anton stolwijk>
De achterblijvers
29
oktober 2014
98
Banda Atjeh, mei-juni 2014
‘I ‘Het is zaterdag, dus de Chinees is dicht vandaag.’
s dit hoe jullie in Nederland voetbal kijken?’ vraagt Kautsar terwijl hij aandachtig door de foto’s op mijn telefoon bladert. Ik knik lichtelijk beschaamd, terwijl ik meekijk naar de rood aangelopen koppen van mijn benevelde vrienden thuis. ‘Bier,’ wijst Fauzi, die ook meekijkt. ‘Iedereen zit aan het bier. Drink jij ook veel bier?’ Ik begin me nu echt ongemakkelijk te voelen. We zitten op een bankje recht tegenover de moskee, en Kautsar en Fauzi zien er uitermate vroom uit met hun witte gebedshoedjes op. Maar terwijl ik een genuanceerd antwoord probeer te formuleren, buigt Fauzi zich samenzweerderig naar me toe. ‘Er zit een Chinees in de stad die bier verkoopt. Als je wil, neem ik je een keer mee. Kunnen wij ook voetbal kijken en bier drinken. Sharia of geen sharia.’
Banda Atjeh is een wonderlijke plek. Deze stad op het noordelijkste puntje van Sumatra was eerst toneel van een bloedige burgeroorlog, werd daarna grotendeels verwoest door de tsunami van december 2004 en veranderde vervolgens in een proeftuin voor de strengste islamitische wetten van Indonesië. Kautsar en Fauzi hebben het allemaal meegemaakt, en misschien als gevolg daarvan beschikken ze allebei over een dosis cynisme die me telkens weer verbaast. ‘De politie koopt zelf ook drank bij de Chinezen,’ zegt Fauzi luchtig als ik tegensputter over de lijfstraffen die hier officieel gelden voor alcoholgebruik. ‘Het is zaterdag, dus de Chinees is dicht vandaag,’ bromt Kautsar echter, en daarna valt er een lange stilte, terwijl de vrienden peinzend in de verte staren. Kautsar en Fauzi zijn de koningen van de ongemakkelijke stiltes, en het is me altijd volstrekt onduidelijk waar ze op zulke momenten aan denken. Misschien wel aan voetbal. ‘Kautsar en ik hebben een voetbaltrauma en daar denken we nog vaak aan,’ vertrouwde Fauzi me een keer op ernstige toon toe toen ik naar al die eindeloze zwijgzaamheid vroeg, maar meer liet hij niet los, wat mijn nieuwsgierigheid natuurlijk alleen maar groter maakte. Zou het een onterechte penalty in de laatste minuut zijn? Iets met Duitsers? Na een kwartier worden we wakker geroepen door de moskee. ‘Laten we maar naar het zwembad gaan,’ zegt Kautsar. Ik woon al een jaar in Banda Atjeh en heb de stad in die tijd aardig leren kennen. Er is van alles te zien: een cupcakewinkel, een Chinese tempel voor de zeegod, een vervallen monumentje 98
oktober 2014
30
anton stolwijk uit de koloniale tijd, een paintball-terrein, een bloemist, een paar louche massagesalons, een horlogemaker, een voetbalstadion en vooral heel veel lelijke prefab-huizen die gebouwd zijn na de tsunami. Hoe heb ik hier al die tijd kunnen wonen zonder te weten dat er midden in de stad een groot zwembad is? Het staat nota bene met koeienletters op de gevel. Kautsar blijkt hier elke zaterdagmiddag baantjes te trekken. In het kleedhokje sta ik lang te twijfelen. Wat moet ik aantrekken? Van mijn vele bezoeken aan Atjehse stranden heb ik al geleerd dat een ballenknijper hier weinig gewaardeerd wordt. Tijdens het zwemmen draagt men hier bij voorkeur een lange broek en een t-shirt of zelfs een trui. Vrouwen zijn nog dikker ingepakt. Op afgelegen plekken zie je er soms wel eens eentje zonder hoofddoek zwemmen, maar dat is al behoorlijk gewaagd. In het gemeentezwembad zal het vast allemaal nog strenger zijn dan aan het strand, stel ik me voor. Wie weet zit er wel ergens een speciale sharia-badmeester te spioneren of iedereen wel islamitisch genoeg gekleed is. Het zou me verbazen als er sowieso vrouwen zijn. Die hebben vast hun eigen zwemtijden. Op het moment dat ik in mijn lange broek uit het kleedhokje stap, voel ik meteen een stuk of twintig paar hunkerende ogen op me gericht. Ik, met mijn bierbuik en mijn verbrande gezicht, blijk een soort lustobject voor de hordes ongesluierde Atjehse dames van alle leeftijden die loom rondhangen in het ondiepe deel van het zwembad. In het diepe deel proberen Atjehse mannen in strakke speedo’s al zwemmend indruk op de vrouwen te maken, maar na mijn aankomst kunnen ze allemaal wel inpakken. Zelfs mijn armzalige schoolslag wordt met gejuich en onbetamelijk gegiechel begeleid vanuit het ondiepe deel. Kautsar en Fauzi zijn ook niet zonder bijbedoelingen naar het zwembad gegaan. Samen hangen ze aan een boei uitgebreid het aanwezige aanbod door te nemen. Als ze mij zien, spartelen ze opgewonden naar me toe. Fauzi heeft een afschuwelijk litteken op zijn borst zie ik ineens, het lijkt wel of hij door het prikkeldraad is gerold. ‘Het was een gouden zet van Kautsar om je mee te vragen. Er komt hier nooit een blanke. Ze kijken allemaal naar jou! En dat straalt af op ons.’ Hij trekt me mee. ‘Kom, we zwemmen naar het ondiepe deel en dan moet je Engels tegen ons gaan praten. Daar verstaan we weliswaar geen 31
Samen hangen ze aan een boei uitgebreid het aanwezige aanbod door te nemen.
oktober 2014
98
zak van, maar zij ook niet, en dus maken we een geweldig interessante indruk.’ Ik wil geen spelbreker zijn, dus al gauw sta ik een of ander leuterverhaal af te steken, omgeven door lonkende Atjehse vrouwen, soms onderbroken door een luid ‘yes, yes’ of ‘thank you’, want meer Engels dan dat is inderdaad niemand machtig. Na afloop zitten we in een koffiehuis. Ondanks alle grootspraak hebben Kautsar en Fauzi nog geen telefoonnummer kunnen lospeuteren, iets waarvan ze elkaar naar hartelust de schuld geven. ‘Fauzi is te dik,’ zegt Kautsar. ‘Kautsar is te zwart,’ zegt Fauzi. Ze zijn allebei achter in de twintig, maar ze kibbelen als schooljongens. Veel meer hebben ze ook niet te doen. Hoewel ze allebei een baan hebben, Kautsar in een kantoor en Fauzi in een parfumwinkel, hangen ze elke dag uren rond in een van de vele koffiehuizen in de stad. De gemiddelde Atjehse uitgaansgelegenheid is niet bepaald het toonbeeld van gezelligheid: TL-verlichting, plastic stoelen en alleen maar mannelijk publiek. Het drankaanbod bestaat uit tanden verbrokkelende zoete thee of koffie. Vanavond vertoont een groot scherm een duel uit de Premier League, maar de meeste gasten zijn drukker met hun mobiele telefoons dan met de wedstrijd. ‘Bijna iedereen in Banda Atjeh is fan van Manchester United,’ peter de wit
98
oktober 2014
32
anton stolwijk verklaart Kautsar de bedrukte stemming. ‘Sinds die prutser van een Marouane Fellaini er basisspeler werd, is het niet meer gezellig geweest in de stad.’ Fauzi proest en wijst naar zijn Messi-shirt. ‘Die speelde ook al zo beroerd het afgelopen seizoen. Als je terug naar Europa gaat moet je maar zeggen dat ze wat beter hun best moeten doen. We staan hier allemaal voor lul.’ Als ik vraag naar Persiraja, de club van Banda Atjeh die uitkomt in de Indonesische tweede divisie, begint hij nog harder te lachen. ‘Ben je wel eens bij een wedstrijd geweest? Die spelers kunnen nog geen pass over vijf meter geven. De scheidsrechter is corrupt. Er zitten kuilen in het veld. Het heeft niks met voetbal te maken.’ ‘Toch zitten we er elke week,’ bromt Kautsar. ‘Toch zitten we er elke week,’ beaamt Fauzi. Hij kijkt me dromerig aan. ‘Heb jij haar wel eens gezien?’ Ik heb geen flauw idee over wie hij het heeft, maar voor ik om uitleg kan vragen schreeuwt de nabijgelegen moskee al om het avondgebed. Ik moet beloven om de volgende middag bij het stadion te zijn. ‘Je moet het ervaren!’ roept Fauzi voor hij bij Kautsar achter op de brommer springt. Terwijl ik naar huis rijd door de vallende avond, valt me voor het eerst op hoeveel mensen in Banda Atjeh een Manchester United-shirt dragen. Het United-logo prijkt op bumperstickers en brommers en vlaggetjes en gevels van gebouwen en op de voedselkarretjes die overal langs de weg staan. Manchester United Fried Chicken, Manchester United Pisang Goreng. Die avond verliest Manchester United thuis met 0-1 van Sunderland.
‘Toch zitten we er elke week,’ bromt Kautsar. ‘Toch zitten we er elke week,’ beaamt Fauzi.
Op de wedstrijddag ga ik extra vroeg op pad. Ik ben nog nooit in het voetbalstadion van Persiraja geweest, en wil van de gelegenheid gebruikmaken om het eens goed te bekijken. Het stadion ligt in een wijk die tien jaar terug behoorlijk gehavend werd door de tsunami, maar wonderlijk genoeg heeft het gebouw de ramp overleefd. Erg stevig ziet het er niet uit; het is een soort constructie van golfplaten die wel wat weg heeft van de oude Alkmaarderhout, maar schijn bedriegt klaarblijkelijk. Voor het stadion ligt een pleintje dat, als ik terugkom van mijn rondje om de tribunes, vol staat met toeterende brommers. Vandaag staat de Atjehse derby op het programma: Banda Atjeh tegen Lhokseumawe, een wedstrijd waarvoor de halve stad uitloopt. Veel mensen zijn gekleed in het oranje, de kleur van Persiraja. Ik krijg een ongeduldig sms’je van Kautsar, die al in het stadion zit. Vak C, staanplaatsen, links achter het doel. 33
oktober 2014
98
Het draagt alleen maar bij aan de verpletterende indruk die ze achterlaat.
98
oktober 2014
Niet de beste plaatsen, merk ik als ik me net door een leger van pindaverkopers naar binnen heb geworsteld. Zeker de helft van het veld is onzichtbaar vanwege een ijzeren hek pal naast ons vak. Achter het hek staan rijen lege klapstoeltjes: het vipvak, terwijl er in geen velden of wegen een vip valt te bekennen. Fauzi heeft zich intussen ook gemeld. Hij heeft zich voor de gelegenheid uitgedost met een oranje petje en oranje zonnebril en gaat gekleed in oranje shirt. Terwijl de spelers op het veld aan de warming-up beginnen, tuurt hij ingespannen naar het vipvak, waar nog steeds niemand zit. Dan kijkt hij naar het veld en stoot Kautsar aan. ‘Hij speelt toch wel?’ Kautsar knikt instemmend en wijst naar een boomlange blanke man met golvend zwart haar, die wat verloren tussen zijn Indonesische medespelers staat. ‘Leonardo Maximiliano Felicia. Onze Argentijnse spits,’ grinnikt hij als hij me ongelovig ziet kijken. De Argentijnse spits lijkt zijn aanwezigheid in deze kelder der voetbalkelders ook maar moeilijk te geloven. De wedstrijd is al zeker een kwartier bezig voor hij zijn eerste sprintje trekt. De meeste tijd staat hij, in de relatief koele schaduw van de tribune, hoofdschuddend naar het geklungel van zijn medespelers te kijken. Zijn spaarzame balcontacten mislukken stuk voor stuk, maar blijkbaar kun je je dat permitteren als Argentijnse spits in de Indonesische tweede divisie. De wedstrijd kabbelt voort. Het is te heet om hard te rennen, en vanwege het abominabele veld stuitert de bal alle kanten op. Kansen zijn er nauwelijks, om van doelpunten maar te zwijgen. Fauzi begeleidt elke mislukte bal met een luid gesis van afkeuring, terwijl Kautsar zich weer eens in een drukkend stilzwijgen hult. De rest van het publiek vermaakt zich door landerig te zingen en op trommels te slaan. Op slag van rust klinkt er plotseling een oorverdovend gejuich, en vak C stormt massaal richting het hek van de viptribune. Ik word in de rook van kreteksigaretten meegezogen door zweterige lichamen. ‘Alsof de hemel opengaat,’ hijgt Fauzi in mijn oor als we tegen het hek gedrukt staan. De viptribune is nog steeds helemaal leeg, maar bovenin is een deur opengegaan. Begeleid door luid gejoel komt er iemand naar beneden. De vrouw van Leonardo Maximiliano Felicia is waarschijnlijk de mooiste, maar zonder enige twijfel de eenzaamste vrouw van Banda Atjeh. ‘Niemand weet hoe ze heet,’ zegt Kautsar, terwijl hij een foto 34
anton stolwijk met zijn telefoon maakt. ‘Ze spreekt alleen maar Spaans. Geen woord Indonesisch, en zelfs geen Engels.’ Het draagt alleen maar bij aan de verpletterende indruk die ze achterlaat. Toegejuicht door honderden Atjehers zit ze helemaal alleen op een immense lege tribune, gekleed in een kort jurkje en hoge hakken, sharia of niet. Lang bruin haar heeft ze, en een grote zonnebril, net als een echte voetbalvrouw. Veel ouder dan twintig kan ze niet zijn. ‘Nu heb je een compleet beeld van het leven van een voetballiefhebber in Banda Atjeh,’ zegt Fauzi opgeruimd als we na de wedstrijd (uitslag: 0-0) richting de brommers lopen. ‘Het is heel eenvoudig. Elke zaterdag kijken we hoe Manchester United verliest. En elke zondag kijken we naar de vrouw van de spits van Persiraja.’ We besluiten om nog wat te gaan eten in de wijk van Kautsar en Fauzi. Het is een flink eind buiten het centrum, in een buurt die blijkbaar zwaar is getroffen door de tsunami, want al snel zijn er alleen nog maar noodhuisjes te zien langs de weg. Boven het geraas van de brommers uit begint Fauzi aan een lange verhandeling over de teloorgang van Barcelona. Jammer genoeg is hij nauwelijks te verstaan. Kautsar brult er soms iets doorheen over de plekken waar we langskomen. ‘Gebouwd door de Turkse regering,’ roept hij bij een rij huizen waar Turkse vlaggetjes in de gevel zijn gemetseld. ‘100% asbest. Gedoneerd door een Taiwanese organisatie,’ bij een straat vol beschimmelde huizen. ‘De mooiste buurt in de wijde omtrek. Dankzij Jackie Chan,’ bij een verzameling stralende villaatjes op een heuvel. Over de wijk van Kautsar en Fauzi valt weinig spannends te vertellen. ‘Indonesische overheid,’ zegt Kautsar hulpeloos en hij wijst naar de eindeloze rij grauwe huizen met bruine daken. Overal lopen kippen en midden op de weg staat een koe. Op de hoek zit het enige café van de buurt: Real Madrid Coffee Shop, gevestigd in een soort garagebox die van boven tot onder met Real Madrid-posters is behangen. Voor de ingang zit een man met een grote snor bananen te bakken. Zodra hij Kautsar en Fauzi ziet begint hij te lachen en te roepen. Kautsar is plotseling in een praatgrage bui geraakt, want terwijl we gebakken bananen eten, aangestaard door wel honderd Cristiano Ronaldo’s, begint hij tot in detail te vertellen over hoe de buurt er voor de tsunami uitzag. Hij wijst en wijst – daar zat de Chinese toko, daar stond de villa van ene Pak Fahrur, daar was het voetbalveld. ‘Dat voetbalveld was er nog na de tsunami. Schoonmaken, 35
oktober 2014
98
Om ook maar wat te zeggen vertel ik over de teloorgang van mijn eigen voetbalteam in Nederland.
nieuwe doelen erop en klaar, zou je zeggen. Maar toen bouwde een of andere hulporganisatie er een tentenkamp, en daarna stonden er plotseling vaste huizen. Weg voetbalveld. Doodzonde.’ Fauzi is steeds zwijgzamer geworden. ‘Waar maak je je druk om,’ zegt hij plotseling. ‘We zijn toch te oud om nog te voetballen.’ Er valt een lange stilte, terwijl Kautsar peinzend met zijn vinger in een banaan prikt. Om ook maar wat te zeggen vertel ik over de teloorgang van mijn eigen voetbalteam in Nederland. Sinds we de dertig zijn gepasseerd is het bergafwaarts gegaan, en mijn vertrek naar Atjeh was misschien wel de genadeklap. Nu zijn er soms nog maar zeven of acht spelers die het in de stromende regen durven op te nemen tegen een tierende overmacht aan twintigers van Quick Boys. Dit kan zo niet lang meer duren. Fauzi luistert aandachtig en stoot Kautsar aan. ‘Zie je nou! Zo zou het bij ons ook gegaan zijn.’ Maar Kautsar heeft inmiddels zijn telefoon gepakt en is verdiept in een spelletje Bejeweled, zijn geijkte manier om een gesprek af te kappen. Fauzi staart een half uur lang zwijgend naar buiten. Op een middag, een paar weken later, krijg ik een opgewonden sms’je. Of ik mijn voetbalschoenen wil inpakken en me onmiddellijk wil melden bij een kunstgrasveldje in de binnenstad, want het team van Kautsars kantoor komt bij een toernooitje spelers tekort. Lichtelijk bezorgd rijd ik richting het centrum. Gewoonlijk voetbal ik alleen ’s avonds of ’s nachts, en zelfs dan is de hitte dermate slopend dat ik al na vijf minuten weinig anders meer kan dan hoofdschuddend naar mijn medespelers kijken, terwijl alle ballen van mijn voet springen, als ware ik een Argentijnse spits. Op de parkeerplaats staat Kautsar al te wachten. Hij mompelt iets over een blessure waardoor hij niet kan spelen, en trekt me mee naar binnen. We belanden in een groot sportcomplex, met een overkapping en een tribune en mooie nieuwe kunstgrasvelden waar wedstrijdjes vijf-tegen-vijf worden gespeeld. Er is aardig wat publiek, en op het moment dat ik kom aanlopen klinkt er een luid gejuich. Even denk ik dat het voor mij is, de Nederlandse verlosser op zijn oranje voetbalschoenen, maar net voordat ik mijn handen triomfantelijk omhoog wil steken zie ik dat er aan mij geen enkele aandacht wordt besteed. Iedereen kijkt naar het veld, waar een dikke jongen op blote voeten zijn tegenstanders compleet vernedert. Panna’s, achteloze hakjes, ballen in de kruising, Zidaantjes, het kan niet op.
98
oktober 2014
36
anton stolwijk Fauzi, honderdvijf kilo schoon aan de haak, blijkt een geniale voetballer. Kautsar staat het hoofdschuddend aan te zien. ‘Hij heeft al minstens een jaar niet gespeeld. Maar als hij niet zoveel donuts zou vreten, zou hij nog steeds een contract bij Persiraja kunnen tekenen.’ Ik neem nederig plaats op de bank en kijk naar mijn belachelijke oranje schoenen. Na een kwartier ploft Fauzi naast me neer. Hij ziet eruit alsof hij in het water is gevallen: het zweet stroomt letterlijk in straaltjes van hem af. Wanneer hij een anderhalveliterfles water heeft leeggedronken en er eentje boven zijn hoofd heeft uitgegoten, is hij weer enigszins tot praten in staat. ‘Nooit meer,’ puft hij. ‘Maar dat zeg ik al tien jaar.’ Kautsar klopt zijn vriend op de doorweekte schouder. ‘Je hebt onze eer hooggehouden,’ zegt hij, en wel op zo’n toon dat ik ervan moet slikken. Als ik Fauzi complimenteer met zijn spel, lacht hij droevig. ‘Ik was vroeger niet eens basisspeler. Kautsar was tien keer beter!’ Kautsar stroopt zijn broek op en laat zijn knieschijf zien, die zo ongeveer achterstevoren op zijn been zit. Ineens realiseer ik me dat hij altijd al wel een beetje stijfjes liep.
‘Nooit meer,’ puft hij. ‘Maar dat zeg ik al tien jaar.’
nico kroese
Interview (3) ‘Tevreden?’ ‘Dat kan nog niet.’ ‘Maar wel verbetering?’ ‘De nare smaak is weg.’ ‘Want?’ ‘Ik kreeg nu response.’ ‘Eerder niet?’ ‘Was er geen reactie.’ ‘En nu?’ ‘Hadden we een goed gesprek.’ ‘De waarheid gezegd?’ ‘Inderdaad, stevig gesprek.’ ‘Wat kwam daar uit?’ ‘Dat het niet alleen mijn schuld was.’ ‘Maar ook van hun?’ ‘Nee, van de directie.’ 37
oktober 2014
98
‘Toen we gingen kijken zagen we in de verte een soort zwarte muur op ons af komen.’
98
oktober 2014
Hij zucht. ‘Ach, je had Monti moeten zien spelen. Die was zo belachelijk goed... Hij zou nu honderd procent zeker profvoetballer zijn geweest.’ Fauzi knikt heftig. ‘Monti verloor nooit de bal. Nooit. We hebben jaren samengespeeld en ik heb hem nooit een keer de bal zien verliezen.’ En zo hoor ik eindelijk het verhaal van Rencong FC, het roemruchte team uit de kampong van Kautsar en Fauzi, drie jaar achtereen de ongeslagen jeugdkampioen van Banda Atjeh. Ik hoor over Ichsan, een boomlange centrale verdediger, ook wel ‘De Giraffe’. Ik hoor over Muchlis, een spits die het presteerde om in één seizoen 67 goals te maken. (‘Exclusief toernooitjes,’ zegt Kautsar als hij ziet dat ik het opschrijf.) Ik hoor over de onpasseerbare keeper Maskur, die aan epilepsie leed, wat hem er niet van weerhield om allerlei vreemde streken uit te halen, zoals met een katapult steentjes naar de tegenstander schieten als de scheidsrechter even niet keek. Ik hoor over coach Zulfikar, die het team aan een ijzeren dagelijkse routine onderwierp en elke wedstrijd shirts moest huren, omdat niemand geld had om die te kopen. En ik hoor over Monti, Monti en nog eens Monti. Doelpunten en acties van deze wondervoetballer worden tot in detail beschreven, net als zijn prestaties op school en zijn buitengewone successen bij de vrouwen. En terwijl om ons heen uitgeputte spelers tevergeefs roepen om een wissel, hoor ik eindelijk ook wat er op 26 december 2004 gebeurde. Fauzi vertelt het geroutineerd, maar tijdens zijn relaas kijkt hij naar de grond en trommelt hij zenuwachtig op de bank. ‘Tijdens het ontbijt was er een hele zware aardbeving, maar we hadden geen schade aan het huis, dus aten we opgelucht weer verder. Pas een half uur later hoorden we geschreeuw buiten. Er kwamen allemaal mensen voorbij rennen. Toen we gingen kijken zagen we in de verte een soort zwarte muur op ons af komen. Het water komt, het water komt, riep iedereen. Mijn vader bleef heel kalm. Laten we bij elkaar blijven, zei hij, dan sterven we tenminste samen. Maar ik was pas zeventien, ik had nog helemaal geen zin om te sterven. Ik ging er als een speer vandoor. Ik heb nog nooit in mijn leven zo hard gerend.’ ‘In die tijd zat er nog geen Kentucky Fried Chicken in Banda Atjeh,’ voegt Kautsar toe, terwijl hij naar Fauzi’s dikke buik wijst. Fauzi reageert niet op hem. ‘Toen ik een hele tijd had gerend kwam ik bij het hek rond de elektriciteitscentrale. Een hoog hek met van die ijzeren punten. Ik zat tjokvol adrenaline, ik sprong er zo overheen. Maar net op 38
anton stolwijk het moment dat ik boven was had de golf me bereikt. Ineens lag ik in het water met allemaal ijzeren punten in mijn bast.’ Hij maait wild met zijn armen om te laten zien hoe dat ging. ‘Ik had pijn en ik zag niks en ik kan sowieso niet zwemmen. Ik weet nog heel goed dat ik dacht: laat ik mijn mond maar opendoen, dan is het vast eerder voorbij. Maar terwijl ik lag te proesten in dat gore water kwam ik ineens weer boven. Op de een of andere manier was ik op het dak van een huis beland. Daar zat ik een paar uur in de brandende zon, met nog steeds de punten van dat stomme hek in mijn borst.’ Toen het water een beetje gezakt was klauterde er nog iemand op het dak. Het was Kautsar. Zijn been was verbrijzeld, maar verder was hij ongedeerd. Ze zaten een hele tijd hand in hand op het dak, terwijl ze uitkeken over wat er van hun buurt was overgebleven. Bijna niets. Fauzi kucht een paar keer hard. ‘Terwijl we daar zaten zei Kautsar tegen me: het lijkt wel alsof we alleen op de wereld zijn.’ Dat was niet helemaal waar. Fauzi’s moeder overleefde de ramp. En Kautsar hield een broer over, op het moment van de tsunami toevallig niet in Banda Atjeh. De enige andere speler van Rencong FC die het kon navertellen was Ari, een reservespeler die kort daarna naar Jakarta verhuisde en zich nooit meer in Atjeh vertoonde. Verder werd alleen Maskur teruggevonden, de keeper. Kautsar: ‘Ze konden hem identificeren aan de hand van zijn Hidetoshi Nakata-shirt. Dat droeg hij dag en nacht, zelfs als hij op doel stond. Hij lag midden op straat, vlak naast de moskee. Zijn lichaam was helemaal zwart uitgeslagen.’ De rest van het team, inclusief coach, was compleet van de aardbodem verdwenen. Waarschijnlijk werden ze terug de zee in gesleurd, of misschien liggen een paar van hun lichamen in een van de massagraven aan de rand van Banda Atjeh. Terwijl ik het allemaal probeer te bevatten, kondigt de omroeper de volgende wedstrijd aan. Kautsar duwt me van de bank af. ‘Laat jij het maar eens zien, Belanda!’ Dit zou nu eens een toepasselijk moment zijn voor een paar onvergetelijke acties, maar dat blijkt binnen ongeveer tien seconden al ijdele hoop. De Atjehse tegenstanders die me aan alle kanten voorbij rennen verdragen de hitte duidelijk beter dan ik. Kautsar en Fauzi laten zich door mijn wanprestaties echter niet uit het veld slaan. 39
De rest van het team, inclusief coach, was compleet van de aardbodem verdwenen.
oktober 2014
98
‘Van Persie! Van Persie!’ roepen ze als de bal per ongeluk via mijn rug in het doel belandt. Door een waas van zweet kijk ik nog eens hoe de twee broederlijk naast elkaar op de bank zitten, allebei in Manchester United-tenue.
gerrit de jager
98
oktober 2014
40