DE AVOND VAN WETENSCHAP & MAATSCHAPPIJ LEVENSSCHETS CHARLES DARWIN De Poolse Nobelprijswinnares WISLAWA SZYMBORSKA schreef het navolgende gedicht:
TROOST Darwin. Ze zeggen dan hij graag romans las ter ontspanning. maar hij had zo zijn eisen: van ongelukkige eindes moest hij niets hebben. Kreeg hij zo’n boek in handen smeet hij het woedend in het vuur. Waar of onwaar, ik wil het graag geloven De man had genoeg stervende soorten gezien, de triomf van de sterken over de zwakken, de eindeloze strijd om het overleven, alles vroeg of laat tot de ondergang gedoemd. Hij had het verdiend, het recht op gelukkige eindes, al was het alleen maar op de microschaal van de fictie. De gegroefde grijsgebaarde oude man gebogen over gouden zonsondergangen herenigde verliefden, verzoende familie's, beloonde trouw, hervonden fortuinen, verleiders die naar het altaar worden gesleept, oude vrijsters uitgehuwelijkt aan waardige dominee’s, wezen die onderdak vinden, verloren zonen aan tafel genood, emmers verdriet geleegd in de oceaan, algemene vrolijkheid en feestelijkheid, en de hond Fido, weggelopen in het eerste hoofdstuk, komt vrolijk blaffend naar huis rennen in het laatste.
DE AVOND VAN WETENSCHAP & MAATSCHAPPIJ
Wat was dat voor een veelbewogen bestaan dat Darwin op zijn oude dag het recht gaf op papieren happy endings? Wat had de man allemaal aan ellendigs gezien? Deze dag 200 jaar geleden zag Darwin nog niet zoveel. Hij zat nog veilig in de buik van zijn moeder, de serviesnazate Susannah Wegdwood. Zo'n zes maanden zat hij daar al, om precies te zijn. Hij moest wachten tot 12 februari, volgend jaar 200 jaar geleden, 1809 dus, om de wereld in te mogen. Eenmaal buiten, opkijkend uit de wieg, zag Darwin zijn moeder maar vaag. Hij vertelt in zijn autobiografie dat hij weinig herinneringen aan haar heeft. Ze sterft al als hij acht is. 'Ik herinner me alleen haar doodsbed, haar zwarte fluwelen jurk, haar vreemd geconstrueerde werktafel.' Hij is als kind al dol op verzamelen. 'De passie voor het verzamelen die de mens tot een natuurkenner, een allesweter of een gierigaard maakt, was bij mij aangeboren.' Bioloog? Ja. Allesweter? Zeer zeker. Maar gierigaard? Ook misschien, in aanmerking genomen hoe lang hij zijn theorie in zichzelf heeft opgekropt. 'Op deze plaats wil ik ook opbiechten dat ik als klein jongetje de neiging had opzettelijk onwaarheden te bedenken, altijd met de bedoeling opwinding te veroorzaken.' Ook profetische woorden. Hij zou een opwinding veroorzaken waar de wereld nog steeds niet helemaal van bekomen is. Een opwinding die voor velen bovendien op een onwaarheid is gebaseerd. Vader was een geliefd huisarts. 'Hij zei dat hij in zijn praktijk veel ongelukkige vrouwen was tegengekomen. Ze huilden vaak als ze hun problemen vertelden waardoor veel kostbare tijd verloren ging. Toen hij ontdekte dat ze alleen maar harder gingen huilen als hij hen vroeg zich te beheersen, moedigde hij hen juist aan. Het gevolg was dat ze ophielden met huilen.' 'Jij hebt alleen maar belangstelling voor jagen en ratten vangen. Jij zult je familie nog te schande maken', riep zijn vader de jonge Charles toe. Deze liet zich maar gauw inschrijven aan de universiteit, om ook dokter te worden, hoewel hij wist dat 'zijn vader hem voldoende vermogen zou nalaten om konfortabel te kunnen leven. Dat vooruitzicht was voldoende om elke zware inspanning bij mijn studie achterwege te laten.' Dat is stoer doen. De ware reden waarom het niets werd? Hij kon geen bloed zien. 'Tweemaal woonde ik een operatie bij. Ik vluchtte beide keren voor ze voltooid waren.' De chirurg bij wie hij toekeek was ene dr. Liston. Omdat operaties destijds nog zonder narcose werden verricht was snelheid van handelen van groot belang. Dr. Liston was beroemd om zijn tempo. Hij kon een been amputeren in dertig seconden. 'Omdat het met de artsenij niet erg lukte, stelde mijn vader voor dat ik geestelijke zou worden. Ik had weliswaar moeite met sommige dogma's van de anglicaanse kerk, aan de andere kant vond ik het een aantrekkelijke gedachte plattenlandsgeestelijke te zijn.' PLATTELANDSgeestelijke maakt hij er maar meteen van. Hij ziet het voor zich: kleine parochie, weinig sores, veel vrije tijd voor wandelingen om plantjes en diertjes te verzamelen. 'Gezien de hevigheid van de aanvallen van de orthodoxen is het nogal komisch dat ik ooit van plan ben geweest geestelijke te worden.' Hij ging naar Cambridge om zich op de geestelijke staat voor te bereiden, maar de jaren waren net zo verspild als die in Edinburg. 'Geen enkele bezigheid in Cambridge heb ik zo genoten als het verzamelen van kevers.' Hij woonde wel openbare colleges bij van de botanicus, prof. Henslow. Hij raakte bevriend met de man, ze maakten vrijwel dagelijks lange wandelingen. Het was Henslow die het verzoek van Captain Fitzroy van de Beagle aan Darwin doorspeelde. FitzRoy zou in opdracht van de admiraliteit een onderzoeksreis naar Zuid-Amerika maken en was op zoek naar een natuuronderzoeker die hem op de lange reis gezelschap kon houden. Darwin was allang blij met het aanbod, het zou hem een paar jaar verlossen van die lastige vraag wat hij met zijn leven aanmoest. Vader had zo zijn bedenkingen. 'Om hem te troosten, zei ik: 'Ik zal verdomd knap moeten zijn om aan boord van de Beagle meer uit te geven dan mijn toelage.' Antwoord: 'Maar jij bént heel knap, dat zegt iedereen.' De reis duurde bijna vijf jaar. Darwin onderzocht de geologie en natuur van de gebieden waar de Beagle aanlegde en zond planten, opgezette dieren en fossielen terug naar Cambridge, samen met beschrijvingen van zijn ontdekkingen.
DE AVOND VAN WETENSCHAP & MAATSCHAPPIJ 'De reis met de Beagle is verreweg de belangrijkste gebeurtenis in mijn leven geweest. Ik heb er mijn geestelijke vorming aan te danken. Dat mijn geest zich tijdens de lange reis heeft ontwikkeld, is af te leiden uit een opmerking van mijn vader. Toen hij me voor het eerst weer terugzag, riep hij: 'Kijk, de vorm van zijn hoofd is totaal veranderd.' Wat was er anders aan die schedel na de reis, zat er een knobbel op, een deuk in? Zweefde er een lampje boven? Dat moet haast wel, want ergens tijdens zijn onderzoekingen zal het bij hem opgekomen zijn, het eerste vermoeden van de gedachte die Richard Dawkins, 'het belangrijkste idee dat ooit in een menselijke geest ik opgekomen.' noemde. Zijn ontdekkingen en beschrijvingen vestigden zijn naam als natuuronderzoeker al, terwijl hij nog met de Beagle onderweg was. De anonieme, zijn bestemming zoekende jongeman was – zonder er zelf bij aanwezig te zijn - een beroemdheid geworden. Opvallen zonder erbij te hoeven zijn, wat wil je nog meer, als je – onhandige combinatie - tegelijkertijd schuw en ambitieus bent? Men geloofde destijds dat de schepping begonnen was 23 oktober 4004 voor Christus, om negen uur 's ochtends. Het was een statisch ding, god had de dieren en planten des velds de een na de ander geboetseerd en in de wereld gezet. Tijdens zijn reis ontdekte Darwin dat vlak naast elkaar gelegen eilanden werden bevolkt door nauw aan elkaar verwante soorten die desondanks duidelijk van elkaar verschilden. Dat wees erop dat de soorten niet stabiel waren. Ketterij was dat, alleen al zo'n observatie. Zijn geloof dat toch al niet zo sterk was, raakte aan het wankelen. Hij worstelde met de vraag die zovelen afvallig doet worden: Hoe kan een goede god het leed in de wereld tolereren? Hoe kan een goede schepper een beestje als de SLUIPWESP scheppen, een gemeen wezen dat zijn eieren legt in levende larven van andere dieren. Nog zo'n vraag: Waarom gaf god mannen tepels? Vond hij het geen gezicht, die gladde borstkas? 'Het ongeloof besloop me langzaam maar nam me tenslotte geheel in bezit. Het tempo lag zo laag dat ik me geen zorgen maakte en ik heb geen seconde getwijfeld aan de juistheid van mijn conclusies.' De kalmte waarmee hij het zegt! Geen tweestrijd, geen worsteling, nee, de rust van de wetenschapper die simpelweg de feiten op een rij zet. Maar voorzichtig was hij wel. Hij beschreef zijn ontdekkingen in notitieboeken die hij niemand liet zien. Steeds meer bewijzen voor zijn theorie vond hij, ZIJN THEORIE, zo ging hij het langzaam noemen. HET WEEFSEL VALT UITEEN! Daarmee bedoelde hij de theologie. Hij werd ziek, een onduidelijke kwaal die hem zijn hele leven bleef achtervolgen. Waarschijnlijk werd hij ER ZIEK VAN. Van dat bij zich houden van zijn ontdekkingen, die hem - daar was hij zich van bewust - in grote problemen konden brengen. De tijden waren onrustig, een theorie als de zijne zou niet alleen de wetenschappelijke kringen op zijn kop zetten, maar ook ernstige politieke gevolgen kunnen hebben. Hartkloppingen, misselijkheid, veel overgeven, extreme hoofdpijnen. Zo'n hevig overgever was hij dat hij in zijn werkkamer een kotshoekje had ingericht, voor als het weer eens mis ging. Had hij iets opgelopen tijdens de reis met de Beagle? Was het hypochondrie? Soms komt de ziekte hem goed van pas, hij presteert het de begrafenis van zijn vader mis te lopen, die van zijn lievelingsdochter, ja zelfs bij de eerste openbare lezing van zijn theorie was hij afwezig. 'Veel van mijn vrienden denken dat ik een hypochonder ben.', schreef hij. Toen hij tenslotte de ORIGIN OF SPECIES schreef, eindelijk dat enorme ei legde, had hij zelf ook het gevoel dat dat de oorzaak was geweest van 'de meeste kwalen waar mijn lichaam aan lijdt.' Maar zover zijn we nog niet. Hij is pas 29, tijd om te gaan trouwen. Hij maakte twee lijsten: NIET TROUWEN vrijheid te gaan en te staan, vrije keus van – liefst weinig – gezelschap, gesprekken met intelligente mannen in clubs, niet gedwongen tot familiebezoek, geen kosten en zorgen om kinderen misschien ruzie – tijdverlies Hoe zou ik mijn zaken moeten regelen als ik verplicht was elke dag met mijn vrouw te gaan wandelen? Oef! Ik zou nooit Frans leren of de rest van Europa zien of naar Amerika gaan
DE AVOND VAN WETENSCHAP & MAATSCHAPPIJ of een ballonvaart maken (inderdaad. Hij is na zijn huwelijk nooit meer buiten Engeland geweest, en die ballonvaart is er ook bij ingeschoten) TROUWEN Kinderen (Zo god het geve) een trouwe kameraad (een vriendin op mijn oude dag) Mijn god het is een onverdraaglijke gedachte dat ik de rest van mijn leven als een geslachtsloze werkbij alleen maar zal werken, werken, werken, en niets anders. Nee, nee, dat gaat niet. Stel je voor dat je de hele dag eenzaam in een rokerig, vies huis in Londen moest doorbrengen. Stel je dan een lieve, zorgzame vrouw voor op een bank bij een mooi haardvuur, misschien met boeken en muziek. TROUWEN TROUWEN TROUWEN Q.E.D. Hij laat er geen gras over groeien, trouwt in 1830 met een volle nicht, Emma Wedgwood. Hij herhaalt dus min of meer het huwelijk van zijn vader. Later heeft Darwin zichzelf bittere verwijten gemaakt: Zou het ongeluk van zijn kinderen – hij verliest er drie van de tien - niet veroorzaakt kunnen zijn door de te nauwe bloedbanden tussen hem en zijn vrouw? In een gesprek aan het haardvuur kwam de Gretchen-vraag aan bod. WIE HAST DU ES MIT DER RELIGION?, vraagt Emma natuurlijk op een zeker moment. 'Voor mijn huwelijk had mijn vader mij aangeraden mijn religieuze twijfel verborgen te houden omdat hij bij getrouwde mensen veel ellende had gezien, veroorzaakt door twijfel. Alles ging goed, tot de man of de vrouw ziek werd waarna sommige vrouwen verschrikkelijk gingen lijden omdat ze twijfelden aan de verlossing van hun echtgenoot.' Hij negeert de vaderlijke raad en vertelt zijn vrouw over zijn ketterse ideeën. Ze verbreekt niet meteen de verloving maar spreekt wel over 'een pijnlijke kloof tussen ons', hoewel – zegt ze hoopvol - zijn 'eerlijke en oprechte twijfels geen zonde kunnen zijn.' Maar zijn vader kreeg gelijk: het verschil in inzicht creëerde een levenslange kloof tussen Darwin en zijn vrouw. God weet dat de lange aarzeling met zijn theorie voor de dag te komen werd ingegeven door de angst dat hij zich daarmee voorgoed van zijn vrouw zou vervreemden. Ze schreef hem een brief waarin ze haar angst dat ze elkaar in het hiernamaals niet meer zouden treffen onder woorden bracht: 'Alles wat jou aangaat, gaat ook mij aan, en ik zou heel ongelukkig zijn als ik meende dat wij niet voor eeuwig bij elkaar zouden horen.' Darwin bewaarde de brief zijn leven lang, en hij schreef op de voorkant: 'Als ik dood ben, weet dat ik dit vele malen heb gekust en er tranen over heb gelaten.' Ze gaan buiten wonen, zijn ziekte dwingt hem zijn sociale leven te beperken. Onderhoudt contacten voornamelijk via brieven. Intussen werkt hij in stilte verder aan zijn theorie. 1844 schrijft hij aan een vriend: ' Ik ben vrijwel overtuigd dat de soorten niet onveranderlijk zijn (Het is alsof ik een moord beken).' Hij kan het niet laten, hij schrijft een artikel waarin hij zijn ideeën samenvat. Hij bergt het echter op in zijn bureau – inderdaad alsof het een bekentenis is - met een brief aan zijn vrouw 'In geval van onverwacht overlijden…' Zijn ziekte deed hem vrezen dat hij het niet lang zou maken. Verhopen misschien? Doodgaan en postume roem vergaren? Ook weer een manier om te scoren zonder er zelf bij te hoeven zijn. Helemaal zeker van zijn zaak was hij niet: 'Ik zal me afschuwelijk leeg voelen als de hele zaak in elkaar stort als een lege stuifzwam.' Intussen floreert zijn gezin. In 1846 heeft hij 4 kinderen in leven en een vijfde op komst. Hij bestudeert hun ontwikkeling met dezelfde precisie als waarmee hij zijn specimens onderzocht. 'Kinderen houden ervan zich te verstoppen in het struikgewas als er mensen in de buurt zijn. Dit is te vergelijken met jonge varkens die zichzelf verstoppen, het zijn de erfelijke resten van onze staat als wilden.' Emma zou er tien krijgen waarvan er drie jong stierven. Het grote kindertal noch de sterfte was ongewoon in die tijd. Vrouwen rolden van de ene zwangerschap in de andere. Hij ging niet meer naar de kerk. Hij bracht Emma en de kinderschaar tot de deur en maakte dan rechtsomkeert voor een wandelingetje. God zag hem lopen vanuit de open kerkdeur, die man die zich daar over boog naar kevertjes en wormen, zou hem uit zijn tabernakel wippen. Annie was zijn oudste dochter en favoriete kind. Hij liet haar begaan, als ze frunnikte aan zijn haar, hem 'mooi maakte'. Ze vergezelde hem om zijn wandelingen. Op haar achtste werd ze zwaar ziek. Men nam haar mee naar zee, omdat zeebaden gezond werden geacht, naar een dokter in Londen, kocht een kanarie, niets hielp. Darwin vreesde dat ze zijn 'vervloekte spijsvertering' had geërfd. Ze werd naar Malvern gebracht, de plek waar Darwin
DE AVOND VAN WETENSCHAP & MAATSCHAPPIJ zelf een succesvolle waterkuur had ondergaan. Niets baatte. Hij hield de uiterlijke tekenen van verbetering of verslechtering van haar toestand nauwgezet bij. Hij hoopte op die manier in haar ziekte een patroon te ontdekken, zoals hij het met zijn specimens deed. Maar het hielp niet. 'Het is nu van uur tot uur een strijd op leven en dood. Alleen God weet waarom.' Darwins vrouw hield een dagboek bij. Eerder een agenda, met bondige notities . Een vrouw van weinig woorden. Op de dag van haar trouwen, noteert ze slechts AANGEKOMEN IN DE STAD. De dag daarna STOEL GEKOCHT. Op de datum van de dood van haar kind, staat er slechts: 12 UUR. Het tijdstip van overlijden. Was ze niet in staat het op te schrijven? Kun je dat opschrijven: 12 UUR, MIJN KIND GESTORVEN. Dacht ze: Als ik dat tijdstip lees, weet ik wel, waar het over gaat? Dat '12 uur' is hartverscheurender, welsprekender in zijn implicatie van droge tranen, ingehouden verdriet dan een uitgebreide lamentatie zou zijn geweest. 'We moeten steeds meer voor elkaar betekenen, lieve vrouw' schrijft Darwin aan Emma. De zinloze dood van zijn lievelingskind sterkt Darwin in zijn overtuiging: de natuur is niet een door een god geschapen lustoord is, maar een jungle waar op leven en dood gevochten wordt, waar geluk en ellende elkaar in willekeur afwisselen. 'We beschouwen het aangezicht van de natuur als stralend van blijdschap. We zien niet dat de vogels on ons heen die vrolijk zingen vooral van insecten en zaden leven en dus voortdurend leven vernietigen; of hoe vaak deze zangers of hun eieren of hun jongen door roofvogels of –dieren worden afgemaakt. DE HELE NATUUR IS IN OORLOG.' Een god die toestaat dat een onschuldig kind in pijnen wegkwijnt, is niet een god die je serieus kan nemen. 'Moge ze gezegend zijn', zo eindigt hij de herinneringstekst die hij over haar schrijft. God wordt niet genoemd. 'De enige mogelijkheid om af en toe je vreselijke verlies te vergeten, ligt in geconcentreerd geestelijk werk', schrijft hij. Nou, kom dan eindelijk eens met dat boek! Niks. Meneer talmt. Er is druk van buitenaf nodig om hem eindelijk zover te krijgen. Als een jonge wetenschapper die in Indonesië onderzoekingen doet hem schrijft dat hij de indruk heeft dat 'meest geschikte variaties overleven en tenslotte zullen evolueren tot een nieuwe soort', raakt Darwin in paniek. Iemand is op hetzelfde idee gekomen! Hij begint koortsachtig te werken aan THE ORIGIN OF SPECIES. 'Ik vind het eigenlijk afschuwelijk te moeten schrijven voor de primeur, maar het zou me helemaal van mijn stuk brengen als iemand anders mijn theorie vóór mij publiceerde.' Meer dan twintig jaar zijn verstreken sinds zijn eerste aantekeningen. Daar is het eindelijk, het boek dat een totale omwenteling in het menselijk denken teweeg zal brengen, het boek dat voor sommigen de plaats zal innemen van de bijbel. Bijna bijbels klinken in elk geval de laatste zinnen: ' Er is grandeur in de gedachte dat terwijl onze planeet maar doordraait en doordraait volgens de wet van de zwaartekracht uit zo'n eenvoudig begin eindeloos veel schitterende en wonderbaarlijke vormen zijn ontstaan en voortdurend blijven ontstaan.' Het ei is gelegd. En prompt gaat het beter met zijn gezondheid. Maar hij is moe, de fut is eruit, het grote werk volbracht. Hij wordt beroemd, verguisd zoals hij vreesde maar ook opgehemeld. Een eredoctoraat uit Cambridge weigert hij. Schrijft vele brieven, poseert gewillig voor portretten. Is er toch een god met gevoel voor humor die ervoor zorgt dat de man die beweerde dat de mens 'niet een gevallen engel maar een opgeklommen aap is', op zijn oude dag steeds meer op een wijze mensaap gaat lijken? Hij wil met rust gelaten worden. Hij wijdt zich aan botanische experimenten, met zijn zoons. Hij speelt backgammon met Emma. In de loop der jaren heeft hij (Zo noteert hij, met zelfspot maar toch) 2795 spelletjes gewonnen en zij maar 2490. Hij doet onderzoek op wormen. 'Wormen kunnen niet horen. Ze stoorden zich niet in het minst aan de fluittonen waarmee we ze herhaaldelijk in het gezicht bliezen. Ook ons geschreeuw deed ze niets.' Zijn vrouw speelde tijdens dit experiment op de piano, en zijn zonen bespeelden fluit en fagot. Je ziet ze bezig. 'Tot mijn 30ste hield ik van alle soorten poëzie, als schooljongen was ik verrukt van Shakespeare. Onlangs heb ik geprobeerd hem te herlezen maar ik vond het zo onverdraaglijk saai dat ik er misselijk van werd. Aan de andere kant zijn romans altijd een plezierige afwisseling voor me geweest. Ze bevallen me allemaal, als de kwaliteit passabel is en ze niet noodlottig eindigen – daartegen zou een wet moeten worden aangenomen.'
DE AVOND VAN WETENSCHAP & MAATSCHAPPIJ Daar heeft Szymborska het dus vandaan. 'Mijn succes als wetenschapper is bepaald door uiteenlopende geestelijke kwaliteiten en gesteldheden. Liefde voor de wetenschap, onbegrensd geduld bij het nadenken over een onderwerp, grote ijver het waarnemen en verzamelen van feiten en een redelijke dosis inventiviteit en gezond verstand. Met de middelmatige talenten die ik bezit is het oprecht verrassend dat ik hiermee in aanzienlijke mate de overtuigingen van wetenschappers op een aantal belangrijke punten heb kunnen beïnvloeden.' Met deze woorden besluit hij zijn autobiografie. Niet wetend dat hij tot de dag van vandaag, tweehonderd jaar na zijn geboorte voor controverses zou zorgen. Dat de mensen er maar niet aanwillen, aan die ontdekking van hem. 'Twintig jaar geleden was het geen probleem,' zegt Steve Jones, professor in genetica. 'Nu heb ik tientallen studenten die vragen of ze colleges over de evolutie mogen overslaan vanwege hun godsdienstige overtuigingen. Dus vraag ik ze of ze geloven in de wetten van Mendel. Antwoord: Ja natuurlijk. In het bestaan van DNA. Weer Ja. De verspreiding van resistentie tegen insecticiden? Ja. De divergenties tussen geïsoleerde populaties op eilanden? Ja. En het feit dat mensen en chimpansees voor 98 % hetzelfde DNA hebben? Ja. Dus was is er mis met natuurlijke selectie? Allemaal leugens, zeggen ze. Ik kan er niet bij.' Darwin sterft op 73 jarige leeftijd, na een kort ziekbed. 'Hij hief steeds zijn handen en liet ze met een zwak trillende beweging weer vallen.', schrijft zijn dochter. 'En heel vaak riep hij O GOD, O HERE GOD.' Ze voegt er haastig aan toe: 'Maar volgens mij alleen als uiting van pijn.' We zouden eens kunnen gaan denken dat Darwin op zijn doodsbed toch nog de schepper heeft aangeroepen. In zijn autobiografie vraagt hij zich af 'of er meer ellende of meer geluk in het leven van bewuste wezens is. Volgens mij heeft het geluk de overhand, hoewel dat zeer moeilijk te bewijzen valt.'
Ger Thijs