Tekst 1
De illusies van de kenniseconomie Het Innovatieplatform van premier Balkenende wil dat Nederland tot de kopgroep van de kenniseconomieën gaat behoren. Volgens Harry Kunneman, hoogleraar sociale theorie en rector magnificus van de Universiteit voor Humanistiek, worden er verwachtingen geschapen die niet of slechts ten dele zijn waar te maken. 1
5
10
15
2
20
25
3
30
35
4
40
De ontwikkeling van Nederland als ‘kennisland’ staat hoog op de politieke agenda. In korte tijd is er brede consensus ontstaan over de noodzaak de achterstandspositie van Nederland om te buigen. Nederland dient tot de ‘kopgroep’ van innoverende landen te gaan behoren. In Europees verband zullen de uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling tussen nu en 2010 verhoogd worden tot 3 procent van het bruto nationaal product, wat voor Nederland een verhoging van ruim 30 procent betekent. Naast onderzoeksinvesteringen door bedrijven gaat het vooral om investeringen in bèta-studies die bijdragen aan innovaties op gebieden als ICT, 1) 2) genomics en nanotechnologie . Merkwaardig is de grote eensgezindheid waarmee dit technologiebeleid uitgedragen wordt. Er kan immers een groot vraagteken geplaatst worden bij een belangrijke vooronderstelling waarop dit beleid stoelt. In de vele rapporten en artikelen over dit onderwerp wordt als vanzelfsprekend aangenomen dat er een directe koppeling bestaat tussen technologische innovatie en economische groei aan de ene kant en toename van welzijn en verbetering van de kwaliteit van leven aan de andere kant. “Innovatie moet, technologie doet goed”, zo luidt de heilsboodschap. Het zal duidelijk zijn: met het ontwikkelen van nieuwe kennis en nieuwe technologische producten wil men de economie vooruit helpen. Maar tegelijkertijd wordt de verwachting gewekt dat door technologische vernieuwing de levenskwaliteit zal toenemen. De burger krijgt aldus de illusie voorgespiegeld van een bestaan waarin op den duur alle bedreigingen uitgebannen zijn en dat volledig maakbaar is. In postindustriële samenlevingen als de onze verwachten de mensen dan ook dat de
45
50
55
60
5
65
70
75
80
kwaliteit van het dagelijks leven steeds meer zal toenemen door de technologische vooruitgang op gebieden als medische zorg, wonen, voeding, communicatie, transport en vrije tijd. Met andere woorden: we gaan er – al dan niet bewust – van uit dat het bestaan beheersbaar is. Dit vooruitgangsgeloof en de daarmee gepaard gaande illusies wortelen in een 3) newtoniaans wereldbeeld. Dat wereldbeeld verbreidde zich in de achttiende en negentiende eeuw over bijna alle wetenschappen en kreeg in de twintigste eeuw in de meeste westerse maatschappijen een dominante positie. Vandaar het bijna onbegrensde vertrouwen in de beheersbaarheid van het bestaan. Bedrijfsleven en overheid hebben er een groot commercieel en politiek belang bij deze illusie van een maakbare toekomst in stand te houden. De werkelijkheid waarin wij mensen leven, kan echter nooit geheel doorzien en begrepen worden, laat staan dat we als 4) Frankenstein alsmaar kunnen blijven knutselen aan de basiscondities van het leven. Het zijn de exacte wetenschappen zelf die de al te naïeve verwachtingen logenstraffen. Het is bijvoorbeeld wetenschappelijk vastgesteld dat in allerlei natuurlijke stelsels – bijvoorbeeld het weer – onder bepaalde omstandigheden heel kleine, niet exact meetbare ontwikkelingen enorm versterkt kunnen worden, waardoor ze onvoorspelbare resultaten kunnen hebben. Een tot de verbeelding sprekend voorbeeld: de vleugelslag van een vlinder in een Zuid-Amerikaans oerwoud kan uiteindelijk leiden tot een vloedgolf in de noordelijke IJszee. Het gedrag van natuurlijke systemen is dikwijls chaotisch en ondoorzichtig. Dat geldt voor alle complexe systemen, en dus ook voor een bijzonder interessante categorie: de levende wezens, variërend van amoeben tot kreeften en van
noot 1
genomics: tak van wetenschap die zich bezighoudt met genetische manipulatie van levende organismen
noot 2
nanotechnologie: technologie op microniveau
noot 3
Newton: beroemd natuurkundige uit de zeventiende eeuw; huldigde de opvatting dat het heelal gebaseerd is op wetmatigheden en dat derhalve alles voorspelbaar is
noot 4
Frankenstein: verzonnen personage uit een negentiende-eeuwse roman, die op kunstmatige wijze nieuw leven creëerde
600025-1-01t
2
Lees verder
6 85
90
95
7 100
105
8 110
115
120
9 125
130
135
10 140
600025-1-01t
fruitvliegjes tot mensapen. Met dit vrij recente wetenschappelijk inzicht komt ook de aloude droom van een exacte wetenschap van het menselijk bestaan in een ander licht te staan. Niet alleen mensen zelf, maar ook beschavingen en samenlevingen zijn complexe en dynamische stelsels van wetmatige samenhangen en chaotische processen, waarbij voortdurend nieuwe en onverwachte mogelijkheden ontstaan. De opvatting dat een dergelijke wetenschap ooit de mens in al zijn biologische, mentale en sociologische aspecten zal kunnen doorgronden en voorspellen, is niet langer houdbaar. Dit betekent natuurlijk niet dat beheersbaarheid en voorspelbaarheid geen enkele rol meer spelen in de wetenschap van de mens. Integendeel. De fysieke lengte en het gewicht van Nederlanders laten zich tamelijk exact bepalen en voorspellen. Maar met betrekking tot belangrijke eigenschappen zoals ‘de geschiktheid van mannen als vader of als partner’, zijn beheersbaarheid en voorspelbaarheid in de newtoniaanse betekenis geheel uitgesloten. Het is ook een illusie te menen dat iedereen in gelijke mate zal profiteren van de voortschrijdende technologie. Lang niet iedereen is vaardig genoeg om mee te komen in de beoogde kenniseconomie. Zij die moeten afhaken, zullen verworden tot tweederangsburgers. Uiteindelijk zal de samenleving wereldwijd niet vrij zijn van maatschappelijke spanningen, veroorzaakt door een nieuwe tweedeling. En de spectaculaire groei van wetenschappelijke kennis en technologische beheersingsmogelijkheden heeft vooralsnog geen einde gemaakt aan de wereldwijde tegenstelling tussen arm en rijk. Daarbovenop zijn er de morele en existentiële vragen. Wanneer mensen een groot verlies lijden of hun zelfbeeld aan gruzelementen zien vallen of ervaringen van onrecht, vernedering en uitsluiting moeten verwerken, schiet de technologie tekort; zij zien zich dan gedwongen om op een heel andere manier om te gaan met de vragen die het menselijk bestaan oproept. Het gaat daarbij onder andere om het echt toelaten en laten doorwerken van een menselijk verlies en om de niet eenvoudige zoektocht naar een complexer beeld van het eigen bestaan en van het menselijk leven, maar ook om een rijkere taal voor het benoemen van datgene waar het in het leven uiteindelijk om gaat. Het uitdijen van onze consumptieve behoeften en alles wat daarbij hoort, dreigt ons eerder weg te voeren van deze centrale levenskwaliteiten dan dat het ons daar dichterbij brengt. Bij deze levenskwaliteiten
145
150
155
160
11
165
170
175
12
180
185
190
195
13 200
3
denk ik aan ervaringen als vriendschap, trouw, zorg, intimiteit en emotionele nabijheid, maar ook aan kwaliteiten als integriteit, maatschappelijke betrokkenheid, moed en inspiratie. Al deze kwaliteiten en ervaringen liggen voorbij het register van technologische beheersing en consumptie. Zij brengen kleur en diepgang in ons bestaan en dragen bij aan ervaringen van samenhang, verwondering en hoop. Het zijn deze ervaringen en kwaliteiten die uiteindelijk bepalend zijn voor de zin van ons leven. Ze geven inzicht in het bestaan en zijn traditioneel vooral buiten de exacte wetenschappen te vinden: in kunst en in filosofie, in religies en levensbeschouwingen, in romans, poëzie en biografieën, en ten slotte in de geesteswetenschappen. De grote vraag is nu, hoe dergelijke vormen van menselijke reflectie en levenskwaliteiten in verbinding te brengen zijn met de economische en technologische groeidynamiek van postindustriële samenlevingen. Welnu, wij zouden in Nederland een meersporenbeleid moeten voeren. We zouden er niet alleen naar moeten streven een kenniseconomie van formaat te worden, maar ook ruimte moeten maken voor ideeën over zingeving binnen de kantoren, laboratoria en machinekamers van de postindustriële vooruitgang. Beleving en emotie zullen in een verzadigde consumptiemaatschappij immers op den duur belangrijker worden dan de bevrediging van materiële behoeften. In deze wederzijdse toenadering van postindustriële productie en consumptie aan de ene kant en zingevingsprocessen aan de andere kant liggen grote kansen besloten. De mogelijkheid namelijk om op de nieuwe, morele vragen en existentiële uitdagingen een antwoord te vinden. Het gaat om zeer concrete vragen. Bijvoorbeeld de vraag naar een beleidsvisie, gesteld door psychiaters in ons land die onder grote druk staan om een volledig biologische benadering van de menselijke geest te accepteren, maar ondertussen in de grote steden met hun handen in het haar zitten door de verwevenheid van psychiatrische problemen met maatschappelijke achterstandsposities en criminaliteit. Ook zijn er de dilemma’s van wetenschappers en technici op het gebied van genomics die via hun werk een heel nieuwe categorie morele en existentiële vragen in de wereld brengen, vragen waar velen van hen mee worstelen. In de discussie over de ontwikkeling van Nederland als kennisland zouden daarom economische, kentheoretische, politiekmorele en existentiële vragen onlosmakelijk met elkaar verbonden moeten zijn. Wil die ontwikkeling inderdaad bijdragen aan de
Lees verder
205
verbetering van de kwaliteit van ons leven, dan dient het bevorderen van exacte prestaties samen te gaan met het ontwikkelen van
210
nieuwe beddingen voor morele reflectie en het ontwikkelen van een duurzaam en evenwichtig vooruitgangsperspectief. naar: Harry Kunneman uit: Filosofiemagazine, november 2003
Tekst 2
De appel en de mand 1
2
3
4
600025-1-01t
Toen ik als wetenschapper van buitenlandse afkomst medio jaren zeventig mijn onderzoek bij de Amsterdamse politie begon, kwam Nederland nog op me over als een smetteloze democratie, waar onkreukbare ministers zich op de fiets naar hun werk begaven, waar overheidsdienaren immuun waren voor de verlokkingen van het vlees en de politie gold als toonbeeld van rechtschapenheid. De laatste jaren heeft echter een reeks van schandalen het bestaan onthuld van kwalijke praktijken in tal van Nederlandse organisaties. Misschien mogen we wel stellen dat corruptie, fraude en gesjoemel even Nederlands zijn als bloemkool. Er bestaat geen goede definitie van het begrip corruptie, maar in het algemeen heeft het betrekking op een functionaris die geld, cadeaus of toezeggingen aanneemt in ruil voor een of andere dienst, zoals een procedure versnellen, een vergunning verstrekken of een overtreding door de vingers zien. Zo bezien is corruptie een verschijnsel op individueel niveau: de oorzaak ligt bij het zwakke individu dat de verleiding van persoonlijke verrijking niet kan weerstaan. De organisatie waarbij de corrupte functionaris werkzaam is, hoeft slechts deze ‘rotte appel’ uit de mand te verwijderen om zich te zuiveren; het systeem zelf kan ongemoeid blijven. In een wijder perspectief kan corruptie ook als machtsmisbruik of misbruik van vertrouwen worden opgevat. De hoeveelheid ‘corruptie’ die men waarneemt, vormt in deze tweede interpretatie een afspiegeling van de morele gezondheid van de samenleving. Het is vooral in deze bredere betekenis dat ik inga op het verschijnsel corruptie. De achterliggende vraag is daarbij: hoe is machtsmisbruik in de Nederlandse samenleving binnen de perken te houden? In Nederland gaat het serieuze debat op dit terrein terug tot 1992, toen wijlen minister Ien Dales een toespraak hield over de integriteit van het openbaar bestuur. Zij sprak daarin de legendarisch geworden woorden: “De overheid is of wél of níet integer. Een beetje integer kan niet. Aantasting van de integriteit van de overheid betekent niet minder dan dat de overheid
5
6
4
het vertrouwen van de burgers verliest.” Dales was de eerste minister die in het openbaar het akelige woord ‘corruptie’ uitsprak. Tot dan toe leek de Nederlandse maatschappij immuun voor de verderfelijke praktijken die je in zulke exotische oorden als Luik (‘Sicilië aan de Maas’) of donker Afrika kon aantreffen, maar natuurlijk niet in echt moderne samenlevingen; die worden immers gekenmerkt door een rationeel ingericht bestuur. Extreem corrupt kun je de Nederlandse maatschappij niet noemen, maar toch kent deze samenleving van oudsher een vorm van ‘sluipende corruptie’, die is ingebed in een cultuur van ons-kent-ons, vriendjespolitiek en vooringenomenheid. Het streven naar consensus nodigt niet uit om gesjoemel luidkeels te veroordelen. De parlementaire controle is dikwijls zwak, de debatten zijn tam en een effectieve oppositie ontbreekt. Wat de voordelen hiervan ook mogen zijn op het punt van openlijke conflictvermijding, zo’n cultuur voedt tegelijkertijd de bereidheid om gebrekkige normhandhaving door de vingers te zien. Zij werkt een excuuscultuur in de hand en versterkt de neiging om pijnlijke kwesties met de mantel der liefde te bedekken. Zij schept een klimaat van voldaanheid en middelmatigheid. Bijna niemand windt zich over corruptie op, want de meeste bestuurders achten hun beleid voortreffelijk en veel burgers zijn in slaap gewiegd met de gedachte dat er effectieve normenstelsels zijn. De praktijk is er een van ritselen en sjoemelen, zo heeft de recente bouwfraude, waarbij de samenzwering tussen ministeries, zakenlieden en aannemers serieuze vormen aannam, wel laten zien. Een moderne overheid zou vriendjespolitiek juist moeten voorkomen, moeten tegengaan dat openbare ambten worden gebruikt voor zelfverrijking en ambtenaren moeten verplichten verantwoording af te leggen. Het is een geruststellende gedachte dat managers bij overheid en bedrijfsleven hun organisaties in de hand hebben, maar op de een of andere manier blijkt ‘het systeem’ al te vaak aan controle te ontsnappen. Organisaties zijn vaak het decor van een complex spel van macht en belangen. Ook al probeert men met Lees verder
Tekst 1 De illusies van de kenniseconomie
1p
1 A B C D
1p
2 A B C D
1p
3 A B C D
2p
4
1p
5 A B C D
1p
6
1p
7 A B C D
1p 1p
8 9
600025-1-01o
De tekst kan worden onderverdeeld in vier delen, die van onderstaande kopjes voorzien kunnen worden: 1 Ontwikkeling Nederland als kenniseconomie: stand van zaken 2 Twijfels ten aanzien verband vernieuwing en kwaliteit 3 Sociale en ethische tekortkomingen kenniseconomie 4 Koppeling vooruitgang en zingeving Met welke alinea begint deel 2 Twijfels ten aanzien verband vernieuwing en kwaliteit? alinea 2 alinea 3 alinea 4 alinea 5 Met welke alinea begint deel 3 Sociale en ethische tekortkomingen kenniseconomie? alinea 6 alinea 7 alinea 8 alinea 9 Met welke alinea begint deel 4 Koppeling vooruitgang en zingeving? alinea 10 alinea 11 alinea 12 alinea 13 “In korte tijd is er brede consensus ontstaan” (regels 3-4) Welke vooronderstelling heeft het totstandkomen van deze brede consensus vergemakkelijkt? Gebruik maximaal 20 woorden. In de regels 37-39 staat: “van een bestaan … en dat volledig maakbaar is”. Welk soort van bestaan wordt hier blijkens de titel en de inhoud van de tekst bedoeld? Een bestaan dat volledig beheersbaar is. dat volledig voorspelbaar is. waarin iedereen invloed heeft op zijn eigen welzijn. waarin iedereen profiteert van economische vooruitgang. Binnen het tekstgedeelte van alinea 3 tot en met 6 heeft elke alinea een eigen functie. Welke functie heeft alinea 3? Kies uit één van de volgende functiewoorden: aanbeveling, aanleiding, probleemstelling, tegenwerping, vaststelling, voorbeeld. Welke functies heeft alinea 4? Conclusie naar aanleiding van alinea 3 en stelling die in alinea 5 uitgewerkt wordt. Relativering van alinea 3 en stelling die in alinea 5 weerlegd wordt. Uitwerking van alinea 3 en stelling waarvan de juistheid in alinea 5 aangetoond wordt. Voorbeeld bij alinea 3 en stelling die in alinea 5 buiten beschouwing blijft. Kies voor de volgende alinea’s telkens één van de volgende functiewoorden: doel, gevolg, middel, onderbouwing, probleemstelling, samenvatting, tegenstelling, voorwaarde. Welke functie heeft alinea 5 binnen het tekstgedeelte van alinea 3 tot en met 6? Welke functie heeft alinea 6 binnen het tekstgedeelte van alinea 3 tot en met 6?
2
Lees verder
3p
1p 1p
1p
1p
10
11 12
De argumentatie zoals verwoord in de alinea’s 4 tot en met 10 kan verdeeld worden in drie categorieën: 1 argumentatie ontleend aan wetenschappelijk ontwikkelingen; 2 argumentatie ontleend aan rechtvaardigheidsbeginselen; 3 argumentatie ontleend aan kwaliteitsnormen van het bestaan. Bij welke alinea begint de argumentatie ontleend aan de tweede categorie? Bij welke alinea begint de argumentatie ontleend aan de derde categorie?
13
De titel luidt: ‘De illusies van de kenniseconomie’. Enkele illusies die in de tekst aan bod komen, zijn: 1 de illusie dat het leven volledig voorspelbaar is; 2 de illusie dat alle levensbedreigende gevaren uitgebannen kunnen worden; 3 de illusie dat technologische vooruitgang de levenskwaliteit verhoogt; 4 de illusie dat het leven volledig maakbaar is. Op welke illusie wordt in de tekst de meeste nadruk gelegd?
14 A B C D
2p
1p
In alinea 5 is sprake van exacte wetenschappen die “de al te naïeve verwachtingen logenstraffen”. Uit het woord “naïeve” blijkt dat deze verwachtingen niet hoog worden ingeschat. Citeer nog drie afzonderlijke woordgroepen of zinsdelen uit het tekstgedeelte van alinea 2 tot en met 4 waarbij uit de woordkeuze blijkt dat er in de ogen van de auteur sprake is van naïeve verwachtingen.
15
16
A B C D
600025-1-01o
In de laatste zin van alinea 11 schetst de auteur een beeld van de toekomst: “Beleving en emotie … materiële behoeften.” Welke aanname ligt ten grondslag aan deze zin? Als alle materiële behoeften vervuld zullen zijn, blijft alleen de bevrediging over van nietmateriële behoeften. Als de mensen meer aandacht besteden aan hun emoties, raken hun materiële behoeften vanzelf op de achtergrond. Als de technologische ontwikkeling meer en meer voortschrijdt, zal er op den duur geen plaats meer zijn voor menselijke emoties. Als de technologische ontwikkeling meer en meer voortschrijdt, zullen de mensen uiteindelijk ontdekken wat echt waardevol is in het leven. Kunneman voorziet een verzadigde consumptiemaatschappij (zie regels 173-176). Wat valt er in het licht van de voortschrijdende technologie in te brengen tegen de verwachting dat de materiële behoefte ooit verzadigd zal raken? Gebruik maximaal 20 woorden. In alinea 12 wordt gesproken van “een volledig biologische benadering van de menselijke geest” (regels 186-188). Waarom schiet deze benadering volgens de tekst tekort bij de behandeling van psychiatrische problemen? Deze benadering schiet tekort omdat de menselijke geest uitsluitend biologisch benaderd wordt zonder rekening te houden met de rol van criminaliteit. er geen rekening wordt gehouden met de rol van genomics bij existentiële en ethische problemen. er onvoldoende rekening wordt gehouden met de invloed van psychiatrische problemen op de samenleving als geheel. niet alle factoren die een rol spelen bij psychiatrische problemen adequaat aangepakt worden.
3
Lees verder
1p
17 A B C D
fragment 1
Welke van onderstaande zinnen geeft het beste de hoofdgedachte weer van de tekst De illusies van de kenniseconomie? Door technologische innovaties en gelijktijdige groei van de economie worden bij burgers overspannen verwachtingen gewekt. Het verband tussen economische groei en maatschappelijk welzijn leidt gemakkelijk tot consensus over het technologiebeleid. Men kan een groot vraagteken plaatsen bij de wetenschappelijke waarde van rapporten en artikelen over technologiebeleid. Men kan er niet zonder meer van uitgaan dat er een verband is tussen technologische vernieuwing en de verbetering van de kwaliteit van het bestaan.
Kenniseconomie is alles (en dus niets) 1 Maar wat is kenniseconomie eigenlijk? Het is vast belangrijk, maar geef er eens een definitie van. Het klinkt ook sympathiek, maar waar gaat het precies over? Dat blijken lastige vragen, zelfs voor de enthousiaste voorvechters. Waar het nu precies om gaat? Ik kom er niet achter. 2 Dat Nederland een ‘land van transformatie’ is, van een industriële economie naar een diensteneconomie – akkoord. Dat de achterblijvende productiviteitsgroei in de jaren negentig ‘in het oog springt’ en problematisch is – eens. Dat het opleidingspeil van de bevolking stijgt – yes sir. Dat innovatie belangrijk is voor economische groei – maar natuurlijk. Dat staat allemaal in de Monitor Kenniseconomie en het is allemaal waar, om niet te zeggen dat het grosso modo al dik 250 jaar waar is, zolang er markteconomieën bestaan namelijk. Het kapitalisme is gebouwd op hebzucht en gericht op groei – lees Adam Smith en Karl Marx er anders maar op na – en de motor van de groei is de technologische ontwikkeling. 3 Kenniseconomie, is mijn conclusie, is alles wat je hartje begeert, en is dus niets. Het is wat de belanghebbende wil dat het is. Het is een fijn woord voor bestuurders uit het hoger onderwijs, voor onderzoekers met geldgebrek, voor ministers van Economische Zaken zonder agenda, voor premiers die ook iets aardigs op hun bureau willen. Kenniseconomie is een heerlijk woord voor bedrijven als Shell en Philips die speur- en ontwikkelingssubsidies willen, voor consultants, voor kamerleden – vooral van D66 – die willen laten zien dat ze weten wat er in de wereld te koop is, voor Europese regeringsleiders op zoek naar quasi-concrete resultaten.
naar: Frank Kalshoven uit: NRC Handelsblad, 31 januari 2004
1p
18 A
B
C
D
1p
19
600025-1-01o
In zijn column in de NRC (zie fragment 1) maakt Frank Kalshoven zich boos over het gemak waarmee het woord ‘kenniseconomie’ wordt gebruikt. In de tekst van Kunneman wordt de ontwikkeling van de technologie en de kenniseconomie als een recente ontwikkeling geschetst, die de auteur grote zorgen baart. Wat kan geconcludeerd worden uit alinea 2 van de tekst van Kalshoven in relatie tot het betoog van Kunneman? Kalshoven deelt de zorg van Kunneman voor een te eenzijdige technologische ontwikkeling; daarbij maakt Kalshoven duidelijk dat het gevaar vooral schuilt in de wijze waarop het begrip ‘kenniseconomie’ wordt gehanteerd. Kalshoven relativeert het gevaar van een te eenzijdige technologische ontwikkeling door te stellen dat technologische ontwikkelingen van alle tijden zijn en dat kenniseconomie een modieus begrip is; Kunneman relativeert dit gevaar in het geheel niet. Kalshoven ziet het economisch systeem van het kapitalisme, dat gebaseerd is op hebzucht en zich richt op groei, als hoofdschuldige van een te eenzijdige technologische ontwikkeling; Kunneman gaat hieraan voorbij. Voor Kalshoven bestaat het gevaar van een te eenzijdige technologische ontwikkeling al veel langer en in zijn visie omvat het gevaar van een te eenzijdige technologische vooruitgang veel meer dan in de visie van Kunneman. In alinea 3 van fragment 1 gaat Kalshoven in op de bestuurlijke en politieke belangen die spelen bij de ontwikkeling van de ‘kenniseconomie’. Citeer een zin uit alinea 4 van de tekst van Kunneman waarin ook hij doelt op deze belangen. 4
Lees verder
4 Beoordelingsmodel Deelscores
Antwoorden
Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt één punt toegekend. Tekst 1 De illusies van de kenniseconomie 1
A
2
C
3
B
4
Maximumscore 2 De kern van een goed antwoord is: • De vooronderstelling dat technologische innovatie (en economische groei) automatisch leidt (leiden) tot toename van welzijn
1
• een volledig goed antwoord, niet langer dan 20 woorden
1
5
A
6
Maximumscore 1 vaststelling
7
C
8
Maximumscore 1 onderbouwing
9
Maximumscore 1 gevolg
10
Maximumscore 3 Voorbeelden van een goed citaat zijn: • “(Innovatie moet … zo luidt) de heilsboodschap” (regels 28-29) • “de illusie … maakbaar is” (regels 36-39) • “Dit vooruitgangsgeloof … gaande illusies” (regels 48-49) • “het bijna … het bestaan” (regels 55-57) • “deze illusie van een maakbare toekomst” (regel 59) per juist citaat
1
11
Maximumscore 1 alinea 8
12
Maximumscore 1 alinea 9
13
Maximumscore 1 illusie 3: de illusie dat technologische vooruitgang de levenskwaliteit verhoogt
14
A
600025-1-01c
4
Lees verder
Deelscores
Antwoorden
15
Maximumscore 2 De kern van een goed antwoord is: • Door de voortschrijdende technologische vernieuwing zullen er (steeds) nieuwe materiële behoeften zijn / zal er (voortdurend) economische groei zijn
1
• een volledig goed antwoord, niet langer dan 20 woorden
1
16
D
17
D
18
B
19
Maximumscore 1 “Bedrijfsleven en … te houden.” (regels 57-60)
Tekst 2 De appel en de mand In een goede samenvatting (maximumscore 22 punten) moeten de onderstaande informatieelementen opgenomen zijn. Om de scores van de samenvatting per onderdeel te kunnen verwerken, zijn deze afzonderlijke informatie-elementen doorgenummerd. Maximumscore 1 (definitie) 20 • Corruptie is een vorm van machtsmisbruik / van misbruik van vertrouwen Maximumscore 2 (kenmerken Nederlandse cultuur t.a.v. corruptie en de bestrijding ervan) 21 • Nederlandse samenleving kent van oudsher sluipende vorm van corruptie / In Nederland bestaat een neiging tot ritselen en sjoemelen • Men heeft de neiging dit gesjoemel / gebrekkige normhandhaving door de vingers te zien / met de mantel der liefde te bedekken / te excuseren Maximumscore 6 (verklarende factoren niet afdoende zijn bestaande maatregelen) 22 • Bestaande maatregelen bij overheid en bedrijfsleven zijn niet afdoende: • ‘systeem’ (om organisaties in de hand te hebben) ontsnapt aan controle / organisaties zijn (te) complex / er kunnen niet voldoende regels zijn om alle eventualiteiten te dekken • toepasbaarheid regels is beperkt / regels kunnen kleingeestig, tegenstrijdig zijn en onbedoelde gevolgen hebben • regels zijn aan interpretatie onderhevig / voor meerdere uitleg vatbaar • regels worden (soms / door sommigen) (vanwege de sensatie) gesaboteerd • regels worden (door mensen aan de top) (soms) terzijde geschoven (vanwege andere belangen) Maximumscore 4 (punten waar men op moet letten) 23 • Punten waarop men moet letten bij de bestrijding van corruptie op systeemniveau: • het systeem (van regels) dient evenwichtig te zijn: • overdaad aan (pietluttige) regels werkt gesjoemel in de hand • er dient ruimte voor initiatief en innovaties te blijven
600025-1-01c
5
1
1 1
1 1 1 1 1 1
1 1 1 1
Lees verder