FACULTEIT INGENIEURSWETENSCHAPPEN Vakgroep Grondslagen en geschiedenis van het recht
De opmaak van het gemeentelijk plannen- en vergunningenregister
aangeboden door Mathias Beeldens
Promotor: Prof. Dr. Baudewijn Bouckaert Scriptiebegeleider: Dhr. Tom De Waele
Scriptie ingediend tot het behalen van de academische graad van gediplomeerde in de aanvullende studies GAS – Ruimtelijke Planning
Academiejaar 2006-2007
FACULTEIT INGENIEURSWETENSCHAPPEN Vakgroep Grondslagen en geschiedenis van het recht
De opmaak van het gemeentelijk plannen- en vergunningenregister
aangeboden door Mathias Beeldens
Promotor: Prof. Dr. Baudewijn Bouckaert Scriptiebegeleider: Dhr. Tom De Waele
Scriptie ingediend tot het behalen van de academische graad van gediplomeerde in de aanvullende studies GAS – Ruimtelijke Planning
Academiejaar 2006-2007
Voorwoord Deze scriptie is de afronding van de aanvullende studies van ruimtelijke planning. Dit alles was onmogelijk zonder de hulp en de steun van een aantal mensen. Daarom wil ik van de gelegenheid gebruik maken om deze te bedanken.
Eerst en vooral wens ik mijn scriptiebegeleider, dhr. Tom De Waele, te bedanken voor de opmerkingen en de hulp die hij gegeven heeft.
Oprechte dank gaat uit naar dhr. Wim Verelst, medewerker van de GIS-cel te Beveren, voor zijn hulp bij het praktisch onderzoek en voor de suggesties ter verbetering van mijn scriptie. Zijn deskundige inbreng was een echte meerwaarde voor dit werk.
Tevens wens ik dhr. Luc Anné (dienst stedenbouw en ruimtelijke ordening Beveren), mevr. Anne Marie Van Campe (secretariaat van de opleiding) en de medewerkers van de bibliotheek van de Universiteit Gent te bedanken voor hun bereidwillige medewerking.
Ten slotte kan ik niet voorbij gaan aan de steun en het begrip van mijn ouders, broer, Lindsay, Vincent, Nathan en vrienden. Zelf ben ik blij dat ook dankzij hun steun deze scriptie tot een goed einde is gekomen.
De auteur geeft de toelating deze scriptie voor consultatie beschikbaar te stellen en delen van de scriptie te kopiëren voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder m.b.t. de verplichting de bron uitdrukkelijk te vermelden bij het aanhalen van resultaten uit deze scriptie.
Kemzeke, 9 augustus 2007
Mathias Beeldens
Overzicht Universiteit Gent, Faculteit Ingenieurswetenschappen Vakgroep Grondslagen en geschiedenis van het recht titel: “De opmaak van het gemeentelijk plannen- en vergunningenregister” auteur: Mathias Beeldens promotor: Prof. Dr. Baudewijn Bouckaert scriptiebegeleider: Dhr. Tom De Waele scriptie ingediend tot het behalen van de academische graad van gediplomeerde in de aanvullende studies GAS – Ruimtelijke Planning academiejaar: 2006-2007
De doelstelling van deze scriptie is na te gaan hoe de gemeentelijke plannen- en vergunningenregisters worden opgemaakt. Daartoe worden vooreerst het beleid en de wetgeving geanalyseerd. Het onderzoek start met de situering van de registers in de context van het zelfstandig vergunningenbeleid van de gemeenten. Vervolgens wordt bekeken welke informatie de plannen- en vergunningenregisters moeten bevatten en aan welke voorschriften en richtlijnen de registers moeten voldoen. Enkele bijzondere decretale regelingen worden kritisch besproken. Daarna wordt nagegaan welke ondersteunende initiatieven de Vlaamse overheid heeft genomen om de gemeenten te stimuleren hun registers op te maken. Ten slotte onderzoekt men wat de aansprakelijkheid van de gemeenten is in verband met de opmaak van de plannen- en vergunningenregisters, en de aansprakelijkheid van de instrumenterende ambtenaar inzake de informatieverplichtingen. Na de literatuurstudie worden de bevindingen hieruit getoetst aan een gevalstudie. Vanuit ervaringen op het terrein wordt het traject bestudeerd dat door de gemeente Beveren wordt gevolgd bij de opmaak van de nieuwe registers.
Trefwoorden: plannenregister | vergunningenregister | inzagerecht | informatisering | rechtszekerheid
INHOUDSOPGAVE 1
DE VOORWAARDEN TOT ONTVOOGDING
1
2
PLANNENREGISTER
4
2.1 Omschrijving 4 2.2 Op te nemen informatie 4 2.2.1 De plannen van aanleg en de ruimtelijke uitvoeringsplannen en hun ontwerpen 4 2.2.2 De bestaande en nieuwe rooilijnplannen 5 2.2.3 De onteigeningsplannen 6 2.2.4 De verordeningen 6 2.2.5 De ruimtelijke informatie op basis van aanverwante wetgeving die een weerslag heeft op het grondgebruik en de vergunning-verlening. 6 2.2.6 De aanduiding van de zones waarvoor een voorkooprecht geldt en die waarvoor een planbatenheffing moet betaald worden. 7 2.3 Algemene vormvoorschriften 7 2.4 Praktische uitvoering 8 2.5 Technische richtlijnen 10 2.5.1 Opmaak van de planneninventaris 10 2.5.2 Opmaak van de contourenkaart 12 2.5.3 Opmaak en uitwisseling van digitale plannen 14 2.5.3.1 Digitale plannen in rasterformaat 14 2.5.3.2 Digitale plannen in vectorformaat 17 2.6 De (stedenbouwkundige) uittreksels 18 3
VERGUNNINGENREGISTER 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.7.1 3.7.2
Omschrijving Op te nemen informatie Constructies die worden geacht vergund te zijn Vermoeden van verval van verkavelingsvergunningen Praktische uitvoering Uittreksels uit het vergunningenregister Technische richtlijnen Dossiers en stamdossiers Specificaties m.b.t. de inhoud van het vergunningenregister
20 20 20 22 25 27 29 30 30 32
4
ONDERSTEUNENDE INITIATIEVEN
34
5
AANSPRAKELIJKHEID
36
6 CASESTUDIE: OPMAAK VAN DE PLANNEN- EN VERGUNNINGENREGISTERS IN BEVEREN 40 6.1 6.2 6.2.1 6.2.2 6.3 6.4
Stand van zaken Totstandkoming van de registers Plannenregister Vergunningenregister Cartografisch materiaal Digitalisering
40 41 41 43 44 46
6.5 7
Raadpleging
BESLUIT
BIJLAGEN LITERATUURLIJST
47 49 52 72
BIJLAGEN Bijlage 1: artikelen decreet Bijlage 2: uitvoeringsbesluiten opmaak en de actualisering van het plannenregister de organisatie van het vergunningenregister uitvoering van artikel 134, §§ 2 en 3 van het decreet van 18 mei 1999 model van het uittreksel uit het plannenregister subsidievoorwaarden voor de opmaak van het eerste vergunningenregister en het eerste plannenregister
52 64 64 67 68 69 70
TABELLEN Tabel 1: Hoeveel gemeenten voldoen aan welke voorwaarden? Tabel 2: Overzicht van de rubrieken
2 11
FIGUREN Figuur 1: Voorbeeld van een contourenkaart Figuur 2: Rasterbestand van de planbedekking van een BPA Figuur 3: Rasterbestand van de legende van een BPA
13 16 17
AFKORTINGEN BPA APA RUP DRO DROG VEN IVON GIS CAD GECORO GRB
bijzonder plan van aanleg algemeen plan van aanleg ruimtelijk uitvoeringsplan decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening decreet betreffende de ruimtelijke ordening gecoördineerd op 22 oktober 1996 Vlaams Ecologisch Netwerk Integraal Verwevings- en Ondersteunend Netwerk geografisch informatiesysteem computer aided design gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening grootschalig referentiebestand
De voorwaarden tot ontvoogding 1 –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
1 De voorwaarden tot ontvoogding Het decreet houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, dat van kracht is sinds 1 mei 2000, heeft voor een volledige metamorfose van het ruimtelijk beleid in Vlaanderen gezorgd. De zorg voor een duurzame ruimtelijke ordening is voortaan de gezamenlijke opdracht van drie overheidsniveaus: het gewest, de provincies en de gemeenten. Er wordt tevens overgegaan naar een nieuw planningssysteem met structuurplannen en uitvoeringsplannen. In het decreet wordt ook een nieuwe vergunningsprocedure opgenomen, waarbij de gemeenten meer autonomie en verantwoordelijkheid krijgen. Daar waar in het “oude systeem” de gemeentelijke beslissing over vergunningsaanvragen in veel gevallen nog afhankelijk is van een voorafgaand advies van de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar, mag een gemeente
voortaan
zelfstandig
vergunningen
afhandelen
volgens
de
nieuwe
vergunningsprocedure. Dit zal de afleveringstermijn van vergunningen aanzienlijk verkleinen en een meer efficiënte behandeling garanderen. De gemeente kan erkend worden als autonome gemeente als ze voldoet aan een aantal ondersteunende voorwaarden.
Artikel 193 van het decreet stelt vijf voorwaarden, namelijk het beschikken over: - een goedgekeurd gemeentelijk structuurplan; - een gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar; - een vastgesteld plannenregister; - een vastgesteld vergunningenregister; - een register van de onbebouwde percelen.
Het voldaan zijn aan deze voorwaarden betekent niet noodzakelijk dat de gemeente reeds werkt volgens het nieuwe vergunningensysteem. Eerst moet de Vlaamse Regering vaststellen dat de gemeente effectief aan deze vijf voorwaarden voldoet, waarna deze vaststelling in het Belgisch Staatsblad wordt gepubliceerd. Vanaf de eerste dag van de tweede maand na de publicatie treedt het nieuwe systeem in die gemeente in werking voor de vanaf dan ingediende dossiers.
Aanvankelijk werd een overgangsperiode van vijf jaar ingesteld voor de overgang naar het nieuwe systeem. De gemeenten moesten aan alle ontvoogdingscriteria voldoen voor 1 mei 2005. Het werd algauw duidelijk dat deze termijn niet haalbaar was. Begin 2005 heeft de
De voorwaarden tot ontvoogding 2 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Vlaamse Regering dan ook beslist de gemeenten meer ademruimte te bieden en twee jaar uitstel te voorzien om te voldoen aan voormelde condities. In het decreet werd een sanctieregeling uitgewerkt voor de gemeenten die niet op tijd zouden beantwoorden aan alle voorwaarden.
De
voornaamste
strafmaatregel
was
dat
de
gemeenten
hun
vergunningenbevoegdheid zouden verliezen ten voordele van de provincie. Deze sanctie werd ondertussen geschrapt aangezien de deputatie dit veeleer als een nadeel beschouwde dan als een voordeel. Er hangt de gemeenten die nog niet ontvoogd zijn na 1 mei 2007 voorlopig dus nog geen directe sanctie boven het hoofd. De decreetgever behoudt echter wel de mogelijkheid om op langere termijn bepaalde sancties in te bouwen. Men stelt vast dat er momenteel nog maar 16 gemeenten1, ofwel 5% van de Vlaamse gemeenten, de dossiers behandelen volgens de nieuwe vergunningsprocedure. Uit Tabel 1 blijkt dat de opmaak van de plannen- en vergunningenregisters het belangrijkste knelpunt is, maar dat ook voor de andere voorwaarden nog een lange weg te gaan is. Het is belangrijk op te merken dat de percentages enkel aangeven aan welke voorwaarden effectief is voldaan, zonder dat een zicht geboden wordt op de voorbereidingen van de gemeenten om aan die voorwaarden te voldoen. Zo zijn er bijvoorbeeld naast de definitief goedgekeurde ruimtelijke structuurplannen ook heel veel structuurplannen in opmaak.
maart 2007 september 2005 september 2003 structuurplan 51% 21% 8% ambtenaar 79% 78% 38% plannenregister 31% 16% 3% vergunningenregister 8% 2% 0% onbebouwde percelen 50% 45% 37% Tabel 1: Hoeveel gemeenten voldoen aan welke voorwaarden?2
Het is duidelijk dat de moeilijkst te vervullen voorwaarde de opmaak van het vergunningenregister is. Het invoeren van alle dossiers in een database vergt veel werk van de gemeenten. Hoewel het opstellen van een plannenregister slechts een fractie is van de
1
www.ruimtelijkeordening.be. Op het ogenblik van het afsluiten van de tekst werken de volgende gemeenten volgens de nieuwe procedure: Avelgem, Bornem, Denderleeuw, Evergem, Genk, Hoogstraten, Kruibeke, Lommel, Maaseik, Sint-Laureins, Stabroek, Vilvoorde, Wellen, Wetteren, Wevelgem, Zwevegem. 2 BUIJS, X., “Gemeenten op 1 mei ontvoogd?”, artikel uit Lokaal nr.8, 16 april 2007, 29-31.
De voorwaarden tot ontvoogding 3 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– werkzaamheden die nodig zijn voor het opmaken van een vergunningenregister1, constateert men dat in slechts één op drie gemeenten het plannenregister conform is verklaard. Om de gemeenten te stimuleren hun registers op te maken heeft de Vlaamse overheid reeds een aantal ondersteunende initiatieven genomen. Hier wordt in de volgende capita dieper op ingegaan.
1
Parl. Hand. Vl.P. 2006-2007, nr.157, 29 maart 2007, 8. Het gestelde blijkt uit de voorlopige resultaten van een onderzoek van Deloitte over het opstellen van de registers.
Plannenregister 4 –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2 Plannenregister 2.1 Omschrijving Het plannenregister is een informatiebestand dat een geïntegreerd overzicht biedt van alle verordenende maatregelen die binnen het betrokken gebied bestaan. Het plannenregister kan worden geconsulteerd bij elke vraag naar de gebruiksmogelijkheden van een grond of gebouw. Het kan dus in elk geval worden geraadpleegd bij de beoordeling van vergunningsaanvragen voor de verificatie van de toepasselijke planningsinstrumenten. De genoemde informatie moet daarom “zoveel mogelijk per kadastraal perceel” beschikbaar zijn1.
2.2 Op te nemen informatie Krachtens artikel 92 van het decreet dient het plannenregister voor het volledige grondgebied van de gemeente minstens volgende informatie te bevatten.
2.2.1 De plannen van aanleg en de ruimtelijke uitvoeringsplannen en hun ontwerpen De bestemming en de voorschriften zoals vastgelegd in de geldende plannen van aanleg (gewestplannen en gemeentelijke plannen) en de ruimtelijke uitvoeringsplannen en ontwerpen ervan, dienen opgenomen te worden in het plannenregister. Ook voorlopig vastgestelde plannen van aanleg of voorlopig aanvaarde ruimtelijke uitvoeringsplannen moeten worden opgenomen aangezien het ontwerpplannen zijn. Ze zijn relevant voor het vergunningenbeleid, omdat ze de overheid de mogelijkheid geven negatief te anticiperen, m.a.w. ze kunnen de reden zijn om een vergunningsaanvraag te weigeren. Vandaar dat ze ook een plaats krijgen in het plannenregister. Als het ontwerpplan definitief vervallen is, omdat het te lang geduurd heeft alvorens het definitief werd goedgekeurd, moet het uiteraard niet meer opgenomen worden in het plannenregister.
In de artikelen 172 en 190 van het decreet van 18 mei 1999 heeft men een speciale regeling uitgewerkt voor de gemeentelijke plannen van aanleg die goedgekeurd zijn vóór het gewestplan. Met deze regeling wilde men grondig de bezem halen door de wildgroei van met 1
MARTENS, B. en EMPEREUR, E., “Ruimtelijke ordening. Hete hangijzers voor de onderneming”, Antwerpen, Maklu, 1999, 80.
Plannenregister 5 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– het gewestplan strijdige BPA’s en APA’s uit het verleden. In verschillende gemeenten bestonden immers veel interpretatieproblemen met betrekking tot vooral oudere plannen die al dan niet geheel of gedeeltelijk in strijd waren met het later vastgestelde gewestplan1.
De vervalregeling houdt in dat alle BPA’s en APA’s die dateren van vóór het gewestplan van rechtswege worden geacht opgeheven te zijn, tenzij de gemeente tegen uiterlijk 1 augustus 2000 een gemotiveerd voorstel doet aan de gewestelijke planologische ambtenaar om de plannen die niet strijdig zijn met het gewestplan te behouden en op te nemen in het plannenregister. Als de Vlaamse regering vóór 1 mei 2001 hierover geen beslissing heeft genomen, wordt het verzoek van de gemeente geacht goedgekeurd te zijn en kunnen de plannen opgenomen worden in het plannenregister. Als de Vlaamse Regering beslist dat een plan niet behouden wordt in het plannenregister, vervalt het plan op de datum van de publicatie bij uittreksel van deze beslissing in het Belgisch Staatsblad. Het feit dat dit plan als basis dient van vergunningen, is geen reden om het te behouden en dus op te nemen in het plannenregister. Eens vergunningen toegekend zijn, zijn ze autonoom en dus losgekoppeld van het feit of het plan op basis waarvan de vergunning werd toegekend blijft bestaan of niet.
2.2.2 De bestaande en nieuwe rooilijnplannen De rooilijnplannen geven het verloop van de grenslijn tussen openbaar en privaat domein weer en dienen opgenomen te worden in het plannenregister. Het rooilijnplan is een verouderd instrument. De meeste rooilijnplannen dateren van lang geleden, zijn voorbijgestreefd of misschien zelfs niet meer leesbaar. Als de gemeente het nodig acht deze oude rooilijnplannen te behouden omdat ze nog gebruikt worden voor het beoordelen van dossiers, dan moeten deze plannen opgenomen worden in het plannenregister. Als dit niet het geval is moet de gemeente via een gemeenteraadsbeslissing het verval van het rooilijnplan bekrachtigen. Het plan verliest dan zijn rechtskracht en moet niet opgenomen worden in het register.
De rooilijn wordt nu meestal vastgelegd in verkavelingsplannen, BPA’s of ruimtelijke uitvoeringsplannen. Als op een gebied waar een rooilijnplan van toepassing was, later bijvoorbeeld een BPA wordt opgesteld, moet dit oude rooilijnplan niet meer opgenomen
1
BOUCKAERT, B. en DE WAELE, T., “Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw in het Vlaamse Gewest”, Brugge, Vanden Broele, 2004, 151-152.
Plannenregister 6 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– worden in het plannenregister. In principe bevat het BPA de nieuwe rooilijnen en vervalt het oude rooilijnplan dus van rechtswege.
2.2.3 De onteigeningsplannen De onteigeningsplannen die niet in het kader van de ruimtelijke ordening zijn opgemaakt, moeten niet in het plannenregister worden opgenomen. Artikel 92 van het decreet vermeldt enkel “de onteigeningsplannen”. Men kan in eerste instantie dus interpreteren dat alle onteigeningsplannen moeten opgenomen worden. De Memorie van Toelichting vermeldt echter: “… de rooilijnplannen, de onteigeningsplannen en de verordeningen in uitvoering van dit decreet.” Daarom moeten enkel de onteigeningsplannen in uitvoering van de wetgeving van ruimtelijke ordening opgenomen worden, dus niet de onteigeningsplannen van bijvoorbeeld NMBS, Aquafin, en dergelijke. Het is echter wel zinvol om alle onteigeningsplannen op te nemen in het plannenregister. Het decreet vermeldt immers ook dat “de informatie met betrekking tot de bescherming door andere wetgeving die een gevolg heeft voor het gebruik van de grond in de zin van dit decreet” moet opgenomen worden (zie verder).
2.2.4 De verordeningen De bouw-, stedenbouwkundige- en verkavelingsverordeningen moeten opgenomen worden in het plannenregister. Dit zijn louter tekstuele gegevens die meestal van toepassing zijn op het volledige grondgebied van de gemeente. In sommige gevallen hebben ze echter betrekking op slechts
een
gedeelte
van
het
gemeentelijke
grondgebied.
Men
merkt
op
dat
verkavelingsplannen volgens het decreet niet moeten opgenomen worden. Ze horen thuis in het vergunningenregister.
2.2.5 De ruimtelijke informatie op basis van aanverwante wetgeving die een weerslag heeft op het grondgebruik en de vergunningverlening. In het plannenregister kan informatie opgenomen worden over andere regelgeving die een weerslag heeft op het grondgebruik en de vergunningverlening, maar die niet het gevolg is van de toepassing van het nieuwe decreet. Hierbij wordt in de eerste plaats gedacht aan de directe invloed op de vergunningverlening ten gevolge van gebiedsaanduidingen of beschermende maatregelen die volgen uit andere wetgeving (bijvoorbeeld een bescherming uit het duinendecreet, het bosdecreet of het decreet natuurbehoud, of een bescherming als
Plannenregister 7 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– monument, stads- of dorpgezicht)1. De Vlaamse Regering heeft een volledige lijst opgesteld van de informatie over de wetgeving die in dat kader kan worden opgenomen in het plannenregister. Deze lijst werd opgenomen in de aanvullende technische richtlijnen voor de opmaak van het plannenregister van 1 augustus 2002 (zie verder).
Merk op dat de gemeenten niet verplicht zijn deze gegevens op te nemen in het plannenregister. Ze maken geen voorwerp uit van de conformverklaring van het plannenregister. Aangezien ze bruikbaar zijn bij het verlenen van vergunningen is het uiteraard wel interessant deze gegevens bij te houden.
2.2.6 De aanduiding van de zones waarvoor een voorkooprecht geldt en die waarvoor een planbatenheffing moet betaald worden. In het plannenregister van de gemeente worden de goederen aangeduid die onderworpen zijn aan het voorkooprecht. Tevens moet aangegeven worden voor welke delen van de plannen een planbatenheffing verschuldigd is.
2.3 Algemene vormvoorschriften In het besluit van de Vlaamse Regering van 5 mei 2000 houdende bepaling van de nadere regels voor de opmaak en de actualisering van het plannenregister (B.S. 23 mei 2000) werden de vormvoorschriften waaraan een plannenregister moet voldoen vastgesteld. Het gaat om minimale voorschriften, m.a.w. de gemeente is vrij om een uitgebreider register samen te stellen. Het plannenregister wordt bij voorkeur digitaal opgemaakt met behulp van een Geografisch Informatie Systeem (GIS), maar een analoog of papieren register is ook toegelaten. De digitale uitwerking in een GIS geniet de voorkeur omdat het een belangrijke meerwaarde op vlak van beheer, archivering, bevraging, analyse en visualisatie oplevert. Zodoende laat het digitaal werken een dynamischer gebruik toe en kan het er op termijn voor zorgen dat het overheidswerk sneller en efficiënter verloopt.
Los van de fysische vorm bepaalt het uitvoeringsbesluit dat het plannenregister uit drie gedeelten bestaat met onderlinge verwijzingen: een planneninventaris, een contourenkaart en de vigerende plannen en verordeningen. 1
DESAIR, E., “Overgangs- en opheffingsbepalingen”, in X., Ruimtelijke ordening en stedenbouw op nieuwe wegen?”, Brussel, De Boeck-Larcier, 2001, 259.
Plannenregister 8 –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
- De planneninventaris is een tabel die een overzicht geeft van al de plannen en verordeningen die in het plannenregister moeten opgenomen worden. Voor elk plan is een uniek identificatienummer voorzien. - De eigenlijke plannen zijn de originele papieren plannen met de handtekening van de goedkeurende instantie op. - De contourenkaart is een grafische samenvatting van al de plannen of gedeelten van plannen die in het register moeten worden opgenomen. De contouren van de nog van kracht zijnde of conform de vervalregeling weerhouden plangedeelten worden afgebakend en verzameld op een of meerdere overzichtskaarten. Elke contour verwijst via hetzelfde uniek identificatienummer naar zowel de inventaris als naar de eigenlijke plannen. De meerwaarde van de contourenkaart is dat de eigenlijke plannen zelf niet bewerkt moeten worden en dat het probleem van verschillende schaalniveaus wordt ondervangen1.
2.4 Praktische uitvoering De gemeenten moeten in eerste instantie hun relevante plannen inventariseren. Op deze taak heeft het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed (Departement RWO, i.e. het vroegere AROHM) geanticipeerd door iedere gemeente een tabel aan te bieden, die ze zelf al heeft ingevuld voor wat betreft de plannen waarover ze zelf genoeg gegevens heeft. De gemeente moet er rekening mee houden dat deze informatie niet compleet is en fouten kan bevatten. De aangeboden tabel is enkel een hulp- en controlemiddel, in het bijzonder voor de gemeenten die nog van nul moeten beginnen. Als de gemeente de tabel volledig heeft ingevuld, kan deze dienen als inventaris van de plannen. De manier waarop deze aanvulling dient te gebeuren, is beschreven in de technische richtlijnen (zie verder). Als de planneninventaris is vervolledigd met al de relevante plannen kan de gemeente de grafische samenvatting van alle plannen, d.i. de contourenkaart aanmaken.
Als de gemeente klaar is met het opstellen van het plannenregister, moet de gemeenteraad het register vaststellen. Artikel 190 van het decreet bepaalt dat de vaststelling moet gebeuren uiterlijk tegen 1 mei 2001. Deze datum is een termijn van orde2. Dit wil zeggen dat er geen concrete sancties bepaald zijn als het plannenregister pas later wordt vastgesteld. In het besluit 1 2
www.ruimtelijkeordening.be. Parl.St. Vl.P. 2000-2001, stuk 627, nr. 2, 18.
Plannenregister 9 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– moet een volledige lijst van de plannen uit het plannenregister opgenomen worden met verwijzing naar de eventuele digitale bestanden. Vervolgens zendt het college van burgemeester en schepenen per aangetekend schrijven een afschrift van het plannenregister naar de planologische ambtenaar. Dit afschrift bestaat uit de planneninventaris en de contourenkaart, beiden opgemaakt volgens de technische richtlijnen. De plannen zelf moeten niet opgestuurd worden1. Om de authenticiteit van de documenten te waarborgen krijgen de planneninventaris en de contourenkaart de vermelding “plannenregister van (gemeente) zoals vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van (datum)” en worden ze voorzien van een stempel en handtekening van burgemeester en secretaris. De planologische ambtenaar brengt binnen het jaar nadat het plannenregister werd verzonden verslag uit bij de Vlaamse Regering. Binnen 120 dagen na ontvangst van dit verslag beslist de Vlaamse Regering of het plannenregister conform wordt verklaard en stuurt die beslissing naar het college binnen tien dagen na de beslissing.
Het decreet legt de gemeente de taak op het plannenregister te actualiseren en ter inzage te leggen van het publiek2. Iedereen kan op de technische dienst van de gemeente op aanvraag en tegen kostenvergoeding een uittreksel van het databestand bekomen. Om te verzekeren dat het register actuele informatie bevat, is voor de overheden die de plannen of verordeningen opmaken de verplichting ingelast uiterlijk binnen 45 dagen na de vaststelling of goedkeuring de stukken door te sturen naar de gemeenten. Binnen 14 dagen na ontvangst moet de gemeente dit dan opnemen in het plannenregister.
Het plannenregister is dus een belangrijk gegevensbestand, dat in grote mate tegemoet komt aan de noden die bestonden in de bestaande regeling van het coördinatiedecreet. De praktijk heeft uitgewezen dat de terinzagelegging van de verordenende plannen in vele gevallen onvolledig was, zeker wanneer het oudere gemeentelijke plannen van aanleg betrof3. Het plannenregister heeft het voordeel dat het op elk moment de actuele voorschriften bevat, en meteen ook àlle relevante voorschriften. Het feit dat men, naast de plannen van aanleg en de ruimtelijke uitvoeringsplannen, ook andere data opneemt zoals met betrekking tot de
1
Zie artikel 16 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 mei 2000 houdende bepaling van de nadere regels voor de opmaak en de actualisering van het plannenregister, B.S. 23 mei 2000. 2 Zie artikel 134 §2 van het decreet. 3 FLAMEY, P. en GHYSELS, J., “Ruimtelijke ordening en stedenbouw anno 2001”, Diegem, Kluwer, 2000, 9.
Plannenregister 10 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– onteigeningen en rooilijnen, wijst duidelijk op de noodzaak de informatieverstrekking zo volledig mogelijk te maken.
2.5 Technische richtlijnen Om de opmaak van de plannenregisters te harmoniseren heeft het Departement RWO in samenwerking met het Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen (AGIV)1 een aantal technische richtlijnen opgesteld voor: - de opmaak van de inventaris van de opgenomen plannen; - de analoge opmaak van de contourenkaart; - de digitale opmaak van de contourenkaart; - de opmaak en uitwisseling van digitale plannen. De richtlijnen sluiten aan bij het uitvoeringsbesluit met betrekking tot de opmaak en actualisering van het plannenregister.
2.5.1 Opmaak van de planneninventaris Elk plan heeft een uniek identificatienummer waarmee het wordt opgenomen in het plannenregister.
Volgens
de
technische
richtlijnen
omtrent
de
opmaak
van
de
planneninventaris bestaat deze unieke identificatie uit een rubriek-, een stam- en een volgnummer. Het rubrieknummer geeft het soort plan weer. Onderstaande tabel2 geeft een overzicht van alle soorten plannen en verordeningen die moeten opgenomen worden in het plannenregister, met bijhorende rubrieknummer. Momenteel zijn er 15 verplicht en 22 niet verplicht op te nemen rubrieken voorzien. De lijst geeft de rubrieken weer zoals opgenomen in de richtlijn aangaande de opmaak van een tabel met de planneninventaris voor het plannenregister, versie 1.1. Men merkt op dat het verkavelingsplan niet in deze lijst is opgenomen, wat in strijd is met de lijst van de eerste richtlijn (versie 1.0). Als men wel verkavelingsplannen opneemt in het plannenregister, zal dit geen basis vormen voor nietconformverklaring.
1
Opvolger van het Ondersteunend Centrum GIS-Vlaanderen, dat tot 1 april 2006 afdeling van de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) was. 2 Zie de richtlijn aangaande de opmaak van een tabel met de planneninventaris voor het plannenregister, versie 1.1, augustus 2002, beschikbaar via www.ruimtelijkeordening.be.
Plannenregister 11 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Verplicht op te nemen 2.12 Gewestelijk RUP 2.13 Provinciaal RUP 2.14 Gemeentelijk RUP 2.15 Recht van voorkoop
Vrij op te nemen 2.45 Andere rooilijnplannen 2.51 Onteigeningsplan voor econ. expansie 2.53 Andere onteigeningsplannen 3.01 Woningbouwgebieden/ woonvernieuwingsgebieden
2.22 Gewestplan
3.03 Bijzondere gebieden recht van voorkoop (huisvesting)
2.23 APA
4.01 Beschermde monumenten
2.24 BPA 2.31 Bouwverordening (DROG) 2.32 Verkavelingsverordening (DROG)
4.02 Beschermde landschappen 4.03 Beschermde stads- en dorpzichten 4.04 Beschermde archeologische monumenten en zones 2.33 Stedenbouwkundige verordening (DRO) 5.01 Duinendecreet 2.34 Verkavelingsverordening (DRO) 5.02 Ramsar 2.41 Gewestelijk rooilijnplan 5.03 Vogelrichtlijngebieden 2.42 Provinciaal rooilijnplan 5.04 Habitatrichtlijngebieden 2.43 Gemeentelijk rooilijnplan 5.05 VEN/IVON 2.52 Onteigeningsplan 5.06 Natuurreservaten 5.07 Recht van voorkoop goedgekeurde uitbreidingszone van natuurreservaten 5.08 Bosreservaten 5.09 Oppervlaktewateren 5.10 Afbakening waterwingebieden en beschermingszones 6.10 Landinrichting 6.20 Ruilverkaveling 6.30 Natuurinrichting Tabel 2: Overzicht van de rubrieken
Het stamnummer en het volgnummer zijn unieke nummers voor elk plan binnen een bepaalde rubriek. Het planidentificatienummer bevat de combinatie van het rubriek-, stam- en volgnummer, onderling gescheiden door een liggend streepje. Het planidentificatienummer van een gemeentelijk RUP kan bijvoorbeeld zijn: 2.14_23_3. Hierbij is “2.14” het rubrieknummer, “23” het stamnummer en “3” het volgnummer van het plan.
In de tabel die dient als planneninventaris dienen de hoger vermelde nummers opgenomen te worden, samen met:
Plannenregister 12 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– - de NIS-code van de (deel-)gemeente; - de (deel-)gemeentenaam; - het type van het plan, d.w.z. betreft het een oorspronkelijk plan, een gedeeltelijke of een volledige wijziging; - het stadium waarin het plan zich bevindt, d.w.z. is het een ontwerpplan, een goedgekeurd of een in herziening gesteld plan; - de datum van goedkeuring; - de naam van het plan; - het planidentificatienummer voor een met het bewuste plan gerelateerd plan; - het dossiernummer gehanteerd door de gemeente en het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. - de naam van de goedkeurende instantie (optioneel); - de naam van een contactpersoon (optioneel); - alle soorten opmerkingen (optioneel).
2.5.2 Opmaak van de contourenkaart In de technische richtlijnen omtrent de contourenkaart1 wordt de “contour” gedefinieerd als de aanduiding van de grens van het gebied waarvoor het plan of de verordening geldig is. Een contour kan betrekking hebben op een volledig plan of op een gedeelte van een plan. Enkel de contouren van de nog van kracht zijnde plannen, plangedeelten of verordeningen moeten in het kader van het plannenregister weergegeven worden op overzichtskaarten. Er zijn in principe dus geen overlappingen binnen één planrubriek. Uiteraard moeten de contouren van plannen of plangedeelten die conform de vervalregeling weerhouden worden in het register ook opgenomen worden. De contouren moeten ook “uitgesloten stukken” aanduiden, m.a.w. als een gedeelte van een plan (bijv. een BPA) van goedkeuring onthouden wordt, dan moet de contour van dit plan dit ook afbakenen (eventueel als “eiland”). Men merkt op dat men in het uitvoeringsbesluit2 bij de regels met betrekking tot de rooilijnplannen en onteigeningsplannen melding maakt van het begrip “omschrijvende veelhoek” in plaats van “contour”. Dit is omdat op sommige onteigeningsplannen en op de
1
Aanbeveling voor de digitale uitwisseling van contouren van het plannenregister, versie 1.1, juni 2000, beschikbaar via het AGIV. 2 Besluit van de Vlaamse Regering van 5 mei 2000 houdende bepaling van de nadere regels voor de opmaak en de actualisering van het plannenregister, B.S. 23 mei 2000.
Plannenregister 13 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– meeste rooilijnplannen geen duidelijk afgelijnde zone aangegeven wordt. Het kan volstaan de contour voor te stellen als de veelhoek van de zone waarop het plan als geheel betrekking heeft. De omschrijvende veelhoek is dan een veelhoek met minimaal vier hoekpunten die de ligging van het plan zo nauwkeurig mogelijk afbakent. Het is dus eigenlijk een zeer ruw geschetste contour met een beperkt aantal punten. Het gaat echter weer om minimale voorschriften. Als het mogelijk is een contour te tekenen, is het beter dit ook te doen.
Figuur 1: Voorbeeld van een contourenkaart
In het voorbeeld zijn een aantal contouren en planidentificatienummers weergegeven1. Het hangt van het aantal plannen en de grootte van de gemeente af, of alle plansoorten samen op één overzichtskaart worden getekend of dat per rubriek een nieuwe overzichtskaart wordt getekend. De gemeente bepaalt zelf wat in haar geval de duidelijkste voorstelling is. Als al de contouren en omschrijvende veelhoeken op één kaart komen worden de verschillende soorten plannen en verordeningen best gegroepeerd conform hun rubrieknummer in de planneninventaris. Men gebruikt dan best een verschillende kleur per rubriek, zoals in het voorbeeld.
1
Richtlijn aangaande de analoge opmaak van contouren van plannen en verordeningen voor het plannenregister, versie 1.0, 1 mei 2000, beschikbaar via www.ruimtelijkeordening.be.
Plannenregister 14 –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2.5.3 Opmaak en uitwisseling van digitale plannen Het Departement RWO heeft in samenwerking met het AGIV richtlijnen opgesteld voor de digitale uitwisseling van plannen. De bedoeling hiervan is efficiënte uitwisseling en gemeenschappelijk gebruik van digitale gegevens mogelijk te maken. Men maakt onderscheid tussen twee soorten gegevens, nl. raster- en vectordata. Een vectorbestand is een geografisch bestand dat bestaat uit gegevens die worden weergegeven door punten, lijnen en vlakken. Een rasterbestand is opgebouwd op basis van een rooster met (meestal) gelijke cellen en is minder gevarieerd dan een vectorbestand.
2.5.3.1 Digitale plannen in rasterformaat De plannen weerhouden in het plannenregister worden door het Departement RWO digitaal gearchiveerd onder de vorm van gescande en gegeorefereerde rasterbeelden (zie verder). Deze archieven worden ter beschikking gesteld aan de gemeenten. Indien de gemeente de plannen zelf wenst in te scannen, moet de aanbeveling voor de opmaak en uitwisseling van digitale plannen van het plannenregister in rasterformaat1 gevolgd worden. Deze richtlijnen zijn vrij technisch van aard. Het digitaal archief kan worden gebruikt om plannen snel te visualiseren (bijv. in een GIS), doch vervangt de originele plannen die deel uitmaken van het plannenregister niet. Het opmaken van een dergelijk archief is niet verplicht, maar wordt wel aanbevolen.
De keuze van een rasterformaat voor digitale opmaak berust op onder andere volgende uitgangspunten: - de realisatie van een digitale archivering van een (oud) analoog plan; - het mogelijk maken van een eenvoudige overdracht en uitwisseling binnen de overheidsinstanties op verschillende niveaus (gemeentelijk, provinciaal, gewestelijk); - het vastleggen van de eenduidigheid en beschikbaarheid van het plan in het plannenregister; - de mogelijkheid om het rasterbeeld als achtergrondkaart voor vectoriële digitalisatie van de contourenkaart van het plannenregister te stimuleren;
1
Aanbeveling voor de opmaak en uitwisseling van digitale plannen van het plannenregister in rasterformaat, versie 1.0, februari 2001, beschikbaar via het AGIV.
Plannenregister 15 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– - door de verschillende schaalniveaus, nauwkeurigheden, legende-eenheden en gebruikte of verouderde referentiekaarten is het soms niet opportuun om een eenduidig vectorieel GISformaat te vragen; - de raadpleging van deze documenten binnen een GIS of intranet-omgeving promoten; - het eenvoudig raadplegen van rasterbeelden in een viewer.
Met het ‘plan’ bedoelt men meer specifiek de geldende plannen van aanleg, de rooilijnplannen en de onteigeningsplannen of betrokken plangedeelten weerhouden in het conform verklaarde gemeentelijk plannenregister. De analoge plannen zijn de originele papieren plannen met de handtekeningen van de goedkeurende instantie erop. De resulterende bestanden omvatten minimaal: - de rooilijnplannen en onteigeningsplannen in rasterformaat; - de geldende plannen van aanleg in rasterformaat en “gegeorefereerd met een middenschalige nauwkeurigheid”. Georefereren is het ruimtelijk positioneren van de plannen in een bepaald coördinatenstelsel. Dit heeft tot doel dat de plannen praktisch naadloos aan elkaar kunnen gezet worden en in een GIS-systeem boven andere lagen (bijv. gewestplannen) kunnen worden geplaatst. Dit moet men niet doen met de rooilijnplannen en onteigeningsplannen omdat door o.a. varianten, ouderdom, schaalniveau, referentiemateriaal of kwaliteit van het plan het niet altijd eenduidig is om deze plannen te georefereren. ‘Middenschalige nauwkeurigheid’ wil zeggen dat de informatie wordt voorgesteld op schaal 1/10.000. Grootschalige gegevens worden conventioneel voorgesteld op schalen tussen 1/250 en 1/2500, zoals gebouwen, vastgoedpercelen en wegenis.
Bij de digitalisatie of het omvormen van analoge plannen naar een digitaal bestand in rasterformaat moet men met een aantal criteria rekening houden. Algemeen worden volgende stappen genomen om een analoog document om te zetten in een digitaal rasterdocument: 1. Plan: eventueel opschonen en repareren. 2. Scanning: het plan wordt in de scanner geplaatst. Vervolgens stelt men diverse parameters in zoals papiersoort, rasterformaat, grijs- of kleurwaarde, filtering, afmeting van de tekening, speckle-removal (verwijderen van vlekjes),… Als men het scanningsproces start, ontstaat een digitaal rasterbeeld van het plan in een rasterformaat.
Plannenregister 16 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– 3. Rasterrotatie en –controle: onvolkomenheden uit de rasterfase worden indien nodig gecorrigeerd, bijv. het rechtzetten van de tekening, het bepalen van afwijkingen van het origineel ten gevolge van rek en krimp,… 4. Georeferentie. 5. Opsplitsing van het rasterbeeld in afzonderlijke bestanden: afhankelijk van de techniek (o.a. de snelheid) van de gebruikte soft- en hardware kan de georeferentie van het kaartgedeelte van het plan plaatsvinden, na de opsplitsing in afzonderlijke bestanden. Minimaal de volgende bestanden moeten worden gegenereerd: het plan (= alle informatie op het plan aanwezig, bijv. legende, noordpijl, planbedekking, handtekening,…), de planbedekking (= het kaartgedeelte van het plan) en de legende (= verklaring van de symboliek, het opschrift,…).
Figuur 2: Rasterbestand van de planbedekking van een BPA
Plannenregister 17 –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
Figuur 3: Rasterbestand van de legende van een BPA
6. Opslaan op cd-rom: de documenten worden opgeslagen op cd-rom en kunnen afgedrukt worden.
Het digitaal rasterbestand kan ook aangemaakt worden via omvorming van een digitaal vectorieel bestand. Het vectorieel bestand kan digitaal worden opgebouwd binnen een GIS- of CAD-omgeving. Bij overdracht naar derden is het wenselijk om over een rasterbestand te beschikken. De ontvanger van deze informatie beschikt doorgaans niet over de juiste GIS- of CAD-software om op basis van de vectoriële bestanden de juiste digitale output te genereren. Een digitaal plan in vectorformaat is immers opgebouwd door het samenvoegen van symbolen, figuren, referentiekaarten,… binnen een bepaalde GIS- of CAD-omgeving. Het is vaak technisch niet haalbaar om voor elk specifiek plan de specifieke digitale informatie op te vragen en te hanteren.
2.5.3.2 Digitale plannen in vectorformaat Het opmaken van digitale plannen in vectorformaat vergt voldoende kennis met betrekking tot GIS. In deze tekst beperkt men zich tot de algemene lijnen. Voor de technische details verwijst men naar de richtlijn voor de digitale uitwisseling van ruimtelijke uitvoeringsplannen in vectorformaat1. Deze richtlijn heeft als doel een efficiënte uitwisselbaarheid en integratie van ruimtelijke uitvoeringsplannen van de verschillende planniveaus mogelijk te maken, bijvoorbeeld voor toepassingen in het kader van het plannen- en vergunningenregister of in functie van de ruimteboekhouding van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Net als de digitale rasterbestanden vervangen de digitale vectorbestanden de originele plannen die deel 1
Richtlijn voor de digitale uitwisseling van ruimtelijke uitvoeringsplannen in vectorformaat, versie 1.0, 1 oktober 2001, beschikbaar via www.ruimtelijkeordening.be.
Plannenregister 18 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– uitmaken van het plannenregister niet en maken op zich dus geen deel uit van het plannenregister. Ze kunnen wel gebruikt worden om de contourenkaart te realiseren of opgenomen worden in GIS-toepassingen (bijvoorbeeld elektronische loketten).
Als een ruimtelijk uitvoeringsplan digitaal wordt opgemaakt moet bovengenoemde richtlijn gevolgd worden. Gemeenten zijn niet verplicht hun ruimtelijke uitvoeringsplannen digitaal op te maken. Daarvoor is geen decretale basis. Als een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan niet digitaal wordt opgemaakt, dient toch maximaal rekening gehouden te worden met de logica en principes van de richtlijn, opdat een efficiënte digitalisatie later mogelijk zou blijven. Het Vlaams Gewest en de provincies zijn wel verplicht de ruimtelijke uitvoeringsplannen digitaal op te maken. Bovendien moeten ze na de definitieve vaststelling van gewestelijke en provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen de plannen met bijhorende voorschriften digitaal bezorgen aan de betreffende gemeenten, die ze dan kunnen opnemen in hun plannenregister1.
2.6 De (stedenbouwkundige) uittreksels Artikel 135 van het decreet voorziet in de afgifte van “stedenbouwkundige uittreksels” door de gemeente. Het stedenbouwkundig uittreksel bestaat uit een uittreksel uit het plannen- en vergunningenregister voor de percelen waarvoor een aanvraag wordt ingediend. Het vervangt het stedenbouwkundig attest nr.1 in de gemeenten die reeds over een goedgekeurd plannenén vergunningenregister beschikken, vanaf het moment dat dit in het Belgisch Staatsblad is vastgesteld2. Door de algemeenheid van de verstrekte informatie heeft het document een louter informatieve waarde, wat niet wegneemt dat de gemeente gehouden is foutloze en nauwkeurige informatie te verstrekken. Als kan aangetoond worden dat de overheid daarin te kort schiet, kan zij aansprakelijk gesteld worden3.
Volgens artikel 134§2 van het decreet kunnen belanghebbenden een “uittreksel” uit het plannenregister aanvragen als ze de voorschriften en de zonering van een perceel willen 1
Zie artikel 8 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 mei 2000 houdende bepaling van de nadere regels voor de opmaak en de actualisering van het plannenregister, B.S. 23 mei 2000. 2 Zie artikel 199 §1 van het decreet. 3 Zie LUST, S., “De aansprakelijkheid van de overheid voor foutieve informatie in een stedenbouwkundig attest”, en RASSCHAERT, W., “Over de aansprakelijkheid van de overheid bij het afleveren van een foutief stedenbouwkundig attest en de mogelijkheid om een vergunning alsnog te weigeren na het afleveren van een gunstig attest”, beide als noot onder Gent, 20 december 2002, resp. R.A.B.G. 2003, 868 en T.R.O.S. 2003, 376.
Plannenregister 19 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– kennen. Een uittreksel van het plannenregister kan iedereen op aanvraag krijgen binnen een termijn van 30 dagen na betaling van de kosten. De planologische en stedenbouwkundige ambtenaren kunnen onmiddellijk een gratis uittreksel ontvangen. De retributie die het gemeentebestuur vraagt bestaat uit de gemaakte onkosten (postzegels, kopies,…) en een tegemoetkoming voor de gemaakte kosten voor opzoeking. Het uittreksel is immers geen kant-en-klaar bestuursdocument dat de gemeente in de kast heeft liggen. Er gaat opzoekingswerk aan vooraf en het vergt tijd de verzamelde informatie op gestructureerde wijze weer te geven.
Het uittreksel uit het plannenregister kan elke moment worden aangevraagd in die gemeenten die reeds over een goedgekeurd plannenregister beschikken1. Men merkt op dat sommige gemeenten het moment van de vaststelling in het Belgisch Staatsblad als het ogenblik hanteren waarop duidelijkheid is of de gemeente over een goedgekeurd plannenregister beschikt. In het Belgisch Staatsblad wordt echter enkel gepubliceerd dat een gemeente zowel een goedgekeurd plannen- als vergunningenregister heeft.
Het uittreksel uit het plannenregister geeft een overzicht van de ruimtelijke instrumenten (ruimtelijke uitvoeringsplannen, plannen van aanleg, verordeningen,…) die van kracht zijn op een of meer percelen. Het overzicht geeft slechts de situatie weer zoals deze bekend is op de datum van de opmaak van het formulier. De verstrekte informatie betreft met andere woorden een momentopname. Het overzicht bevat minimaal de plannen en verordeningen zoals die opgenomen zijn in het conform verklaarde plannenregister, aangevuld met de actualisaties.
In het Ministerieel Besluit van 7 februari 2003 houdende bepaling van het model van het uittreksel uit het plannenregister (B.S. 4 april 2003) werden de minimale vormvoorschriften waaraan een uittreksel moet voldoen vastgelegd. Wat de plannen betreft moet het uittreksel uit het plannenregister de naam van het plan, de datum van goedkeuring en de eventuele bestemmingen en stedenbouwkundige voorschriften bevatten. Wat de verordeningen betreft moet het uittreksel minimaal de naam van de verordening, de datum van goedkeuring en het beschikkend gedeelte bevatten.
1
Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten, “Toelichting inlichtingenformulier vastgoedinformatie”, 8 september 2004, 2.
Vergunningenregister 20 –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
3 Vergunningenregister 3.1 Omschrijving Het vergunningenregister is een gedigitaliseerd gegevensbestand dat voor het hele grondgebied van de gemeente informatie met betrekking tot de stedenbouw en de ruimtelijke ordening bevat. De gegevens worden op kadastrale perceelsbasis opgeslagen. Het vergunningenregister wordt door de gemeente opgemaakt en bijgewerkt. Aan de hand van het vergunningenregister kan men eenvoudig nagaan welke vergunningen werden verleend voor welke percelen, waardoor de wettelijkheid van een bestaande toestand kan worden geverifieerd. De goedkeuring van het vergunningenregister is één van de vijf voorwaarden waaraan een gemeente moet voldoen opdat ze op autonome wijze vergunningen zou kunnen afleveren in het nieuwe stelsel.
3.2 Op te nemen informatie Volgens artikel 96 §1 van het decreet moet het vergunningenregister voor het gehele grondgebied van de gemeente minstens de volgende informatie bevatten per kadastraal perceel: - de kadastrale identificatie (het kadastraal nummer) en de adressering (het huisnummer en de straatnaam); - de verleende stedenbouwkundige attesten; - alle
aanvragen
voor
een
stedenbouwkundige
vergunning
en/of
voor
een
verkavelingsvergunning met de identiteit van de aanvrager; - elke getroffen beslissing met betrekking tot die aanvragen, zelfs in beroep en zelfs bij stilzwijgende beslissingen; - het
eventueel
ingetreden
verval
van
een
stedenbouwkundige
vergunning
of
verkavelingsvergunning; - de processen-verbaal die zouden opgesteld zijn met betrekking tot stedenbouwinbreuken, het gevolg dat hieraan is gegeven tot en met de mogelijke uitspraak van de rechter en de uitvoering van de mogelijke herstelmaatregel; - de vermelding van elk rechtsmiddel dat aangewend wordt tegen de uitspraken en de uiteindelijke beslissingen van de rechter;
Vergunningenregister 21 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– - het verschuldigd zijn van een planbatenheffing en desgevallend het bewijs van betaling van die heffing.
Artikel 191 §1 van het decreet bepaalt welke informatie over de in het verleden behandelde dossiers moet opgenomen worden in het ontwerp van het vergunningenregister. De opsomming die in dat artikel opgenomen wordt, verschilt enigszins van de opsomming die hierboven wordt gegeven. De opsomming met betrekking tot het ontwerp van het vergunningenregister is verplichtend en limitatief, terwijl deze van artikel 96 §1 wel verplichtend, doch niet limitatief is. Het ontwerp van het vergunningenregister moet de gegevens bevatten, “zoveel mogelijk per kadastraal perceel” en “voor zover beschikbaar”. Het eigenlijke vergunningenregister daarentegen bevat “minstens” de opgesomde informatie, “voor het hele grondgebied van de gemeente (…) per kadastraal perceel”. Het is logisch dat er verschillen zijn in de weergave van de op te nemen informatie. De gegevens in het vergunningenregister zelf hebben te maken met de huidige en toekomstige informatie (volgens de nieuwe reglementering), terwijl de informatie in het ontwerp van het vergunningenregister betrekking heeft op de weergave van de bestaande, historische toestand (volgens de vorige reglementering)1.
De op te nemen informatie is, in tegenstelling tot het plannenregister, perceelsgebonden. Volgens de memorie van toelichting bij het ontwerp van het decreet2 bevat deze informatie ook de procedures voor de Raad van State en de correctionele of burgerlijke rechtbanken. Daarnaast kan de Vlaamse Regering bepalen dat de gemeente ook bijkomende ruimtelijke gegevens in het vergunningenregister dient op te nemen (artikel 96 §2 van het decreet). Hierbij wordt in de eerste plaats gedacht aan gegevens betreffende het onroerend overheidspatrimonium. Het eigen patrimoniumbeheer van de overheden is soms weinig gericht op ruimtelijke kwaliteit. Een eerste vereiste om terzake eventueel tot afspraken te kunnen komen is dat de gemeenten een kijk krijgen op de openbare instellingen of overheden die in hun gemeente zakelijke rechten hebben op panden en gronden.
1 2
RASSCHAERT, W., “Het vergunningenregister, een opfrissing…”, T.R.O.S. 2006, 287-288. Parl.St. Vl.P. 1998-1999, stuk 1332, nr. 1, 52.
Vergunningenregister 22 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Rekening houdend met het geheim karakter van het strafonderzoek1, worden wat de bouwovertredingen betreft zeker niet de processen-verbaal zelf opgenomen, maar wel de vermelding dat een proces-verbaal bestaat. Hetzelfde kan men opmerken voor de aangewende rechtsmiddelen, m.a.w. de vermelding van de relevante gegevens volstaat en er moet dus geen kopie van de processtukken in het vergunningenregister worden opgenomen.
Volgens Flamey en Ghysels kan er bij de verwerking van de gegevens van het vergunningenregister evenwel een probleem van verenigbaarheid met het recht op privacy ontstaan2. Een decreet kan niet voorschrijven dat bepaalde gevoelige gegevens, waarvan de verwerking principieel verboden is, toch kunnen worden verwerkt. Gerechtelijke uitspraken, processen-verbaal rechtsmiddelen
met
zijn
betrekking
zulke
tot
gevoelige
stedenbouwinbreuken gegevens.
Deze
en
vallen
vermelding
immers
onder
van het
toepassingsgebied van artikel 8 §1, 1°, 2° en 3° van de Wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens. Het artikel verbiedt principieel de verwerking van persoonsgegevens in verband met misdrijven en geschillen, tenzij voor doeleinden die door een federale wet veroorloofd zijn. Voor stedenbouwdoeleinden heeft de federale wetgever dit principieel verbod alsnog niet opgeheven.
3.3 Constructies die worden geacht vergund te zijn Het feit dat een vergunning al of niet dateert van voor 22 april 1962 is relevant. Dit is de datum van de inwerkingtreding van de wet van 29 maart 1962 “houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedenbouw”, hierna de “stedenbouwwet” genoemd. Constructies waarvan men door enig bewijsmiddel kan aantonen dat zij effectief opgericht zijn vóór de inwerkingtreding van de wet, krijgen in (het ontwerp van) het vergunningenregister de vermelding dat er een vermoeden bestaat dat ze als vergund moeten worden beschouwd. Dergelijk bewijsmiddel kan met alle rechtsmiddelen verschaft worden, zoals historische informatie van het kadaster, fotomateriaal, facturen of rekeningen van nutsvoorzieningen3. Ook het bewijs door getuigenverklaringen wordt niet uitgesloten. Dit vermoeden van vergunning is onweerlegbaar. 1
Zie artikel 28quinquies §1 van het Wetboek van Strafvordering. FLAMEY, P. en GHYSELS, J., “Ruimtelijke ordening en stedenbouw anno 2001”, Diegem, Kluwer, 2000, 12. 3 Parl.St. Vl.P. 2002-2003, stuk 1566, nr. 7, 17. 2
Vergunningenregister 23 –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
Constructies waarvan men kan aantonen dat ze gebouwd zijn na de inwerkingtreding van de stedenbouwwet, maar die dateren van vóór de allereerste definitieve vaststelling (en dus niet een voorontwerp) van het gewestplan in het gebied waarbinnen zij gelegen zijn, worden ook vermoed vergund te zijn als blijkt dat zij niet in overtreding werden opgericht. Het is aan de overheid om aan te tonen dat de constructie in overtreding werd opgetrokken. Dit kan ze doen door middel van eender welk bewijsmateriaal, behalve getuigenverklaringen. Als bewijsmiddel kunnen bijvoorbeeld een goedgekeurd bouwplan, een proces-verbaal of een bezwaarschrift nuttig zijn1.
Het oorspronkelijke ontwerp van het decreet bevatte geen bepalingen over het vermoeden van vergunning. De regeling voor constructies die dateren van vóór de stedenbouwwet werd pas op het laatste moment bij amendement ingevoegd2. Na de inwerkingtreding van het decreet op 1 mei 2000 stelde men in de praktijk vast dat er zich ten aanzien van deze constructies geen problemen stelden. Er kon in deze gevallen immers geen sprake zijn van een bouwvergunning afgeleverd op grond van de stedenbouwwet, zodat deze werden geacht vergund te zijn. Vanaf de totstandkoming van de gewestplannen beschikten de gemeenten in de archieven ook over vrij nauwkeurige gegevens over de bouwvergunningen.
Voor de periode tussen de inwerkingtreding van de stedenbouwwet en de definitieve vaststelling van de gewestplannen stelden zich wel grote problemen. Daarom wordt in 2003 in het decreet opgenomen dat de constructies die in de tussenperiode zijn opgericht, worden geacht vergund te zijn tenzij het tegendeel wordt bewezen. De bewijslast is dan omgekeerd: de gemeente moet aantonen dat de constructie illegaal gebouwd is3. Als ze dat niet kan of wil, wordt de constructie opgenomen in het vergunningenregister. Alles wat na de publicatie van de gewestplannen is gebouwd, moet dus een vergunning hebben.
Men kan bedenkingen hebben bij de vermelding van het vermoeden van vergunning in het register. De vraag of voor een constructie die in het vergunningenregister wordt opgenomen met de vermelding van dat vermoeden dezelfde rechten geldt als voor een constructie die
1 Zie artikel 96 §4 van het decreet, en artikel 191 §1, vijfde en zesde lid van het decreet, later nog gewijzigd bij decreten van 4 juni 2003 en 21 november 2003. 2 Parl.St. Vl.P. 1998-1999, stuk 1332, nr. 8, 88. 3 Parl.St. Vl.P. 2002-2003, stuk 1566, nr. 7, 31.
Vergunningenregister 24 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– gewoon als “vergund” is opgenomen, heeft heel wat stof tot discussie geleverd. In een spraakmakend arrest heeft ook het Hof van Cassatie zich over de discussie gebogen1. In een sterk gemotiveerde conclusie stelt procureur-generaal De Swaef duidelijk dat men de constructies die onder het toepassingsgebied van het vermoeden van vergunning vallen, kan gelijk stellen aan de vergunde constructies. Het vermoeden van vergunning is dan ook niet zozeer een kwestie van de opmaak van het vergunningenregister, maar veeleer een regel van materieel recht die ook de toepassing van andere regels bepaalt, bijvoorbeeld regels inzake handhaving. Ook in de literatuur wordt het materieelrechtelijk vermoeden van vergunning bevestigd2. Bijgevolg staat het feit dat nog geen (ontwerp van) vergunningenregister werd opgemaakt, de toepasselijkheid van het vermoeden van vergunning niet in de weg. Het Hof van Cassatie verduidelijkt verder dat de afwezigheid of opname van het vermoeden van vergunning in het register geen bindend karakter heeft. Hiermee wordt de beperkte “rechtskracht” van het vergunningenregister bevestigd, namelijk deze van een databank die enkel een bepaalde toestand weergeeft.
In een arrest van de Raad van State stelt men ook dat de vermeldingen in het vergunningenregister geen constitutief, maar een “louter declaratoir karakter” hebben. De vermelding in het register is geen geldigheidsvoorwaarde voor een stedenbouwkundige vergunning,
noch
worden
door de vermelding op
zich
rechten
verleend.
Het
vergunningenregister en de uittreksels die eruit verkregen kunnen worden zijn dus enkel informatief van aard, en de inhoud ervan heeft geen invloed op de stedenbouwkundige status van een constructie3. Het besproken arrest is een toepassing van de regeling voor constructies die zijn opgericht in de hoger genoemde “tussenperiode”. Het gaat om een in een natuurgebied opgetrokken weekendverblijf dat in het vergunningenregister wordt opgenomen als bouwovertreding, en waarbij men het vermoeden van vergund te zijn ontkracht aan de hand van een proces-verbaal. Aangezien de overtreding in kwetsbaar gebied gelegen is, blijft de instandhouding van het misdrijf strafbaar (zie artikel 146 van het decreet). Merk op dat dit een situatie is die niet het gevolg is van de inschrijving in het vergunningenregister, maar van
1
Cass. 13 december 2005, T.R.O.S. 2006, 347-358, met conclusie van procureur-generaal DE SWAEF, M., en noot van RASSCHAERT, W. en BELEYN, J., “Over het vermoeden van vergunning en het louter declaratieve karakter van de vermelding ervan in het vergunningenregister”. 2 Zie bijvoorbeeld ROELANDTS, B., “Zonevreemd bouwen en exploiteren”, in HUBEAU, B. en VANDEVYVERE, W. (ed.), “Handboek ruimtelijke ordening en stedenbouw”, Brugge, Die Keure, 2004, 737. 3 R.v.St. Van Remmen en Franckx, nr. 157.903, 25 april 2006.
Vergunningenregister 25 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– de handelwijze van de eigenaars zelf1. Uit het arrest volgt dat een vermelding in het vergunningenregister de werkelijke rechtstoestand van de betrokken eigendom niet kan wijzigen.
3.4 Vermoeden van verval van verkavelingsvergunningen Voor verkavelingen die dateren van vóór 22 december 1970 geldt een vrij speciale regeling (zie artikel 192 §2 van het decreet). Een verkavelingsvergunning is een voorafgaande schriftelijke en uitdrukkelijke toelating van het college van burgemeester en schepenen nodig voor het vrijwillig verdelen van een grond in twee of meerdere percelen. Minstens één van deze kavels is dan bestemd voor woningbouw en moet verkocht of verhuurd worden voor meer dan negen jaar. Met de stedenbouwwet werd de verkavelingsvergunning voor de eerste keer ingevoerd. Sinds die wet is men dus altijd verplicht een vergunning voor het verkavelen aan te vragen. Om speculatieve bedoelingen in de kiem te smoren, werd met de wet van 22 december 1970 de geldigheidsduur van verkavelingsvergunningen beperkt. Zo wilde men een einde maken aan de zogenaamde “eeuwigdurende” verkavelingen2.
Sinds 1 mei 2000 bestaat er een vermoeden dat een verkavelingsvergunning voor een onbebouwd deel van een verkaveling die dateert van vóór 22 december 1970, vervallen is. In het ontwerp van het vergunningenregister moet voor de verkavelingsvergunningen van vóór 1970 aangeduid worden of de verkaveling geheel of gedeeltelijk vervallen is. Als de verkavelingsvergunning niet vervallen is moet vermeld worden op welke rechtsgrond het nietverval van de vergunning voor onbebouwde percelen gebaseerd is3. Voor de onbebouwde loten wordt het vermoeden van verval pas opgeheven nadat dat deel van het vergunningenregister is opgemaakt door de gemeente en goedgekeurd door de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar. Deze moet over dat gedeelte van het vergunningenregister een beslissing nemen binnen 60 dagen nadat de gemeente hem daarom verzocht heeft. Het is dus niet zo dat het volledige vergunningenregister klaar moet zijn. Als het deel over de verkavelingen van vóór 1970 klaar is, kan dit afzonderlijk worden goedgekeurd. Het is in het belang van de burger dat de gemeente hier zo snel mogelijk werk van maakt.
1
VEKEMAN, R., “Vermelding in het vergunningenregister en annulatieberoep bij de Raad van State”, T.Gem., Kluwer, 2007, 80-81. 2 Arbitragehof nr. 94/2005, 25 mei 2005, B.S. 10 juni 2005. 3 Zie artikel 191 §1, derde lid, 4° van het decreet.
Vergunningenregister 26 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Het decreet bepaalt dat in elke gemeente een bericht wordt aangeplakt dat de eigenaars oproept om zich te melden bij het college van burgemeester en schepenen. Door de kavels aan te melden kunnen eigenaars vermijden dat de verkavelingsvergunning definitief vervalt. Als geen enkele eigenaar van een onbebouwde kavel zich gemeld heeft binnen een termijn van 90 dagen na 1 mei 2000, is de verkavelingsvergunning voor de onbebouwde kavel of kavels definitief vervallen. In de tekst van het decreet staat zeer duidelijk dat laattijdige meldingen geen enkel gevolg meer hebben. De gemeente moet de melding controleren. Ze moet nagaan of de verkaveling niet reeds vervallen was, of het een onbebouwd lot betreft en of het een verkaveling betreft die vergund is tussen 22 april 1962 en 22 december 1970. Vervolgens neemt de gemeente de melding in digitale vorm op in het vergunningenregister.
Men benadrukt dat de regeling van artikel 192 §2 enkel spreekt over verkavelingsvergunningen, en niet van toepassing is voor verkavelingsakkoorden. Het verschil met een verkavelingsvergunning is dat een verkavelingsakkoord steeds dateert van vóór 22 april 1962, namelijk de inwerkingtreding van de stedenbouwwet. Na die datum worden enkel en alleen nog verkavelingsvergunningen verleend. Een verkavelingsakkoord is in feite een soort van technisch advies van het bestuur van de stedenbouw over de geschiktheid en de waarde van het verkavelingsontwerp. Bovendien geldt de regeling enkel voor onbebouwde loten. Een lot is onbebouwd zolang de in de verkaveling voorziene woningbouw niet is gerealiseerd. Bebouwing met een tuinhuisje maakt een lot niet “bebouwd”. Ook indien er een te slopen gebouw op een kavel staat, is deze kavel niet bebouwd in de zin van de verkavelingsvergunning.
Het vermoeden van verval geldt vanaf 1 mei 2000, dus ook als voordien reeds een bouwaanvraag was ingediend en nog niet afgehandeld was. Het decreet voorziet immers geen overgangsregeling. Verkavelingen waar een vermoeden van verval is bestaan tijdelijk niet meer en kunnen dus ook niet gewijzigd worden. Tot zolang het vergunningenregister niet goedgekeurd is, worden ook de aangemelde percelen als vervallen beschouwd. Dit impliceert dat men bij een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning geen rekening dient te houden met de verkavelingsvoorschriften. In de praktijk hebben eigenaars die zich in dergelijke situatie bevonden problemen gehad om een stedenbouwkundige vergunning te krijgen. De
Vergunningenregister 27 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– administratie volgde de bovengeschetste interpretatie immers niet. Dit had als gevolg dat vele eigenaars geblokkeerd zaten met hun bouwplannen1.
Net als bij het vermoeden van vergunning (zie 3.3 Constructies die worden geacht vergund te zijn) is er decretale onduidelijkheid rond het vermoeden van verval. Men kan zich de vraag stellen of het vermoeden van verval van verkavelingsvergunningen kan weerlegd worden. Zowel het decreet als de parlementaire voorbereidingen bewaren ter zake het stilzwijgen. De gevolgen van deze keuze zijn nochtans aanzienlijk. In de praktijk wordt meestal vastgehouden aan het onweerlegbaar vermoeden van verval van de vergunning.
Dan zit er voor de
vergunningverlenende overheid niets anders op dan principieel terug te vallen op de onderliggende bestemmingsvoorschriften, of minstens de goedkeuring van het desbetreffende deel van het register af te wachten.
De rechtsleer lijkt eerder te pleiten voor een weerlegbaar vermoeden en zoekt de argumentatie in het arrest van het Hof van Cassatie, besproken in de vorige paragraaf. Enige voorzichtigheid is hier echter wel geboden. De vraag of de vermelding van het materieelrechtelijke vermoeden van vergunning in het vergunningenregister een constitutief of declaratief karakter heeft, is vanzelfsprekend van een andere aard dan de vraag of het tijdelijke vermoeden van verval van verkaveling al dan niet weerlegbaar is2.
3.5 Praktische uitvoering De gemeente moet voor elk kadastraal perceel de juridische stedenbouwkundige toestand van elke constructie opsporen. De gemeente moet de informatie zoveel mogelijk verzamelen voor zover beschikbaar. Als ze niet over gegevens beschikt, zal de gemeente proberen om in samenwerking met het Departement RWO de vergunningssituatie zo goed mogelijk in kaart te brengen. Aangezien het overgrote deel van de vergunningen is uitgereikt door de gemeenten, kan het Departement RWO hier slechts een ondersteunende rol op zich nemen. Voor de opmaak van het eerste vergunningenregister kan de Vlaamse regering ook financiële ondersteuning verlenen aan de gemeenten (zie verder).
1
Parl. Vr. en Antw. Vl.P. 2002-2003, 4 oktober 2002, 205 (Vr. nr. 126. DECALUWE, C., 16 mei 2002). Cass. 13 december 2005, T.R.O.S. 2006, 357-358, noot van RASSCHAERT, W. en BELEYN, J., “Over het vermoeden van vergunning en het louter declaratieve karakter van de vermelding ervan in het vergunningenregister”.
2
Vergunningenregister 28 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– In principe moet het ontwerp van het vergunningenregister door elke gemeente opgemaakt worden binnen een jaar na de inwerkingtreding van het decreet en in digitale vorm bezorgd worden aan de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar (zie artikel 191 van het decreet). Op gemotiveerd verzoek van de gemeente kan de Vlaamse regering de termijn éénmalig verlengen met één jaar. Mogelijke motiveringen zijn te vinden in de beperkte beschikbaarheid van deskundig personeel, het aantal op te nemen gegevens, het tijdtip van beschikbaarheid van de informatica-programma’s, of een combinatie van deze gegevens. Er zijn niet onmiddellijk rechtsgevolgen verbonden aan het overschrijden van de in artikel 191 opgenomen termijn, zelfs niet na het verkregen uitstel. Het is met andere woorden een termijn van orde.
Het ontwerp moet verzonden worden per aangetekend schrijven of afgegeven worden tegen ontvangstbewijs. De gemeente kan ook al een voorlopig ontwerp van register opmaken en voorleggen aan de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar, waarin de bouwvergunningen verleend vóór 1 januari 1990 en de constructies die opgericht zijn vóór de inwerkingtreding van de stedenbouwwet, nog niet zijn opgenomen. De oudere bouwvergunningen kunnen dan later opgenomen worden.
Binnen 180 dagen na ontvangst van het ontwerp moet de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar een verslag formuleren dat moet opgenomen worden in het vergunningenregister. Het verslag bevat twee delen, namelijk een algemene beschrijvende evaluatie en dossiergebonden opmerkingen over het ontwerp. Het verslag wordt afgesloten door de evaluatie: gunstig of ongunstig. De gemeente moet de wijzigingen aanbrengen die nodig zouden zijn als gevolg van de dossiergebonden opmerkingen1. Het college van burgemeester en schepenen stelt, 75 dagen na ontvangst van dit verslag, het vergunningenregister vast en maakt het toegankelijk voor het publiek. Het vergunningenregister moet niet formeel goedgekeurd worden.
Het is van kapitaal belang dat het vergunningenregister continu wordt aangevuld met beslissingen inzake bouwaanvragen, verkavelingsaanvragen en bouwovertredingen om een zo betrouwbaar en nauwkeurig mogelijk beeld van de situatie te verkrijgen. Artikel 96 §3 van het
1
Zie het besluit van de Vlaamse Regering van 5 mei 2000 houdende de organisatie van het vergunningenregister (B.S 20 mei 2000).
Vergunningenregister 29 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– decreet bepaalt daarom dat deze actualisatie moet gebeuren binnen vijf werkdagen nadat de beslissing door het college van burgemeester en schepenen is genomen, of binnen vijf werkdagen na ontvangst van de gegevens in kwestie. Uiteraard wil dit zeggen dat de overheden die in het bezit zijn van dergelijke informatie deze onmiddellijk “ambtshalve” aan de gemeente moeten bezorgen. De overheden die beslissingen nemen in verband met de vergunningverlening in het kader van het decreet of betrokken zijn in een gerechtelijke procedure zijn verantwoordelijk voor de overeenstemming van de meegedeelde informatie met de stukken die ze in hun bezit hebben.
Volgens artikel 161 van het decreet moet ook de gerechtsdeurwaarder die instaat voor de betekening van de correctionele dagvaarding inzake een bouwmisdrijf deze informatie naar de gemeente doorsturen.
3.6 Uittreksels uit het vergunningenregister De gemeente moet het vergunningenregister ter inzage leggen voor het publiek in het gemeentehuis. Artikel 134 §3 van het decreet voorziet dat belanghebbenden op aanvraag een uittreksel kunnen bekomen binnen een termijn van 30 dagen na betaling van de verschuldigde kosten. Dit kan een probleem opleveren in het kader van administratieve beroepen. Derdenbelanghebbenden beschikken immers slechts over een beroepstermijn van 20 dagen, te rekenen vanaf de datum van overschrijving van de betwiste vergunningsbeslissing in het register1. Tevens dient het informatief gedeelte van het uittreksel uit het vergunningenregister opgenomen te worden in het stedenbouwkundig uittreksel, waarvan sprake in 2.6 De (stedenbouwkundige) uittreksels.
Het uittreksel uit het vergunningenregister dient aan te geven welke informatie over één of meerdere door de verzoeker opgegeven perceelsnummers is opgenomen in het vergunningenregister. De aanvrager moet zijn verzoek schriftelijk aan de gemeente richten en aangeven op welke percelen zijn verzoek betrekking heeft2. Het uittreksel bestaat uit twee
1
BOUCKAERT, B. en DE WAELE, T., “Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw in het Vlaamse Gewest”, Brugge, Vanden Broele, 2004, 363. Dit probleem wordt terecht gesignaleerd door ROELANDTS, B. en VEKEMAN, R., “Het decreet van 18 mei 1999 betreffende de organisatie van de ruimtelijke ordening in hoofdlijnen”, T.Gem. 2000, 6. 2 Zie het besluit van de Vlaamse regering van 18 mei 2001 tot uitvoering van artikel 134, §§ 2 en 3 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, B.S. 19 juni 2001.
Vergunningenregister 30 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– delen, namelijk de beschrijving van de ligging van het perceel en een overzicht van de in het vergunningenregister opgenomen informatie. Net zoals bij het uittreksel uit het plannenregister betreft de verstrekte informatie een momentopname. De gemeente kan geen garantie geven dat deze informatie volledig is. Perceelnummers kunnen bijvoorbeeld in de loop der tijd gewijzigd zijn.
Het besluit van de Vlaamse Regering van 5 mei 2000 houdende de organisatie van het vergunningenregister (B.S 20 mei 2000) bepaalt dat de gemeente vóór 15 januari en 15 juli van elk jaar ofwel aangetekend, ofwel tegen ontvangstbewijs een digitaal afschrift van het vergunningenregister aan de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar moet bezorgen. Dit afschrift moet alle wijzigingen bevatten die de voorbije zes maanden in het register aangebracht zijn. De gemeente is ook verplicht de planologische en stedenbouwkundige ambtenaren en inspecteurs uittreksels uit het vergunningenregister onmiddellijk te bezorgen wanneer daarom gevraagd wordt.
3.7 Technische richtlijnen De technische richtlijn betreffende de organisatie van het vergunningenregister bevat aanbevelingen voor de opmaak en uitwisseling van een digitaal vergunningenregister. De richtlijnen bevatten geen kant-en-klare toepassing noch verplicht te gebruiken gegevens. Elke gemeente kan eigen programma’s voor de opmaak van het vergunningenregister ontwikkelen en gebruiken. De gemeenten moeten wel in staat zijn om de gegevens volgens de technische specificaties van de richtlijnen over te maken aan de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar.
3.7.1 Dossiers en stamdossiers Wat betreft de vorm van het vergunningenregister maakt men in de technische richtlijnen onderscheid tussen dossiers en stamdossiers. Elke apart te onderscheiden handeling, met andere woorden elke aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning, elk bouwmisdrijf, elke planbaten of elke verkavelingsaanvraag, maakt het voorwerp uit van een apart dossier. Het dossier bevat de gegevens over elke beslissing met betrekking tot die handeling. In het dossier worden zowel de initiële behandeling als alle beroepen, schorsingen of vernietigingen bijgehouden. Er wordt slechts één dossier aangemaakt indien het voorwerp van de handeling meerdere percelen beslaat. Elk dossier bevat gegevens die al of niet afhankelijk zijn van het
Vergunningenregister 31 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– type van handeling. Het stamdossier laat toe om de dossiers te bundelen los van enig ander gegeven. Het stamdossier groepeert de dossiers die betrekking hebben op eenzelfde categorie van handelingen en betrekking hebben op dezelfde locatie.
Er zijn twee criteria om dossiers te bundelen binnen een stamdossier. Het eerste criterium heeft betrekking op de categorie van de handeling. Het tweede criterium houdt verband met de geografische ligging op het grondgebied.
In de context van het vergunningenregister zijn twee categorieën van handelingen te onderscheiden. De handelingen situeren zich enerzijds op het niveau van de verkavelingen en anderzijds op niveau van individuele vergunningen en attesten. De volgende handelingen zitten op het niveau van de verkavelingen: - verkavelingsaanvragen “oud stelsel”, d.w.z. dat de gemeente nog werkt met de procedure van de gecoördineerde stedenbouwwet; - verkavelingsaanvragen “nieuwe stelsel”, d.w.z. dat in de gemeente de procedureregels van het nieuwe decreet van toepassing zijn; - verkavelingsaanvragen van openbare instanties, zowel in het oude als in het nieuwe stelsel.
Op het niveau van de individuele vergunningen en attesten zitten volgende handelingen: - aanvragen voor een stedenbouwkundige vergunning (nieuw stelsel); - aanvragen voor een stedenbouwkundige vergunning (oud stelsel); - aanvragen voor een stedenbouwkundige vergunning van openbare instanties (oud en nieuw stelsel); - aanvragen voor een stedenbouwkundig attest (oud en nieuw stelsel); - bouwmisdrijven; - gebouwen en constructies; - planbaten.
In verband met de geografische ligging op het grondgebied kunnen dossiers worden gegroepeerd: - indien ze betrekking hebben op hetzelfde perceel; - indien ze betrekking hebben op meerdere percelen, doch door de feitelijke toestand kunnen beschouwd worden als behorend tot éénzelfde geheel. Dit kan bijvoorbeeld voorkomen in het
Vergunningenregister 32 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– geval van aanvragen voor één bepaalde bedrijfsvestiging gespreid over verschillende percelen.
Op het niveau van de verkavelingen worden de oorspronkelijke verkavelingsaanvraag en alle latere aanvragen tot wijziging van deze verkaveling in eenzelfde stamdossier gebundeld. Op het niveau van de individuele vergunningen en attesten worden alle aanvragen voor stedenbouwkundige vergunningen, attesten, bouwmisdrijven en planbaten in één stamdossier gebundeld voorzover ze betrekking hebben op dezelfde geografische ligging. Handelingen uit verschillende categorieën of die betrekking hebben op percelen die niet als één geheel kunnen beschouwd worden, mogen nooit in hetzelfde stamdossier ondergebracht worden1.
3.7.2 Specificaties m.b.t. de inhoud van het vergunningenregister In de technische specificaties van de richtlijnen wordt het uitwisselingsschema van het vergunningenregister beschreven. Het uitwisselingsschema is een opsomming van alle nodige gegevens of velden met hun eigenschappen en de manier waarop deze gestructureerd zijn, zodanig dat men alle data eenduidig kan interpreteren. Van elk veld worden een aantal kenmerken gegeven: naam, inhoud, type, conditie, formaat en/of voorbeeld. Het valt buiten het bestek van deze tekst om alle velden met hun bijhorende kenmerken op te sommen, doch ter illustratie wordt hieronder één veld besproken in het kader van de dossieridentificatie, nl. het dossiernummer.
De dossieridentificatie bevat de gegevens voor de identificatie van een dossier. Het veld ‘dossiernummer’ is een ‘gegeven los van enige handeling’ en bevat volgende kenmerken: - naam: dossier_id; - inhoud: unieke identificatiecode van het dossier; - type: tekst bestaande uit 20 karakters; - conditie: verplicht in te vullen; - formaat: nnnnn_jjjj_v met ‘nnnnn’ de niscode van de gemeente, ‘jjjj’ het jaartal van aanmaak van het nummer en ‘v’ het jaarlijks dossiervolgnummer; - voorbeeld: 34557_2000_2.
1
Richtlijn betreffende de organisatie van het vergunningenregister, versie 1.04, april 2005, beschikbaar via www.ruimtelijkeordening.be.
Vergunningenregister 33 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Analoog worden alle “gegevens geldig voor elke handeling” (bijv. administratieve ligging, kadastrale ligging, betrokken personen,…) en “gegevens afhankelijk van het type van handeling” (vergunningsaanvragen, bouwmisdrijven, verkavelingsaanvragen,…) in de technische richtlijnen beschreven.
In de richtlijnen worden alle gegevens en gegevensgroepen beschreven zoals ze kunnen voorkomen in het uitwisselingsbestand. Het vergunningenregister moet minimaal de gegevens bevatten die in de richtlijnen worden beschreven. De wijze waarop een gemeente de nodige gegevens bewaart is van geen belang. Ofwel zal de gemeente een nieuwe toepassing moeten ontwikkelen om al deze gegevens te kunnen bewaren, ofwel bestaat er reeds een toepassing en zal deze misschien op een aantal plaatsen gewijzigd moeten worden. In elk geval kan het voorbeeld van het databankschema dat meegeleverd wordt in de richtlijnen een leidraad zijn.
Via het uitwisselingsbestand wordt het vergunningenregister overgemaakt aan de gewestelijke planologische ambtenaar. Zoals reeds vermeld moet de gemeente vóór 15 januari en 15 juli van elk jaar en op verzoek een digitaal afschrift van het vergunningenregister bezorgen aan de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar. De gemeente moet in staat zijn om zowel het volledige vergunningenregister over te maken als een onderdeel bestaande uit alle dossiers die gewijzigd werden gedurende de periode tussen de twee datums. Van een gewijzigd dossier moeten telkens alle gegevens doorgestuurd worden.
Ondersteunende initiatieven 34 –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
4 Ondersteunende initiatieven Om de opmaak van de plannen- en vergunningenregisters te realiseren werden door de Vlaamse overheid sinds 1 mei 2000 verschillende ondersteunende initiatieven genomen. Vooreerst zijn er verschillende infosessies geweest waar ten behoeve van de gemeenten meer uitleg over de registers werd gegeven. Op de internetsite van het Departement RWO (www.ruimtelijkeordening.be) werd alle nuttige informatie over de opmaak van de plannenen vergunningenregisters en registers van de onbebouwde percelen verzameld (bijvoorbeeld de technische richtlijnen en aanbevelingen).
Bij de decreetwijziging van 2003 worden ook een aantal bepalingen goedgekeurd die het de gemeenten makkelijker moeten maken de vergunningenregisters op te maken. Deze vereenvoudigingen worden ingevoerd omdat de opmaak van het vergunningenregister een zeer moeilijke klus blijkt te zijn. De wijziging houdt in dat de vergunningenregisters voortaan niet meer aan elk afzonderlijk gebouw een registernummer moeten toekennen1. Ook moet de functie van de gebouwen niet meer geïnventariseerd worden. De derde wijziging is de reeds vermelde vereenvoudiging die inhoudt dat in een eerste fase reeds genoegen kan genomen worden met een vergunningenregister dat enkel de bouwvergunningen van 1990 tot heden bevat.
Bovendien verleent de Vlaamse regering ook financiële ondersteuning aan de gemeenten voor de opmaak van de plannen- en vergunningenregisters, zoals bepaald in artikel 191 §2 van het decreet. In het besluit van de Vlaamse regering van 22 juni 2001 tot bepaling van de voorwaarden voor de toekenning van subsidies aan gemeenten voor de opmaak van het eerste vergunningenregister en het eerste plannenregister (B.S. 21 juli 2001) werden de nadere regels hiertoe bepaald.
De subsidies zijn een tegemoetkoming voor zowel de vaste kosten (bijv. het aanschaffen van de software) als de variabele kosten (bijv. opzoekings-, invoer- en tekenwerk) die verbonden zijn aan de opmaak van de registers. De subsidies leveren, gelet op het beperkte bedrag,
1
In de memorie van toelichting werd erop gewezen dat dit een “vrij omslachtige zaak” is. Dit zou immers betekenen dat elk tuinhuisje of elk afzonderlijk gebouwtje een aparte nummer moet krijgen (Parl.St. Vl.P. 20022003, stuk 1800, nr. 1).
Ondersteunende initiatieven 35 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– slechts een kleine bijdrage voor het vervullen van deze taak. Het bedrag van de subsidies wordt vastgesteld door de Vlaamse regering. De subsidiëring is er vooral op gericht de dure digitale aanpak te ondersteunen en deze te stimuleren. Bovendien moedigt de subsidie het opstarten en uitbouwen van een digitale databank aan. Door de digitale aanpak van de registers zal de efficiëntie en snelheid van de dossierafhandeling immers vergroten.
Artikel 191 §3 van het decreet bepaalt dat de gemeenten bij de opmaak van het plannenregister en het vergunningenregister begeleiding kunnen vragen van de bevoegde diensten van het Vlaams Gewest. Als een gemeente niet voldoet aan haar verplichting om de registers te maken, kan de Vlaamse regering opdracht geven aan het agentschap ROVlaanderen van het Departement RWO om (gedeelten van) de registers op kosten van die gemeente op te maken (zie artikel 194 van het decreet). Het agentschap kan daarvoor een beroep doen op de tussenkomst van derden.
Aansprakelijkheid 36 –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
5 Aansprakelijkheid In dit hoofdstuk gaat men na wat de aansprakelijkheid van de gemeenten is in verband met de opmaak van de plannen- en vergunningenregisters, en de aansprakelijkheid van de instrumenterende ambtenaar inzake de informatieverplichtingen. De regels van het burgerlijke aansprakelijkheidsrecht zijn vervat in de artikelen 1382 tot en met 1386 bis van het Burgerlijk Wetboek. Voor de toepassing van de foutaansprakelijkheid moet aan drie voorwaarden voldaan worden: er moet schade zijn, die schade moet het gevolg zijn van een toerekenbare fout en er moet een oorzakelijk verband tussen fout en schade worden aangetoond. Het causaal verband wordt in de Belgische rechtspraak als volgt omschreven: een gebeurtenis wordt geacht een oorzaak te zijn van een schadegeval indien dit laatste, zoals het zich in concreto voordeed, niet zou hebben plaatsgegrepen zonder bedoelde gebeurtenis. Er is sprake van een fout als een reglementaire of wettelijke bepaling wordt overtreden, maar ook als de algemene zorgvuldigheidsnorm niet wordt nageleefd.
Inzake het opstellen en bijhouden van de registers worden in het decreet de volgende normen opgelegd: - artikel 94 bepaalt dat de opname van de verschillende plannen en verordeningen in het plannenregister op korte termijn, namelijk 14 dagen, dient te gebeuren; - artikel 95 legt de verantwoordelijkheid voor de inhoud van het plannenregister duidelijk bij het college van burgemeester en schepenen; - het vergunningenregister dient binnen de vijf werkdagen te worden bijgewerkt (artikel 96 §3); - volgens artikel 98 behoort de conformiteit van het vergunningenregister met de stukken die er zijn in opgenomen tot de verantwoordelijkheid van het college van burgemeester en schepenen; - binnen een jaar na de inwerkingtreding van het decreet moet het plannenregister (artikel 190) en het ontwerp van het vergunningenregister (artikel 191 §1) bezorgd worden aan de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar.
Het college van burgemeester en schepenen kan in rechte aansprakelijk gesteld worden als men kan aantonen dat de gemeente op één van deze punten in de fout gegaan is. Men handelt ook onrechtmatig als de algemene zorgvuldigheidsnorm geschonden is. Dit betekent dat de
Aansprakelijkheid 37 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– schadeveroorzaker niet heeft gedaan wat van een normaal en zorgvuldig persoon mag verwacht worden of zich niet heeft gedragen als een bonus pater familias. Als de gemeente informatie
verstrekt
is
ze
met
andere
worden
enkel
gebonden
door
een
inspanningsverplichting. De toepassing van de zorgvuldigheidsnorm hangt sterk af van elk geval afzonderlijk en varieert ook van de aan plaats en tijd gebonden waardeoordelen.
Het is het gemeentebestuur dat aansprakelijk kan gesteld worden voor schade van derden die veroorzaakt worden door een fout van het bestuur of van haar personeelsleden. In geval van een fout van haar personeelsleden, kan het bestuur krachtens de arbeidsovereenkomst slechts een regresvordering instellen tegen dat personeelslid, indien het gaat om bedrog, een zware of herhaalde lichte fout, niet voor een gewone onzorgvuldigheid1.
Het is duidelijk dat op het verzamelen van de verschillende gegevens de wetgeving inzake de privacy van toepassing is2. De waarborgen en verplichtingen voorzien in de Wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens zijn uiteraard van toepassing. Te vermelden zijn: - informatieplicht; - doelmatigheid en zuinigheid waardoor de gegevens alleen mogen gebruikt worden voor het in de decreetgeving voorziene doel; - verboden en extra gegevens mogen niet opgenomen worden (ras, religie,…); - gegevens inzake rechtsgeschillen mogen slechts opgenomen worden volgens de door de decreetgever vastgestelde doeleinden; - de verplichtingen inzake de exploitatie van de gegevensbestanden: meldingen van het opstarten,
toegang
beperken
tot
personen
die de
gegevens
mogen
aanwenden,
beveiligingsmaatregelen treffen,…)3.
In verband met de informatieplicht leggen de artikelen 137 tot en met 140 van het decreet de instrumenterende ambtenaar (d.i. meestal de notaris) een aantal verplichtingen op. Het is aan de instrumenterende ambtenaar om de informatie te verzamelen en de nodige voorzichtigheid aan de dag te leggen door bijvoorbeeld in geval van twijfel één en ander te controleren. Voor 1
Zie HOEVEN, E., “Aansprakelijkheid van mandatarissen (deel 1) - Juridisch kader van vandaag is strak keurslijf voor burgemeester en schepenen”, De Gemeente, 2000, nr.5, 31-33. 2 Zie in dit verband ook 3.2 Op te nemen informatie. 3 www.ruimtelijkeordening.be
Aansprakelijkheid 38 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– de informatieverzameling doet de instrumenterende ambtenaar dikwijls een beroep op de gemeente,
doch
de
gemeente
heeft
daarin
geen
eindverantwoordelijkheid.
De
instrumenterende ambtenaar moet de gegevens dus bij elke transactie zorgvuldig nagaan en kan aansprakelijk gesteld worden wegens beroepsfout wanneer hij door verkeerde, inadequate of onvolledige informatie te verstrekken de partijen of één van de partijen misleidt1. De bepalingen in het decreet met betrekking tot de informatieverplichtingen leggen de instrumenterende ambtenaar tevens de verplichting op aan alle onderhandse en authentieke akten van verkoop of van verhuring (…) een stedenbouwkundig uittreksel toe te voegen2. Iedereen die deze overeenkomsten opmaakt moet vermelden of er voor het onroerend goed een
stedenbouwkundige
vergunning
is
uitgereikt
en
moet
de
meest
recente
stedenbouwkundige bestemming van dit goed met de benamingen gebruikt in het plannenregister overnemen (zie artikel 141 van het decreet).
Artikel 142 van het decreet legt iedereen die voor eigen rekening of als tussenpersoon een goed verkoopt of verhuurt (…), informatieverplichtingen op met betrekking tot publiciteit. In de aan de eigendomsoverdracht verbonden publiciteit moet vermeld worden of er voor het goed een stedenbouwkundige vergunning is uitgereikt. Tevens moet vermeld worden of er voor het goed een dagvaarding werd uitgebracht. Deze gegevens zijn te vinden in het vergunningenregister. Men moet ook vermelden wat de meest recente stedenbouwkundige bestemming van het goed is, en of er op het goed een voorkooprecht rust. Deze gegevens zijn dan weer terug te vinden in het plannenregister.
De informatie in het vergunningenregister is belangrijk doch slechts informatief, en biedt geen absolute garantie voor het al dan niet aanwezig zijn van bouwmisdrijven. Het kan dus voorkomen dat de instrumenterende ambtenaar geen weet heeft van eventuele bouwovertredingen die op het onroerend goed rusten. Als deze bouwmisdrijven na de koop aan het licht komen, kan de instrumenterende ambtenaar niet aansprakelijk worden gesteld3. De eventuele koper kan dus niet volledig worden geïnformeerd. Daarom heeft de decreetgever ter bescherming van kopers artikel 162 ingevoegd. Als men na de koop van een goed vaststelt 1
Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten, “Toelichting inlichtingenformulier vastgoedinformatie”, 8 september 2004, 4. 2 Deze verplichting is slechts van toepassing ten vroegste 31 dagen nadat in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd is dat de gemeente, waar het onroerend goed gelegen is, beschikt over een goedgekeurd plannen- en vergunningenregister (zie artikel 199 §2 van het decreet). 3 Parl.St. Vl.P. 2000-2001, stuk 627, nr. 2, 4.
Aansprakelijkheid 39 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– dat het goed met een bouwmisdrijf werd verkocht, kan de koper of huurder te goeder trouw de koop laten vernietigen op grond van dit artikel. De titel van eigendomsverkrijging of huur wordt op kosten van de veroordeelde vernietigd. Naast de terugbetaling van de koopsom en de huurgelden, kan de benadeelde koper ook nog schadevergoeding vragen aan de verkoper.
Casestudie 40 –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
6 Casestudie: Opmaak van de plannen- en vergunningenregisters in Beveren In de vorige paragrafen werden het beleid en de wetgeving in verband met de opmaak en het bijhouden van de plannen- en vergunningenregisters geanalyseerd. De bevindingen uit deze hoofdstukken worden getoetst aan een gevalstudie. Op die manier wordt vanuit ervaringen op het terrein het theoretisch kader ondersteund of in vraag gesteld. Het traject dat door de gemeente Beveren gevolgd wordt bij de opmaak van de nieuwe registers wordt in dit hoofdstuk bestudeerd. De ervaringen op het terrein werden opgedaan via een gesprek op 26 juni 2007 met een medewerker van de GIS-cel van Beveren, Wim Verelst. Tevens werd op 28 juni 2007 een telefonisch gesprek gevoerd met het hoofd van de dienst stedenbouw en ruimtelijke ordening en voorzitter van de GECORO, Luc Anné.
6.1 Stand van zaken Inzake de voorwaarden in het kader van het zelfstandig vergunningenbeleid is dit de huidige stand van zaken in de Oost-Vlaamse gemeente: - gemeentelijk ruimtelijk structuurplan: werd definitief vastgesteld door de gemeente op 27 juni 2006 en goedgekeurd door de bestendige deputatie in zitting van 28 september 2006. Het structuurplan is een belangrijk beleidsdocument voor de verdere ruimtelijke ontwikkeling van de als kleinstedelijk gebied geselecteerde gemeente; - een gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar: het decreet verplicht elke gemeente om minimum één gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar te hebben. Deze staat onder andere in voor de coördinatie van het opmaken en het bijhouden van het plannenregister, het vergunningenregister en het register van onbebouwde percelen. In Beveren is een gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar momenteel in opleiding; - een plannenregister: werd opgemaakt conform de geldende regelgeving en is afgewerkt. Het plannenregister werd conform verklaard op 10 april 2007; - een vergunningenregister: is voltooid maar nog niet vastgesteld; - een register van onbebouwde percelen: een inventaris van de bebouwbare terreinen op het grondgebied van Beveren is in opmaak.
Men stelt vast dat aan twee van de vijf voorwaarden tot ontvoogding voldaan is, namelijk het beschikken over een goedgekeurd gemeentelijk structuurplan en een vastgesteld
Casestudie 41 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– plannenregister. De gemeente werkt dus nog volgens de oude aanvraagprocedure. Het nieuwe systeem zal in de gemeente pas van toepassing zijn als de gemeente een stedenbouwkundige ambtenaar aanstelt en het register van onbebouwde percelen en het vergunningenregister conform worden verklaard.
6.2 Totstandkoming van de registers 6.2.1 Plannenregister In juli 2000 doet de Wase gemeente een gemotiveerd voorstel aan de gewestelijke planologische ambtenaar om een 7-tal plannen van aanleg van vóór het besluit of de besluiten tot vaststelling van het gewestplan op te nemen in het plannenregister. De gemeente acht dit voorstel nodig omdat ze deze plannen, die niet strijdig zijn met het gewestplan, wil behouden en omdat deze plannen zonder dit verzoek worden geacht van rechtswege opgeheven te zijn. Op 13 januari 2001 verschijnt in het Belgisch Staatsblad dat de gemeente drie bijzondere gemeentelijke plannen van aanleg of gedeelten ervan kan opnemen in het plannenregister, namelijk: - de volledige strook voor openbaar of privaat park langs de oostzijde van het BPA “Marktcentrum, deelgemeente Beveren” (K.B. 26 april 1977); - BPA “Industriegebied kerncentrale Doel” (M.B. 15 oktober 1986); - BPA “Tweede uitbreiding kerncentrale Doel” (M.B. 18 juli 1989).
Eind 2002 start men met de opmaak van het eerste plannenregister in digitale vorm. Men start vanaf nul, d.w.z. men maakt geen gebruik van de cd-rom met de digitale contouren van de BPA’s, die in de loop van 1999 door het Departement RWO aan de gemeente werd bezorgd. Het bestand was een werkversie en bevatte veel onjuistheden en onnauwkeurigheden. Daarom wordt het niet gebruikt als vertrekbasis om de digitale contourenkaart op te maken.
Het eerste plannenregister bevat, om een bruikbaar werkinstrument te zijn, alle plannen en verordeningen die van kracht en van belang zijn op het grondgebied van Beveren. Ook de niet-verplichte plannen en verordeningen worden opgenomen, hoewel men hiervoor geen financiële tegemoetkoming krijgt van de Vlaamse regering en er geen rekening mee gehouden wordt voor de conformverklaring van het plannenregister. De gemeente wil immers een zo
Casestudie 42 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– volledig mogelijk register opmaken en bijhouden. De niet-verplichte gegevens kunnen bijvoorbeeld ook bruikbaar zijn bij de beoordeling van vergunningsaanvragen.
De gemeenteraad van 29 april 2003 heeft een beslissing getroffen inzake de conformverklaring van het eerste plannenregister. De eerste aanvraag tot conformverklaring wordt op 17 februari 2006 niet goedgekeurd door het Departement RWO (het toenmalige AROHM).
De
gemeente
onnauwkeurigheden
(met
krijgt
een
betrekking
lange tot
lijst
opmerkingen
detailintekeningen,
in
verkeerde
verband
met
nummering,
overlappende gedeelten,...), niet-verplichte plannen die niet moeten opgenomen worden, ontbrekende plannen,… Het plannenregister bevat uiteraard niet de (ontworpen en/of goedgekeurde) plannen en verordeningen opgemaakt in de periode tussen verzending (2003) en controle (2006).
In overleg met het departement RWO heeft de GIS-cel van de gemeente de nodige verbeteringen en aanpassingen aangebracht, wat leidt tot het huidige plannenregister, dat conform wordt verklaard op 10 april 2007. Het conform verklaarde plannenregister bevat in totaal 42 verplicht op te nemen plannen: 4 gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, 1 provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan, 2 gewestplannen, 28 bijzondere plannen van aanleg, 1 gewestelijke bouwverordening, 2 gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen (nieuw decreet) en 4 onteigeningsplannen. Daarnaast bevat het register ook een aantal niet-verplichte plannen en verordeningen.
Na de conformverklaring van het plannenregister door de Vlaamse regering wordt zonder verdere formaliteiten een subsidie uitbetaald aan de gemeente. Die subsidie wordt berekend aan de hand van het aantal opgenomen verplichte plannen en is afhankelijk van het al of niet digitaliseren. Als het plannenregister in digitale vorm wordt overgedragen aan de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar, wordt het bedrag van de subsidie forfaitair bepaald op 3718,40 EUR. Per gemeentelijk plan dat opgenomen is in het eerste plannenregister wordt het bedrag verhoogd met 24,79 EUR. Rekening houdend met 42 verplicht opgenomen plannen betekent dit dat de gemeente een totaal subsidiebedrag van 4.759,58 EUR krijgt voor de opmaak van het eerste plannenregister. Deze subsidies dekken de kosten voor de aanmaak van het plannenregister niet. Door het afleveren van de stedenbouwkundige uittreksels zal men wel nog een deel van de kosten kunnen dekken.
Casestudie 43 –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
6.2.2 Vergunningenregister In november 2003 start men op de dienst stedenbouw en de GIS-cel met de opmaak van het vergunningenregister. De gemeente begint dus pas ruim 3,5 jaar na de inwerkingtreding van het decreet. Voor deze late start haalt men op de gemeente verschillende redenen aan: een gebrek aan personeelsleden, onvoldoende begeleiding van de Vlaamse overheid en de late beschikbaarheid van de informatica-toepassingen en technische richtlijnen. Aangezien de uitbouw van het register veel extra tijd zal vergen, werft men in de gemeente drie tijdelijke personeelsleden aan. De aanwerving van bijkomend personeel is nodig voor de inventarisatie en de digitalisatie van de gegevens. De personen die betrokken worden bij de opmaak van het register krijgen vooraf een opleiding waarbij men basiskennis verwerft in verband met de vergunningen,
met
de
software
leert
werken
en
vertrouwd
geraakt
met
de
inventarisatiemethode.
De dossiers worden geklasseerd per jaargang en niet per deelgemeente. Men begint de inventarisatie met de recente dossiers en gaat terug in de tijd. De recente dossiers zijn immers gemakkelijker terug te vinden en eventueel beter bewaard gebleven, waardoor het werk in het begin sneller kan verlopen. Tevens worden op die manier de recente en nieuwe vergunningen het snelst opgenomen in het vergunningenregister. Sommige (fusie)gemeenten passen een ander classificatiesysteem toe. Ze inventariseren de dossiers per deelgemeente in plaats van per jaargang. De dossiers worden dan eerder geografisch geklasseerd binnen de administraties van de verschillende deelgemeenten. Welke de meest efficiënte werkmethode is, hangt af van gemeente tot gemeente en kan nagegaan worden via een proefproject.
In de loop van de inventarisatie worden de ingevoerde gegevens regelmatig aan een kwaliteitscontrole onderworpen. Omdat binnen de gemeente meerdere personen meewerken aan het vergunningenregister, is het nuttig over de kwaliteit van het register te waken. Om tot duidelijke
afspraken
te
maken
komen
de
“inventaristen”
dikwijls
samen.
De
kwaliteitscontrole gebeurt eenvoudig door een steekproef te nemen. In verband met de actualisatie heeft de gemeente een systematiek uitgewerkt om alle nieuwe dossiers dadelijk te verwerken in het vergunningenregister.
Voor de volledigheid van het vergunningenregister neemt de gemeente alle dossiers op, ook de relevante dossiers van vóór 1962. Het invoeren van deze oude dossiers plant de gemeente
Casestudie 44 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– als laatste stap. Bij het inventariseren van de oudere dossiers verloopt het werkproces trager. Het komt voor dat de administratieve gegevens minder exact zijn, bijvoorbeeld omdat een perceel of een straatnaam gewijzigd is, de nummering van de huizen veranderd is,… Dit maakt de lokalisatie van deze dossiers soms ingewikkeld.
Het valt veelvuldig voor dat er voor een gebouw geen vergunning teruggevonden wordt. De constructie kan dan toch worden opgenomen in het vergunningenregister als men kan aantonen dat het gebouw dateert van vóór de eerste vaststelling van het gewestplan en dat het gebouw niet in overtreding werd opgericht. Als men ziet dat een constructie niet werd uitgevoerd zoals vergund, spoort men de betrokkene aan om een regularisatieaanvraag in te dienen (bijvoorbeeld op informatievergaderingen). De regularisatie voor niet vergunde constructies van vóór het gewestplan is mogelijk ongeacht de grootte van de constructie of de zonering volgens het gewestplan.
Het voltooide vergunningenregister bevat ongeveer 30.000 dossiers, waarvan bij benadering 5000 dossiers dateren van vóór 1962. De reden waarom het vergunningenregister nog niet is vastgesteld, heeft te maken met het onderdeel “verval van de verkavelingsvergunningen”. De meeste verkavelingen (ongeveer 2000) werden door de gemeente nagezien op hun verval. Na nazicht van de nog resterende verkavelingen en bevestiging van alle dossiers door het Departement RWO kan het gehele vergunningenregister vastgesteld worden. Omdat het vergunningenregister nog niet is conform verklaard heeft de gemeente hiervoor nog geen subsidie ontvangen.
6.3 Cartografisch materiaal Voor het positioneren van de vergunningen werkt men met een digitale kadastrale vectorkaart (KADVEC). Via het GIS zoekt men het desbetreffende perceel waarop de vergunning rust. Daarna wordt de vergunning ingetekend op perceelsniveau. Men bakent het volledige perceel af waarop de vergunning rust. Het zou nauwkeuriger zijn het vergunde goed in detail in te tekenen, maar dit heeft weinig zin omdat de gemeente nog niet beschikt over een nauwkeurige basiskaart. Men werkt ook met een digitaal gewestplan dat ter beschikking werd gesteld door het AGIV.
Casestudie 45 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Als hulpmiddelen beschikt de gemeente tevens over een digitale kadastrale kaart in rasterformaat (KADSCAN), digitale luchtfoto’s in zwart-wit en in kleur, en digitale topografische kaarten van het Nationaal Geografisch Instituut (NGI) op middenschalig niveau, d.w.z. op schaal 1/10.000. De KADSCAN-bestanden bevatten digitale, weliswaar gescande kadastrale peceelsplannen aangemaakt door het AGIV. Deze werden in 2000 voor de eerste maal onder de gemeenten verspreid. Er bleef echter de behoefte naar vectoriele bestanden, en daarom heeft men de KADVEC-bestanden aangemaakt. KADVEC is een plangetrouwe vectorisering van de gescande kaarten, gebiedsdekkend voor Vlaanderen. De vectordata zijn voor de gemeenten meer geschikt dan de rasterdata bij het opmaken van de registers.
Een belangrijk knelpunt dat men op de gemeente aankaart is het feit dat het gewestplan op basis van een topografische NGI-kaart is opgemaakt en niet op basis van het kadasterplan. Het gewestplan is op een lagere schaal dan het kadasterplan ingetekend en dit levert soms interpretatieproblemen op. Wanneer het kadasterplan en het gewestplan boven elkaar geplaatst worden, kunnen er afwijkingen voorkomen. De kaarten passen niet geheel op elkaar waardoor er een restruimte ontstaat, zogenaamde “slivers”1. Bij het invoeren van de gegevens moet men dus steeds rekening houden met de mogelijkheid van eventuele foutmarges. Deze fouten kunnen soms oplopen tot enkele meters. De gemeente heeft beslist om later te werken met een basiskaart die meer nauwkeurig is, namelijk de GRB-kaart. Men zal de posities van alle GIS-lagen dan moeten controleren. In de toekomst zal men de onnauwkeurigheden en onjuistheden dus elimineren.
Het GRB of het Grootschalig Referentiebestand biedt een structurele oplossing op lange termijn voor grootschalige topografische gegevens. Deze oplossing wordt concreet gerealiseerd door de opbouw van een centraal geografische databank die beheerd wordt door het AGIV. De realisatie gebeurt projectmatig en is voorzien voor eind 2013. In afwachting van de beschikbaarheid van de GRB-basiskaart werkt men op de gemeente verder met de digitale kadastrale informatie van KADSCAN en KADVEC.
1
LEINFELDER, H., seminarie administratieve aspecten, Universiteit Gent, 14 februari 2007. In veel gevallen levert het schaalverschil geen probleem op (bijv. een bedrijfsgebouw te midden van een industriegebied), maar voor ‘grensgevallen’ wel (bijv. op de scheiding tussen een industriegebied en een woongebied).
Casestudie 46 –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
6.4 Digitalisering De gemeente heeft er voor gekozen het plannenregister digitaal op te maken. De digitale versie van het plannenregister wordt gepromoot door de technische richtlijnen van het Departement RWO en door de subsidieregeling. Men voorziet hogere subsidiebedragen voor gemeenten die een digitaal register afleveren dan voor gemeenten die analoog werken. Zowel het plannenregister als het vergunningenregister worden in Beveren aangemaakt met een GIS. De meerwaarde van een digitale versie is zeer groot ten opzichte van de papieren documenten en de GIS-toepassingen bieden uitgebreide mogelijkheden. Zo kunnen de plannen in combinatie met andere informatielagen gevisualiseerd worden op het beeldscherm en kan men bevragingen doen op basis van verschillende criteria. Het werken met GIS maakt ook cartografische verwerkingen mogelijk: van het eenvoudig afprinten van de plannen tot het aanmaken van nieuw kaartmateriaal. Bovendien kan men via GIS het plannen- en vergunningenregister simultaan gebruiken. Het is voor het behandelen van vergunningen interessant (en noodzakelijk) tevens inzage te hebben in het plannenregister.
De voordelen van het opmaken van het vergunningenregister met een GIS situeren zich vooral op het vlak van de actualisatie. Het adres en het kadastraal perceelsnummer waarop een vergunning rust, zijn gegevens die in de loop van de jaren kunnen veranderen. Wanneer men verkiest zonder een GIS te werken, zal men de wijzigingen in de verschillende dossiers moeten corrigeren. Een GIS daarentegen laat toe om in verschillende lagen te werken. Op die manier kunnen een laag van adressen aangemaakt worden, een laag van kadastrale percelen en een laag van vergunningsdossiers. Al deze lagen staan volledig los van elkaar en evolueren geheel onafhankelijk. Als historisch gegeven kan het interessant zijn in de GIS-fiche van de vergunningsdossiers bij te houden op welk perceel en op welk adres het dossier werd vergund. Diverse attributen aan de percelen kunnen regelmatig veranderen. Adressen kunnen bijvoorbeeld wijzigingen ondergaan. Aangezien zij in een aparte laag worden opgenomen, zullen ze geen invloed uitoefenen op de laag van de vergunningen.
Men merkt op dat men in de gemeente soms afwijkt van de technische richtlijnen en aanbevelingen van het Departement RWO, juist omdat men met GIS werkt. Bij de opmaak van de vergunningenregisters is het groeperen van dossiers in stamdossiers bijvoorbeeld minder relevant. In de technische richtlijnen omtrent de opmaak van het plannenregister stelt
Casestudie 47 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– men bijvoorbeeld ook voor om eerst alle plannen te inventariseren en vervolgens de contourenkaarten op te bouwen per type plannen. Door met een GIS te werken kan de gemeente de planneninventaris en de contourenkaarten gezamenlijk opbouwen. De attributentabel (d.i. de tabel met de planneninventaris) is immers automatisch gekoppeld aan de contourenkaarten.
Voor het ontwikkelen van de programma’s heeft de gemeente beroep gedaan op de softwarefirma Cevi. De softwareprogramma’s worden niet door de Vlaamse overheid ter beschikking gesteld. In verband met de ontwikkeling van de software laat de overheid het aan de gemeenten over om zelf keuzes te maken. Er moeten verscheidene elementen in overweging genomen worden vooraleer men een beslissing treft. Daarom heeft de gemeente vooraf een raming gedaan van het aantal te verwerken dossiers. De vereisten in verband met de databank zijn immers afhankelijk van het aantal dossiers. Bij de keuze van het programma speelt ook de bevraagbaarheid een rol. Hoe meer mensen het register simultaan zullen consulteren, hoe meer eisen zullen gesteld worden aan de kracht van het systeem.
In de gemeente werkt men met een dossierafhandelingssysteem (CeviRo), een geautomatiseerde toepassing ontwikkeld door de firma Cevi. Dit informaticasysteem maakt het mogelijk de verschillende stappen in de afhandeling van een dossier op de voet te volgen. Men kan op elk tijdstip nagaan wat de evolutie is in het dossier, vanaf het ogenblik dat het dossier in de gemeente wordt ingediend tot de controle van het dossier. Als men een dossier invoert in het dossierafhandelingssysteem is dit automatisch terug te vinden in het vergunningenregister. Het is een zeer handig instrument om de planning van de dossiers efficiënter te kunnen beheren. Dit is interessant omdat de gemeente jaarlijks veel dossiers moet behandelen. Het systeem heeft ook het voordeel dat men zich niet hoeft te beperken tot stedenbouwkundige vergunningen. Ook de milieuvergunningen worden in hetzelfde systeem behandeld.
6.5 Raadpleging Het vergunningenregister is nog niet goedgekeurd door de Vlaamse regering en is daarom nog niet voor het publiek beschikbaar. Het plannenregister ligt nog niet ter inzage, maar er wordt momenteel gewerkt aan een elektronisch loket of geoloket “plannenregister”. Elke burger kan
Casestudie 48 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– dan bij de dienst Stedenbouw het plannenregister inzien of tegen vergoeding een uittreksel opvragen. Om de registers in de toekomst voor het publiek zo toegankelijk mogelijk te maken, wordt er over nagedacht om de registers via het internet voor elke geïnteresseerde beschikbaar en bevraagbaar te stellen. Via een geoloket zullen de registers 24 uur op 24 uur kunnen bevraagd worden. Zo wil men komen tot een transparante informatieverstrekking naar de bevolking toe. Dankzij het geoloket zullen niet alleen professionelen, maar ook alle burgers maximaal kunnen gebruik maken van het inzagerecht. Voorbeelden van geoloketten zijn te vinden op de websites van Geo-Vlaanderen en GisOost1. Op deze sites kan informatie met een geografische component (bijv. met betrekking tot landbouw, ruimtelijke ordening, milieu,…) eenvoudig en snel consulteren.
Momenteel kunnen de gemeentelijke diensten via het gemeentelijk intranet verschillende geoloketten raadplegen. Die maken het mogelijk de plannen en vergunningen te bekijken, maar
ook
de
(sinds
2005)
afgeleverde
notarisattesten,
waterlopen
en
overstromingsgebieden,… Momenteel worden de thematische kaarten nog door de GIS-cel getekend (bijv. busroutes- en haltes, wegbeheerders, wekelijkse markten,…). Als het GIS ook bij de gemeentelijke diensten zoals de technische wegendienst en de milieubescherming ingeburgerd is, zullen deze in de toekomst hun eigen kaarten kunnen uittekenen.
1
Zie resp. www.gisvlaanderen.be/gis/diensten/geo-vlaanderen en www.gisoost.be.
Besluit 49 –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
7 Besluit Het decreet legt elke gemeente de taak op een plannen- en vergunningenregister op te maken. In verband met de informatieverstrekking is het invoeren van de registers een belangrijke nieuwigheid. De kwaliteit, de nauwkeurigheid en de volledigheid van de informatie is verhoogd. Omdat de opzoektijd gereduceerd wordt, kunnen de vragen van burgers en notarissen efficiënter en sneller afgehandeld worden. Ingevolge het inzagerecht dient de gemeente de registers voor iedereen beschikbaar en bevraagbaar te stellen. Alle belanghebbenden kunnen op aanvraag en tegen vergoeding (stedenbouwkundige) uittreksels uit de registers bekomen. De gemeenten die over werkbare en betrouwbare registers beschikken, kunnen zelfs een geoloket uitbouwen, dat iedereen toestaat zelf opzoekingen te doen. Op die manier vergroot de opmaak van de registers de rechtszekerheid en de transparantie in de ruimtelijke ordening en de stedenbouw.
In de registers worden alle noodzakelijke gegevens op een efficiënte en gestructureerde manier bijgehouden en geactualiseerd. De opmaak van de registers laat toe dat alle informatie op zijn validiteit en consistentie gecontroleerd wordt. Dit geeft de burger de gelegenheid om volledig en correct geïnformeerd te zijn. Men kan stellen dat de registers per perceel een soort van identiteitskaart opbouwen. Het plannenregister beoogt een zo volledig mogelijk beeld te geven van de planologische toestand van een welbepaald perceel, terwijl het geïnformatiseerd gegevensbestand van het vergunningenregister alle informatie bevat inzake vergunningen, overtredingen en procedures over vergunningen. Bijgevolg bieden de registers elke belanghebbende de mogelijkheid na te gaan wat de richtlijnen en bepalingen zijn voor een bepaald stuk grond, en de daaraan gekoppelde bebouwingsmogelijkheden.
Evenzeer zijn de plannen- en vergunningenregisters voor de gemeenten zelf een zeer nuttig werkinstrument. De aanmaak van de registers biedt een oplossing voor de enorme werklast waar vele gemeenten mee kampen, ten gevolge van een niet optimaal, inefficiënt beheer van de plannen en dossiers. De registers maken een betere dienstverlening en een efficiëntere werking mogelijk, waardoor de inkomsten van de gemeenten kunnen stijgen. Door alle informatie overzichtelijk te beheren zal de afhandeling van vergunningen sneller kunnen verlopen. De plannen- en vergunningenregisters vormen tevens een handig hulpmiddel om te gebruiken bij het onderzoek dat voorafgaat aan de planvorming. Zo kan het plannenregister
Besluit 50 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– een belangrijke bron zijn om de planningscontext samen te stellen bij de opmaak van ruimtelijke uitvoeringsplannen en structuurplannen. Bovendien kunnen alle gemeenten subsidies binnenhalen voor de opmaak van het eerste plannenregister en het eerste vergunningenregister. De subsidies bestaan uit een forfaitair bedrag per gemeente, aangevuld met een variabel onderdeel in verhouding tot het aantal plannen of vergunningen. Voor gemeenten die hun plannenregister digitaal opmaken voorziet de Vlaamse regering een extra beloning. De subsidie bedraagt wel slechts een fractie van de kost van het opstellen van de registers.
De plannen- en vergunningenregisters worden bij voorkeur digitaal opgemaakt met een GIS, omdat het een belangrijke meerwaarde oplevert op vlak van beheer, archivering, bevraging, analyse en visualisatie. Het digitaal werken laat een dynamischer gebruik toe en kan er op termijn voor zorgen dat het overheidswerk sneller en efficiënter verloopt. De digitale kaarten geven een idee weer van de perceelsindeling op het grondgebied van de gemeenten. Er kunnen wel afwijkingen voorkomen bij het op elkaar positioneren van plannen die op een verschillende schaal zijn opgemaakt. Dit levert bij het invoeren van de gegevens soms interpretatieproblemen op. De onjuistheden en onnauwkeurigheden die daardoor kunnen optreden, zullen de gemeenten kunnen wegwerken als de nauwkeurigere kaarten beschikbaar zijn.
De registers spelen een belangrijke rol in het kader van de informatieverplichtingen die het decreet oplegt. In functie van het vergunningenregister is een informatieplicht ingevoerd voor notarissen en voor iedereen die te maken heeft met transacties. Ook inzake de autonomie van de gemeenten zijn de plannen- en vergunningenregisters relevant. Het beschikken over de registers behoort immers tot de voorwaarden voor gemeenten om zelfstandig vergunningen te mogen behandelen. Men stelt in de praktijk vast dat de opmaak van de registers - en in het bijzonder het vergunningenregister - de moeilijkst te vervullen voorwaarde is. Om te beginnen lopen de gemeenten al vertragingen op omwille van de late beschikbaarheid van informaticatoepassingen en technische richtlijnen, gebrek aan personeelsleden,… Bovendien moet de opbouw van de registers accuraat gebeuren. De snelheid van uitvoering mag namelijk niet ten koste gaan van de kwaliteit van de ingevoerde gegevens.
Besluit 51 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– De opname van de gegevens in de registers is slechts een methodisch gestructureerde mededeling van informatie. De via de uittreksels verstrekte informatie uit de registers is niet bindend van aard en betreft slechts een momentopname. De opname in de registers houdt geen erkenning in van rechten. De vermeldingen in de registers kunnen foutief zijn en moeten bijvoorbeeld door de instrumenterende ambtenaar geverifieerd worden. Het is daarom dat men voorstelt om van de plannen- en vergunningenregisters krachtige instrumenten te maken die bindend zijn ten aanzien van de gebruikers. Elke plannende overheid kan zich dan op de registers baseren zonder nog andere plannen of de feitelijke toestand te moeten checken. Dergelijke bindende instrumenten vereisen weliswaar een decretaal ingrijpen, maar bieden wèl de rechtszekerheid die nodig is om stedenbouwzaken en ruimtelijke planningsprocessen effectief en efficiënt te laten verlopen.
Bijlagen 52 –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
Bijlagen Bijlage 1: artikelen decreet
TITEL III. Vergunningenbeleid HOOFDSTUK I. Het plannenregister Artikel 92 Het plannenregister is een gegevensbestand, al dan niet geïnformatiseerd, van het hele grondgebied van de gemeente, dat minstens de volgende informatie bevat: 1° de bestemming en de voorschriften zoals vastgelegd in de geldende plannen van aanleg en ruimtelijke uitvoeringsplannen en ontwerpen ervan, zoveel mogelijk per kadastraal perceel, evenals de aanduiding van de delen van de plannen waarop een voorkooprecht geldt en die waarvoor een planbatenheffing verschuldigd is; 2° de rooilijnplannen; 3° de onteigeningsplannen; [4° de stedenbouwkundige bouwverordeningen;]
verordeningen,
verkavelingsverordeningen
en
5° informatie met betrekking tot de bescherming door andere wetgeving die een gevolg heeft voor het gebruik van de grond in de zin van dit decreet, zoveel mogelijk per kadastraal perceel. (decreet van 26 april 2000, artikel 15) De Vlaamse regering stelt een lijst op van de wetgeving en de informatie daaromtrent die moet worden opgenomen in het plannenregister. Artikel 93 Elke gemeente is verplicht om een plannenregister op te maken, te actualiseren, ter inzage te leggen en er uittreksels uit af te leveren volgens de bepalingen van dit decreet. De Vlaamse regering kan nadere regels bepalen voor de opmaak en de actualisering van het plannenregister. Artikel 94 De overheden die belast zijn met het opmaken van de plannen en verordeningen, bedoeld in artikel 92, sturen een eensluidend verklaarde kopie van het deel dat betrekking heeft op het grondgebied van de gemeente, naar het college van burgemeester en schepenen [uiterlijk binnen 45 dagen] na de voorlopige vaststelling, of de definitieve vaststelling, respectievelijk goedkeuring. (decreet van 21 november 2003, artikel 30) Het college van burgemeester en schepenen moet dit binnen 14 dagen na ontvangst opnemen in het plannenregister.
Bijlagen 53 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Artikel 95 Het college van burgemeester en schepenen is verantwoordelijk voor de overeenstemming van het plannenregister met de stukken die meegedeeld worden overeenkomstig artikel 94. De overheden die overeenkomstig artikel 94 belast zijn met het bezorgen van de hierboven vermelde stukken zijn verantwoordelijk voor de overeenstemming van de meegedeelde plannen en verordeningen met de minuten die ze in hun bezit hebben. HOOFDSTUK II. Het vergunningenregister Artikel 96 § 1. Het vergunningenregister is een geïnformatiseerd gegevensbestand over de perceelsgebonden informatie met betrekking tot de ruimtelijke ordening en de stedenbouw op het grondgebied van een gemeente. Het bevat voor het hele grondgebied van de gemeente minstens de volgende informatie per kadastraal perceel: 1° het kadastraal nummer, het huisnummer en de straatnaam; 2° […] 3° de stedenbouwkundige attesten die afgegeven worden; 4° elke aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning en de identiteit van de aanvrager; 5° elke aanvraag voor een verkavelingsvergunning en de identiteit van de aanvrager; 6° elke beslissing met betrekking tot die vergunningen, ook de stilzwijgende beslissingen, in eerste aanleg, beroep, schorsing of vernietiging, en de identiteit van degene die in beroep gaat; 7° het verval van een stedenbouwkundige vergunning of verkavelingsvergunning; [7bis° in voorkomend geval, het stedenbouwkundig attest van conformiteit zoals bedoeld in artikel 105, § 3;] 8° de vermelding van elk proces-verbaal dat opgemaakt wordt met betrekking tot inbreuken op dit decreet, het verdere gevolg dat aan deze processen-verbaal gegeven wordt, iedere gerechtelijke uitspraak en de uitvoering van de herstelmaatregelen; 9° de vermelding van elk rechtsmiddel dat aangewend wordt, iedere schorsing, de uitspraken en het gevolg dat daaraan gegeven wordt; 10° het verschuldigd zijn van een planbatenheffing en bewijs van betaling van de planbatenheffing. (decreet van 4 juni 2003; artikel 3) § 2. De Vlaamse regering kan bepalen dat de gemeente ook bijkomende ruimtelijke gegevens in het vergunningenregister dient op te nemen. § 3. De gegevens bedoeld in §§ 1 en 2 moeten worden opgenomen in het vergunningenregister binnen 5 werkdagen nadat de beslissing door het college van burgemeester en schepenen werd genomen, of binnen 5 werkdagen na ontvangst van de informatie in kwestie.
Bijlagen 54 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– De overheden die beslissingen nemen in verband met de vergunningverlening in het kader van dit decreet sturen ambtshalve een kopie van elke beslissing naar het college van burgemeester en schepenen van de gemeente waar het betrokken onroerend goed gelegen is. De overheden die betrokken zijn in een procedure die betrekking heeft op een betwisting in het kader van dit decreet sturen ambtshalve een kopie van elke dagvaarding of verzoekschrift, elke voorziening in hoger beroep of in cassatie, naar het college van burgemeester en schepenen van de gemeente waar het betrokken onroerend goed gelegen is. Iedere in de zaak gewezen beslissing wordt ambtshalve doorgestuurd naar het college van burgemeester en schepenen van de gemeente waar het betrokken onroerend goed gelegen is. De overheden die belast zijn met het bezorgen van de hierboven vermelde stukken, zijn verantwoordelijk voor de overeenstemming van de meegedeelde informatie met de stukken die ze in hun bezit hebben. § 4. Constructies waarvan door enig bewijsmiddel wordt aangetoond dat ze gebouwd zijn voor de inwerkingtreding van de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedenbouw, krijgen in het vergunningenregister de vermelding dat er een vermoeden bestaat dat de constructie als vergund moet worden beschouwd. [Constructies, waarvan door enig bewijsmateriaal wordt aangetoond dat ze gebouwd zijn na de inwerkingtreding van de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedenbouw, maar die dateren van voor de allereerste, definitieve vaststelling van het gewestplan waarbinnen zij gelegen zijn, krijgen in het vergunningenregister de vermelding dat er een vermoeden bestaat dat de constructie als vergund moet worden beschouwd, indien de overheid niet kan aantonen door enig bewijsmateriaal, behoudens getuigenverklaringen, zoals door middel van een goedgekeurd bouwplan, een proces-verbaal of een bezwaarschrift dat de constructie in overtreding werd opgericht.] (decreet van 4 juni 2003, artikel 3) Artikel 97 Elke gemeente is verplicht om een vergunningenregister op te maken, te actualiseren, ter inzage te houden van elkeen en er uittreksels, met de informatie die is bepaald in artikel 96, § 1, uit af te leveren volgens de bepalingen van dit decreet. De Vlaamse regering kan nadere regels bepalen voor de opmaak en de actualisering van het vergunningenregister. Artikel 98 Het college van burgemeester en schepenen is verantwoordelijk voor de overeenstemming van het vergunningenregister met de stukken die erin moeten worden opgenomen.
Bijlagen 55 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– TITEL IV. Diverse bepalingen HOOFDSTUK I. Informatieverplichtingen AFDELING 1. De algemene informatieverstrekking Artikel 134 § 1. […] (decreet van 21 november 2003, artikel 39) § 2. Het plannenregister is toegankelijk voor het publiek in het gemeentehuis. Iedereen kan op aanvraag een uittreksel krijgen van het plannenregister binnen een termijn van 30 dagen na betaling van de kosten. De [ambtenaren van ruimtelijke ordening, als vermeld in artikelen 10 tot 13] krijgen onmiddellijk een gratis uittreksel. (decreet van 26 april 2000, artikel 54) (decreet van 10 maart 2006, artikel 110) De Vlaamse regering kan nadere regels bepalen voor het aanvragen en afleveren van uittreksels van het plannenregister. § 3. Het vergunningenregister is toegankelijk voor het publiek in het gemeentehuis. Iedereen kan op aanvraag een uittreksel krijgen van het vergunningenregister binnen een termijn van 30 dagen na betaling van de kosten. De [ambtenaren van ruimtelijke ordening, als vermeld in artikelen 10 tot 13] krijgen onmiddellijk en gratis een uittreksel. (decreet van 26 april 2000, artikel 54) (decreet van 10 maart 2006, artikel 110) De Vlaamse regering kan nadere regels bepalen voor het aanvragen en afleveren van uittreksels van het vergunningenregister. (…) AFDELING 4. Informatieplicht van de instrumenterende ambtenaar Artikel 137 § 1. De instrumenterende ambtenaar vermeldt in alle onderhandse en authentieke akten van verkoop of van verhuring voor meer dan negen jaar van een onroerend goed, van een inbreng van een onroerend goed in een vennootschap, en ook in alle akten van vestiging van erfpacht of opstal en in elke andere akte van een eigendomsoverdracht ten bezwarende titel, met uitzondering van huwelijkscontracten en hun wijzigingen en contracten aangaande de mandeligheid: 1° of er voor het onroerend goed een stedenbouwkundige vergunning is uitgereikt; 2° de meest recente stedenbouwkundige bestemming van dit onroerend goed met de benamingen gebruikt in het plannenregister; 3° of er voor het onroerend goed een dagvaarding werd uitgebracht overeenkomstig artikel 146 of 149 tot en met 151 en iedere in de zaak gewezen beslissing; 4° of er op het onroerend goed een voorkooprecht rust, zoals bedoeld in artikel 63;
Bijlagen 56 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– 5° de lasten en voorwaarden die opgelegd zijn bij de verkavelingsvergunning. Aan de akte wordt een stedenbouwkundig uittreksel toegevoegd, zoals bedoeld in artikel 135, § 1, dat ten hoogste vijf maanden voor de datum van de akte verleend werd. De instrumenterende ambtenaar neemt bovendien artikel 99 van dit decreet integraal over in de akte. Indien op het onroerend goed, ten gevolge van een definitieve rechterlijke beslissing, een verplichting rust om herstelmaatregelen uit te voeren, zoals bedoeld in de artikelen 149 tot en met 151, dan wordt dit in een afzonderlijke akte vermeld. In deze akte wordt tevens vermeld dat de nieuwe eigenaar de verbintenis aangaat om de opgelegde herstelmaatregel uit te voeren, onverminderd de verplichting van de oorspronkelijke eigenaar. De instrumenterende ambtenaar stuurt een afschrift van die akte aan de stedenbouwkundige inspecteur. Indien voor het onroerend goed een planbatenheffing verschuldigd is, stuurt de instrumenterende ambtenaar binnen de 30 kalenderdagen een afschrift van de akte aan de bevoegde ambtenaren overeenkomstig artikel 89, § 5. (decreet van 26 april 2000, artikel 29) § 2. De instrumenterende ambtenaar vermeldt in alle akten betreffende een hypothecaire lening of krediet dezelfde gegevens als opgesomd in § 1 [indien de lening of het krediet enkel betrekking heeft op de financiering en uitvoering van vergunningsplichtige werken.] (decreet van 26 april 2000, artikel 29) Daarnaast worden eveneens de gegevens over de vergunning opgenomen indien de lening betrekking heeft op de financiering van vergunningsplichtige werken ingevolge dit decreet. Indien de vergunning nog niet verkregen werd, wordt de eerste schijf van de lening pas uitbetaald nadat de vergunning aan de leningmaatschappij bezorgd is. § 3. De Vlaamse regering kan de nadere voorschriften voor de informatieplicht bepalen. Artikel 138 Bij verdeling van een onroerend goed zonder dat een verkavelingsvergunning is afgegeven, stuurt de instrumenterende ambtenaar bij aangetekende brief, twintig dagen vóór de datum die voor de openbare verkoping of voor de ondertekening van de akte is vastgesteld, het plan van de verdeling en een attest waarin de aard van de akte en de in de akte te vermelden bestemming van de kavels nader worden aangegeven, naar het college van burgemeester en schepenen. De opmerkingen die het college van burgemeester en schepenen eventueel en bij wijze van inlichting maakt, moeten in de akte worden vermeld, evenals de vermelding dat voor de verdeling geen verkavelings- of stedenbouwkundige vergunning werd afgegeven en dat er geen zekerheid is wat betreft de mogelijkheid om op het goed te bouwen of daarop enige vaste of verplaatsbare inrichting op te stellen die voor bewoning kan worden gebruikt. De instrumenterende ambtenaar neemt bovendien artikel 99 van dit decreet integraal over in de akte. De onderhandse akten waarin die verrichtingen worden vastgelegd, bevatten dezelfde vermeldingen. Dit artikel geldt voor alle akten van eigendomsoverdracht of eigendomsverklaring, verhuring voor meer dan negen jaar, erfpacht of opstal.
Bijlagen 57 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Artikel 139 § 1. Vóór de vervreemding, verhuring voor meer dan negen jaar of vestiging van een zakelijk recht, met inbegrip van bezwaren met hypotheek, maar met uitzondering van erfdienstbaarheden, betreffende een kavel gelegen in een verkaveling waarvoor een verkavelingsvergunning is verkregen, moet, op verzoek van de eigenaar of eigenaars van de stukken grond, voor een instrumenterende ambtenaar een akte worden verleden van de verdeling van die stukken grond en van de aan de verkaveling verbonden lasten. De akte moet de kadastrale omschrijving van de goederen vermelden, de eigenaars identificeren en hun titel van eigendom aangeven. De verkavelingsvergunning en het verkavelingsplan worden als bijlagen bij die akte gevoegd en worden, samen met de akte, op verzoek van de instrumenterende ambtenaar die de akte heeft verleden, binnen twee maanden na het verlijden ervan, overgeschreven op het hypotheekkantoor van het arrondissement waar de goederen zijn gelegen. De overschrijving van het verkavelingsplan mag worden vervangen door de neerlegging op het hypotheekkantoor van een door de instrumenterende ambtenaar gewaarmerkte afdruk van dat plan. § 2. Heeft een eigenaar van een kavel een wijziging van de verkavelingsvergunning verkregen, dan moet ook, op zijn verzoek, voor een instrumenterende ambtenaar een akte worden verleden van de wijzigingen die werden aangebracht in de verkaveling van de stukken grond of in de lasten van de verkaveling. De akte moet de kadastrale omschrijving van de goederen op het tijdstip van het verlijden vermelden, alle eigenaars van de in de [verkavelingswijziging] begrepen percelen identificeren en hun titel van eigendom aangeven. De akte moet eveneens een nauwkeurige opgave van de overschrijving van de verdelingsakte van de stukken grond bevatten. De beslissing tot wijziging van de verkavelingsvergunning en, in voorkomend geval, het nieuwe verdelingsplan worden als bijlage bij die akte gevoegd, om samen met die akte te worden overgeschreven zoals in § 1 is bepaald. (decreet van 21 november 2003, artikel 41) § 3. In de publiciteit voor een verkaveling moet de gemeente, waar de verkaveling gelegen is, vermeld worden, en ook de datum en het nummer van de vergunning. § 4. De instrumenterende ambtenaar brengt de partijen op de hoogte van de akte van verdeling en van het bestek van de verkaveling, van de bepalingen van de verkavelingsvergunning en van de wijzigingsbepalingen. Hij maakt in de akte van verkoop, van verhuring, van erfpacht of opstal melding van die kennisgeving, en van de datum van de vergunning. De instrumenterende ambtenaar neemt artikel 99 van dit decreet integraal over in de akte. De onderhandse akten waarin die verrichtingen worden vastgelegd, bevatten dezelfde vermeldingen. Artikel 140 De Vlaamse regering kan bepalen dat bij een overdracht onder levenden van een eigendomsrecht en de vestiging of de overdracht onder levenden van een recht van opstal, van erfpacht, of van vruchtgebruik op een grond, de instrumenterende ambtenaar aan [het departement] mededeling moet doen van de partijen bij die rechtshandeling en van de identificatie van de grond. (decreet van 10 maart 2006, artikel 111)
Bijlagen 58 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– AFDELING 5. Informatieplicht met betrekking tot overeenkomsten Artikel 141 Iedereen die een onderhandse akte van verkoop of van verhuring voor meer dan negen jaar van een onroerend goed, en ook van vestiging van erfpacht of opstal opmaakt, moet vermelden of er voor het onroerend goed een stedenbouwkundige vergunning is uitgereikt en moet de meest recente stedenbouwkundige bestemming van dit goed met de benamingen gebruikt in het plannenregister overnemen. De vastgoedmakelaars en andere personen die in de uitoefening van hun beroep of activiteit dergelijke onderhandse akten opmaken moeten artikel 99 van dit decreet integraal overnemen in de akte. AFDELING 6. Informatieplicht met betrekking tot publiciteit Artikel 142 Iedereen die voor eigen rekening of als tussenpersoon een goed verkoopt, verhuurt voor meer dan negen jaar, inbrengt in een vennootschap, een erfpacht of een opstalrecht overdraagt, of op andere wijze de eigendomsoverdacht met een vergeldend karakter van het goed bewerkstelligt, vermeldt in de hieraan verbonden publiciteit: 1° of er voor het goed een stedenbouwkundige vergunning is uitgereikt; 2° de meest recente stedenbouwkundige bestemming van dit goed met de benamingen gebruikt in het plannenregister; 3° of er voor het goed een dagvaarding werd uitgebracht overeenkomstig artikel 146 of 149 tot en met 151 en iedere in de zaak gewezen beslissing; 4° of er op het goed een voorkooprecht rust, zoals bedoeld in artikel 63; 5° [of voor het goed een verkavelingsvergunning van toepassing is.] (decreet van 26 april 2000, artikel 30) [De Vlaamse regering kan nadere regels vaststellen voor de vorm en de modaliteiten van de vermeldingen in de publiciteit en voor de vrijstelling van deze bepalingen voor bepaalde vormen van publiciteit.] (decreet van 21 november 2003, artikel 42)
TITEL VII. Slotbepalingen HOOFDSTUK I. Opheffingsbepalingen Artikel 172 [De algemene plannen van aanleg en bijzondere plannen van aanleg die goedgekeurd werden vóór de inwerkingtreding van het besluit of de besluiten tot vaststelling van het gewestplan waarbinnen die gemeenten of delen ervan gelegen waren en die niet geheel of ten dele herzien werden na de inwerkingtreding van dat besluit, maar waarvan de Vlaamse regering overeenkomstig artikel 190, tweede lid beslist dat ze niet behouden worden in het plannenregister, worden van rechtswege opgeheven op de datum van de publicatie bij uittreksel van deze beslissing in het Belgisch Staatsblad. Hetzelfde geldt voor de ter
Bijlagen 59 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– uitvoering van deze algemene en bijzondere plannen van onteigeningsplannen, ruilverkavelings- en herverkavelingsplannen.
aanleg
opgemaakte
Als de Vlaamse regering geen beslissing heeft genomen overeenkomstig artikel 190, tweede lid, binnen het jaar na de inwerkingtreding van dit decreet, wordt het gemotiveerd voorstel geacht goedgekeurd te zijn, indien het binnen 90 dagen na de inwerkingtreding van dit decreet naar de planologische ambtenaar werd gestuurd, of, in de andere gevallen, worden de bedoelde plannen van rechtswege opgeheven één jaar na de inwerkingtreding van dit decreet. Als de Vlaamse regering overeenkomstig het vorige lid geen beslissing heeft genomen binnen het jaar na de inwerkingtreding van dit decreet, en het gemotiveerd voorstel binnen 90 dagen na de inwerkingtreding van dit decreet naar de planologisch ambtenaar werd gestuurd, wordt de gemeenteraadsbeslissing bij uittreksel gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Het college van burgemeester en schepenen meldt de Vlaamse regering dat een uittreksel van de gemeenteraadsbeslissing voor bekendmaking in het Belgisch Staatsblad werd verzonden. Deze melding gebeurt tegelijkertijd met de verzending.] (decreet van 26 april 2000, artikel 39) (…) HOOFDSTUK II. Overgangsbepalingen Artikel 190 [Het plannenregister moet door elke gemeente opgemaakt worden en door de gemeenteraad vastgesteld worden binnen een jaar na de inwerkingtreding van dit decreet. Een afschrift van dat plannenregister wordt gezonden naar de planologische ambtenaar [en naar de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar]. [Binnen het daaropvolgend jaar neemt de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar een gemotiveerde beslissing inzake de conformverklaring van het plannenregister en stuurt die beslissing naar het college van burgemeester en schepenen, de bestendige deputatie en de Vlaamse Regering binnen tien dagen na de beslissing.] (decreet van 10 maart 2006, artikel 119) Artikel 191 § 1. Het ontwerp van vergunningenregister moet door elke gemeente opgemaakt worden binnen een jaar na de inwerkingtreding van dit decreet. Dat ontwerp wordt bezorgd aan de [gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar]. (decreet van 26 april 2000, artikel 54) De Vlaamse regering kan op gemotiveerd verzoek van de gemeente de termijn van een jaar eenmalig verlengen met een jaar. Het ontwerp van vergunningsregister bevat volgende gegevens, zoveel mogelijk per kadastraal perceel en voor zover beschikbaar: 1° het kadastraal nummer, het huisnummer en de straatnaam; 2° […]
Bijlagen 60 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– 3° de bouwvergunningen en verkavelingsvergunningen die verleend werden met toepassing van de bestaande wettelijke voorschriften, de identiteit van de vergunninghouder, en de vermelding of die vergunningen al dan niet geheel of gedeeltelijk vervallen zijn; 4° voor de verkavelingsvergunningen die dateren van vóór 22 december 1970 wordt aangeduid of de verkaveling geheel of gedeeltelijk vervallen is, en indien de verkavelingsvergunning niet vervallen is wordt vermeld op welke rechtsgrond het niet-verval van de vergunning voor de onbebouwde percelen gebaseerd is; [5° de na 1 mei 1999 verleende stedenbouwkundige attesten nummer 2;] 6° de vermelding van processen-verbaal die opgemaakt werden met betrekking tot inbreuken op de wetgeving inzake de ruimtelijke ordening en de stedenbouw, van iedere gerechtelijke uitspraak en van de uitvoering van de herstelmaatregelen; 7° de vermelding van elk rechtsmiddel dat aangewend wordt, van iedere schorsing, van de uitspraken en van het gevolg dat daaraan gegeven wordt; 8° het verschuldigd zijn van een planbatenheffing en bewijs van betaling van de planbatenheffing. (decreet van 8 december 2000, artikel 20) (decreet van 21 november 2003, artikel 52) De Vlaamse regering kan bepalen dat het ontwerp van vergunningenregister in de mate van het mogelijke ook volgende informatie per kadastraal perceel bevat: 1° het gebruik, als dat afwijkt van de bestemming; 2° de identiteit van de eigenaar of van de titularis van een ander zakelijk recht, als de eigenaar of de titularis van een ander zakelijk recht een overheid of een openbare instelling is. […] (decreet van 8 december 2000, artikel 19) [Constructies waarvan door enig bewijsmiddel wordt aangetoond dat ze gebouwd zijn voor de inwerkingtreding van de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedenbouw, krijgen in het ontwerp van vergunningenregister de vermelding dat er een vermoeden bestaat dat de constructie als vergund moet worden beschouwd. Constructies, waarvan door enig bewijsmateriaal wordt aangetoond dat ze gebouwd zijn na de inwerkingtreding van de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedenbouw, maar die dateren van voor de allereerste, definitieve vaststelling van het gewestplan waarbinnen zij gelegen zijn, krijgen in het ontwerp van vergunningenregister de vermelding dat er een vermoeden bestaat dat de constructie als vergund moet worden beschouwd, indien de overheid niet kan aantonen door enig bewijsmateriaal, behoudens getuigenverklaringen, zoals door middel van een goedgekeurd bouwplan, een proces-verbaal of een bezwaarschrift dat de constructie in overtreding werd opgericht.] (decreet van 21 november 2003, artikel 52) Binnen 180 dagen na ontvangst van het ontwerp van vergunningenregister formuleert de [gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar] een verslag dat opgenomen moet worden in het
Bijlagen 61 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– vergunningenregister. De [gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar] kan foutieve gegevens schrappen uit het vergunningenregister en meldt dit in zijn verslag. (decreet van 26 april 2000, artikel 54) Het college van burgemeester en schepenen stelt, 75 dagen na ontvangst van het verslag van de [gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar], het vergunningenregister vast en maakt het toegankelijk voor het publiek. (decreet van 26 april 2000, artikel 54) [Het college van burgemeester en schepenen is verantwoordelijk voor de overeenstemming van het eerste vergunningenregister met de erin opgenomen stukken.] (decreet van 21 november 2003, artikel 52) [§ 1bis. In afwijking van § 1 kan de gemeente een ontwerp van vergunningenregister opmaken en naar de gewestelijke stedenbouwkundig ambtenaar sturen, waarin de bouwvergunningen verleend voor 1 januari 1990 en de constructies die gebouwd zijn voor de inwerkingtreding van de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en de stedenbouw, nog niet zijn opgenomen. De gemeente geeft dan aan binnen welke tijdsspanne deze gegevens zullen aangevuld worden.] (decreet van 21 november 2003, artikel 52) § 2. Binnen de perken van de begrotingskredieten kan de Vlaamse regering (ook financiële) ondersteuning verlenen aan de gemeenten voor de opmaak van het eerste vergunningenregister en het eerste plannenregister. De Vlaamse regering bepaalt de voorwaarden en nadere regels hiertoe. § 3. De gemeenten kunnen bij de opmaak van het plannenregister en het vergunningenregister begeleiding vragen van de bevoegde diensten van het Vlaamse Gewest. Artikel 192 (…) § 2. Tot het in artikel 191, § 1, derde lid, 4°, vermelde deel van het vergunningenregister volledig is opgemaakt door de gemeente en goedgekeurd door de gewestelijke stedenbouwkundig ambtenaar, bestaat er een vermoeden dat een verkavelingsvergunning voor een niet-bebouwd deel van een verkaveling die dateert van voor 22 december 1970, vervallen is. De gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar neemt een beslissing over dit deel van het vergunningenregister binnen 60 dagen nadat de gemeente hem daarom verzocht heeft. In elke gemeente wordt een bericht aangeplakt dat de eigenaars van een niet-bebouwde kavel of meerdere niet-bebouwde kavels in vergunde niet-vervallen verkavelingen die dateren van voor 22 december 1970, oproept om zich te melden bij het college van burgemeester en schepenen. De Vlaamse regering neemt de nodige maatregelen om te zorgen voor de onmiddellijke aanplakking na de inwerkingtreding van dit decreet en voor een bericht in ten minste drie dagbladen die in het Vlaamse Gewest worden verspreid. Als geen enkele eigenaar van een onbebouwde kavel zich gemeld heeft bij het college van burgemeester en schepenen binnen een termijn van 90 dagen na 1 mei 2000, dan is de verkavelingsvergunning voor de onbebouwde kavel of kavels definitief vervallen.
Bijlagen 62 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Als een eigenaar zich bij het college van burgemeester en schepenen binnen een termijn van 90 dagen na 1 mei 2000 gemeld heeft, dan gaat het college van burgemeester en schepenen na of de verkavelingsvergunning niet reeds vervallen is met toepassing van de regeling, opgenomen in punt 12 van bijlage 2, "Niet in de coördinatie opgenomen bepalingen: wijzigings-, overgangs- en opheffingsbepalingen, alsmede reeds voorbijgestreefde bepalingen", gevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 22 oktober 1996 tot coördinatie van de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedenbouw. Alleen als de verkavelingsvergunning nog niet vervallen is, worden alle onbebouwde kavels opgenomen in het vergunningenregister.] (decreet van 21 november 2003, artikel 53) (…) Artikel 193 [§ 1. Wanneer een gemeente beschikt over een goedgekeurd gemeentelijk ruimtelijk structuurplan, een gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar, een conform verklaard plannenregister, een vastgesteld vergunningenregister en een register van de onbebouwde percelen, wordt dit vastgesteld door de Vlaamse regering. Die vaststelling wordt bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. De aanvragen voor een stedenbouwkundige vergunning of een verkavelingsvergunning die vóór de eerste dag van de tweede maand na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad worden ingediend, worden verder behandeld overeenkomstig de in § 2 beschreven procedure. Bij uitzondering kan de Vlaamse regering bij de vaststelling, genoemd in het eerste lid, beslissen dat een gemeente die beschikt over een goedgekeurd gemeentelijk ruimtelijk structuurplan en een gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar, en welke gemeente in ruime mate, maar niet volledig, voldoet aan de voorwaarden inzake een conform verklaard plannenregister, een vastgesteld vergunningenregister en een register van de onbebouwde percelen, geacht wordt te voldoen aan de voorwaarden vermeld in de eerste zin van het eerste lid. Die beslissing geldt als vaststelling in de zin van het eerste lid, en wordt eveneens bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. De Vlaamse regering kan bij die beslissing een termijn opleggen waarbinnen de gemeente volledig dient te voldoen aan de voorwaarden. De Vlaamse regering stelt nadere regels vast voor de beoordeling van de voorwaarden die in aanmerking komen voor de toepassing van dit lid. § 2. Zolang een gemeente niet voldoet aan de voorwaarden voorgeschreven in § 1, worden de aanvragen voor een stedenbouwkundige of een verkavelingsvergunning behandeld overeenkomstig artikel 43, § 1 tot en met § 5, artikel 44, 49, 51, 52, 53 en 55, § 1, eerste lid, van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, in de plaats van overeenkomstig artikel 106 tot en met 126 van dit decreet. De gemeente moet ook in dit geval de adviezen, genoemd in artikel 111, § 4 en § 5 van dit decreet, inwinnen.] (decreet van 26 april 2000, artikel 48) [§ 3. Vóór het einde van het vijfde jaar na de inwerkingtreding van dit decreet stelt de Vlaamse Regering vast welke gemeenten niet voldoen aan de voorwaarden vermeld in § 1. De Vlaamse Regering kan op grond van die vaststelling de nodige initiatieven nemen om te verzekeren dat die gemeenten binnen een termijn van zeven jaar na de inwerkingtreding van dit decreet voldoen aan de voorwaarden vermeld in § 1.] (decreet van 22 april 2005, artikel 5)
Bijlagen 63 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– § 4. Wanneer een gemeente, nadat voldaan is aan de voorwaarden vermeld in § 1, niet langer deze voorwaarden blijft vervullen, of de registers niet bijhoudt zoals in dit decreet voorzien, of wanneer de stedenbouwkundige of verkavelingsvergunningen die worden verleend door het college van burgemeester en schepenen aanleiding geven tot het inwilligen van een beroep voor een significant aandeel van de afgeleverde vergunningen, of wanneer de gemeente op enige andere wijze blijk geeft van onbehoorlijk bestuur in het kader van de taken die haar krachtens dit decreet worden opgedragen, dan wordt dit op voorstel van de [gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar] vastgesteld door de Vlaamse regering. Deze vaststelling wordt bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en heeft voor gevolg dat, vanaf de datum van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, de aanvragen voor een stedenbouwkundige vergunning of een verkavelingsvergunning in eerste aanleg worden ingediend bij en beslist door de bestendige deputatie, en dat alle taken van de gemeente inzake vergunningverlening worden overgenomen door de provincie. Tevens worden alle taken van de gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar overgenomen door de provinciale stedenbouwkundige ambtenaar. Tegen de beslissingen van de bestendige deputatie inzake de vergunningsaanvragen kan beroep worden ingesteld bij de Vlaamse regering. De Vlaamse regering bepaalt de regels voor de indiening en de behandeling van het beroep. (decreet van 26 april 2000, artikel 54) § 5. Vanaf de datum van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van de vaststelling, bedoeld in § 3, tweede lid en § 4, wordt de uitbetaling van het aandeel in de planbatenheffing waar de gemeente recht op heeft opgeschort en worden aan de gemeente geen subsidies meer verleend op grond van dit decreet. De Vlaamse regering kan de reeds verleende subsidies op grond van dit decreet terugvorderen. De Vlaamse regering kan nadere regels vaststellen voor de vaststelling, bedoeld in § 3, tweede lid en § 4, en voor de overname van de taken van de gemeente door de provincie. § 6. Van zodra een gemeente waarvan de taken overeenkomstig § 3, tweede lid of § 4 zijn overgenomen door de provincie voldoet aan de voorwaarden vermeld in § 1, wordt dit op voorstel van de [gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar] vastgesteld door de Vlaamse regering. Die vaststelling wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. (decreet van 26 april 2000, artikel 54) De aanvragen voor een stedenbouwkundige of een verkavelingsvergunning die vanaf de eerste dag van de tweede maand na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad worden ingediend, worden behandeld overeenkomstig de artikelen 106 tot en met 127 van dit decreet. Vanaf de datum van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad wordt het aandeel in de planbatenheffing waar de gemeente recht op heeft opnieuw uitbetaald en kunnen aan de gemeente opnieuw subsidies worden verleend op grond van dit decreet. Artikel 194 Indien een gemeente niet voldoet aan haar verplichting om een vergunningenregister en een plannenregister te maken, kan de Vlaamse regering opdracht geven aan [het agentschap] om het vergunningenregister en het plannenregister of gedeelten daarvan voor die gemeente op te maken. [Het agentschap]kan daarvoor een beroep doen op de tussenkomst van derden. Na overlegging van een kostenstaat moet de gemeente de door het Vlaamse Gewest gemaakte kosten terugbetalen. (decreet van 10 maart 2006, artikel 120) Bron: eigen bewerking + decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening.
Bijlagen 64 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Bijlage 2: uitvoeringsbesluiten
Artikel 1. Het college van burgemeester en schepenen stelt een inventaris op van alle plannen en verordeningen die overeenkomstig artikel 92 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, in het plannenregister opgenomen moeten worden. Als de inventaris als een digitale databank wordt opgemaakt, dan gebeurt dit conform de technische normen, ter beschikking van de gemeente gesteld door [het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed, hierna het Departement RWO te noemen]. De inventaris maakt deel uit van het plannenregister. Art. 2. § 1. Het college van burgemeester en schepenen neemt in zijn plannenregister het op zijn grondgebied betrekking hebbende deel van het geactualiseerde gewestplan met bijhorende voorschriften op. Het kan hiervoor als vertrekbasis nemen het gewestplan zoals dat door [het Departement RWO] in digitale vorm ter beschikking wordt gesteld. § 2. Het college van burgemeester en schepenen neemt in zijn plannenregister het op zijn grondgebied betrekking hebbende deel van het ontwerp-gewestplan met bijhorende voorschriften op, zoals dat door [het Departement RWO] in analoge of digitale vorm ter beschikking wordt gesteld. Art. 3. Het college van burgemeester en schepenen neemt in zijn plannenregister de digitale ankerpunten voor kadastrale percelen op, zodra die door het ondersteunend centrum GISVlaanderen ter beschikking worden gesteld. Art. 4. Het college van burgemeester en schepenen neemt de contouren van de algemene en bijzondere plannen van aanleg met bijhorende voorschriften, of delen ervan, op in het plannenregister indien ze niet worden opgeheven met toepassing van de artikelen 170 en 190 van het voornoemde decreet van 18 mei 1999. Het kan als vertrekbasis hiervoor nemen, het op zijn grondgebied betrekking hebbende deel van de vectoriële GIS datalaag met de contouren van de bijzondere plannen van aanleg, zoals dat door [het Departement RWO] in digitale vorm ter beschikking wordt gesteld. Het neemt ook de ontwerpen op, zolang deze nog aanleiding kunnen geven tot het weigeren van vergunningsaanvragen. Het verschil in juridische status moet echter duidelijk waarneembaar zijn. Elke contour moet via een uniek identificatienummer een verwijzing naar de inventaris, genoemd in artikel 1, en naar het eigenlijke plan van aanleg bevatten. Indien er slechts een gedeelte van een plan van aanleg wordt behouden, bakent de betreffende contour enkel het te behouden gedeelte af. Zowel de contouren als de eigenlijke plannen behoren tot het plannenregister. Art. 5. Het college van burgemeester en schepenen neemt de omschrijvende veelhoek van de bestaande rooilijnplannen van gewest-, provincie- en gemeentewegen op in het plannenregister. Elke veelhoek moet via een uniek identificatienummer een verwijzing naar de inventaris, genoemd in artikel 1, en naar het eigenlijke rooilijnplan bevatten. Zowel de veelhoeken als de eigenlijke rooilijnplannen behoren tot het plannenregister. Art. 6. Het college van burgemeester en schepenen neemt de omschrijvende veelhoek van de bestaande niet-gerealiseerde onteigeningsplannen, opgemaakt ter uitvoering van de niet-
Bijlagen 65 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– opgeheven plannen van aanleg of van de ruimtelijke uitvoeringsplannen, op in het plannenregister. Elke veelhoek moet via een uniek identificatienummer een verwijzing naar de inventaris, genoemd in artikel 1, en naar het eigenlijke onteigeningsplan bevatten. Zowel de veelhoeken als de eigenlijke onteigeningsplannen behoren tot het plannenregister. Art. 7. Het college van burgemeester en schepenen neemt de bestaande en de nieuwe stedenbouwkundige verordeningen, bouw- en verkavelingsverordeningen op in het plannenregister. Art. 8. De nieuwe Vlaamse en provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen met bijhorende voorschriften, evenals de delen van de plannen waarop een voorkooprecht geldt en die waarvoor een planbatenheffing verschuldigd is, worden steeds in digitale vorm ter beschikking gesteld van het college van burgemeester en schepenen, dat ze opneemt in zijn plannenregister. De ontwerpen ervan worden in analoge of digitale vorm ter beschikking gesteld van het college van burgemeester en schepenen, dat ze opneemt in zijn plannenregister. Indien deze ruimtelijke uitvoeringsplannen op een gedeelte van het grondgebied van de gemeente betrekking hebben, wordt ook de contour van deze plannen bepaald en wordt via een uniek identificatienummer een verwijzing naar de inventaris, genoemd in artikel 1, en naar het eigenlijke ruimtelijke uitvoeringsplan gemaakt. Zowel de contouren als de eigenlijke ruimtelijke uitvoeringsplannen behoren tot het plannenregister. Art. 9. Het college van burgemeester en schepenen neemt de contouren van de nieuwe gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, evenals de delen van de plannen waarop een voorkooprecht geldt en die waarvoor een planbatenheffing verschuldigd is, op in het plannenregister. Het neemt ook de ontwerpen op. Het verschil in juridische status moet echter duidelijk waarneembaar zijn. Elke contour bevat via een uniek identificatienummer een verwijzing naar de inventaris, genoemd in artikel 1, en naar het eigenlijke ruimtelijke uitvoeringsplan. Zowel de contouren als de eigenlijke ruimtelijke uitvoeringsplannen behoren tot het plannenregister. Art. 10. De nieuwe rooilijnplannen van gewest- en provinciewegen worden steeds in digitale vorm ter beschikking gesteld van het college van burgemeester en schepenen, dat ze opneemt in zijn plannenregister. De omschrijvende veelhoek van deze plannen wordt bepaald en via een uniek identificatienummer wordt een verwijzing naar de inventaris, genoemd in artikel 1, en naar het eigenlijke rooilijnplan gemaakt. Zowel de omschrijvende veelhoeken als de eigenlijke rooilijnplannen behoren tot het plannenregister. Art. 11. Het college van burgemeester en schepenen neemt de omschrijvende veelhoek van de nieuwe gemeentelijke rooilijnplannen op in het plannenregister. Elke veelhoek bevat via een uniek identificatienummer een verwijzing naar de inventaris, genoemd in artikel 1, en naar het eigenlijke rooilijnplan. Zowel de veelhoeken als de eigenlijke rooilijnplannen behoren tot het plannenregister. Art. 12. De nieuwe onteigeningsplannen, opgemaakt ter uitvoering van de Vlaamse of de provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen worden in digitale vorm opgemaakt en ter beschikking gesteld van het college van burgemeester en schepenen, dat ze opneemt in zijn plannenregister.
Bijlagen 66 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– De omschrijvende veelhoek van deze plannen wordt bepaald en via een uniek identificatienummer wordt een verwijzing naar de inventaris, genoemd in artikel 1, en naar het eigenlijke onteigeningsplan gemaakt. Zowel de omschrijvende veelhoeken als de eigenlijke onteigeningsplannen behoren tot het plannenregister. Art. 13. Het college van burgemeester en schepenen neemt de omschrijvende veelhoek van de nieuwe onteigeningsplannen, opgemaakt ter uitvoering van de gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, op in het plannenregister. Elke veelhoek bevat via een uniek identificatienummer een verwijzing naar de inventaris, genoemd in artikel 1, en naar het eigenlijke onteigeningsplan. Zowel de veelhoeken als de eigenlijke onteigeningsplannen behoren tot het plannenregister. Art. 14. Ontwerp-plannen, plannen en verordeningen die worden opgeheven of op enige andere wijze hun rechtskracht verliezen, worden door het college van burgemeester en schepenen uit het plannenregister geschrapt. Art. 15. Als de gemeente het gehele plannenregister of een deel ervan in digitale vorm wilt opmaken, moet ze rekening houden met de technische aanbeveling aangaande de uitwisseling van digitale geografische gegevens voor het plannenregister, die ter beschikking wordt gesteld door het [Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen]. Art. 16. Het college van burgemeester en schepenen bezorgt de planologische ambtenaar [en de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar] een afschrift van het eerste plannenregister in digitale en/of analoge vorm binnen een jaar na de inwerkingtreding van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening. Het verzendt dit per aangetekend schrijven of geeft het af tegen ontvangstbewijs. Een kopie van de originele plannen van aanleg, de ruimtelijke uitvoeringsplannen, de rooilijnplannen en de onteigeningsplannen moet echter niet bijgevoegd worden, [...]. Art. 17. Dit besluit treedt in werking op 1 mei 2000. Art. 18. De Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, is belast met de uitvoering van dit besluit. Bron: besluit van de Vlaamse regering van 5 mei 2000 houdende bepaling van de nadere regels voor de opmaak en de actualisering van het plannenregister.
Bijlagen 67 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Hoofdstuk I. Het vergunningenregister Artikel 1. Alle gemeenten leggen een vergunningenregister aan op geïnformatiseerde wijze, conform de technische normen, ter beschikking gesteld van de gemeente door [het agentschap RO-Vlaanderen van het Vlaams Ministerie van Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed, hierna het agentschap te noemen]. Art. 2. De Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, wordt gemachtigd om met de federale overheid een overeenkomst te sluiten met betrekking tot de actualisering van de kadastrale informatie. Art. 3. Op verzoek van de [ambtenaren van ruimtelijke ordening als vermeld in artikel 10, 12 en 13 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening] drukt de gemeente uittreksels uit het vergunningenregister af en bezorgt ze hen. Voor 15 januari en 15 juli van elk jaar bezorgt de gemeente aan de [gewestelijke stedenbouwkundige] ambtenaar ofwel aangetekend, ofwel tegen ontvangstbewijs een digitaal afschrift van de wijzigingen die gedurende de voorbije zes maanden in het vergunningenregister aangebracht zijn, conform de technische normen met betrekking tot het uitwisselingsformaat, ter beschikking gesteld van de gemeente door [het agentschap]. Voor 15 januari bezorgt de gemeente de wijzigingen van de maanden juli tot en met december. Voor 15 juli bezorgt de gemeente de wijzigingen van de maanden januari tot en met juni. Hoofdstuk II. De opmaak van het eerste vergunningenregister Art. 4. Het ontwerp van vergunningenregister bevat de informatie over de in het verleden behandelde dossiers inzake ruimtelijke ordening zoals bepaald in artikel 191, § 1, van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, conform de technische normen, ter beschikking gesteld van de gemeente door [het agentschap]. Art. 5. Het college van burgemeester en schepenen bezorgt de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar het ontwerp van vergunningenregister in digitale vorm. Het verzendt dit per aangetekend schrijven of geeft het af tegen ontvangstbewijs, conform de technische normen met betrekking tot het uitwisselingsformaat, ter beschikking gesteld van de gemeente door [het agentschap]. Het neemt als bijlage de lijst op van de kadastrale percelen en daaraan gekoppeld het registernummer van de gebouwen en de constructies waarvoor de informatie, vermeld in het tweede en derde lid van artikel 191, § 1 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, niet werd teruggevonden. Art. 6. Het verslag van de [gewestelijke stedenbouwkundige] ambtenaar bevat twee delen, namelijk een algemene beschrijvende evaluatie en dossiergebonden opmerkingen over het ontwerp van vergunningenregister. Het verslag wordt afgesloten door de evaluatie: gunstig of ongunstig. Het college van burgemeester en schepenen brengt de wijzigingen aan in het ontwerp van vergunningenregister die nodig zouden zijn ingevolge de dossiergebonden opmerkingen. Het voegt het volledige verslag toe aan het vergunningenregister. Hoofdstuk III. Slotbepalingen Art. 7. Dit besluit treedt in werking op 1 mei 2000. Art. 8. De Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, is belast met de uitvoering van dit besluit. Bron: Besluit van de Vlaamse regering van 5 mei 2000 houdende de organisatie van het vergunningenregister.
Bijlagen 68 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Artikel 1. De gemeentebesturen zijn ertoe gehouden in toepassing van artikel 134, § 2, tweede lid van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, aan de personen die erom verzoeken, een uittreksel van het plannenregister af te geven. De verzoeker richt zijn verzoek schriftelijk aan de gemeente. Hij geeft aan op welke percelen zijn verzoek betrekking heeft. De Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, wordt gemachtigd om het model van dit uittreksel van het plannenregister te bepalen. Art. 2. De gemeentebesturen zijn ertoe gehouden in toepassing van artikel 134, § 3, tweede lid van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, aan de personen die erom verzoeken, een uittreksel van het vergunningenregister af te geven. De verzoeker richt zijn verzoek schriftelijk aan de gemeente. Hij geeft aan op welke percelen zijn verzoek betrekking heeft. De Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, wordt gemachtigd om het model van dit uittreksel van het vergunningenregister te bepalen. Art. 3. De Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, is belast met de uitvoering van dit besluit. Bron: besluit van de Vlaamse regering van 18 mei 2001 tot uitvoering van artikel 134, §§ 2 en 3 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, B.S. 19 juni 2001.
Bijlagen 69 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Artikel 1. Het uittreksel uit het plannenregister bevat informatie betreffende plannen en verordeningen die van toepassing zijn op een of meer percelen. De informatie betreft een momentopname en bevat minimaal de plannen en verordeningen zoals die opgenomen zijn in het conform verklaarde plannenregister, aangevuld met de actualisaties. Het betreft de situatie zoals die was op de dag van behandeling of afgifte van dat uittreksel. Art. 2. Het uittreksel van de plannen die opgenomen zijn in het conform verklaarde plannenregister bevat, wat de plannen betreft minimaal de naam van het plan zoals het is goedgekeurd, de datum van goedkeuring, de eventuele bestemmingen en stedenbouwkundige voorschriften en wat de verordeningen betreft minimaal de naam van de verordening zoals het is goedgekeurd, de datum van goedkeuring en het beschikkend gedeelte. Art. 3. Elk uittreksel bevat de volgende vermeldingen: " 1° Het uittreksel uit het plannenregister geeft aan welke informatie over één of meer door de aanvrager opgegeven perceelsnummers in het plannenregister is opgenomen. Er kan geen garantie gegeven worden dat die informatie volledig is. Zo kunnen kadastrale perceelsnummers na verloop van tijd gewijzigd zijn; 2° Het feit dat in het plannenregister vermeld is dat een bestemmingsvoorschrift bestaat, betekent niet noodzakelijk dat wat werkelijk uitgevoerd is overeenstemt met dat voorschrift of dat alles wat ingetekend is, ook effectief uitgevoerd is; 3° Conform artikel 95 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening is het college van burgemeester en schepenen verantwoordelijk voor de overeenstemming van het plannenregister met de stukken die erin moeten worden opgenomen. " Art 4. Indien de gemeente een kopie van (een deel van) de kaart wil meegeven, moet ze vermelden dat het een reproductie betreft zonder juridische waarde. Een (deel van de) kaart wordt afgedrukt of gekopieerd op schaal van het originele plan en op basis van de originele onderlegger (eventueel een recentere versie). Bron: ministerieel besluit van 7 februari 2003 houdende bepaling van het model van het uittreksel uit het plannenregister.
Bijlagen 70 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Hoofdstuk I. Algemene bepalingen Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° [...] [2° het agentschap: het agentschap RO-Vlaanderen van het Vlaams Ministerie van Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed;] 3° gemeentelijke plannen : gemeentelijke plannen van aanleg of gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen en ontwerpen ervan, rooilijnplannen, onteigeningsplannen; Art. 2. Binnen de perken van de daartoe bestemde kredieten op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap, worden subsidies toegekend aan gemeenten voor de opmaak van het eerste vergunningenregister en van het eerste plannenregister onder de in dit besluit gestelde voorwaarden. Indien de kredieten voor het betrokken begrotingsjaar zijn uitgeput, krijgt de gemeente het daaropvolgende begrotingsjaar de subsidie. Voor de vergunningen- en plannenregisters, die aan de gestelde voorwaarden voldoen, zal de subsidie worden uitbetaald in de volgorde waarin het verslag van de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar of de conformverklaring [...] worden opgemaakt. Hoofdstuk II. Subsidiëring van het eerste vergunningenregister Art. 3. De subsidie voor de opmaak van het eerste vergunningenregister bedraagt 3.718,40 euro forfaitair, verhoogd met 0,62 euro per bouwvergunning, verkavelingsvergunning, attest of proces-verbaal, waarvan de gegevens zijn ingevoerd. Art. 4. De subsidie voor de opmaak van het eerste vergunningenregister wordt zonder verdere formaliteiten uitbetaald [door het agentschap] nadat de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar zijn verslag over het ontwerp van vergunningenregister heeft afgesloten met een gunstige evaluatie. Hoofdstuk III. Subsidiëring van het eerste plannenregister Art. 5. De subsidie voor de opmaak van het eerste plannenregister bedraagt: 1° indien de planneninventaris en het contourenoverzicht in analoge vorm zijn overgedragen, wordt het bedrag van de subsidie forfaitair bepaald op 619,73 euro. Het bedrag wordt verhoogd met 12,39 euro per gemeentelijk plan dat opgenomen is in het eerste conform verklaarde plannenregister; 2° indien de planneninventaris in digitale vorm en het contourenoverzicht in analoge vorm zijn overgedragen, wordt het bedrag van de subsidie forfaitair bepaald op 1.239,47 euro. Het bedrag wordt verhoogd met 12,39 euro per gemeentelijk plan dat opgenomen is in het eerste conform verklaarde plannenregister; 3° indien de planneninventaris en het contourenoverzicht in digitale vorm zijn overgedragen, wordt het bedrag van de subsidie forfaitair bepaald op 3.718,40 euro. Het bedrag wordt verhoogd met 24,79 euro per gemeentelijk plan dat opgenomen is in het eerste conform verklaarde plannenregister; 4° indien de planneninventaris en het contourenoverzicht in digitale vorm en de geldende plannen van aanleg en de ruimtelijke uitvoeringsplannen en ontwerpen ervan in digitaal rasterformaat en gegeorefereerd, en de rooilijnplannen en onteigeningsplannen in rasterformaat zijn overgedragen, wordt het bedrag van de subsidie forfaitair bepaald op
Bijlagen 71 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– 3.718,40 euro. Het bedrag wordt verhoogd met 37,18 euro per gemeentelijk plan dat opgenomen is in het eerste conform verklaarde plannenregister. In dit geval moet de gemeente rekening houden met de technische aanbeveling aangaande het omzetten naar rasterformaat en het georefereren van plannen. In de gevallen, bedoeld in het eerste lid, 1°, 2°, en 3°, staat de Vlaamse regering in voor het omzetten naar digitaal rasterformaat en het georefereren van de geldende plannen van aanleg, en het omzetten naar een digitaal rasterformaat van de rooilijnplannen en onteigeningsplannen, opgenomen in het plannenregister van elke gemeente. Art. 6. De subsidie voor de opmaak van het eerste plannenregister wordt zonder verdere formaliteiten uitbetaald [door het agentschap na de conformverklaring van het eerste plannenregister]. Hoofdstuk IV. Slotbepalingen Art.7 De subsidiebedragen krachtens artikel 4 en artikel 7 worden onmiddellijk uitbetaald aan de gemeenten, die reeds voor de inwerkingtreding van dit besluit beschikken over een vastgesteld vergunningenregister of een conform verklaard plannenregister. Art.8 (…) Art.9. De Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, is belast met de uitvoering van dit besluit. Bron: eigen bewerking + besluit van de Vlaamse regering van 22 juni 2001 tot bepaling van de voorwaarden voor de toekenning van subsidies aan gemeenten voor de opmaak van het eerste vergunningenregister en het eerste plannenregister.
Literatuurlijst 72 –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
Literatuurlijst Aanbeveling voor de digitale uitwisseling van contouren van het plannenregister, versie 1.1, juni 2000, beschikbaar via het AGIV.
Aanbeveling voor de opmaak en uitwisseling van digitale plannen van het plannenregister in rasterformaat, versie 1.0, februari 2001, beschikbaar via het AGIV.
Arbitragehof nr. 94/2005, 25 mei 2005, B.S. 10 juni 2005.
Besluit van de Vlaamse regering van 5 mei 2000 houdende bepaling van de nadere regels voor de opmaak en de actualisering van het plannenregister, B.S. 23 mei 2000.
Besluit van de Vlaamse regering van 5 mei 2000 houdende de organisatie van het vergunningenregister, B.S. 20 mei 2000.
Besluit van de Vlaamse regering van 18 mei 2001 tot uitvoering van artikel 134, §§ 2 en 3 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, B.S. 19 juni 2001.
Besluit van de Vlaamse regering van 22 juni 2001 tot bepaling van de voorwaarden voor de toekenning van subsidies aan gemeenten voor de opmaak van het eerste vergunningenregister en het eerste plannenregister, B.S. 21 juli 2001.
BOUCKAERT, B. en DE WAELE, T., “Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw in het Vlaamse Gewest”, Brugge, Vanden Broele, 2004.
BUIJS, X., “Gemeenten op 1 mei ontvoogd?”, artikel uit Lokaal, nr.8, 16 april 2007.
Cass. 13 december 2005, T.R.O.S. 2006, 347-358, met conclusie van procureur-generaal DE SWAEF, M., en noot van RASSCHAERT, W. en BELEYN, J., “Over het vermoeden van
Literatuurlijst 73 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– vergunning en het louter declaratieve karakter van de vermelding ervan in het vergunningenregister”.
Decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, gewijzigd bij de decreten van 28/9/1999, 22/12/1999, 26/4/2000, 8/12/2000, 13/7/2001, 1/3/2002, 8/3/2002, 19/7/2002, 28/2/2003, 4/6/2003, 21/11/2003, 7/5/2004, 22/4/2005 en 10/3/2006.
DESAIR, E., “Overgangs- en opheffingsbepalingen”, in X., Ruimtelijke ordening en stedenbouw op nieuwe wegen?”, Brussel, De Boeck-Larcier, 2001.
FLAMEY, P. en GHYSELS, J., “Ruimtelijke ordening en stedenbouw anno 2001”, Diegem, Kluwer, 2000.
HOEVEN, E., “Aansprakelijkheid van mandatarissen (deel 1) - Juridisch kader van vandaag is strak keurslijf voor burgemeester en schepenen”, De Gemeente, 2000, nr.5.
LEINFELDER, H., seminarie administratieve aspecten, Universiteit Gent, 14 februari 2007.
LUST, S., “De aansprakelijkheid van de overheid voor foutieve informatie in een stedenbouwkundig attest”, noot onder Gent, 20 december 2002, R.A.B.G., 2003, 871-876.
MARTENS, B. en EMPEREUR, E., “Ruimtelijke ordening. Hete hangijzers voor de onderneming”, Antwerpen, Maklu, 1999.
Ministerieel Besluit van 7 februari 2003 houdende bepaling van het model van het uittreksel uit het plannenregister, B.S. 4 april 2003.
Parl. Hand. Vl.P. 2006-2007, nr.157, 29 maart 2007.
Parl.St. Vl.P. 1998-1999, stuk 1332, nr. 1.
Parl.St. Vl.P. 1998-1999, stuk 1332, nr. 8.
Literatuurlijst 74 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Parl.St. Vl.P. 2000-2001, stuk 627, nr. 2.
Parl.St. Vl.P. 2002-2003, stuk 1566, nr. 7.
Parl.St. Vl.P. 2002-2003, stuk 1800, nr. 1.
Parl. Vr. en Antw. Vl.P. 2002-2003, 4 oktober 2002, 205 (Vr. nr. 126. DECALUWE, C., 16 mei 2002).
RASSCHAERT, W., “Het vergunningenregister, een opfrissing…”, T.R.O.S. 2006, 285-295.
RASSCHAERT, W., “Over de aansprakelijkheid van de overheid bij het afleveren van een foutief stedenbouwkundig attest en de mogelijkheid om een vergunning alsnog te weigeren na het afleveren van een gunstig attest”, T.R.O.S. 2003, 377–383, noot onder Gent, 20 december 2002.
Richtlijn aangaande de analoge opmaak van contouren van plannen en verordeningen voor het plannenregister, versie 1.0, 1 mei 2000, beschikbaar via www.ruimtelijkeordening.be.
Richtlijn aangaande de opmaak van een tabel met de planneninventaris voor het plannenregister, versie 1.0, mei 2000, beschikbaar via www.ruimtelijkeordening.be.
Richtlijn aangaande de opmaak van een tabel met de planneninventaris voor het plannenregister, versie 1.1, augustus 2002, beschikbaar via www.ruimtelijkeordening.be.
Richtlijn betreffende de organisatie van het vergunningenregister, versie 1.04, april 2005, beschikbaar via www.ruimtelijkeordening.be.
Richtlijn voor de digitale uitwisseling van ruimtelijke uitvoeringsplannen in vectorformaat, versie 1.0, 1 oktober 2001, beschikbaar via www.ruimtelijkeordening.be.
Literatuurlijst 75 ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– ROELANDTS, B., “Zonevreemd bouwen en exploiteren”, in HUBEAU, B. en VANDEVYVERE, W. (ed.), “Handboek ruimtelijke ordening en stedenbouw”, Brugge, Die Keure, 2004.
ROELANDTS, B. en VEKEMAN, R., “Het decreet van 18 mei 1999 betreffende de organisatie van de ruimtelijke ordening in hoofdlijnen”, T.Gem. 2000.
R.v.St. Van Remmen en Franckx, nr. 157.903, 25 april 2006, met commentaar van VEKEMAN, R., “Vermelding in het vergunningenregister en annulatieberoep bij de Raad van State”, T.Gem., Kluwer, 2007, 80-81.
Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten, “Toelichting inlichtingenformulier vastgoedinformatie”, 8 september 2004.
VLAAMSE ADMINISTRATIE, Bijdrage Vlaamse Administratie aan het regeerprogramma van de aantredende Vlaamse regering - deel 12: Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed, Vlaamse Overheid, 2004.
www.ruimtelijkeordening.be.