Crisisplan HAWB Scenario
Flitsrampen CRBN-E Huisartsenzorg West Brabant
Colofon Versie:
2015-11-02
Auteurs:
Erik Stevens Karin Kwekkeboom
Huisartsenkring West-Brabant Stichting Huisartsenposten West-Brabant
Deelnemende partijen Huisartsenposten West-Brabant Bredaseweg 169 4872 LA Etten-Leur Telefoon 088 7763390 Huisartsenkring West-Brabant Bredaseweg 169 4872 LA Etten-Leur Telefoon 076 5025681
2
1.
Inleiding ................................................................................................................................................ 4 1.1
Algemeen...................................................................................................................................... 4
1.2
Doel .............................................................................................................................................. 4
1.3
Regio ............................................................................................................................................. 4
1.4
Onderhoudsprocedure ................................................................................................................. 4
2. Uitgangspunten ........................................................................................................................................ 5 2.1
Aanbod huisartsenzorg ................................................................................................................ 5
2.2
Samenwerking en draagvlak ........................................................................................................ 5
2.3
Continuïteit Huisartsgeneeskundige zorg .................................................................................... 5
3. Flitsrampen............................................................................................................................................... 6 3.1
Definitie ........................................................................................................................................ 6
3.2
Indeling in Flitsrampen ................................................................................................................. 6
3.2.1
Chemische Rampen .............................................................................................................. 6
3.2.2
Biologische Rampen ............................................................................................................. 6
3.2.3
Radiologische Rampen ......................................................................................................... 6
3.2.4
Explosieve Rampen............................................................................................................... 6
3.2.5
Als gevolg van terrorisme ..................................................................................................... 7
3.3.
4
5
Snelheid van het zich voordoen van een ramp ............................................................................ 7
3.3.1
Instane ramp ........................................................................................................................ 7
3.3.2
Groeiramp ............................................................................................................................ 7
3.3.3
Predictieve Ramp.................................................................................................................. 7
Organisatie ........................................................................................................................................... 8 4.1
Algemeen...................................................................................................................................... 8
4.2
Betrokken organisatie .................................................................................................................. 8
4.3
GHOR ............................................................................................................................................ 9
4.4
Huisartsenzorg.............................................................................................................................. 9
4.4.1
Inzet in Behandelcentrum .................................................................................................... 9
4.4.2
Psychosociale Zorg ............................................................................................................... 9
Coördinatie ......................................................................................................................................... 11 5.1
Uitgangspunten .......................................................................................................................... 11
5.2
Communicatie naar huisartsen .................................................................................................. 11
Bijlage 1
De rol van de GHOR bij acute opschaalde zorg (flitsramp) ................................................... 12
Bijlage 2
Uitwerking hulpfases ............................................................................................................. 13
Bijlage 3
Procesplan acute zorg ............................................................................................................ 14
3
1.
Inleiding
1.1
Algemeen
Bij ramp, crisis, of grootschalig incident is het van belang dat de huisartsenzorg zo optimaal mogelijk doorgang vindt. Medewerkers van huisartsenpraktijken, huisartsenposten en huisartsen moeten weten hoe te handelen bij opvang van slachtoffers. De beschikbare capaciteit van mensen en middelen moet optimaal worden ingezet.
1.2
Doel
Dit Scenario Flitsramp heeft tot doel informatie te geven over mogelijke oorzaken, en om aanvullend de afspraken over de organisatie van de huisartsenzorg ten tijde van de crisis te verduidelijken, in aanvulling op het Crisisplan HAWB: Kaderplan. In dit scenario worden de diverse mogelijke flitsrampen iets meer toegelicht in aanvulling op het Kaderplan.
1.3
Regio
De Huisartsenkring West Brabant en Huisartsenposten bestrijken hetzelfde geografische gebied. Grofweg gaat het om de gemeenten Bergen op Zoom, Roosendaal, Etten-Leur, Breda, Oosterhout en omgeving. Daarnaast is de Gemeente Tholen ook onderdeel van dezelfde gebied. De gemeente Tholen maakt onderdeel uit van de Veiligheidsregio Zeeland. Ten tijde van een ramp of crisis volgt de huisartsenzorg in deze gemeente het Crisisplan HAWB West-Brabant.
1.4
Onderhoudsprocedure
Het onderhoud van het totale Crisisplan HAWB (inclusief scenario’s) ligt in handen van de senior beleidsmedewerker van de Huisartsenkring West-Brabant en de directiesecretaris van de Stichting Huisartsenposten West-Brabant. Actualisering van de gegevens zal jaarlijks plaatsvinden.
4
2. Uitgangspunten Een flitsramp komt onverwacht, en vraagt snel handelen. Zie verder het Crisisplan Kader.
2.1
Aanbod huisartsenzorg
In de regio West-Brabant praktiseren ongeveer 300 huisartsen. De beschikbare capaciteit is uiteraard afhankelijk van de aanwezigheid en bereikbaarheid van huisartsen.
2.2
Samenwerking en draagvlak
Voor een doelmatige uitvoering van de activiteiten in het HaROP is het van belang dat huisartsen opvolging geven aan de afspraken en de adviezen van het Crisisteam HAWB. Het scenario Flitsramp is een onderdeel van het gehele Crisisplan HAWB. Dit hele Crisisplan is goedgekeurd. Voor de voortgang, wijzigingen etc. wordt verwezen naar de tekst en de bijlagen in het Crisisplan HAWB: Kaderplan.
2.3
Continuïteit Huisartsgeneeskundige zorg
Een goede voorbereiding op een crisis is cruciaal om de continuïteit van de huisartsgeneeskundige zorg te borgen. De belangrijkste aspecten zijn: 1. uitstelbare zorg waar mogelijk uitstellen; 2. mensen en middelen zo efficiënt mogelijk inzetten; 3. samenwerking tussen de deelnemende huisartsen en hun medewerkers a. draagvlak bij alle partijen b. consensus tussen de verschillende partijen c. naleven van afspraken door alle deelnemers. 4. efficiëntie kan ook worden bereikt door de zorg anders in te zetten, bijvoorbeeld met behulp van verpleegkundigen. Belangrijke voorwaarde bij de samenwerking is dat de autonomie van de individuele praktijken zo veel mogelijk en zo lang mogelijk blijft behouden, mits dit binnen de samenwerking mogelijk is.
5
3. Flitsrampen Als gesproken wordt over een (flits)ramp heeft iedereen daar wel een beeld bij. Om hier duidelijkheid in te scheppen wordt in dit hoofdstuk een definitie gegeven en worden twee indelingen gebruikt.
3.1
Definitie
Een ramp is een gebeurtenis waarbij een ernstige verstoring van de openbare veiligheid is ontstaan, • waarbij het leven en de gezondheid van vele personen, het milieu of grote materiële belangen in ernstige mate worden bedreigd, of zijn geschaad, en • waarbij een gecoördineerde inzet van diensten en organisaties van verschillende disciplines is vereist om de dreiging weg te nemen of de schadelijke gevolgen te beperken.
3.2
Indeling in Flitsrampen
De volgende indeling wordt gehanteerd zoals die bekend is bij de GHOR.
3.2.1 Chemische Rampen Gevolgen: • besmetting van een (groot) aantal mensen • inhalatie en opname door de huid zijn de belangrijkste bronnen van besmetting • aandacht voor de symptomen van mogelijke slachtoffers (spontaan neervallen, veel speeksel aanmaken, rood worden van de huid, blaren op de huid, ademhalingsmoeilijkheden) • aandacht voor dode planten en dieren, (rare) geuren en (raar) gekleurde rookpluimen en wolken. Coördinatie: Regionale opschaling en alarmering van specifieke deskundigheid Voorbeeld: Brand bij Chemipack in Moerdijk op 12 januari 2011.
3.2.2 Biologische Rampen Gevolgen: • inhalatie is de belangrijkste bron van besmettingsgevaar (adembescherming) • de reactie kan pas later plaatsvinden vanwege incubatietijd • directe detectie/identificatie is vaak niet mogelijk • afzetten van de omgeving van het verdacht pakket. Coördinatie: Regionale opschaling en alarmering van specifieke deskundigheid. Voorbeeld: Antrax / Miltvuur in de Verenigde Staten in 2006.
3.2.3 Radiologische Rampen Gevolgen: • besmetting van een groot aantal mensen in het effectgebied • ziektebeeld kan later / vertraagd optreden • besmette slachtoffers hoeven (nog) geen duidelijke klachten te hebben • inhalatie van radioactief stof is de gevaarlijkste besmetting • de drie A’s: afstand, afscherming en aflossing (tijd van blootstelling). Coördinatie: Landelijke organisatie voor kernongevallenbestrijding Voorbeeld: Ongeluk na tsunami in de kernreactor van Fukoshima in Japan in maart 2011.
3.2.4 Explosieve Rampen Gevolgen: • na ontvangst van de melding start de politie een bomverkenning 6
afhankelijk van de bevindingen worden maatregelen getroffen conform de procedure voor explosieven • zo nodig word het Explosieven Opruimings Commando Koninklijke Landmacht (EOCKL) gealarmeerd. Coördinatie: afhankelijk van de situatie: regionale (multidisciplinaire) opschaling Voorbeeld: Bommelding Breda (9 maart 2010) Bommelding in de Beneluxtunnel (21 maart 2010) •
3.2.5 Als gevolg van terrorisme Relatief nieuw is de ramp die kan ontstaan uit een terroristische aanslag. Het gaat te ver om hier in detail op in te gaan. Wel kunnen drie vormen worden onderscheiden: • een normale dreigingsituatie • een verhoogd dreigingniveau waarin er aanwijzingen zijn dat er iets staat te gebeuren maar waarbij tijd en plaats niet bekend zijn. In dit geval gaan bepaalde procedures in werking • acute dreigingsituatie, waarbij concrete informatie voor handen is (tijd en plaats).
3.3.
Snelheid van het zich voordoen van een ramp
Als gesproken wordt over indelingen, dan is het ook verstandig aan te geven welke indeling gebruikt wordt om aan te geven hoe snel een ramp zich voor kan doen, en/of zich ontwikkeld. Daarvoor wordt de volgende indeling gehanteerd.
3.3.1 Instane ramp Van een instane ramp is sprake als de gebeurtenis zich onverwacht en heftig voordoet. De vuurwerkramp in Enschede is daarvan een voorbeeld. Bij de flitsramp hoort een eerste fase van chaos, de eerste uren na de ramp worden gekenmerkt door het ontberen van coördinatie van de hulpverlening. Ook de communicatie is in de eerste fase van een flitsramp ongeorganiseerd. Bestuur en crisismanagers moeten zich in deze fase formeren, het communicatienetwerk in werking stellen, informatie verzamelen en analyseren en zich een beeld vormen van de situatie. Pas hierna kan van een gecoördineerde aanpak sprake zijn.
3.3.2 Groeiramp Een tweede categorie rampen zijn de zogenoemde groeirampen, bijvoorbeeld de Maas die in 1995 buiten haar oevers trad of de MKZ-crisis. Ze geven bestuurders en crisismanagers kortstondig de gelegenheid zich voor te bereiden.
3.3.3 Predictieve Ramp Predictieve rampen zijn bijvoorbeeld de millenniumbug of voetbalrellen en bieden meer tijd op voorbereiding en daarmee een grotere kans op de reductie van de effecten en de omvang ervan. Rampenbestrijding vraagt om (operationele) coördinatie op meerdere niveaus.
7
4
Organisatie
4.1
Algemeen
Als een flitsramp zich voordoet, komen politie, brandweer en ambulance (en de medische zorg) in actie. In voorkomende gevallen wordt daar ook Defensie ook aan toegevoegd. In schema:
Rode kolom Brandweer
Witte Kolom
Blauwe kolom
Groene kolom
GHOR
Politie
Defensie
Kolompartners: Huisartsenzorg MMT Ziekenhuizen MMK Rode Kruis GGZ MKA, RAV, GGD Maatschappelijk werk Slachtofferhulp
Gemeente De samenwerking tussen deze kolommen is vastgelegd in procedures in de Gecoördineerde Regionale Incidentenbestrijdings Procedure (de GRIP). Deze GRIP kent 4 niveaus. Een beschrijving hiervan is opgenomen in het Kaderplan. Bij een flitsramp heeft de GHOR de coördinatie over de medische kolom. Tijdens de brand bij Chemiepack op 5 januari 2011 in Moerdijk is deze GRIP opgeschaald naar niveau 4 waarbij de voorzitter van de Veiligheidsregio de coördinatie had over de hulpdiensten (de burgemeester van Breda verving hierbij de burgemeester van Tilburg).
4.2
Betrokken organisatie
Voor de hulpverlening kennen we de kolommen zoals hierboven aangegeven. Het spreekt voor zich dat iedereen hierin een eigen rol en verantwoordelijkheid heeft. Als het gaat om de medische kolom zijn, naast de ziekenhuizen en de huisartsen, met name de GHOR en de GGD van belang. Omdat dit scenario gaat over de huisartsgeneeskundige zorg tijdens een ramp, beperken we ons tot de beschrijving van de GHOR en de huisartsgeneeskundige zorg en de relatie tussen beiden.
8
4.3
GHOR
GHOR staat voor Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio. De belangrijkste taak is het coördineren van de medische zorg. Als zich een (flits)ramp voordoet, is de coördinatie van de zorg geen eenvoudige klus. De GHOR is toegerust om op het rampenterrein en in de directe omgeving de zorg te coördineren. Dat betekent dat diverse protocollen en procedures in gang worden gezet. De geneeskundige hulp op een rampterrein wordt verleend door de ambulance¬medewerkers van de Regionale Ambulancevoorziening, Mobiel Medisch Team (MMT) en vrijwilligers van het Rode Kruis, samenwerkend in de Geneeskundige Combinatie. De geneeskundige hulpverlening op het rampterrein staat onder leiding van coördinerende GHOR-functionarissen. Zij stemmen de geneeskundige hulpverlening af op de werkzaamheden van brandweer, politie, gemeente en andere betrokkenen. De GHOR kan in geval van een ramp een actiecentrum inrichten. Dit Actiecentrum wordt bemenst door o.a. medewerkers van de GHOR, artsen met specifieke deskundigheid en administratieve ondersteuning.
Op het terrein van een ramp, is géén rol weggelegd voor de huisartsen. Het doel van het Actiecentrum is ‘het coördineren van de kritische processen’. Het kan voorkomen dat specifieke deskundigheid van de huisartsenzorg (organisatie of inhoudelijk) noodzakelijk en/of relevant is. In dat geval zal het Crisisteam HA WB (zie later) geconsulteerd worden. Voor meer informatie over dit Actiecentrum zie bijlage 5.
4.4
Huisartsenzorg
Gezien de complexiteit van de zorgverlening op een rampenterrein en direct daarbuiten, en het feit dat de huisartsen de continuïteit moeten garanderen van de reguliere zorg in de eigen praktijk en op de huisartsenpost, is er géén rol weggelegd voor de huisarts op een terrein van een ramp. Hiermee wordt het advies van de LHV gevolgd.
4.4.1 Inzet in Behandelcentrum Slachtoffers die eventueel opvang en verzorging nodig hebben kunnen daklozen/ evacués of lichtgewonden zijn. Voor zwaargewonden bieden ziekenhuizen primaire opvang/ verzorging. Gekoppeld aan ziekenhuizen en behandelcentra kunnen in de nabije omgeving van een crisis, opvangen verzorgingvoorzieningen nodig zijn voor degenen die niet of licht gewond zijn en niet meteen naar huis kunnen terugkeren. De GHOR en Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de inrichting, bemensing en het proces in een opvang- en behandelcentrum. Dat betekent dat ook in een behandelcentrum er in principe géén rol is weggelegd voor de huisarts. Hiermee wordt het advies van de LHV gevolgd.
4.4.2 Psychosociale Zorg Omdat de kans groot is dat psychosociale klachten bij een ramp zich in toenemende mate gaan voor komen, gaan we hier kort op in. Psychosociale hulp bij rampen en zware ongevallen wordt primair geleverd door de instellingen voor GGZ, de huisartsen, Slachtofferhulp en maatschappelijk werk. In de acute fase en de eerste nazorgfase is de GHOR nog verantwoordelijk voor de nazorg. Vanaf de tweede nazorgfase zijn de reguliere organisaties, en dus ook de huisartsen, verantwoordelijk. De hulp aan getroffenen wordt in drie fasen geboden. Deze fasen zijn: • acute fase • eerste nazorgfase 9
• tweede nazorgfase Huisartsen hebben in de nazorg een centrale rol. Deze rol bestaat uit • behandeling van lichamelijke klachten • signaleringsfunctie voor de behoefte aan psychosociale zorg. • directe contacten met de psychosociale opvangteams (bij gelijktijdige inzet in een behandelcentrum • bevolkingsonderzoek Huisartsenorganisaties moeten een centrale rol hebben bij het opstellen van het deelplan nazorg. Over de inhoud en werkwijzen van de psychosociale nazorg zullen huisartsen goed geïnformeerd moeten zijn.
10
5
Coördinatie
In voorgaande hoofdstukken zijn de GHOR en de Huisartsenorganisaties aan bod gekomen, de beschrijving van een ramp en de zorg tijdens een ramp en op het rampenterrein.
5.1
Uitgangspunten
Voor de huisartsenzorg gelden twee belangrijke uitgangspunten: 1. Huisartsen hebben geen rol in de zorg op een rampenterrein of in het nabijgelegen behandelcentrum. De zorg wordt geleverd door, en onder verantwoordelijkheid van de GHOR. 2. In geval van een Grootschalig Incident (gestrande reizigers etc.) waarbij geen sprake is van levensbedreigende rampen, kan het Crisisteam HAWB op verzoek van de GHOR/GGD wel huisartsen opdracht geven huisartsgeneeskundige zorg te verlenen op een behandelcentrum.
5.2
Communicatie naar huisartsen Alle communicatie vanuit het Crisisteam HA WB naar huisartsen, wordt verzonden vanuit één herkenbaar centrum. Daarvoor is het mailadres
[email protected] ingericht.
In de communicatie richting huisartsen heeft de GGD een wettelijke verantwoordelijkheid om huisartsen en andere hulpverleners te informeren daar waar het medisch inhoudelijke zaken betreft. In overleg met de Huisartsenkring West Brabant en HAP WB, zijn hier procedurele afspraken over gemaakt. In het kort komt het erop neer dat de GGD/GHOR informatie aan het Crisisteam HAWB verstrekt die deze vervolgens doorstuurt aan huisartsen. Dat is logisch omdat de systemen van de huisartsenorganisaties up-to-date zijn.
11
Bijlage 1 De rol van de GHOR bij acute opschaalde zorg (flitsramp) De zorg wordt bij een flitsramp verleend door dezelfde acute zorgketen als in de dagelijkse situatie. De disbalans tussen zorgvraag en zorgaanbod bij rampen (ineens heel veel slachtoffers) vraagt evenwel om aanvullende afspraken en voorzieningen, die door de GHOR en de ketenpartners worden vastgelegd in een speciaal procesplan, onderdeel van het regionaal crisisplan. De geneeskundige hulpverlening op het rampterrein staat onder leiding van een aantal coördinerende GHOR-functionarissen: een of meerdere Hoofden Gewondennest (HGN), een of meerdere Officieren van Dienst Geneeskundig (OvDG) en indien van toepassing een Commandant van Dienst Geneeskundig (CvD-G). Een van de beide laatstgenoemden stemt de geneeskundige hulpverlening binnen het Commando Plaats Incident (CoPI) af op de werkzaamheden van de brandweer, politie, gemeenten en andere betrokkenen. Wanneer wordt opgeschaald naar GRIP 2 of hoger, dan wordt een Regionaal Operationeel Team (ROT) ingesteld om de hulpverlening op het rampterrein en in de ziekenhuizen op elkaar af te stemmen (o.a. gewondenspreiding). Bij GRIP 3 en 4, staat de hulpverlening resp. voorzitter onder bestuurlijke leiding van de veiligheidsregio, geadviseerd door een beleidsteam.
12
Bijlage 2
Uitwerking hulpfases
Acute fase De eerste fase is de acute fase en beslaat de periode direct na de gebeurtenis. Die duurt in principe 3x24 uur, met een verlengingsmogelijkheid tot maximaal 7x24 uur. In deze fase zorgt de GHOR voor de beschikbaarheid van psychosociale opvangteams. Deze teams worden ingezet in het opvang- en behandelcentrum en soms ook bij een ziekenhuis. Rol huisartsenzorg In de acute fase hebben huisartsen geen rol op het rampterrein of in een gemeentelijk opvangcentrum. Huisartsen zullen dus doorgaans pas in aanraking komen met een slachtoffer als deze naderhand op consult komt in de praktijk. Dan wordt al gesproken over de eerste nazorgfase, waarin de huisarts een centrale spilrol vervult.
Eerste nazorgfase Na de acute fase begint de eerste nazorgfase, die ongeveer drie maanden duurt. De GHOR is deze drie maanden na de ramp verantwoordelijk voor het aanbieden en coördineren van voldoende psychosociale nazorg. De GHOR kan de huisartsen verzoeken bij hun eigen patiënten te signaleren en te monitoren met welke gezondheidsklachten en vragen patiënten komen en de GHOR daarover te informeren.
Rol van de huisarts Huisartsen hebben in de nazorg een hele centrale rol. Taken van de huisarts: • actief luisteren • het prioriteren van en reageren op behoeften van getroffenen • het herkennen van lichte psychische problemen en hier informatie over geven • het herkennen van potentieel ernstige psychische problemen en informatie hierover geven • het overbrengen van technieken om ASS te hanteren • het herkennen van risicofactoren voor een slechte uitkomst van psychische gezondheid en dit risico verkleinen door een verhoogde alertheid • het herkennen en inzetten van informele en formele bronnen voor inter-persoonlijke steun • weten wanneer en hoe te verwijzen naar meer formele vormen van geestelijke gezondheidszorg.
Tweede nazorgfase Hierna volgt de tweede nazorgfase, waarin de verantwoordelijkheid voor de hulpverlening bij de reguliere verantwoordelijken (huisartsen en GGZ) ligt, onder regie van de GGD. Deze fase kan enkele jaren duren. Bij een omvangrijke ramp kan de gemeente in samenwerking met de GHOR besluiten een speciaal Informatie- en Adviescentrum (IAC) in te richten voor de nazorg. Rol van de huisarts Ook in deze tweede nazorgfase hebben huisartsen een centrale rol. De eerste psychische hulp is achter de rug, maar nu draait het om het diagnosticeren, behandelen en doorverwijzen van patiënten die blijvende klachten ontwikkelen. Dit wijkt niet wezenlijk af van de hulpverlening die huisartsen aan ‘reguliere’ patiënten bieden, behalve dat de huisarts bekend moet zijn met de specifieke organisatievormen die na de ramp zijn ingesteld, zoals een IAC of een gespecialiseerd GGZ-team. Voor goede afstemming van de hulpverlening en informatievoorziening richting de huisartsen, is het wenselijk om een huisartsenvertegenwoordiger zitting te laten nemen in het nazorgoverleg van de GGD.
13
Bijlage 3 Procesplan acute zorg Organisatie van psychosociale hulpverlening bij ongevallen en rampen De psychosociale hulpverlening bij ongevallen en rampen (PSHOR) omvat de psychosociale nazorg aan getraumatiseerde slachtoffers van rampen en zware ongevallen, die primair geleverd wordt door de instellingen voor GGZ, de huisartsen, Slachtofferhulp en maatschappelijk werk. Naast de slachtoffers zijn ook indirecte getroffenen en betrokkenen, zoals familie, klasgenoten, (professionele) reddingswerkers en huisartsen geconfronteerd met een niet-alledaagse en ingrijpende situatie. Vaak hebben ook zij een vorm van zorg en/of beroepsinhoudelijke ondersteuning nodig. Procesplan acute zorg Dit plan vormt een onderdeel van het regionaal crisisplan en omvat de volgende stappen. 1. Omstanderhulp en alarmering Er gebeurt een ongeluk. Iemand belt 112. Er wordt doorgeschakeld naar de Meldkamer Ambulancezorg De centralist stelt de zorgvraag vast en zet de nodige hulpdiensten in. 2. Verplaatsing naar incident De hulpdiensten (ambulanceteams, Mobiel Medisch Team (MMT) enzovoort) gaan met spoed naar de ongevalsplek. 3. Triage/beoordeling Op de ongeval-locatie wordt vastgesteld welke zorg de patiënt direct nodig heeft, en welke behoefte aan ziekenhuiszorg er is. De slachtoffers worden daarbij ingedeeld in drie urgentieklassen: T1, T2 en T3 (zie hierna). 4. Verlening van individuele geneeskundige hulp Op basis van de beoordeling van de patiënt wordt de eerste medische zorg verleend. Dit kan ook betekenen dat slachtoffers uit complexe beknelde situaties moeten worden bevrijd: een samenspel van diverse hulpverleners. 5. Transport Afhankelijk van de verdere noodzakelijke zorg wordt de patiënt vervoerd naar een daartoe uitgerust ziekenhuis met voldoende capaciteit om de patiënt op te vangen en te behandelen. 6. Opvang op afdeling Spoed Eisende Hulp (SEH) Het ambulanceteam draagt de patiënt over en meldt welke handelingen en/of zorg inmiddels is uitgevoerd. Zo nodig wordt een nadere diagnose gesteld en vinden spoedbehandelingen plaats. De meldkamer ambulancezorg is verantwoordelijk voor het aannemen en uitvragen van de 112meldingen en voor de alarmering, opschaling en eerste informatievoorziening. Omdat bij grote slachtofferaantallen de regionale ambulancecapaciteit al snel te kort zal schieten, roept de meldkamer op basis van een ambulancebijstandsplan extra ambulances op uit omliggende regio’s of zo nodig uit het hele land.
14