AKLOZEN IN AMSTERDA
Daklozen en niet-daklozen aan het woord
Onderzoek in opdracht van HVO-Querido
Met een essay van Max Pam
dr. E. Lindeman, drs. S. Crok & drs. J. Slot (Dienst O+S Amsterdam) m.m.v. dr. L. Deben (Universiteit van Amsterdam)
Daklozen in Amsterdam
Daklozen en niet-daklozen aan het woord
dr. E. Lindeman, drs. S. Crok, drs. J. Slot (Dienst O+S Amsterdam) Met medewerking van dr. L. Deben (Universiteit van Amsterdam)
Amsterdam 2004
Voorwoord Onder de noemer HVO-Querido, 100 jaar kleurrijk leven vieren we in 2004 ons eeuwfeest. Net als bij ons dagelijkse werk - de opvang en woonbegeleiding van mensen die daar behoefte aan hebben - staan bij dit jubileum onze klanten centraal. We proberen ook nu te laten zien dat onze cliënten meer zijn dan de optelsom van hun problemen, maar juist gewone en bijzondere mensen met dezelfde ambities, verwachtingen, meningen en emoties als u en ik. In de afgelopen eeuw is de zorg voor hulpbehoevenden uitgegroeid van liefdadigheid tot een professioneel sociaal vangnet. Dak- en thuislozen hoeven niet te bedelen om een aalmoes maar hebben recht op goede zorg en een waardige plek in onze maatschappij. Dat betekent onder meer dat we mensen die om hulp vragen serieus nemen en waarde hechten aan hun wensen en mogelijkheden. Ik ben dan ook verheugd dat de dienst Onderzoek + Statistiek van de gemeente Amsterdam in het kader van ons jubileum een uitgebreide enquête heeft gehouden onder onze cliënten en een spiegelonderzoek onder de Amsterdamse bevolking. Hoe ervaren dak- en thuislozen en psychiatrisch gehandicapten de stad? Missen ze iets? Hoe voelen zij zich bejegend? Hoe zien hun verwachtingen voor de toekomst eruit. Welke maatregelen nemen zij als ze het als burgemeester voor het zeggen zouden hebben? Onze cliënten zijn al vaak genoeg object van onderzoek geweest. Het is goed dat zij zich nu eens zelf kunnen uitspreken over Amsterdam en de Amsterdammers.
Jaap Fransman algemeen directeur HVO-Querido
3
Daklozen
door Max Pam
Vlak na de Tweede Wereldoorlog is er in de Verenigde Staten een onderzoek geweest, waarin men de Freudiaanse hypothese wilde testen dat alle dromen in essentie wensdromen zijn. In een experiment kregen proefpersonen zo weinig te eten dat zij bijna honger leden, met als verwachting dat deze proefpersonen na een tijdje significant vaker over voedsel zouden gaan dromen. Maar wat bleek? De proefpersonen droomden niet meer over eten. Zij droomden van seks, zoals de meeste mensen. Om deze uitkomst te verklaren, zijn er twee oplossingen. De eerste zegt dat de hypothese eenvoudig niet deugde. Dromen zijn vaak geen wensdromen. De tweede verklaring houdt in dat de proefpersonen wel honger leden, maar geen existentiële honger. De proefpersonen wisten donders goed dat zij aan een experiment meededen en dat zij, als de nood aan de man zou komen, wel degelijk te eten zouden krijgen. Daarmee was de motivatie weggevallen om van eten te dromen. In feite zouden de meest geschikte proefpersonen voor dit experiment concentratiekampgevangenen zijn, maar die waren in de Verenigde Staten van na de oorlog natuurlijk niet voor handen. Moeilijk te zeggen welke de verklaring de juiste is. Of ze het nu nog doen weet ik niet, maar een paar jaar geleden organiseerde Kamstra Travel uit Eemshaven zogenaamde clochardreizen. Voor 459 euro werden de deelnemers naar Parijs gebracht, waar zij de opdracht kregen zich 24 uur lang staande te houden tussen “grauw uitziende figuren gekleed in niets dan vodden”. Geld kregen de deelnemers niet mee, maar wel lagen er verkleedspullen klaar en ook bestond er de mogelijkheid om een gitaar te lenen. Door wat te tokkelen op een straathoek of onder een brug kon je dan toch nog een paar centen verdienen om een fles drank te kopen. De deelnemers aan deze city survival werd op het hart gedrukt over hun ware identiteit vooral te zwijgen tegenover de echte daklozen, want onechte concurrentie wordt zelfs in de laagste regionen van onze maatschappij niet op prijs gesteld. Daarnaast kregen de fopclochards te horen dat zij zich niet ongerust hoefden te maken als er werkelijk iets mis zou gaan. Zij werden op afstand gevolgd, opdat geen van hen in ziekenhuis of politiecel terecht zou komen. Of de survivalaars ook een mobieltje meekregen, is mij niet bekend, maar wel dat het na afloop van hun avontuur verzamelen was in een luxueus hotel. Daar stond een heet bad klaar, zodat men gesoigneerd het glas kon heffen op het slotdiner. Eén ding is zeker: existentieel zullen de deelnemers aan deze city survival niet geleden hebben. Mogelijk hebben zij zich even acteurs gevoeld, maar echte clochards zijn zij natuurlijk nooit geweest. Zij hebben aan iets geroken zonder het ooit geproefd te hebben. Hun interesse in het dakloze leven van de metropool is nooit oprecht geweest. Je hebt echt en namaak. Je kunt leren vliegen in een simulator, maar niets is te vergelijken met het echte vliegtuig dat zich van de grond losmaakt. Niets is te vergelijken met de dakloze, die zich moet zien te handhaven in een meedogenloze stad. 5
Daklozen i n A m s t e r d a m
De eerzame burger die plotseling oog in oog staat met een dakloze, wordt gedwongen zijn standpunt te bepalen ten opzichte van twee maatschappelijke verschijnselen: armoede en afwijkend gedrag. Je denkt er als passant misschien niet bewust over na, maar je doet het toch. Armoede is een dubbelzinnig verschijnsel. Iedereen is tegen armoede. Tegelijkertijd wil bijna iedereen rijk zijn, maar dat is kennelijk onmogelijk. Er zijn veel armen en weinig rijken; de meeste mensen in Nederland zwemmen daar zo’n beetje tussenin. Er zijn enkele duizenden mensen in Nederland puissant rijk, en er zijn enkele duizenden in Nederland puissant arm. De laatste groep is zo arm dat zij geen dak boven het hoofd heeft. Wij noemen hen niet de armen, maar de daklozen, wat op zichzelf al opmerkelijk is. Arm is een ouderwets woord. Dakloze is een modern woord. Aan armoede is niets onfatsoenlijks, dat hebben wij al vroeg geleerd. Ieder kind kent het sprookje van het meisje met de zwavelstokjes. Een door en door goed meisje, maar doodgevroren aan het raam, waarachter een twinkelende kerstboom stond. Het meisje was het slachtoffer van de omstandigheden. Geen terrein is zo’n omvangrijk terrein als “de omstandigheden”. Omdat niemand, zelfs de rijkste man niet, al het leed van de wereld op zijn schouders nemen kan, hebben wij de caritas uitgevonden. Wij geven aan de armen, zo maar uit altruïsme, zonder dat die arme daar iets anders voor hoeft te doen dan zijn hand op te houden. Dat altruïsme is eigen belang, zegt de cynicus. Het is schuldgevoel. Je geeft vooral aan de armen om jezelf beter te voelen. Je bent iemand van fatsoen. Je laat niemand creperen, althans nu even niet. Voor de Albert Heijn staat de dakloze met de daklozenkrant. Soms zit de dakloze op de grond met gitaar. Hij speelt wat. Naast hem een gitaarhoes, waarop wat muntjes liggen. Soms heeft de dakloze geen gitaar, maar een hond. De hond ligt, urenlang op een kleedje. Een lieve hond. Af toe kijkt hij even op met trouwe hondenogen. Een tragische hond met een tragische blik. Die hond doet het hem. Je hebt zelf ook een hond. Jouw hond eet Frolic, soms krijgt hij zelfs worst. Je voelt in je zakken of je muntjes hebt. Je vraagt je af hoeveel je zult geven. Is vijftig cent te weinig, is twee euro te veel? Je vist een muntje op en daar gaat het met een sierlijke boog in de richting van het kleedje waarop de hond ligt. Je hebt je goede daad voor vandaag gedaan. Afwijkend gedrag is misschien nog dubbelzinniger dan armoede. Aan de ene kant is iedereen tegen afwijkend gedrag, aan de andere kant is iedereen ervoor. De voetballer die afwijkend gedrag vertoont wordt uit het elftal gezet. Alle neuzen dezelfde kant op. Wij zijn teamwerkers, ons bedrijf is één grote familie, saamhorigheid verhoogt de kans op een goed eindresultaat. Maar aan de andere kant stellen wij afwijkend gedrag ook op prijs. Van het genie wordt afwijkend gedrag verwacht. Albert Einstein was slecht op school, hij kon niet leren, leefde in slordigheid, droeg nooit een das, had lak aan autoriteiten en kwam zelfs te laat op een afspraak met de president 6
Daklo z e n
van de Verenigde Staten. Maar Einstein werd dat vergeven. Hij was een genie dat in zijn eentje tot al die geniale gedachten kwam. Veronderstellen wij. In de jaren zestig is afwijkend gedrag in de psychiatrie de norm geweest. Men sprak van antipsychiatrie. Gekken bestonden niet. Of beter: gekken waren juist normaal en de normalen begrepen niet hoe gek ze zelf waren. Iedereen was van hout. Het geloof in medicijnen was een bijgeloof. Die beweging ebde weer weg, maar eigenlijk hebben wij de familie Flodder eraan overgehouden. Jean-Jacques Rousseau bedacht in de achttiende eeuw de onbedorven wilde als het prototype van de mens die van nature goed is. In onze eeuw hebben wij de dakloze familie Flodder, die onder het riant dak van de verzorgingsstaat woont. Ruwe bolsters, blanke pitten. Gelukkige a-socialen in een gegoede buitenwijk. Niets brengt ons zo tot lachen als de karikatuur. Jaren geleden woonde in een steegje achter het Amsterdamse Maagdenhuis een zwerver in een soort tent van kartonnen dozen. Eigenlijk was het meer een berg dan een tent. Af en toe stak hij zijn hoofd er bovenuit en riep: “Meedogenloze tucht!”. Die twee woorden zijn mee altijd bijgebleven. Meedogenloze tucht. Wat bedoelde hij ermee? Waartoe riep hij op? Hij komt het dat iemand, die zelf totaal verwilderd leeft, wiens gezicht overwoekerd was door slierten haar en waarin alleen de mond zichtbaar was als de spuwende krater van een vulkaan, hoe komt het dat uitgerekend zo iemand de wereld oproept tot meedogenloze tucht. Of bedoelde hij misschien anders? Tucht, weer zo’n ouderwets woord. Je denkt aan jongenskostscholen en aan Pruisische legers. Had de zwerver misschien onder die tucht geleden? Wilde hij de wereld daarvan juist op de hoogte stellen. Of moesten wij juist gestraft worden? Elke keer als langsliep om verderop een zak Vlaamse frites te kopen, stak hij zijn hoofd uit zijn dozen en riep zijn twee woorden. Nooit riep hij iets anders. Hij zat er nog toen de herfst kwam, maar bij de intree van de winter was hij plotseling verdwenen. Ik miste hem. “Meedogenloze tucht”, was een deel van mijn dagelijkse routine geworden. In Amsterdam Zuid, aan de flanken van het Vondelpark, liep een andere zwerver rond. Hij droeg altijd een fles bessenjenever bij zich. Dat was zijn enige bagage. Soms ging hij op het terras van Welling zitten en zette hij de fles aan zijn mond. “Zelf gebrachte etenswaren mogen niet genuttigd worden”, gold niet voor hem. Men liet hem zijn gang gaan. Soms liep hij ineens in de Cornelis Schuytstraat tussen de winkelende burgerij. Tegenover de kaaswinkel hield hij halt, schudde zijn verwilderde haardos en zette de fles aan de mond. Men kende hem, men liet hem zijn gang gaan. Bij de stomerij op de hoek kreeg hij wel eens een broek, die nooit was opgevraagd. Men zei dat hij officieel nog bij zijn vader woonde, maar niemand wist daar het fijne van. Er waren er die hem nog kenden van tien jaar geleden, toen hij nog een gewone jongen was, rijp voor een carrière in de maat7
Daklozen i n A m s t e r d a m
schappij. Maar er kleefde een verhaal aan hem. Aan elke zwerver kleeft een verhaal, anders is hij geen zwerver. Men zei dat hij in het leger was gegaan. Hij kreeg een opleiding tot tankbestuurder. Hij zou daarna de officiersopleiding volgen, tot er op een keer iets ontplofte in de tank. Er ontstond zuurstofgebrek in de tank en er ontstond zuurstofgebrek in zijn hoofd. Toen werd hij afgekeurd en sindsdien zwierf hij door de stad met zijn fles bessenjenever. Na een jaar had hij geen tanden meer en kon hij alleen nog mummelen. En drinken. Hij was ongevaarlijk. Op een wintermorgen vonden ze hem doodgevroren op een bank in het Vondelpark. Ik vraag mij af er iemand naar zijn begrafenis is geweest. Ik kende iemand die je niet eens een zwerver mocht noemen. Hij deed aan karate en zou onderwijzer worden. Hij was vreemd, maar zeker niet gek. Zijn moeder was spiritiste. Op een dag gaf hij mij een roman die hij geschreven had. Het ging over Jezus, over wie hij nog nooit eerder gesproken had. Toen ging er iets mis in zijn hoofd. Geen psychiater wist wat er misgegaan was. Hij woonde op een kamertje, maar leefde vooral op straat. Soms raakte hij zijn kamertje kwijt en dan kreeg hij een nieuw kamertje, waar het opnieuw misging. Dan leefde hij nog meer op straat. Op nacht kwam ik hem tegen in de Kalverstraat. Hij kwam naast me lopen en vroeg waarom ik zo’n succes had bij de vrouwen. Ik antwoordde dat het kwam omdat ik mij goed verzorgde. Ik raadde hem aan zich te wassen en zijn baard af te scheren. Hij zei dat hij mij als een ware vriend beschouwde en wij namen afscheid. Een paar maanden later, toen ik op een nacht weer door de stad liep, hoorde ik een schreeuw achter me. Het was hem. Hij kwam tierend op me af. Hij riep woedend dat hij zich gewassen had en dat hij zijn baard had afschoren, maar dat het niets had geholpen. Daarna zag ik lang niet meer en een paar jaar geleden hoorde ik dat hij was gestorven. De gemeente had hem laten begraven in een kartonnen kist. Op een middag werd ik aangeklampt door een mij onbekende jonge vrouw, die een enigszins verwarde indruk maakte. Ik schatte haar niet ouder dan 25 jaar. Ze liep met me mee en vroeg om geld. Dit keer zei ik nee en ik liep door, maar ze bleef me volgen en het lukte mij niet haar af te schudden. Als ik snel ging lopen, ging zij ook snel lopen. Toen ik een boekhandel binnen ging, bleef zij buiten wachten en eenmaal weer op straat, kwam zij weer achter me aan. Opnieuw vroeg ze om geld en opnieuw zei ik nee. Tenslotte vluchtte ik een café in en bestelde een kopje koffie, maar even later zat ze aan mijn tafeltje. “Deze man is mijn vader”, zei ze tegen een vrouwe die aan een belendend tafeltje zat. “En hij wil mij geen geld geven”. Ze keek de zaak rond. “Hij wil me laten verrekken! Mijn eigen vader!”. Ze begon te schreeuwen. “Ik ken haar helemaal niet”, zie ik hulpeloos tegen de vrouw aan het belendende tafeltje. Veel indruk maakte mijn tegenwerping niet. Ik stond op, holde de zaak uit en had het geluk dat ik in een toevallige langs komende tram kon springen, voordat mijn achtervolgster bij de halte was. Ik heb haar nooit meer gezien. 8
Daklo z e n
Op een morgen liep ik door het Vondelpark. Het was mooi weer en in het rosarium stonden de rozen in bloei. Ik ging op een bank zitten. Even later ging er een man naast me zitten. Hij komt hier wel vaker en soms maak ik een praatje met hem. Laten wij hem een dakloze noemen, hoewel wel ergens een kamertje schijnt te hebben. Hij heeft iets voornaams, in die zin dat hij een bruin pak draagt. Een oud bruin pak, waarbij een touw de functie van de riem vervult. Hij begon te praten over het leven, over zijn uitkering en dat hij bij mooi weer niet eens zo ongelukkig was. Toen haalde hij een pakje shag te voorschijn en begon te draaien. Hij vroeg of ik er ook een wilde en ik zei ja. Ik zag dat het het goedkoopste pakje shag was dat je in de supermarkt kunt kopen “Dat is mijn enige luxe”, zei hij toen hij opstak, “maar nu hebben ze voor de zoveelste keer de prijs verhoogd. Binnenkort kan ik het niet meer betalen”. Hij inhaleerde diep. Een tijdje zaten wij zwijgend naast elkaar te roken. Toen stond hij op, gaf me een hand en liep weg. In diezelfde week schreef ik in de krant een stukje over hem. Ik kreeg een ingezonden brief, waarin mij werd meegedeeld dat roken slecht is voor de gezondheid en dat het mij niet paste op die manier voor roken reclame te maken. Daklozen zijn mensen die letterlijk overal buiten vallen. Zij hebben geen adres. Dus waar moet hun post heen? Of krijgen zij geen post? Zonder adres wil geen bank en geen verzekeringsmaatschappij je hebben als klant. Jouw recht op uitkering komt op de tocht te staan. Waar stuurt de Nederlandse staat je AOW naar toe als je geen adres hebt om naar toe te sturen? Kun je de AOW nog ophalen op het postkantoor? Daklozen, zwervers, stadsnomaden, woorden voor mensen zonder huis en zonder adres. En zonder de vanzelfsprekende voorzieningen die gewone burger wel heeft. Hoe was je je eigenlijk? Toen ik nog een klein jongetje was, bestonden er openbare badhuizen. Wij woonden op de Ceintuurbaan in Zuid en daar was geen douche, laat staan een bad. Soms moesten wij in een tobbe, maar vaker ging ik met mijn moeder naar een badhuis, hol klinkende gebouwen waar de cellen aan een lange gang lagen. Als je muntje op was, kreeg je ineens koud water over je heen. Je had ook een badhuis naast de molen aan het begin van de Tsaar Peterstraat. In mijn studententijd ging ik daar heen. Maar de huizen kregen badkamers en de badhuizen verdwenen. Er is er in Amsterdam geen enkel badhuis meer. Tegenwoordig gaan daklozen, zwervers en stadsnomaden naar zorginstellingen en caritasverenigingen waar men douches heeft en eventueel een postbusnummer voor je post. Wie geen huis heeft, heeft geen vaste plek waar je hem of haar kunt bereiken. Je stuurt niet alleen post naar iemands huis, je belt ook naar iemands huis. Maar zonder huis is er geen vaste telefoon. Nu zou je zeggen: de mobiele telefoon biedt hier uitkomst. De mobiele telefoon is het symbool van de vrijheid. Van overal kon de moderne mens telefoneren. Elke muur is geslecht. Zelfs op de hoogste berg van Zwitserland heb je tegenwoordig bereik. Natuurlijk, je kunt twisten over het belang van deze nieuwe vrijheid. 9
Daklozen i n A m s t e r d a m
Soms lopen mensen de hele dag met een mobiele telefoon aan hun oor geplakt. Vrijheid is hier een obsessie geworden. Voor de dakloze zou de mobiele telefoon het ideale communicatiemiddel zijn. Overal te bereiken en altijd in staat om te bellen als er iets mis gaat. Maar zo werkt het niet. Ik probeer me voor te stellen: een dakloze met een mobiele telefoon aan zijn oor. Moeilijk. Een dakloze rommelt in een vuilnisbak. Een dakloze loopt achter een winkelwagentje. En dakloze slaapt op een bankje. Kun je in een vuilnisbak rommelen met een mobiele telefoon aan je oor? Een dakloze duwt met zijn ene hand het winkelwagentje, terwijl met de duim van zijn andere hand de knopjes van zijn mobiele telefoon intoets. De dakloze wordt wakker op zijn bankje, pakt zijn mobieltje uit de binnenzak van zijn jas en begint te bellen. Moeilijk voorstelbaar. De dakloze heeft geen geld voor een mobiele telefoon. Hij heeft ook geen enkele behoefte aan al die gadgets die je aantreft op de laatste generatie mobiele telefoons. De dakloze hoeft geen foto te versturen van zijn nieuwste winkelwagentje. De dakloze hoeft zijn e-mail niet te checken. De dakloze heeft behoefte aan een telefooncel, vanwaar hij gratis of tegen betaling van een klein muntje een zorgdienst kan bellen. Daar heeft de dakloze behoefte aan. Maar de telefooncellen worden met dank aan de KPN afgeschaft, omdat de mensen mobiele telefoons hebben. Het is een bekend psychologisch mechanisme dat mensen een tegenslag die hen zelf overkomt, doorgaans wijten aan de omstandigheden. Als je zakt voor je rijexamen komt dat omdat er in dat uur enorm veel verkeer op de weg was. Bovendien bleek de examinator overdreven streng te zijn, en net die dag was hij met zijn verkeerde been uit bed gestapt. Maar een tegenslag die anderen overkomt, zijn wij geneigd aan die persoon zelf toe te schrijven. Eigen schuld dikke bult. Had hij of zij maar beter moeten opletten. Beide tegenpolen kunnen waar en onwaar zijn. Er kan inderdaad net die dag veel verkeer zijn geweest. Mogelijk was de examinator een etterbuil. Maar andere kant heb je wel degelijk op dat kruispunt door rood licht gereden en verliep de hellingproef ook niet helemaal perfect. Datzelfde mechanisme werkt ook voor de dakloze. En voor de mensen die niet dakloos zijn. Het is een onafwendbaar mechanisme in de beeldvorming. De dakloze zelf vindt dat het hem in het leven tegen zit. Zijn vrouw heeft de scheiding veroorzaakt, zijn werkgever het ontslag. De huisbaas was een monster, die alles heeft geprobeerd hem het huis uit te zetten. Verslaving is iets dat je overkomt en waaraan je eigenlijk niets kunt doen. Omgekeerd zijn mensen die niet dakloos zijn eerder geneigd het marginale leven van de dakloze te wijten aan de dakloze zelf. Hij sloeg zijn vrouw en werd daarom door haar de deur uitgezet. Hij betaalde de huur niet, logisch dat hij (of zij) door de huisbaas de deur werd uitgezet. Tegen verslaving kun je wel degelijk iets doen, als je maar wilt. Let wel: het gaat hier om algemeenheden, om karikaturen soms, niet om individuele gevallen. 10
Daklo z e n
Opmerkelijk is dat uit het onderzoek van HVO-Querido blijkt dat Amsterdammers toleranter zijn tegenover dakloze dan de rest van het land. Amsterdammers leggen de schuld misschien eerder bij “de omstandigheden” dan bij de dakloze zelf. Dat lijkt voor de hand te liggen, omdat stadsbewoners over het algemeen wat liberaler zijn, maar aan de aan de andere kant zijn het ook de Amsterdammers die het meeste last kunnen hebben van een zwerver die in hun portiek slaapt. Uit het onderzoek blijkt ook dat de dakloze zelf altijd een zekere trots weet te behouden. En een zeker optimisme. Over het algemeen hebben dakloze de hoop dat het binnenkort beter zal gaan. Dat zij binnenkort een echte woning krijgen en dat zij het ook allemaal anders gaan aanpakken. Natuurlijk komt een aan zelfmoord grenzend optimisme ook voor, vooral bij schizofrene en andere psychiatrische patiënten, maar over het algemeen is de mens een onverbeterlijke optimist. De Amsterdamse daklozen werd gevraagd de volgende zin af te maken: “Als ik burgemeester was...”. Zelf zou ik het volgende antwoord geven: “dan legde ik onmiddellijk mijn functie neer en holde weg”. Maar daklozen gaven hele andere antwoorden, en terecht. Vindingrijke antwoorden, antwoorden met een oog voor de toekomst. “Zorgen voor goedkope hotels”. “Leegstaande kantoren beschikbaar stellen”. “Slaapcabines zoals lockers op het station maken om een aantal uur in te kunnen slapen, een soort kroket uit de muur systeem maar dan om te slapen voor een aantal euro’s”. Dat laatste vind ik werkelijk een briljant idee. Slapen uit de muur! Een Febo voor slapers, dat komt zo in aanmerking voor de uitvinding van het jaar. Ook opmerkelijk is deze suggestie: “Met daklozen vergaderen en dan kijken wat ze willen en naar aanleiding daarvan iets doen”. Zouden de daklozen écht willen vergaderen? Weten ze wel waar ze aan beginnen? Ik heb in mijn leven wel een paar vergaderingen meegemaakt en achteraf had ik die tijd liever slapend in de muur doorgebracht. Maar zeker is het dat mensen die willen vergaderen ook vredelievende mensen zijn. Die willen een oplossing door te praten. Kortom, Amsterdam kan heel trots zijn op zijn daklozen. Nog trotser zouden wij natuurlijk kunnen zijn als er in Amsterdam helemaal geen daklozen hoefden rond te lopen. Een mooie droom, maar misschien een burgermansdroom.
11
Daklozen i n A m s t e r d a m
12
Inhoud
1
Inleiding Onderzoeksopzet en responsverantwoording
15 17
Deel I Daklozen aan het woord
19
2 2.1 2.2 2.3 2.4
Dagelijks leven van daklozen Oorzaken van dakloosheid Het dagelijks leven Slaapplekken Contacten
21 21 23 28 28
3 3.1 3.2 3.3 3.4
Daklozen over hun leven in de stad Oordeel over wonen in Amsterdam Bejegening door niet-daklozen Criminaliteit en contacten met de politie Als ik burgemeester was ...
31 31 32 33 35
4 4.1 4.2
Voorzieningen voor daklozen Gebruik voorzieningen Behoefte aan voorzieningen
39 39 39
Deel II De Amsterdammers over daklozen
41
5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
Kennis en beeldvorming over daklozen Confrontatie met daklozen Vermeende oorzaken dakloosheid Hoe vaak komt dakloosheid voor Beeldvorming over daklozen Hulpverlening en instellingen voor daklozen
43 43 43 45 47 49
6 6.1 6.2
Houding en gedrag tegenover daklozen Mening over daklozen Gedrag niet-daklozen tegenover daklozen
53 53 56
7
Conclusies
59
Colofon
64
13
Daklozen i n A m s t e r d a m
14
Inleiding In Amsterdam en in de rest van Nederland is al veel geschreven over dak- en thuislozen. Het telonderzoek dat de Universiteit van Amsterdam (UvA) jaarlijks uitvoert, is wellicht de bekendste Amsterdamse studie naar deze doelgroep. Binnen dit onderzoek telt de UvA het aantal nachtzwervers en er worden verschillende vragen aan hen gesteld. Ook is er onderzoek gedaan naar specifieke doelgroepen, zoals dakloze jongeren, en de hulpverlening aan daklozen. De relatie van dak- en thuislozen met hun woonplaats is in onderzoeken echter onderbelicht gebleven. Dit onderzoek gaat in op het leven van - deels voormalige - daklozen in Amsterdam en hun relatie met de hoofdstad en zijn inwoners. Het dagelijks leven van daklozen, het grootste probleem waar zij dagelijks tegenaan lopen en hun mening over het gedrag van andere Amsterdammers staan centraal. Daarnaast komen de ‘gewone Amsterdammers’ die wel een dak boven hun hoofd hebben aan het woord. Hoofdstedelingen staan erom bekend een tolerante houding te hebben tegenover andersdenkenden en mensen met een ongewone leefstijl. Maar zijn niet-dakloze Amsterdammers wel zo tolerant tegenover dak- en thuislozen? Wat weten ze eigenlijk over ‘de zwerver op straat’ en hoe gaan ze met hem om? Voor het 100-jarig bestaan van stichting HVO-Querido is de Dienst Onderzoek en Statistiek van de gemeente Amsterdam (O+S) gevraagd om een enquête te houden onder dak- en thuislozen en onder niet-daklozen in Amsterdam. HVO-Querido biedt maatschappelijke opvang en geestelijke gezondheidszorg in Amsterdam. Naast maatschappelijke opvang zorgt HVO-Querido voor begeleid en beschermd wonen en heeft de stichting een project voor de begeleiding en huisvesting van vluchtelingen en minderjarige asielzoekers in Amsterdam. In samenwerking met HVO-Querido en de Universiteit van Amsterdam (dr. L. Deben) is een spiegelonderzoek opgezet, waarin verschillende vragen zowel aan de daklozen als aan de andere Amsterdammers zijn gesteld. De antwoorden van beide groepen ondervraagden kunnen op die manier met elkaar vergeleken worden. Hoewel het onderzoek ingaat op heel veel verschillende onderwerpen, staat de stad Amsterdam telkens centraal. Het doel van het onderzoek is het signaleren van tendensen en niet zozeer het doen van representatieve uitspraken over ‘de daklozen’. Het onderzoek moet antwoord geven op de volgende vragen: - Hoe leven daklozen in de stad en hoe kijken zij naar de stad en zijn inwoners? Allereerst komt hierbij aan bod hoe mensen dakloos zijn geworden. Vervolgens gaat het onderzoek in op de dagbesteding van daklozen, hun problemen, gezondheid en de bekendheid en het gebruik van instellingen. Ook is gevraagd welke wensen zij hebben als het gaat om hulpverlening. Verder zijn daklozen ondervraagd over de mate waarin de stad, de burgers, de politie en de hulpverlening daklozenvriendelijk zijn. - Hoe zien niet-dakloze Amsterdammers de daklozen in de stad? Dit deel van het onderzoek gaat in op de beeldvorming over daklozen, de (vermeende) achtergronden van dakloosheid, het gedrag (ten opzichte) 15
Daklozen i n A m s t e r d a m
van daklozen, de bekendheid van instellingen voor daklozen, de leefbaarheid van de stad voor daklozen, overlast en de politie. Verder laat het rapport zien welk beeld Amsterdammers hebben over de ‘modale’ dakloze en of zij segmenten onder de daklozen kunnen onderscheiden. Vervolgens wordt bekeken in hoeverre daklozen in werkelijkheid voldoen aan dit beeld. Deel I van deze rapportage gaat in op de resultaten uit het onderzoek onder daklozen. Deel II gaat over het onderzoek onder willekeurige andere Amsterdammers. Voor het gemak wordt in deze rapportage vaak gesproken over daklozen als dak- en thuislozen en mensen uit verschillende instellingen worden bedoeld. Het gaat telkens om de doelgroepen waarop HVO-Querido zich richt.
16
1 Onderzoeksopzet en responsverantwoording De dak- en thuislozen zijn benaderd middels persoonlijke gesprekken (faceto-face enquêtes) op straat en in diverse instellingen. De face-to-face enquêtes zijn gehouden door ervaren enquêteurs die eerder meegewerkt hebben aan dergelijk onderzoek. In totaal zijn 95 dak- en thuislozen ondervraagd, waarbij een onderscheid is gemaakt tussen vijf verschillende groepen, te weten: - dak- en thuisloze jongeren tot 23 jaar, bereikt via SaC-Amstelstad; - psychiatrische cliënten, bereikt via de sector Begeleid en Beschermd Wonen (BBW) van HVO-Querido (locaties De Vaart en Batjanstraat); - ‘echte dak- en thuislozen’ en oudere dak- en thuislozen (vanaf ongeveer zestig jaar), bereikt via HVO-Querido (o.a. De Veste, Staetenburgh), Leger des Heils (locatie Armsteeg) en op straat (o.a. voor Badhuis Da Costakade); - regelmatige buitenslapers, op straat bereikt, en - verslaafde dak- en thuislozen, bereikt via de afdeling drugsopvang (waaronder gebruikersruimtes) van HVO-Querido (locatie Flierbosdreef). Naast de genoemde groepen is er nog de groep dak- en thuisloze vrouwen (met kinderen) en gezinnen met psychosociale problemen. Deze groep vormt ongeveer een achtste deel van de ongeveer achthonderd HVO-Querido cliënten. Omdat deze groepen zo verschillen van de anderen zijn zij niet apart in het onderzoek opgenomen. Naast het onderzoek onder daklozen zijn vierhonderd willekeurige nietdakloze Amsterdammers telefonisch geënquêteerd over daklozen in Amsterdam. De Amsterdammers die aan deze enquête meewerkten bleken vaker vrouw, hoogopgeleid en autochtoon te zijn dan de gemiddelde Amsterdammer. De antwoorden van mannen zijn daarom zwaarder meegewogen om een juist beeld te krijgen. Dit is een methode die regelmatig in steekproefonderzoek wordt toegepast. Nadere analyses voor opleidingsniveau (laag versus hoogopgeleid) en etnische groep (Nederlands versus niet-Nederlands) wezen uit dat de antwoorden voor deze groepen weinig verschillen en daarom is er voor deze variabelen geen weging toegepast. Een aantal vragen uit het onderzoek onder de niet-daklozen is vergeleken met de landelijke enquête Geloof jij in ieder voor zich?, die jaarlijks in opdracht van het Leger des Heils wordt gehouden.1 In dit onderzoek komt de beleving en ervaring van sociale issues in Nederland aan de orde.
1
TNS NIPO Consult, Geloof jij in ieder voor zich? Derde meting inzake de beleving en ervaring van sociale issues, Utrecht (2003).
17
Daklozen i n A m s t e r d a m
18
Deel I Daklozen aan het woord
19
Daklozen i n A m s t e r d a m
20
2 Dagelijks leven van daklozen Ik sta op de wereld. Ik woon in het park. Maar waar laat ik overdag mijn dekentje? Peter (dakloze bezoeker badhuis) Dit hoofdstuk gaat in op het dagelijks leven van dak- en thuislozen in de stad Amsterdam. Thema’s die aan bod komen zijn de oorzaken van dakloosheid, de dagbesteding van daklozen en hun sociale contacten met andere mensen. Aan daklozen is bijvoorbeeld gevraagd hoe zij in deze situatie terecht zijn gekomen en hoe zij hun toekomst zien. Verder komen onderwerpen aan bod als het grootste probleem in het dagelijks leven, de persoonlijke verzorging en de slaapplaats van daklozen. 2.1 Oorzaken van dakloosheid Daklozen noemen als belangrijkste oorzaak voor het feit dat zij dakloos zijn geworden meestal een huisuitzetting (25%), problemen met (pleeg)ouders (16%) en drugsverslaving (12%). Opvallend is dat slechts 2% van de daklozen alcoholverslaving noemt als belangrijkste oorzaak van dakloosheid. Thuisloze jongeren noemen vrijwel allemaal huisuitzetting of de problemen met hun (pleeg)ouders als redenen voor hun dakloosheid. Bij de overige groepen zijn de oorzaken veel gevarieerder. Uit de praktijk van de hulpverlening blijkt echter dat verslaving een veel grotere rol speelt in de problematiek van daklozen dan zij zelf aangeven. De oorzaak van dakloosheid is bovendien meestal niet één probleem, maar een combinatie van factoren. Zo zijn huisuitzettingen vaak het gevolg van langdurige problemen op verschillende gebieden. De belangrijkste reden waarom de ondervraagden nu dakloos blijven is volgens henzelf de krappe woningmarkt: het is moeilijk om een eigen woning te krijgen en er is een lange wachttijd. Verslaving wordt door maar weinig daklozen genoemd als belangrijkste reden voor het feit dat zij nu nog dakloos zijn (drugsverslaving 4%, gokverslaving 2% en alcoholverslaving 0%). Dakloos blijven als bewuste keuze wordt eveneens door maar weinigen genoemd (2%). Uit figuur 2.1 blijkt verder dat een deel van de geënquêteerden aangeeft niet meer dakloos te zijn. Deze groep bestaat uit psychiatrische cliënten die momenteel in een instelling wonen. Zij zijn wel meegenomen in dit onderzoek, omdat zij tot de doelgroep van HVO-Querido behoren. De meeste daklozen hebben al sinds lange tijd geen dak meer boven het hoofd. Meer dan de helft van de Amsterdamse daklozen heeft langer dan twee jaar geen woning en bijna één op de drie zit momenteel zelfs al meer dan vijf jaar zonder huis. Tussen diverse groepen daklozen zijn er op dit punt grote verschillen: dakloze jongeren en psychiatrische cliënten zijn over 21
Daklozen i n A m s t e r d a m
huisuitzetting 1E KEER DAKLOOS GEWORDEN DOOR… NU DAKLOOS OMDAT…
problemen met ouders drugsverslaving relatieproblemen, echtscheiding financiele problemen gezondheidsklachten berusting in uitzichtloze situatie moeilijk om woning te krijgen ben niet meer dakloos
0
5
10
15
20
25
30%
Figuur 2.1 • Redenen dakloosheid
het algemeen nog maar kort dakloos, terwijl oudere daklozen, regelmatige buitenslapers en verslaafden vaak aangeven dat zij al lange tijd zonder woning in de stad verblijven. De overgrote meerderheid (82%) van de daklozen verblijft al minimaal vijf jaar in Amsterdam. Slechts één op de tien (8%) woont minder dan een jaar in de hoofdstad. Hieruit blijkt dat er weinig aanwas is van nieuwe daklozen die van buiten de stad naar Amsterdam komen. De overgrote meerderheid van de ondervraagde daklozen staat officieel ingeschreven in Amsterdam (86%). Toekomstverwachting De toekomstverwachtingen van daklozen zijn een stuk optimistischer dan verwacht mag worden op basis van hun ervaringen tot nu toe (zie figuur 2.2). Ongeveer de helft verwacht binnen een jaar een woning te vinden. Ruim een kwart denkt zelfs binnen drie maanden niet meer dakloos te zijn. Vier op de tien daklozen durven geen uitspraken te doen over de duur dat zij nog dakloos zullen blijven. Tussen de groepen zijn er op dit punt weinig verschillen. Alleen ‘echte’ daklozen en regelmatige buitenslapers verwachten iets langer dakloos te blijven dan de rest. Volgens tweederde van de daklozen zal het aantal mensen dat in de hoofdstad dakloos is, in de toekomst toenemen. Dit is vergelijkbaar met de verwachting van niet-dakloze Amsterdammers over de ontwikkeling van het aantal (zie hoofdstuk 5). Voor de verwachte stijging noemen de daklozen uiteenlopende redenen: “Er is geen directe individuele hulp.” 22
Dagel i j k s l e v e n va n d a k l o z e n
DUUR DAKLOOSHEID TOT NU TOE
korter dan 1 maand
VERWACHTING DUUR DAKLOOSHEID IN TOEKOMST
van 1 tot 3 maanden van 3 tot 6 maanden van 6 tot 12 maanden van 1 tot 2 jaar van 2 tot 5 jaar langer dan 5 jaar 0
5
10
15
20
25
30%
Figuur 2.2 • Duur dakloosheid tot nu toe en toekomstverwachting
“De financiële situatie (de euro) en de economische situatie.” “Amsterdam trekt de rest van de daklozen uit Nederland aan.” “Omdat woningen worden ontruimd en omdat ze schepen, waar veel daklozen slapen, uit de grachten halen. Zo komen daklozen ‘echt’ op straat te staan. Ook door de toename van de huur zullen mensen op straat komen te staan.” “Agressie intern in een huis. Dus dan worden mensen gescheiden en wordt één ervan dakloos.” 2.2 Het dagelijks leven Grootste probleem Daklozen lopen in hun dagelijks leven tegen allerlei problemen op waar mensen met een eigen woning meestal niet mee worden geconfronteerd. Het vinden van een slaapplaats of een plek om naar de wc te gaan, de persoonlijke verzorging, een gebrekkige gezondheid of het gebrek aan een gezonde maaltijd kan een groot probleem vormen. Aan de daklozen is gevraagd wat het grootste probleem is waar zij in hun dagelijks leven mee te maken hebben. Daklozen hebben de meeste moeite met het vinden van onderdak en zij maken zich ook veel zorgen over hun eventuele geldproblemen (zie tabel 2.3). Verder zijn het onbegrip van andere mensen en het regelen van voorzieningen voor zichzelf terugkerende problemen voor daklozen. Of zoals een dakloze het verwoordde: “Het grootste probleem is het onbegrip van mensen. Je moet je als dakloze dubbel bewijzen, dat je wel wilt of kan, om iets te bereiken. Dit speelt zowel op straat als in instellingen”. 23
Daklozen i n A m s t e r d a m
geen slaapplaats, onderdak financieel, geldproblemen achter voorzieningen aangaan, problemen met instanties drugsgebruik, stoppen met drugs, verslaving slechte gezondheid, angst om ziek te worden Houding van anderen, vernedering, weggestuurd worden, onbegrip, vooroordelen hele dag op straat te moeten lopen, geen opvang overdag, tijdsbesteding vies worden, zich niet kunnen wassen, hygiëne, vieze kleren aan eten komen politie(controles), opjagen door politie herrie, drukte, vermoeidheid stress door gebrek aan zekerheid alleen zijn, er alleen voor staan psychische problemen werk vinden
24 21 11 8 8 8 4 4 3 2 2 2 2 2 2
* veel daklozen noemden meerdere problemen Tabel 2.3 • Wat is het grootste probleem waar u in uw dagelijks leven mee te maken heeft? (aantal keren genoemd)*
Veel daklozen noemen ook drugsgebruik, een slechte gezondheid of de angst om ziek te worden als een probleem. Slechts een klein deel van de daklozen zegt geen (grote) problemen te hebben. Dagelijkse verzorging Voor sommige daklozen vormt hygiëne, zoals niet vies worden en het vinden van een plek waar zij zich kunnen wassen, een probleem. Wel blijkt dat de meeste daklozen zich regelmatig tot vaak douchen. Zo doucht de helft van de daklozen die (ook) op straat leven zich om de dag of vaker. Een derde van hen doucht zich één tot twee keer per week en een klein deel doucht zich één tot drie keer per maand. Een andere moeilijkheid is het vinden van een plek om de behoefte te doen. Vier op de tien daklozen die op straat leven vinden het een probleem om een plek te vinden om te poepen. Meestal doen zij hun behoefte in een horecagelegenheid, in een opvangcentrum of op een openbaar toilet (bijvoorbeeld in de trein, op het station, in de bibliotheek of in de moskee). Sommigen hebben een favoriete plek: “in de toilet in de trein tussen het Centraal en Sloterdijk” en anderen juist niet: “waar het maar kan”. Warme maaltijd Drie op de tien daklozen die op straat leven, eten (vrijwel) elke dag een warme maaltijd. De rest eet tussen de twee keer en vijf keer per week een warme maaltijd. Drie keer per week een warme maaltijd komt het vaakst voor. Er is niemand die minder vaak dan wekelijks warm eet. De regelmatige 24
Dagel i j k s l e v e n va n d a k l o z e n
18%
21% zeer goed goed 9%
redelijk matig slecht
31% 21%
Figuur 2.4 • Hoe is over het algemeen uw gezondheid?
buitenslapers en de ‘echte’ daklozen eten het minst vaak warm. Wat daklozen in dit onderzoek onder het eten van een warme maaltijd verstaan is overigens niet duidelijk. Het kan bijvoorbeeld gaan om een volledige maaltijd, maar ook om een kop warme soep. Gezondheid De helft van de ondervraagde daklozen beoordeelt de eigen gezondheid als goed tot zeer goed. Dit is aanzienlijk minder dan onder andere Amsterdammers: acht op de tien Amsterdammers noemen in de Staat van de Stad enquête (O+S) de eigen gezondheid goed tot zeer goed. Van alle Amsterdammers heeft 5% een slechte gezondheid, terwijl dat onder de daklozen 21% is. Vooral de regelmatige buitenslapers, maar ook de psychiatrisch patiënten en de verslaafden, vinden relatief vaak dat zij een slechte gezondheid hebben. Een kwart van de daklozen zegt geen huisarts te hebben bij wie hij of zij terechtkan. De ervaren gezondheid van daklozen in Amsterdam komt overeen met die van daklozen in Rotterdam, waar ook ongeveer de helft de eigen gezondheid goed noemt. Uit Rotterdams onderzoek blijkt dat daklozen het vaakst last hebben van vermoeidheid en gebrek aan energie, gebrek aan eetlust, en pijnlijke gewrichten of stijfheid.2 Vier op de tien daklozen voelen zich als gevolg van een langdurige ziekte, aandoening of handicap, belemmerd in het dagelijks leven (zie figuur 2.5). Onder alle Amsterdammers geldt dat voor ruim een kwart.3 Daklozen ervaren 2 3
Bron: IVO en gemeente Rotterdam, Dak- en thuislozenmonitor 2001-2002 (2002). Bron: O+S, De Staat van de Stad Amsterdam II (2003).
25
Daklozen i n A m s t e r d a m
3% 20%
nee ja, in lichte mate 6%
55%
ja, matig ja, in ernstige mate
16%
weet niet, geen antwoord
Figuur 2.5 • Voelt u zich, als gevolg van een langdurige ziekte, aandoening of handicap, belemmerd in uw dagelijks leven?
vooral vaak ernstige belemmeringen: 20% tegenover 7% onder alle Amsterdammers. Volgens het Sociaal en Cultureel Planbureau kan gesteld worden dat mensen die zich matig tot ernstig belemmerd voelen in hun dagelijks leven, lichamelijk gehandicapt zijn.4 Volgens deze definitie ervaart 26% van de daklozen een lichamelijke handicap. Onder alle Amsterdammers is dat 14%. Verslaving Eén op de vijf daklozen zegt verslaafd te zijn aan harddrugs, één op de negen aan alcohol, en twee personen zeggen aan gokken verslaafd te zijn. Volgens de waarneming van de enquêteurs in dit onderzoek is hier sprake van een lagere opgave dan in werkelijkheid het geval is. Bij sommige daklozen was namelijk aan hun houding of toestand te zien dat zij regelmatig drank of drugs gebruiken. Dit betekent dat daklozen op deze vraag sociaal wenselijke antwoorden geven en verslaving geen onderwerp is waar zij (tegenover de buitenwereld) open over spreken. Ook uit de ervaring van hulpverlenende instellingen in Amsterdam blijkt dat het aandeel hoger is. Gegevens uit onderzoek over Rotterdamse daklozen bevestigen het beeld dat er sprake is van een onderschatting van de verslavingsproblematiek onder Amsterdammers zonder woning. Volgens de registraties van Rotterdamse voorzieningen is bijna 40% verslaafd aan drugs. Onder buitenslapers is dit aandeel zelfs bijna 60%. Alcoholverslaving zou een veel kleiner probleem zijn (10%).5 4 5
SCP, Rapportage gehandicapten (2002). Bron: IVO en gemeente Rotterdam, Dak- en thuislozenmonitor 2001-2002 (2002), p. 49.
26
Dagel i j k s l e v e n va n d a k l o z e n
op straat (open lucht, park, openbare ruimten) passantenverblijven bij vrienden, familie e.d. maatschappelijke opvang eigen zelfstandige woonruimte particulier pension of hotel woonvoorziening in psychiatrie of verslavingszorg kraakpand, slooppand, caravan, zomerhuisje huis van bewaring, politiecel anders weet niet, geen antwoord
18 29 12 9 9 5 4 2 1 10 1
Tabel 2.6 • Waar heeft u de afgelopen twee weken de meeste nachten geslapen? (% genoemd)
Inkomen Het verwerven van een inkomen blijkt moeilijk te zijn voor veel daklozen. Zes op de tien daklozen hebben een uitkering (61%). Zeventien procent heeft inkomsten uit drugshandel, hosselen (bijverdienen, een inkomen ‘regelen’, meestal op een illegale manier), diefstal, inbraak en/of prostitutie,16% heeft inkomen uit werk, 13% krijgt geld van ouders, familie of vrienden en 12% heeft inkomsten door te bedelen. Inkomsten via Stichting Streetcornerwork6 en Studiefinanciering worden elk twee keer genoemd. Ruim vier op de tien daklozen geven aan niet te kunnen rondkomen van hun inkomen (44%). Een even groot aandeel (43%) kan dit wel en 11% zegt dat het soms wel en soms niet lukt. Zes op de tien daklozen hebben schulden. In heel Amsterdam leeft 18% van de huishoudens van een minimuminkomen. In totaal meldde 2% van de huishoudens (7.200 aanmeldingen) zich in 2003 aan voor schuldhulpverlening.7 Bedelen Aan de daklozen die niet in een instelling verblijven is gevraagd of ze wel eens bedelen. Vier op de tien zeggen dat wel eens te doen. Zij vragen dan meestal om geld en iets minder vaak om eten of drinken. Soms wordt ook om sigaretten of onderdak gevraagd.
6
7
Streetcornerwork werkt voor jongeren en (jong)volwassenen, waaronder verslaafden, in achterstandssituaties. Om arm Amsterdam, Amsterdamse Armoedemonitor nummer 7 (juni 2004).
27
Daklozen i n A m s t e r d a m
2.3 Slaapplekken De plekken waar de ondervraagde daklozen de afgelopen twee weken de meeste nachten hebben geslapen variëren sterk. Het meest is in passantenverblijven overnacht (29%) en daarnaast slapen veel daklozen op straat (in de open lucht of openbare ruimte: 18%). Het gebruik van de overige slaapplekken staat in tabel 2.6 weergegeven. Bij de categorie ‘anders, namelijk’ zijn het Poortgebouw, een bootje (drie keer genoemd) en de auto van een vriend genoemd. Mogelijk is het aantal ‘buitenslapers’ in dit onderzoek vrij hoog door de periode waarin de interviews plaatsvonden (mei). In de winter zal dit aantal waarschijnlijk lager zijn. In hoofdstuk vier (voorzieningen voor daklozen) wordt nader ingegaan op het gebruik van (slaap)voorzieningen in de stad. 2.4 Contacten Door hun leefstijl verandert het sociale netwerk van daklozen. Volgens onderzoek uit Rotterdam leven daklozen vaker alleen dan de gemiddelde Nederlander. Dat betekent niet dat er geen contacten (meer) zijn met verwanten.8 In dit onderzoek is daarom aandacht besteed aan hun sociale netwerk, zowel als het gaat om vrienden als om familie en hulpverleners. Aan de orde komt de vraag of daklozen (nog) contact hebben met mensen die zij van vroeger kennen en met hoeveel mensen uit hun ‘nieuwe’ leefomgeving zij omgaan. Ruim een derde van de daklozen met een (ex)partner heeft hier nog contact mee (27% van alle daklozen). Eveneens ruim een derde deel heeft contact met zijn of haar kind(eren) (44% heeft één of meer kinderen). Zes op de tien hebben contact met één of beide ouders (48% van alle daklozen). Met zijn of haar broer(s) of zus(sen) hebben eveneens zes op de tien daklozen contact (86% heeft een broer of zus). Volgens deze cijfers hebben Amsterdamse daklozen ongeveer even vaak nog contact met hun familie als Rotterdamse daklozen. Daar heeft alles bij elkaar genomen ongeveer 60% contact met naaste familie.9 Ruim de helft van de daklozen heeft andere daklozen als vriend(en) of vriendin(nen) (55%). Degenen die een dakloze als vriend hebben, hebben meestal één of twee vrienden, met een maximum van honderd. Het gemiddelde aantal is negen vrienden. Drie op de tien hebben één of meer vrienden onder hulpverleners. Als men een dergelijke vriend heeft, gaat het om gemiddeld drie hulpverleners. Het aantal varieert van één (negen keer genoemd) tot en met tien (drie keer genoemd). 8 9
Bron: IVO en gemeente Rotterdam, Dak- en thuislozenmonitor 2001-2002 (2002), p. 94. Bron: IVO en gemeente Rotterdam, Dak- en thuislozenmonitor 2001-2002 (2002), p. 94.
28
Dagel i j k s l e v e n va n d a k l o z e n
Zes op de tien daklozen hebben nog andere vrienden onder niet-daklozen, buiten hulpverleners en familie om. Het vaakst wordt een aantal van twee vrienden genoemd, maar er zijn ook daklozen die zeggen honderd tot in één geval zelfs vierhonderd vrienden te hebben. Wat onder een vriend(in) wordt verstaan en hoe diep het contact gaat, is in dit onderzoek niet aan de orde gekomen.
29
Daklozen i n A m s t e r d a m
30
3 Daklozen over hun leven in de stad Dit hoofdstuk gaat in op de mening van dak- en thuislozen over het leven in de stad Amsterdam. Vinden mensen zonder vaste woon- of verblijfplaats het prettig vertoeven in Amsterdam en voelen zij zich hier thuis? Verder wordt ingegaan op de vraag of zij een favoriete plek in de stad hebben. Ook is daklozen gevraagd hoe het staat met hun veiligheid en wat zij vinden van de politie. En tot slot zijn hun wensen aan bod gekomen: “Wat zou u eerste maatregel voor daklozen zijn als u burgemeester van Amsterdam was?” 3.1 Oordeel over wonen in Amsterdam Vier op de tien daklozen vinden het in Amsterdam prettiger wonen dan in andere plaatsen in Nederland. Een veel kleiner deel (15%) vindt het juist minder prettig. Een derde deel van de ondervraagde daklozen heeft hier geen mening over. Dat komt ten dele doordat een aantal nooit buiten Amsterdam heeft gewoond. Amsterdam verdient volgens daklozen de voorkeur boven andere steden vanwege het feit dat het bijvoorbeeld de geboortestad is van de ondervraagde, zij bekend zijn met de stad en zij de hulpverlening en voorzieningen goed vinden. Ook noemen daklozen de anonimiteit, drugsscene, bekenden in de stad, aardige mensen, veel gezelligheid, veel activiteit en de vele culturele bezigheden als positieve kanten van Amsterdam. Of zoals een geënquêteerde het formuleerde: “Ik ben gewoon verliefd op Amsterdam.” De daklozen vinden het minder prettig in Amsterdam door onvriendelijke mensen, weinig vrienden, meer criminaliteit en agressie dan elders, minder goede hulp en voorzieningen (in vergelijking met Haarlem, Helmond, Den Haag), de drukte, het feit dat de stad duur is en het zware leven op straat. Dergelijke antwoorden worden ook gegeven door niet-dakloze Amsterdammers.10 Wel valt op dat onder de daklozen de anonimiteit en de aanwezigheid van een drugsscene als positieve punten naar voren komen. De overige Amsterdammers noemen dit juist als negatieve punten van de stad. Zich thuis voelen Bijna alle ondervraagde daklozen voelen zich thuis in Amsterdam (91%); 8% voelt zich hier niet thuis. Het aandeel dat zich niet thuis voelt in de hoofdstad ligt hoger dan onder de gemiddelde Amsterdammer (2%).11 Als reden voor het feit dat daklozen zich niet thuis voelen in de stad, noemen zij vaak dat zij hier geen (t)huis hebben. Daarnaast geven zij als reden op dat zij hier niet vandaan komen of zich eenzaam voelen. Ook de drukte en het grote aantal daklozen worden als redenen genoemd.
10 11
Bron: O+S, De Amsterdamse Burgermonitor 2003 (2004). Bron: O+S, De Amsterdamse Burgermonitor 2003 (2004).
31
Daklozen i n A m s t e r d a m
33% 41%
prettiger even prettig minder prettig weet niet
15% 11%
Figuur 3.1 • Vindt u het als dakloze prettiger, even prettig of minder prettig om in Amsterdam te wonen in vergelijking met andere plaatsen in Nederland?
Favoriete plek Tweederde van de daklozen voelt zich verbonden met een specifieke plek of buurt in de stad. Het meest genoemd wordt de Bijlmer, maar ook plekken in Nieuw-West en rond het Centrum zijn geliefd (zie tabel 3.3). Daklozen voelen zich het vaakst met een speciale plek of buurt verbonden vanwege de mensen in die buurt, omdat men daar opgegroeid is of lang gewoond heeft, of omdat men daar nu woont of verblijft (zie tabel 3.4). 3.2 Bejegening door niet-daklozen Een kwart van de daklozen is van mening dat de houding van de gewone Amsterdammer op straat in de afgelopen twaalf maanden negatiever is geworden. De daklozen zeggen hierover het volgende: “Men is strikter met zwart werk en instellingen zijn duurder geworden.” “Ik word raar behandeld en mensen denken dat ik gek ben.” “Er zijn meer daklozen en mensen houden niet van opdringerige daklozen.” “Ze hebben meestal schijt aan je. De mentaliteit is negatiever geworden. Nu doen mensen minder voor elkaar. Het is agressiever.” “Minder tolerant. Ik zag de gemiddelde Amsterdammer altijd als ruimhartig,en in deze positie zie je dat dat dan toch anders kan zijn.” Dertig procent vindt dat er niets is veranderd, terwijl één op de vijf daklozen de houding van de ‘gewone Amsterdammer’ juist positiever vindt geworden. Dit laatste merken zij aan verschillende dingen: “‘Gewone’ mensen beseffen dat het heel makkelijk is om dakloos te worden.” 32
Daklo z e n o v e r h u n l e v e n i n d e s t a d
1%
8%
16%
zeker voor u een beetje voor u niet voor u weet niet
75%
Figuur 3.2 • Ik voel me thuis in Amsterdam. In hoeverre geldt deze uitspraak voor u?
“Betere aanpak van de politie; dit geeft een veilig gevoel aan de ‘gewone Amsterdammer’.” “Ik kan gewoon mensen aanspreken en dan krijg ik een normaal antwoord.” “Daklozen worden van straat gehaald. Het gaat steeds beter.” Tussen de verschillende typen daklozen is weinig onderscheid als het gaat om de manier waarop zij (volgens eigen zeggen) bejegend worden door anderen. 3.3 Criminaliteit en contacten met de politie Slachtoffer van misdrijf In de afgelopen twaalf maanden is bijna één op de drie daklozen het slachtoffer geworden van een misdrijf. De vaakst voorkomende voorvallen waarmee zij te maken hebben, zijn beroving (10%) en mishandeling (7%). Andere daklozen geven aan dat zij betrokken zijn geweest bij een vechtpartij of dat zij bedreigd of belazerd zijn. Ook is er een dakloze die aangeeft dat hij in een wietplantage woonde waardoor hij ‘verdacht werd’ en uit zijn huis moest. In bijna driekwart van de (25) gevallen was de dader een bekende van het slachtoffer. Daklozen en de politie Bijna de helft van de daklozen is wel eens geholpen door de politie. De hulp bestond meestal uit het doorverwijzen of brengen naar een hulpverlenende instantie (16%), het opvangen of laten overnachten van de dakloze 33
Daklozen i n A m s t e r d a m
de Bijlmer, Zuidoost Nieuw-West, Osdorp, De Baarsjes, Slotervaart, Slotermeer Amsterdam-Noord Centrum Oost (Balbaoplein, Batjanstraat) Rivierenbuurt, Oud-Zuid Westerpark, Staatslliedenbuurt, Hugo de Grootplein Oud-West, Kinkerstraat, Ten Katestraat Waterlooplein, Jodebreestraat, Nieuwmarkt de Wallen, Damrak Kattenburg, Oostenburg, de Eilanden Vondelpark, parken rondom de Vaart Heinekenplein, de Pijp Buitenveldert Weesperbuurt plek rond de Veste (o.a. Poeldijkstraat) Sarpathibuurt mijn stamkroeg
11 8 5 5 5 5 3 3 3 3 3 2 2 2 1 1 1 1 1
Tabel 3.3 • Met welke plek of buurt in Amsterdam voelt u zich verbonden? (aantal keren genoemd)
op het politiebureau (10%), het maken van een praatje (10%) of het geven van eten of drinken (6%). Ook bood de politie hulp toen een dakloze vrouw verdwaalde, kalmeerde de politie een dakloze en ving hem op, brachten politieagenten een dakloze naar het ziekenhuis en verleende de politie eerste hulp. Verder probeerde de politie een postadres te regelen voor een dakloze die een uitkering wilde hebben en mocht een dakloze na iets gestolen te hebben, weer weg na een goed gesprek. Hoewel de politie veel daklozen wel eens een handje helpt, vinden daklozen ook dat er behoorlijk wat op hen aan te merken valt. Het vervelendst vinden zij dat de politie onaardig doet en weinig respect voor hen toont (16%). Vooral vrouwen noemen dit laatste aspect vaak (zeven van de zeventien vrouwen). Verder geeft 11% aan het vervelend te vinden dat zij opgejaagd worden door de politie. Minder grote aantallen daklozen (respectievelijk 6% en 2%) storen zich aan een (te) strikte naleving van regels en aan mishandeling door de politie. Mannen zeggen relatief vaak (33%) dat zij geen last van de politie hebben. Dit onderwerp leidt overigens tot emotionele en heftige reacties bij sommige ondervraagden. Zo geven daklozen de volgende reacties op de vraag wat zij het vervelendst aan de politie vinden: “Ik vind de politie maffia en wil er niet over praten.” “Ze zijn racistisch.” “Ze bemoeien zich met het volk in plaats van het te helpen en ze lokken dingen uit (provocerend).” “Je kunt geen aangifte doen als je ‘dronken’ bent; de aangifteprocedure duurt sowieso veel te lang.” 34
Daklo z e n o v e r h u n l e v e n i n d e s t a d
vanwege de mensen in die buurt (bijv. andere daklozen, vrienden, familie, drugsscene) 45 daar opgegroeid, lang gewoond 32 omdat ik daar woon, verblijf, begeleid/opgevangen word 28 rustgevend, groen en water, eigen oeverstekje 7 ik kwam hier als eerste, ken het hier 3 vanwege de basisbehoeften (eten, drinken, slaapplek) 3 vanwege inkomstverwerving (legaal of illegaal) 2 uitgaansbuurt 2
* opgetelde percentages hoger dan 100%, omdat er meerdere redenen genoemd konden worden Tabel 3.4 • Redenen van verbondenheid met een plek of buurt (% genoemd)*
“Als ze je kop kennen dan gaan ze je volgen en je opwachten op plekken dat ze je kunnen pakken.” “Daklozen intimideren, uitdagen en uitlokken, je naam te vragen en je vast zetten.” Bijna tweederde van de daklozen (63%) heeft wel eens in de gevangenis of een politiecel gezeten. Bij de mannen is dit aandeel hoger dan bij de vrouwen. Niet iedereen wil zeggen waarom hij of zij heeft vastgezeten, maar onder degenen die wel een reden noemen, zijn diefstal, drugs en het overtreden van een slaapverbod op bepaalde plaatsen in de stad de meest genoemde delicten. De redenen dat daklozen vast hebben gezeten variëren verder enorm, van lichte vergrijpen (‘het stelen van een worstenbroodje uit de supermarkt’) tot zware misdrijven (‘twee mensen gestoken’). 3.4 Als ik burgemeester was ... Om een beeld te krijgen van de belangrijkste wensen van daklozen, is aan hen gevraagd wat hun eerste maatregel voor daklozen in de stad zou zijn als zij burgemeester van Amsterdam waren. Dit leidde bij de meeste daklozen tot enthousiaste reacties. Veel antwoorden hebben betrekking op meer en betere opvang voor daklozen. Daklozen pleitten vooral voor meer (gratis) plekken in de nachtopvang voor langere periodes, persoonlijke begeleiding (bij het vinden van onderdak en werk) en het zorgen voor betaalbare woningen. Een aantal daklozen wil aparte hulp voor verslaafde daklozen: “De daklozen moeten niet allemaal over één kam worden geschoren. Verslaafde daklozen moeten gescheiden geholpen worden”. 35
Daklozen i n A m s t e r d a m
diefstal drugs slaapverbod zwartrijden zonder doel op openbare weg vechtpartij dijkverbod bedelverbod 0
3
6
9
12
15%
Figuur 3.5 • Om welke reden heeft u vastgezeten op het politiebureau of in de gevangenis?
Andere door de daklozen genoemde maatregelen zijn: “Met daklozen vergaderen en dan kijken wat ze willen en naar aanleiding daarvan wat doen.” “Slaapcabines zoals lockers op het station maken om een aantal uur in te kunnen slapen, een soort van ‘kroket uit de muur’ systeem maar dan om te slapen voor een aantal euro’s.” “Wasgelegenheden maken, plekken in parken waar ze terechtkunnen.” “Zorgen voor goedkope hotels.” “Leegstaande kantoren beschikbaar stellen.” “Mensen die langer dan 2,5 jaar dakloos zijn onmiddellijk aan een woning helpen.” “Panden opkopen en daklozen hun huur laten betalen uit hun uitkering.” “Zorgen dat verslaafden als normale mensen worden erkend en gewoon een huis krijgen.” “Wat minder maatregelen. Het regelidee moet niet zo absurd zijn (zoals bekeuringen bij buiten slapen). Er zijn belangrijkere dingen.” “Aan mensen die dakloos zijn geen uitkering verstrekken, anders worden ze lui.” “Zorgen dat ze niet zo lang op uitkeringen hoeven te wachten.” “Vooroordelen weghalen, eenheid maken van de mensen.” “Gratis openbaar vervoer (voor iedereen dus).” “Meer zelfredzaamheid.” “Drugs legaliseren.” “Aantal postadressen vergroten voor uitkeringen.” “Politie minder hard laten zijn.” 36
Daklo z e n o v e r h u n l e v e n i n d e s t a d
“Meer blauw op straat voor de afkickers.” “Meer doen ter preventie, de oorzaak voorkomen. Eerder ingrijpen! Er slapen teveel mensen op straat. Beter reageren op signalen die duiden op problemen.” “Budget vrijmaken om problemen aan de onderkant van de samenleving aan te pakken.” “Maandopvang en voor de zieken iets doen. Omdat twee à drie dagen te kort is om fysiek te herstellen.” Slechts drie mensen konden of wilden geen maatregel noemen: “Ik houd niet van politiek.” “Dit is een onverantwoorde vraag”.
37
Daklozen i n A m s t e r d a m
38
4 Voorzieningen voor daklozen Acht op de tien ondervraagde dak- en thuislozen kennen HVO-Querido. Maar hoeveel van hen maken daar geregeld gebruik van? En welke andere voorzieningen in de stad gebruiken zij? Vinden zij dat er voldoende voorzieningen zijn of missen zij bepaalde dingen? Deze vragen worden in dit hoofdstuk beantwoord. 4.1 Gebruik voorzieningen Zes op de tien daklozen hebben de afgelopen twee weken in een instelling overnacht. Veruit het vaakst genoemd is HVO-de Veste. Ook de verschillende vestigingen van het Leger des Heils worden vaak gebruikt om te overnachten. HVO-Querido blijkt bekend te zijn bij 82% van de daklozen. Ruim driekwart van hen komt wel eens bij HVO-Querido (77%), dit komt neer op zes op de tien ondervraagden. Vier op de tien daklozen hebben de afgelopen veertien dagen in een HVO-Querido-instelling overnacht. Een kwart van degenen die bij HVO-Querido komen, komt daar al langer dan tien jaar. Een even groot aandeel bezoekers komt er nog niet zo lang, namelijk korter dan zes maanden (zie tabel 4.2). 4.2 Behoefte aan voorzieningen Tweederde van de ondervraagden vindt dat er onvoldoende voorzieningen in Amsterdam zijn voor daklozen. Slechts 20% vindt het aanbod wel voldoende. Ruim de helft van hen mist nachtopvang in de stad, 15% mist dagopvang en een kwart mist voorzieningen voor dagbesteding. Acht procent mist voorzieningen voor eten en drinken. De overige voorzieningen die gemist worden hebben betrekking op het verkrijgen van een eigen woning en op gelegenheden voor persoonlijke verzorging (douchen, sanitair en schone kleren). Daarnaast pleiten daklozen voor goedkopere nachtopvang en langere openingstijden van instellingen. Ook willen zij dat het mogelijk wordt om langer in instellingen te verblijven. Verder noemen zij instellingen waar je alcohol kunt drinken, hulp bij crisissituaties en betere doorverwijzingen, 24-uursopvang voor jongeren, bureaus waar je terechtkunt om de oorzaken van de dakloosheid te bespreken, inloophuizen (ook voor ‘s middags) met lange openingstijden, werkprogramma’s waar daklozen iets mee kunnen verdienen, een betere omgang van hulpverleners met mensen, voorzieningen voor daklozen die moeilijk aan geld kunnen komen en een splitsing tussen voorzieningen voor verslaafde en niet-verslaafde daklozen. De animo voor een voorziening waar daklozen overdag zouden kunnen slapen is vrij groot. Vier op de tien daklozen denken hier regelmatig tot zeer vaak gebruik van te gaan maken en één op de tien zou er af en toe naartoe willen. Eveneens vier op de tien zouden er echter (bijna) nooit gebruik van maken (6% weet het niet).
39
Daklozen i n A m s t e r d a m
geen HVO-Querido: de Veste Leger des Heils: de Gastenburgh Leger des Heils: de Haven HVO-Querido: Straetenburg HVO-Querido: Drugsopvang Zuidoost Poortgebouw HVO-Querido: de Batjanstraat Stoelenproject Rosaburg Jellinek Prinsenhof SaC-Amstelstad
43 24 7 6 5 4 4 4 3 2 1 1
* door afrondingen komt het totaal hoger uit dan 100% Tabel 4.1 • Bij welke instellingen heeft u de afgelopen twee weken geslapen? (% genoemd)*
minder dan 6 maanden 6-12 maanden 1 tot 2 jaar 2 tot 5 jaar 5 tot 10 jaar langer dan 10 jaar weet niet, geen antwoord
Tabel 4.2 • Hoe lang komt u al bij HVO-Querido? (% van daklozen die bij HVO-Querido komen)
40
25 7 7 8 15 25 13
Deel II De Amsterdammers over daklozen
41
Daklozen i n A m s t e r d a m
42
5 Kennis en beeldvorming over daklozen Grote steden zijn bij uitstek plekken waar veel dak- en thuislozen verblijven. Mensen die in Amsterdam wonen, worden dan ook vaker geconfronteerd met daklozen dan mensen die buiten de stad wonen. Dit deel van het onderzoek gaat in op de vraag hoe vaak Amsterdammers in aanraking komen met daklozen. Ook zijn hun kennis van en beeld over daklozen onderzocht. Zijn ze op de hoogte van de mogelijke oorzaken van dakloosheid? Hebben ze enig idee hoeveel daklozen er zijn? En is het waar dat Amsterdammers relatief tolerant zijn tegenover mensen met een andere leefstijl? 5.1 Confrontatie met daklozen Negen op de tien Amsterdammers worden op wat voor manier dan ook wel eens met daklozen geconfronteerd in de stad. De meerderheid komt hen tegen tijdens het boodschappen doen of het winkelen (63%). Daarnaast zien veel mensen daklozen in de eigen woonomgeving (31%), op stations (24%) of in het openbaar vervoer (10%). Ruim een kwart van de ondervraagden geeft aan dagelijks in de eigen woonbuurt met daklozen te worden geconfronteerd. Nog eens een kwart ziet hier minstens één keer in de week een dakloze. Aan de andere kant geeft ook een kwart aan nooit geconfronteerd te worden met daklozen in de eigen woonbuurt. Vooral ondervraagden die in het Centrum, Oud-Zuid, Zuideramstel en andere stadsdelen binnen de ring wonen, geven aan dat zij vaak daklozen tegenkomen. Dit verklaart het feit dat veel hoogopgeleiden en mensen met betaald werk, die relatief vaak in deze stadsdelen wonen, in verhouding vaak aangeven geconfronteerd te worden met daklozen. Deze constatering kan enerzijds te maken hebben met het feit dat daklozen relatief vaak in en rond het centrum van Amsterdam verblijven. Anderzijds kan het zijn dat deze groepen meer letten op daklozen en hen vaker opmerken. 5.2 Vermeende oorzaken dakloosheid Aan het feit dat mensen dakloos worden, liggen vaak verschillende redenen ten grondslag. Meestal is een combinatie van factoren de reden dat iemand zijn woning kwijtraakt en gaat zwerven. Ruim vier op de tien Amsterdammers denken dan ook dat het slechts ten dele iemands eigen schuld is als hij of zij geen vaste woon- of verblijfplaats heeft. Een derde denkt dat het soms zijn of haar eigen schuld is. Echter, 18% denkt dat het meestal of altijd iemands eigen schuld is. Vier op de tien mensen die dit antwoord toelichten, geven aan dat omstandigheden zoals scheiding, werkloosheid of een gebrekkige opvoeding meespelen bij het dakloos worden. Mannen zijn vaker van mening dat daklozen hun eigen situatie zelf bepalen dan vrouwen. Volgens niet-dakloze Amsterdammers zijn de meest voorkomende oorzaken van dakloosheid financiële problemen of schulden, gevolgd door drugs- en alcoholverslaving en relatieproblemen of echtscheiding (zie figuur 5.1). Tussen de groepen ondervraagden zijn kleine verschillen. Zo noemen 43
Daklozen i n A m s t e r d a m
financiele problemen, schulden drugsverslaving alcoholverslaving relatieproblemen, echtscheiding psychische problemen gokverslaving werkloosheid, ontslag problemen met ouders huisuitzetting illegaliteit gezondheidsklachten 0
5
10
15
20
25
30
35
40%
Figuur 5.1 • Meest voorkomende oorzaken van dakloosheid volgens nietdaklozen
jongeren iets vaker dan ouderen financiële problemen en drugsverslaving als meest voorkomende oorzaken. Ook mensen met kinderen noemen relatief vaak financiële problemen als oorzaak van dakloosheid. Psychische problemen worden voornamelijk door hoogopgeleiden als oorzaak aangegeven. Mensen met betaald werk noemen relatief vaak drugsverslaving, gokverslaving, psychische problemen en financiële problemen. Degenen die geen betaald werk hebben, geven juist in verhouding vaak aan dat echtscheiding een veel voorkomende oorzaak is. Wellicht hebben al deze antwoorden iets te maken met hun eigen positie of belevingswereld van de ondervraagden. Net als aan daklozen is aan de niet-daklozen gevraagd wat het grootste probleem is waar dak- en thuislozen in hun dagelijks leven mee te maken hebben. Mensen die wel een huis hebben, noemen een gebrek aan geld, het vinden van een slaapplaats of onderdak en het verkrijgen van eten als belangrijkste problemen. Ook worden verslaving, onbegrip en vermijdingsgedrag door de medemens en eenzaamheid door kleine aantallen mensen aangegeven. Daarnaast worden de meest uiteenlopende problemen genoemd: “Verveling.” “Een rustige plek vinden en voldoende geld om aan je basisbehoeften te komen.” “Omgaan met agressie die zij tegenkomen.” “Het niet verliezen van de realiteitszin.” Hiermee lijken de niet-dakloze Amsterdammers een redelijk beeld te hebben van wat er onder daklozen leeft. De antwoorden komen namelijk ongeveer overeen met hun werkelijke problemen. 44
Kenni s e n b e e l d v o r m i n g o v e r d a k l o z e n
5.3 Hoe vaak komt dakloosheid voor Geschatte aantal daklozen en duur dakloosheid Niet-daklozen geven sterk uiteenlopende schattingen van het aantal nachtzwervers dat er volgens hen is in de stad. Sommige Amsterdammers noemen enkele tientallen, terwijl anderen spreken over vele duizenden. Gemiddeld denken de ondervraagden dat er zo’n 1.500 nachtzwervers in de hoofdstad zijn. Mannen schatten dit aantal over het algemeen hoger in (1.800) dan vrouwen (1.200). Ook hoogopgeleiden gaan uit van een relatief hoog aantal. In werkelijkheid komt de Universiteit van Amsterdam (UvA) voor de gehele stad tot een voorzichtige raming van 325 nachtzwervers gemiddeld per nacht, van wie 100 buitenslapers en 225 buitenlopers.12 Bijna driekwart (73%) van de ondervraagden denkt dat daklozen in Amsterdam minimaal twee jaar dakloos blijven. Bijna de helft denkt dat zij zelfs minimaal vijf jaar zullen zwerven. Deze schatting komt overeen met de werkelijke situatie: volgens het ‘telonderzoek’ dat de UvA jaarlijks uitvoert, is driekwart van de nachtzwervers langer dan twee jaar dakloos. Van de ondervraagde niet-daklozen denkt driekwart dat Amsterdam een aanzuigende werking heeft op dak- en thuislozen uit de rest van het land. Volgens het ‘telonderzoek’ is dit wat betreft nachtzwervers echter nauwelijks het geval. ‘Steeds weer blijkt: er is weinig ‘aanzuigende werking’ van Amsterdam op nachtzwervers uit andere delen van Nederland of elders uit de wereld.’13 Wel zijn er relatief veel buitenlanders onder de hoofdstedelijke daklozen. Uit een vergelijking met cijfers over de Amsterdamse bevolking blijkt namelijk dat nachtzwervers relatief vaak in het buitenland zijn geboren (zie tabel 5.2). Nachtzwervers komen dan ook minder vaak oorspronkelijk uit Amsterdam (9%) dan de rest van de bevolking in de hoofdstad (27%). Zeven op de tien Amsterdammers denken dat het aantal mensen dat in de hoofdstad dak- of thuisloos is in de toekomst zal gaan toenemen. Slechts 4% denkt dat het aantal zal afnemen. De meest genoemde reden voor de verwachte stijging is de economische situatie en de recessie (16%). Daarnaast geven mensen aan dat de politiek, het regeringsbeleid of de bezuinigingen (7%) en de verharding van de maatschappij (5%) mogelijke oorzaken zijn. Verder worden de meest uiteenlopende achtergronden voor een stijging genoemd, die variëren van de krappe woningmarkt in de stad en de bevolkingsgroei tot de uitbreiding van de Europese Unie: “Relatief minder woningen en een toename van de bevolking.” “Economische situatie, tolerantie in Amsterdam en nieuwe lidstaten 12 13
Deben, L., Rensen, P. & Duiveman, R., Nachtzwervers in Amsterdam 2003 (2003). Deben, L, e.a. (2003).
45
Daklozen i n A m s t e r d a m
Amsterdam elders in Nederland Suriname Antillen West-Europa Oost-Europa Noord-Afrika ander land totaal
nachtzwervers
totaal Amsterdammers
9 20 21 2 19 2 11 16
27 45 6 1 4 1 5 11
100
100
bron: UvA en O+S Tabel 5.2 • Geboorteplaats nachtzwervers en totale bevolking in Amsterdam (%)
per 1 mei.” “Ik denk dat deze maatschappij steeds meer drop-outs zal kennen als we kijken naar hoe de maatschappij de zwakkere mensen meer links laat liggen tegenwoordig.” “De wereld verandert hier om je heen en mensen zijn niet bereid anderen hulp te geven. Er zijn wel organisaties maar er is geen tolerantie.” “Door hoge huren, bezuinigingen op zorg en WAO lopen er straks ook bejaarden op straat.” Ingeschatte kans om zelf dakloos te worden Ook is ingegaan op de vraag hoe groot Amsterdammers de kans achten dat zij zelf ooit dak- of thuisloos worden. Dit onderwerp zegt iets over de mate waarin mensen zich kunnen verplaatsen in de situatie van mensen zonder vaste woon- of verblijfplaats. De ondervraagden konden op een schaal van 1 tot en met 10 aangeven hoe groot zij de kans inschatten, waarbij 1 zeer onwaarschijnlijk is en 10 zeer waarschijnlijk. Gemiddeld schat men de kans met een 1,6 zeer laag in. In totaal zegt 8% de kans hoger dan een 4 en 3% hoger dan een 6 in te schatten. Mensen vanaf vijftig jaar ramen de kans om dakloos te worden een stuk kleiner (1,4) dan mensen tot 35 jaar (1,8). Verder geldt dat mensen met een hoge opleiding de kans groter achten (1,7) dan degenen die niet of laaggeschoold zijn (1,6), hoewel het verschil tussen deze groepen klein is. Ook geven mensen met kinderen een iets grotere kans aan om zelf dakloos te worden (1,8) dan mensen zonder kinderen. 46
Kenni s e n b e e l d v o r m i n g o v e r d a k l o z e n
De manier waarop, en het aantal keer dat de ondervraagden daklozen zien en bejegenen, hangt samen met de ingeschatte kans om zelf ooit dakloos te worden. Degenen die vinden dat daklozen zelf altijd of meestal schuldig zijn aan hun eigen situatie, schatten de kans dat zij zelf ooit dakloos worden verder veel minder groot in (1,4) dan mensen die vinden dat het soms of nooit de eigen schuld is van daklozen (1,8). Dit vertaalt zich ook in andere antwoorden die hiermee samenhangen. Als respondenten bij het type daklozen dat zij kennen alcoholverslaafden noemen (zie ook paragraaf 5.4), denken zij in verhouding iets vaker dat er een kans is dat zij zelf ooit dakloos raken. De mensen die bij het type daklozen aan ‘echte’ zwervers denken, verwachten juist dat de kans relatief klein is. Degenen die als meest voorkomende oorzaak voor dakloosheid psychische problemen, drugsverslaving en gokverslaving aangeven, schatten de kans dat zij zelf ooit dakloos worden aanzienlijk hoger in dan mensen die deze redenen niet noemen. Voor degenen die financiële oorzaken (bijvoorbeeld schulden), relatieproblemen of echtscheiding aangeven, geldt precies het omgekeerde. Deze laatste oorzaken zijn blijkbaar factoren waarvan men vindt dat men die zelf sterker kan beïnvloeden dan de eerder genoemde oorzaken. Verder denken kopers van de daklozenkrant, mensen die tegen een verbod op bedelen zijn en respondenten die vinden dat de politie minder streng tegen daklozen moet optreden relatief vaak dat zij zelf dakloos zouden kunnen raken. Tot slot maakt de mate waarin mensen met daklozen worden geconfronteerd uit: mensen die (in hun woonomgeving) wel eens met mensen zonder vaste woon- of verblijfplaats in aanraking komen, achten de kans groter dat zij zelf in de dezelfde situatie kunnen belanden. Geconcludeerd kan worden dat hoe meer begrip mensen voor daklozen hebben en hoe sterker zij zich met daklozen identificeren, hoe hoger zij de kans achten dat zij zelf ooit dakloos kunnen raken. 5.4 Beeldvorming over daklozen Bij de gedachte aan dak- en thuislozen schiet eenderde van de niet-dakloze Amsterdammers als eerste het woord ‘zwerver’ te binnen (zie figuur 5.3). Daarnaast denken ruim twee op de tien ondervraagden meteen aan het woord ‘zielig’. Verder noemen mensen de daklozenkrant, armoede, kou, drugs, tragedie en viezigheid. Mensen met een lage opleiding noemen relatief vaak de termen ‘medelijden’ of ‘zielig’. Typen daklozen Verder is onderzocht welke typen daklozen Amsterdammers kennen. De meeste mensen (bijna tweederde van de respondenten) noemen op deze vraag drugs- en alcoholverslaafden. Daarna volgen de ‘echte’ dak- en thuislozen zoals zij in clichébeelden voorkomen: mensen die er onverzorgd uitzien en op straat rondlopen met een winkelwagen. Verder noemen ondervraagden zeer uiteenlopende soorten daklozen, zoals ‘mensen die door rottige 47
Daklozen i n A m s t e r d a m
zwerver(s), rondzwerven, op straat leven zielig, medelijden geen huis daklozenkrant armoede, geen geld triest, tragisch junk(s), drugs kou(d) vies alcoholisten, drank 0
5
10
15
20
25
30
35%
Figuur 5.3 • Als u denkt aan dak- en thuislozen, wat is dan het eerste woord dat u te binnen schiet?
omstandigheden huis en haard kwijtraken’, ‘daklozen aan wie je niet ziet dat ze dakloos zijn’, ‘ze variëren in graad van verlorenheid’ en ‘maatschappelijk iets misgegaan’. Geen enkele ondervraagde noemt de term ‘man’ (of ‘vrouw’) bij deze vraag. Wel denkt één Amsterdammer aan ‘een baard’. Tussen groepen Amsterdammers zijn verschillen in de typen daklozen die zij onderscheiden. Zo noemen jongeren relatief vaak drugsverslaafden. Dit geldt ook voor mensen met een betaalde baan of een hoge opleiding, die bovendien vaker aangeven dat zij alcoholverslaafden en psychiatrische patiënten kennen als typen daklozen. Mensen zonder betaalde baan zeggen vaker dan andere groepen dat zij geen type kunnen noemen. Hetzelfde geldt voor het opleidingsniveau: hoe hoger mensen zijn opgeleid, hoe vaker zij één of meer typen daklozen noemen. De Amsterdammers denken gemiddeld dat een kwart van de dak- en thuislozen uit vrouwen bestaat. Vrouwelijke respondenten schatten dit aandeel een fractie hoger in dan mannen. In werkelijkheid blijkt deze schatting ongeveer te kloppen. Het aantal mannen onder dak- en thuislozen die op straat zwerven is namelijk een stuk hoger dan het percentage vrouwen. Vrouwen die dakloos raken zijn sneller geneigd een plek in een opvanghuis te zoeken, zeker als zij ook kinderen hebben. Het aandeel vrouwen onder buitenslapers is 10%.14 In de instellingen voor dak- en thuislozen is (volgens gegevens van HVO-Querido) maximaal één op de vijf personen een vrouw. 14
Deben, L. (2003).
48
Kenni s e n b e e l d v o r m i n g o v e r d a k l o z e n
drugsverslaafden alcoholverslaafden 'echte' dak- en thuislozen psychiatrische patienten jongeren zonder woning daklozenkrantverkopers ouderen buitenlanders vrouwen, gezinnen illegalen 0
5
10
15
20
25
30
35
40%
Figuur 5.4 • Welke typen dak- en thuislozen kent u?
De gemiddelde leeftijd van een dakloze ligt volgens niet-dakloze Amsterdammers op 37 jaar. Dit komt precies overeen met de gemiddelde leeftijd van de buitenslapers uit het onderzoek van de UvA. De ondervraagde daklozen in ons onderzoek zijn gemiddeld 39 jaar. Over het algemeen gaat men er vanuit dat dak- en thuislozen niet oud worden. Gemiddeld is de schatting dat zij een leeftijd van 57 jaar bereiken. Dit, terwijl de levensverwachting bij geboorte in Amsterdam op 73,9 jaar ligt bij mannen en op 79,4 bij vrouwen.15 Hoe ouder de respondenten zelf zijn, hoe hoger zij de leeftijd schatten dat daklozen worden. Volgens cijfers van de GG&GD die bezoekers van de daklozenspreekuren betreffen, worden zij gemiddeld 54 jaar.16 Onder daklozen in sociale pensions in de hoofdstad ligt het sterftecijfer vier keer hoger dan men bij Amsterdammers zou verwachten.17 5.5 Hulpverlening en instellingen voor daklozen In Amsterdam zijn verschillende voorzieningen voor dak- en thuislozen. Er zijn voorzieningen voor de ‘echte’ zwervers die vaak op straat verblijven, zoals het Stoelenproject of het Leger des Heils. Ook zijn er projecten voor mensen die geen woning of thuis meer hebben, maar ook niet op straat verblijven, zoals de Blijf van m’n lijf huizen. In dit onderzoek is gekeken naar Bron: GG&GD, Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2002 (2003). Het gaat hierbij om elf personen die tussen 1997 en 1999 overleden. De leeftijd waarop zij stierven varieerde van 35 tot 71 jaar. Bron: I. van Laere, Onverschilligheid is moord, jaargang 58, nr. 05 (2003), Een bitterkoud klimaat voor daklozen in Moskou. 17 Dit cijfer heeft betrekking op een observatietijd van één jaar. Bron: I. van Laere, Onverschilligheid is moord, jaargang 58, nr. 05 (2003), Een bitterkoud klimaat voor daklozen in Moskou. 15 16
49
Daklozen i n A m s t e r d a m
Leger des Heils Blijf van m'n lijf huizen Jellinek Kerken Vrouwenopvang HVO-Querido Stoelenproject Federatie Opvang 0
20
40
60
80
100%
Figuur 5.5 • Welke van de volgende voorzieningen voor dak- en thuislozen kent u? (% bekend)
de bekendheid van de verschillende voorzieningen in Amsterdam onder mensen die zelf niet dakloos zijn. Uit figuur 5.5 blijkt dat veel voorzieningen bij een groot deel van de Amsterdammers bekend zijn. Vooral het Leger des Heils, Blijf van m’n lijf huizen, de Jellinek en kerken hebben een grote bekendheid. De voorzieningen zijn niet onder alle groepen Amsterdammers even bekend. Vrouwen zeggen relatief vaak de Federatie Opvang, de Vrouwenopvang en het Stoelenproject te kennen. Jongeren kennen de Vrouwenopvang en kerken vaker dan ouderen. Aan de andere kant geven ouderen relatief vaak aan dat zij het Stoelenproject en de Jellinek kennen. Alleenstaanden en stellen zonder kinderen hebben in verhouding vaak van HVO-Querido gehoord. Een aantal voorzieningen in Amsterdam voor daklozen kan kosteloos gebruikt worden. Daklozen kunnen in allerlei instellingen de nacht doorbrengen, hoewel voor de meeste gratis voorzieningen geldt dat dit slechts een beperkt aantal nachten achtereen mag. Sommige instellingen, zoals het Leger des Heils en HVO-Querido, rekenen een pensionprijs van � 500 per maand. Aan de niet-dakloze Amsterdammers is gevraagd of zij denken dat er aan dak- en thuislozen een vergoeding wordt gevraagd voor de opvang. De helft (51%) zegt dat zij denken dat dit het geval is. Verder zeggen twee op de tien mensen dat er soms wel en soms geen kosten worden gerekend. Tot slot denken twee op de tien respondenten dat er nooit een vergoeding wordt gevraagd. Onder deze groep zijn relatief veel mensen met betaald werk. Vervolgens is ingegaan op de vraag of gedwongen hulpverlening aan dak- en thuislozen een oplossing is voor hun problemen. Bijna vier op de 50
Kenni s e n b e e l d v o r m i n g o v e r d a k l o z e n
tien niet-dakloze Amsterdammers (37%) verwachten dat dit níet het geval is, terwijl een gelijk aandeel denkt dat het soms wel en soms niet zal helpen. Bijna een kwart (23%) is van mening dat gedwongen hulpverlening wel een oplossing is. Onder deze mensen zijn relatief veel laagopgeleiden. Voorstanders van gedwongen hulpverlening denken vooral dat dit kan helpen in het geval van verslaving of psychiatrische problemen: “Als ze zo verward zijn is het misschien haalbaar om ze uit zo’n cirkel te halen.” “Een groot deel van de thuislozen heeft psychiatrische hulp nodig, waar ze nu niet om kunnen of durven vragen.” “Alleen voor verslaafden, voor anderen geen goed idee.” “De psychiatrische patiënten en de verslaafden die dakloos zijn, kunnen wel baat hebben bij hulp en mensen die uit geldnood op straat beland zijn kunnen ook geholpen worden.” “Hard aanpakken is het enige dat werkt.” Tegenstanders van gedwongen hulpverlening denken meestal dat deze hulp niets oplevert zolang mensen zelf niet geholpen willen worden: “Ligt aan de aard van de problematiek waardoor ze dakloos zijn. Als mensen niet gemotiveerd zijn om geholpen te worden heeft het geen zin.” “Dwang heeft niets te maken met hulp. Dit sluit elkaar uit.” “Het zijn mensen die buiten de maatschappij staan en die kan je niet dwingen. Anders waren ze al geholpen.” “Je moet kijken wat de daklozen zelf willen. Je moet niet voor mensen gaan denken.”
51
Daklozen i n A m s t e r d a m
52
6 Houding en gedrag tegenover daklozen Het vorige hoofdstuk ging over de kennis en beeldvorming van niet-dakloze Amsterdammers over dak- en thuislozen. Van deze kennis en beeldvorming hoeven daklozen niet altijd iets te merken in hun dagelijks leven en in hun eventuele contacten met andere inwoners van de stad. Dit hoofdstuk gaat in op de houding en het gedrag van niet-daklozen tegenover daklozen. Hier hebben daklozen in hun dagelijks leven wel direct mee te maken. Aan de ondervraagden zijn verschillende situaties voorgelegd die te maken hebben met eventuele ontmoetingen en confrontaties met daklozen. Zij gaven vervolgens aan wat hun reactie zou zijn op zo’n moment. 6.1 Mening over daklozen Hieronder wordt eerst de mening van niet-daklozen over daklozen beschreven. Zij vinden vaak dat daklozen kwetsbare mensen zijn (88%; zie figuur 6.1). Ook vindt een overgrote meerderheid (81%) dat zij ‘gewone mensen zoals wij allemaal zijn’. Ruim vier op de tien mensen vinden verder dat daklozen een belangrijke oorzaak van overlast zijn. Met de bewering dat daklozen ‘profiteurs van onze samenleving’ en ‘vrijwel allemaal crimineel’ zijn, is slechts een klein percentage het eens. Dezelfde stellingen zijn eerder in een landelijk onderzoek in opdracht van het Leger des Heils voorgelegd aan mensen in heel Nederland.18 Uit figuur 6.1 blijkt dat Amsterdammers over het algemeen meer begrip hebben voor daklozen dan mensen elders in het land. Dit blijkt het duidelijkst bij de stelling dat daklozen kwetsbare mensen en gewone mensen zoals wij allemaal zijn. Nederlanders in het landelijke onderzoek antwoorden relatief vaak dat daklozen prima voor zichzelf kunnen opkomen, profiteurs zijn en vrijwel allemaal drugsverslaafd of crimineel zijn. Overigens is het ook landelijk slechts een minderheid die zo negatief over daklozen denkt. Daklozen hebben de indruk dat de ‘gewone Amsterdammer’ een veel negatiever beeld over hen heeft dan in werkelijkheid het geval is (zie figuur 6.2). Zij denken vaak ten onrechte dat andere mensen hen zien als criminelen, drugsverslaafden, profiteurs en oorzaak van overlast. Zo denkt meer dan de helft van de daklozen dat de ‘gewone Amsterdammer’ hen crimineel vindt, terwijl dit in werkelijkheid maar in 8% van de gevallen zo is. Waarschijnlijk heeft deze vermeende negatieve beeldvorming te maken met het beeld dat daklozen van zichzelf of van elkaar hebben. De opleiding van Amsterdammers blijkt een bepalende factor voor de reactie op de stellingen over daklozen. Zo vinden laagopgeleiden vaker dan hoogopgeleiden dat daklozen ‘gewone mensen zoals wij allemaal’ zijn. Tegelijkertijd zeggen laagopgeleiden vaker dat daklozen ‘vrijwel allemaal drugsverslaafd’ zijn, ‘zeer goed in staat zijn om voor zichzelf op te komen’ en ‘agressief ’ zijn. 18
TNS NIPO Consult, Geloof jij in ieder voor zich? Derde meting inzake de beleving en ervaring van sociale issues, Utrecht (2003).
53
Daklozen i n A m s t e r d a m
kwetsbare mensen gewone mensen zoals wij allemaal NEDERLANDERS AMSTERDAMMERS
belangrijke oorzaak van overlast vrijwel allemaal alcoholist in staat om voor zichzelf op te komen vrijwel allemaal drugsverslaafd agressief profiteurs van onze samenleving vrijwel allemaal crimineel
0
20
40
60
80
100%
Figuur 6.1 In hoeverre bent u het eens met de volgende stellingen? Daklozen zijn... (% mee eens, mening van Amsterdammers en Nederlanders)
De tolerante houding van Amsterdammers tegenover daklozen die hier naar voren komt, heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat inwoners van de hoofdstad vaker met hen te maken hebben dan Nederlanders die elders wonen. Binnen Amsterdam hebben mensen die vaak met daklozen worden geconfronteerd namelijk ook een relatief positieve houding tegenover hen. De gewenning aan daklozen in het straatbeeld en de hiermee samenhangende grotere kennis over daklozen leiden tot een positievere houding en meer begrip voor hun situatie, maar mogelijk ook tot meer onverschilligheid. Zo antwoorden mensen die nooit met daklozen worden geconfronteerd relatief vaak dat daklozen profiteurs zijn, zich agressief gedragen en een belangrijke oorzaak van overlast zijn. Ook maakt het uit waar mensen daklozen tegenkomen. Over het algemeen hebben degenen die daklozen regelmatig tegenkomen in de woonomgeving in verhouding een positieve mening over hen. Zij zeggen relatief zelden dat daklozen vrijwel allemaal alcoholisten zijn of zich agressief gedragen. Van de Amsterdammers maakt 58% zich in meer of mindere mate zorgen om mensen zonder vaste woon- of verblijfplaats. Met name 50-plussers maken zich vaak zorgen; meer dan een kwart van deze mensen geeft aan dat dit voor hen geldt. Ook mensen zonder betaald werk maken zich relatief vaak zorgen. In heel Nederland maakt slechts 39% van de inwoners zich zorgen om daklozen.19 19
TNS NIPO Consult, Geloof jij in ieder voor zich? Derde meting inzake de beleving en ervaring van sociale issues, Utrecht (2003).
54
Houd i n g e n g e d r a g t e g e n o v e r d a k l o z e n
kwetsbare mensen gewone mensen zoals wij allemaal belangrijke oorzaak van overlast MENING 'GEWONE AMSTERDAMMER' VOLGENS DAKLOZEN MENING 'GEWONE AMSTERDAMMER'
vrijwel allemaal alcoholist
in staat om voor zichzelf op te komen vrijwel allemaal drugsverslaafd agressief profiteurs van onze samenleving vrijwel allemaal crimineel 0
20
40
60
80
100%
Figuur 6.2 In hoeverre bent u het eens met de volgende stellingen? Daklozen zijn... (% mee eens, mening van ‘gewone Amsterdammer’ over daklozen, volgens daklozen en niet-daklozen)
Verder zijn meer dan acht op de tien mensen (82%) in Amsterdam het eens met de stelling dat ‘steeds meer mensen in Amsterdam zich ondanks voldoende mogelijkheden voor sociale contacten eenzaam gaan voelen’. Slechts één op de tien respondenten is het hiermee niet eens. Landelijk vinden minder mensen dan in Amsterdam dat de eenzaamheid toeneemt: zeven op de tien Nederlanders (72%) zijn het eens met deze stelling. Deze stelling gaat overigens niet in het bijzonder over daklozen. Toch geeft in Amsterdam een kwart aan zich (enigszins) te ergeren aan mensen zonder vaste woon- of verblijfplaats. Onder hen zijn relatief veel mensen onder de 35 jaar. Verder is gevraagd in welke mate Amsterdammers het eens zijn met de volgende stelling: ‘Ik vind het geen enkel probleem als er een opvangcentrum voor dak- en thuislozen bij mij in de buurt wordt gevestigd.’ Bijna driekwart (72%) van de respondenten is het (grotendeels) eens met deze stelling. Een kwart geeft aan het hiermee (grotendeels) oneens te zijn. Hoe ouder mensen worden, hoe vaker zij positief reageren op de stelling. Verder reageren vrouwen over het algemeen negatiever op de stelling dan mannen, terwijl vrouwen op andere terreinen juist meer begrip voor en medeleven met daklozen hebben. In Amsterdam hebben inwoners een stuk minder problemen met de vestiging van een opvangcentrum dan uit het landelijke onderzoek blijkt. In Nederland vindt slechts 43% het geen probleem als er zo’n centrum in de eigen woonbuurt gevestigd zou worden. Wel moeten deze antwoorden met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd, 55
Daklozen i n A m s t e r d a m
omdat sociale wenselijkheid (zowel in Nederland als in Amsterdam) hierbij een rol kan spelen. Gewenste houding politie Tussen de politie en daklozen bestaat vaak een gespannen relatie, zoals blijkt uit paragraaf 3.3 over criminaliteit en contacten van daklozen met de politie. De politie treedt bij de handhaving van de wet regelmatig op tegen daklozen, uit landelijk onderzoek blijkt dat de tolerantie van de burger tegenover daklozen afneemt20 en mensen zonder vaste woon- of verblijfplaats voelen zich vaak opgejaagd door de politie. In het onderzoek onder niet-dakloze Amsterdammers is ingegaan op het huidige optreden van de Amsterdamse politie ten opzichte van daklozen in de stad. Van de ondervraagde Amsterdammers is de helft van mening dat de politie in de toekomst even streng moet blijven optreden tegen daklozen. Tien procent is van mening dat het optreden strenger zou moeten zijn en 13% vindt dat het juist minder streng mag. Verder maakt het 5% niets uit en heeft 23% geen mening over dit onderwerp. 6.2 Gedrag niet-daklozen tegenover daklozen Reactie bij aangesproken door dakloze Als een niet-dakloze Amsterdammer door een dakloze zou worden aangesproken op straat, geeft een derde aan dat zijn of haar reactie hierop zou afhangen van de situatie. De reactie heeft bijvoorbeeld te maken met de vraag hoe de dakloze eruit ziet. Daarnaast zou iets minder dan een kwart alleen vragen van de dakloze beantwoorden. Ruim één op de tien mensen zegt de dakloze te negeren en niet in gesprek te gaan. Tot slot geeft een klein deel van de Amsterdammers (8%) aan te blijven staan, maar het gesprek zo snel mogelijk af te kappen. Reactie op bedelen Als een dakloze om geld zou vragen, zou ruim de helft (56%) nooit geld geven. Slechts 7% geeft altijd geld als er gebedeld wordt en 37% geeft aan soms wel en soms geen geld te geven. De belangrijkste factoren waar het vanaf hangt of mensen wel of geen geld geven zijn de manier waarop de dakloze geld vraagt (44%), het eigen humeur (26%) en het uiterlijk van de dakloze (21%). Bij vrouwen (32%) speelt het uiterlijk van de dakloze hierbij een veel grotere rol dan bij mannen (11%). In Rotterdam is bedelen in sommige delen van de stad verboden. Aan de Amsterdammers is gevraagd in welke mate zij het met een dergelijke maatregel in de hoofdstad eens zouden zijn. Van de respondenten is 44% het hier (volledig) mee eens en 36% het er (volledig) mee oneens. Mensen met een betaalde baan zijn vaker van mening dat bedelen moet worden verboden dan mensen zonder betaald werk. 19
TNS NIPO Consult, Geloof jij in ieder voor zich? Derde meting inzake de beleving en ervaring van sociale issues, Utrecht (2003).
56
Houd i n g e n g e d r a g t e g e n o v e r d a k l o z e n
ik voel me ongemakkelijk dit maakt mij verdrietig NEDERLAND AMSTERDAM
ik zou persoon willen helpen
ik wil protesteren tegen aanwezigheid persoon ik vind dit bedreigend dit maakt mij boos 0
10
20
30
40
50
60
70
80%
Figuur 6.3 Reactie bij zwerver voor ingang woonhuis
Reactie op zwerver voor de deur Zowel aan Amsterdammers als aan overige Nederlanders is de volgende situatie voorgelegd. ‘Bij de ingang van uw huis zit een onverzorgde man van rond de 50. U heeft hem niet eerder ontmoet. Hij drinkt een blikje bier en rookt een shaggie. Hij heeft een grote boodschappentas naast zich staan.’ Bijna de helft van de Amsterdamse respondenten (46%) heeft een dergelijke situatie wel eens meegemaakt. Vooral hoogopgeleiden, mensen met betaald werk, mannen en mensen tussen de 35 en 50 jaar zeggen dit wel eens te hebben meegemaakt. Dit heeft zoals eerder gezegd waarschijnlijk te maken met het feit dat zij relatief vaak binnen de ring van Amsterdam wonen, waar zich meer daklozen bevinden dan elders. Bij de ondervraagden in heel Nederland ligt het aandeel dat zo’n situatie wel eens heeft meegemaakt met 12% veel lager. De meerderheid van alle ondervraagden in de hoofdstad (72%) zou zich in de geschetste situatie ongemakkelijk voelen (zie figuur 6.3). Ook zou het meer dan de helft van de respondenten verdrietig maken. Dit laatste aandeel is een stuk hoger dan het landelijke percentage. Aan de andere kant zou men in Nederland zo’n persoon vaker willen helpen dan men in Amsterdam zou willen. Dit kan duiden op onverschilligheid van bewoners in de hoofdstad tegenover daklozen. Daarnaast is er een aanzienlijk deel van de geënquêteerden in Amsterdam dat zou willen protesteren tegen de aanwezigheid van zo’n persoon. Landelijk is dit aandeel echter hoger (45%) dan in Amsterdam (36%). Al met al lijken Amsterdammers iets positiever dan de gemiddelde Nederlander te reageren op een zwerver voor de deur. 57
Daklozen i n A m s t e r d a m
om verkoper te helpen
voor de inhoud
goed initiatief
maatschappij verbeteren
medelijden, zielig 0
10
20
30
40
50
60
70
80%
Figuur 6.4 Belangrijkste reden voor het kopen van Z magazine
Vrouwen in de hoofdstad vinden de geschetste situatie van een dakloze op de stoep veel vaker bedreigend (49%) dan mannen (21%). Ook voelen zij zich relatief vaak ongemakkelijk (78% tegenover 65%). Dit verschil tussen mannen en vrouwen heeft ook te maken met het feit dat mannen vaker (55%) dan vrouwen (38%) aangeven dat zij zo’n situatie zelf wel eens hebben meegemaakt. Mensen die dit wel eens hebben meegemaakt, reageren namelijk positiever dan mensen bij wie dit niet het geval is. Dit kan ook de positievere houding van de Amsterdammers verklaren. Het kopen van Z magazine Z magazine is de driewekelijkse daklozenkrant van Amsterdam. Z-verkopers kopen het Z magazine in voor � 0,80 en verkopen de krant op straat voor � 1,50. De winst is bedoeld om een (bescheiden) inkomen te verwerven en iets verder te kijken dan de dag, het eten van vandaag en de slaapplaats van vannacht. Van de Amsterdammers kent 84% de Amsterdamse daklozenkrant. Van deze mensen koopt 11% de krant elke drie weken en nog eens 11% koopt hem elke maand. Iets meer dan een kwart van de respondenten koopt de krant nooit. Zoals eerder uit onderzoek van Z magazine naar voren kwam, bevestigt ook deze enquête het beeld dat de krant bekender is onder vrouwen dan onder mannen. Mannen kopen het blad eerder voor de inhoud en zij noemen de inhoud ook relatief vaak als reden om Z magazine niet te kopen. Vrouwen kopen het blad relatief vaak omdat zij het een goed initiatief vinden. Ouderen, hoogopgeleiden en mensen met betaald werk zijn de meest frequente kopers van Z magazine. 58
7 Conclusies Amsterdamse dak- en thuislozen hebben iets met de stad. Zij voelen zich hier bijna allemaal thuis en verblijven vaak al jarenlang in Amsterdam. Bijna de helft van de daklozen voelt zich met een bepaalde buurt verbonden door de mensen in die wijk. Dat het leven in de hoofdstad voor hen toch niet altijd even gemakkelijk is, heeft ook met de stad en zijn inwoners te maken, maar nog meer met de leefstijl en de specifieke problemen van daklozen. Zo is het vinden van een slaapplaats het grootste probleem van mensen zonder woning en kampt een groot deel van hen met gezondheidsklachten of een lichamelijke handicap. Het typische leven in de stad en de veranderingen in de samenleving hebben hun effect gehad op het bestaan van daklozen in Amsterdam. Ondanks de (als positief genoemde punten als) gezelligheid, de anonimiteit, de drugsscene en de hulpverlening in Amsterdam, noemen verschillende daklozen de onvriendelijke mensen, de eenzaamheid, agressie en criminaliteit, de drukte en het zware leven op straat als negatieve kenmerken van de stad. Een aanzienlijk deel van de daklozen vindt dat de houding van de gemiddelde Amsterdammer negatiever is geworden in het afgelopen jaar. Ook op het functioneren van de politie en de voorzieningen hebben zij het één en ander aan te merken. Daklozen hebben relatief vaak te maken met geweld en agressie en hebben een gespannen verhouding met de politie, hoewel zij ook wel eens door hen geholpen worden. Als daklozen het voor het zeggen zouden hebben in de stad, zouden zij vooral iets willen doen aan het aanbod van voorzieningen. Meer (gratis) plekken in de nachtopvang, slaapplekken voor overdag, begeleiding bij het vinden van onderdak en de zorg voor betaalbare woningen zijn hun grootste wensen. Daklozen gaan er veelal van uit dat Amsterdammers die wel een woning hebben vrij negatief over hen denken. Veroorzakers van overlast, alcoholisten, drugsverslaafden, criminelen en profiteurs van de samenleving zijn kenmerken die de gewone Amsterdammer hen volgens daklozen toedicht. Vrouwelijke daklozen hebben in dit opzicht een minder positief beeld dan mannen. Dit kan te maken hebben met hun gevoel van onveiligheid op straat en de vervelende manier waarop zij volgens eigen zeggen door de politie worden benaderd. Zij lijken in het algemeen een meer gespannen relatie met hun leefomgeving te hebben. Daklozen die zich thuis voelen in Amsterdam denken dat de gemiddelde Amsterdammer een vrij positief beeld over hen heeft. In werkelijkheid blijkt de mening van die gewone Amsterdammer een stuk genuanceerder te liggen dan daklozen denken. Dit wijst erop dat daklozen mogelijk een negatief zelfbeeld hebben of zelf negatief denken over andere daklozen. Het kan ook zijn dat daklozen simpelweg weinig merken van de positieve(re) houding tegenover daklozen die Amsterdammers volgens eigen zeggen hebben. Mensen zonder vaste woon- of verblijfplaats schetsen een positiever beeld over hun persoonlijke situatie dan in werkelijkheid het geval is. Zo zegt slechts een klein percentage verslaafd te zijn aan drugs of alcohol, terwijl 59
Daklozen i n A m s t e r d a m
bekend is dat een groot deel van de daklozen verslaafd is. Verder verwacht de helft van de daklozen binnen een jaar een eigen woning te hebben gevonden, terwijl het gros van hen al meer dan twee jaar zwerft. Deze verwachting zal daarom niet altijd even realistisch zijn. Met name de mensen die denken dat de buitenwereld negatief over daklozen denkt, geven aan snel een woning te zullen vinden. Onder deze groep zijn in verhouding veel jongeren en verslaafden. Het idee dat anderen negatief over daklozen denken, zegt iets over hun eigen beeld over daklozen: het duidt erop dat zij zichzelf niet met daklozen in het algemeen willen identificeren. De ‘echte’ daklozen en regelmatige buitenslapers zeggen het vaakst nog lang zonder woning te zullen blijven. Het lijkt erop dat zij hun eigen situatie meer hebben geaccepteerd en ervan uitgaan dat de buitenwereld dit ook heeft gedaan. Verder hebben psychiatrische cliënten het positiefste beeld over de houding van de gemiddelde Amsterdammer ten opzichte van daklozen. Deze groep beschouwt zichzelf echter niet als dakloos, omdat de geïnterviewde psychiatrische patiënten in een instelling verblijven. Hierdoor hebben zij een grotere afstand tot daklozen dan de rest van de geënquêteerden in het onderzoek. Het blijkt dat onderwerpen en problemen waarvan verondersteld mag worden dat ze ‘normaal’ zijn onder veel daklozen, ook onder deze groep een taboe vormen. Dit komt het sterkst naar voren bij de vragen over verslavingen. Net als de rest van de Amsterdammers geven zij op sommige vragen sociaal wenselijke antwoorden. Hoe vaker ‘gewone’ Amsterdammers met daklozen worden geconfronteerd, hoe meer begrip zij voor hen krijgen en hoe positiever zij op hen reageren. Gewenning lijkt de tolerantie ten opzichte van daklozen dus te vergroten. Amsterdammers denken dan ook een stuk positiever over mensen zonder vaste woonplek dan de gemiddelde Nederlander. Dit is vooral het geval bij mensen die binnen de ring van de stad wonen, waar de meeste daklozen verblijven. Zij zeggen bijvoorbeeld relatief vaak dat daklozen kwetsbare mensen zijn en ‘gewone mensen’ zoals wij allemaal, geven wel eens geld aan daklozen die bedelen, vinden niet dat de politie strenger moet optreden tegen daklozen en denken dat Amsterdam weinig aanzuigende werking heeft op daklozen van buiten de stad. Vooral vrouwen boven de 35 jaar en mensen met kinderen hebben begrip voor daklozen. De grotere tolerantie van bepaalde groepen heeft waarschijnlijk te maken met het inlevingsvermogen en de eigen situatie van deze groepen. Als mensen bijvoorbeeld vaak geldproblemen hebben, kunnen zij zich eerder voorstellen dat iemand door geldproblemen op straat komt te staan. Verder kunnen hoogopgeleiden zich over het algemeen iets beter inleven in de oorzaken van dakloosheid. Aan de andere kant zeggen laagopgeleiden juist relatief vaak dat daklozen ‘gewone mensen zoals wij allemaal’ zijn. 60
Concl u s i e s
De frequente confrontatie met daklozen in Amsterdam kan niet alleen tot meer tolerantie, maar ook tot onverschilligheid leiden. Dit blijkt uit verschillende reacties van niet-daklozen in de hoofdstad. Zo zouden Amsterdammers een dakloze die voor hun eigen deur zou zitten, hem minder vaak dan de gemiddelde Nederlander een handje willen helpen. Verder kan de constatering dat men daklozen niet als bron van overlast, verslaafde of profiteur ziet, positief worden uitgelegd, maar ook duiden op desinteresse voor mensen zonder vaste woon- of verblijfplaats. Tot slot denken zowel daklozen als niet-dakloze Amsterdammers vaak dat het aantal daklozen door de woningnood, de economische situatie en de bezuinigingen in de toekomst zal toenemen. Bovendien denkt men dat de zorg voor daklozen door de verharding van de maatschappij zal afnemen. Ondanks de verwachte stijging van het aantal daklozen, denken beide groepen dat zij zelf geen deel (meer) van deze groeiende groep zullen uitmaken. Daklozen denken immers nog maar kort dakloos te blijven en Amsterdammers met een woning schatten de kans om zelf dakloos te worden, zeer laag in. Zij zien dus een positief toekomstbeeld voor zichzelf, terwijl zij tegelijkertijd denken dat de maatschappelijke situatie om hen heen minder zal rooskleurig worden.
61
Daklozen i n A m s t e r d a m
62
63
Colofon Het onderzoek ‘Daklozen in Amsterdam’ is verricht in het kader van het 100-jarig bestaan van zorginstelling HVO-Querido. Het onderzoek is verricht door Ellen Lindeman, Simone Crok & Jeroen Slot (Dienst Onderzoek en Statistiek (O+S), Gemeente Amsterdam), m.m.v. Leon Deben (Universiteit van Amsterdam)
Begeleiding vanuit HVO-Querido Jan Jumelet
Deze uitgave is verzorgd door Local World, Amsterdam
Ontwerp en vormgeving D&A, Ton van der Spruit
Met een bijdrage van Max Pam
Druk Nefli B.V., Haarlem
Deze uitgave is mogelijk gemaakt door Visser Copini & Partners
HVO-Querido
Onderzoek en Statistiek
Wibautstraat 133 D 1097 DN Amsterdam 020 5619090 www.hvoquerido.nl
Postbus 658 1000 AR Amsterdam 020 5279527 www.os.amsterdam.nl
[email protected]
© Niets uit deze uitgave mag, in welke vorm dan ook, worden gereproduceerd zonder voorafgaande schriftelijk toestemming van de uitgevers. HVO-Querido, Dienst Onderzoek en Statistiek en Local World aanvaarden geen aansprakelijkheid voor eventuele zet- of drukfouten.
64