Cultuurcentrum Belgica Dendermonde presenteert
Terra Nova & Kurt Van Eeghem
Vrijdag 2 oktober 2015 CC Belgica
Programma L.v. Beethoven - Septet opus 20 Adagio - Allegro con brio Adagio cantabile E.LT. Mesens - Danse pour piano A. Baeyens - Diogenes 1 tot 4 A. Baeyens - Jazz Fantasie Monoloog van Kurt Van Eeghem over Paul Van Ostaijen met muziek van Edouard Mesens, August Baeyens en Ludwig Van Beethoven
Uitvoerders
Kurt Van Eeghem – Verteller Vlad Weverbergh – Klarinet en artistieke leiding Terra Nova – Collectief
Terra Nova is een muzikaal onderzoeksconsort met Antwerpen als thuishaven. Het gaat actief op zoek naar ongekende of verdwenen waardevolle muziek met als doel deze ontdekkingen op een podium opnieuw tot leven te brengen. In het concertprogramma worden
deze werken naast gevestigde waarden van onze westerse muziekcultuur geplaatst. Tijdens een Terra Nova concert ervaart het publiek een muzikale vondst in combinatie met een alom bekend meesterwerk. Het collectief streeft naar een zo breed mogelijke samenwerking tussen artiesten, onderzoekers en spelers uit het culturele landschap. Zo kwam het startproject ‘Verdwenen tussen Mozart en Beethoven’ tot stand in coproductie met deSingel. Vlad Weverbergh omringde zich bij de opname en uitvoeringen met het kruim van de Vlaamse musici. Terra Nova Antwerp wil tot op heden onbekende, dus onbeminde muziek, een definitieve plaats in het muzikale landschap brengen. Daarom wordt er samen met de podiumuitvoeringen een cdopname van gemaakt. Op deze manier wordt de enorme hoeveelheid tijd en energie die aan het onderzoeksproces vooraf gaat bewaard, en maakt die oude-nieuwe muziek niet enkel op papier, maar ook klinkend deel uit van ons cultureel patrimonium.
dAdA! Beethoven De geschiedenisboeken zijn bevolkt met revolutionairen. Wie hetzelfde doet als zijn of haar voorgangers, zal zelden potten breken of eeuwige roem verdienen. Wie echter de platgetreden paden durft te
verlaten en zichzelf een weg baant door de oneindige jungle van artistieke mogelijkheden, maakt kans om als groot vernieuwer de geschiedenis in te gaan. De zin voor avontuur en vernieuwing is precies wat Ludwig van Beethoven verbindt met de omwentelingen binnen de muziek, de literatuur, en de kunst in het begin van de twintigste eeuw. Toch was Beethoven geen beeldenstormer. Het is niet zo dat hij alle muzikale conventies naast zich neer legde wanneer hij op zoek ging naar nieuwe expressievormen. Hij vernieuwde de muziek eerder van binnenuit. Hij componeerde het Septet op. 20 op het snijpunt van de 18e en de 19e eeuw. Met de keuze voor zes bewegingen sluit Beethoven eigenlijk aan bij de klassieke serenade, zoals we die kennen van Mozarts Gran Partita. Wel vernieuwend is de samenstelling van het ensemble. Als blaasinstrumenten gebruikt Beethoven één klarinet, één fagot en één hoorn, in plaats van de tot dan gebruikelijke paren van dezelfde instrumenten. Ook opvallend is de belangrijke klarinetpartij, die bij momenten zelfs de eerste viool naar de kroon steekt. Hoewel dit werk nog niet de echte modernistische trekken heeft als Beethovens latere werken, is hier al duidelijk een componist aan het werk die niets voelt voor het status quo. Een eeuw nadat Beethoven de klassieke muziek met zachte hand richting romantiek duwde, stonden alweer andere componisten in de rij om de volgende grote
revolutie te ontketenen. Aan het begin van de twintigste eeuw kwamen verschillende tendensen samen. Klassieke componisten verkenden de wegen van de atonale muziek, waarin ze de volledige vrijheid hadden om buiten de grenzen van de klassieke muziektaal te treden. Tegelijkertijd ontstond ook de populaire muziek, voortgestuwd door technologische innovaties en de recent uit Amerika overgewaaide jazzmuziek. Eén van de componisten die deze vernieuwingen liefdevol omarmde was August Baeyens. Aan het conservatorium van Antwerpen werd hij gezien als een revolutionair, wat hem niet in dank werd afgenomen door het toenmalige conservatieve bestuur. Zijn Jazz-Fantasie uit 1926 is een schoolvoorbeeld van het huwelijk tussen de klassieke componist en de vrije wereld van de jazz. Hoewel het stuk volledig is uitgeschreven, ademt het de sfeer van een geïmproviseerde solo. Eerder, in 1920, had Baeyens al een bundel pianowerken gecomponeerd die van een bedrieglijke eenvoud getuigen. Veel moderne componisten uit die tijd grepen naar complexe technieken en maakten ingewikkelde en onconventionele partituren. Baeyens hield meer van de aanpak van iemand zoals Erik Satie, en dat is duidelijk te horen in deze bundel. De link tussen Baeyens en Satie is Edouard Léon Théodore Mesens, een Belgische artiest die bijna in de vergetelheid terecht gekomen is. E.L.T. Mesens was
actief in alle mogelijke kunstvormen, en speelde tijdens zijn leven een belangrijke rol als organisator van tentoonstellingen en andere evenementen. Hij had vele connecties met toonaangevende figuren uit de avant-garde, waaronder dus ook Baeyens en Satie. Als kunstenaar sympathiseerde hij met de ideeën van het dadaïsme en het surrealisme. Hij stelde zijn leven in dienst van de verspreiding van die ideeën, tot ver buiten de landsgrenzen. Zo werd hij in 1938 directeur van de London Gallery, waar hij veel aandacht besteedde aan het werk van Picasso, Ernst, Magritte, Schwitters en vele anderen. Tot 1920 componeerde hij ook zelf, maar daarna ging hij zich meer toeleggen op poëzie en beeldende kunst. Ook in deze genres bleef hij trouw aan de idealen van het dadaïsme, en net zoals Paul van Ostaijen was de grafische kwaliteit van zijn gedichten erg belangrijk. Hij speelde met verschillende lettertypes, met de plaatsing van de tekst op het blad, en deinsde er niet voor terug om hierin experimenteel tewerk te gaan. Het was trouwens E.L.T. Mesens die Van Ostaijen in contact bracht met belangrijke Belgische kunstenaars, waaronder René Magritte. Magritte maakte bijvoorbeeld de cover van van Ostaijens Het bordeel van Ika Loch. Het mag duidelijk zijn dat de moderne kunst in het interbellum zich ontwikkelde in een broeierige wereld van nauwe contacten tussen bevriende kunstenaars en artiesten.
De opwinding van de Roaring Twenties en de Turbulent Thirties is dan ook voelbaar in deze hele voorstelling, niet het minst dankzij de doorleefde vertolking van Kurt Van Eeghem. De confrontatie tussen dadaïstische teksten, frisse Belgische composities uit het interbellum, en een eigentijdse vertolking van Beethovens twee eeuwen oude septet, lijkt op zichzelf al een surrealistische onderneming, en past dan ook perfect in de collage-esthetiek van E.L.T. Mesens en zijn entourage.
Klaas Coulembier