VTS 3103 vanaf 7 9.5_binnenVTS25-1.XPR 15-10-13 11:12 Pagina 17
De betekenis van erfgoed voor regionale ontwikkeling Elke Ennen Lector visitor studies NHTV, Postbus 3917, 4800 DX Breda
[email protected] Ben Offringa Hogeschooldocent NHTV
[email protected]
In dit artikel komt de vraag aan de orde of het aanbrengen van samenhang in het erfgoed van een regio (bijvoorbeeld door regionale verhalen, refererend aan een gedeeld verleden en door verbindende factoren zoals regionale producten) een regio in staat stelt om aantrekkelijker te zijn voor de toeristisch recreatieve consument, waarmee door toegenomen (en/of langduriger verblijvend) bezoek nieuwe economische impulsen gegenereerd kunnen worden. Dit artikel is een verslag van een dergelijke zoektocht naar een adequate invulling van een op erfgoed gebaseerde geclusterde centrale verhaallijn voor een perifere regio, het Oldambt in de provincie Groningen. Dit artikel is explorerend van aard en gebaseerd op deskresearch.
1 | Inleiding Lang bepaalden economische en financiële aspecten de ruimtelijk-regionale planning, maar dit is sinds het ontstaan van de economische crisis niet meer vanzelfsprekend. Geen enkele regio kan meer zomaar bedrijfsterreinen en kantoorgebouwen ontwikkelen in de vaste verwachting dat de investering zich automatisch terugverdient. Er dient gezocht te worden naar alternatieven. De partijen die in het ruimtelijke proces betrokken zijn, zoals overheden en projectontwikkelaars, zetten in toenemende mate in op iets anders: het vergroten van de belevingswaarde van de bestaande ruimtelijke omgeving teneinde een regio als uniek gebied te positioneren. Een en ander leidt tot een andere manier van gebiedsontwikkeling, waarbij overheids-, private en civiele organisaties nauw samenwerken om de ruimtelijke kwaliteit van het gebied te stimuleren (Janssen-Jansen et al. 2009). Erfgoed kan een grote rol spelen om het unieke van een regio voor het voetlicht te krijgen. De lange termijn vitaliteit van een regio samen met een goede concurrentiepositie ten opzichte van andere regio’s betekent dat het huidige aanbod in de regio goed moet worden geëvalueerd en nieuwe regioproducten moeten worden ontwikkeld. In dit artikel zullen we ons op het belang van erfgoed richten in het genereren van nieuwe impulsen voor regionale ontwikkeling. Ons uitgangspunt is dat de hedendaagse marktomstandigheden vragen om een nieuwe manier van planning en dat daarom de verschillen tussen regio’s, in termen van bijvoorbeeld krimpgebieden en (on)mogelijkheden voor economische groei, meer in ogenschouw moeten worden genomen dan nu het geval is. Gebieden die gekenmerkt worden door economische terugslag, bijvoorbeeld door afname van de bevolking, andere productiemethoden en dientengevolge veranderingen in de ruimtelijke patronen van economische activiteiten, hebben behoefte aan levensvatbare alternatieven (Kuhlman et al. 2012). Deze kunnen overigens niet bestaan zonder betrokkenheid van gebruikers (bijvoorbeeld bewoners) en bezoekers. Een dergelijke betrokkenheid zou veel meer kunnen worden gestimuleerd. We stellen ons daarbij de vraag of het aanbrengen van samenhang in het erfgoed van een regio (bijvoorbeeld door regionale verhalen, refererend aan een gedeeld verleden en door verbindende factoren zoals regionale producten) een regio in staat stelt om aantrekkelijker te zijn voor de toeristisch-recreatieve consument, waarmee door toegenomen (en/of lang-
vrijetijdstudies nummer 3, jaargang 31, 2013
I
17
VTS 3103 vanaf 7 9.5_binnenVTS25-1.XPR 15-10-13 11:12 Pagina 18
DE BETEKENIS VAN ERFGOED VOOR REGIONALE ONTWIKKELING
Gemeente Oldambt.
Bron: wikimedia
duriger verblijvend) bezoek nieuwe economische impulsen gegenereerd kunnen worden. Dit artikel is een verslag van een dergelijke zoektocht naar een adequate invulling van een op erfgoed gebaseerde geclusterde centrale verhaallijn voor een perifere regio. Als voorbeeld is gekozen voor het Oldambt in de provincie Groningen. Dit artikel is explorerend van aard en gebaseerd op deskresearch. In een latere empirische vervolgstudie wordt ingegaan op de mogelijkheden om de bewoners daadwerkelijk bij een mogelijk centraal verhaal te betrekken. Vervolgens zal in een derde studie bekeken worden wat het daadwerkelijk effect van invoering is. Oldambt is een nieuwe gemeente, ontstaan in 2010 uit een verzameling van drie voormalige gemeenten te weten Winschoten, Reiderland en Scheemda in de regio Eems Dollard, in het noordoosten van Nederland. Oldambt is zowel een kustgemeente als een grensgemeente. Bad Nieuweschans vormt in het oosten de grens met Duitsland (zie figuur). Noordoost-Groningen kent een perifere ligging ten opzichte van de rest van Nederland. De Eems Dollard Regio wordt gekenmerkt door een stijgende werkeloosheid en wordt gesteund vanuit het regionale stimuleringsbeleid van de rijksoverheid. De regio heeft ook te kampen met de gevolgen van vergrijzing en krimp van de bevolking. Het is lastig om het voorzieningenniveau op peil te houden. Het landschap in het Oldambt valt te kenschetsen als een relatief kaal gebied met voor Nederland grootschalige landbouwkavels. Verspreid over het gebied zijn plukjes herenboerderijen te vinden, verscholen in beschuttende erfbeplanting. De dorpjes in de regio zijn gezien de grootschaligheid van het gebied opvallend intiem en kleinschalig. De lokale landbouwwegen zijn smal en rustig. Zij worden in de zomer mede gebruikt door fietsers. Op de waterwe-
18
I
vrijetijdstudies nummer 3, jaargang 31, 2013
VTS 3103 vanaf 7 9.5_binnenVTS25-1.XPR 15-10-13 11:12 Pagina 19
ELKE ENNEN EN BEN OFFRINGA
gen en meren vindt kleinschalige watersport plaats. De kust van het Oldambt wordt gevormd door een dijk langs de Dollard, een met Duitsland gedeeld deel van de Waddenzee. Langs de dijk zijn enkele wandel- en fietsroutes aangelegd. Aan de zeekant is geen strand te vinden. Bij het sluizencomplex van Nieuwe Statenzijl is sprake van een bescheiden recreatieve ontwikkeling (picknickplek, uitzichtpunt, informatiebord), omdat daar uitzicht over de Dollard mogelijk is. De gemeente heeft in 2011 haar beleidsplan Recreatie, Toerisme en Evenementen gepubliceerd, mede gebaseerd op de toekomstvisie Oldambt, Grenzenloos Goûd uit 2010. Om een nieuwe impuls aan de leefbaarheid te geven is al in de jaren negentig gestart met de ontwikkeling van het Oldambtmeer en de Blauwestad (Oldambt 2010; Oldambt 2011). De ontwikkeling van Blauwestad behelst het onder water zetten van acht vierkante kilometer landbouwgrond tussen de plaatsen Winschoten, Scheemda, Midwolda, Oostwold, Finsterwolde en Beerta. Zo moet het gebied niet alleen aantrekkelijk worden voor nieuwe inwoners, bezoekers en bedrijven, maar ook een meerwaarde opleveren voor het omliggende gebied. Met Blauwestad wordt getracht de werkgelegenheid te vergroten, de toeristisch-recreatieve infrastructuur te versterken en het wonen en de bereikbaarheid van de regio te verbeteren (Oldambt 2010). Naast de aanleg van het Oldambtmeer wordt aan de bestaande natuur nog eens vier vierkante kilometer grond toegevoegd of herontwikkeld. Zo ontstaat een aaneengesloten natuurgebied waarmee recreatie en toerisme in het gebied een flinke impuls wordt gegeven (Groningen 2012). Mede gesubsidieerd door de Europese Gemeenschap wordt gebouwd aan een waterverbinding die het Blauwestad-gebied onderdeel moet laten worden van een doorgaande vaarroute. Inmiddels is een sluis- en brugcomplex gerealiseerd. Het bijbehorende kanaal moet echter nog gegraven worden. In de volgende paragraaf wordt aandacht besteed aan de betekenis van erfgoed voor het gebruik van de ruimte van een regio. In de derde paragraaf wordt het belang van erfgoed voor de identiteit van een regio belicht, terwijl in de vierde paragraaf ingegaan wordt op de rol van erfgoed voor bezoekers en bewoners. Dit artikel eindigt met ervaringen van het gebruik van erfgoed en mogelijke toepassingen van erfgoed als ankerpunten in de ontwikkeling van het Oldambt.
2 | Ruimtelijke ontwikkeling en erfgoed Het ‘maakbaarheidsdenken’ in de ruimtelijke planologie heeft tot in de Vierde Nota op de Ruimtelijke Ordening (1988) hoogtij gevierd. Sinds de jaren negentig ontstonden echter steeds meer twijfels over het methodisch plannen en organiseren van een samenleving (Boomkens 2008). Het ‘maakbaarheidsdenken’ maakte plaats voor een meer ‘pro-actieve ontwikkelingsplanologie’. Dat behelst een meer strategische ruimtelijke planning waarbij de ontwikkeling van een regio integraal wordt benaderd. Overheden zorgen voor de voorwaarden waarbinnen maatschappelijke (regionale) initiatieven kunnen worden ontwikkeld. Het resultaat staat niet bij voorbaat vast maar is het gevolg van het proces (zie bijvoorbeeld Healy 1999). Met deze pro-actieve vorm van plannen wordt ruimte geboden aan een actieve ontwikkeling vanuit het gebied zelf. Deze verandering in de planologie was nodig om adequaat te kunnen aansluiten op de toenemende ruimteclaims van bijvoorbeeld natuurbehoud, recreatie en toerisme. Daarbij komt dat ook de dynamiek van de samenleving heden ten dage zo groot is dat het niet meer werkt om ver voor uit te plannen (Boomkens, 2008).
vrijetijdstudies nummer 3, jaargang 31, 2013
I
19
VTS 3103 vanaf 7 9.5_binnenVTS25-1.XPR 15-10-13 11:12 Pagina 20
DE BETEKENIS VAN ERFGOED VOOR REGIONALE ONTWIKKELING
De planologie van morgen draait om de creatie van gedeelde ruimtelijke visies van adviseurs en vakspecialisten die tot stand komen in wisselwerking met betrokkenen zoals burgers, deskundigen en bestuurders (Van Rooy 2004). Hierdoor wordt wetenschappelijke kennis verbonden met lokale wensen en omstandigheden. Ontwikkelingsplanologie is daarmee veel meer een gezamenlijke trektocht, dan een georganiseerde reis waarbij het einddoel vooraf vaststaat (Van Rooy 2004). De adviseurs en vakspecialisten worden in de trektocht niet gezien als leveranciers van DE waarheid. Hun kennis vormt wel degelijk input maar de betekenis die bijvoorbeeld bewoners of gebruikers hieraan ontlenen is even zo belangrijk. Centraal binnen deze gezamenlijke trektocht staat ruimtelijke kwaliteit. Aandacht schenken aan bijvoorbeeld architectuur of aan de kwaliteit van de leefomgeving bevordert de ruimtelijke kwaliteit. Dit betekent het toekennen van waarden aan functies van de ruimte in een concreet gebied op een bepaald tijdstip (Janssen-Jansen et al. 2009) en is daarmee dynamisch en subjectief van aard.
3 | Erfgoed en identiteit Erfgoed wordt binnen de context van deze bijdrage gedefinieerd als interpretatie van het verleden en sluit daarbij aan bij het gedachtengoed van de Angelsaksische literatuur i. Daar valt van alles onder, zowel sociaal-maatschappelijke, culturele als fysiek-ruimtelijke aspecten. Zo kan bijvoorbeeld gedacht worden aan archeologische sporen, aardkundige en gebouwde monumenten, maar ook organisatievormen, verhalen, mythen en sagen, personen en tradities. Samen geven deze aspecten mede invulling aan de gebiedsidentiteit. Deze identiteit verklaart locaties, de ruimtelijke vorm, het landgebruik, en kan tegelijkertijd veel vertellen over de gebruikers van het gebied, hun eigenaardigheden en waardenoriëntaties. Erfgoed legt de verbinding tussen heden en verleden van een locatie. Het is van grote betekenis voor beeldvorming van een bestemming. Erfgoed speelt een steeds nadrukkelijkere rol in de ruimtelijke kwaliteit van een gebied omdat het iets vertelt over de identiteit van een gebied. Een plaats of een regio wordt mede gewaardeerd vanwege de aandacht voor het erfgoed van (internationale, nationale, regionale) betekenis. Het geassocieerd worden met dit erfgoed geeft gebruikers, waaronder bewoners, en bezoekers een gevoel van betrokkenheid. De verzameling van het erfgoed geeft deze regio’s een uniek karakter. Daarbij is het van belang dat een dergelijke verzameling niet een willekeurig karakter heeft, maar een logisch verband kent, bijvoorbeeld gebaseerd op regionale historie, streekverhalen of gezamenlijke identiteit (Ennen 2006). Vanzelfsprekend is de aandacht die wordt geschonken aan erfgoed in allerlei ruimtelijke ontwikkelingen gerelateerd aan veranderprocessen in de maatschappij. Zo’n dertig jaar geleden hebben Chapin en Kaiser (1985) al benadrukt dat de ruimtelijke kwaliteit een van de meest belangrijke determinanten is in het keuzeproces van bijvoorbeeld bewoners en organisaties om zich ergens wel of juist niet te vestigen. Kwaliteit verwijst volgens hen niet alleen naar de leefomgeving, maar ook naar de mogelijkheden voor arbeid en ontspanning (p199): “Although land use planning does not touch directly on all qualities that users consider to be important, for example, the amount of indoor space and its arrangement, it facilitates the urban planner’s task of evaluating factors related to land use planning to know the relative importance attached to each of the whole range of qualities the user considers to be important”
20
I
vrijetijdstudies nummer 3, jaargang 31, 2013
VTS 3103 vanaf 7 9.5_binnenVTS25-1.XPR 15-10-13 11:12 Pagina 21
ELKE ENNEN EN BEN OFFRINGA
Volgens de auteurs betreft het in de individuele context van de gebruiker behoeften als bijvoorbeeld veiligheid, betrokkenheid, respect en zelfontwikkeling. In de collectieve context betreft het behoeften zoals verbondenheid en sociale controle. De ruimtelijke omgeving dient de realisatie van deze behoeften te bevorderen. De rol van een regio in onze mondiaal georganiseerde samenleving is niet meer vanzelfsprekend (Castells 1997). Regio’s zullen zich nadrukkelijk moeten onderscheiden van andere plekken en plaatsen om de aantrekkingskracht op bewoners, bezoekers en bedrijven te behouden dan wel te verbeteren. Door functiescheiding, grootschaligheid, ruimtelijke specialisatie en een uniforme gestandaardiseerde architectuur verliezen regio’s echter steeds vaker hun uniciteit. Er ontstaat een monocultuur waarbinnen alles te koop is om in behoeften en smaken te voorzien (Ennen 1999). Individualisatie bestaat niet meer en cultuur verwordt tot een eenheidsworst. Deze processen treffen bijvoorbeeld de inrichting en vormgeving van openbare ruimtes met dezelfde voorzieningen en dezelfde ketens (welke stad heeft geen ontwerp van Mendine of Stark?). De sterke tendens richting standaardisatie en conformiteit van plaatsen en processen –ook bekend als McDonaldisatie of Disneyficatie- zorgt er voor dat de identiteit steeds vaker is losgekoppeld van de geografische en lokale werkelijkheid (zie ook Scott 2000). Deze ‘McDonaldisatie’ kent tegelijkertijd ook een andere kant. In diezelfde monocultuur wordt de waarde van originaliteit enorm benadrukt. Er moet bijvoorbeeld een hoge prijs betaald worden voor het bezitten of bezoeken van een klein stukje originaliteit, een schilderij, een glimp van het verleden of een historisch gebouw. De behoefte aan originaliteit stimuleert wellicht mede de belangstelling voor lokale en regionale cultuur. Deze paradox, die ook wel bekend staat als de ‘global-local paradox’ of ‘glocalisation’ (Harvey 1989), wijst er op dat globalisering het nodig en wenselijk maakt dat plaatsen zich juist onderscheiden. Daarbij is authenticiteit in toenemende mate een thema dat wordt genoemd (MacCannell 1976). Inrichting van woonwijken, natuurgebieden, herontwikkeling van plekken en plaatsen lijken slechts waarde te hebben als zij een vorm van authenticiteit bevatten. Het aantrekken van bezoekers, bewoners of bedrijvigheid gebeurt met behulp van marketingcampagnes en slogans waarbij authenticiteit centraal staat (zie bijvoorbeeld Hospers 2012). De toenemende rol van erfgoed in de identiteit van bestemmingen past binnen de verschuiving van onze productiemaatschappij naar een betekeniseconomie. Gebruikers geven veel uit aan luxe producten maar het kopen van dergelijke goederen bevredigt steeds minder de wensen van gebruikers. Voor hen is het ontlenen van haar/zijn identiteit in toenemende mate van belang bij het aanschaffen van goederen en diensten. Naast de traditionele producten is de gebruiker op zoek naar meer subtiele producten waarmee hij/zij kan laten zien wie hij/zij wil zijn. Immers, de traditionele luxe goederen zijn inmiddels voor steeds grotere groepen toegankelijk. De term ‘luxe’ krijgt in de huidige westersgeoriënteerde samenleving steeds nadrukkelijker die andere lading die lange tijd slechts was voorbehouden aan een kleine elitaire groep. Luxe betekent niet langer het duurste in bezit hebben wat mogelijk is, maar is juist datgene dat niet in geld is uit te drukken, zoals genoeg tijd hebben om door te brengen met het gezin of goede vrienden (Ennen 2006). De keuze voor een bepaalde invulling van de beschikbare tijd staat daarmee veel meer op de voorgrond dan de prijs die betaald moet worden voor de belevenis. En meer dan werk en arbeidscarrière is het de vrijetijdsbesteding waarmee mensen zich van elkaar onderscheiden (zie bijvoorbeeld Welten 2013). Ook het erfgoedtoerisme doet mee aan deze verschuiving. Wanneer we erfgoedtoerisme definiëren vanuit de aanbodkant, als een verzameling van historische en culturele ‘bijzondere’ attributen op de bestemming zelf (zie ook Yale 1991) dan wordt voorbij gegaan aan de erf-
vrijetijdstudies nummer 3, jaargang 31, 2013
I
21
VTS 3103 vanaf 7 9.5_binnenVTS25-1.XPR 15-10-13 11:12 Pagina 22
DE BETEKENIS VAN ERFGOED VOOR REGIONALE ONTWIKKELING
goedbezoeker/gebruiker zelf. Erfgoedtoerisme kan echter ook worden gedefinieerd vanuit de vraagkant. Dan richt de definitie zich op de motivaties en belevingen van de toerist (zie bijvoorbeeld Silberberg 1995). In deze optiek wordt erfgoedtoerisme opgevat als instrument voor regionale economische ontwikkeling. Onderzoek wijst uit dat een dergelijke benadering inderdaad een aantal potentiële voordelen voor de economie kent. Ook is gebleken dat erfgoedtoeristen meer uit geven dan ‘gewone’ toeristen (Strauss en Lord 2001). Maar ook buiten het domein van toerisme wordt erfgoed op veel plaatsen ingezet als instrument voor gebiedsontwikkeling. Zo zijn woongebieden zoals Brandevoort in Helmond of Vathorst in Amersfoort voorbeelden waar het lokale en/of regionale verleden een belangrijke rol speelt in de ontwikkeling van het gebied (Ennen 2004). Ook in (binnen)stedelijke context wordt erfgoed een ingrediënt om zich te profileren of zelfs te verkopen aan de potentiele buitenwereld (Ashworth en Voogd 1990).
4 | Bezoekers en Bewoners Bewoners vormen een belangrijke partij binnen gebiedsontwikkeling. Niet alleen hebben zij kennis over hun woongebied maar ook moet de ruimte op hun wensen worden afgestemd. De vraag naar ruimtelijke kwaliteit, (regionale) identiteit en integratie van cultuurhistorische waarden zijn immers afkomstig uit de samenleving. De ruimtelijke inrichting dient daar rekening mee te houden. Ashworth and Tunbridge (1994) onderschrijven dat de sterke kant van dergelijk beleid niet alleen haar integrale karakter is maar dat zij de mogelijkheden geeft adequaat op de maatschappelijke vraag naar (regionale) identiteit en verscheidenheid in te spelen. Dat betekent dat veel meer aandacht moet komen voor onderzoek vanuit gebruikersgroepen naar die identiteit en verscheidenheid om vervolgens de terugkoppeling naar ruimtelijke opgaven te kunnen maken. Aansluitend op de global-local paradox zoals beschreven in paragraaf drie is er ook een groeiende behoefte aan een herkenbare plek die als baken van de eigen identiteit dient. Deze behoefte vormt een belangrijke tegenreactie op steeds invloedrijker mondialiserende krachten. Hortulanus & Machielse (2001) spreken van de ‘identiteitsgedachte’ waarmee wordt benadrukt dat de leefomgeving van mensen juist weer een ‘betekenisgevend knooppunt’ wordt. Uiteenlopende groepen individuen gebruiken lokale of regionale eigenschappen van de ruimte om uitdrukking te geven aan de eigen levenswijze of identiteit. Het kan gaan om bewoners van, maar zeker ook om bezoekers aan een gebied. Wanneer een bezoeker een bestemming bezoekt ontstaat een confrontatie, een raakvlak tussen de wereld van de bestemming en de wereld van de identiteit en achtergrond van de bezoeker. In het geval van een gestandaardiseerde beleving is het raakvlak vlak en gepolijst, omdat het bekend en overal ter wereld gelijk is waardoor ervaringen gemakkelijk wegglijden. Dit is bijvoorbeeld het geval bij het overnachten in een wereldwijd opererende hotelketen, waarvan de kamers in Amsterdam, Singapore of Rio de Janeiro volkomen identiek zijn. Bij het wakker worden is het onduidelijk in welk land men zich bevindt. Echt contact ontstaat pas als de raakvlakken oneffen zijn en ze langs elkaar schuren. Het schuren levert blijvende sporen op, te vergelijken met de slijpsporen in de keien bij een gletsjer. Dan draagt uiteindelijk de identiteit van de bezoeker bestendige sporen van het bezoek aan de bestemming met zich mee. Dit gebeurt vooral op unieke en specifieke locaties en bij bijzondere ontmoetingen. Meestal is dit zichtbaar als een verhaal waarin de ervaringen die in het bezoek zijn opgedaan met anderen worden gedeeld. Het is interessant te onderzoeken welke verhalen een rol spelen. Verhalen over de vakantie hebben een duidelijke rol in het sociale verkeer na terugkomst
22
I
vrijetijdstudies nummer 3, jaargang 31, 2013
VTS 3103 vanaf 7 9.5_binnenVTS25-1.XPR 15-10-13 11:12 Pagina 23
ELKE ENNEN EN BEN OFFRINGA
en worden door toeristen mede gebruikt om de eigen identiteit in het sociale verkeer in de thuissituatie kleur en vorm te geven (McCabe and Stokoe 2004; McCabe and Stokoe 2010). De producenten op de bestemming proberen van hun kant de bestemming aantrekkelijk te maken voor bezoekers door de bestemming te coderen of te framen via het vertellen en (hopelijk) naleven van een bezoekersgericht overtuigend verhaal. Een dergelijk verhaal heeft meer impact dan het louter presenteren van productkenmerken (Woodside and Megehee 2010). Door dit (on)bewust presenteren van de bestemming, waarbij sommige elementen een accent verkrijgen en andere niet of veel minder probeert men gewenste bezoekers aan te spreken en minder gewenste buiten de deur te houden. Zij schrijven daarmee impliciet aan het verhaal van de bestemming (Bruner 2005). Erfgoed van een streek kan daarbij het verhaal leveren omdat dit de koppeling kan leggen tussen de door de bewoners doorleefde identiteit en de tijdens het bezoek ervaren identiteit door de bezoeker. Hoe kunnen we dit toepassen voor een regio als het Oldambt? In 1999 verscheen het boek De Graanrepubliek van Frank Westerman. Het is een doorslaand succes en is toe aan de inmiddels 27e druk. Een recente editie (2011) is aangevuld met een hoofdstuk over de Blauwestad. Het boek vertelt over de geschiedenis van de landbouw en de bewoners van de streek en beschrijft het leven van de herenboeren en hun landarbeiders. Klaarblijkelijk heeft het boek een gevoelige snaar geraakt, want inmiddels zijn er verschillende toeristische accommodaties naar vernoemd zoals een bed and breakfast in Finsterwolde (www.degraanrepubliek.nl) en het Museum- en Kunstencentrum in Bad Nieuweschans (www.degraanrepubliek.eu). Een hotel en touroperator (www.asgard.nl) organiseert bustours onder dezelfde naam, met begeleiding van de auteur van het boek en er zijn georganiseerde wandelingen onder de naam Graanrepubliek door de streek . Al deze activiteiten worden ondernomen door lokale ondernemers die denken baat te hebben bij het gezamenlijke verleden. Klaarblijkelijk slaat het beeld aan: dat van een vrijgevochten streek met eigen mores, grote kale vlakten onder een imposante wolkenhemel: een soort ‘Groningen meets Amerikaanse Plains’ op kleinere schaal. Het landschap en de historische bebouwing in de regio Oldambt getuigen nog steeds van het verleden als ‘graanrepubliek’. Op de vruchtbare klei ontstond een akkerbouwgebied bij uitstek, waar de tegenstellingen toenamen: boeren ontwikkelen zich tot herenboer, wonend in imposante boerderijen terwijl de landarbeiders, met lage lonen, wonen in eenvoudige arbeiderswoningen. Deze steeds groter wordende sociale scheiding leidde op den duur tot allerlei opstanden en stakingen (bv. 1929), en heeft bijgedragen aan de opkomst van het communisme. De streek staat bekend als het laatste bolwerk van de aanhang van het communisme in Nederland (Westerman 1999/2011). In het landschap zijn de grote herenboerderijen en de omringende landarbeiderswoningen nog volop aanwezig. De bijbehorende maatschappelijk gelaagde structuur is echter grotendeels verdwenen. Nog bestaande boerenbedrijven kunnen zich in het internationale agrarische concurrentieveld slechts met moeite handhaven. Verval treedt op. Hier en daar worden toeristische initiatieven genomen waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande bebouwing. Zo is in Westerlee een hotel ingebouwd in een geheel gerestaureerde grote herenboerderij (www.hotelresortlandgoedwesterlee.nl) Ook is hier en daar een camping gevestigd op de gronden rond een boerderij (bijvoorbeeld: www.in-t-oldambt.nl). Over het algemeen is echter het toeristisch aanbod in de gemeente Oldambt relatief gering (zie tabel 1).
vrijetijdstudies nummer 3, jaargang 31, 2013
I
23
VTS 3103 vanaf 7 9.5_binnenVTS25-1.XPR 15-10-13 11:12 Pagina 24
DE BETEKENIS VAN ERFGOED VOOR REGIONALE ONTWIKKELING
Tabel 1: Toeristisch recreatief aanbod gemeente Oldambt
Hotels, groepsaccommodaties Bed&Breakfast, vakantiewoningen, kamerverhuur Campings (incl. minicampings) Jachthavens Dagattracties
2006/2007
2010
6 14 11 4 39
7 26 14 6 45
Bron: Beleidsplan Recreatie, Toerisme en Evenementen Gemeente Oldambt (2011, p. 6)
Een ander gebruik van bestaande landschappelijke elementen is te vinden in Bad Nieuweschans, gelegen op de grens met Duitsland. Het in de ondergrond aanwezige mineraal- en zouthoudend water wordt opgepompt en benut ten behoeve van het kuuroord Fontana Bad Nieuweschans (www.fontananieuweschans.nl). Dit kuuroord richt zich vooral op medische behandelingen. Het vormt een belangrijke bron van inkomsten en werkgelegenheid in de voor het overige kansarme regio. Grootste stad en zetel van de gemeente Oldambt is de plaats Winschoten (18.000 inwoners). De plaats is een belangrijk verzorgingscentrum met een ziekenhuis en diverse scholen. Het is ook het inkoopcentrum van de regio. In het centrale thema ‘Graanrepubliek’ liggen handvatten om gebaseerd op een voor de bewoners herkenbaar verhaal de toeristische ontwikkeling van het gebied te stimuleren. Noodzakelijk is wel dat meer samenhang wordt gebracht in de diverse initiatieven, passend bij het hierboven geschetste beeld, zonder dat in elke toeristische ontwikkeling de naam ‘Graanrepubliek’ steeds terugkomt. Uit de spontane initiatieven van lokale ondernemers mag afgeleid worden dat ook in het gebied zelf een voedingsbodem ligt om van hieruit verder te gaan. De (nog) ruime aanwezigheid van voor de bezoeker herkenbare elementen zoals de herenboerderijen, de landarbeiderswoningen en het kenmerkende grootschalige landschap maken dat het toeristisch productaanbod ook in de realiteit kan worden ervaren. In die zin is het gebrek aan vooruitgang een verkapte zegen, want er is nog veel concreet te tonen, maar het is wel zaak om de individuele initiatieven onderling te verbinden via verhaallijnen die elk een onderdeel zijn van het overkoepelende verhaal over de graanrepubliek. Zonder deze samenhang ontbreekt de focus en blijft het toeristisch aanbod versnipperd. ‘Karakteristiek Oldambt’, één van de thema’s in het Beleidsplan Recreatie, Toerisme en Evenementen van de gemeente Oldambt sluit op het thema ‘Graanrepubliek’ aan (2011, p. 27).
5 | Beleving en aanpassing Het Sociaal en Cultureel Planbureau heeft verschillende studies verricht naar de belangstelling voor erfgoed in brede zin van het woord (Van den Broek et al. 2005; Van den Broek et al. 2009). Uit deze studies blijkt dat de belangstelling voor erfgoed groot en groeiende is. De Nederlandse bevolking is geïnteresseerd in het verleden en ziet dit verleden ook graag terug in de ruimte waar zij zich begeeft. Dit betekent dat er een draagvlak is voor het erfgoed in de te ontwikkelen ruimte. Wanneer een locatie zich profileert met haar erfgoed onderscheidt zij zich van andere locaties. Dit vergroot de onderlinge concurrentie tussen gebieden. De dimensies waarmee de gebieden zich van elkaar onderscheiden, zijn bij ontwikkeling vanuit identiteit ruimer dan beperkende kenmerken als bebouwingsdichtheden. Geen mens of bedrijf dat zijn vestigingslo-
24
I
vrijetijdstudies nummer 3, jaargang 31, 2013
VTS 3103 vanaf 7 9.5_binnenVTS25-1.XPR 15-10-13 11:12 Pagina 25
ELKE ENNEN EN BEN OFFRINGA
catie hierop kiest. Om een succesvolle locatie te ontwikkelen moeten de kansen van het gebied benut worden en dient aansluiting gezocht te worden op de werkelijke marktvraag van bewoners en gebruikers. Zo is de cirkel rond, want de hedendaagse maatschappij vraagt om betekenisvolle plekken en identiteit. Betekenisgeving is een actief, maar vaak onbewust proces. Het is van belang het bestaan van verschillende betekenissen die aan erfgoed worden toegekend te onderkennen zodat het erfgoed ook daadwerkelijk iets toevoegt aan het proces van gebiedsontwikkeling en de (nieuwe) ruimte in de zin van ruimtelijke kwaliteit en beleving. Ieder gebied is uniek en kent zijn eigen verhalen maar heeft ook zo zijn eigen (bestuurlijke) agenda. Een en ander betekent dat het rendement van de voorgestelde aanpak ligt in de aansluiting op de bestaande identiteit van het gebied en de versterking en werking ervan. Deze meerwaarde geldt in zowel maatschappelijk, politiek als financieel opzicht. Interessant in dit kader is de ontwikkeling van het natuur-en recreatiegebied voor de regio Rotterdam waarvan het grootste deel (600 hectare) bestaat uit het Landschapspark Buijtenland. Binnen dit project heeft het lectoraat Visitor Studies (NHTV) met het praktijkveld ii inhoudelijk meegedacht op welke wijze het erfgoed verankerd kan worden in de inrichting en de beleving van het gebied. Door de identiteit van het gebied vast te stellen en het lokale verleden daar een nadrukkelijke rol in te laten spelen is geprobeerd adequaat in te spelen op en aan te sluiten bij de wensen van de (toekomstige) gebruiker van het landschapspark. Dat is gebeurd door het rijke verleden van het gebied aan de hand van zes thema’s in kaart te brengen en om te zetten naar concrete maatregelen zoals een toekomstig recreatief programma. Aansluitend zijn sessies gehouden met inwoners over de wijze waarop zij hun erfgoed in beeld gebracht willen zien worden. Zo werd informatie verzameld over de verschillende bezoekersgroepen, over de inwoners van het gebied, de aard van het aanwezige erfgoed en de wensen van de opdrachtgevers en gemeente over het gebruik van het verleden. Vanaf het begin was er echter veel weerstand tegen de plannen van vooral agrariërs in het gebied maar ook van bewoners. Zij voelden zich maar matig gehoord, hebben zo hun eigen belangen en hebben nog steeds moeite met de voorgenomen plannen. Het gebiedsontwikkelingsproces was al in volle gang toen zij aan de beurt kwamen om hun betekenissen van het verleden, hun verhalen, bindingen met en belangen in het gebied te delen. Het proces werd flink vertraagd door de inmiddels ontstane sterke tegenstrijdige standpunteniii. De conclusie is dat draagvlak en burgerparticipatie een belangrijke rol spelen in het hedendaagse gebiedsontwikkelingsproces. Door de betekenisverlening centraal te stellen, wordt dit draagvlak gestimuleerd en de burgerparticipatie verbeterd. Naast sterkere betrokkenheid en tevredenheid van bewoners leidt dit doorgaans tot een hogere economische waarde van vastgoed. De integratie van erfgoed in het ruimtelijk plan zorgt voor een hogere kwaliteit, waardoor de terugverdientijd doorgaans korter en de verdientijd langer wordt. Met andere woorden, de ruimtelijke kwaliteit wordt vergroot en de vormgeving sluit aan bij de toekomstige gebruiker (van Bree 2011; Rouwendal 2013) . Het Oldambt heeft troeven in handen: er is een voor Nederland bijzonder landschap met herkenbaar erfgoed, er is een verhaal in de vorm van de ‘Graanrepubliek’, maar toch komt het (nog) niet tot toeristische wasdom. Hoe komt dat? Het verhaal wordt momenteel gedragen door enkele kleinere toeristische spelers, die de slagkracht ontberen om het verhaal uitgebreid te promoten. De beide grotere (toeristische) trekkers in het gebied (Blauwestad en Kuurcentrum Bad Nieuweschans) sluiten qua insteek en beleving geheel niet aan bij dit verhaal. Zij trekken bezoekers die uiteraard niet in de eerste instantie komen voor het verhaal, maar voor respectievelijk kleine watersport en gezondheid. Daarmee zijn zij overigens van
vrijetijdstudies nummer 3, jaargang 31, 2013
I
25
VTS 3103 vanaf 7 9.5_binnenVTS25-1.XPR 15-10-13 11:12 Pagina 26
DE BETEKENIS VAN ERFGOED VOOR REGIONALE ONTWIKKELING
grote toeristische waarde voor de regio. Voor hun bezoekers is het niet meer dan een leuke aanvulling op een op iets anders gericht bezoek. Synergie vanuit het perspectief van het erfgoed ontstaat pas als ook deze grote spelers zich op één of andere manier adequaat bij de ‘Graanrepubliek’ aansluiten. Een bewustwordingsproces, zoals hierboven geschetst, zou dit kunnen bevorderen, zodanig dat het gebied een samenhangend, op het erfgoed gebaseerd verhaal vertelt dat in samenhang dermate interessant is dat het bezoekers beweegt om de afstand tot het Oldambt te overbruggen. Voor het Oldambt betekent dit op toeristisch-recreatief gebied dat hier begonnen moet worden met het zoeken naar draagvlak en dat zoveel mogelijk uitgegaan moet worden van lokale initiatieven. Door deze serieus te nemen, te versterken, in samenhang te brengen en te vermarkten kan het gebied zich in gunstige zin ontwikkelen. Gebaseerd op de eerste verkenning, zoals geschetst in bovenstaand artikel wordt nader empirisch onderzoek opgestart. Onderzoeksvragen zijn onder meer in hoeverre de bewoners en het toeristisch bedrijfsleven in het Oldambt zich herkennen in het begrip ‘Graanrepubliek’ als een belangrijke leidraad voor de vrijetijdsontwikkeling van de regio. Vervolgens staat daarna de vraag centraal wat deze integratie voor economische en sociale effecten te weeg brengt.
Literatuur Ashworth, G.J. & H. Voogd (1990) Selling the city – marketing approaches in public sector planning. London/New York: Belhaven Press. Ashworth & Tunbridge (1994) The tourist historic city. Chicester, England: John Wiley Bree, C. van (2011) Monumenten in stadsvernieuwingen, Van verliezers op het eind naar winnaars aan de start. Faculteit Bouwkunde, Technische Universiteit Delft. Broek, A. van den, F. Huysmans, & J. De Haan (2005) Cultuurminnaars en cultuurmijders. Trends in cultuurpartificatie en mediagebruikers. SCP-rapport vlgnr 7. Den Haag: SCP Broek, A. van den, F. Huysmans & J. De Haan (2009) Cultuurbewonderaars en cultuurbeoefenaars. SCPrappoort, vlgnr 8. Den Haag: SCP Bruner, Edward M. (2005) Culture on Tour: Ethnographies of Travel. Chicago: University of Chicago Press. Boomkens, R. (2008) Open 15: social Engineering. Can society be engineered in the Twenty-First century?, Amsterdam: Nai Publishers. Castells, M. (1997) The Information Age- Economy, Society and culture- Volume II: The power of identity. Oxford: Blackwell Publishers Ltd. Chapin & Kaiser (1985) Urban land use planning. Chicago: University of Illinois Press. Ennen, E. (1999) Heritage in Fragments. The meaning of pasts for city centre residents Groningen: GeoPers. Ennen. E. (2004) Wonen in gecreëerd erfgoed. Belevingen en bindingen in Brandevoort. DWH/ Nethur 25. Ennen, E. (2006), Bindingen, belevingen en verleidingen. Bewegingen in onderzoek binnen het domein van Visitor Management, NHTV/Academic Studies Breda 3. Groningen, Provincie (2012) Ontwikkelingsvisie Blauwestad in het Oldambt. Groningen. Harvey, D. (1989) The condition of postmodernity. Oxford: Blackwell. Healy, P. (1999) European Developments in Strategic Spatial Planning. Volume 7 Issue3. Hospers, G.J (2012) Citymarketing en de kunst van het kiezen, Merk en Reputatie, 18 (2), pp. 13-17. Hortulanus, R.P. & J.E.M. Machielse (eds.) (2001) Op het snijvlak van de fysieke en sociale leefomgeving. ‘s-Gravenhage: Elsevier Bedrijfsinformatie. Het Sociaal Debat, nummer 3.
26
I
vrijetijdstudies nummer 3, jaargang 31, 2013
VTS 3103 vanaf 7 9.5_binnenVTS25-1.XPR 15-10-13 11:12 Pagina 27
ELKE ENNEN EN BEN OFFRINGA
Janssen-Jansen, L., E.H. Klijn & P. Opdam (2009) Ruimtelijke kwaliteit in gebiedsontwikkeling. Gouda: Habiforum. Kuhlman, T., H. Agricola, A. de Blaeij, J. de Hoop, R. Michels, B. Smit & T.Vogelzang (2012) Landbouw en recreatie in krimpregio’s. Knelpunten en kansen. LEI-rapport 2012-001 MacCannell, Dean (1976) The Tourist, a new Theory of the Leisure Class. Schocken. McCabe, S. & E.H. Stokoe (2004) Place and Identity in Tourists’ Accounts, Annals of Tourism Research, Vol. 31, No. 3, pp. 01–622. McCabe, S & E. Stokoe (2010) “Have you been away?”: Holiday talk in ordinary and institutional interaction. Annals of Tourism Research, 37(4), pp.1117-1140. Ministerie van VROM (1988) Vierde Nota over de Ruimtelijke Ordening, deel a. Den Haag: Ministerie van VROM. Oldambt, Gemeente (2010) Toekomstvisie Oldambt, Grenzenloos Goûd, Winschoten. Oldambt, Gemeente (2011) Beleidsplan Recreatie, Toerisme en Evenementen, Winschoten. Rooy, P. van (2004) Ontwikkelingsplanologie als sociaal-culturele opgave. Van ruimtelijke ordening naar ruimte in wording, Den Haag: Rathenau Instituut, Habiforum, Nirov. Rouwendal, J. (2013) Oud Goud. Economische waardering van cultureel erfgoed. Amsterdam: Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijskunde, Vrije Universiteit Amsterdam. Scott , A.J. (2000) The cultural economy of cities. London: SAGE Publication Ltd. Silberberg Ted (1995) Cultural Tourism and Business Opportunities for Museums and Heritage Sites. Tourism Management, 16 (5): 361-65. Strauss Charles H. & E. Lord Bruce (2001) Economic Impacts of a Heritage Tourism System. Journal of Retailing and Consumer Services, 8 (4): 199-204. Welten, R. (2013) Filosofie van het toerisme. Zoetermeer: Klement&Pelckmans. Westerman, F. (1999/2011) De Graanrepubliek. Amsterdam: Uitgeverij Atlas Woodside, A. & C. Megehee, C. (2010) Advancing consumer behaviour theory in tourism via visual narrative art. International Journal of Tourism Research Volume 12, Issue 5, pp. 418–431 Yale, P. (1991) From Tourist Attractions to Heritage Tourism. Huntingdon UK: Elm Publication.
Noten i Zie
bijvoorbeeld het werk van auteurs zoals G.J. Ashworth, J. Tunbridge en B. Graham.
ii
De provincie Zuid Holland, adviesbureau The Missing Link en organisatie en adviesbureau Twynstra en
iii
Zie ook www.buijtenlandvanrhoon.nl
Gudde
vrijetijdstudies nummer 3, jaargang 31, 2013
I
27