C.V.I. § 6.13 De rol van vleeswaren in een gezonde voeding
6
KWALITEITSZORG
6.13
Auteur :
De rol van vleeswaren in een gezonde voeding
H.Rang Productschap Vee en Vlees
September 2013
blad 1 van 12
C.V.I. § 6.13 De rol van vleeswaren in een gezonde voeding
INHOUDSOPGAVE 1 Inleiding ....................................................................................................................... 3 2 Vlees(waren) en voedingsstoffen ................................................................................. 4 2.1 Het begrip “gezonde voeding” .................................................................................. 4 2.2 De behoefte aan energie en voedingsstoffen ............................................................. 5 2.3 De bijdrage van vlees en vleeswaren aan de Nederlandse voeding ........................... 7 2.4 Mogelijkheden om de voedingswaarde van vleeswaren te verbeteren ...................... 8 3 Tabellen ....................................................................................................................... 8
blad 2 van 12
C.V.I. § 6.13 De rol van vleeswaren in een gezonde voeding
1
INLEIDING
Van sommige voedingsmiddelen wordt gezegd dat ze “gezond” zijn, andere producten zouden per definitie “ongezond” zijn. Vooropgesteld dat producten veilig zijn, bestaan gezonde of ongezonde voedingsmiddelen echter niet. Het gaat er om dat de consument balans in zijn voeding (en in zijn leefstijl) aanbrengt en dus “gezond leeft”. Daarom is een belangrijke vraag om voedingsmiddelen te beoordelen: “Past dit voedingsmiddel binnen een gezonde voeding?” Om deze vraag te beantwoorden moet eerst bepaald worden wat een gezonde voeding is. Als duidelijk is wat een gezonde voeding is, kan vervolgens beoordeeld worden in hoeverre het regelmatig eten van een bepaald voedingsmiddel bijdraagt aan een gezonde voeding of die gezonde voeding in gevaar brengt. Gezonde voeding is een voeding die de energie en de voedingsstoffen levert die het lichaam nodig heeft en die de kans op chronische ziekten beperkt. Ieder voedingsmiddel heeft verschillende eigenschappen die hier wel of niet aan bijdragen. Door de keuze van een combinatie van voedingsmiddelen en vooral ook de hoeveelheid ervan ontstaat een “gezonde” of een “ongezonde” voeding. Deze benadering leidt tot de conclusie dat vlees en vleeswaren passen in een gezonde voeding, doordat het bijdraagt aan de voorziening met vet, eiwit, vitaminen en mineralen. De relatie die gevonden wordt tussen het eten van vlees en vleeswaren en bepaalde welvaartsziekten, leidt echter tot de conclusie dat overmatige vleesconsumptie niet moet worden gepropageerd1. De Nederlandse consument krijgt gemiddeld teveel verzadigd vet en teveel zout (natrium) binnen. Daarom is het van belang de consumptie van vlees en vleeswaren met relatief veel verzadigd vet en zout te matigen.
Afbeelding: vlees en vleeswaren met een laag (verzadigd) vet- en zoutgehalte kunnen een rol spelen in een gezonde voedselkeuze. Als ze aan de criteria voldoen, kunnen deze producten in aanmerking komen voor het groene vinkje van de Stichting Ik Kies Bewust Hoe moet de vleeswarenproducent opereren op het gebied van gezondheidsaspecten van zijn producten? Als algemene stelregel geldt dat producenten van levensmiddelen wel informatie kunnen (en vaak: moeten) geven over de samenstelling van producten, maar terughoudend moeten zijn met het geven van adviezen over voeding en gezondheid. Wel kunnen producenten in aanvulling op de verplichte voedingswaarde-informatie nadere uitleg geven over de samenstelling van de producten. Ook kunnen zij aangeven dat hun producten passen in een evenwichtige en verstandige voeding die voldoet aan de richtlijnen van de overheid. Bij producten die relatief veel verzadigd vet en zout bevatten, moet daarbij niet aangespoord worden tot een hogere dan “matige” consumptie.
1
Zie bijvoorbeeld de adviezen van het Wereld Kanker Onderzoeksfonds (WCRF, zie www,wcrf.nl), dat adviseert niet meer dan 500 gram roodvlees per week te consumeren en het eten van bewerkte vleesproducten te vermijden.
blad 3 van 12
C.V.I. § 6.13 De rol van vleeswaren in een gezonde voeding
Als informatie wordt gegeven over de aanwezigheid van (of het hoge of lage gehalte aan) voedingsstoffen zoals eiwit, vitaminen en mineralen gelden de voorwaarden van de “claimsverordening” (Verordening (EG) Nr. 1924/2006, zie ook het hoofdstuk “Voedingsen gezondheidsclaims, elders in dit handboek). Deze voorwaarden gelden ook bij de informatieverstrekking via folders of websites. Ook kunnen “gezonde” bereidingstips worden gegeven, zoals het bakken met het juiste bereidingsvet, het gebruik van anti-aanbakpannen (met beperking van de hoeveelheid bereidingsvet) en het matig gebruik van zout bij de bereiding. Het geven van dit soort adviezen wijst de consument op zijn eigen verantwoordelijkheid. Daarnaast kan het bijdragen aan de kwaliteitsbeleving door de consument. Als een consument vragen heeft of een product past in een bepaald medisch dieet, moet als algemene regel gelden dat verwezen wordt naar de voorschrijvende arts of diëtist. Een uitzondering betreft de aanwezigheid van allergenen. Voor algemene vragen over voeding kan verwezen worden naar het Voedingscentrum (www.voedingscentrum.nl). Als consumenten algemene vragen hebben over vlees en vleeswaren kan verwezen worden naar de informatie op www.vlees.nl. Als de informatie niet op de website staat, bestaat ook de mogelijkheid vragen te stellen. 2
VLEES(WAREN) EN VOEDINGSSTOFFEN
2.1
Het begrip “gezonde voeding”
Het kenmerk van een gezond voedingspatroon is voldoende variatie en gematigde hoeveelheden; dit is altijd gekoppeld aan een gezond leefpatroon met voldoende beweging. Een gezonde voeding voldoet aan de volgende eigenschappen: - aan de energiebehoefte van het lichaam wordt voldaan (niet te veel, niet te weinig); - alle essentiële voedingsstoffen zijn voldoende aanwezig; en - voedingsstoffen die in grotere hoeveelheden schadelijk zijn, worden beperkt. Gebaseerd op de wetenschappelijke inzichten van de Nederlandse Gezondheidsraad heeft het Voedingscentrum richtlijnen opgesteld voor gezonde voeding in de Schijf van Vijf. In de Schijf van Vijf staan vijf groepen voedingsmiddelen centraal: 1. Groente en fruit 2. Brood, (ontbijt)granen, aardappelen, rijst, pasta en peulvruchten 3. Zuivel, vlees(waren), vis, ei en vleesvervanger 4. Vetten en olie 5. Dranken Het advies is om dagelijks gevarieerd te kiezen uit alle groepen. Elk voedingsmiddel bevat verschillende voedingsstoffen in wisselende hoeveelheden. Het Voedingscentrum adviseert gevarieerd te eten; op deze manier is de kans het grootst dat alle voedingsstoffen voldoende in de voeding aanwezig zijn. Aan de Schijf van Vijf zijn vijf vuistregels gekoppeld: 1. Eet gevarieerd. 2. Eet niet te veel en beweeg voldoende 3. Eet minder verzadigd vet 4. Eet veel groente, fruit en brood 5. Ga veilig met voedsel om. Vlees en vleeswaren passen goed in deze voeding. Daarbij is wel aandacht nodig dat de consumptie van producten met een hoog gehalte aan verzadigde vetten en zout (natrium) wordt beperkt.
blad 4 van 12
C.V.I. § 6.13 De rol van vleeswaren in een gezonde voeding
2.2
De behoefte aan energie en voedingsstoffen
2.2.1 De energiebehoefte De energiebehoefte van een persoon is afhankelijk van geslacht en leeftijd en van het energiegebruik. Iemand die veel beweegt of zwaar werk verricht, heeft meer energie nodig dan iemand die weinig beweegt of lichte arbeid verricht. De energiebehoefte van mannen tussen de 30 en 50 jaar met een zittend beroep en weinig beweging in de vrije tijd ligt rond de 2500 kilocalorieën per dag. Vrouwen van die leeftijd met dezelfde leefstijl hebben gemiddeld 2000 kilocalorieën nodig (bron: Voedingscentrum). 2.2.2 De behoefte aan eiwit Een gebalanceerde voeding bevat ten minste 10 en maximaal 25 procent van de energie van de totaal geconsumeerde voeding als eiwit. Voor kinderen gelden maxima van 10 energieprocent (0 - 5 maanden), 15 energieprocent (6 - 11 maanden) en 20 energieprocent ( 1 – 3 jaar). Bij een te kleine hoeveelheid eiwit komt de opbouw en vervanging van lichaamseiwit in het gedrang. De bovengrens van 25% voor volwassenen geldt uit voorzorg; er zijn geen aanwijzingen dat veel eiwit bij gezonde mensen schadelijk zou kunnen zijn. De lagere grens bij kinderen geldt omdat bij kinderen de nieren (die van belang zijn bij het omzetten van eiwit) nog niet volledig ontwikkeld zijn. Eiwitten zijn opgebouwd uit aminozuren. Er zijn 22 aminozuren; dertien hiervan kan het lichaam zelf maken uit andere aminozuren. Negen aminozuren zijn “essentieel”; deze kan het lichaam niet zelf maken en moeten via het voedsel binnenkomen. Zes aminozuren zijn “semi-essentieel”; daar kan het lichaam in bepaalde gevallen niet voldoende van aanmaken. Volwassen personen hebben gemiddeld ongeveer 0,8 g eiwit per kilo lichaamsgewicht nodig. Sommige groepen hebben wat meer nodig. Dat zijn kinderen, zwangere vrouwen, vrouwen die borstvoeding geven, kracht- en duursporters en mensen met bepaalde aandoeningen of mensen die genezen van wonden. De behoefte aan eiwit is daarnaast afhankelijk van de kwaliteit van het eiwit; van hoogwaardig eiwit (eiwit uit vlees, zuivel en eieren) is minder nodig dan van plantaardig eiwit (bron: Voedingscentrum). Hoogwaardig eiwit bevat namelijk meer essentiële aminozuren (en in een betere verhouding) dan laagwaardige eiwitten. Als de consumptie van eiwit hoger is dan de behoefte (voor weefselopbouw of – onderhoud) wordt de rest van het eiwit verbrand of omgezet in lichaamsvet. Hierbij wordt ureum gevormd; dit is een stof die via de nieren met de urine wordt uitgescheiden. Bij nieraandoeningen moet de ureumproductie beperkt worden; dit is een reden om in die gevallen een eiwitbeperkt dieet te gebruiken. Als in dat geval het gebruikte eiwit van hoge kwaliteit is (zoals bij dierlijk eiwit of sojaeiwit) kan met minder eiwit worden volstaan en wordt de ureumproductie verder verlaagd. 2.2.3 De behoefte aan vet Vet is een bron van energie, vitamine A, D en E en essentiële vetzuren. De hoeveelheid geconsumeerd of te consumeren vet wordt uitgedrukt in procenten van de energie-inhoud van de totale voeding (energieprocenten of en%). De Gezondheidsraad heeft voor de verschillende typen vet voedingsnormen opgesteld. Volgens deze adviezen van de Gezondheidsraad bevat een gezonde voeding tussen de 20 en 40 energieprocent vet. Daarbij wordt – om de kans op hart- en vaatziekten te verkleinen - geadviseerd de hoeveelheid verzadigd vet zoveel mogelijk te beperken en ook transvetten zoveel mogelijk te vermijden. Deze consumptieadviezen zijn opgenomen in tabel 1, opgenomen in hoofdstuk 5 (tabellen). Hoewel dus in het algemeen wordt aanbevolen de hoeveelheid verzadigde vetten te beperken, is ook een te grote hoeveelheid (meervoudig) onverzadigd vet niet aan te bevelen. Er zijn namelijk aanwijzingen dat ook een te hoge consumptie van meervoudig onverzadigde vetten niet gezond is: het zou een hoger risico op bepaalde vormen van kanker kan geven (bron: Voedingscentrum).
blad 5 van 12
C.V.I. § 6.13 De rol van vleeswaren in een gezonde voeding
2.2.4 De behoefte aan koolhydraten Koolhydraten zijn een belangrijke bron van energie voor het lichaam. De Gezondheidsraad geeft aan dat een bepaalde hoeveelheid koolhydraten nodig is om te voorkomen dat spiereiwit wordt afgebroken als energiebron. De gemiddelde dagelijkse behoefte aan koolhydraten varieert van 40 gram voor meisjes van 0 - 5 maanden tot 245 gram voor jongens van 14-18 jaar. Voor alle andere geslachts- en leeftijdscategoriën liggen de hoeveelheden daartussen. Op de energiebehoefte berekend is de minimale hoeveelheid koolhydraten ca. 40 – 50 energieprocent; de maximale hoeveelheid is ca. 70 energieprocent. Bij hogere percentages dreigt een tekort aan eiwit, essentiële vetten of vetoplosbare vitaminen. (bron: Voedingscentrum). In vlees komen vrijwel geen koolhydraten voor en in vleeswaren zit een beperkte hoeveelheid. 2.2.5 De behoefte aan vitaminen en mineralen De Gezondheidsraad geeft voor bijna alle vitamines en mineralen aanbevelingen voor de hoeveelheid die gezonde mensen dagelijks nodig hebben. Deze voedingsnormen worden gegeven als Aanbevolen Dagelijkse Hoeveelheid (ADH) of als Adequaat niveau van inneming (AI). De ADH wordt afgeleid op basis van gegevens over de gemiddelde behoefte van een voedingsstof, zoals de hoeveelheid die nodig is: • • • •
voor een goede groei en ontwikkeling om de lichaamsfuncties die van de betreffende voedingsstof afhankelijk zijn, optimaal te laten verlopen om dagelijkse verliezen te compenseren en de lichaamsvoorraad op peil te houden om het risico op ziekten die samenhangen met een tekort aan de betreffende voedingsstof, zo laag mogelijk te houden.
De behoefte van kinderen, mannen en vrouwen aan vitamines en mineralen verschilt. Ook van persoon tot persoon kan de behoefte flink verschillen. Dat heeft te maken met verschillen in lichaamsamenstelling (gewicht) en stofwisseling, samenhangend met erfelijke factoren en met verschillen in leefstijl, zoals roken en drinken, de voedingsamenstelling, etc. In de Aanbevolen Dagelijkse Hoeveelheid is daarom een ruime marge ingebouwd. Wie zich aan die hoeveelheden houdt, krijgt vrijwel zeker voldoende vitamines en mineralen binnen. Het is niet voor alle voedingsstoffen mogelijk de gemiddelde behoefte vast te stellen en daardoor kan vaak soms geen aanbevolen hoeveelheid worden afgeleid. In dat geval wordt een Adequaat niveau van inneming (AI) vastgesteld. ADH’s kunnen verschillen tussen landen en autoriteiten op het gebied van voeding. Dat komt door: • • •
verschillen in voedingsgewoonten en de beschikbaarheid van voedingsmiddelen per land; verschillende interpretaties van gegevens; gebruik van andere marges of andere waarden over de opname van vitamines en mineralen.
In Europa wordt gestreefd naar Europese aanbevelingen. Deze aanbevelingen worden gebruikt om te bepalen in hoeverre de hoeveelheid vitaminen in een product van belang is. Als 100 gram van een product (of een portie, als het product per portie verpakt is) een “significante hoeveelheid” (15% van de “dagelijkse referentie-inname”) van een bepaalde vitamine of mineraal bevat, mag het product een “bron” van dit vitamine of mineraal worden genoemd; als dit 30% is, mag het “rijk aan” die stof genoemd worden. Deze “etiketterings-ADH’s” zijn in de hele Europese Unie dezelfde en wijken op sommige
blad 6 van 12
C.V.I. § 6.13 De rol van vleeswaren in een gezonde voeding
punten af van de nationale ADH’s; zo wordt er geen onderscheid gemaakt tussen verschillende leeftijdscategorieën of verschillen per geslacht (Bron: Voedingscentrum). De Europese Verordening betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten vermeldt de referentie-innames die voor de etikettering van producten van belang zijn. Deze referentie-innames zijn opgenomen in tabel 2, opgenomen in hoofdstuk 5 (tabellen). 2.2.6 De vertaling van ADH naar aanbevolen dagelijkse hoeveelheden voedingsmiddelen De volgende gegevens worden gecombineerd om te komen tot een geadviseerde voeding: - de kennis over de aanbevolen dagelijkse hoeveelheden aan eiwit, vitaminen en mineralen; - de kennis over de mogelijke nadelige effecten van een teveel aan bepaalde voedingsstoffen (alcohol, zout, suiker, verzadigd vet); en - de kennis over de samenstelling van voedingsmiddelen. Voor de voedingsvoorlichting zijn daarvoor vijf groepen van belangrijke voedingsmiddelen samengesteld, de zogenaamde Schijf van Vijf. Vlees en vleeswaren zijn samen met enkele andere producten opgenomen in de groep “zuivel, vlees, vis, ei en vleesvervangers”. Naast vlees en vleeswaren omvat dit vak vis, melk, melkproducten, kaas, ei en vleesvervangers. Deze groep is van belang voor de voorziening met eiwitten, omega-3-vetzuren, ijzer, calcium en B-vitamines. Voor alle producten in de schijf van vijf worden aanbevolen hoeveelheden per dag gegeven. Deze hoeveelheden zijn afhankelijk van leeftijd en geslacht. De aanbevelingen voor de groep “zuivel, vlees, vis, ei en vleesvervangers” per leeftijdscategorie zijn opgenomen in tabel 3, opgenomen in hoofdstuk 5 (tabellen). Let op dat voor vlees en vleeswaren aanbevelingen worden gedaan voor de gehele groep, inclusief producten als zuivel, vis, ei en vleesvervangers. Hieruit kan dus niet de conclusie worden getrokken dat het Voedingscentrum de consumptie van een bepaalde hoeveelheid vlees of vleeswaren adviseert. In paragraaf 2.3 wordt nader ingegaan op de bijdrage die een portie vleeswaren aan de nutriënteninneming heeft. 2.3
De bijdrage van vlees en vleeswaren aan de Nederlandse voeding
Op basis van onderzoek kan worden aangegeven in welke mate vlees en vleeswaren in de praktijk bijdragen aan de voorziening met belangrijke voedingsstoffen. Ook de bijdrage van vlees en vleeswaren aan de inneming van voedingsstoffen die vaak teveel worden gebruikt (verzadigd vet, zout) kan op die manier worden berekend. Het onderzoek waarbij deze berekeningen kunnen worden gemaakt, is voedselconsumptieonderzoek. In Nederland is de Voedselconsumptiepeiling (VCP) het meest belangrijke voedselconsumptieonderzoek. Op deze gegevens baseert de Nederlandse overheid haar beleidsdoelstellingen. De Voedselconsumptiepeiling (VCP) wordt sinds 1987 periodiek in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport uitgevoerd. Gegevens worden verzameld over de voedselconsumptie en de voedingstoestand van de Nederlandse bevolking als geheel en van afzonderlijke bevolkingsgroepen in het bijzonder. Sinds 2007 wordt dit onderzoek uitgevoerd door het RIVM. In 2011 is de laatste VCP verschenen, een onderzoek naar de voedselconsumptie van kinderen en volwassen van 7 - 69 jaar. In tabellen 4 en 5 zijn de bijdragen van vlees en vleesproducten aan de voorziening met een aantal nutriënten vermeld, zoals die blijken uit deze laatste VCP. De belangrijke bijdrage van vleeswaren aan de voorziening van voedingsstoffen (maar ook aan de vet- en zoutconsumptie) blijkt uit tabel 6 (opgenomen in hoofdstuk 5), waarin de bijdrage van één portie en 100 gram ham en leverworst aan de inneming is vermeld. Deze tabellen maken in één oogopslag duidelijk wat de voedingskundig sterke kanten van vlees en vleeswaren zijn: zij leveren een zeer belangrijke bijdrage aan de inneming van een aantal nutriënten (met name eiwit, ijzer, fosfor, selenium, zink en vitaminen B1, B6, B12 en D. Aan de andere kant leveren vlees en vleeswaren ook een grote bijdrage aan de inneming
blad 7 van 12
C.V.I. § 6.13 De rol van vleeswaren in een gezonde voeding
van zout, energie en (verzadigd) vet. In tabel 4 valt op dat de procentuele bijdrage van vlees en vleesproducten aan de inneming van verzadigd vet exact even hoog is als de bijdrage aan de totale vetconsumptie. De bijdrage aan transvet is zelfs iets lager. Vet uit vlees bevat dus procentueel niet meer van het te beperken verzadigd vet en zelfs minder ongewenst transvet dan het vet in de voeding als geheel. Wel is het gehalte aan enkelvoudig onverzadigd vet wat hoger en dat aan meervoudig onverzadigd vet wat lager. 2.4
Mogelijkheden om de voedingswaarde van vleeswaren te verbeteren
Zoals in bovenstaande paragrafen is beschreven, dragen vlees en vleeswaren in belangrijke mate bij aan de voorziening van de consument met essentiële voedingsstoffen als eiwit, vitaminen en mineralen. De aandacht gaat echter vaak meer uit naar de minder gunstige bijdrage van vlees en vleeswaren aan de voeding: die van natrium (zout) en verzadigd vet). Minister Schippers van VWS schreef op 12 april 2013 in haar brief aan de Tweede Kamer over het Nationaal Programma Preventie (NPP) dat een verbeterde samenstelling van producten een belangrijke stap in de richting van een gezonder Nederland is. Om aan deze politieke en maatschappelijke wens tegemoet te komen, hebben de Vereniging voor de Nederlandse Vleeswarenindustrie (VNV) en het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel in 2013 het Convenant Herformulering Vleeswaren afgesloten. In dit convenant staan afspraken over het verminderen van zout en verzadigd vet in vleeswaren. De doelstelling houdt in dat in een periode van twee jaar 10% zout en 5% verzadigd vet verminderd wordt in de vleeswaren die in Nederlandse supermarkten worden aangeboden. De leden van het CBL en de VNV hebben gezamenlijk maximumnormen vastgesteld voor het zout- en/of verzadigd vetgehalte per product of productgroep. Bedrijven die aanpassingen aan hun producten doorvoeren, moeten zich realiseren dat communicatie daarover niet eenvoudig is. Als hierover een melding wordt gemaakt op de verpakking of in de reclame, is dat een “voedingsclaim”die alleen toegestaan is als de vermindering minimaal 30% is (voor zout 25%). Meer informatie hierover is opgenomen in het hoofdstuk “Voedings- en gezondheidsclaims”, elders in het handboek Vleeswarenindustrie. Producten met een “gunstige” samenstelling die aan de normen van de Stichting Ik Kies Bewust voldoen, mogen het IKB-logo (bij vleeswaren het “groene vinkje”) dragen. De normen voor vleeswaren met het groene vinkje (versie 4.4. van 1 juli 2012) staan in tabel 7. Over de mogelijkheden om het zoutgehalte in producten te verlagen, zijn verschillende onderzoeken gedaan. Leden van de VNV kunnen de rapporten hierover opvragen bij het VNV-secretariaat. Daar is ook nadere informatie verkrijgbaar over het Convenant Herformulering Vleeswaren. 3
TABELLEN
Tabel 1: Overzicht voedingsnormen vet (bron: Voedingscentrum) Totaal vet 20 - 40 en%, bij neiging tot overgewicht 20 - 35 en% Verzadigd vet minder dan 10 en% Transvet minder dan 1 en% Linolzuur 2 en% Alfalinoleenzuur (ALA) 1 en% EPA en/of DHA* Vanaf 19 jaar: 0,45 gram (450 mg) per dag Meervoudig onverzadigd vet Minder dan 12 en% * eicosapentaeenzuur en docosahexaeenzuur, twee n-3-vetzuren (ook wel omega-3vetzuren) uit vooral vis
blad 8 van 12
C.V.I. § 6.13 De rol van vleeswaren in een gezonde voeding
Tabel 2:
Referentie-innames van energie en verschillende nutriënten en criteria voor het begrip “significante hoeveelheid”, te gebruiken voor de aanduiding (bron: Verordening (EU) nr. 1169/2011) Norm voor een “signiEnergie of nutriënt Referentie-inname ficante hoeveelheid” Energie (kJ/kcal) 8 400 / 2000 Totale vetten (g) 70 Verzadigde vetzuren (g) 20 Koolhydraten (g) 260 Suikers (g) 90 Eiwitten (g) 50 Zout* (g) 6* Vitamine A (µg) 800 120 Vitamine D (µg) 5 0,75 Vitamine E (mg) 12 1,8 Vitamine K (µg) 75 11,25 Vitamine C (mg) 80 12 Thiamine (mg) 1,1 0,165 Riboflavine (mg) 1,4 0,21 Niacine (mg) 16 2,4 Vitamine B6 (mg) 1,4 0,21 Foliumzuur (µg) 200 30 Vitamine B12 (µg) 2,5 0,375 Biotine (mg) 50 7,5 Pantotheenzuur (mg) 6 0,9 Kalium (mg) 2 000 300 Chloride (mg) 800 120 Calcium (mg) 800 120 Fosfor (mg) 700 105 Magnesium (mg) 375 56,25 IJzer (mg) 14 2,1 Zink (mg) 10 1,5 Koper(mg) 1 0,15 Mangaan (mg) 2 0,3 Fluoride (mg) 3,5 0,525 Seleen (µg) 55 8,25 Chroom (µg) 40 6 Molybdeen (µg) 50 7,5 Jood (µg) 150 22,5 * In de wetgeving wordt steeds gesproken over “zout”; dit moet ook als voedingswaarde worden vermeld, terwijl het feitelijk juister zou zijn te spreken over “natrium”. Het “zoutgehalte” is per definitie 2,5 x het natriumgehalte; een referentie-inname van 6 gram zout komt overeen met 2,4 gram (2400 mg) natrium.
blad 9 van 12
C.V.I. § 6.13 De rol van vleeswaren in een gezonde voeding
Tabel 3: 1 - 3 jaar 60 g
Aanbevolen hoeveel vlees(waren), vis, kip, eieren, vleesvervangers per dag per leeftijdscategorie (bron: Voedingscentrum) 4 - 8 jaar 9 - 13 jaar 14 - 18 jaar 19 - 50 jaar 51 - 70 jaar 70 jaar en ouder 60 - 80 g 80 - 100 g 100 - 125 g 100 - 125 g 100 - 125 g 100 - 125 g
Tabel 4:
De procentuele bijdrage van de consumptie van vlees en vleesproducten door de Nederlandse bevolking (kinderen en volwassen van 7 - 69 jaar) aan de voorziening met een aantal macronutriënten (bron: Voedselconsumptiepeiling 2007-2010) nutriënt Procentuele bijdrage aan de voorziening Energie 11 Eiwit 29 Plantaardig eiwit 0 Dierlijk eiwit 47 Vet 19 Verzadigde vetzuren 19 Enkelvoudig onverzadigde vetzuren 23 Meervoudig onverzadigde vetzuren 11 Transvetzuren 15 Alphalinoleenzuur 7 EPA en DHA 34 Onverzadigde vetzuren 19 Linolzuur 10 Koolhydraten 1 Mono- en disachariden 1 Polysachariden 1 Vezel 2 Alcohol 0 Zout (natrium) 18* * Vermelde onderverdeling: vers vlees 3%, gevogelte 1% en vleesproducten 15%. De waarde hiervan is beperkt, omdat zout dat is toegevoegd bij de bereiding van gerechten hierin niet is meegenomen; bovendien is niet duidelijk welke producten in de categorie “vlees” en welke producten in de categorie “vleesproducten” zijn opgenomen. Nadere berekening leerde dat wat de sector onder “vleeswaren” verstaat, ca. 10% bijdraagt aan de zoutconsumptie.
blad 10 van 12
C.V.I. § 6.13 De rol van vleeswaren in een gezonde voeding
Tabel 5:
De procentuele bijdrage die de huidige gemiddelde consumptie van vlees en vleesproducten door de Nederlandse bevolking (kinderen en volwassen van 7 - 69 jaar) levert aan de voorziening met een aantal vitaminen en mineralen (bron: Voedselconsumptiepeiling 2007-2010) Nutriënt Bijdrage aan de voorziening Calcium 2% Koper 10% IJzer 16% Heemijzer 85% Non-heemijzer 8% Magnesium 9% Fosfor 17% Kalium 13% Selenium 31% Zink 28% Jodium 4% Retinol 15% Retinol equivalenten 13% Vitamine B1 24% Vitamine B2 12% Vitamine B6 22% Folaat equivalenten 4% Foliumzuur 0% Vitamine B12 30% Vitamine C 10% Vitamine D 20% Vitamine E 7%
Tabel 6:
Bijdrage van één portie resp. 100 gram vleeswaren (ham en leverworst) aan de referentie-inname van eiwit, vitaminen A, B1 en B12, ijzer en zink (bronnen: NEVO (samenstelling vleeswaren) en Verordening (EU) Nr. 1169/2011 (referentie-inname)) Bijdrage van een product aan de referentie-inname van een nutriënt Achterham Leverworst Per portie Per 100 gram Per portie Per 100 gram
Energie 1% 7% 2% Eiwitten 5% 36% 4% Vet 1% 8% 5% Verzadigd vet 2% 11% 7% Natrium/zout 6% 38% 5% Vitamine A 0% 0% 99% Vitamine B1 7% 49% 1% Vitamine B12 3% 17% 57% IJzer 1% 4% 6% Zink 3% 17% 4% * portiegrootte: 15 gram (norm Stichting IKB)
blad 11 van 12
14% 29% 35% 45% 32% 657% 7% 377% 39% 24%
C.V.I. § 6.13 De rol van vleeswaren in een gezonde voeding
Tabel 7:
Normen voor het “groene vinkje” voor bewerkt vlees en vleeswaren (bron: Productcriteria Stichting Ik Kies Bewust, versie 4.4 dd. 01-07-2012) Verzadigd vet: < 13 en% of < 1,1 g/100 g Transvet:
niet toegevoegd
Natrium:
< 900 mg/100 g
Toegevoegde suikers:
< 2,5 g/100 g
blad 12 van 12