeschiedenis. Bij mij bestrijkt die soms zevenentwintig jaar. De verschillende generaties, de familiebanden…”
‘Hoe is het nu écht in een huisartsenpraktijk?’ Oudeman merkt dat co-assistenten het vaak moei lijk vinden om beslissingen te nemen, bijvoorbeeld over mogelijke behandelingen. “Een van de leukste leerdoelen is om jonge collega’s daarbij te helpen. Patiënten kunnen rustig een halfuur met de coassistent praten. Daarna gaan we samen alles nalopen, navragen en nabespreken. Het overdragen van kennis en ervaring aan jonge mensen is zó leuk!”
Veilige omgeving Ook de praktijkassistenten en de verpleegkundige hebben er plezier in. Het is vaste prik dat de coassistent ook eens op de plek van de assistente gaat zitten en merkt wat er dan allemaal op je afkomt. Meekijken met de verpleegkundige is ook een onderdeel, evenals het zelfstandig afleggen van huisbezoeken. Co-assistenten hebben bij Oudeman een eigen kamer waar ze zelfstandig patiënten kun nen ontvangen. Stephanie: “Dan leer je het meest. Het is heel anders dan dat je op een krukje naast de huisarts mag zitten, want na twintig minuten zakt je aandacht weg. Alleen met een patiënt, moet je zélf nadenken: welke vragen moet ik stellen? Wat moet ik gaan onderzoeken? En wat is mijn differentiaal diagnose en mijn plan? Je hoeft niet bang te zijn om fouten te maken, want er is supervisie.” Leren moet in een veilige omgeving gebeuren, zegt Augustijn • februari 2010
Oudeman. Hij heeft de afspraak dat een patiënt die alleen door de co-assistent gezien wordt, altijd direct gebeld moet kunnen worden. “Wanneer we bij onze nabespreking ontdekken dat het toch anders ligt, herstellen we dat meteen.” Wat vindt Oudeman belangrijk om over te dragen? “Dat je als huisarts je volle aandacht bij de patiënt moet houden, niet alleen ‘technische’ maar ook
‘menselijke’ aandacht. De patiënt merkt en waar deert dat. Je krijgt het terug, want de vertrouwens band wordt hechter.” Oudeman snijdt bij iedere co-assistent zijn begeleiding toe op de persoon. “Ik moest Stephanie wel eens wat afremmen in haar enthousiasme. Soms was ze een beetje te directief tegenover patiënten. Dat werkt niet altijd, al zijn er ook patiënten die niets liever hebben.” Als
co-assistent ken je nog niet altijd je grenzen, zegt Stephanie. “Daar heb je iemand met een ervaren oog voor nodig.” Voor de grap hadden Oudeman en zijn co-assistent een weddenschap afgesloten over de aard van een afwijkend stukje weefsel dat in de praktijk verwij derd was van de lip van een patiënt. “De fles wijn was lekker”, lacht Stephanie. • 11
Studentenonderwijs
‘Je prakkiseert, puzzelt, piekert en duikt in de boeken’
‘Ik mag al even arts zijn’ “Het is de best mogelijke voorstelling van de werkelijke praktijk van de arts.” Derdejaarsstudent geneeskunde Githa Vos is enthousiast over ‘klinisch redeneren’. “Je leert om als een arts te denken. Je prakkiseert, puzzelt, piekert en duikt in de boeken. Leuk, maar ook moeilijk.”
I
k houd het nog een beetje open”, zegt Githa Vos diplomatiek. Maar als dochter van een huisarts trekt huisartsgeneeskunde haar wel. De derdejaarsstudent geneeskunde maakte een paar maanden geleden kennis met klinisch redeneren. “Ik vind het heel leuk om op de stoel van de arts te kunnen plaatsnemen. Je krijgt een patiënt voor je neus, maar dan op papier of digitaal. Met de informatie die je over die patiënt krijgt, ga je aan het werk. Bijvoorbeeld: een 53-jarige man met een pijnlijk, benauwd gevoel op de borst… Wat kan er met die man aan de hand zijn? Welke onderzoeken wil je gaan doen? Wat is de diagnose? En hoe gaat jouw vervolgtraject eruitzien?” Vos merkt - soms tot haar eigen verrassing - dat ze zich langzamerhand een bepaalde systematische
12
manier van denken eigen maakt. “Ik begin breed en ga dan specifieker nadenken. Steeds moet je binnen een bepaalde tijd een antwoord insturen naar de docent. Dat gebeurt via blackboard, het digitale studieplatform. Een uur later ontvang je wat meer informatie over de patiënt en met die informatie ga je weer verder antwoorden formuleren. Na vier keer heb je de hele casus doorlopen.” De bespreking in de eigen studiegroep onder leiding van een docent, vindt Vos uiterst nuttig. “Tot die tijd weet je niet of je gedachten wel de goede richting zijn uitgegaan. Dat maakt het heel span nend en speels. Er blijken ook altijd weer invalshoe ken te zijn waar je helemaal niet aan gedacht hebt. Ik mag al even arts zijn, en dat kan me niet vaak genoeg gebeuren.” • februari 2010 • Augustijn
cartoon
Augustijn • februari 2010
13
Bijzondere huisartsen
Straatdokter Marcel Slockers werkt in het rafelige randje van de samenleving
Tropendokter in een westerse stad Huisarts en huisartsopleider Marcel Slockers is al jaren straatdokter. Wekelijks ziet hij in Havenzicht, een opvang voor dak- en thuislozen, patiënten die niet alleen diverse gezondheidsproblemen maar vaak ook een psychiatrische stoornis hebben. Hij is in Rotterdam uitgegroeid tot een autoriteit op het gebied van bemoeizorg. “Laten we als professionals onze poorten voor deze kwetsbare mensen wijd open zetten.”
M
et rustige stem vertelt Marcel Slockers hoe hij de afgelopen zes dagen zeker twaalf keer een terminale dakloze bezocht die was opgenomen op de verpleegafdeling van Havenzicht. “Ik had een geweldig palliatief team om me heen, allemaal topadviseurs, maar toch lukte het ons niet deze man te laten wegglijden via sedatie. Het had door zijn excessief drugsgebruik niet het gewenste effect. Deze man heeft een moeilijk leven gehad en nu gaat hij ook nog moeilijk dood, bedacht ik. Ik ben van plan om er een stukje over te schrijven, want mijn collega’s horen te weten dat het veelvuldig gebruik van allerlei middelen het sterven bemoeilijkt.” Het is maar één voorval dat illustreert wat zijn werk als straatdokter inhoudt.
14
‘Zorgwekkende zorgmijders’ Daklozenzorg, het had voor mij de allure van tropendokter in een grote westerse stad, noteert Slockers in zijn boek Dokter, kom snel! Mijn bed beweegt!, een bundeling van zijn columns die hij voor het Rotterdamse Straatmagazine schreef. Het geeft een goed beeld van de levens en problemen van deze bijzondere patiëntengroep en van het wel en wee van allerlei zorg- en hulpverleners die hun best doen om hen - soms letterlijk - op de been te houden. Hij beschrijft het rafelige randje van de samenleving. Slockers vertelt dat het werk als straatdokter hem min of meer is aangewaaid. Hij begon ruim 25 jaar geleden als huisarts in de Rotterdamse nieuwbouwwijk De Esch, op het terrein van de DWL en had nog maar weinig patiënten. Zijn voorganger vroeg hem de daklozenzorg op Havenzicht te gaan doen. Op geneeskundig gebied lukte in het begin maar weinig. Als huisarts had hij geleerd om problemen in zijn eentje op te lossen. Maar dat werkt bij deze mensen niet. Ze komen hun recepten niet ophalen of doen niets met een verwijzing. Het zijn ‘zorgwekkende zorgmijders’. Hans en mijn dokterstas, staat er boven een verhaaltje in zijn boek. ‘Ik was nog maar een broekie toen ik Hans voor het eerst op het
spreekuur kreeg, net afgestudeerd en verre van brutaal en hopeloos naïef. Ik dacht nog dat patiënten altijd naar hun dokter luisterden. En dat ze mijn advies tot op de letter zouden opvolgen. Ik bleek het mis te hebben….’ In een onbewaakt ogenblik ziet Hans, een wandelend medicijnhandboek, kans de dokterstas leeg te stelen. Het hele ampullenetui neemt hij mee, net als de receptennota’s. Slockers was boos en bang.
Autoriteit op het gebied van bemoeizorg Mentaliteit plattelandsdokter Nu gaat het er anders aan toe. Dak- en thuislozenzorg kun je niet alleen als dokter doen. “Bij deze patiëntenpopulatie spelen vier factoren een rol: somatische, psychiatrische en verslavingsproblemen en geen eten, geld of een dak boven hun hoofd. Dat houdt allemaal met elkaar verband. Het is niet voldoende om iemand in de opvang onder te brengen, je moet ook zorgen voor een dagbesteding, of dat februari 2010 • Augustijn
Tekst: Corina de Feijter Beeld: Levien Willemse
met ADHD niet of onvoldoende begeleiding krijgt. Een daklozendokter worden, dat begint ook thuis, als je opgroeit in een stabiele omgeving, voegde hij eraan toe. Dat geldt ook voor mij.”
Dilemma’s Regelmatig stuit Slockers op dilemma’s. “Hoe ver ga je met het bevorderen van iemands redzaamheid? Laat je een alcoholist opnemen in een beschermd wonenproject, terwijl je eigenlijk al weet dat het tot mislukken is gedoemd? Ik zie nu bijvoorbeeld een toestroom van mensen uit Roemenië bijvoorbeeld met hepatitis C. Ze komen bij mij voor een behandeling, omdat dokters in hun land niet over de juiste medicijnen beschikken. Het gaat om een langdurige en zware behandeling. Moet ik hen deze medicijnen voorschrijven, terwijl de omstandigheden voor een optimaal resultaat van de behandeling niet goed zijn? Ik meld het bij de GGD, dat ben ik verplicht. Ik kan het delen en overleggen wat te doen. Er moet hiervoor een Europees gezondheidsbeleid komen.”
Prettige combinatie
stimuleren.” Vandaar dat Slockers in Havenzicht samenwerkt met een team van verpleegkundigen en maatschappelijk werkers. “Bij mijn spreekuur zit een medewerker van de opvang, omdat ik wil weten hoe mijn patiënt zich bijvoorbeeld gedraagt in de groep, eet hij goed, dat soort dingen.” Het team doet zijn best om een totaalpakket van zorg en aandacht Augustijn • februari 2010
te bieden, voor het hele individu in al zijn facetten. Deze mensen staan er vaak alleen voor. “Het team functioneert voor hen als een soort vervangende peergroep.” Vorige maand promoveerde de Amsterdamse straatdokter Igor van Laere op het onderwerp medische zorg voor dak- en thuislozen. Hij vindt
dat daklozen gebaat zijn bij zorgverleners met de mentaliteit van een plattelandsdokter. Je moet niet alleen de ziekte willen genezen, maar de patiënt en daarvoor moet je hem kennen. Het is een opvatting die Slockers, die de promotie van zijn collega bijwoonde, deelt. “Van Laere vertelde dat het dakloos worden thuis begint, omdat bijvoorbeeld een kind
De afgelopen jaren deed Slockers regelmatig zijn mond open richting beleidsmakers. “Dat heeft een tijd geduurd, ik was verlegen en ik ben nog steeds geen dominee. Ik ben niet ergens in dienst en kan het me dus veroorloven om bepaalde zaken aan de orde te stellen. De cure voor deze groep patiënten is wel verbeterd maar de care gaat nog moeizaam.” Hoe houdt hij dit werk vol? “De combinatie met mijn reguliere huisartsenpraktijk in het gezondheidscentrum vind ik prettig. Hier zeggen mijn patiënten alsjeblieft en dankjewel. Daklozen zijn vaak sociaal onhandig.” Straatdokter zijn is volgens Slockers niet iets wat je even tussendoor voor een halfjaar doet. “Juist deze patiëntenpopulatie heeft continuïteit nodig en recht op een lange zorgrelatie. Dat is ook een belangrijke waarde van de huisartsgeneeskundige zorg. Het belangrijkste is dat je er plezier in hebt om bij sommigen toch iets te bereiken. Daar heb je de juiste tools voor nodig, als scholing en intervisie. Anders dreig je te worden meegezogen in de vaak chaotische wereld van deze mensen.” • 15
kort
Voorlichting via iPods Een primeur van de afdeling Dermatologie van het Erasmus MC: als eerste in Nederland introduceren de artsen en verpleegkundigen voorlichting via iPods. Op de zeven beschikbare exemplaren kunnen patiënten filmpjes bekijken wanneer zij in de wachtkamer zitten.
D
ermatologie heeft twintig voorlichtingsfilmpjes van één tot vijf minuten laten maken. Daarin belicht de afdeling steeds een ander aspect van de huidziekte psoriasis en de behandelingen van het Erasmus MC. Onderwerpen zijn onder meer zalven, tabletten, belichting (UVA en PUVA) en injecties. Gewrichtproblemen, patiëntenverenigingen en alternatieve geneeswijzen krijgen ook aandacht. Denk bij dat laatste aan krabvisjes en acupunctuur. De filmpjes worden getoond op iPods, handzame apparaatjes die muziek en beelden afspelen. De patiënt die nog nooit een iPod in handen had, krijgt uitleg op de afdeling. De filmpjes worden actueel gehouden, bijvoorbeeld wanneer er een nieuw medicijn beschikbaar is.
Na psoriasis volgen filmpjes over andere aandoeningen. In de filmpjes treden geen acteurs op, maar artsen, verpleegkundigen, studenten, baliepersoneel en patiënten. De
presentatie is in handen van dermatoloog Bing Thio. “Wij hopen onze patiënten met de iPods goed te kunnen informeren over de wat meer algemene aspecten, zodat de gesprekken in de spreekkamer veel beter op de patiënt gericht kunnen worden.” Behalve medische informatie bieden de iPod-filmpjes ook praktische service. Alles passeert de revue: de locatie, de metrohalte, het gebouw, de ingang, het parkeren, de artsen, de gespecialiseerde verpleegkundigen. •
Veilig medische Rotterdam Promotie gegevens uitwisselen
Prijs voor Erasmus MC
Zorgverleners in de regio Rijnmond kunnen binnenkort gemakkelijker medische informatie met elkaar delen. Zo daalt bijvoorbeeld de kans op medicatiefouten of wordt allergie minder vaak over het hoofd gezien. Zorginstellingen die deel uitmaken van het Zorgportaal Rijnmond, maken voortaan gebruik van dezelfde internationale standaarden. Zo spreken ze dezelfde medische taal. Het Zorgportaal Rijnmond zal in de komende tweeënhalf jaar uitgroeien tot een veilig communicatie- en uitwisselingsplatform voor zorgverleners en inwoners van de regio Rijnmond. Vertegenwoordigers van het Erasmus MC, het Sint Franciscus Gasthuis, Maasstad Ziekenhuis, Nationaal ICT Instituut in de Zorg (Nictiz) en RijnmondNet ondertekenden in januari een overeenkomst waarin ze afspraken dezelfde medische standaarden te hanteren. Het gaat om Continuity of Care Document (CCD) en Systematic Nomenclature of Medicine Clinical Terms (SNOMED CT). Het is de bedoeling er op termijn meer zorgverleners bij te betrekken. •
16
Het Erasmus MC heeft op vrijdag 12 februari de prestigieuze Rotterdam Promotie Prijs 2009 gekregen. De onderscheiding gaat elk jaar naar een persoon of instelling die zich bijzonder verdienstelijk heeft gemaakt voor de stad Rotterdam. De organisatie dankt de prijs volgens de jury aan ‘de unieke wijze waarop dit toonaangevende, voortdurend innoverende en internationaal vermaarde universitaire centrum van zorg, onderzoek en toegepaste wetenschap de naam van Rotterdam in ons land en ver daarbuiten
jarenlang uitdraagt’. Burgemeester Ahmed Aboutaleb overhandigde een kunstwerk van beeldhouwer George Belzer en een ingelijst juryrapport aan Hans Büller, voorzitter Raad van Bestuur van Erasmus MC. •
februari 2010 • Augustijn
kort
Speekselkliercentrum op volle toeren
Vroege menopauze leidt soms sneller tot dementie
Het in 2008 opgerichte speekselklier expertisecentrum van het Erasmus MC draait op volle toeren. Inmiddels zijn ruim honderd patiënten behandeld voor aandoeningen van de speekselklieren. Het gaat onder andere om goed- en kwaadaardige gezwellen, chronische ontstekingen en speekselklierstenen.
Prijzen voor Bavo van der Poel
Vrouwen die vroeg in de menopauze terechtkomen, zouden op jongere leeftijd dementie kunnen ontwikkelen. Aanwijzingen hiervoor komen uit een onderzoek van het Erasmus MC bij vrouwen met het Downsyndroom. Van hen is bekend is dat zij een vroege menopauze hebben. De onderzoekresultaten zijn te vertalen naar de algemene bevolking.
Bavo van der Poel heeft begin december de Emiel van der Doesspeld ontvangen. De Huisartsenkring district Rotterdam bedeelt die jaarlijks toe aan iemand met bijzondere verdiensten voor de huisartsenzorg.
Een eerste stap in de ontwikkeling van Alzheimer is stapeling van het zogenoemde amyloid in de hersenen. De vorming ervan gebeurt onder invloed van een bepaald gen dat bij mensen met het Downsyndroom in verhoogde mate aanwezig is. ‘Down’ wordt veroorzaakt doordat chromosoom 21 in drievoud is vertegenwoordigd. Op dit chromosoom
Het speekselklier expertisecentrum Erasmus MC is een samenwerking tussen keel-, neus- en oorheelkunde, hoofdhalschirurgie en kaakchirurgie. Dankzij de gebundelde deskundigheid op het
gebied van speekselklieraandoeningen kunnen patiënten sneller en adequater worden geholpen. “We zijn in staat het aantal operaties sterk te verminderen”, zegt KNO-specialist dr. Aniel Sewnaik. •
Van der Poel kreeg de onderscheiding uit handen van Annet Smaal, op dat moment voorzitter van de Huisartsenkring district Rotterdam. Hij nam vorig jaar afscheid als huisarts in Oostvoorne en begeleider van huisartsopleiders binnen het Erasmus MC. De speld is vernoemd naar emeritus hoogleraar Huisartsgeneeskunde Emiel van der Does. In november werd Van der Poel óók in het zonnetje gezet. Als dank voor zijn 25-jarig dienstverband overhandigde Herman Bueving, hoofd Huisartsopleiding, hem namens het College van Bestuur van de Erasmus Universiteit Rotterdam de Umbra Erasmi-penning. •
Augustijn • februari 2010
ligt een aantal genen die betrokken zijn bij zenuwziekten in de hersenen. De belangrijkste hiervan is het gen dat zorgt voor de productie van het eiwit amyloid. Er blijkt niet alleen een verband te zijn met de leeftijd waarop dementie wordt vastgesteld. De vroege menopauze heeft ook een relatie met sterven op jonge leeftijd. •
Wereldwijd gezond ouder dankzij Rotterdammers Het Rotterdamse bevolkingsonderzoek ‘ERGO’ viert feest. Al twintig jaar werken 15.000 inwoners van de Rotterdamse wijk Ommoord mee aan het ‘Erasmus Rotterdam Gezondheid Onderzoek’. Wereldwijd is de studie uniek vanwege de omvang, de duur en de wetenschappelijke resultaten. ERGO is inmiddels goed voor een kleine honderd promoties en ruim duizend publicaties in internati-
onale wetenschappelijke literatuur. In aanwezigheid van burgemeester Ahmed Aboutaleb en minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Ronald Plasterk stonden medewerkers van het Erasmus MC en deelnemers van het onderzoek onlangs stil bij de mijlpaal. Dat gebeurde tijdens een feestelijk congres op zaterdag 30 januari in het Beurs-WTC. • 17
Onderzoek
Menopauze risico voor artrose? Hoe kunnen huisartsen patiënten herkennen die een verhoogd risico lopen op knieartrose of in een voorstadium van deze aandoening verkeren? Bianca de Klerk van de afdeling Huisartsgeneeskunde hoopt volgend jaar op dit onderwerp te promoveren. Ze werkt aan een risicoprofiel dat huisartsen van pas moet komen bij het vroeg opsporen van de ziekte. De promovendus onderzoekt daarbij ook de vraag of de menopauze een mogelijk risico vormt voor knieartrose.
D
e afdeling Huisartsgeneeskunde doet onderzoek naar aandoeningen van het houding- en bewegingsapparaat, zoals artrose. Een belangrijke vraag daarbij is hoe knieartrose in een vroeg stadium ontdekt kan worden. Bianca de Klerk is betrokken bij het project knieartrose waarin geprobeerd wordt een risicoprofiel voor huisartsen op te stellen, aan de hand waarvan zij kunnen bepalen of de patiënt een verhoogd risico heeft op knieartrose. “Artrose is een langzaam progressieve ziekte die onomkeerbaar is. Er bestaat nog geen curatieve therapie voor, wellicht is een curatieve therapie in een voorstadium van de ziekte wel mogelijk. Om dit te onderzoeken, moeten we eerst potentiële toekomstige patiënten kunnen herkennen, pas dan kunnen we preventieve studies gaan doen, maar zover is het dus nog niet.”
18
februari 2010 • Augustijn
Tekst: Corina de Feijter Beeld: Levien Willemse
Menopauze De Klerk betrekt nog een andere vraag in haar onderzoek: wat is het verband tussen gewrichtsklachten en de menopauze? “We zien bij vrouwen rond de menopauzale leeftijd een stijging van het aantal dat last heeft van knieartrose. Gemakshalve wordt aangenomen dat er daarom een verband bestaat tussen de aandoening en de menopauze. De vraag is of je daar zo stellig vanuit kunt gaan. We onderzoeken of we het kunnen gebruiken bij het opstellen van het risicoprofiel. Is de menopauze een risico? Uit een systematisch literatuuronderzoek dat we hebben gedaan, blijkt dit verband niet zo duidelijk; de resultaten spreken elkaar tegen. We sluiten echter niet uit dat er een verband is, maar het is niet zo hard als gedacht wordt.”
Glucosamine werkt niet bij heupartrose V
Overgewicht Voor haar onderzoek maakt De Klerk gebruik van de gegevens van het Erasmus Rotterdam Gezondheid Onderzoek, de ERGO-studie. Een deel van die studie richt zich op hoe artrose verschilt bij vrouwen met overgewicht in vergelijking met vrouwen zonder overgewicht; dat overgewicht de kans op het krijgen van artrose verhoogt, is reeds bekend. Een opmerkelijk voorlopig resultaat is dat de menopauze bij vrouwen zonder overgewicht een grotere rol speelt in het ontstaan van artrose dan bij vrouwen met overgewicht. Ook vrouwen die al op jonge leeftijd zijn gaan menstrueren, lopen een hoger risico, ongeacht BMI. “Misschien komt dit omdat het verouderingsproces bij hen eerder op gang komt, aldus De Klerk.” Wat is nu het nut en de meerwaarde van een dergelijk risicoprofiel? De Klerk: “Het risicoprofiel bevat een aantal factoren die de huisarts kan checken. Het gaat dan bijvoorbeeld om een knietrauma, gewicht, overgang of zware fysieke arbeid, maar ook om sommige diagnostische technieken. Aan de hand van de uitkomsten kan de huisarts vaststellen of de patiënt een verhoogd risico loopt op knieartrose en/of al in een voorstadium van artrose verkeert. We zijn juist op zoek naar deze patiënten. Die hebben we nodig voor stap 2: het doen van preventief onderzoek. Want iets aan artrose doen als het eenmaal evident is, dat kunnen we niet.” • Augustijn • februari 2010
Soms toont onderzoek aan dat een bestaande remedie geen nut heeft. Dat is voor huisartsen belangrijk om te weten, zodat zij hun patiënten goed kunnen informeren. Rianne Rozendaal van de afdeling Huisartsgeneeskunde voerde een onderzoek uit naar het effect van glucosamine bij mensen met een milde tot matige heupartrose. Het slikken hiervan lijkt zinloos.
olgens de fabrikanten werkt glucosamine tegen de pijn en remt het artrose af. Dat zou uit hun onderzoeken blijken. De afdeling Huisartsgeneeskunde besloot zelf een onafhankelijk onderzoek uit te voeren naar het effect van glucosamine bij heupartrose. Twee groepen patiënten van gelijke samenstelling kregen of glucosamine of een placebo. In beide groepen meldden de deelnemers aan het begin van het traject een afname van de pijn. Maar later verflauwde dat effect weer. Ook viel er geen verschil te constateren tussen de groepen in de mate waarop ze konden bewegen. Er werden zelfs röntgenfoto’s genomen om te zien hoe de ziekte zich in de loop van het onderzoek had ontwikkeld, maar daaruit bleek ook niet dat de ene groep het beter deed dan de andere. “Onze conclusie was dan ook dat er geen effect optreedt. Ik had verwacht dat het middel iets zou doen tegen de klachten, omdat dit bij knieartrose was gevonden, maar dat is niet het geval. We hebben ook gekeken naar het effect bij mensen met een ernstiger vorm van artrose, maar ook voor hen geldt: glucosamine werkt niet bij heupartrose. Op basis van ons onderzoek lijkt het voor mensen met heupartrose zinloos om glucosamine te gebruiken”, verklaart bewegingswetenschapper Rozendaal. Het onderzoek richtte zich alleen op milde tot matige heupartrose en niet op bijvoorbeeld artrose in de knie of nek.
Hippe voedingssupplement Volgens de onderzoekster kent het hippe en natuurlijke voedingssupplement glucosamine
‘believers’ en ‘non-believers’. Sommige mensen blijven het gebruiken en ze beweren er ook baat bij te hebben. “Artrose is een groot huisartsgeneeskundig probleem. Mensen hebben veel last van deze aandoening en het kan hen beperken in hun functioneren. Huisartsen schrijven bijvoorbeeld paracetamol of oefentherapie voor, maar er bestaat nog geen therapie die het beloop van artrose tegengaat. Huisartsen krijgen regelmatig vragen over glucosamine. Het is een zelfhulpmiddel en dus vrij verkrijgbaar, maar niet goedkoop. “Dokter, moet ik dit gaan slikken?”, vragen patiënten. Een huisarts kan zijn patiënt nu een goed advies geven en zeggen dat onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek aantoont dat het geen nut heeft. Ze dienen het gebruik ervan niet te adviseren, zo staat het ook in de richtlijn. Maar uiteindelijk beslist de patiënt. Een huisarts kan mensen die het graag willen gebruiken, adviseren het een tijd te proberen, maar te stoppen als er geen effect optreedt.” Rozendaal vertelt momenteel vervolgonderzoek te doen. Duizend patiënten, verdeeld over tien centra, worden gedurende tien jaar gevolgd om meer achtergrondinformatie te krijgen over het beloop van de artrose. “We hopen met dit onderzoek kenmerken te kunnen vaststellen die duiden op een sneller of juist milder beloop van de klachten. Op grond daarvan kan een huisarts eventueel overgaan tot een andere pijnmedicatie, een andere therapie voorschrijven of sneller doorverwijzen. Of juist de patiënt geruststellen, ook een belangrijke taak van de huisarts.” •
19
Samenwerking
Nieuwe kringvoorzitter David Oei over samenwerking met afdeling Huisartsgeneeskunde:
‘Samen verantwoordelijk voor instroom van goede dokters’ Huisarts David Oei geeft vanaf 1 januari leiding aan de Huisartsenkring district Rotterdam. Hij is blij met de handreiking die de afdeling Huisartsgeneeskunde doet om meer te gaan samenwerken. Speerpunten in die samenwerking zijn de arbeidsmarkt, onderzoek en nascholing. “We kunnen aankomende huisartsen niet vroeg genoeg voorbereiden op het vak.”
D
avid Oei is huisarts in de dichtbevolkte wijk Crooswijk waar alle grotestadsproblemen van Rotterdam bij elkaar komen. Het werken in een achterstandswijk doet hij met veel bevlogenheid en plezier. Oei was penningmeester van de Huisartsenkring en is nu sinds kort voorzitter. De Huisartsenkring district Rotterdam bestrijkt een groot gebied, van Voorne-Putten, Rozenburg tot Nieuwerkerk aan de IJssel. In dit gebied werken ongeveer 450 huisartsen. “Op initiatief van Patrick Bindels, hoofd van de afdeling Huisartsgeneeskunde, gaan we meer samenwerken. Voorheen waren er natuurlijk ook wel contacten en wisten huisartsen en Erasmus MC elkaar te vinden. Zo is er een pool van huisartspraktijken waar studenten geneeskunde hun coschap kunnen lopen en waar artsen in opleiding tot huisarts zich verder in het vak kunnen bekwamen. We zoeken nu meer toenadering tot elkaar”, vertelt Oei.
Koerswijziging Oei spreekt van een koerswijziging. Het komt erop 20
neer dat huisartsen en Erasmus MC elkaar nodig hebben. Bindels kondigde al eerder in Augustijn aan dat ze samen meer ‘schwung’ in Rotterdam kunnen bewerkstelligen. Daar heeft Oei zeker oren naar. Ook hij ziet het belang in van een gezamen lijke rol op het vlak van goede huisartsgenees kundige patiëntenzorg, onderwijs en onderzoek. Vanuit de beroepsgroep gezien formuleert hij het zo: “Het is belangrijk dat toekomstige huisartsen gedurende het hele traject goed worden voorbereid op het vak. We kunnen daar niet vroeg genoeg mee beginnen. Voor ons is het leveren van continuïteit belangrijk, vooral in de achterstandswijken, en daarvoor moeten we een goede aansluiting vinden met de arbeidsmarkt. We willen ervoor zorgen dat onze regio aantrekkelijk blijft om in te werken. Dat gaat ons aan het hart en we zien het als onze verantwoordelijkheid dat we nu en ook in de toekomst over goede (huis)dokters kunnen beschikken. Er zijn genoeg collega’s te vinden die het leerzaam en plezierig vinden om hun kennis over te dragen aan jonge studenten en artsen in opleiding.“
Een werkgroep van de Huisartsenkring gaat na wat ervoor nodig is om jonge artsen aan de stad te binden. Ook denkt Oei aan het opzetten van een vacaturebank. “Dat gaat we doen met externe inbreng van bijvoorbeeld de GGD, de regionale ondersteuningsorganisatie, de zorgverzekeraar en de patiëntenvereniging.”
Academische praktijken Volgens Oei biedt de Huisartsenkring district Rotterdam de afdeling Huisartsgeneeskunde een platform om zich meer te profileren en de gewenste samenwerking handen en voeten te geven. Het idee van het realiseren van een netwerk van academische praktijken spreekt Oei ook aan. “Huisartsen hebben door de ontwikkeling van standaarden en de wetenschappelijke onderbouwing van hun vakgebied in hoge mate bijgedragen aan de sterke positie die de eerste lijn in Nederland heeft. Alleen met een dergelijke positie, die op inhoud is gebaseerd, is het mogelijk om de poortwachterfunctie te kunnen invullen.” Dit netwerk moet de komende tijd gestalte krijgen.
Roerige tijd Ook bij het doen van onderzoek ziet Oei een rol weggelegd voor de beroepsgroep. “Het is belangrijk dat huisartsen participeren in goed wetenschappelijk onderzoek. Niet alleen omdat het betere patiëntenzorg oplevert, maar ook omdat het huisartsenvak ermee gediend is. Het versterkt ons vak
en zorgt ervoor dat we dat vak goed kunnen blijven uitoefenen.” Hij plaatst wel een kanttekening. “Huisartsen krijgen in deze roerige tijd veel over zich uitgestort: de deelname aan zorggroepen, functionele bekostiging en de komst van het elektronisch patiëntendossier bijvoorbeeld. Het vergt veel van ons; tijd en aandacht die helaas soms ten koste gaat van deelname aan onderzoek.” Maar dat neemt niet weg dat Oei vindt dat huisartsen hun database met patiëntengegevens dienen open te stellen voor onderzoek. “Daar breek ik een lans voor.”
Onafhankelijke nascholing Onafhankelijke nascholing is een onderwerp waarop Oei ook graag de samenwerking zoekt. “Ik vind het niet meer dan logisch om de afdeling Huisartsgeneeskunde van het Erasmus MC hierbij ook te betrekken. Wij hebben enthousiaste huisartsen onder onze leden die dat met plezier op zich willen nemen. Het is evident dat huisartsen belang hebben bij onafhankelijke nascholing die afgestemd is op hun behoefte. Ik wil er ook allerlei Rotterdamse partijen in de zorg en het welzijn bij betrekken, deze slag zou ik graag gezamenlijk willen maken.” Kortom, Oei heeft er vertrouwen in dat de gedeelde verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de huisartsengeneeskunde de komende tijd gestalte krijgt. •
februari 2010 • Augustijn
Tekst: Corina de Feijter Beeld: Levien Willemse
Augustijn • februari 2010
21
Bevolkingsonderzoek
22
februari 2010 • Augustijn
Tekst: Gerben Stolk Beeld: Levien Willemse
Huisarts voorlichter en procescoördinator
Grote kans op bevolkingsonderzoek darmkanker De kans is groot dat nog vanaf dit jaar Nederlanders tussen 55 en 75 jaar én hun huisartsen stapsgewijs te maken krijgen met een bevolkingsonderzoek naar darmkanker. Een commissie van de Gezondheidsraad bracht in november een positief advies uit aan minister Ab Klink. Afdelingshoofd Maag-, darm- en leverziekten en Inwendige Geneeskunde Ernst Kuipers van het Erasmus MC maakte deel uit van het gezelschap. “Met dit onderzoek is veel winst te behalen en de huisarts kan daar een belangrijke rol in spelen.”
N
a het bevolkingsonderzoek naar borst- en baarmoederhalskanker lijkt de tijd nu ook rijp te zijn voor een algemene screening die als doel heeft darmkanker op te sporen. Gezondheidsminister Klink neemt er naar alle waarschijnlijkheid in het eerste kwartaal van dit jaar een besluit over. De Gezondheidsraad gaf hem in het najaar de raad ‘ja’ te zeggen, en de kans is aanzienlijk dat de bewindvoerder daarnaar handelt.
Gevoelige test Wat er vervolgens zou gebeuren? Alle Nederlanders tussen de 55 en 75, dat zijn er ongeveer 3,5 miljoen, ontvangen eens per twee jaar een envelop én een faeces immunochemische test. Die FIT, zoals het kortweg wordt genoemd, is minder omslachtig en Augustijn • februari 2010
juist gevoeliger dan methoden uit het verleden. Door met een gebruiksvriendelijk apparaatje - een staafje met een kwastje - even door zijn ontlasting te strijken, voorziet de persoon in kwestie een centraal laboratorium van materiaal om vast te stellen, of er zich op microniveau bloed in bevindt. Wordt er bloed geconstateerd, dan kan dat duiden op de aanwezigheid van darmkanker, wat dus nog niet wil zeggen dat de aandoening daadwerkelijk in het spel is. De 55-plusser stuurt de substantie zelf naar het lab. Als er niets wordt gevonden, krijgt zowel hij als zijn huisarts daarvan bericht. Luidt de uitslag positief, dan wordt eerst de huisarts op de hoogte gebracht en daarna degene die is veranderd in patiënt. De huisarts geldt vanaf dat moment als procescoördinator.
Voorlichtersrol Ernst Kuipers: “Als het bevolkingsonderzoek naar darmkanker gestalte krijgt, ontstaat er een uiteenlopende rol voor de huisarts. Allereerst heeft de gemiddelde Nederlander niet veel kennis van darmpoliepen, darmkanker en symptomen van de ziekte. De huisarts kan hierover voorlichten en vragen beantwoorden nadat iemand een envelop en FIT thuisgestuurd heeft gekregen.”
Rotterdams onderzoek leidraad voor advies Gezondheidsraad “In een latere fase zou er de rol van procescoördinator zijn, als althans de minister het ermee eens is dat dezelfde procedure wordt gevolgd als in succesvolle programma’s die zijn uitgevoerd door huisartsen, de Stichting Bevolkingsonderzoek Zuidwest Nederland (SBZWN), het Integraal Kankercentrum Rotterdam (IKR) en het Erasmus MC. De huisarts bespreekt dan alle plussen en minnen van de onderzoeksresultaten met de patiënt en verwijst hem naar een ziekenhuis voor een colonscopie bij een MDL-arts. Die verwijsprocedure is al bekend
van het uitstrijkje voor baarmoederhalskanker. Een medewerker van het coördinatiecentrum controleert later, of de persoon met de positieve uitslag inderdaad is verwezen. Beschouw het als een kwaliteitcheck.”
Winst door vroege diagnose Jaarlijks worden in ons land 13.000 mensen getroffen door darmkanker. Daarmee is het een veelvoorkomende aandoening; 45 procent overlijdt aan de ziekte. Kuipers: “De winst van screening schuilt in een vroege diagnose. Nu blijkt de ziekte vaak ver te zijn voortgeschreden, is een agressieve therapie nodig en bestaat er desondanks een flinke kans op overlijden. Screening zal in de eerste plaats de zwaarte van de ziekte verminderen en dus een minder intensieve behandeling vergen, simpelweg omdat je er eerder bij bent.” De hoogleraar Maag-, Darm- en Leverziekten vervolgt: “De beste therapie is preventie. Het verschil tussen screening op darmkanker en bijvoorbeeld zoeken naar borst-, long- of prostaatkanker is, dat je niet alleen probeert direct de ziekte aan te tonen, maar ook voorstadia daarvan, in dit geval darmpoliepen. Het is mogelijk de aandoening te vermijden door poliepen weg te halen voordat ze eventueel een kwaadaardig karakter krijgen.” > 23
Bevolkingsonderzoek Leidraad Het Erasmus MC is op dit moment in de regio Rijnmond samen met huisartsen, het SBZWN en het IKR drukdoende met het derde bevolkingsonderzoek naar darmkanker sinds 2006. In totaal waren hier ongeveer 275 huisartsen bij betrokken, werden 40.000 personen uitgenodigd en gaven er zo’n 20.000 gehoor aan de oproep. De bevindingen vormden een leidraad in het advies van de Gezondheidsraad aan de minister. “De samenwerking met huisartsen is zeer goed en aangenaam”, zegt Kuipers.
Stel, dat Klink akkoord gaat met landelijke invoering van het onderzoek. Wat betekent dat dan voor de verdere samenwerking tussen huisartsen en het Erasmus MC? Kuipers: “In algemene zin wil je dat mensen met een positieve uitslag zo snel mogelijk worden gezien in een medisch centrum, of dat nu een perifeer ziekenhuis is of een universitair medisch centrum. Tijdens onze studies is gebleken dat huisartsen binnen twee weken hun patiënt geplaatst kregen in een van de deelnemende ziekenhuizen. Dat is prima.”
“Ga je specifiek in op de rol die het Erasmus MC wil bekleden, dan zeg ik in de eerste plaats dat adherente huisartsen mede naar ons moeten kunnen verwijzen voor een colonscopie. Verder hebben wij samen met IKR en SBZWN de ambitie de uitkomsten van het beoogde bevolkingsprogramma te monitoren en evalueren om verbeteringen door te voeren. Nu is bijvoorbeeld sprake van FIT, maar wellicht kun je op een bepaald moment gebruikmaken van andere testmethoden.” •
Vier tot vijf patiënten per praktijk De gemiddelde huisartsenpraktijk telt 2.400 personen. Wat zou de invoering van het bevolkingsonderzoek naar darmkanker betekenen voor zo’n praktijk? • Ongeveer een vijfde van de Nederlandse bevolking is tussen de 55 en 75 jaar. Bijna 500 personen uit een praktijk zouden dus om de twee jaar worden uitgenodigd mee te doen. • Om grote werkdruk te voorkomen, worden 250 personen uitgenodigd in het eerste jaar en 250 in het tweede. • Uit proefbevolkingsonderzoeken is gebleken dat zestig procent gehoor geeft aan de oproep. Jaarlijks doen dus 150 personen uit de populatie mee. • Bijna 95 procent test negatief. Binnen de huisartsenpraktijk wordt daarvan kennisgenomen via een brief. Er is geen actie nodig. • Vijf tot zes procent van de deelnemers is positief. De huisarts nodigt deze - acht tot negen personen uit voor een gesprek en verwijst hen naar een ziekenhuis voor een colonscopie bij een MDL-arts. • De huisarts stuurt een kopie van de verwijsbrief naar de screeningsorganisatie. • De helft van de verwezen personen, dat zijn er dus vier of vijf, heeft geen darmkanker. Het bloed in de ontlasting houdt bijvoorbeeld verband met aambeien. • De andere helft kampt wel met de ziekte. Deze patiënten worden poliklinisch via endoscopie behandeld of er is een operatie nodig om het gezwel te verwijderen.
24
februari 2010 • Augustijn
Instroom
Tekst: Els van Thiel Beeld: Levien Willemse
Selectie voor een beroep met een hoog ‘frontsoldatengehalte’ Soms begint er plots iets te juichen in de borstkas van Willem Elink Schuurman, voorzitter van de selectiecommissie van de opleiding Huisartsgeneeskunde. Dat gebeurt als bij een selectiegesprek al na vijf minuten duidelijk wordt dat de kandidaat geknipt is voor het huisartsenvak. De commissie spreekt elk halfjaar met een vijftigtal gegadigden.
H
et huisartsenvak is zwaar, soms eenzaam en het heeft een hoog ‘frontsoldatengehalte’, vindt Willem Elink Schuurman. Niet alle sollicitanten weten dat. “Sommigen melden zich recht uit de collegebanken aan voor de opleiding. Vol idealisme, maar groen als gras.” Elink Schuurman is huisarts, workshopleider en voorzitter van de selectiecommissie van de opleiding Huisartsgeneeskunde. Hij heeft de laatste jaren weinig fluctuaties gezien in de instroom van studenten. In 2004 was er een dipje, momenteel zit het aantal gegadigden duidelijk in de lift. Het aantal aanmeldingen en opleidingsplaatsen sluit redelijk op elkaar aan. Ieder halfjaar - op 1 maart en op 1 september - begint er een curriculum met 36 huisartsen in opleiding. “We blijken voldoende goede kandidaten te krijgen om 36 opleidingsplaatsen te
Augustijn • februari 2010
vullen en een reservelijst met ongeveer 10 personen aan te houden. Want van de 36 die mogen starten, valt altijd een klein aantal af dat te elfder ure alsnog voor een andere specialisatie kiest of dat toch die wereldreis gaat maken”, legt Elink Schuurman uit. “We hebben de maatschappelijke verplichting om die 36 opleidingsplaatsen te benutten, vandaar dat we een reservelijst hebben. Het komt er in grote lijnen op neer dat we tot nu toe iedereen die we geschikt vonden, hebben kunnen aannemen.” In de eerste selectieronde gaat het om de brief. “De briefschrijver die meldt dat hij reuze gemotiveerd is, maar het daarbij laat, wordt niet uitgenodigd. Hij heeft de bescheiden niet goed gelezen, want daarin wordt de sollicitant nadrukkelijk uitgenodigd om zijn motivatie met argumenten te staven. Ook als de huisartsgeneeskunde als bij donderslag op je cv belandt, loop je het risico dat je bij de afvallers hoort.”
Selectiecriteria Elke ronde worden ongeveer vijftien gegadigden voor een opleidingsplaats afgewezen op hun brief. Bij de gesprekken vallen minder kandidaten af. Motivatie en oriëntatie op het vak en de opleiding zijn officiële toetsingscriteria. “Heb je de moeite genomen om je op de hoogte te stellen en je goed voor te bereiden op het gesprek?” Naast de relevantie van het cv spelen ook persoonlijke eigenschappen een rol. “Ben je bijvoorbeeld stressbestendig, ook bij moeilijke vragen in het gesprek?” De selectiecommissie toetst ook bepaalde opleidings- en leeraspecten, bijvoorbeeld hoe de kandidaat staat tegenover het op video opnemen van consulten.
Ook moet de sollicitant de Nederlandse taal voldoende beheersen. De selectiecommissie bestaat uit negen leden, die drie aan drie een ‘kamer’ vormen. In de drie kamers, die in wisselende samenstelling optreden, zijn zowel het instituut, de opleiders als de huisartsen in opleiding vertegenwoordigd. Of iemand een infuus goed kan inbrengen, is in de praktijk gemakkelijk vast te stellen. Andere aspecten van het huisartsenvak zijn moeilijker in te schatten. “Heb je het hart op de goede plaats? Kun je wel
goed met mensen omgaan? Ben je hulpvaardig? De huisarts is een van de weinige medisch specialisten die een dame op leeftijd midden in de nacht zo nodig een luier omdoet als ze diarree heeft.” Zelf vindt de voorzitter van de selectiecommissie het belangrijk dat een huisarts in spe over een flinke dosis eigenwijsheid en doortastendheid beschikt. “Ben je bereid tegen de stroom in te strijden voor het belang van je patiënt? En kun je ook gedecideerd optreden tegen je patiënt als dat nodig is?” •
25
interview
‘Energie en mankracht steken in de opleiders’
26
februari 2010 • Augustijn
Tekst: Gerben Stolk Beeld: Levien Willemse
De achteruitkijkspiegel van oud-hoogleraar Heert Dokter
‘Apart vak met eigen deskundigheid’ Heert Dokter (84) geldt niet alleen als het eerste afdelingshoofd in de geschiedenis van de Rotterdamse huisartsgeneeskunde, na zijn emeritaat schreef hij ook een boek over de gedwongen tewerkstelling van medische studenten in Duitsland tijdens de Tweede Wereldoorlog. De inwoner van Bilthoven putte onder meer uit eigen ervaringen.
E
en volle agenda en steeds weer andere noten op zijn zang. Eigenlijk is het niet verwonderlijk dat Heert Dokter pas ná zijn werkzame bestaan toekwam aan de werkelijke confrontatie met zijn oorlogsverleden. Onder meer zijn studie geneeskunde, zijn huisartsenpraktijk in Amsterdam Betondorp (1957-1972) en zijn hoedanigheid van hoogleraar en afdelingshoofd Huisartsgeneeskunde in Rotterdam (1973-1991) stonden een eerdere verdieping van die periode in de weg.
Naar Duitsland “Mijn vader heeft destijds een oorlogsdagboek bijgehouden”, vertelt Dokter. “Pas na mijn emeritaat had ik de gelegenheid het goed te lezen. Het verslag bleek een trigger te zijn: ik ging ook grondig nadenken over mijn eigen ervaringen uit die periode. Als 16-jarige had ik mijn HBS in Alkmaar afgerond en vervolgens ging ik in 1942 geneeskunde studeren aan de Universiteit van Amsterdam. Een jaar later vroeg de Duitse bezetter aan alle studenten geneeskunde in het land een loyaliteitsverklaring te ondertekenen. Wie dat deed, mocht blijven studeren. Mannen die weigerden, moesten gaan werken in Duitsland. Vrouwen die ‘neen’ zeiden, gingen in Nederland naar de Arbeitsdienst. Ik heb geen handtekening gezet en moest me in Duitsland voor twee jaar bezighouden met pathologische Augustijn • februari 2010
anatomie, zoals het officieel heette. In werkelijkheid kwam ik terecht in een lijkenhuis.”
Onbelicht verleden Als zestiger besloot Dokter contact te zoeken met Frans Verhage, emeritus-hoogleraar Medische Psychologie, en later ook met hoogleraar Maatschappijgeschiedenis Hans Binneveld. De initiatief nemer: “Je moet weten dat ongeveer 85 procent van de medisch studenten de loyaliteitsverklaring niet heeft ondertekend. Wij wilden de ervaringen beschrijven van medische studenten die naar Duitsland zijn gestuurd. De weergave, Een onbelicht verleden, is grotendeels gebaseerd op een enquête onder 112 van de 340 studenten van destijds. Twee keer is die overigens ingevuld door de weduwe.” Een belangrijke conclusie die de auteurs in 2001 publiceerden: aanstormende artsen hadden het in Duitsland minder moeilijk dan wie een andere studie volgde en werd tewerkgesteld. Dokter: “De laatste groep belandde in Arbeitslager, terwijl medische studenten over het algemeen werden ingezet in ziekenhuizen.”
Pionieren Hoe kijkt Dokter terug op een ander hoofdstuk, zijn Rotterdamse periode? “Met genoegen”, zegt hij stellig. “Toen ik aantrad op 1 januari 1973,
stonden we aan het prille begin van de afdeling Huisartsgeneeskunde. Het was pionieren geblazen, we moesten bijvoorbeeld de beroepsopleiding van de grond tillen en het was zaak contacten op te bouwen met de medische faculteit om er college over ons vakgebied te geven aan studenten.” Dokter stelt dat huisartsgeneeskunde zich moest invechten. “We waren underdog in die beginperiode. Tot dan was de gedachte geweest: wie van al die medisch specialismen iets mee plukt, kan daarna ook wel een eigen huisartsenpraktijk draaien. Met ons kwam het inzicht: het is een apart vak met een eigen deskundigheid en een specifieke wetenschappelijke achtergrond.” “Ik ben nog steeds trots op het instituut Huisartsgeneeskunde en op de status die is verworven binnen het Erasmus MC. Huisartsgeneeskunde groeide bijvoorbeeld uit tot een examenvak voor aankomende artsen. De afdeling ontwikkelt zich nog steeds, onder meer op wetenschappelijk gebied.”
Arts en patiënt Dokter probeert zoveel mogelijk op de hoogte te blijven, althans van de psychische kant van het vak. “De verhouding tussen arts en patiënt heeft mij altijd geboeid”, zegt hij. Die belangstelling uit zich ook in een studie, opnieuw met Verhage, naar rouwervaring van 65-plussers van wie de partner mogelijk is overleden als gevolg van fouten van artsen. “Het gaat niet zozeer om medische missers als wel om communicatiestoornissen”, legt Dokter uit. “Zo van: Ik heb dit en dat gezegd tegen de arts, maar hij wilde niet naar me luisteren.” Geïnteresseerd in kennis over rouwervaring van 65-plussers van wie de partner mogelijk is overleden als gevolg van fouten van artsen? Zoek contact met Heert Dokter via
[email protected]. • 27
Cursus
Antwoorden op moderne problemen De overeenkomst tussen een negroïde persoon met een huidprobleem, een kind met autisme of ADHD en een persoon die na een total body scan wil worden verwezen naar de tweede of derde lijn? Toch wel dat dergelijke bezoekers veertig jaar geleden niet verschenen op het gemiddelde Nederlandse spreekuur of dat het betreffende fenomeen, zoals de hyper activiteit in combinatie met aandachtstekort, nog niet werd herkend. Tijdens de cursus ‘Ontwikkelingen in de Genees kunde’ praatten medewerkers van het Erasmus MC in het najaar van 2009 eigentijdse huisartsen bij over nieuwe medische ontwikkelingen en maatschappelijke en organisa torische onderwerpen.
28
februari 2010 • Augustijn
Tekst: Gerben Stolk Beeld: Levien Willemse
De gekleurde huid Tijdens de cursus hield dermatoloog Bing Thio een voordracht onder de noemer ‘De gekleurde huid’. “Maar feitelijk is het beter te spreken over de donkere of etnische huid”, zegt hij. Wat is er aan de hand? Nederland is in de afgelopen decennia steeds donkerder gekleurd geraakt. Het blijkt dat bij menige bruine of zwarte persoon huidziek ten niet altijd worden gediagnosticeerd of dat de behandeling niet optimaal is. Thio bepleit meer aandacht voor dit onderwerp.
E
en foto van een blanke man en een foto van een donkere man. Beiden hebben een zware vorm van acne, maar bij de laatste valt het nauwelijks op. “Als huisarts moet je niet alleen alert zijn op roodheid”, zegt dermatoloog Bing Thio, terwijl hij de plaatjes weg klikt van zijn scherm. “Bij negroïde mensen bijvoorbeeld, zijn er andere markers van ontsteking bij huidziekten dan bij de authentieke West-Europeaan. Acne of eczeem uit zich hier dan in donkere plekken.”
Zonlicht Hij zegt: “Er zijn zes huidtypen te onderscheiden: van type 1 met een witte huid en sproeten tot type 6 met een heel donkere kleur. Oorspronkelijk, toen de mens alleen in Afrika leefde, had iedereen type 6, maar na migratie naar minder warme delen van de wereld veranderde dat. Een lichtere huidskleur was nodig om daar zoveel mogelijk zonlicht te kun nen absorberen, zodat voldoende vitamine D kan worden aangemaakt.” “Hoe dan ook, mensen met type 5 en 6, denk bij die eerste aan de authentieke bevolking van India en bij die tweede aan centraal Afrika, hebben verder nog grotere mestcellen. Dat betekent dat hun pakketjes met ontstekingsstoffen groter zijn, wat eerder leidt tot bijvoorbeeld jeuk en een droge huid. De ont steking is normaal gesproken erger dan bij iemand Augustijn • februari 2010
met een witte huid. Ik zei al dat extra aandacht nodig is om een juiste diagnose te stellen, maar een behandeling van een huidziekte vergt dus ook een wat andere koers. Qua therapie zul je steviger moeten inzetten. Misschien is het soms goed over te gaan tot een hogere dosering van medicatie.” Thio stipt ook het thema ‘huidkanker en kwaadaar dige moedervlek’ aan. “Die diagnose kan gemak kelijk worden gemist bij donkere mensen. Kijk, in het algemeen hebben zij geen last van huidkanker, maar een kwaadaardige moedervlek kan bij deze mensen optreden op plekken die weinig tot geen zonlicht vangen. Je moet dan vooral denken aan tenen en voeten. Het gaat hier om een acrolentigi neus melanoom. Dat zijn zaken waar je scherp op kunt zijn.” •
‘Huidaandoening donkere mensen vergt vaak andere diagnostiek en behandeling’
29
Cursus
A
Diagnose en behandeling bij pervasieve stoornissen Autisme en ADHD. Het zijn termen die in de afgelopen twee decennia steeds vaker zijn gaan klinken in de huisartsenpraktijk. Maar wat kan de huisarts ermee? Móet hij er wel iets mee? En stel dát hij ermee aan de slag wil gaan, waar doet hij dan verstandig aan? Kinder- en jeugdpsychiater Pieter de Nijs sprak |erover in de herfst. De titel van zijn voordracht: Diagnose en behandeling bij pervasieve stoornissen.
30
llereerst: wat zijn dat precies, pervasieve stoornissen? De universitair medisch speci alist Kinder- en jeugdpsychiatrie: “Daar onder verstaan we stoornissen die op een aantal terreinen de ontwikkeling kunnen doordringen. Het gaat te allen tijde om een contactstoornis, maar je kunt daarnaast ook denken aan een taalstoornis of motorische problematiek. Pervasieve ontwik kelingsstoornissen zijn een synoniem voor autisme spectrumstoornissen. Dan is dus niet alleen sprake van het klassieke autisme, waarbij je vrij veel symptomen ziet: qua contact, communicatie en stereotype gedragingen en belangstellingen. Je kunt er óók het Syndroom van Asperger en PDD-NOS onder scharen. Bij het laatste heb je symptomen van autisme, maar niet voldoende om het predicaat te hebben.” Officieel hoort het er niet helemaal bij, maar De Nijs rekent ook ADHD tot de ontwikkelingsstoornis sen. “Het komt ook vaak voor in combinatie met PDD-NOS”, zegt hij. “De huisarts krijgt er tijdens zijn spreekuur steeds vaker mee te maken. Vijf tot zeven procent van de Nederlandse kinderen heeft ADHD. Nee, zij komen niet allemaal bij de huisarts terecht, maar het merendeel toch wel. Voeg daarbij dat het klassieke autisme voorkomt bij twee op de tienduizend kinderen en dat PDD-NOS al gauw aanwezig is bij één procent, en het is duidelijk dat er binnen deze thematiek heel wat op de huisarts afkomt. Een reden is ook dat we in Nederland niet heel veel kinder- en jeugdpsychiaters hebben.”
Niet bekwaam Sommige huisartsen zullen zich niet bekwaam genoeg achten om deze patiëntengroep van dienst te zijn. Hoe kan ik een verantwoorde reactie geven wanneer ouders vragen, of de destijds door het RIAGG voorgeschreven medicatie moet worden gecontinueerd? De Nijs: “Als je hier niets mee wilt, moet je naar mijn mening vrij zijn ‘nee’ te zeggen en duidelijk terug te verwijzen naar bijvoorbeeld de medewerker van het RIAGG of de polikliek kin derpsychiatrie waar het jongetje of meisje destijds is gezien. Maar mocht je er wél iets mee willen aanvangen, dan heb je een aantal opties.”
Hij noemt het voorbeeld van het kind dat nog door geen andere zorgverlener is gezien en bij de huisarts verschijnt. “In heel wat groepspraktijken en gezondheidscentra hebben huisartsen de mogelijk heid een beroep te doen op een GZ-psycholoog, een gezondheidszorgpsycholoog. Je kunt in de eerste lijn samenwerken met zo’n professional. Je verricht dan ook voorwerk voor bijvoorbeeld RIAGG of GGZ. Vervolgens kun je daarheen verwijzen om de definitieve diagnostiek uit te voeren. Bij zo’n instel ling worden ook cursussen voor ouders verzorgd. Bijvoorbeeld over de manier waarop zij het best met hun kind kunnen omgaan, maar ook over de inhoudelijke kant van de ontwikkelingsstoornis.”
‘Voel je vrij een kind met ADHD terug te verwijzen’ Controle groei En wat kan de huisarts doen na genoemde vraag om verlenging van de medicatie? De Nijs: “Het is allereerst belangrijk eventuele bijwerkingen van het huidige geneesmiddel na te gaan. Remt het wellicht de groei? Controleer dus lengte en gewicht, maar ook de bloeddruk. Die handelingen zijn ook belang rijk wanneer het alweer een tijd geleden is dat een kind de medicatie en dosering kreeg voorgeschre ven. Als het sindsdien een stuk langer is geworden en veel meer is gaan wegen, moet misschien de dosis worden verhoogd.” De Nijs herkent een moment waarop veel ADHD’ers zich melden bij de huisarts. “In de periode dat zij voor het eerst naar de middelbare school gaan. Twee of drie jaar eerder hebben ze dan bijvoorbeeld het RIAGG bezocht en medicatie gekregen, en opeens vertonen ze weer druk gedrag.” •
februari 2010 • Augustijn
Tekst: Gerben Stolk Beeld: Levien Willemse
Total body scan: te mooi om waar te zijn Vrij nieuw en begin deze eeuw overgewaaid uit Amerikaanse encla ves van rijkaards en beroemdheden: de total body scan. De meeste Nederlandse huisartsen zullen inmiddels wel eens zijn bezocht door cliënten die een verwijzing voor zo’n scan en daarmee een vergoe ding door de verzekeraar willen óf na zo’n preventief onderzoek een plek verlangen in de reguliere gezondheidszorg. Klinisch epide mioloog Sandra Spronk is stellig: “Gezonde mensen nooit naar een private kliniek verwijzen voor een total body scan en niet automa tisch naar reguliere zorg verwijzen wanneer een scan een afwijking aan het licht heeft gebracht.” Haar rede in het najaar heette: Total body scan: te mooi om waar te zijn.
Complicaties
I
Zwart scenario
n een vroeg stadium eventuele aanwijzingen krijgen voor hart- en vaatziekten of zes soorten kanker. In het kort is dát de reden waarom mensen 600 tot 1600 euro neertellen - als de verze keraar het niet vergoedt - voor een total body scan. Er zijn twee varianten. Ten eerste de preventieve Computer Tomografie scan, ofwel de CT-scan. Die duurt maximaal een kwartier. Gezien de mogelijke schadelijke effecten als gevolg van een te hoge stra lingdoses, geven de meeste aanbieders de voorkeur aan de MRI-scan, de Magnetic Resonance Imaging scan. Wie die aanbieders zijn? Private klinieken. De meeste Nederlanders wenden zich tot Duitse partijen zoals Private Scan.
Geen bewijs Voorkomen is beter dan genezen. Bovendien be taalt de verzekeraar de scan dikwijls als een huisarts iemand heeft verwezen. Niets op tegen toch, Sandra Spronk? “Dat valt nog maar te bezien”, zegt de wetenschap pelijk onderzoeker Epidemiologie. “Ik plaats drie kanttekeningen bij de total body scan: er is geen Augustijn • februari 2010
bewijs dat de levensverwachting toeneemt, vervolg onderzoek gaat gepaard met risico’s en de reguliere zorg wordt extra belast.” Dat vraagt om uitleg, te beginnen met de levensver wachting. Spronk: “Mede dankzij de steeds betere beeldvormende technieken is bij maar liefst 91 pro cent van de mensen wel iets afwijkends te vinden als je maar lang en nauwkeurig genoeg zoekt. Van een vreemd vlekje op de longen tot een afwijkende uitstulping van een bloedvat. Maar vormt die afwijking een gevaar? Meestal niet. Progressieve ziekten en snelgroeiende tumoren vind je normaal gesproken ook wel zonder een total body scan. Het zijn juist de langzaam groeiende tumoren die hier vaak als afwijking worden achterhaald. Maar er blijkt geen winst in levensverwachting te kunnen worden geboekt in vergelijking met een latere detectie daarvan.” Zij vervolgt: “Er is geen bewijs dat de total body scan meer goed doet dan kwaad. Er zijn nog geen grote randomized controlled trials gehouden om de kosteneffectiviteit van ‘screening met behulp van de total body scan’ te vergelijken met ‘geen screening’.”
Desalniettemin zullen de meeste personen met een geconstateerde afwijking aankloppen bij hun huisarts. U moet me verwijzen voor een vervolgonderzoek. Spronk: “De onnodige vervolgonderzoeken die mensen krijgen, kunnen leiden tot complicaties en aantasting van de kwaliteit van leven. Bij een enke ling heeft het zelfs overlijden tot gevolg. Er wordt bijvoorbeeld een afwijking aangetroffen en men weet niet zeker, of het een gevaarlijke laesie is of een ongevaarlijke, zoals een cyste. Dan kan een biopt worden gedaan, maar dat levert wel risico’s op. Elk additief onderzoek kan tot gevaar leiden: van infectiegevaar tot allergie en bloedingen.”
Vervolgonderzoeken verhogen bovendien de druk op de gebruikelijke gezondheidszorg. Spronk: “Als de preventieve bodyscan een grote vlucht neemt, krijg je een enorm aantal verwijzingen naar de reguliere zorg. Bij de overgrote meerderheid blijkt achteraf niets aan de hand te zijn, maar deze mensen hebben ondertussen wel wachtlijsten veroorzaakt en de plaats van echte patiënten inge nomen. Om een heel zwart scenario te schetsen: echte patiënten overlijden doordat artsen bezig zijn gezonde mensen gerust te stellen.” Kan Spronk zich een situatie voorstellen waarin een huisarts iemand met de resultaten van een total body scan in de hand wél verwijst of zelf verdere zorg levert? “Een reden voor verwijzing zou een aneurysma van de aorta kunnen zijn. Een situatie waarin de huisarts zelf zorg kan leveren, is bijvoorbeeld risicomanagement bij aanwijzingen voor hart- of vaatziekten. Je kunt dan als huisarts een statine voorschrijven.” •
31