De ‘gezonde’ relatie Deconstructie van romantische liefdesbeelden en de dagelijkse realiteit van huidige duurzame intieme relaties in Nederland vanuit het perspectief van de relatietherapeut
Nicky Dankelman Studentnummer: 5897939 Email:
[email protected] Inleverdatum: 15 augustus 2014 Woorden: 21.853 Supervisor: Marianne Vysma Tweede lezer: Rachel Spronk Master Medische Antropologie & Sociologie 2013/2014 Graduate School of Social Sciences - Universiteit van Amsterdam
Inhoudsopgave Dankwoord
2
Abstract
3
1. Introductie
4
2. Onderzoeksopzet 2.1 Theoretisch kader
7
2.2 Methodes & ethische dilemma’s
10
2.3 Onderzoekspopulatie
14
3. Setting 3.1 Ontwikkelingen Nederlandse samenleving
17
3.2 Effecten gezondheid
21
3.3 ‘What we talk about when we talk about love’
23
4. Komt een stel bij de dokter 4.1 Subjectiviteit
27
4.2 Intimiteit
31
4.3 Liefde
34
4.4 Seriële monogamie
38
4.5 Gezonde relatie; contradictie in terminus?
40
5. De moderne liefdesrelatie 5.1 ‘Pure relationship’
42
5.2 Genderverhoudingen
44
5.3 ‘Secondlove’
47
5.4 Laatmoderne relatie
50
5.5 Romantische mythe
52
6. Conclusie 6.1 Tekortkomingen Literatuur
56 58 59
1
Dankwoord Deze thesis wil ik graag opdragen aan mijn ouders, die mij een voorbeeld van de liefde hebben laten zien waardoor mijn kritische blik op liefdesrelaties nooit cynisch zal kunnen worden. Daarnaast wil ik de relatietherapeuten bedanken voor de interessante en leerzame interviews die dankzij hun medewerking de basis konden vormen voor dit onderzoek.
Bij het denken aan de liefde Heb ik de liefde lief, En 't is de liefde tot u, Geliefde, Die mij tot die liefde hief. -
Herman Gorter 1928 in Wilmink 1993
2
Abstract De ervaring en betekenis van langdurige liefdesrelaties en de rol van intimiteit is voortdurend aan verandering onderhevig in de moderne Nederlandse samenleving. Om de dynamiek van ‘romantische’ liefdesrelaties in de huidige Nederlandse samenleving beter te begrijpen richt ik mijn masteronderzoek op relatietherapie in Amsterdam en omstreken. Met relatietherapeuten als onderzoekspopulatie vraag ik me af wat hun perspectief is op de ‘gezonde’ liefdesrelatie. Hierbij ben ik in het bijzonder geïnteresseerd in wat de verhouding is tussen de opvattingen van de therapeuten en de bestaande ideaalbeelden van de ‘romantische’ liefde. Daarnaast analyseer ik de koppeling tussen maatschappelijke veranderingen in de samenleving en verschuivingen in de ervaringen, opvattingen, problematiek en vorming/verbreking van relaties volgens de relatietherapeut. Verdergaande individualisering en toenemende economische onafhankelijkheid bij vrouwen hebben geleid tot de paradoxale combinatie van enerzijds wederzijdse emotionele bevrediging als basis voor een liefdesrelatie en anderzijds de behoefte tot zelfontplooiing binnen de relatie. Deze ontwikkelingen lijken bij te dragen aan de huidige norm van seriële monogamie. Met een analyse van de discoursen die deels de hedendaagse liefdesbeelden en ervaringen vormen poog ik bij te dragen aan het groeiende onderzoeksveld naar liefde binnen de antropologie en sociologie.
3
1. Introductie Love is an endless mystery, for it has nothing else to explain it. -
Rabindranath Tagore 1913 in Dutta & Robinson 1995
Liefde gaf de aanzet tot de Trojaanse oorlog, inspireerde een groot deel van de beste muziek en literatuur ooit gemaakt en gaf velen de meest perfecte, maar ook de ergste dagen van hun leven. Liefde overwint alles, zo gaat het gezegde, maar het belang van de liefde in het leven varieert van persoon tot persoon en neemt verschillende vormen aan afhankelijk van de samenleving waarin je woont. Liefde is één van de sterkste emoties op aarde en iedereen heeft het erover, maar wat moeten we ons voorstellen bij zoiets groots en belangrijks als ‘de liefde’? In mijn omgeving wordt liefde gekoppeld aan zowel de keuze voor kinderen als de partnerkeuze waardoor liefde voor veel mensen bepalend is voor de belangrijkste beslissingen in het leven. De tijd dat er een duidelijke standaard in Nederland was, het huwelijksbootje in stappen en ‘tot de dood ons scheidt’ is voorbij. Ook in mijn eigen leven als vijfentwintigjarige Nederlandse vrouw speelt liefde een grote rol. Keuzes in de liefde zoals je partner, relatievorm, wel of geen kinderen en relatieduur zijn steeds individueler geworden en in mogelijkheden toegenomen. Enerzijds is dit prettig, maar anderzijds ook ingewikkeld; hoe weet je of je de juiste keuze maakt? Men moet zelf uitzoeken hoe je gelukkig kan worden in de liefde en wat een ‘gezonde’ relatie inhoudt. Echtscheidingen en verbroken relaties lijken steeds ‘gewoner’ te worden; iedereen kent wel iemand die gescheiden of uit elkaar is en koppels die langer dan dertig jaar bij elkaar zijn worden steeds uitzonderlijker. Zal mijn toekomst vooral bestaan uit een aaneenschakeling van verbroken relaties en is dit problematisch? In mijn onderzoek waarin ik relatietherapeuten in Nederland heb geïnterviewd, ben ik op zoek gegaan naar romantische ideaalbeelden bij zowel koppels als therapeuten en de karakteristieken van huidige relaties en verschuivingen in de afgelopen decennia. Dit onderwerp is belangrijk, omdat er tot voor kort weinig aandacht werd besteed aan onderzoek naar de emotie liefde binnen antropologie. De rol van emotie kreeg pas meer aandacht dankzij antropoloog Clifford Geertz (1973) die de interpretatie van betekenis centraal stelde en de HIV/Aids epidemie zorgde er onder andere voor dat antropologen zich realiseerden dat er meer onderzoek nodig was voor onderwerpen 4
rondom seksualiteit. Mijn eigen fascinatie voor de wetenschappelijke benadering van de emotie ‘liefde’ werd tijdens mijn studie antropologie langzamerhand duidelijker; eerder heb ik papers geschreven over aseksualiteit, ‘lovaholics’ - liefdesverslaafden - en over seks/liefdesrelaties tussen jonge hoogopgeleide Turkse mannen en vrouwen in Istanbul. De lange afwezigheid van antropologische interesse voor onderzoek naar – romantische – liefde is merkwaardig, aangezien de manier waarop mensen zich tot elkaar verhouden, verwantschap creëren en banden verbreken hoort bij de centrale belangen van de antropologie (van der Geest & Vandamme 2008). Bovendien speelt liefde een belangrijke rol in moderne media representaties; het is altijd een grote inspiratiebron geweest voor vele artiesten; fungeert als wondermiddel in de kapitalistische marketingwereld; wordt in veel culturele contexten gezien als een doel en ideaal die moet worden behaald; kan het de functie hebben van een mystieke, religieuze en revolutionaire kracht en misschien wel het belangrijkste; omdat het deels aan de grondslag ligt van relatie- en gezinsvorming, draagt het bij aan de sociale en morele orde. Het onderzoek naar liefde kan ons informeren over maatschappelijke veranderingen; “...love is a medium of communication and... any changes in the code of love reflect changes in the social system of a time and people” (Luhman 1986). ‘Het veld’ ingaan nadat het laatste vak van de master eind januari dit jaar was afgelopen voelde op zijn minst vreemd. Als geboren Amsterdammer was ‘veldwerk’ in eigen stad in eerste instantie niet wat ik voor ogen had toen ik vijf jaar geleden begon met de bachelor Culturele Antropologie. Echter, na acht maanden in Turkije te hebben gestudeerd en gereisd tijdens mijn bachelor, weet ik hoe moeilijk het kan zijn om binnen tien weken gedegen wetenschappelijk onderzoek te doen naar onderwerpen als ‘liefde’ en ‘seksualiteit’ in een andere cultuur dan waarin je bent opgegroeid. Mede door de taalbarrière en de ontelbare nuances en diversiteit aanwezig in een andere cultuur heb ik als veldwerk locatie voor mijn masteronderzoek Nederland gekozen. Uiteraard is de diversiteit binnen Nederland ook enorm en moest ik mij constant behoeden voor het gevaar nuances aan te nemen als vanzelfsprekendheden. Nederland is een interessante context voor een onderzoek naar de langdurige liefdesrelatie, omdat net als in andere moderne geïndustrialiseerde Westerse landen de manier waarop gezinnen en relaties worden gevormd aan het veranderen is. Samenhangend met diverse maatschappelijke veranderingen begonnen sinds halverwege de jaren zestig van de twintigste eeuw de echtscheidingscijfers sterk te stijgen over een lange periode. Passend bij de moderne 5
tijdsgeest is relatievorming in Nederland zowel informeler als individueler geworden met sociale, juridische en economische gevolgen. Door de interpretatie van relatietherapeuten over de ‘huidige’ Nederlandse partnerrelatie te analyseren, hoop ik ‘dichterbij’ de dagelijkse realiteit en diversiteit van moderne liefdesrelaties te komen. De vraag die centraal staat in mijn onderzoek is: ‘Hoe kijkt een relatietherapeut naar de huidige (on)gezonde liefdesrelatie en hoe verhoudt dit zich tot de diverse ideaalbeelden van ‘romantische’ liefde in Nederland?’. Hiermee beperk ik me tot het perspectief van de geïnterviewde relatietherapeuten op de liefde en op de relaties die zij in hun praktijk meemaken. De stelling die ik wil bewijzen met het beantwoorden van mijn onderzoeksvraag is: ‘Relatietherapeuten signaleren dat de koppels die bij hen komen hoge eisen stellen aan de huidige ‘gezonde’ relatie, veelal bestaand uit paradoxen en misverstanden’. Wat zal er in deze thesis aan bod komen om mijn onderzoeksvraag te beantwoorden? Om te beginnen plaats ik in het eerste hoofdstuk mijn onderzoek in een theoretisch kader, beschrijf ik de methodes die ik heb gebruikt om mijn onderzoek uit te voeren en noem ik de ethische dilemma’s die ik tegenkwam tijdens mijn onderzoek. Daarnaast geef ik een introductie tot de diversiteit binnen het veld van relatietherapie en plaats ik op deze manier mijn onderzoekspopulatie in een context. Vervolgens bespreek ik in het tweede hoofdstuk een aantal aspecten van de Nederlandse samenleving die een relevante context bieden voor mijn onderzoek. Maatschappelijke ontwikkelingen en veranderingen op het gebied van relatievorming, maar ook de effecten van een (on)‘gezonde’ relatie op de fysieke en geestelijke gezondheid komen aan bod. Om het kader waarin mijn onderzoek is gesitueerd verder uit te breiden geef ik een geïntegreerde visie op ‘liefde’ vanuit verschillende disciplines, zodat duidelijk wordt waar ik het over heb als ik het over de liefdesrelatie heb. In hoofdstuk drie breng ik mijn data naar voren door het deconstrueren van het subjectieve kader waaruit de therapeut kijkt naar liefdesrelaties. Hoe de respondenten praten over de liefde en intimiteit, maar ook hoe zij kijken naar de omgang van hun cliënten met de liefde, analyseer ik aan de hand van de ideaalbeelden die volgens de filosoof Jan Drost verscholen zitten in het discours rondom de ‘romantische liefde’. Hoofdstuk vier gaat in op de veranderde karakteristieken van de huidige liefdesrelatie volgens de therapeuten. Terwijl in hoofdstuk drie voornamelijk de subjectiviteit van de therapeut centraal staat, gaat hoofdstuk vier specifiek over de koppels die bij de therapeut komen. In hoofdstuk vier analyseer ik de ontwikkelingen 6
binnen relaties volgens de therapeuten aan de hand van de maatschappelijke verschuivingen die onder andere de socioloog Anthony Giddens aan de moderne relatie heeft gekoppeld. Tot slot breng ik de verschillende analyses van mijn onderzoek samen om tot een antwoord op mijn onderzoeksvraag te komen en geef ik suggesties voor toekomstig onderzoek over dit onderwerp.
2. Onderzoeksopzet 2.1 Theoretisch kader
Mijn theoretisch kader bestaat uit literatuur vanuit verschillende disciplines, waarin zowel sociologische, antropologische, psychologische en filosofische artikelen en boeken in voorkomen. Het perspectief van de relatietherapeut als onderzoekspopulatie gebruik ik als lens voor de Nederlandse samenleving. De waarnemingen en analyses vanuit het oogpunt van de therapeut vertellen meer over de realiteit en ideaalbeelden van langdurige intieme relaties in Nederland. Het concept van de ‘gezonde relatie’ definieer ik aan de hand van de gedachtes van de geïnterviewde relatietherapeuten hierover, zonder hypothetische definitie. Bijvoorbeeld door de ideeën van therapeuten over ‘intimiteit’ analyseer ik het sociaal geconstrueerde ‘liefdeskader’ van de relatietherapeut. De veranderingen in de Nederlandse samenleving zoals toenemende secularisatie en individualisering maken deel uit van de context waarin ‘de moderne liefdesrelatie’ wordt ervaren. Liefdes(relaties) kunnen betekenis bieden aan ons, in toenemende mate geïndividualiseerde, leven zoals voorheen bijvoorbeeld religie dat kon doen (Illouz 1998). In navolging van de Britse socioloog en politicus Anthony Giddens beschrijf ik Nederland als een laatmoderne maatschappij waarin sprake is van toegenomen reflexiviteit en bewustzijn, zowel op individueel als institutioneel niveau (1992). De term ‘romantische liefde’ is op vele manieren uitgelegd in (niet-) wetenschappelijke literatuur. Romantische ideaalbeelden over de partnerrelatie zijn anders dan vormen van verbinding of kameraadschap gerelateerd aan familie, kinderen, vriendschappen of bijvoorbeeld liefde voor God of de gemeenschap (Jankowiak & Paladino 2008). De behoefte aan verbondenheid is universeel, maar het belang van ‘romantische liefde’ en de manier waarop het wordt ervaren in het dagelijkse leven verschilt van persoon tot persoon en de samenleving waarin je woont (ibid). Vanuit het 7
gedachtegoed van het sociaal-constructivisme analyseer ik de verhalen die we onszelf vertellen over de liefde als ingebed in de verhalen die we van onze cultuur en tradities hebben meegekregen. Het constructivisme gaat ervan uit dat de werkelijkheid geen objectief gegeven is, maar wordt geconstrueerd door de sociale context, in interactie met sociale actoren en mensen. De werkelijkheid is subjectief, gebaseerd op contextuele interpretatie. Het denken over de ‘liefde’ maakt deel uit van onze culturele definities en verwachtingen van de liefde en bestaat uit een mengeling van feiten en fictie, vaak in tegenspraak met elkaar (Appignanesi 2011: 28). De complexiteit van liefde en seksualiteit kan niet worden gereduceerd tot enkel en alleen voortplantingsdrang; er gaat maar een klein gedeelte van de tijd op aan reproductie en dat is lang niet bij iedereen het geval. Mensen beleven de liefde als een verhaal en hebben fantasieën; eigen ervaringen, boeken, films, tijdschriften en de ideeën van mensen om ons heen vormen de verhalen die we onszelf vertellen. De Franse filosoof Michel Foucault beschouwt discours als de manier van praten over dingen binnen een bepaalde groep of cultuur op een bepaald niveau en het samengaan van deze verschillende vertogen creëert de werkelijkheid (1984). Zo kan de totstandkoming van de ‘romantische liefde’ gezien worden als een cultureel verschijnsel die het product is van verschillende discoursen over liefdesrelaties en intimiteit (Foucault 1984). Het structureren van de realiteit gebeurt op het niveau van de politiek, wetenschap, literatuur en het ‘dagelijks leven’, hierbij speelt taal en gedrag een belangrijke rol. Foucauldian discours analysis ligt dicht bij het sociaal-constructivisme, omdat er wordt geprobeerd de sociale werkelijkheid te begrijpen door te kijken naar hoe deze gevormd en geconstrueerd wordt door taal en de connectie tussen taal en machtsrelaties. Uitgaande van de gedachtegoed van Foucault zou het opdelen van de diversiteit aan liefde en relaties in categorieën zoals ‘gezonde’ of goede relaties en ‘ongezonde’ of slechte relaties zorgen voor definities van wat als ‘normaal’ en wat als ‘abnormaal’ wordt beschouwd in de maatschappij. Impliciet worden hierdoor vragen als ‘wat is moreel juist en niet?’ en ‘wat is waarheid’ beantwoordt, die mede bepalen hoe mensen betekenis geven aan de liefde. Interpretaties van deze sociaal geconstrueerde categorieën kunnen het eigen gedrag beïnvloedden volgens Foucault en gaan deel uitmaken van de eigen identiteit waardoor de mens een product wordt van discoursen (Foucault 1984). Sociaal geconstrueerde discoursen over ‘geluk’, maar ook over ‘liefde’ poog ik te deconstrueren aan de hand van de filosoof Jan Drost. Drost legt de 8
achterliggende opvattingen van de romantische idealen bloot, waar we dagelijks mee te maken krijgen en die mede ons verhaal over de ‘liefde’ vormen. Foucault legt verbanden tussen kennis en macht en kijkt daardoor verder dan het belang van structuren en instituties voor het individu; hij wordt ook wel een poststructuralist genoemd. Ook Anthony Giddens kijkt verder dan de manieren waarop machtsstructuren individuen beperken en benadrukt het belang van agency; de daadkracht van het individu. Kritiek op Foucault hangt vaak samen met zijn presentatie van het individu als een subject zonder agency, volledig overgeleverd aan de classificaties en continue controle en observatie vanuit de maatschappij. Naast de poststructuralistische en sociaal-constructivistische theorie over discours van Foucault gebruik ik elementen van Giddens’ structuratie theorie die te plaatsen is in de agencystructure stroming. Giddens ziet agency en structuur als een dualiteit, waarin structuur het individu zowel beperkt als in staat stelt tot actie. Giddens heeft het boek ‘The transformation of intimacy’ (1992) geschreven waarin hij het veranderende karakter van liefdesrelatie in de context van moderne geïndustrialiseerde samenlevingen bespreekt. Hierin poogt Giddens de studie naar gedrag en handelen van individuen te verenigen met die van de sociale structuur, aangezien deze wederzijdse invloed op elkaar hebben en niet los van elkaar kunnen worden gezien. De grootschalige sociale systemen aanwezig in de maatschappelijke structuur, zoals de kerk, economie en politiek, bepalen deels individueel handelen, maar worden er ook door gevormd. Aan de hand van Giddens’ analyse van de ‘moderne’ partnerrelatie analyseer ik de huidige Nederlandse partnerrelatie vanuit het perspectief van de geïnterviewde relatietherapeuten. De therapeuten die al ruim twintig jaar of langer met koppels werken kunnen meer vertellen over de verschuivingen in relatieproblemen en ervaringen in de liefde. Het biografische verhaal over de liefde wordt gereconstrueerd bij de relatietherapeut; in het bijzijn van de ander, die geen minnaar is. In andere tijden werd deze rol opgenomen door bijvoorbeeld een priester, maar tegenwoordig vervult vooral de therapeut de rol van deze ‘ander’ (Appignanesi 2011: 315). In onze moderne samenleving functioneren wetenschappers en experts als gatekeepers voor kennissystemen, zoals de gezondheidszorg of technologie. Zo kan ook de relatietherapeut, de liefdesexpert, als gatekeeper worden gezien voor het kennisveld van de duurzame en intieme liefdesrelaties. Echter, moderne denkers beargumenteren dat de verwachtingen voor deze gatekeepers hoger worden, terwijl het vertrouwen lijkt af te nemen in de huidige 9
samenleving (Beck 1992). Wetenschappers en experts, zo ook therapeuten, zijn het op allerlei vlakken met elkaar oneens, hebben het niet bij het rechte eind of spreken in paradoxen waardoor men zich bewust wordt van hun beperkingen. Door een verminderd vertrouwen ontstaan er gevoelens van onzekerheid en onveiligheid; typisch voor de laatmoderne samenleving (Beck 1992). Deze gevoelens maakt mensen kwetsbaar, waardoor de toekomst op een andere manier benaderd wordt. Bijvoorbeeld door te vertrouwen op de ‘harde’ wetenschap en het zo veel mogelijk calculeren van mogelijke risico’s. In de populair wetenschappelijke literatuur wordt gesteld dat het ‘DNA van de liefde’ is gekraakt en wordt gesuggereerd dat de liefde maakbaar is, waardoor ‘experts van de liefde’ je zouden kunnen vertellen wat liefde is en hoe je de ‘beste relatie’ zou moeten vormgeven, terwijl de liefdesrelatie bij uitstek individueel wordt ingevuld. Huwelijksidealen in onze risicomijdende laatmoderne samenleving zijn aan verandering onderhevig, in het laatste hoofdstuk kom ik terug op deze ontwikkelingen. Wat mist in mijn theoretisch kader is het fenomenologische perspectief waarin centraal staat dat alles wat we leren van de wereld om ons heen geworteld is in onze persoonlijke ervaringen uit het verleden (Brown 2009). In mijn onderzoek richt ik me vooral op ‘abstracte’ manieren waarop men kennis vormt en ervaart, door de interactie met media en andere indirecte kennissystemen. Volgens de fenomenologische stroming zijn de persoonlijke interactieve ervaringen - ervaringen die direct kunnen worden geobserveerd en ervaren - de meest krachtige vorm van kennis (Brown 2009). Het belang van persoonlijke ervaringen voor het analyseren van liefde als een sociale constructie komt wel terug in mijn beschrijving over hoe de therapeuten zelf ‘liefde’ en ‘intimiteit’ ervaren, maar ik ga niet in op hun persoonlijke verleden. Bovendien heb ik geen interviews gehad met de koppels die in relatietherapie zijn of zijn geweest, waardoor het perspectief van de ‘cliënt’ mist en daardoor ook een analyse van zijn of haar persoonlijke ervaringen uit het verleden. Keuzes met betrekking tot ruimte en tijd in mijn onderzoek en thesis hebben ertoe geleid dat een uitgebreide fenomenologische aanpak ontbreekt en kan een suggestie zijn voor toekomstig onderzoek naar dit onderwerp. 2.2 Methodes & ethische dilemma’s Eind november vorig jaar ben ik begonnen met therapeuten en voornamelijk relatietherapeuten te mailen. Tussen de 40 en 50 (relatie)therapeuten heb ik toentertijd 10
een mail gestuurd met een korte uitleg wie ik was, waar mijn onderzoek over ging en met de vraag of ze daar eventueel aan mee zouden willen werken. Van ongeveer de helft kreeg ik een reactie, waarvan een stuk of vijftien wel mee wilden werken en de rest had het te druk of was net bezig met het opstarten van zijn/haar praktijk. In contact komen met mijn onderzoekspopulatie, relatietherapeuten, was vanwege mijn achtergrond en taal relatief gemakkelijk. Met de twee relatietherapeuten die het meest enthousiast hadden gereageerd op mijn mail heb ik voor alle interviews een gesprek gehad. Zij hebben mij geholpen in het verder afbakenen van de onderwerpen en het gaf mij een preview van hoe een interview eruit zou komen te zien. Na deze gesprekken heb ik een interview guide opgesteld - een lijst met vragen of specifieke onderwerpen - zodat ongeveer dezelfde thema’s/vragen bij elk interview terug zouden komen (Bryman 2008). Hier heb ik achteraf ook echt de voordelen van ingezien, omdat ik het anders moeilijk had gevonden de verschillende interviews met elkaar te vergelijken. Mijn interviewvragen hadden geen exacte volgorde en zo kan de interviewer doorgaan op onderwerpen die de geïnterviewde noemt, zonder dat die in de guide staan, waardoor er ruimte gecreëerd werd voor de geïnterviewde om uit te wijden in zijn of haar antwoorden. Wat de geïnterviewde zag als belangrijke concepten in het uitleggen en begrijpen van fenomenen, werden belangrijke thema’s gedurende de volgende interviews. Hierdoor bouwde elk interview op de voorgaande interviews en werd het naarmate het onderzoek vorderde steeds duidelijker wat de belangrijkste onderwerpen waren om mijn onderzoeksvraag mee te beantwoorden. Bijvoorbeeld onderwerpen rondom ‘interculturele koppels’ bleken tijdens de interviews voor de meeste respondenten een minder interessante en grote thema’s dan ik vooraf had verwacht. De therapeuten die in Amsterdam gevestigd zijn zien hun cliëntenbestand als een spiegel van de stad waar verschillende culturen en bijbehorende opvattingen en gewoontes door elkaar lopen en weinig duidelijke verschillen aan te wijzen zijn. De therapeuten hebben de indruk dat hun cliënten vanuit verschillende culturele achtergronden behoorlijk ‘geïntegreerd’ zijn in de Nederlandse cultuur, waardoor dezelfde dingen als bij andere koppels spelen. Volgens sommige therapeuten hebben culturele echtparen absoluut extra aandacht nodig; zij noemen voorbeelden van interculturele stellen die andere opvattingen hebben dan het ‘gemiddelde’ stel; schoonmoeders die een grotere rol spelen, monogamie staat soms minder hoog in het vaandel, aan de trouwceremonie kan erg veel waarde aan worden gehecht of de 11
man/vrouwverhoudingen liggen anders. De therapeuten buiten de Randstad noemden de verschillen in culturele opvattingen over relaties en liefde vooral tussen ‘autochtone Nederlanders’. Streng gereformeerde stellen mogen bijvoorbeeld niet scheiden en trouwen jonger vergeleken met andere niet-Christelijke stellen. Verder speelt homoseksualiteit volgens bijna alle relatietherapeuten nauwelijks een rol; de problematiek en dynamiek tussen partners komt veelal overeen met die van heteroseksuele koppels. De methode die ik heb gebruikt om nieuwe data te verzamelen is kwalitatief, maar ik heb daarnaast bestaande kwantitatieve data verzameld die betrekking heeft op mijn onderzoek. Via bellen en mailen, maar ook via contacten die ik al had via onder andere mijn begeleider, heb ik uiteindelijk dertien semigestructureerde diepte-interviews afgenomen variërend van een uur tot ruim anderhalf uur. Van deze dertien interviews waren er drie met zowel een mannelijke als vrouwelijke therapeut die in duo’s werken als relatietherapeut, twee van deze stellen waren ook werkelijk echtgenoten en het andere duo alleen collega’s. Verder waren zeven van de overige therapeuten vrouw en drie mannen. In totaal heb ik dus zestien therapeuten geïnterviewd, waarvan zes mannen en tien vrouwen. Ik heb de interviews steeds dubbel opgenomen, zowel met mijn laptop als met de dictafoon functie van mijn telefoon. De kwalitatieve onderzoeksstrategie was inductief, oftewel de theorie is voornamelijk gevormd vanuit de data, maar theorie en data waren constant in interactie met elkaar tijdens het onderzoek. Ik heb geprobeerd de therapeut zo veel mogelijk te plaatsen in zijn of haar context om het emic perspectief proberen te achterhalen en duidelijk te maken voor de lezer, maar ik moest hier ook rekening houden met het zo anoniem mogelijk houden van mijn respondenten. Het analyseren van mijn data baseer ik op de grounded theory approach, zodat theoretische ideeën en concepten uit de data tevoorschijn kunnen komen (Bryman 2008: 366). Na het transcriberen van de interviews heb ik de data opgedeeld in labels om patronen te ontdekken, oftewel coding, totdat ik het idee had dat ‘theoretische saturatie’ was bereikt. Uiteraard wil ik de anonimiteit van mijn respondenten en hun cliënten beschermen, hierom gebruik ik pseudoniemen en geen uitgebreide beschrijvingen van de personen in kwestie waardoor de mogelijkheid tot herkenning verdwijnt. De interviews kregen vaak een interessante wending op het moment dat de therapeuten begonnen te vertellen over hun eigen liefdesverleden of huidige relaties. De ideeën die de therapeuten met mij deelden over de liefde en hoe ze bijvoorbeeld intimiteit voor henzelf definiëren 12
haalde ze uit hun rol als therapeut en op die momenten kwam het emic perspectief naar voren. Ik ben echter uit bescherming van mijn respondenten en hun cliënten niet uitgebreid ingegaan op de achtergrond van de therapeuten, waardoor de eerder beschreven fenomenologische aanpak in deze thesis ontbreekt. Voorafgaande aan de interviews heb ik duidelijk gemaakt wat het doel van mijn onderzoek is, waar ik de data voor ga gebruiken – namelijk mijn masterscriptie – en dat ik er daarbuiten niets mee zal doen. Verder vond ik de subjectiviteit van de interviewvragen een moeilijk punt. Ik stelde vragen over de onderwerpen die ik interessant vond vanuit mijn eigen achtergrond en wat ik heb gelezen in de literatuur, maar ik was er voortdurend van bewust dat de gemaakte indelingen, de labels en de patronen die zichtbaar werden tijdens het coderen, gebaseerd zijn op mijn eigen interpretaties als onderzoekster. Mijn positie als onderzoeker en eigen opvattingen over de onderwerpen zijn echter tijdens alle fases van het onderzoek van belang. Niet alleen tijdens het coderen en analyseren van de data, maar ook in de interactie met de therapeuten, de dataverzameling, heb ik moeten reflecteren op mijn rol en ideeën als een blanke, Nederlandse, jonge, redelijk welvarende, opgeleide, ongetrouwde vrouw - maar wel in een relatie - en zonder kinderen. Ik vond het moeilijk om me te beperken in de vragen die mij interesseren, omdat in een onderwerp als liefde en relatiekwaliteit veel thema’s verscholen zitten. Ik heb voornamelijk geprobeerd patronen en verschillen te ontdekken in de ideeën over hoe een ‘gezonde relatie’ eruit zou moeten zien door te vragen wat nou precies werd bedoeld met een begrip als ‘intimiteit’ en probeerde de therapeuten dit te laten illustreren aan de hand van voorbeelden. Desondanks laat ik veel onderwerpen wegens relevantie en/of ruimtegebrek nauwelijks aan bod komen in deze thesis zoals: ‘seksualiteit’, alles wat bij echtscheidingen komt kijken, hoe en waarom mensen bij elkaar komen, partnerkeuze en zoektocht (het internet- of ‘gewone daten’), aan al deze onderwerpen zou ik een compleet nieuwe thesis kunnen wijden. Daarnaast zijn de verschillende culturen van cliënten in de praktijk en verschillen tussen homoseksuele en heteroseksuele koppels thema’s waar ik verder niet op in zal gaan, mede omdat mijn respondenten weinig verschillen zagen. In de context van deze thesis zal ik het, net als de therapeuten in de interviews, voornamelijk hebben over het heteroseksuele welvarende ‘Nederlandse’ koppel. Deze groep cliënten is uiteraard niet representatief voor ‘de Nederlandse samenleving’. Slechts een klein aantal mensen met relatieproblemen kiest ervoor naar de therapeut te gaan. Volgens de therapeuten is dit een specifieke groep, want het zijn de 13
koppels die voor elkaar gekozen hebben, maar nu in ‘zwaar weer’ zijn. Heel soms gaat een stel alleen ‘voor de kinderen’ in therapie, maar meestal is in ieder geval één van de twee partners bereid te ‘vechten’, te ‘werken’, voor de relatie. In het deel wat hier op volgt zal ik kort de diversiteit beschrijven waar het vakgebied van relatietherapie uit bestaat om zo een context te geven van waaruit mijn respondenten hun werk doen. 2.3 Onderzoekspopulatie In de huidige Nederlandse samenleving zijn relatieproblemen - met betrekking tot moeilijkheden op het gebied van emotionele en/of seksuele intimiteit of overspel - vaak nummer één in de top drie van de aanmeldingen bij psychologenpraktijken (Kloens & van Duijn 2014: 452). Relatieproblematiek hoorde vóór het jaar 2000 nog niet tot de meest voorkomende redenen om in therapie te gaan blijkt uit jaarcijfers van beroepsverenigingen (ibid). Relatietherapie is ‘hot’; enerzijds heeft dit wellicht te maken met een verminderd stigma rondom relatietherapie waardoor de drempel om hulp te zoeken is verlaagd, anderzijds kan het zijn dat – de (h)erkenning van – relatieproblematiek is toegenomen. Volgens de meeste therapeuten komen koppels steeds meer uit zichzelf bij de relatietherapeut terecht in plaats van via een doorverwijzing van de huisarts. Het succes van relatietherapie is moeilijk te bewijzen, zeker op de lange termijn, er is dan ook veel kritiek op de methodologie van (inter)nationale onderzoeken (ibid: 455). In Nederland is er nog geen gedegen vergelijkingsonderzoek gedaan naar de effecten van verschillende vormen van relatietherapie. Het is niet vast te stellen of één therapievorm superieur is in vergelijking met andere vormen. Relatietherapie wordt soms gestopt zonder resultaat en het kan zelfs schadelijk zijn; vanuit Engeland is er een trend gaande om over te gaan op ‘online’ relatietherapieën en Nederlandse relatietherapeuten zijn hier inmiddels ook mee bezig1. De opleidingen en therapievormen van de relatietherapeuten die mee hebben gedaan aan mijn onderzoek lopen zeer uiteen. Sommige houden zich uitsluitend met koppeltherapie bezig, maar de meeste geven ook individuele therapie of groepstherapie. Een aantal van mijn respondenten zijn vooral bezig met relatietherapieweekenden, 1
E-health; een online therapievorm die hoge kosten, schaamte en (reis)tijd kan omzeilen en terugval kan voorkomen, omdat het positieve therapie-effect op de lange termijn vaak verdwijnt (Kloens & van Duijn 2014). Daarnaast kan e-health ervoor zorgen dat het aanbod van relatietherapie transparanter en toegankelijker wordt waardoor in de beginfase van de relatie al hulp kan worden geboden (ibid).
14
waarin een stel tijdens een aantal sessies in één weekend intensief bezig is met relatietherapie. Dit werkt volgens hen een stuk effectiever dan de gangbare manier; elke twee weken één sessie van een uur tot anderhalf uur. De termen ‘psychotherapeut’ en ‘GZ-psycholoog’ – Gezondheidszorgpsycholoog - zijn sinds 1998 in Nederland wettelijk beschermde titels, alleen iemand die geregistreerd is als zodanig in het BIG-register mag zich zo noemen. Het BIG-register, Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg, is door de overheid ingevoerd om patiënten tegen ondeskundige hulpverleners te beschermen (BIG-register 2014). De termen ‘psychotherapie’ en ‘relatietherapie’ zijn niet beschermd, waardoor in feite iedereen kan zeggen aan psychoen/of relatietherapie te doen. Deze BIG-registratie is een keurmerk die staat voor een gedegen opleiding met elk jaar verplichte nascholing en daarnaast moet de therapeut zich houden aan de beroepscode waar bij overtreding maatregelen tegen kunnen worden genomen. Echter, een bepaalde opleiding of registratie is geen voorwaarde voor een ‘goede’ therapeut of succes van de therapie, vaak belangrijker is de ‘klik’ met de therapeut; of de cliënt een vertrouwd gevoel heeft bij zijn of haar therapeut. Van de zestien relatietherapeuten die ik heb geïnterviewd is de helft opgeleid als Gestalttherapeut, waarbij het holistisch kijken naar de mens – eenheid van lichaam en geest -, het belang van de ervaring en het experiment en het bewustzijn van contact tussen de cliënt, therapeut en omgeving centraal staan. Naast de opleiding tot Gestalttherapeut hebben bijna alle therapeuten aanvullende cursussen gevolgd om verder te specialiseren in relatietherapie. Van de overige respondenten werken de meeste als geregistreerd GZ-psycholoog; opgeleid als klinisch psycholoog en gespecialiseerd in relatie- en gezinstherapie - sommige zijn systeemtherapeut, waarbij het gezin of de partnerrelatie als systeem wordt gezien2. Een kleine minderheid van de therapeuten heeft andere opleidingen gevolgd, zoals; ‘integratieve psychotherapie’, in combinatie met veel bijscholing3. Relatietherapie die onder de BIG-registratie valt – dus erkend door de overheid - krijgt sinds 2013 geen vergoeding meer vanuit de basisverzekering (BIG 2
De Engelse antropoloog Gregory Bateson was verbonden aan de ontwikkeling van systeemtherapie, ontstaan in het begin van de jaren vijftig in Noord-Amerika, omdat de psychoanalyse al snel ontoereikend bleek om het gedrag binnen het gezin te beschrijven. Bateson, overigens tijdelijk getrouwd geweest met antropologe Margated Mead, verwierp het idee dat er een objectieve realiteit is waarin de cliënt bestaat. Volgens Bateson maakt zowel de therapeut als de familie/koppel deel uit van een groter systeem waarvan beide het bestaan van de ander niet kunnen ontkennen (1979). De observator kan niet van ‘buitenaf’ toekijken hoe een gezin functioneert, maar construeert deels de werkelijkheid die hij observeert (ibid). 3 Allen zijn verplicht geregistreerd bij verschillende beroepsverenigingen om als erkend zorgverlener hun beroep te kunnen uitoefenen; de enige officiële erkende specialistische opleiding tot relatietherapeut/ systeemtherapeut is bij de Nederlandse Vereniging voor Relatie- en Gezinstherapie (NVRG).
15
register 2014). Dit heeft voor mogelijkheden gezorgd voor de therapeuten die niet onder de reguliere erkende relatietherapie vallen; bijvoorbeeld gedeeltelijke vergoeding via de aanvullende verzekering voor hulpverlening onder alternatieve geneeswijzen. Echter, veel cliënten betalen anno 2014 een groot deel of het volledige bedrag zelf en dit bedrag varieert van ongeveer 80 tot ruim 200 euro per consult. De meerderheid van de respondenten noemt de gemiddelde cliënt dan ook ‘redelijk welvarend’, in staat om op eigen kosten relatietherapie te betalen. Vaak bestaat een deel van de stellen uit expats en over het algemeen hebben beide partners een baan. Daarnaast is een groot deel van de cliënten hoogopgeleid – hbo of universiteit - en de gemiddelde leeftijd is volgens mijn respondenten tussen de 35 en de 45 jaar, maar de jongste is 20 en de oudste in de 80. Net als de cliënten die bij de relatietherapeut komen is ook de groep geïnterviewde relatietherapeuten niet representatief voor de ‘Nederlandse samenleving’. Wel heeft de meerderheid van mijn respondenten ruim twintig jaar ervaring op het gebied van relatietherapie, een paar zelfs bijna dertig jaar, waardoor ze mogelijke gevolgen van maatschappelijke veranderingen op relaties hebben kunnen meemaken. De technieken die de therapeuten toepassen worden over het algemeen door elkaar en in combinaties gebruikt om zo tot een eigen therapievorm te komen. Voorbeelden van verschillende stromingen van waaruit de therapeuten werken zijn; gedragstherapie toegepast op relaties – richt zich op het verbeteren van communicatie en oplossen van problemen -, cognitieve therapie – draait verkeerde aannames en verwachtingen om in realistische opvattingen - , integrative behavioral couples therapy (ibct) – gaat om acceptatie van verschillen tussen partners - , affective reconstruction – kijkt naar mogelijke foute patronen uit vorige relaties - en de vrij jonge Emotionally Focused Therapy (EFT). Ik zal verder niet ingaan op de diversiteit aan stromingen of de verschillende behandelingsmethodes van de therapeuten, omdat ieder een totaal eigen stijl hanteert en deze laat afhangen van het koppel en de bijbehorende problematiek. Wel bespreek ik kort de vrij recente stroming EFT van de Canadese therapeute en onderzoekster Sue Johnson. Deze richt zich op de onderliggende emoties van paren, het herkennen van destructieve patronen en herstellen en sterker maken van de band en is de afgelopen jaren erg populair geworden in de VS en Nederland, met boeken die in het Nederlands zijn vertaald als ‘Houd mij vast’ (2008) en ‘Laat me niet los’(2014). Johnson stelt dat de EFT-aanpak vele malen succesvoller is omdat ervan uit wordt gegaan dat volwassenen, net zo goed als kinderen afhankelijk zijn van hun ouders, afhankelijk zouden moeten zijn 16
van hun partner – ook al is de partnerrelatie gelijkwaardiger4. Sommige van mijn respondenten hebben hier kritiek op, omdat ze stellen dat de hechtingstheorie van moeder en kind (Bowlby 1969) niet zomaar toegepast kan worden op twee volwassenen. Echter, de helft van de geïnterviewde therapeuten waren vol lof over deze nieuwe methode en hebben een EFT-cursus gevolgd of zijn van plan dit te doen in de nabije toekomst. De implicaties hiervan bespreek ik verder in hoofdstuk vier. In het volgende hoofdstuk ga ik in op de ontwikkeling in de Nederlandse samenleving op het gebied van relatievorming en echtscheidingen. Verder beschrijf ik de wisselwerking tussen liefdesrelaties en gezondheid en geef ik een geïntegreerde visie op de ‘liefde’ om de context voor de data uit mijn onderzoek te verduidelijken. 3. Setting 3.1 Ontwikkelingen Nederlandse samenleving “Love and marriage, go together like a horse and carriage” – Frank Sinatra 19555 In en rondom Amsterdam heb ik relatietherapeuten geïnterviewd tijdens mijn periode van veldwerk in Nederland. Collectieve veranderingen binnen de Nederlandse context, zoals meer of minder economische welvaart en ideeën over romantische liefde en het huwelijk kunnen invloed hebben op man/vrouwverhoudingen, het aantal scheidingen en het wel of niet krijgen van meer kinderen. Door middel van huwelijken worden verwantschapsbanden gecreëerd en uitgebreid; kinderen worden opgevoed, banden tussen ouders en kinderen worden vastgelegd en kinderen krijgen een plaats binnen het verwantschapssysteem toegewezen6. Het ‘kerngezin’, nuclear family, is in vrijwel alle samenlevingen aan te wijzen - man, vrouw en hun onvolwassen kinderen. Dit kan verklaren waarom het huwelijk zo’n belangrijk instituut is in iedere samenleving, hoewel in veel samenlevingen het kerngezin wordt gesteund door de grotere context van familieleden of het buurtnetwerk (Wilterdink & Heerikhuizen 2007: 202). Partnerkeuze 4
Volgens critici pretendeert Sue Johnson onterecht succesvoller te zijn dan andere therapievormen. De mooie resultaten zouden slechts vier maanden standhouden en daarnaast zijn de studies naar EFT voornamelijk gedaan door EFT-therapeuten en ontwikkelaars zelf (Kloens & van Duijn 2014). 5 Sammy Cahn & Jimmy van Heusen, Love & Marriage ASCAP. 6 Kinderen behoren in Nederland tot de verwantengroep van allebei de partners; bilineaire afstamming met een patrilineair accent, omdat kinderen meestal de naam krijgen van hun vader, ook al is dit onlangs niet langer wettelijk verplicht. Afstammingsregels zijn in Nederland echter minder belangrijk geworden, omdat de organisatie van de samenleving niet meer in de eerste plaats gebaseerd is op verwantschapsrelaties. (Wilterdink & Heerikhuizen 2007: 202).
17
is niet altijd gebaseerd op persoonlijke voorkeur; in veel samenlevingen worden huwelijken al in de vroege kindertijd gearrangeerd door de ouders (Eriksen 1995). In dit hoofdstuk zal ik de Nederlandse historisch en politieke context schetsen die relevant is voor mijn onderzoek naar opvattingen over ‘duurzame intieme relaties’ en het veranderende karakter van de invulling hiervan. Het huwelijksritueel geeft de overgang aan, een ‘rite de passage’, naar een nieuwe maatschappelijke positie en vertegenwoordigt wereldwijd nog steeds een wenselijke manier van samenleven. Het huwelijk is in Nederland een verbintenis die wettelijk wordt geregeld en geregistreerd waarbij de rechten en plichten voor beide partners plechtig worden bevestigd. Een huwelijk tussen meer dan twee partners is in Nederland wettelijk verboden, maar dit ‘monogame’ huwelijk is niet universeel7. Het instituut van het huwelijk en het ‘kerngezin’ heeft in Nederland belangrijke verschuivingen doorlopen door de eeuwen heen. Sinds 2001 kunnen twee personen van hetzelfde geslacht trouwen in Nederland en deze ontwikkeling zag je ook in een aantal andere Westerse samenlevingen. De positie van het huwelijk lijkt te zijn verschoven in de laatste decennia. De stijgende echtscheidingscijfers staan regelmatig ter discussie en gezinsverhoudingen zouden instabieler zijn geworden. De invloeden hiervan op het welzijn van de kinderen en daardoor op de maatschappelijke orde en veiligheid, staan al lange tijd in de belangstelling (Wilterdink & Heerikhuizen 2007: 202). Wat voor verschuivingen hebben er in Nederland plaatsgevonden met betrekking tot gezinsrelaties en de positie van het huwelijk? Al in de vijftiende eeuw was het ‘kerngezin’ het meest voorkomende gezinstype in grote delen van Noord-Europa, maar vooral in de negentiende eeuw werd de overgang van de extended family - grotere familiehuishoudens - naar het kerngezin duidelijk in Nederland als gevolg van de industrialisering (ibid: 207). Het gezin kreeg steeds meer economische onafhankelijkheid waardoor de relaties tussen gezinsleden intenser werden (ibid: 209). Kinderen werden belangrijker, maar ook de affectieve banden tussen de liefdespartners kwamen steeds meer in het middelpunt te staan. In West-Europa werden ‘zakelijke economische overwegingen’ om te trouwen minder belangrijk. Emotionele bevrediging, ‘romantische liefde’ en ‘intimiteit’, begrippen waar ik later meer op in zal
7
In sommige maatschappijen is het de norm dat seksuele activiteiten niet vóór/buiten het huwelijk plaatsvinden, terwijl dit in andere wel geoorloofd is (Wilterdink & Heerikhuizen 2007: 204).
18
gaan, werden de nieuwe eisen voor een ‘goed’ huwelijk8 en deze trend lijkt wereldwijd te groeien aan populariteit9 (Eriksen 1995). Naarmate de lonen van mannen stegen als gevolg van de industrialisering, ontstond er in steeds meer gezinnen een rolverdeling tussen huisvrouwen en mannelijke kostwinners. Nog steeds besteden vrouwen in Nederland twee keer zo veel tijd aan het huishouden en gezin als mannen, ondanks het toegenomen aandeel van mannen in deze taken (Wilterdink & Heerikhuizen 2007: 214). Desondanks is de strakke taakverdeling losser geworden, en lijkt de onafhankelijkheid voor vrouwen zijn gegroeid naarmate ze zelf meer beroepsarbeid gingen verrichten en aanspraak konden maken op sociale uitkeringen10. In het vijfde hoofdstuk ga ik in op de gevolgen van vrouwenemancipatie in modern Nederland. De positie van het huwelijk in de Nederlandse samenleving is veranderd in de afgelopen decennia, dit is bijvoorbeeld te zien aan opiniepeilingen11, maar ook aan de vermindering van de huwelijksfrequentie; het deel van de bevolking dat ooit trouwt (ibid: 213). Deze stijging ging gepaard met de leeftijd waarop men voor het eerst trouwde; tussen 1975 en 2012 steeg die van gemiddeld 23 jaar naar ongeveer 30 jaar, met kleine verschillen tussen mannen en vrouwen (CBS Statline 2013). Secularisering van de samenleving kan deze verschuivingen deels hebben beïnvloed; voor zowel roomskatholieken als – in mindere mate – protestanten werd een huwelijk voor het leven gesloten en was onontbindbaar. Hoe meer men loskwam van kerkelijke verbanden, hoe meer deze huwelijksnormen in de Nederlandse samenleving minder dwingend werden. Dit heeft ook te maken met het perspectief van het hiernamaals; bij het verdwijnen daarvan rest slechts het leven op aarde. De eeuwigheid wordt beperkt door het hier en nu, waardoor ook relaties hun waarde moeten bewijzen in het hier en nu. Bovendien is onze levensduur verlengd, waardoor huwelijken minder snel dan vroeger worden verbroken doordat één van de partners komt te overlijden (Wilterdink & Heerikhuizen 2007: 214). Door deze demografische verandering is het mogelijk dat de kansen op 8
Hoewel de huwelijken die niet gebaseerd zijn op romantische gevoelens ook tot hechte affectieve verbintenissen kunnen uitgroeien (Hirsch & Wardlow 2006). 9 In het boek ‘Modern loves’ van Hirsch & Wardlow (2006) worden etnografische onderzoeken besproken over intieme relaties en hoe deze zich verhouden tot verschillende sociale/economische contexten. Hieruit blijkt dat jonge mensen in allerlei delen van de wereld praten over het belang van emotionele bindingen als basis voor trouwen, zich bewust afzettend tegen de ideeën van hun ouders en grootouders (ibid). 10 Sinds 1965 kunnen vrouwen zonder inkomen een uitkering krijgen na hun echtscheiding (Wilterdink & Heerikhuizen 2007: 213). 11 In 1965 meende 60% van een steekproef uit de Nederlandse bevolking dat gehuwden over het algemeen gelukkiger zijn dan ongehuwden, In 1994 was dit percentage gedaald tot 14 (Wilterdink & Heerikhuizen 2007: 214).
19
onenigheid toenemen; dit kan één van de oorzaken zijn van het stijgende aantal echtscheidingen. In de afgelopen decennia is de norm van seriële monogamie - een monogame relatie met opeenvolgende partners - steeds dominanter geworden in Nederland. Terwijl koppels voorheen veel vaker hun hele leven – gelukkig of ongelukkig – bij elkaar bleven ‘tot de dood ons scheidt’. Vóór de Tweede Wereldoorlog moest er sprake zijn van verwaarlozing, geweld of overspel voordat er aan echtscheiding werd gedacht. Toegeven van het laatste kon worden gebruikt om een huwelijk te beëindigen. Na 1960 werden andere redenen genoemd voor echtscheiding; het ontbreken van emotionele bevrediging, ‘langs elkaar heen leven’ en ‘botsende karakters’. In 1971 hebben deze veranderende huwelijksopvattingen geleid tot verandering in het echtscheidingsrecht; nu kon met wederzijdse toestemming ‘duurzame ontwrichting van het huwelijk’ als reden worden gebruikt en konden vrouwen op een bijstandsuitkering rekenen (ibid: 213). Dit zie je aan de echtscheidingscijfers die zowel in West-Europa als in de Verenigde Staten geleidelijk toenemen in de loop van twintigste eeuw. In Nederland was het tussen 1900 en 1930 gestegen van 0,7 tot 1,9 per duizend huwelijken. In 1947 was er een eerste piek in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog, maar pas midden jaren zestig begon het echtscheidingscijfer over een langere periode sterk te stijgen: in 1965 was het 2,2, in 1980 7,5 en in 2012 9,7 per duizend bestaande huwelijken (CBS Statline 2013). Er is dus een snelle stijging te zien, maar het is onduidelijk hoeveel van de bestaande huwelijken ooit ontbonden zullen worden door echtscheiding en hoeveel ongehuwde langdurige relaties worden aangegaan en verbroken. De geschatte kans op echtscheiding voor de generatie die rond het jaar 2000 in het huwelijk trad is ruim één op drie12. Uiteraard zeggen de cijfers over huwelijkse verbintenissen en ontbindingen niet alles; in toenemende mate gaan jongeren samenwonen zonder – of voor - dat ze gaan trouwen13, of kiezen voor geregistreerd partnerschap. Partnerschapsregistratie is in 1998 geïntroduceerd voor degene die niet wilden of konden trouwen; een stap richting erkenning van het recht op een informele en dus individuele invulling van relaties (Van 12
bij Turkse en Marokkaanse Nederlanders is dit ongeveer hetzelfde; bij Creools-Surinamers en Antillianen is de kans op echtscheiding een stuk groter (Wilterdink & Heerikhuizen 2007: 212). 13 Terwijl eind jaren zestig in Nederland nog negen op de tien paren trouwde zonder te hebben samengewoond, hadden in 2005 negen op de tien paren die gingen trouwen eerst samengewoond (Wilterdink & Heerikhuizen 2007: 213). Uit onderzoek blijkt dat een groot deel van de huidige generatie samenwonenden later niet denkt te gaan trouwen; lager opgeleiden en gelovigen trouwen vaker dan hoger opgeleiden en niet-gelovigen (ibid).
20
Hintum & Latten 2007). Sinds de jaren zestig zijn er vele variaties op het standaard kerngezin ontstaan; samengestelde samenlevingsvormen van stiefouders en kinderen, zowel hetero- als homoseksuele koppels die ongehuwd samenwonen met of zonder kinderen, alleenstaande vader of moeder met of zonder kinderen, maar ook partners die elk een afzonderlijk huishouden vormen met kinderen en een ‘latrelatie’ hebben – ‘living alone together’ (Wilterdink & Heerikhuizen 2007: 211). Deze ‘nieuwe relatieformaties’ die in aantallen toenemen zijn kenmerkend voor de veranderende omgang met relatie- en gezinsvorming in Nederland. De formele kaders en sociale normen, opgelegd door de staat, de gemeenschap en het geloof, bepalen in steeds mindere mate de invulling die wordt gegeven aan relaties; deze wordt steeds persoonlijke vormgegeven op basis van individuele voorkeuren (Van Hintum & Latten 2007). Maatschappelijke ontwikkelingen in Nederland zoals vrouwenemancipatie, welvaartsgroei, secularisering, de introductie van anticonceptie hebben bijgedragen aan de informalisering en individualisering van relatievorming. De belangrijkste verschuiving binnen deze wisselwerking van factoren is het afnemende belang van economische overwegingen en een toenemend verlangen naar een emotionele basis voor zowel het beginnen van een duurzame relatie als het verbreken ervan. Wat zijn de mogelijke effecten van een duurzame relatie op de fysieke en geestelijke gezondheid? Hieronder ga ik in op de wisselwerking tussen gezondheid en relaties die van belang is voor de opvattingen over liefdesrelaties in onze samenleving. 3.2 Effecten gezondheid Onderzoeken vanuit verschillende wetenschappelijke disciplines - biologen, artsen, sociologen, psychologen - concluderen dat intieme en liefdevolle verbondenheid tussen mensen14 een positief effect heeft op het fysiek, geestelijk en sociaal functioneren van de mens, wat de levensverwachting verhoogt (Kloens & van Duijn 2014: 420). Mensen in intieme langdurige relaties zijn tevredener en ervaren meer ‘levensgeluk’ dan alleenstaande, gescheiden of verweduwde mensen, blijkt uit onderzoek15. Uiteraard moet hierin het verband worden genoemd dat ‘gelukkige’ mensen waarschijnlijk eerder in staat zijn intieme relaties aan te gaan en te onderhouden. Biomedische onderzoeken hebben 14
Gelukkig getrouwd zijn heeft dezelfde gezondheidsvoordelen als in een gelukkig relatie met een vaste levenspartner zitten en de effecten gelden voor zowel mannen als vrouwen. (Kloens & van Duijn 2014). 15 Geluk is een ingewikkeld te meten concept; de factoren die in deze onderzoeken bijdragen aan het levensgeluk van mensen in een intieme duurzame relatie zijn intimiteit, economische zekerheid en emotionele steun.
21
aangetoond dat mensen in intieme duurzame relaties niet alleen lichamelijk gezonder zijn, maar ook sneller herstellen en minder snel ziek worden dan paren met een lage relatiekwaliteit of mensen zonder vaste levenspartner (Kloens & van Duijn 2014: 423). Het immuunsysteem wordt sterker, omdat stressreacties in het lichaam worden gereduceerd. Dit gebeurt zowel door het hormoon oxytocine, ook wel het ‘knuffelhormoon’ genoemd omdat het gestimuleerd wordt door aanraking, seks en knuffelen, als door de effecten van het onderlinge vertrouwen in de relatie (ibid). De vrijheid van een veilige gehechtheid tussen partners brengt ‘individuele speelruimte’, waardoor beide partners beter kunnen functioneren in hun persoonlijke leven. Naast gezondheidsvoordelen blijkt een partner ook nog de snelste inkomensversneller te zijn; vaak werken beide partners en wonen samen waardoor ze de basislasten delen en het economisch beter doen dan alleenstaanden (van Hintum & Latten 2007). Dit kan uiteraard weer voordelige effecten hebben op de fysieke en geestelijke gezondheid. Uit onderzoek blijkt dat eenoudergezinnen doorgaans een zwakkere financiële positie hebben dan tweeoudergezinnen. (Wilterdink & Heerikhuizen 2007: 213). Dit maakt de stijging van het aantal echtscheidingen en daarmee eenoudergezinnen verontrustend; terwijl in 1960 de eenoudergezinnen vooral ontstonden door het overlijden van één van de ouders, ontstaat tegenwoordig twee derde door een echtscheiding. Uit onderzoek blijkt dat schoolprestaties van kinderen over het algemeen negatief beïnvloed worden door echtscheiding en hebben kinderen van gescheiden ouders zelf een grotere kans op echtscheiding (ibid). Daarnaast zijn kinderen van gescheiden ouders oververtegenwoordigd in de jeugd-GGZ16 (Kloens & van Duijn 2014). Hoe zit het met de gezondheidseffecten van slechte relatiekwaliteit bij paren? Onderzoek suggereert dat mensen met een ‘ongelukkige’ relatie of zonder relatie gemiddeld vijftien jaar korter leven dan partners die in een intieme duurzame relatie zitten en beide aangeven daar gelukkig in te zijn (Gottman 2011: 332). Deskundigen zeggen dat dit bijna altijd te verklaren is door een afname of aantasting van seksuele/emotionele intimiteit tussen partners (Kloens & van Duijn 2014: 424). Een ongelukkige relatie is een risicofactor voor zowel lichamelijke als geestelijke aandoeningen, omdat de bijkomende stress een negatief effect heeft op het 16
De verdere psychologische gevolgen van scheidingen op kinderen zijn moeilijk vast te stellen en zijn afhankelijk van de leeftijd van de kinderen bij scheiding, de gezinsverhoudingen voor die tijd en hoe de ouders op de scheiding reageren.
22
immuunsysteem (Gottman 2011). Liefdevolle aandacht stimuleert de hersengebieden gelinkt aan geluksgevoel, terwijl de gebieden samenhangend met angst, somberheid, agressie en stress worden uitgeschakeld. Zowel (huis)artsen, psychologen, psychiaters en relatietherapeuten zien een samenhang tussen relatieproblemen, lusteloosheid en vermindering van slaapkwaliteit (Kloens & van Duijn 2014: 453). Verschillende onderzoekers suggereren dat de samenhang tussen angststoornissen, depressie en relatieproblemen genoeg wetenschappelijk bewijs heeft om beleidsmakers in Nederland ervan te overtuigen dat de preventie en voorlichting over relatieproblemen meer in de aandacht moet komen (ibid: 425). Het afbreken van een intieme liefdesrelatie lijkt dus effect te hebben op het welzijn van partners en kinderen, wat bijdraagt aan de maatschappelijke relevantie van dit onderzoek naar opvattingen over de liefdesrelatie en verschuivingen op relatiegebied. Het behouden van ‘slechte’ relaties levert ook geen gezondheidsvoordelen op, eerder het tegenovergestelde. Echter, de genoemde gezondheidsvoordelen van een intieme duurzame relatie hebben invloed op het idee dat intieme duurzame relaties ‘gezond’ zouden moeten zijn, oftewel ‘gelukkig’ zouden moeten maken. Hierdoor is er wellicht minder ruimte voor teleurstellingen of ‘zware tijden’ in de liefde. Alvorens met een analyse van de ‘gezonde’ relatie volgens de geïnterviewde relatietherapeuten te beginnen, zal ik in het volgende deel een geïntegreerde visie op de ‘liefde’ en haar universele karakter vanuit verschillende disciplines uiteenzetten. 3.3 ‘What we talk about when we talk about love’ Psychologen en sociologen hebben geprobeerd om de liefde te bestuderen, maar door deze analyse veranderde de liefde in statistische gegevens die als vermomming voor een gewenst doel diende; zoals seksuele handelingen of uitwisseling van goederen (Lindholm 2006: 9). De biologische/evolutionaire benadering ziet liefde als manier om te reproduceren, verankerd in hormonen. Deze theorieën suggereren dat liefde in de eerste plaats fungeert als een sociaal geaccepteerde reden om geslachtsgemeenschap te hebben, maar zij doen geen recht aan de manier waarop mensen liefde ervaren en erover praten, of aan niet-heteroseksuele liefdesrelaties. Deze benaderingen verklaren ook niet de paradox tussen de overvloedige aanwezigheid van liefde in de kunst/media/het leven van mensen, en de schaarse hoeveelheid kinderen die ‘Westerse’ mensen tegenwoordig 23
krijgen en verlangen. Seksuele aantrekkingskracht is doorgaans een essentieel onderdeel van het begin en behoud van een langdurige liefdesrelatie, maar als die afneemt hoeft dat niet meteen iets te betekenen voor de liefde. Bovendien zijn er ook aseksuelen die helemaal geen behoefte hebben aan seks, maar wel verlangen naar liefdesrelaties. Hoewel de voortplantingsdrift uiteraard een rol speelt, wordt liefde door veel meer geconstrueerd en is dus ook meer dan seksualiteit. Voorbehoedsmiddelen hebben er in toenemende mate voor gezorgd dat seks en voortplanting vaak losgekoppeld zijn, maar ook dat seks nu onnadenkend zonder gevolgen kan plaatsvinden. Daarnaast is de liefde meer dan een chemische reactie in de hersenen. Hedendaagse populairwetenschappelijke literatuur betoogt dat liefde te reduceren is tot stofjes in de hersenen, maar in de realiteit komt er meer bij kijken; het blijft een persoonlijke en menselijke ontmoeting (Drost 2011: 59). Liefde is niet te plaatsen in een nature/nurture domein, maar wordt door zowel biologische als sociale omstandigheden beïnvloed. In navolging van haar onderzoeken naar de liefde, verdeelt fysische antropologe Helen Fisher liefde in drie verschillende hersensystemen; gehechtheid, romantische liefde en verlangen (2002). Deze drie zijn onderling aan elkaar verbonden en overlappen. Vormen van ‘gehechtheid’, of companionship, kunnen bijvoorbeeld familiebanden of vriendschappen zijn (Jankowiak 2008: 2). In de twintigste eeuw is er binnen de evolutionaire psychologie lang gedebatteerd over hechtingstheorieën (Blum 2002). Het idee dat baby’s een biologische behoefte hebben om een hechte band op te bouwen met een primaire verzorger en daardoor meer kans hebben om te overleven is relatief nieuw. Sinds de jaren zeventig, onder andere dankzij onderzoek bij verschillende aapsoorten en later bij mensen (Bowlby 1969), is gebleken dat liefde van belang is bij de hechting tussen de moeder en haar baby en dat dit hechtingsproces essentieel is voor het welzijn van zowel aap als mens (Blum 2002: 57). In tegenstelling tot het hiervoor dominante idee dat de relatie tussen baby en moeder gebaseerd is op het voeden van het kind door de moeder. Inmiddels is zowel voor antropologen als psychologen duidelijk dat de noodzaak tot hechting universeel is (Jankowiak 2008). ‘Verlangen’ is gerelateerd aan seksuele aantrekkingskracht, oftewel lust. Echter, over het begrip ‘romantische liefde’ bestaat er veel verwarring binnen en tussen verschillende wetenschappelijke disciplines. De cultureel specifieke notie van ‘romantische liefde’ moet worden onderscheiden van het eeuwenoude meer universele fenomeen van de ‘gepassioneerde liefde’, begrepen als gevoelens van intense genegenheid. Voorbeelden van ‘gepassioneerde liefde’ zijn 24
teruggevonden in liefdesgedichten die nog resteren uit het oude Egypte, sommige zelfs van voor 1000BC en in andere complexe premoderne en niet-Westerse culturen, zoals in Japan, China, India (Giddens 1992: 38). Antropologe Helen Harris heeft gepassioneerde liefde beschreven aan de hand van zeven eigenschappen die het meest voorkwamen in de psychologische literatuur: 1. Desire for union or merger, both physical and emotional. 2. Idealization of the beloved. 3. Exclusivity, focus of emotion and desire on one particular person and a desire for this exclusive focus to be returned. 4. Intrusive thinking about the love object. 5. Emotional dependency. 6. A reorganization of motivational hierarchies of life priorities, at the expense of other concerns, interests, responsibilities and activities in life. 7. A powerful sense of empathy and concern for the beloved. (Harris 1995: 102/103) Gepassioneerde liefde, bekeken uit het oogpunt van sociale orde, is gevaarlijk en wordt dan ook in veel samenlevingen niet erkend als noodzakelijk of voldoende basis voor een huwelijk; in veel culturen wordt het zelfs gezien als iets dat huwelijken opbreekt (Giddens 1992: 38). De emotionele betrokkenheid met de ander is zo indringend17 dat beide individuen hun gewoonlijke verplichtingen negeren en gepassioneerde liefde daardoor botst met de routines van het dagelijkse leven (ibid). Als je kijkt naar het discours rondom zowel romantische als gepassioneerde liefde lijkt de metaforische taal van waanzin en ziekte er dicht bij in de buurt te komen. ‘Dolverliefd’, ziek/gek van verliefdheid, depressief van liefdesverdriet, maar ook clichés zoals; ‘liefde maakt blind’ en een ‘leven zonder liefde is niets waard’ zijn voorbeelden van de emotie die wordt ervaren als buiten het ‘normale’, het ‘dagelijkse’. Vanuit de wetenschappelijke literatuur lijkt een definitie van ‘romantische’ liefde een combinatie te zijn tussen ‘gehechtheid’ en ‘verlangen’. In de context van deze thesis 17
Eén van de eerste die liefde verbond aan verslaving was de grondlegger van de psychoanalyse, Sigmund Freud. Hij opperde het bestaan van een overeenkomst tussen hartstochtelijke verliefdheid en drugsverslaving (Reynaud et al. 2010). Uit recent neuropsychologisch onderzoek onder geliefden bleek dat de delen van het brein die oplichtten terwijl foto’s van de partner werden laten zien dezelfde waren als degene die oplichtten bij drugsverslaving (Fisher 2002).
25
bedoel ik met romantische liefde het samengaan van de tijdelijke idealisering van de ander, kenmerkend is voor gepassioneerde liefde, met het opbouwen van een duurzame emotionele band tussen twee partners. Uit cross-culturele studies blijkt dat er in 151 van de 166 onderzochte culturen, oftewel 91 procent, gevallen van ‘romantische liefde’ te vinden zijn (Jankowiak 2008: 7). Deze bevinding benadrukt de universele aanwezigheid van romantische liefde. De antropoloog Charles Lindholm gaat hier tegen in en zegt dat de resultaten afhangen van wat er onder romantische liefde wordt verstaan; in deze cross-culturele onderzoeken werd romantisch liefde gekarakteriseerd als een intensieve gepassioneerde aantrekkingskracht. Lindholm stelt dat bij onderzoek waarin zijn definitie van romantische liefde wordt gehanteerd - een all-exclusive gepassioneerde duurzame liefdesrelatie – dit fenomeen veel minder aanwezig zal zijn in een omgeving waar individuen deel uitmaken van een uitgebreid web van intieme relaties (1998). Volgens Lindholm is er een sociale omgeving nodig die stimuleert tot veelvuldige mobiliteit, zwakke sociale netwerken en weinig alternatieven voor het vinden van intimiteit; typische omstandigheden van geïndustrialiseerde Westerse samenlevingen (1998: 258). Hieruit is op te maken dat romantische liefde bijna niet-bestaand zou moeten zijn in relatief stabiele samenlevingen, georganiseerd rondom intieme relaties anders dan het ‘koppel’. Er zijn een aantal problematische aspecten aan Lindholm’s stelling. Ten eerste is zijn analyse meer gericht op de macrostructuren dan op individuele variatie, waardoor contexten buiten zijn analytische kader worden genegeerd (Jankowiak 2008). Het tweede punt van kritiek is dat Lindholm’s opvatting niet altijd lijkt te kloppen met empirisch onderzoek. Veel culturen die georganiseerd zijn op basis van grote families met dichte sociale netwerken en stabiele sociale organisaties hechten waarde aan de ‘pair bond relationship’18. Tot slot, vanuit een mix van psycho-analytische en cognitieve modellen ziet Lindholm emotie als een cultureel construct, of in ieder geval “deeply influenced by culture” (ibid). De betekenis van “deeply influenced by culture” is complexer. De Amerikaanse psychiater en antropoloog Robert Levy (1973) geeft een genuanceerder beeld van emotie: “underlying emotions are similar from one culture to another; what differs is the extent to which a culture emphasized or valued an emotion” (Reddy 2001: 37). Sommige samenlevingen ontkennen het bestaan van hartstochtelijke or romantische 18
Bijvoorbeeld bij de Lahu in het Zuidwesten van China, wijst Shanshan Du aan dat de man-vrouw relatie als ultieme manifestatie van ideale intimiteit wordt gezien (Jankowiak 2008).
26
liefde, terwijl andere er waarde aan hechten (Jankowiak 2008: 10). Dit geldt ook voor seksualiteit; de huidige ‘Westerse’ notie van seks als voornamelijk ‘goed’ en ‘gezond’ is ongebruikelijk19 in sommige andere culturen (ibid). Uit deze discussie binnen verschillende wetenschappelijke disciplines wordt duidelijk dat de definiëring van liefde voor veel verwarring zorgt. Hoe het is gesteld met de ervaring en betekenis van ‘romantische liefde’ in Nederland bespreek ik in het volgende hoofdstuk. Uit de eerder beschreven ontwikkelingen in de Nederlandse samenleving blijkt dat de romantische liefde als basis voor relaties relatief ‘nieuw’ is, omdat huwelijken voorheen werden gesloten vanuit meer ‘zakelijke’ overwegingen. De effecten van deze maatschappelijke veranderingen bespreek in hoofdstuk vijf waarin ik het perspectief van de therapeut op de huidige relatie analyseer. In het volgende hoofdstuk zal ik ingaan op de opvattingen van de geïnterviewde relatietherapeuten over de liefdesidealen bij hun cliënten en hun eigen ideeën over relaties. Aan de hand van de opvattingen van filosoof Jan Drost analyseer ik hoe deze zich verhouden tot de kenmerken van cultureel geconstrueerde romantische liefdesidealen.
4. Komt een stel bij de dokter All experience is subjective - Gregory Bateson 1979 4.1 Subjectiviteit Het is niet alleen Hollywood die zorgt voor de idealisering van ons liefdesbeeld, Bollywood is zelfs nog meer geromantiseerd. Uiteraard heeft elke samenleving en elk individu zijn of haar eigen lokale vertaling van het populaire beeld van de romantische liefde die hen wordt getoond door middel van muziek, literatuur en films. Deze miljoenenindustrie, gebouwd rondom het beeld van romantische liefde, stelt een illustratie van de ‘authentieke’ emotie voor. De commodificering van romantische liefde door massamedia in laatmoderne samenlevingen heeft volgens de sociologe Eva Illouz geleid tot het verliezen van de oorspronkelijke betekenis:
19
Zo zijn er in China mensen die geloven dat overmatige seksuele activiteiten ervoor kunnen zorgen dat de penis is het lichaam kan worden teruggetrokken. In veel andere samenlevingen wordt geslachtsgemeenschap gezien als vervuilend en risicovol (Jankowiak 2008).
27
Thus, when one manages to disentangle the new from the old, it would seem that the post-modern romantic condition brings a crucial twist to La Rochefoucauld’s saying that ‘few people would fall in love had they not heard about it’; in post-modern condition, many people doubt they are in love precisely because they have exceedingly heard about it (Illouz, 1998:183). Het onderzoek van Eva Illouz over de relatie tussen liefde en kapitalisme legt de nadruk op de koppeling tussen liefde en de organisatie van consumptie. Illouz analyseert op welke manier consumptie een inherent onderdeel is van elke kennismaking met de romantiek in de context van Noord-Amerika tijdens de twintigste eeuw (1998: 54). Volgens Illouz zijn commodificering en romantische ervaringen niet los van elkaar te zien, dit is bijvoorbeeld te zien aan de opkomst van het ‘daten’ die samenviel met de stijging van het reële inkomen in de eerste jaren van de 20e eeuw in Noord-Amerika20. Illouz betoogt dat de idealisering en oververtegenwoordiging van het romantische liefdesbeeld het moeilijker heeft gemaakt om jezelf tot dit beeld te verhouden. De filosoof Jan Drost bespreekt in zijn boek ‘Het romantisch misverstand’, andere manieren om over liefde en romantiek na te denken (2011). ‘Liefde is alles’, maar Drost laat zien dat liefde ook juist heel veel dingen niet is en barst van de vooroordelen (2011: 207). Hij koppelt de ideeën in ons hoofd die ons zowel positief als negatief beïnvloeden aan opvattingen van filosofen, maar ook aan cultuuruitingen zoals films en muziek die ons dagelijks omringen. Hij noemt romantische idealen ‘romantische misverstanden’, omdat ze onrealistisch zijn en gebaseerd op een verkeerde denkwijze, waardoor men ten onrechte denkt dat ze werkelijkheid kunnen worden en daar ook naar verlangen (2011: 29). De romantische opvattingen die vanuit alle kanten onze gedachten- en gevoelswereld binnenkomen en die we eigen maken vormen het kader wat bepalend is voor de manier waarop we naar onszelf en de wereld kijken en hoe we ermee omgaan. Maar de vraag is of we zeggenschap hebben over de ideeën van educatieve instellingen, kranten, tijdschriften, films, romans, liedjes, televisie, vrienden, familie uit onze cultuur, en niet alleen de onze, die zich in ons nestelen. Misschien groeit het bewustzijn van het bestaan van deze invloeden wel, maar er zijn ook nog veel onbewuste opvattingen die we 20
Illouz illustreert aan de hand van advertenties, advies-columns, zelfhulpboeken, en interview-materiaal dat intimiteit binnen het huwelijk werd uitgedrukt als een kwaliteit die constant moest worden gerealiseerd en waarbij consumeren een belangrijke rol speelde (Illouz 1998). Etiquette boekjes versterkten dit door consumptie te symboliseren als ‘goede behandeling’ van vrouwen door haar partner. Echter, etnografisch materiaal van verschillende werelddelen suggereert dat het construeren van een op liefde gerichte relatie een ander soort uitdaging kan zijn in omstandigheden van materiële onzekerheid (Jankowiak 2008).
28
vanzelfsprekend voor waar aannemen omdat we er al zo vaak mee in aanraking zijn gekomen. Ik zal een aantal romantische misverstanden analyseren. Enerzijds aan de hand van de interviews met relatietherapeuten en anderzijds aan de hand van Drost om zo de discoursen rondom de liefde te analyseren. Mijn vraag in dit hoofdstuk is hoe de geïnterviewde relatietherapeuten kijken naar potentiele romantische liefdesidealen bij de koppels die ze in hun praktijk zien en of ze zelf ‘lijden’ aan romantisch getinte opvattingen. Om te beginnen bespreek ik de subjectiviteit van mijn respondenten, volgens henzelf en volgens mijn analyse van de interviews. De meerderheid van de therapeuten benadrukt dat ondanks de wisselwerking tussen hun eigen achtergrond en het werk wat ze doen, ze eigen meningen en interpretaties van liefdesrelaties bijna volledig buiten de therapeutische praktijk te houden. Enkele therapeuten zijn er zelfs van overtuigd dat zij zich volledig neutraal kunnen verplaatsen in het verhaal van de ander, zonder dat hun eigen denkbeelden hier enige invloed op hebben: “Dingen zijn nooit ‘fout’. Je bent dan ook een soort rolmodel door te laten zien: zo kan je er ook naar kijken. Ik heb wel een redelijk blanco houding” (relatietherapeut Suzan). Eigen meningen zijn niet van belang: “We hebben geen algemene normen en waarden over hoe het moet in een relatie, jullie moeten het met elkaar maken” (relatietherapeut Gerda). Een duidelijk model voor dé ‘gezonde’ relatie kon ik niet achterhalen bij mijn respondenten, het werd steeds benadrukt dat het totaal van het stel afhangt wat voor soort relatie bij hen past: Het ene echtpaar doet veel aan rummikub en ziet dat als de perfecte relatie, voor een ander is vriendschap de kern, andere paren zien seksuele hartstocht als het belangrijkste, weer een ander stel heeft de meest diepgaande gesprekken over intellectuele dingen in het leven, er zijn gigantisch grote verschillen (relatietherapeut Pieter). Echter, in dit hoofdstuk ga ik laten zien dat er patronen te herkennen zijn in de ‘liefdestaal’ van de respondenten die ideaalbeelden over de ‘gezonde’ relatie maskeren en vergelijk ik deze met de karakteristieken van romantische liefdesidealen beschreven door Jan Drost. Daarnaast bespreek ik de verschillen tussen het ideaal en de werkelijke ervaringen van de ‘dagelijkse liefde’ die de respondenten zien in hun praktijk. In mijn interviews met de zestien relatietherapeuten heb ik geprobeerd het kader te deconstrueren van waaruit de therapeut de liefdesrelatie benadert. Door uitgebreid in te
29
gaan op onderwerpen zoals: ‘wat is intimiteit?’, ‘wat betekent liefde voor jou?’ en ‘wat is een voorbeeld van een gezonde relatie’ kwam ik dichterbij hun beeld van de liefde. Uit de interviews kwam naar voren dat therapeuten het moeilijk hadden om binnen sommige stellen begrip op te brengen voor één of beide cliënten. De therapeuten die al ruim twintig jaar aan het werk zijn zeggen vooral vroeger meer moeite te hebben gehad met bijvoorbeeld meervoudige partijdigheid. De helft van de respondenten is samen met een collega, of hun eigen partner, relatietherapeut in een man/vrouwconstructie. Zij zeggen dat het hierdoor makkelijker is neutraal te blijven in de therapie. Volgens hen is vooral het gevoel van cliënten dat de therapeut partij kiest veel sterker aanwezig als er alleen een man of een vrouw bij is. Daarnaast is het volgens de therapeuten die in duo’s werken veel makkelijker om iemand van hetzelfde geslacht te begrijpen, en is het belangrijk dat beide individuen in een heteroseksuele relatie zich kunnen relateren aan een therapeut. Een voorbeeld: stel waarbij de man veel porno keek en specifieke seksuele handelingen verlangde van zijn vrouw, die zij niet wilde. Hij voelde zich afgewezen en vond dat zij onvoldoende over had voor de relatie. De therapeut vond het moeilijk om dit stel te behandelen, zonder te beoordelen of partij te kiezen voor degene waar ze meer begrip voor voelde; in dit geval de vrouw. De echtparen die samen relatietherapie geven zijn ervan overtuigd dat de eigen relatie goed moet zijn: “We zouden dit werk niet zo intensief kunnen doen als we zelf geen goede relatie hadden, anders zeg je dingen die je zelf niet kunt waarmaken” (relatietherapeut Thomas). Drie van de zestien relatietherapeuten waren momenteel niet in een relatie, maar hadden wel al diverse relaties achter de rug. De helft van de therapeuten is getrouwd of zit in een langdurige relatie en de resterende vijf - allemaal vrouw - zitten momenteel in een langdurige latrelatie. Een flink aantal latrelaties voor zo’n kleine groep; volgens de ‘latters’ is het de ideale vorm van een liefdesrelatie en zouden ze het absoluut niet anders kunnen. Vier van de vijf ‘latters’ hadden al meerdere relaties achter de rug waarbij ze ook samen hadden gewoond, maar zien in de latrelatie de perfecte manier voor het ‘gescheiden samenleven’. Alle respondenten noemen hun eigen relatievorm de ‘ideale’ voor henzelf, en degene zonder relatie zeiden zich graag opnieuw te willen verbinden als ze iemand zouden tegenkomen. Voor de therapeuten die al 25 jaar of langer in een stabiele relatie met dezelfde partner zaten werd de liefdespartner gekenmerkt als “iemand waarmee je je hele leven deelt met alle ups en downs”. Deze opvatting werd niet persé gedeeld door de andere 30
therapeuten die vele verbroken relaties achter de rug hadden of die op het moment van interviewen geen relatie hadden. Deze laatste groep was stelliger dan de eerste groep dat ze zeker niet elk stel koste wat het kost bij elkaar proberen te houden. Uiteraard gaan ze mee met de wensen van de cliënten, maar de therapie gaat ook wel eens over hoe en wanneer mensen uit elkaar gaan. Hier is een groot verschil tussen sommige therapeuten te merken; de één - zelf in een lange relatie - zegt: “Ik zal heel vaak zeggen; geef het echt een kans”, terwijl de ander – vrijgezel - sceptischer is over de liefde en er alleen alles aan wilt doen als beide partners er helemaal voor willen gaan en hij of zij er zelf vertrouwen in heeft. Therapeuten zeggen regelmatig de vraag te krijgen of het paar bij elkaar zou moeten blijven of niet. Sommige therapeuten geven toe soms antwoord te geven op de vraag van het koppel of ze door zouden moeten gaan of niet: Dan zeg ik, ik geef jullie heel weinig kans, zoals jullie met elkaar leven, jullie bedrijf is gewoon failliet. Vinden ze vaak heerlijk om te horen. Dan zeggen we, ga eens 3 maanden apart wonen en dan evalueren (relatietherapeut Herman). Uit het voorgaande wordt duidelijk dat de kijk van mijn respondenten op de ‘gezonde’ ideale relatie binnen de therapie wordt beïnvloed door hun eigen ervaringen en opvattingen over liefdesrelaties. Om een duidelijker beeld te krijgen over de ideeën van mijn respondenten over de liefde bespreek ik hieronder hun uitleg van de ‘liefde’ en ‘intimiteit’. 4.2 Intimiteit ‘Intimiteit’ is een veelgebruikt begrip in de wetenschappelijke literatuur over liefde en komt ook tijdens de interviews met relatietherapeuten veelvuldig naar voren21. Intimiteit heeft te maken met jezelf openstellen voor de ander en andersom; je innerlijk tonen . Volgens mijn respondenten is intimiteit dé cruciale factor voor een ‘gelukkige’ duurzame liefdesrelatie en uit wetenschappelijke onderzoeken blijkt dat het de intimiteit in een liefdesrelatie is die gezondheidsvoordelen met zich meebrengt (Kloens & van Duijn 2014: 238). Intimiteit is een multidimensionaal concept wat zich in verschillende overlappende domeinen kan afspelen; cognitief, lichamelijk, spiritueel, en wordt naar 21
Het Nederlandse woord intimiteit is afkomstig van het Latijnse woord intimus; dit betekent letterlijk ‘meest vertrouwde’, ‘binnenste’ (Kloens & van Duijn 2014: 238).
31
eigen vermogen ingericht. Wat je geleerd hebt over intiem contact; hoe je dingen met een ander deelt, bepaalt de manier waarop je intimiteit invult en ervaart. Wat verstaan de therapeuten onder intimiteit binnen liefdesrelaties? De termen die werden genoemd bij het uitleggen van ‘intimiteit’ waren; kwetsbaarheid, angsten, vertrouwen, veiligheid, contact, seksualiteit. Volgens alle therapeuten is intimiteit méér dan seksualiteit, maar het fysieke, het aanraken, is er wel onderdeel van. ‘Dichtbij iemand willen zijn’, de ander aantrekkelijk vinden, en het feit dat je je erop verheugt iemand te zien, zijn dingen die vaak werden genoemd: Intimiteit kan ook plaatsvinden zonder woorden. Een therapeut noemde het grote mysterie van de stellen “die uren met elkaar fietsen en wandelen zonder te praten en dat de beste momenten uit hun relatie noemen”. Opvallend was dat vijf van de zes mannelijke relatietherapeuten seksualiteit als eerste onderdeel noemden van intimiteit, terwijl dit bij de meeste vrouwelijke therapeuten pas later aan bod kwam. De vrouwelijke therapeuten hadden het vooral over wederzijdse kwetsbaarheid als uiting van intimiteit; dat beide partners ‘zichzelf durfden te laten zien’. Je zo veilig en vertrouwd voelen dat je de gevoelens en angsten die er in je omgaan durft te delen; en “dat die gevoelens er mogen zijn” (relatietherapeut Herman). Een exclusieve vorm van ‘delen’; “Het laten zien aan je partner wat je niet aan anderen laat zien” (relatietherapeut Judith). Het durven zeggen van dingen die je niet snel tegen een ander zegt, misschien zelfs niet tegenover jezelf toe wilt geven; “Emotionele intimiteit is elkaar maximaal durven naderen, ook wat je een beetje gek of beschamend vind van jezelf; wat je dan van de ander kan horen en kan proberen te begrijpen of erkennen dat je het niet begrijpt” (relatietherapeut Mirjam). Dit is volgens een aantal therapeuten ook het proces waar je naartoe werkt in therapie. Intimiteit hoeft niet elke dag te worden ervaren volgens sommige therapeuten: “Dat soort momenten zijn van die pareltjes waar je dan een tijd lang op teert” (relatietherapeut Gerda). Terwijl andere therapeuten juist benadrukken dat intimiteit iets is wat je elke dag in meer of mindere mate zou moeten voelen en beleven in een relatie. De meeste therapeuten noemen de aanwezigheid van ‘de ander’ een essentiële voorwaarde om intimiteit te ervaren; in contact te komen en de ander binnenlaten zonder je zelfstandigheid te verliezen. Opvallend was dat vooral de therapeuten die opgeleid waren vanuit ‘Gestalttherapie’ dit benadrukten:
32
De mooiste intimiteit is dat je kunt voelen dat je contact maakt met de ander, maar wel voelt dat er een ik-jij relatie is, dus dat jij ‘jij’ bent en ik ‘ik’. wij noemen dat in Gestalttherapie de contactgrens waar je precies het anders zijn ervaart van de ander, dus juist niet het samenvloeien waarin je de ander accepteert en laat zien hoe het aan de binnenkant van je ziel zit (relatietherapeut Dirk). Andere (niet-Gestalt)therapeuten hebben het ook over ‘de ander kennen’, weten hoe de ander is, waar je hem of haar een plezier mee kunt doen en wat hij of zij belangrijk vindt, als de kern van intimiteit. Je kunt niet zomaar tot intimiteit komen; er is een gedeelde geschiedenis nodig voor het kennen van de ander. Een voorbeeld van een romantisch misverstand die de filosoof Jan Drost beschrijft is het ideaal van ‘samensmelting’; het verlangen dat het onderscheid tussen jou en je partner wordt opgeheven (Drost 2011: 18). In deze opvatting bestaat er geen verschil meer tussen twee mensen en dat heeft zelfs nooit bestaan, omdat je partner eigenlijk jouw andere helft is en jou ‘compleet’ maakt; “liefde als genezing voor onvolmaaktheid” (ibid: 25). De mythe van liefde als eenheid komt in vele variaties terug in romantische films en verhalen. Het overstijgen van de eigen individualiteit in een soort mystieke eenwording symboliseert een vorm van transcendentie die niet wordt gevonden in de relatie met God, maar in het compleet opgaan in een ander mens. Het maar ‘niet eens kunnen worden’, de confrontatie met fundamentele gescheidenheid, wordt vaak gezien als een signaal van mislukking. Echter, van wie kun je houden als er geen ander is? De mogelijkheid dat liefde bestaat, de basis, is juist dat men met twee personen is en dat de ander volstrekt een ander is (Drost 2011: 29). De ander heeft net als jij een eigen wil, gevoelens, verlangens, gedachten, een innerlijk bewustzijn en verhoudt zich tot zichzelf, andere mensen en de wereld (ibid: 189). Volgens Emanuel Levinas is het aandoenlijke van liefde juist die onoverkomelijke dualiteit van de twee geliefden; inzien dat je een leven lang zou kunnen doorgaan met kennismaken, omdat liefde de andersheid van de ander niet opheft (ibid). Volgens Drost laat afstand doen van het samensmeltingsideaal inzien dat verlangen om lief te hebben oneindig is en niet bevredigd kan worden, aangezien het uitgaat naar een ander mens (ibid: 209). Terwijl de meeste therapeuten zelf juist het belang van ‘de ander’ benadrukken, zien ze het ideaal van ‘samensmelten’ wel terug bij cliënten. Echter, sommige therapeuten hebben het over een intense vorm van toenadering en hechting als ze het begrip ‘intimiteit’ uitleggen wat overeenkomsten heeft met het hierboven beschreven 33
romantische misverstand van ‘eenwording’. Uit de analyse van mijn interviews bleek dat voornamelijk de therapeuten die zich bezighouden met de in hoofdstuk twee beschreven ‘Emotionally Focused Therapy’, ‘eenheid’ in het samenzijn en ‘samensmelting’ als uiting van intimiteit vaker benadrukten in de gesprekken dan de andere therapeuten. EFT gaat er vanuit dat veilige hechting de kern is van een ‘gezonde’ relatie. In tegenstelling tot de meeste andere therapievormen en theorieën moeten partners volgens EFT afhankelijk zijn van elkaar. Het idee dat de nadruk in een relatie meer zou moeten liggen op afhankelijkheid om de intimiteit tussen partners te versterken staat recht tegenover de opvatting dat men eerst zelfstandig zou moeten zijn om vervolgens liefde te kunnen geven. De verschillende definities van ‘intimiteit’ laten de diversiteit van de ‘liefdestaal’ van mijn respondenten zien. Vanuit EFT-therapie is de eenwording en afhankelijkheid tussen partners de belangrijkste uiting van intimiteit. In de laatmoderne Nederlandse samenleving waar individualisering hoogtij viert is afhankelijkheid en ‘samensmelting’ in de liefde een ‘romantisch’ idee en kan worden geïnterpreteerd als het willen overstijgen van de eigen individualiteit. Volgens de meeste therapeuten is intimiteit dat je genoeg veiligheid en vrijheid voelt om je kwetsbare kanten te delen met je partner en dat je ‘de ander’ met zijn of haar eigen gevoelens en verlangens leert kennen. In deze gedachtegang wordt de delicate balans duidelijk tussen het belang van de vrijheid in je eigen individualiteit en tegelijkertijd het verlangen naar een veilige verbinding met de ander. Wat zijn de ideeën van mijn respondenten over zoiets veelomvattends als ‘de liefde’ zelf? 4.3 Liefde Wat er door mijn respondenten wordt verstaan onder het bredere begrip ‘liefde’ is iets anders dan onder intimiteit. Een deel ervan is volgens hen seksualiteit; de meerderheid van de mannelijke therapeuten noemt wederom seksuele aantrekkingskracht tot de partner als belangrijke voorwaarde voor een liefdesrelatie. Ook kwamen er veel aspecten van emotionele intimiteit terug in de uitleg. Echter, er is méér als het gaat om een definitie van liefde. Iedere therapeut gaf een individuele invulling aan de vraag ‘wat is liefde, en wat betekent het voor jou persoonlijk?’, desondanks zijn er patronen te ontdekken waardoor het ‘liefdeskader’ van de therapeut beter te begrijpen wordt. De vraag overviel de meeste therapeuten; dit was te zien aan de lichaamstaal en dat ze even moesten nadenken voordat ze antwoord gaven. De meerderheid deinsde letterlijk een 34
beetje achteruit op het moment dat deze vraag werd gesteld; het ging ineens over het perspectief op hun persoonlijke liefdesleven en niet over andere koppels. Varianten op het gezegde: “het geheel is meer dan de som der delen” werden door meerdere therapeuten gebruikt als uitleg voor het ongrijpbare wat inherent is aan de liefde. De liefde werd door een paar therapeuten omschreven als iets ‘mystieks’, een ‘gigantisch grote kracht’, wat je gegeven wordt, maar wat je ook zelf geeft en ontvangt. “Liefde is eigenlijk een revolutionair begrip, het kan alles omver gooien” (relatietherapeut Femke). In dezelfde lijn waren er therapeuten die liefde gelijk stelden aan ‘voelen’; liefde betekent “dat je het voelt” en dankzij relatietherapie is het mogelijk de relatie weer iets aan gevoel te geven. Ook veel cliënten komen volgens de respondenten met ideeën over relaties waarin het belang van gevoelens een dominante rol speelt. Sommige therapeuten noemen het gevoel dat je van elkaar houdt en bij elkaar wilt blijven dé basis van liefde; zij stellen dat op de vraag ‘wil je met hem of haar oud worden en kinderen krijgen’ volmondig ‘ja’ zou moeten worden gezegd. Volgens deze therapeuten is er bij mensen die hieraan twijfelen ook twijfel aan de liefde voor elkaar en duidt dit op ‘onvoldoende liefde’. Hoewel ze toegeven dat het moeilijk te zeggen is of het stel werkelijk met elkaar oud gaat worden in de toekomst, zou deze keuze als je in de dertig bent en je een paar relaties achter de rug hebt toch met volle overtuiging te maken moeten zijn. Deze gedachtegang is te herkennen als één van de ‘romantische misverstanden’: liefde moet spontaan zijn; zonder na te denken je ‘gevoel volgen’. Nadenken leidt tot twijfel en onzekerheid en daar floreert de romantiek niet bij, het vormt zelfs een bedreiging (Drost 2011: 12). Terwijl een beetje twijfel vaak volkomen realistisch is het is onmogelijk ‘levenslange’ liefde te voorspellen. En waarom zegt twijfel meteen iets over een potentieel gebrek aan liefde, terwijl het gevoel gelijk wordt gesteld aan liefde? Volgens Drost is het niet eenvoudig om gewoon maar je gevoel te volgen, want sommige zijn tegenstrijdig; welke gevoelens zijn korte termijn en welke lange termijn, welk gevoel is betrouwbaar? Om emoties en gevoelens eigen te maken is er ook verstand en dus geweten nodig. De romantische opvatting dat het verstand en het gevoel tegenover elkaar staan heeft er mede voor gezorgd dat de wetenschap van de liefde lang marginaal bleef. Denken en voelen is constant een wisselwerking; we voelen wat we denken, maar ons denken heeft ook weer invloed op ons voelen (ibid: 18). De verwarring over welke gevoelens je als geliefde wel of niet zou moeten volgen blijkt uit de grote twijfel en hoge eisen die volgens mijn respondenten bij veel stellen 35
aanwezig zijn. Je zou het een gebrek aan een ‘liefdeskompas’ kunnen noemen. De liefde tussen een ouder en kind is over het algemeen de eerste liefde in een mensenleven. Deels vormt dit voorbeeld de beelden waaruit het ‘liefdeskader’ bestaat, maar daar houdt het niet bij op. Er is meer dan de Freudiaanse visie die betoogt dat er een biologisch deterministische blauwdruk ligt aan de hand waarvan je beoordeelt en al dan niet liefhebt (Drost 2011: 146). Het denken over de liefde wordt constant gevormd en hervormd. Zoals eerder genoemd vragen veel stellen aan hun therapeut of hij/zij vindt dat het stel een goede relatie heeft of niet. De therapeuten zijn verbaasd dat deze beslissing in de handen van een ander wordt gelegd en blijkbaar niet door het koppel zelf kan of wil worden genomen. De twijfel over de ‘goede relatie’ suggereert dat men niet goed kan beoordelen in hoeverre ideaalbeelden over de liefde en de werkelijkheid uit elkaar liggen. De relatietherapeut wordt gezien als ‘expert’ die het ideaalbeeld van een relatie bepaalt, in plaats van hier zelf invulling aan te geven. Doorgaans eindigt de typisch romantische film bij het begin; de geliefden hebben elkaar eindelijk gevonden of gekregen en vallen na een lange strijd in elkaars armen of gaan trouwen (ibid: 18). Vergelijkbaar met de oude sprookjes is het nog steeds volstrekt onduidelijk hoe deze liefdesverhalen verder gaan; hoe ‘leefden zij nog lang en gelukkig’? De obstakels in een lange liefdesrelatie/huwelijk komen weinig aan bod in de liefdesverhalen uit de populaire cultuur, terwijl de eerste periode van het zoeken naar een partner en verliefd worden toch vaak behoorlijk verschilt met de periodes die daarop volgen22. Drost zegt dat we als sponzen deze idealen uit films en boeken naar binnen zuigen; als de films zeggen dat het kan, waarom is het in ons eigen liefdesleven dan anders? Het vergelijken met een, vaak vals, ideaal kunnen ons doen aansporen deze na te streven en de werkelijkheid te zien als een imperfectie. Door dingen te verbieden, zoals roken, of te gebieden, zoals meer sporten, wordt er een poging gedaan de kanten van de ander die tegenvallen te veranderen of laten verdwijnen (ibid: 238). We verlangen dan naar ons beeld van de ‘ideale geliefde’, die we vaak boven onze werkelijke partner verkiezen. Volgens zowel Drost als mijn respondenten komen veel ruzies voort uit de verwarring van de werkelijke geliefde die een zelfstandig bestaan leidt buiten ons met de verzonnen geliefde in ons hoofd (ibid: 140). De koppels die volgens mijn respondenten 22
Meer realistische liefdesverhalen waarin liefde ook wel eens mislukt, pijn doet of ongelukkig maakt zijn natuurlijk van alle tijden, bij de verfilming van langdurige relaties ziet het er echter nog vaak uit alsof de verliefdheid niet weg is gegaan; alsof de tijd stil heeft gestaan in twintig jaar huwelijk (Drost 2011: 20).
36
een soort blauwdruk hebben van wat een goede relatie of een goede partner zou moeten zijn denken daar ‘het geluk’ te kunnen vinden. Zij zien liefde gelijk aan ‘geluk’ en vanwege het idealiseren van de ander en de liefdesrelatie kampen zij voortdurend met mislukte en teleurgestelde gevoelens. Echter, er zijn volgens de therapeuten ook stellen waarbij de geïdealiseerde ‘ander’ of de ideale relatie geen grote rol meer speelt, omdat deze overtuigingen moeten worden bijgesteld als het eerste kind er is. Tijdens de verliefdheid zie je het potentieel bij de ander, maar al snel daarna - en zeker tijdens het opvoeden van kleine kinderen komen allerlei positieve en negatieve karaktereigenschappen onder een vergrootglas te liggen. “Verliefdheid duurt hooguit maar twee jaar; het is belangrijker om te leren gaan met teleurstellingen dan met verliefdheid” (relatietherapeut Barbara). De meeste therapeuten benadrukten dat liefde ook betekent dat het soms tegenvalt, dat je soms een slechte bui, of dag, of zelfs slechte maand hebt. Hierin is het volgens hen belangrijk dat beide partners daar zelf verantwoordelijkheid voor nemen, oftewel dat ze ook naar zichzelf kijken en niet alleen de ander of de relatie de schuld geven. Daarnaast is het nodig om van elkaar accepteren dat er soms afstand nodig is in de relatie. Alle therapeuten noemen het reflecteren op zowel de relatie als op het eigen individu binnen en buiten de relatie belangrijk in de duurzame liefdesrelatie. Volgens al mijn respondenten is er een basis van vertrouwen nodig wil de liefde standhouden; een groot aantal had het over liefde in de zin van: “iemand ten diepste vertrouwen” en soortgelijke uitspraken. Volgens Drost is er vertrouwen nodig om af en toe dingen niet te zien of te weten (ibid: 253). Het geloof en vertrouwen in het bij elkaar blijven en soms slechte periodes moeten overbruggen is volgens hen cruciaal in een duurzame liefdesrelatie: We hebben nu een homostel in therapie, die zijn 36 jaar bij elkaar en die maken nu een heftige crisis met elkaar door, maar die gaan het met elkaar aan. Iedere keer proberen ze elkaar te vinden, en toch te zoeken; wat gebeurt er nou met ons. Als je het over liefde hebt; dan is dat voor mij een voorbeeld van liefde (relatietherapeut Dirk) Dus liefde betekent niet alleen maar spontaan je ‘gevoel volgen’, maar ook zelfreflectie over zowel je gevoelens als je gedachtes. Verwarring en discrepanties tussen ideaal en werkelijkheid leidt tot twijfel bij geliefdes en tot het idee ‘geluk’ te vinden zonder imperfecties in de liefde. Naast emotionele/fysieke intimiteit, onafhankelijkheid betekent 37
liefde ook stabiliteit en vertrouwen, maar niet alle therapeuten zijn van mening dat je je hele leven stabiliteit hebt met één en dezelfde persoon. Wat zijn de opvattingen van mijn respondenten over seriële monogamie en de ‘Ware’?
4.4 Seriële monogamie Volgens evolutiebiologen is het monogame gedrag van de mens uniek; slechts drie procent van de diersoorten vormt een vast paar, terwijl in de Nederlandse samenleving het ideaal van ‘eeuwige trouw’ tot de dood ons scheidt doorgaans de klok slaat. Echter, de vraag is hoe realistisch de praktijk ervan wordt ervaren en hoe sterk dit ideaal nog aanwezig is in modern Nederland. De oorsprong van dit ideaal komt deels voort uit het samen kunnen zorgen voor de kinderen, wat vroeger noodzakelijk was wilde het kind overleven23. Cross-culturele onderzoeken suggereren dat mensen niet of nauwelijks seksueel monogaam zijn, maar wel het verlangen naar emotionele monogamie delen (Jankowiak 2006). Het fenomeen om met meerdere partners die op elkaar volgen voor een bepaalde periode zowel seksueel als emotioneel monogaam te zijn is wereldwijd aanwezig, maar wordt steeds dominanter als norm in Nederland, net als in veel andere laatmoderne samenlevingen. Seriële monogamie kan worden gezien als een realistische kijk op relaties, omdat uit de echtscheidingscijfers en de verhalen om ons heen blijkt dat de kans dat je voor altijd bij elkaar blijft gering is. Echter, seriële monogamie kan ook functioneren als een schijnzekerheid in een laatmoderne samenleving die gekenmerkt wordt door groeiende gevoelens van onzekerheid, het mijden van risico’s, en de hoeveelheid aan keuzemogelijkheden. Seriële monogamie als compromis in onze geseculariseerde en geïndividualiseerde samenleving. De helft van mijn respondenten ziet seriële monogamie als de realistische vorm van liefdesrelatie in deze huidige tijd en zijn zelf ook ‘serieel monogaam’ in hun eigen liefdesleven. De andere helft van mijn respondenten die al hun hele leven een relatie hebben met dezelfde persoon koesteren een sterker geloof in de ‘levenslange’ monogame relatie. Vijf therapeuten van de laatstgenoemde groep hebben de ‘romantische’ gedachte dat er één persoon is die het beste bij hen past en waarbij ze, ondanks de hindernissen, een leven lang monogaam kunnen en willen blijven. Deze vijf therapeuten hebben de 23
Uit onderzoek blijkt dat er in 58 samenlevingen over de hele wereld een echtscheidingspiek is na 4 jaar, meestal gingen koppels uit elkaar na één kind te hebben gekregen (Fisher 2002).
38
mogelijkheid hiervan ook aan den lijve ondervonden; ze zijn allen al 25 jaar of meer samen met hun partner. De meerderheid van de therapeuten herkent het romantische ideaal dat er ergens iemand voor jou voorbestemd is waar je je leven lang bij blijft, bij veel stellen in hun praktijk. Het verlangen naar ‘de Ware’ is bewust of onbewust aanwezig volgens de meeste therapeuten, ook als men denkt dat het niet realistisch is: Ik denk dat iets in je geraakt wordt in een relatie die liefdevol is; iets wat te maken heeft met altijd, en wat zou het fijn zijn als we straks 93 zijn en hoe zullen wij het dan doen. Terwijl je ergens ook weet dat dat misschien niet reëel is. Ik geloof meer dat we allemaal wel ergens met zo'n soort verlangen leven. (relatietherapeut Mirjam) Het idee van ‘de Ware’ is volgens Drost vaak onderdeel van het samensmeltingsideaal; je bent pas gelukkig als je de ‘ware wederhelft’ ontmoet, de ‘prins op het witte paard’ (Drost 2011: 29). Dit ‘romantisch misverstand’ zorgt voor een zelfopgelegde onvrijheid; als het met ‘die ene’ niet lukt, bijvoorbeeld door overlijden of afwijzing, is je liefdesleven voorgoed voorbij. Het unieke karakter wordt benadrukt door het idee dat de ervaring met ‘de Ware’ onherhaalbaar is. Echter, het idee van de ware kan ook leiden tot het ontevreden gevoel dat ‘die ene’ ergens anders te vinden is en op je wacht: Maar stel nou dat jij in een relatie zit en je denkt nou ik weet het niet, misschien is iemand anders wel mijn ware. Misschien ben je dan de rest van je leven op zoek? Wie vertelt jou wie de ware is? (relatietherapeut Barbara). Op deze manier kan het geloof in ‘de Ware’ worden gebruikt als excuus om van de ene relatie naar de ander te gaan en maakt onzeker als de relatie niet zo lekker loopt; wij ‘passen’ toch niet bij elkaar. Drost noemt dit ‘luie liefde’; als de relatie niet vanzelf gaat, zal er wel iets mis zijn - namelijk een verkeerde combinatie van wederhelften. Het gevaar van ‘de Ware’, beargumenteert Drost, is dat de verantwoordelijkheid voor het slagen of mislukken van een relatie niet bij onszelf ligt of binnen de relatie. Deze verantwoordelijkheid wordt gelegd bij een soort voorbestemming die “aan alle menselijke verwarring voorgoed een gelukzalig einde zal maken” (Drost 2011: 30). Bij deze redenering van Drost wil ik een kanttekening plaatsen. Het idee van ‘de Ware’ kan er volgens sommige relatietherapeuten juist voor zorgen dat men meer vertrouwen heeft in de relatie; er daarom juist meer zal willen doen om de relatie te doen slagen en bij elkaar te blijven. De andere kant hiervan is dat geliefden niet bereid zijn de ander los te 39
laten; koste wat het kost bij elkaar te blijven. Hierdoor kunnen rationele overwegingen om uit elkaar te gaan worden gemeden, want de ander is de ‘enige’; niemand anders kan zo gelukkig en compleet maken. Het idee van de unieke ‘ander’ die je eindelijk maakt tot een compleet mens kan leiden tot een eindeloze en utopische zoektocht naar bevrediging. Bovendien ligt de verantwoordelijkheid voor het wel of niet slagen van de relatie niet bij jezelf, maar bij het ‘lot’. Het idee van ‘de Ware’ kan ervoor zorgen dat men meer wilt ‘vechten’ voor de relatie, desondanks is het een hardnekkig en ‘gevaarlijk’ romantische misverstand; namelijk de opvatting dat alles met ‘die ene’ vanzelf goed zal gaan. In elke relatie zijn er tijden waarin het stroef loopt. Door liefde gelijk te stellen aan geluk, en lijden buiten ons liefdesbeeld te plaatsen, zullen moeilijke tijden in de liefde al snel worden geassocieerd met het idee dat de ‘liefde is verdwenen’. De hoge eisen aan relaties kunnen ervoor zorgen dat men het geluk van een liefdesrelatie misloopt, niet vanwege een gebrek aan liefde, maar omdat er geen plaats is voor verdriet of conflict. Op deze manier lijkt de compromis van seriële monogamie haast onvermijdelijk. De resterende paradoxale ingrediënten die van belang zijn in de ‘gezonde relatie’ volgens mijn respondenten bespreek ik hieronder.
4.5 Gezonde relatie; contradictie in terminus? “Wat heb je in anderen lief? – Mijn verwachtingen” - Nietzsche in Drost 2011: 154 Als het in de interviews ging om ‘de gezonde relatie’ kwamen in het algemeen een aantal dezelfde dingen terug bij de meerderheid van de respondenten. Het blijven ‘voeden’ van de liefde, “liefde is een werkwoord”, was een duidelijke opvatting van de meesten om de ‘goede’ relatie te behouden: “Net als die tuin die je onderhouden moet, je kan 'm tien jaar goed onderhouden, maar als je een paar maanden niets doet slaat het onkruid alle kanten op, net zo met een relatie” (relatietherapeut Femke). Verder noemt de meerderheid van mijn respondenten juist een gebrek aan romantiek bij hun cliënten. Dan gaat het over een ander soort romantiek dan Drost beschrijft; meer in de trant van ‘de roze bril’, met elkaar uit eten gaan bij kaarslicht, aandacht en tijd voor elkaar nemen en complimentjes geven. “De romantiek is eruit, ga in godsnaam één keer in de maand iets doen samen en dan mag je het niet hebben over de kinderen” (relatietherapeut Petra). Slechts drie therapeuten noemen humor als een belangrijk onderdeel van ‘de gezonde 40
relatie’. Dit vind ik opmerkelijk, aangezien het ‘met elkaar’ en ‘om elkaar’ lachen vanuit mijn eigen ervaring met ‘gelukkige’ oude en jonge stellen in mijn omgeving en vanuit de vakliteratuur als een essentieel onderdeel wordt gezien (Kloens & van Duijn 2014). Elementen zoals; ‘jezelf zijn’, vriendschap, intimiteit, veiligheid, maar ook elkaar raadgeven worden genoemd als voorwaardes voor de gelukkig duurzame relatie. Begrip en acceptatie voor de ander werden ook genoemd als belangrijke ‘ingrediënten’: “Het kunnen verdragen dat de ander een Chinees lijkt” (relatietherapeut Femke). Daarnaast werden termen als ‘afstand’ en ‘ruimte’ ook regelmatig gebruikt in het perspectief van therapeuten op de gezonde relatie; ruimte hebben voor je partner, voor je eigen ideeën en afstand van elkaar om je autonomie te behouden binnen een relatie. De opvattingen van mijn respondenten lopen zeer uiteen op het gebied van liefde, intimiteit en duurzame ‘gezonde’ relaties. Deze diverse subjectieve invulling van de liefde was te verwachten, omdat ieder mens een individueel idee heeft over hoe een liefdesrelatie eruit zou moeten zien. Echter, de deconstructie van het subjectieve en soms ‘romantische’ discours van de relatietherapeut suggereert dat het deels van invloed kan zijn op de therapie. Daarnaast heb ik laten zien dat de koppels die bij hen in de praktijk komen volgens mijn respondenten paradoxale eisen stellen aan hun relatie waardoor er verwarring kan ontstaan tussen liefdesideaalbeelden en dagelijkse realiteit. Niet alleen de cliënten van mijn respondenten, maar ook hun eigen perspectief op de ‘gezonde’ relatie blijkt af en toe ook een bijna utopisch ideaal, deels bestaand uit paradoxen en ‘romantische’ misverstanden. De ‘ideale’ liefdesrelatie volgens mijn respondenten kenmerkt zich door de moeilijke combinatie van enerzijds rust, zekerheid, routine en vanzelfsprekendheid vinden bij je partner en anderzijds avontuur, seksualiteit, opwinding, ‘het onverwachte’ en vernieuwing vinden. De ander vrijlaten, autonomie, zelfstandigheid, afstand, het zijn concepten die voort lijken te vloeien uit de toenemende individualisering in de moderne maatschappij. Echter, intimiteit is in toenemende mate de basis gaan vormen voor de huidige liefdesrelatie; hoe gaan deze ontwikkelingen samen? In het volgende hoofdstuk analyseer ik de samenhang tussen het centrale ideaal van zelfontplooiing, wederzijdse emotionele/seksuele gelijkwaardigheid en intimiteit als basis elementen voor de huidige intieme duurzame relatie en hoe deze lijken bij te dragen aan de huidige norm van seriële monogamie.
41
5. De moderne liefdesrelatie: belofte van intimiteit “In the domains of love and sex, society is never stable” - Jankowiak 2008: 5 5.1 ‘Pure relationship’ In dit hoofdstuk ga ik in op de verschuivingen die mijn respondenten signaleren met betrekking tot liefdesrelaties en bijgaande problematiek over de afgelopen vijftien tot vijfentwintig jaar. De interviewdata van de gesprekken met mijn respondenten die al meer dan vijftien jaar werken als relatietherapeut zijn hierdoor oververtegenwoordigd in dit hoofdstuk. Veranderingen op relatiegebied en de kenmerkende problemen van de ‘huidige relatie’ voornamelijk gerelateerd aan genderverhoudingen koppel ik aan maatschappelijke ontwikkelingen in Nederland die ik in hoofdstuk drie al kort heb beschreven. De socioloog Anthony Giddens beschrijft in het boek ‘The transformation of intimacy’ (1992) het veranderende karakter van de liefdesrelatie in de context van moderne geïndustrialiseerde samenlevingen: For most, love used to be tied to sexuality through marriage, but now the two are connected more and more via the pure relationship …the pure relationship is part of a generic restructuring of intimacy (Giddens 1992: 58). Met de pure relationship bedoelt Giddens een relatie gebaseerd op zowel seksuele als emotionele gelijkheid die blijft bestaan zolang beide partners genoeg bevrediging ontvangen uit de relatie (ibid). De start en het behoud van deze pure relationships komt voort uit eigen belang en deze vorm van verbinden is volgens Giddens in aantal en waarde toegenomen de afgelopen decennia. Het ideaal van de pure relationship is niet alleen gebaseerd op gelijkheid en vrijwillige verbintenis, maar ook op wederzijds vertrouwen, intimiteit en reflexiviteit. De ontwikkeling van de eigen identiteit binnen dit ideaal staat centraal: “an emerging reflexive project of self” (1992: 178). Uit het vorige hoofdstuk bleek dat definities van moderne liefdesrelaties in Nederland volgens mijn respondenten contrasterende elementen bevatten die overeenkomsten delen met Giddens’ beschrijving van de pure relationship. De duurzaamheid van de relatie is niet vanzelfsprekend, maar er moet wel een garantie zijn dat de relatie kán worden behouden voor een onbepaalde periode (Giddens 1992: 137). 42
Daarnaast is het nodig jezelf ‘te geven’ aan de ander zodat er intimiteit kan ontstaan tussen twee partners; de basis van de pure relationship. Dit betekent het onthullen van emoties en acties die een individu hoogstwaarschijnlijk niet deelt met een breder publiek, maar tegelijkertijd zijn persoonlijke grenzen en privéruimte nodig voor het inidvidu om tot bloei te komen (ibid: 138). In een ‘gezonde’ relatie beschikt het autonome individu over de capaciteit reflexief en zelfbepalend te zijn: “to deliberate, judge, choose and act upon different possible courses of action” (ibid: 185). Echter, de balans tussen autonomie en intimiteit is moeilijk te bereiken volgens Giddens. De mogelijkheid tot een juiste balans binnen de pure relationship betekent een democratisering van intimiteit24; rechten zijn van belang, maar deze bestaan niet zonder verplichtingen die door middel van onderhandelingen aagepast kunnen worden (ibid: 191). De moderne ‘onderhandelingsrelatie’ die gebaseerd is op persoonlijke keuze en de aanwezigheid van intimiteit zorgt volgens Giddens dat de norm van een levenslang huwelijk aan het verdwijnen is. Enerzijds kan dit een goede ontwikkeling zijn omdat het individu autonomer is, maar anderzijds kan men makkelijk het evenwicht kwijtraken in de delicate balans van het moderne relatie-ideaal. Vrouwen hebben volgens Giddens de grootste rol gehad in de veranderingen op het gebied van intimiteit in moderne relaties. Seksualiteit werd in de twintigste eeuw bevrijd van reproductie dankzij de verspreiding van contraceptie en moderne reproductieve technologieën; dit noemt Giddens plastic sexuality. De opkomst van plastic sexuality hangt samen met de vrouwelijke claim van seksueel plezier. Volgens Giddens is mede hierdoor de seksuele controle van mannen over vrouwen in de moderne maatschappij aan het afnemen, waardoor de mogelijkheid tot een gelijkwaardige liefdesrelatie is ontstaan (ibid). Structurele maatschappelijke veranderingen zoals ‘de pil’ hebben er volgens Giddens mede voor gezorgd dat agency van vrouwen is toegenomen. Hoe is het in Nederland gesteld met de mogelijk veranderde genderverhoudingen bij de koppels die naar de relatietherapeut gaan? 24
De veranderingen op het gebied van intimiteit gaan volgens Giddens verder dan partnerrelaties; het gehele privédomein is gedemocratiseerd. De vanzelfsprekendheid van rechten, verplichtingen en vertrouwen binnen biologische verwantschapsbanden is minder geworden (Giddens 1992: 96). Bijvoorbeeld het geld lenen aan een schoonbroer omdat er een serie van wederzijdse verplichtingen aan vooraf is gegaan, niet ‘slechts’ omdat het familie is; gedeelde geschiedenis en een wederzijds gevoel van ‘elkaar mogen’ is belangrijker geworden. Dit is vaak anders bij ouder-kindrelaties, hoewel er bij het stijgende aantal samengestelde gezinnen nog vaak onderhandeld moet worden op welke manier de nieuwe familiebanden worden ge(re)organiseerd (ibid).
43
5.2 Genderverhoudingen Een analyse van - romantische - liefde en het huwelijk kan niet voorbijgaan aan gender. Met gender bedoel ik de sociaalhistorische vormgeving van sekserollen, identiteit en gedrag – ‘mannelijkheid’ en ‘vrouwelijkheid’ – oftewel de ‘culturele’ kant van de biologische sekseverschillen die continu aan verandering onderhevig is. Mannen worden, net als vrouwen, ook verliefd en dat is altijd al zo geweest. De invloed van romantische liefdesidealen is echter wel verschillend tussen mannen en vrouwen (Giddens 1992: 59). Ideeën over reproductie en gender gebaseerd op biologie domineren nog steeds of bijvoorbeeld homoseksuele koppels voor de wet en/of voor religie mogen trouwen (Hirsch & Wardlow 2006: 19). De meeste wereldwijd verspreide films en boeken verbeelden romantische liefde en huwelijken als heteroseksueel en in veel culturen domineert de algemene sociale verwachting dat jongeren uiteindelijk in een heteroseksueel huwelijk zullen stappen en zich zullen voortplanten. Deze verwachtingen versterken - bewust of onbewust - het idee dat mannen en vrouwen zich op een bepaalde manier moeten gedragen, namelijk naar de verwachting dat ze op een dag vrouw/moeder en man/vader zullen worden. Sinds de seksuele revolutie in de jaren zestig van de twintigste eeuw maakte de emancipatiebeweging van vrouwen een nieuwe bloei mee. Toch speelt de verantwoordelijkheid van specifiek de vrouw als ‘moeder’ overal ter wereld een rol25 en beperkt hun kansen in de politiek en beroepsarbeid, ook in Nederland is dit nog steeds het geval (Wilterdink & Heerikhuizen 2007: 219). Ook al zijn vrouwen meer buitenshuis gaan werken; de participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt is alsnog slechts de helft van de werkende mannen26 (ibid). Echter, de meerderheid van mijn respondenten die werkt in een praktijk in Amsterdam merkt op dat het steeds vaker voorkomt dat de vrouw veel werkt – soms zelfs meer dan de mannelijke partner. De toegenomen economische onafhankelijkheid van vrouwen heeft invloed op aspecten van de liefdesrelatie volgens mijn respondenten. De meerderheid merkt op dat een partner tegenwoordig heel wat te bieden moet hebben om een relatie mee aan te gaan en gaande te houden, omdat de moderne vrouw het in Nederland ook heel goed zelf kan. De relatietherapeuten die al ruim twintig jaar met koppels werken, merken op 25
Vrouwen zijn dan wel meer betaalde arbeid gaan verrichten, de onbetaalde zorg en huishoudelijke taken komt vaak (on)vrijwillig op hun schouders terecht, waardoor er sprake is van een ‘dubbele belasting’ voor de moderne vrouw (Hochschild 1989). 26 Nederland heeft het hoogste percentage parttime werkende vrouwen van Europa (Wilterdink & Heerikhuizen 2007: 221).
44
dat vrouwen een grotere keuzevrijheid en zelfverzekerdheid voelen in wat ze willen van een relatie en daardoor ‘losser’ en veeleisender zijn geworden, mede door een besef van en behoefte aan autonomie. De kwestie van “blijf ik wel bij deze man?” en “is dit alles?” - zonder dat er veel ruzie is of het slecht gaat - speelt veel meer bij vrouwen dan voorheen. Een therapeut zegt dat uitspraken zoals: “volgens mij is mijn man autistisch” (relatietherapeut Suzan) ook steeds vaker worden gedaan. Dit duidt op een toenemend bewustzijn van wat je zou moeten ontvangen van je partner in een relatie. Het domein van intimiteit is van oudsher van de vrouw, zij is daar specialist in geworden terwijl de man daar over het algemeen afstand van nam (Giddens 1992: 46). Zowel mijn mannelijke als vrouwelijke respondenten stellen dat mannen meer problemen hebben met het uiten van intimiteit, oftewel emotionele communicatie, dan vrouwen: Alle stereotypen zijn waar! Meeste mannen zijn niet gewend om over hun emoties of gevoelsleven te praten; vrouwen zijn ook bijna altijd degene die problemen aankaarten en de mannen meeslepen naar therapie (relatietherapeut Gerda). Volgens Giddens onderdrukken mannen vaak de emotionele autonomie die belangrijk is voor het behouden van intimiteit, maar is de druk voor mannen om te praten en gevoelens te uiten toegenomen (ibid: 125). Mijn respondenten signaleren dat de mannelijke partner tegenwoordig empatisch moet zijn, liefdevol, maar ook een ‘beest in bed’. Daartegenover moeten vrouwen tegenwoordig niet alleen echtgenoot en moeder zijn, maar ook een mondige werkende vrouw met een eigen leven, terwijl mannen juist kwetsbaarder zijn geworden. Teveel ‘vrouwelijke energie’ bij mannen en omgekeerd kan negatief uitpakken; veel therapeuten horen mannen klagen over dominante vrouwen of vrouwen kritiek uiten als mannen teveel zorgtaken op zich nemen en weinig de leiding pakken. Het integreren van die verschillende rollen en hoge eisen in één persoon afgestemd op je partner kan verwarring scheppen. Volgens mijn respondenten komt de toename van ‘onderhandelingsrelaties’ mede door de huidige hoge eisen en individualisering van beide partners als het gaat om: recht op geld –koppels hebben in toenemende mate gescheiden portemonnees -, zelfontplooiing, loopbaan en opvoeding van de kinderen. De hoge eisen die koppels aan zichzelf en de relatie stellen zorgen volgens de meerderheid van de geïnterviewde relatietherapeuten voor meer strijd tussen partners en druk op de relatie, mede vanwege de constante onderhandeling rondom gelijke taakverdeling. De meeste therapeuten 45
betogen dat deze strijd rondom rolverdelingspatronen niet anders is bij de meeste homoseksuele koppels, wel varieert deze moderne onderhandelingsrelatie per sociaal milieu27. Een duidelijke trend die samenhangt met de hoge eisen is dat het gezin steeds meer een bedrijf is geworden volgens de therapeuten; de ‘BV gezin’ met twee ambitieuze ouders waarvan één of beide een carrière nastreven, die kinderen willen én een huis kopen – wat vaak ook nog flink verbouwd moet worden. De BV gezin zorgt voor stellen die langs elkaar heen leven, vanwege de hoge ambities, dubbele banen – beide partners werken - met hoge werkdruk en opvoedingsstress: Een stel dat ik nu al vijf jaar ken, klacht van de vrouw was dat de man zo ambitieus was en zij zich er zo alleen voor voelde staan; man heeft beloofd zijn gedrag te verbeteren, niet gelukt. Ze kwamen steeds weer terug; ze wilde uiteindelijk stoppen, hij is te gedreven door zijn werkzucht (relatietherapeut Ronald). Kinderen kunnen de stress van hun ouders voelen waardoor ze slecht slapen; de therapeuten vertellen in de interviews over uitgeputte cliënten die elkaar nauwelijks zien en eigenlijk geen tijd hebben om naar relatietherapie te gaan, laat staan tussentijds aan de relatie ‘te werken’. Vooral de jonge stellen die met relatieproblemen komen zijn volgens een aantal van de therapeuten veelal op zichzelf gericht en weinig bezig met de ander of de relatie zelf. Sommige respondenten geven al ruim twintig jaar individuele therapie naast relatietherapie en signaleren dat de ‘burn-outers’ steeds jonger worden; waren het voorheen veertigplussers, nu zijn het individuen en koppels tussen de 25 en 35 jaar. De laatste leeftijdscategorie zoekt vaker hulp bij de relatietherapeut dan twintig jaar geleden. De bovengenoemde ontwikkelingen die relatietherapeuten signaleren moeten worden gezien in de context van de kapitalistische Nederlandse maatschappij; de nadruk die wordt gelegd op prestige, prestatie en geld verdienen zorgt dat sommige hieronder gebukt gaan. De tendens van individualisering is nauw verwant aan toenemende gelijkheid tussen partners. Tot op zekere hoogte lijkt Giddens gelijk te hebben als het gaat om het toenemende verlangen tot zelfontplooiing bij Nederlandse vrouwen. Het aantal kinderen per gezin is drastisch verminderd, terwijl de leeftijd waarop vrouwen kinderen krijgen 27
De therapeuten hebben vooral cliënten afkomstig uit de middenklasse of hoger, maar uit andere onderzoeken blijkt dat bij ‘lagere sociale klassen’ in Nederland ‘harmonieuze ongelijkheid’ domineert (Van Stolk & Wouters, 1983). In dit ideaal eisen vrouwen niet dezelfde rechten en plichten op als hun echtgenoot en erkennen zijn sterkere positie; maar ze verlangen wel waardering voor hun bijdrage aan het gezin en verwachten dat er naar hun gevoelens en ideeën zal worden geluisterd (ibid).
46
sterk is gestegen28 (Wilterdink & Heerikhuizen 2007: 224). Dit blijkt uit onderzoek onder andere te maken met het bewust uitstellen van kinderen om eerst ruimte te hebben voor een carrière, maar ook met de behoefte van vrouwen om buiten het gezin tijd te hebben voor andere dingen (ibid). Een andere factor die hieraan heeft bijgedragen is de globalisering van het companionate ideal; de internationale gezinsplanning campagnes. Deze campagnes betogen dat “the smaller family lives better” (Thornton 2001). Zowel individuele voorkeuren als idealen opgelegd vanuit grotere structuren en instituties beïnvloedden veranderende gezins- en relatievorming. Echter, genderverhoudingen blijken moeilijker te veranderen dan Giddens betoogt. Sociologe Lynn Jamieson benadrukt dat de gelijkheid tussen mannen en vrouwen in moderne liefdesrelaties en het veranderde karakter van intimiteit niet zo rooskleurig is als Giddens beargumenteert (Jamieson 1999: 478). Zij betoogt dat er meer energie wordt gestoken in het behouden van intimiteitsgevoelens, juist ondanks de structurele ongelijkheden tussen partners, dan in het veranderen van die genderverhoudingen. Huwelijken gebaseerd op intimiteit worden beschouwd als samengaand met seksegelijkheid en lijken daardoor voordelig te zijn voor vrouwen29, maar in de realiteit is er nog regelmatig sprake van ongelijkheid tussen partners (ibid). De hoge eisen aan de partner, het individu zelf en de relatie zijn volgens mijn respondenten toegenomen in de afgelopen twintig jaar waardoor de ‘BV gezin’ veel stress ervaart en partners paradoxale rollen moeten vervullen zodat de relatie voor voldoende emotionele bevrediging zorgt. Groeiende economische onafhankelijkheid van vrouwen heeft effect gehad op deze eisen en het belang van wederzijdse emotionele bevrediging. Overspel is een fenomeen waarin de invloed van de groeiende autonomie van vrouwen duidelijk wordt. 5.3 ‘Secondlove’ Een groot deel van de respondenten noemt overspel als aanleiding tot relatieproblemen bij ongeveer de helft tot driekwart van de stellen die zij zien. Vrouwen gaan volgens de 28
De leeftijd waarop vrouwen hun eerste kind krijgen is van 24,3 jaar in 1970 gestegen tot 29,4 jaar in 2004 (Wilterdink & Heerikhuizen 2007: 224). 29 Sommige etnografische onderzoeken suggereren dat er in de praktijk potentiële negatieve gevolgen zijn verbonden aan dit huwelijksbeeld. Rebhun (1999) als het gaat om Brazilië, en Holland & Eisenhart (1990) in de Noord-Amerikaanse context, beargumenteren dat de voorgestelde gelijkheid tussen partners in de romantische liefde een sterke gender-ongelijkheid maskeert. Zij stellen dat ondergeschiktheid van de vrouw kan verergeren door de overtuiging dat het ‘blijven’ in de relatie liefdevol is en je jezelf als vrouw volledig moet geven aan de ander als je van diegene houdt (Rebhun 1999, Holland & Eisenhart 1990).
47
meeste respondenten even vaak vreemd als mannen. Twintig jaar geleden gebeurde dit wellicht ook, maar werd dit minder besproken bij de relatietherapeuten die ik heb geïnterviewd. De therapeuten die al langer in het vak zitten zien een toename in de afgelopen twintig jaar van koppels waarbij de vrouw vreemd is gegaan en linken dit onder andere aan het feit dat er meer over wordt gepraat in de media. Hierdoor komt het misschien vaker voor of wordt het wellicht makkelijker op tafel gelegd. In de afgelopen twintig jaar worden partners in toenemende mate via het internet gezocht en gevonden. Sommige therapeuten stellen dat potentiële partners hierdoor makkelijker toegankelijk en meer aanwezig zijn. Door de overvloed aan vergelijkingsmateriaal bestaat er de kans dat je partner steeds meer moet kunnen bieden, waardoor overspel of echtscheiding wellicht meer op de loer ligt. Het idee dat één bepaalde persoon meer plezier en tevredenheid kan bieden dan elk ander vanwege zijn of haar specifieke karaktereigenschappen lijkt moeilijker te handhaven in een moderne samenleving. Zowel de eisen voor een relatie als de prikkels van buitenaf lijken veel groter te zijn geworden. Samen met de toegenomen onafhankelijkheid van de vrouw en de opkomst van contraceptie kunnen dit oorzaken zijn voor de toename die respondenten zien van vrouwen die vreemdgaan. Volgens één van de relatietherapeuten: Als een vrouw vreemdgaat, kun je de relatie op je buik schrijven. Een vrouw gaat over het algemeen vreemd uit liefde. Een vrouw opent zich, terwijl een man bij een vrouw naar binnen gaat; het is intiemer om iemand binnen te laten (relatietherapeut Herman). Deze interpretatie is interessant, maar ook voor vrouwen speelt seksualiteit vaak genoeg een rol in overspel. Het plezier in vrouwelijke seksualiteit is een grotere rol gaan spelen de afgelopen decennia (Giddens 1992). Een therapeut vertelt: “vrouwen die zeggen ik ben ontevreden over seks, daar kwamen ze vroeger echt niet mee” (relatietherapeut Barbara). Daarnaast is het fenomeen dat mannen minder seks willen dan vrouwen binnen de relatie relatief nieuw volgens mijn respondenten. Verder is de schaamte rondom de verbroken of niet-exclusieve relatie minder groot dan vroeger volgens veel van mijn respondenten; het wordt niet persé gelijkgesteld aan falen, maar kan ook te maken hebben met individuele voorkeuren. De website ‘Secondlove’ is een typerend fenomeen voor de veranderende kijk op overspel; een datingplatform voor mensen die eigenlijk niet mogen daten – ze hebben een relatie of zijn getrouwd. In de radiocommercial van Secondlove zegt een zwoele 48
vrouwenstem; “Ben jij gelukkig getrouwd? Ik ook. Kijk nu op www.secondlove.nl” (secondlove.nl). Opgestart in 2008 door ondernemer Erik Drost, inmiddels telt de site ruim 470.000 leden - waarvan de meerderheid mannen – en boekt het concept ook internationaal succes (ibid). De site lokt nieuwe leden door teksten als: Je bent gelukkig in je huidige relatie. Het love gehalte is nog steeds aanwezig maar het voelt als een dagelijkse sleur. Je leven wordt er daardoor niet gelukkiger op. Je wilt geen problemen in je huidige relatie, maar je wilt graag meer spanning in je leven want zo hou je het niet vol (ibid). Deze gedachtegang die al bijna een half miljoen Nederlanders heeft aangesproken lid te worden op ‘sevondlove.nl’ typeert de huidige trend van individualistisch denken. In jouw leven moeten niet té grote veranderingen plaatsvinden; je moet niet in de problemen komen, maar jezelf wel die opwinding, “iets nieuws voor jou alleen”, gunnen (ibid). De eerder besproken filosoof Jan Drost, overigens geen familie van de oprichter, zegt hierover: “Liefde als consumptieartikel, het past in deze tijd van ego-denken. Gun jezelf een nieuwe computer, gun jezelf een lekker bad, gun jezelf vreemdgaan. Maar wat gun je de ander?” (Schravesande 2011). Als er iets tegenvalt in de relatie of de sleur begint erin te komen ben je een muisklik verwijderd van avontuur, zelfs het ‘liefdesgeluk’: “Het leven is kort, geef jezelf een Secondlove” (ibid). Ook al is vreemdgaan van alle tijden, het online faciliteren en een platform bieden aan deze verlangens is voor de meeste relatietherapeuten die ik heb gesproken geen goede ontwikkeling. Zij noemen trends als Secondlove en overspel in het algemeen geen oplossing, maar “het vullen van een leegte” en zeggen dat “er altijd één de dupe van is”. De meerderheid van de respondenten uit mijn onderzoek stelt dat als overspel wordt getolereerd binnen de relatie dat het voor dat koppel werkt. Desondanks zeggen ze allemaal dat de relaties van cliënten die naar parenclubs gaan of open relaties hebben uiteindelijk bijna nooit werken op de lange termijn. Sommige respondenten noemen zoiets als Secondlove slechts een moderne vorm van contactadvertenties en twee therapeuten hebben zelf uit interesse een profiel gehad op de website. Ook al zien bijna alle respondenten overspel als een signaal dat er iets niet goed is in de relatie; verliefd worden op een ander is niet persé een teken van een slechte relatie en kan altijd gebeuren. Soms betekent het dat iemand “in zijn eigen leven iets nieuws nodig heeft”, verliefdheid kan “de motor weer even aanzetten en je even uit de sleur halen”. Wat je vervolgens met die verliefdheid doet is iets anders, daar komen naast je gevoel ook je 49
verstand en geweten bij kijken. Veel cliënten die vreemdgaan ‘lijden’ zoals eerder besproken aan het romantische misverstand dat voelen boven denken wordt geplaatst. Liefde is méér dan je eigen gevoel en verlangens, je draagt ook een bepaalde mate van verantwoordelijkheid voor de ander, maar volgens Jan Drost wordt dit in de huidige tijd al snel als moraliserend gezien (Schravesande 2011). Na de vraag van SGP-leider Kees van der Staaij om dergelijke sites te voorzien van de tekst: “Let op. Vreemdgaan dupeert kinderen”, reageert premier Mark Rutte met het antwoord: Relaties en relatievorming behoren tot het privédomein van individuele burgers. Het kabinet acht geen grond aanwezig om te komen tot wettelijke beperkingen voor dergelijke sites. Een ieder kan zich met klachten over deze sites wenden tot de Reclame Code Commissie.30 Het kabinet verplicht de datingsite dus niet om te waarschuwen voor de gevolgen van vreemdgaan, omdat relaties en relatievorming tot het privédomein behoren. Ik wil niet betogen dat dergelijke websites wél zouden moeten worden voorzien van waarschuwingen, maar het aanbod en de toegankelijkheid van preventie/interventie met betrekking tot relatieproblemen is wel toe aan verbetering in Nederland. Seksuele voorlichting – zou ook een stuk uitgebreider mogen – wordt op scholen onderwezen, maar hoe moet men leren te ‘houden van’? Het stigma rondom relatietherapie, de transparantie ervan en het taboe omtrent relatieproblemen zorgen ervoor dat slecht een klein deel van de koppels met relatieproblemen wordt bereikt. ‘E-health’ – online therapie – zou kunnen bijdragen aan het transparanter maken van het aanbod. Zowel interventie omtrent het oplossen van relatieproblemen, als preventie, een zogeheten ‘relatie-APK’ worden vanwege de anonimiteit en de lage kosten van e-health toegankelijker. 5.4 Laatmoderne relatie De alsmaar toenemende verspreiding van nieuwe beelden en verhalen over de liefdesrelatie en het huwelijk; ‘proto-narratives of possible lives’ (Appadurai 1996), dragen bij aan de manier waarop de idealen en verlangens van mensen worden gevormd. Hieronder zal ik twee ‘nieuwe’ karakteristieken van de ‘huidige relatie’ bespreken die mijn respondenten signaleren in hun praktijk; digitalisering van communicatie en op een 30
Rutte: geen waarschuwing voor vreemdgaan bij Secondlove. Volkskrant 26 september 2013, geraadpleegd op 15 juni 2014: http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2686/Binnenland/article/detail/3516514/2013/09/26/Rutte-geenwaarschuwing-voor-vreemdgaan-bij-Second-Love.dhtml
50
niet-natuurlijke manier zwanger worden. Nieuwe dominante communicatiemiddelen zoals Facebook en smartphones, maar ook de toenemende populariteit van internetdating, zet romantische liefde en intimiteit in een ander perspectief (Jensen 2011). Het privédomein is overal, waardoor intimiteit meer fluïde wordt en potentieel minder ‘speciaal’ (ibid). In hoeverre verandert de omgang met intimiteit door deze idealisering en steeds verdergaande digitalisering van communicatie? Bijna al mijn respondenten bespreken de invloed van moderne communicatiemiddelen als een aspect van de huidige relatie. Ruzies of problemen waar partners echt over moeten praten worden soms over de mail of de Whatsapp uitgevochten tijdens het werk en worden face-to-face later niet meer besproken. De ene therapeut noemt dit een gunstige ontwikkeling en wordt het zelfs geadviseerd, omdat het af en toe de stoom van de ketel te halen. Het vormen van korte zinnen en met meer afstand een discussie voeren door het intypen kan helpen ruzies te laten kalmeren. Andere therapeuten zijn er juist fel op tegen, omdat er verschillende dingen kunnen worden geïnterpreteerd zonder de non-verbale communicatie van je gesprekspartner; het ene misverstand kan zich op de ander stapelen. Verder is volgens een aantal de telefoon constant aanwezig bij veel stellen, waardoor de aandacht voor elkaar minder is geworden. Mijn respondenten signaleren dat veel koppels tegenwoordig via de telefoon constant op de hoogte zijn van de bezigheden en locatie van de ander en zelfs elkaars mail lezen. Dit fenomeen duidt op een toegenomen verlangen naar zichtbaarheid en controle over ‘de ander’, maar er spreekt ook een soort angst uit voor verliezen van de ander. Verder zeggen therapeuten dat Whatsapp teveel gericht is op snelle actie en directe reactie, terwijl het om de boodschap gaat; ‘wat wil je nou echt zeggen tegen je partner’? Het uiten van emoties kan moeilijk samen gaan met de digitale vormen van communicatie en dit heeft volgens een deel van de therapeuten absoluut invloed op de omgang met intimiteit tussen koppels. Een extreem voorbeeld is dat sommige stellen via de mail of de Whatsapp zeggen uit elkaar te willen, te willen scheiden; belangrijke elementen daarbij zoals gevoel en direct fysiek contact en communicatie missen hierin. Een tweede interessante ‘nieuwe’ observatie van een paar relatietherapeuten is de overeenkomstige problematiek bij stellen die niet via de ‘natuurlijke manier’ zwanger konden raken. Volgens deze therapeuten gaan de koppels die met behulp van kunstmatige inseminatie (ki) of reageerbuisbevruchting (in-vitrofertilisatie: ivf) kinderen hebben gekregen, relatief vaak in relatietherapie. De procedures die deze koppels 51
aangaan kunnen een flinke nasleep hebben. De problemen waar deze koppels mee komen hebben allemaal dezelfde basis betogen de therapeuten; na veel sessies en emoties spreken ze met veel verdriet uit dat “de kinderen er niet hadden moeten zijn”. Deze stellen durven dit bijna niet te zeggen, maar hebben volgens mijn respondenten het idee dat het “niet de bedoeling was, het klopt niet bij ons. Iets heeft ervoor gezorgd dat we geen kinderen kunnen krijgen en wij hebben ingegrepen”. Dit is nog sterker het geval als het niet te traceren is dat één van de twee onvruchtbaar is, maar ze om onverklaarbare redenen geen kinderen kunnen krijgen. Het lijkt erop dat het evolutionair deterministische perspectief een rol speelt bij de stellen waar deze therapeuten het over hebben. Deze problematiek is wellicht gekoppeld aan de discrepantie tussen ideaal en realiteit in laatmodern Nederland. Op de ‘niet-natuurlijke’ manier zwanger worden is een relatief nieuw fenomeen en staat in contrast met de eerder beschreven ideaalbeelden rondom romantische liefde waarin alles vooral ‘vanzelf’ moet gaan. 5.5 Romantische mythe Terwijl twintig jaar geleden bij zowel cliënt als therapeut vooral conflicten oplossen en verbetering van de communicatie centraal stonden in de therapie, is er nu veel meer aandacht voor intimiteit en gevoel. Een aantal therapeuten benoemen een verschuiving in de behoeftes die mensen uitspreken; “Ik wil een goede relatie hebben” (relatietherapeut Mirjam). De behoefte aan verbondenheid met je partner en het tonen van je kwetsbare kanten is volgens mijn respondenten de laatste twintig jaar belangrijker geworden. Dit heeft onder andere te maken met de opkomst van de pure relationship waarin niets vanzelfsprekend is, maar de verbondenheid groot moet zijn wil men bij elkaar blijven. De Pools-Britse socioloog en filosoof Zygmunt Bauman analyseert in zijn boek Liquid love intieme relaties in moderne ‘Westerse’ samenlevingen als ‘vloeibaarder’ (2003). Volgens Bauman is het in de huidige maatschappij makkelijker om de stabiliteit en continuïteit van bindingen te verbreken dan te creëren, wat kan leiden tot een toenemend verlangen naar verbinding. Daarnaast kunnen gevoelens zoals ‘belonging’ en ‘significance’ moeilijker te vinden zijn in huidige geïndustrialiseerde kapitalistische ‘Westerse’ samenlevingen waarin individualisering en secularisatie zijn toegenomen. “Love can provide a kind of secular salvation… that could redeem their entire existence, even though they might die of it” 52
(Illouz 1998: 176). Romantische liefde kan een ontsnapping bieden en betekenis geven aan deze gevoelens; “the couple is idealized as the ultimate refuge against the hostile world” (Lindholm 2006). Het verlangen naar de vlucht uit de dagelijkse realiteit naar romantische idealisatie zal altijd blijven bestaan, ook al is het besef er dat deze idealen utopisch zijn (ibid). Individuen zoeken in fictie het verhaal wat ontbreekt in de werkelijke wereld en maken samen met de geliefde een ‘shared history’ waaraan ze deels hun identiteit ontlenen. Romantische mythes zullen waarschijnlijk altijd gerecycled worden in de samenleving, ondanks de toename van pure relationships. Naast de behoefte aan verbondenheid in laatmoderne relaties lijkt de waardering voor het individu toegenomen. Giddens stelt dat de pure relationship slechts één dimensie is van een grotere culturele omslag: de ontwikkeling van de moderne individuele ‘zelf’ (1992). “To be modern is, among other things, to be an individual who recognizes certain traits in another individual, cultivates an affinity for that other individual because of his or her unique character traits, and becomes a more fulfilled individual through choosing the other” (Hirsch & Wardlow 2006: 63). Liefde kan gebruikt worden als metafoor om een moderne identiteit te verkrijgen; het construeren van een verder geïndividualiseerde moderne ‘zelf’ met een bepaalde smaak en stijl. Mijn respondenten signaleren dat het realistische perspectief op relaties lijkt te zijn verminderd: “Een binding blijven aangaan is ook iets niet kiezen, die daadkracht lijkt versnipperd” (relatietherapeut Judith). Een duurzame relatie gaat volgens de meeste therapeuten niet alleen om wat jij uit de relatie wilt halen of zou moeten krijgen, maar ook om jezelf op de tweede plek zetten en de ander dingen te gunnen. Je partner gaat vervelen, hij of zij wordt oud, misschien ziek; relaties worden moeilijker vol te houden met als gevolg seriële monogamie. Een mogelijke andere kijk op de liefdesrelatie is om niet alleen omwille van je partner kiezen voor een relatie, maar ook en in de eerste plaats omwille van de liefde, op basis van individuele verantwoordelijkheid. Aldus een relatietherapeut: “De keuze vooraf laten gaan aan het doen, dan komt het goede gevoel vanzelf, waarbij je alleen invloed kan hebben op je eigen gedrag, wat in de rest van het leven ook het geval is ”(relatietherapeut Pieter). In dezelfde richting bespreekt Drost het ‘driehoekdenken’ van de filosoof Friedrich Nietzsche; de onderste twee hoeken zijn de twee geliefden en de derde hun gemeenschappelijke punt van aandacht (Drost 2011: 116). Dit kan van alles zijn; gezamenlijke projecten zoals reizen, kinderen, carrière van de één of allebei, hobby’s. 53
Sommige therapeuten constateren vanuit hun ervaringen met koppels dat er inderdaad een bepaalde gezamenlijke basis moet zijn wil een relatie slagen op de lange termijn: “Je zult minstens twee dingen echt gemeenschappelijk moeten hebben, twee hobby’s of iets dergelijks, dat is echt nodig”. De ‘driehoeksgedachte’ kan ervoor zorgen liefde te zien als een gemeenschappelijk hoger goed, waarvoor je bereid bent te vechten (ibid). De meerderheid van mijn respondenten is van mening dat er steeds minder wordt ‘gevochten’ voor de relatie en dat de oplossingen voor relatieproblemen snel en makkelijk moeten zijn. De stijging in het aantal verbroken relaties is statistisch relatief onzichtbaar, omdat er minder wordt getrouwd. Volgens langetermijnprognoses van het CBS zal relatievorming in de toekomst onderhevig zijn aan verdergaande informalisering wat de breekbaarheid van relaties zal verhogen (Van Hintum & Latten 2007). Daarnaast zal een groeiende loskoppeling van ouderschap en liefdesrelatie leiden tot een stijgend aantal samengestelde gezinnen en er zullen meer kinderen geboren worden zonder een partner (ibid). De meerderheid van mijn respondenten ziet het ‘samenblijven tot de dood ons scheidt’ als een bijna onrealistische opgave in deze tijd waarin seriële monogamie de norm lijkt en we steeds langer leven. Geliefden kunnen gezondheidsvoordelen hebben dankzij een duurzame intieme relatie, maar de trend van seriële monogamie hoeft niet problematisch te zijn. Volgens een respondent: “Wat is er mis mee om twintig jaar een goed huwelijk te hebben en dan te zeggen, joh laatste en derde deel van mijn leven…er wordt zoveel ellende bespaard als je gewoon de moed vind om voor jezelf te kiezen en gewoon te scheiden als dat het beste is” (relatietherapeut Michiel). Echter, het ‘uit elkaar gaan’ is volgens de therapeuten nog steeds een ontzettende ingrijpende gebeurtenis is waar genoeg stellen zich enorm tegen verzetten, zeker als ze kinderen hebben. Een relatie is bijna nooit alleen ‘jij en ik’; je kiest ook voor de context die je met elkaar opbouwt en verbreekt die als de relatie stopt. Zoals beschreven in hoofdstuk drie kunnen kinderen leed ondervinden van de ouderlijke verbroken relaties en echtscheidingen betekenen vaak ook een kostenpost in de begroting van de overheid. Dit laatste komt bijvoorbeeld door de oververtegenwoordiging van kinderen van gescheiden ouders in de GGZ, maar ook de meeste gedwongen huisverkopen vinden oorsprong bij echtscheidingen (Kloens & van Duijn 2014). De huidige economische crisis van de afgelopen jaren heeft ervoor gezorgd dat mensen hun huis of bedrijf niet meer zo makkelijk konden verkopen, waardoor het bij sommige stellen ontbreekt aan financiële ruimte om uit elkaar te gaan. Ze gaan er financieel zo op achteruit bij een 54
echtscheiding dat men wel twee keer nadenkt. De afgelopen jaren gebeurt het steeds meer dat koppels wel uit elkaar gaan, maar gedwongen in hetzelfde huis blijven wonen. Dit kan dramatische gevolgen hebben en leiden tot pijnlijke situaties vol spanning, zeker als één van de twee al gaat daten. Zoals ik heb laten zien in dit hoofdstuk hebben er volgens mijn respondenten die al ruim twintig jaar werken als relatietherapeut verschillende ontwikkelingen plaatsgevonden op het gebied van relatieproblemen. De kenmerken en tegenstrijdigheden binnen de huidige laatmoderne liefdesrelaties in Nederland volgens de therapeuten hebben veel overeenkomsten met de pure relationship zoals Giddens deze beschrijft. De democratisering van intimiteit die ontstaat door relatiekenmerken zoals gelijkheid, vrijwillige verbintenis, en individuele bevrediging, zorgt voor een kwetsbare balans binnen de relatie. Verder heeft de stress rondom de ‘BV gezin’ in de context van de prestatiegerichte individualistische Nederlandse samenleving ook geen positieve invloed op de laatmoderne liefde volgens mijn respondenten. In dit hoofdstuk heb ik de wisselwerking tussen de toegenomen onafhankelijkheid van vrouwen door de opkomst van contraceptie en participatie op de arbeidsmarkt en de hogere eisen voor de relatie, de partner, belang van seksueel plezier en zelfontplooiing van de vrouw besproken. Het integreren van de verschillende eisen in één relatie of één partner kan zorgen voor verwarring en strijd tussen partners. Het fenomeen ‘Secondlove’ past in deze tijd van individualisering waarin een overvloed aan zichtbare potentiele partners voor een voortdurende twijfel aan de juistheid van je partner of je relatie kan zorgen. Daarnaast lijkt de digitalisering van communicatiemiddelen invloed te hebben op de intimiteit tussen partners, omdat er in toenemende mate via de telefoon of het internet wordt gecommuniceerd. Een ander ‘nieuw’ relatieprobleem volgens enkele respondenten is de pijn die wordt ervaren bij koppels die via de niet-natuurlijk manier zwanger zijn geworden. De behoefte aan verbondenheid en intimiteit samen met de toegenomen individualisering en de opvatting dat je partner jou moet kunnen bevredigen kan zorgen voor een onrealistische relatiewens. Deze typerende karakteristieken van de laatmoderne relatie kunnen mogelijk samengaan door niet alleen voor je partner, maar ook voor ‘de liefde’ te kiezen als je een duurzame relatie aangaat. De gevolgen van verbroken relaties kunnen problematisch zijn; een grotere openheid en toegankelijkheid omtrent relatietherapie of ‘voorlichting in de liefde’ zou kunnen bijdragen aan het verminderen van de grote discrepantie tussen ideaal en werkelijkheid van relaties. 55
6. Conclusie Mijn respondenten fungeren als lens voor de Nederlandse samenleving in dit onderzoek waarin de vraag: ‘Hoe kijkt een relatietherapeut naar de huidige (on)gezonde liefdesrelatie en hoe verhoudt dit zich tot de diverse ideaalbeelden van ‘romantische’ liefde in Nederland?’ centraal staat. De continue wisselwerking tussen het discours en de werkelijke ervaringen omtrent liefde en ‘ de gezonde relatie’ vormen de betekenis die aan liefde wordt gegeven. De liefde wordt ervaren als een ‘verhaal’ waarbij idealisatie en fantasie van belang zijn om te ontsnappen uit de dagelijkse realiteit. Uiteraard leert men onder andere hoe een relatie werkt door individuele positieve en negatieve ervaringen en het voorbeeld dat ze van hun ouders mee hebben gekregen. De opvattingen van mijn respondenten liepen dan ook zeer uiteen op het gebied van liefde, intimiteit en duurzame ‘gezonde’ relaties. Echter, aan de hand van de achterliggende idealen die te vinden zijn in romantische liefdesbeelden heb ik laten zien dat er in het individuele karakter van keuzes, ervaringen en gedachtes in de liefde patronen te ontdekken zijn. Deconstructie van het ‘liefdeskader’ van relatietherapeuten en hun opvattingen over koppels bevestigde mijn stelling: ‘relatietherapeuten signaleren dat koppels hoge eisen stellen aan de huidige ‘gezonde’ relatie, veelal bestaand uit paradoxen en misverstanden’. Uit deze discours analysis blijkt dat ook de therapeuten bewust of onbewust lijden aan ‘romantische misverstanden’ en paradoxale ideeën rondom liefde. Deze subjectieve invulling van de therapeut kan deels van invloed zijn op de therapie. De hoge eisen die voortkomen uit de paradoxen en misverstanden over de ‘gezonde’ relatie kunnen zorgen voor verwarring, omdat de discrepantie tussen ideaal en werkelijkheid ver uit elkaar kan liggen. Huidige opvattingen over liefdesrelaties moeten in de context worden gezien van maatschappelijke ontwikkelingen in Nederland. Het toegenomen belang van zelfontplooiing binnen een relatie komt voort uit verdergaande individualisering; dit draagt bij aan de hoge eisen die men stelt aan zichzelf en aan de partner. Het toegenomen wederzijdse verlangen naar autonomie hangt samen met de wisselwerking tussen agency en structurele ontwikkelingen rondom vrouwenemancipatie. Mede dankzij de introductie van anticonceptie en de participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt is de onafhankelijkheid van vrouwen gegroeid. Mijn respondenten merken op dat vrouwen zelfstandiger zijn dat twintig jaar geleden met als gevolg dat ze hogere eisen stellen aan de relatie, de partner en zichzelf. Het integreren van verschillende rollen binnen de 56
relatie en een democratisering van relaties kan zorgen voor verwarring en strijd. In combinatie met de stress rondom de ‘BV gezin’ in de context van de prestatiegerichte samenleving komt er veel druk te staan op de huidige relatie. Daarnaast zijn intimiteit en verbondenheid centraal komen te staan in een relatie. Dit kan deels te maken hebben met secularisering, maar ook met de toegenomen ‘breekbaarheid’ van relaties. Voorheen werden verbintenissen veelal gebaseerd op ‘zakelijke’ overwegingen, terwijl het bestaansrecht van huidige relaties in Nederland de laatste decennia voornamelijk wordt geëvalueerd op basis van wederzijdse emotionele en seksuele bevrediging. De ‘bescherming’ van verbintenissen vanuit de grotere sociale context van familie, financiële afhankelijkheid en culturele normen is verminderd; relaties zijn individueler geworden en deel van het privé-domein waar men zich niet mee dient te bemoeien. De persoonlijke vormgeving van relaties gebaseerd op individuele voorkeuren kenmerkt zich door de wens verbondenheid – deel willen uitmaken van een groter geheel – en afstand – onafhankelijkheid nastreven – te willen combineren. In de ‘ideale’ relatie staan zowel veiligheid als vrijheid centraal, wat kan zorgen voor een delicate balans waarin het evenwicht gemakkelijk zoek kan raken. Mijn analyse suggereert dat er méér van de liefde wordt geëist sinds het aangaan en behouden van relaties is gebaseerd op individuele voorkeuren bestaande uit paradoxale en ‘romantische’ opvattingen. De onverwachte teleurstellingen en gevoelens van mislukking die voortkomen uit de discrepantie tussen ideaalbeelden en de dagelijkse realiteit van relaties kunnen deels de oorzaak zijn van de groeiende hoeveelheid ‘exen’ in de Nederlandse samenleving. De individualisering van keuzes in de liefde heeft voor een toegenomen zelfstandigheid en vrijheid in relaties gezorgd. Echter, de hoeveelheid aan keuzemogelijkheden in de Nederlandse samenleving is enorm waardoor gevoelens van onzekerheid zijn toegenomen. Het fenomeen ‘Secondlove’ is typerend voor de aanwezigheid van zichtbare potentiële partners die zorgen dat je continue je relatie blijft evalueren. Vastleggen betekent ook dat je betere keuzes kunt mislopen, maar de behoefte aan verbondenheid blijft. De huidige norm van seriële monogamie in de laatmoderne Nederlandse samenleving is het gevolg van de wisselwerking tussen maatschappelijke ontwikkelingen en het perspectief op liefdesrelaties. Op basis van mijn onderzoek interpreteer ik seriële monogamie als een compromis tussen het verlangen naar zelfstandigheid en verbondenheid. In deze tijden van onzekerheid en toenemende 57
keuzemogelijkheden functioneert seriële monogamie als schijnzekerheid, een poging om ideaal en werkelijkheid samen te brengen. 6.1 Tekortkomingen In dit onderzoek heb ik me beperkt tot de – roze – ‘bril’ waarmee de relatietherapeut kijkt naar de liefde en de relaties van koppels in hun praktijk. Mijn respondenten maken maar een klein deel uit van de groep relatietherapeuten in Nederland. Ik heb geen vergelijkend onderzoek gedaan naar de verschillende therapievormen en opleidingen van de relatietherapeuten, dit zou wellicht een toekomstig onderwerp kunnen zijn. Daarnaast heb ik me in dit onderzoek uitsluitend gericht op het heteroseksuele ‘welvarende’ koppel die ervoor kiest om naar de relatietherapeut te gaan en hier meestal zelf voor betaald. Dit is uiteraard geen representatieve groep voor de Nederlandse samenleving. Ook de diversiteit van interculturaliteit heb ik buiten beschouwing gelaten in de context van dit onderzoek. Zoals ik heb besproken in mijn theoretisch kader mist het fenomenologisch perspectief in dit onderzoek. Mijn suggestie voor toekomstig onderzoek rondom de verschuivingen in intimiteit en liefdesbeelden is het interviewen van meerdere generaties geliefden binnen Nederland, waardoor het emic perspectief van de koppels naar voren komt. De mogelijk veranderde ideeën en betekenis van liefde tussen verschillende generaties kunnen op deze manier geanalyseerd worden vanuit persoonlijke ervaringen.
Slotjes met initialen van geliefden aan een Amsterdamse brug; ter bezegeling van de kwetsbare liefde (eigen foto). 58
Literatuur Appignanesi, L. 2011 Alles over liefde. De Bezige Bij Appadurai, A. 1996 Modernity at large: cultural dimensions of globalization. Minneapolis: University of Minnesota Bateson, G. 1979 Mind and nature: A necessary unity. New York: Dutton Bauman, Z. 2003 Liquid Love: On the Frailty of Human Bonds. Polity Press Beck, U. 2009 [1992]
Risk society: Towards a new modernity (Vol. 17). Sage.Brown
Blum, D. 2002 Love at Goon Park: Harry Harlow and the science of affection. Cambridge, Mass.: Perseus Bowlby, J. 1969 Attachment and loss, volume i: Attachment. New York: Basic Books Bryman, A. 2008 Social research methods. Oxford University Press Drost, J. 2011 Het romantisch misverstand. Anders denken over liefde. De Bezige Bij, Amsterdam Dutta, K & Robinson, A 1995 Rabindranath Tagore: The Myriad-Minded Man, St. Martin's Press Eriksen, T.H.
59
2001[1995]
Small places, large issues: an introduction to social and cultural anthropology. Pluto Press
Fisher, H. 2002 Why We Love: The Nature and Chemistry of Romantic Love. Henry Holt Foucault, M. 1984 The order of discourse. In Shapiro, M. J. (ed.) Language and Politics, pp 108--138. Oxford: Blackwell. Van der Geest, S & Vandamme, S. 2008 Sickness and love: An introduction - Medische Antropologie, Special Issue 20 Giddens, A. 1992 Transformation of Intimacy. Cambridge: Polity Press Gottman, J.M. 2011 The science of trust: Emotional attunement for couples. WW Norton & Company. Harris, H. 1995 "Rethinking Polynesia Heterosexual Relationships: A Case Study on Magaia, Cook Islands," in W. Jankowiak (ed) Romantic Passion: A Universal Experience? Van Hintum, M. & Latten, J. 2007 Liefde à la carte. Amsterdam: Archipel Hirsch, J.S. & Wardlow, H. 2006 Modern loves: the anthropology of romantic courtship & companionate marriage. University of Michigan Press Hochschild, A. met Machung, A. 1989 The Second Shift. Working Parents and the Revolution at Home. New York. Holland, D. & Eisenhart, M. 1990 Educated in romance: women, achievement and college culture. University of Chicago Press 60
Illouz, E. 1998 Lost Innocence of Love: Romance as a Postmodern Condition. Theory, Culture & Society. 15(3,4):161-186 Jamieson, L. 1999 Intimacy Transformed? A Critical Look at thePure Relationship'. Sociology, 33(3), 477-494. Jankowiak, W. 2008 Intimacies: Love and Sex across Cultures. New York: Columbia University Press & Psychiatry. University of California Press Jensen, S. 2010 Echte vrienden. Lemniscaat Kloens, G. & van Duijn, 2014 Alles over liefde- & relatiekwaliteit. Wat is het geheim van paren met een goede relatie? Innovatieduo, Katwijk Lindholm C. 1998 Love and structure. Theory, Culture & Society 15 (3-4): 243-63 2006 Romantic love and Anthropology. Etnofoor 19(1):5-22 Luhman, N. 1986 Love as passion: The codification of intimacy. Harvard University Press Rebhun, L.A. 1999 The Heart Is an Unknown Country: Love and the Changing Economy of Northeast Brazil. Stanford, CA: Stanford Univ. Press Reddy, W. 2001 The navigation of feeling: a framework for the history of emotions. New York: Cambridge University Press Reynaud, M. , Karila, L. , Blecha, L. , Benyamina, A.
. 61
2010 Is Love Passion an Addictive Disorder? The American Journal of Drug and Alcohol Abuse, vol. 36, no. 5, pp. 261-267
Van Stolk, B & Wouters, C 1983 Vrouwen in tweestrijd. Tussen thuis en tehuis. Deventer: Van Loghum Slaterus Thornton, A. 2001 The developmental paradigma, reading history sideways, and family change. Demography 38 (4): 449-66 Wilmink, W. 1993 Ik heb de liefde lief. De mooiste liefdesgedichten uit de Nederlandse en Vlaamse poezie. Promotheus Wilterdink, N. & Heerikhuizen, B. 2007[1985]
Samenlevingen, inleiding in de sociologie. 6e druk, Noordhoff Uitgevers B.V.
Websites & krantenartikelen BIG-register 2014 CIBG: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. https://www.bigregister.nl/, geraadpleegd op 2 juni 2014 Centraal Bureau voor de Statistiek 2013 CBS Statline. Centraal Bureau voor de Statistiek. Opgeroepen op mei, 12, 2013. Schravesande, F. 2011 “Gun jezelf het vreemdgaan”, Secondlove voorziet in de behoefte aan ondeugendheid. NRC Next, 13 januari 2011, geraadpleegd op 14/5/2014. http://www.nrcnext.nl/blog/2011/01/13/gun-jezelf-het-vreemdgaan/ Second Love 2014 http://www.secondlove.nl/, geraadpleegd op 10 juni 2014 62