VROM-Inspectie Regio Noord Veiligheid en Risico Cascadeplein 10 Postbus 30020
Controles van vuurwerkevenementen in 2004.
9700 RM Groningen Interne postcode Telefoon 050-5992785 Fax 050-5992699 www.vrom.nl
controles van professionele vuurwerkevenementen door de Vrom-Inspectie
5309
VROM-Inspectie Controles van vuurwerkevenementen in 2004.
Pagina 2/33
1
Samenvatting
4
2
Inleiding
7
3
Projectbeschrijving en uitvoering
9
3.1 3.2 3.3
Doel van het project controle vuurwerkevenementen2004 Uitvoering Strategie
9 9 10
4
Regelgeving omtrent vuurwerkevenementen
11
4.1 4.2 4.2.1 4.2.2 4.2.3
Vuurwerkevenementen in het Vuurwerkbesluit Toepassingsvergunning en ontbrandingstoestemming Binnenlandse bezigers Buitenlandse bezigers Vuurwerkbesluit en afstanden
5
Bevindingen taakuitvoering door de provincie
5.1 5.2 5.3
Taakuitvoering in 2004 Nazorg door de provincies Zelfbeoordeling door de provincies.
6
Resultaten van de controles 2004
6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7 6.8 6.9 6.10
Handhaving van veiligheidszones blijft aandacht vragen Aangevoerd vuurwerk wijkt regelmatig af van aangevraagd vuurwerk naar soort en hoeveelheid Opbouw van het vuurwerk verloopt niet altijd in alle rust. Vervoer van vuurwerk niet altijd transparant. Weersomstandigheden vragen om alert optreden. Samenwerking tussen instanties kan beter. Buitenlandse bezigers presteren niet slechter dan binnenlandse bezigers. Weigerend vuurwerk vraagt nadere aandacht. Meer aandacht voor publiek in vaartuigen.. Afsteken vuurwerk vanaf pontons nu beter geregeld.
7
Conclusies
22
8
Aanbevelingen
25
9
Bijlagen
27
VROM-Inspectie Controles van vuurwerkevenementen in 2004.
11 12 12 12 13
14 14 14 15
16 18 19 19 19 20 20 20 21 21 21
Pagina 3/33
1
Samenvatting
De VROM-Inspectie heeft in 2004 ( evenals in 2002 en 2003 ) tweedelijns-controles verricht naar de veiligheidssituatie bij het afsteken van professioneel vuurwerk bij evenementen ( bezigen genoemd ). Het doel van deze controles was vierledig: • • • •
het bevorderen van een adequate uitvoering van het Vuurwerkbesluit voor wat betreft het onderdeel ‘bezigen professioneel vuurwerk’ door de provincies, het verkrijgen van voldoende inzicht in de veiligheids- en naleefsituatie bij het afsteken van professioneel vuurwerk in 2004 ten behoeve van de VI-inspectietaak, het beoordelen of de betrokken instanties de aanbevelingen uit het voorgaande jaar hebben overgenomen, het beoordelen of de bezigers en de betrokken instanties de wijzigingen van het Vuurwerkbesluit in 2004 ( de nieuwe meldingenprocedure ) hebben overgenomen in hun handhavingspraktijk
De VROM-Inspectie heeft in 2004 door middel van de 2de-lijns-controle van 46 vuurwerkevenementen een goed inzicht gekregen in het bereiken van de bovengenoemde doelen. In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat de provincies in de afgelopen jaren gegroeid zijn in hun toezichtstaak. Deze groei komt tot uiting in de vergunningverlening, in de handhaving op locatie en in de nazorg van de vuurwerkevenementen. De toepassingsvergunningen en de ontbrandingstoestemmingen die in 2004 door de provincies werden verleend bleken evenals in voorgaande jaren van voldoende kwaliteit. Wel kunnen in de voorschriften enkele aspecten ( zoals vooroverleg tussen beziger en opdrachtgever en de bewaking van veiligheidsafstanden ) nader worden uitgewerkt. De handhaving op locatie wordt door de provinciale handhavers goed uitgevoerd. Zij aarzelen niet om bij te sturen wanneer de bezigers onzorgvuldig zijn bij de uitvoering. Dit laatste komt nog veelvuldig voor. Bij driekwart van de evenementen zijn kritische opmerkingen te noteren over de uitvoering door de bezigers. De provinciale handhavers moeten nog veelvuldig corrigeren voor onder andere de handhaving van de veiligheidszone’s, rondvarend publiek in bootjes, onvoldoende blusmiddelen. In de nazorg na afloop van de evenementen brengen de provincies de bezigers per brief op de hoogte van de geconstateerde tekortkomingen. De provincies waarschuwen de bezigers daarbij dat bij herhaling van de tekortkomingen het sanctietraject zal worden ingezet. Zoals hierboven reeds gesteld moeten provincies nog veelvuldig corrigerend optreden in de richting van de bezigers. Het naleefgedrag van de bezigers kan nog sterk verbeterd worden. Bij driekwart van de evenementen kunnen kritische opmerkingen geplaatst worden. Het betreft met name aspecten als: het bewaken van de veiligheidszones, rondvarend publiek in bootjes bij evenementen aan of op het water, verwijdering van vee uit de nabijheid van de vuurwerklocatie, onvolledige blusmiddelen, afwijkend vuurwerk ten opzichte van de aanvraag en de ontbrandingstoestemming, onduidelijkheid bij de wijze van retourtransport van niet-functionerend en overtollig vuurwerk. De bezigers zullen, in het voortraject, ten aanzien van deze aspecten betere afspraken moeten maken met de opdrachtgevers en met het bevoegd gezag van de provincie. Met een goed vooroverleg zijn veel onduidelijkheden te voorkomen. Wat betreft het naleefgedrag van buitenlandse bezigers ( waarvoor VROM de eerstelijns verantwoordelijke is voor de vergunningverlening en de provincies de eerstelijns verantwoordelijken zijn voor de ontbrandingstoestemming ) is bij de controles niet gebleken dat zij minder presteren dan de binnenlandse bezigers. VROM-Inspectie Controles van vuurwerkevenementen in 2004.
Pagina 4/33
Een aantal aanbevelingen uit dit rapport zijn ook reeds in voorgaande jaren gedaan, zoals het vaststellen van veiligheidszone’s voor theatervuurwerk en ander meldingsplichtig vuurwerk, betere afspraken tussen bezigers en opdrachtgevers over bewaking van de veiligheidszone’s, de snellere invoer van data in het LMIP-databestand, aanpak van varend publiek in bootjes. Hiervoor kunnen de provincies nog een verbeterslag maken door in gezamenlijkheid nadere voorschriften op te nemen in de ontbrandingstoestemming. In 2004 is voor het eerst ervaring opgedaan met een nieuwe variant van vuurwerkevenementen, namelijk de meldingsplichtige evenementen waarbij kleine hoeveelheden consumentenvuurwerk worden gebruikt bij vuurwerkevenementen. De nieuwe verkorte procedure ( 2 weken in plaats van maximaal 14 weken ) voor deze nieuwe variant wordt door de verschillende instanties als gunstig beoordeeld, ondanks dat de reactietermijnen voor de provincies kort zijn. Wat de uitvoeringspraktijk betreft bleek echter dat ook de bezigers nog moesten wennen aan deze nieuwe vuurwerkvariant en dat ze nog meermalen slordig waren bij de toepassing van dit meldingsplichtig vuurwerk. De aandacht van de verschillende rijksinspecties ( VROM-Inspectie, Arbeidsinspectie en IVW ) is op zich goed, maar kan qua samenwerking nog worden verbeterd. Deze instanties inspecteren nog grotendeels onafhankelijk van elkaar. Via een meer gemeenschappelijke aanpak is een betere borging van de verschillende veiligheidsaspecten ( veiligheid van transport, veiligheid van afsteken, productveiligheid en publieksveiligheid ) mogelijk. Op het moment van schrijven van dit rapport wordt aan een nauwere samenwerking tussen de rijksinstanties vorm gegeven via een gezamenlijk project waarbij door middel van een ketenonderzoek de verschillende vormen van veiligheid worden gecontroleerd.
VROM-Inspectie Controles van vuurwerkevenementen in 2004.
Pagina 5/33
VROM-Inspectie Controles van vuurwerkevenementen in 2004.
Pagina 6/33
2
Inleiding
In de afgelopen drie jaren is de VROM-Inspectie nauw betrokken geweest bij de handhaving van de veiligheid bij vuurwerkevenementen. Die betrokkenheid was mede een gevolg van de nieuwe regelgeving die op 1 maart 2002 van kracht werd met betrekking tot consumentenvuurwerk en professioneel vuurwerk, kortweg het Vuurwerkbesluit ( gepubliceerd in de Staatscourant 2002, 33). In het nieuwe besluit staan onder meer de regels waaraan bij het afsteken van professioneel vuurwerk door daartoe bevoegde personen ( de zogenoemde bezigers ) moet worden voldaan. De VROM-Inspectie is belast met het eerstelijns toezicht op het naleven van de toepassingsvergunning door buitenlandse bezigers, met het tweedelijns toezicht op de binnenlandse bezigers en met het tweedelijns toezicht op het naleven van de ontbrandingstoestemmingen door buitenlandse bezigers. Evenals in de jaren 2002 en 2003 is ook in 2004 een project door de VROM-Inspectie uitgevoerd ter controle ( 2e lijns controle ) van de naleving van de regels uit het Vuurwerkbesluit door de bezigers en van de taakinvulling door de provincies. De uitvoering van de controles door de VROM-Inspectie werd in 2004 aangepast aan een aantal wijzigingen die per 1 maart 2004 in het Vuurwerkbesluit werden opgenomen. Deze wijzigingen hadden onder andere betrekking op de regels ten aanzien van een tweetal lichtere vormen van vuurwerk: theatervuurwerk en het afsteken van consumentenvuurwerk door professionele bezigers. Voor deze lichtere varianten van vuurwerk is een kortere meldingsprocedure geregeld in het Vuurwerkbesluit. Het Vuurwerkbesluit heeft de eerstelijns verantwoordelijkheid hoofdzakelijk neergelegd bij de provincies. Tot 2002 lag de eerstelijns verantwoordelijkheid vooral bij de gemeenten. In 2002 was er nog sprake van een overgangssituatie waarin de provincies hebben geïnvesteerd in organisatie, menskracht, vorming en opleiding. In 2003 bleek dat de provincies gaandeweg steeds meer vat kregen op de handhaving van de veiligheid bij evenementen. Op basis van de rapportages over de controles van vuurwerkevenementen in 2002 en 2003 was de verwachting dat de provincies aan het eind van 2004 een uitgebalanceerde handhavingsaanpak zouden hebben. In de rapportages uit 2002 en 2003, onder de titels van “ Alle vuurpijlen gericht op het Vuurwerkbesluit” uit 2002 en “Er zit schot in de mortieren” uit 2003, werd de verbetering van de handhaving van de regelgeving omtrent vuurwerkevenementen beschreven. Geconcludeerd werd dat met name de provincies op een goede wijze de rol van bevoegd gezag hebben overgenomen van de gemeenten. Het vuurwerkbeleid heeft daarmee aan duidelijkheid gewonnen. Deze duidelijkheid was zeer gewenst omdat de bezigers bij de uitvoering van hun evenementen in 2002 en 2003 nog vaak bijgestuurd moesten worden. In 2004 zijn door de VROM-Inspectie opnieuw enkele tientallen evenementen gecontroleerd. In het onderhavige rapport wordt verslag gedaan van de bevindingen van de VROM-Inspectie bij het controleren VROM-Inspectie Controles van vuurwerkevenementen in 2004.
Pagina 7/33
van vuurwerkevenementen in 2004. In deze rapportage wordt ook ingegaan op de kwaliteitsslag die de provincies in de afgelopen jaren hebben gemaakt in hun handhavingspraktijk. In hoofdstuk 3 wordt een korte projectbeschrijving gegeven en ingegaan op de uitvoering en de strategie. In hoofdstuk 4 wordt de regelgeving omtrent vuurwerkevenementen uitééngezet voor respectievelijk binnenlandse- en buitenlandse bezigers. In hoofdstuk 5 wordt een beeld gegeven van de taakuitvoering door de provincies als bevoegd gezag voor vuurwerkevenementen In hoofdstuk 6 worden de resultaten van de 46 door de VROM-Inspectie gecontroleerde evenementen uitgewerkt. Hierin komt ook duidelijk naar voren hoe de bezigers hun evenementen uitvoeren en hoe de provincie daarbij handhavend optreedt wanneer zich onvolkomenheden voordoen. De conclusies uit de 46 controles worden getrokken in hoofdstuk 7, waarna in hoofdstuk 8 afsluitend de aanbevelingen worden genoemd.
VROM-Inspectie Controles van vuurwerkevenementen in 2004.
Pagina 8/33
3
Projectbeschrijving en uitvoering
3.1
Doel van het project controle vuurwerkevenementen2004
Het doel van het project is vierledig: • het bevorderen van een adequate uitvoering van het Vuurwerkbesluit voor wat betreft het onderdeel ‘bezigen professioneel vuurwerk’ door de provincies; • het verkrijgen van voldoende inzicht in de veiligheidssituatie en de naleefsituatie (Vuurwerkbesluit) bij het afsteken van professioneel vuurwerk in 2004 ten behoeve van de VI-toezichtstaak; • het beoordelen of de betrokken instanties de aanbevelingen uit de onderzoeken uit 2002 en 2003 (respectievelijk “Alle pijlen gericht op het vuurwerkbesluit” en “Er zit schot in de mortieren”) hebben overgenomen. • Het beoordelen of de bezigers en de betrokken instanties de wijzigingen van het Vuurwerkbesluit met betrekking tot het bezigen ( de nieuwe meldingenprocedure ) hebben opgenomen in respectievelijk hun uitvoeringspraktijk en hun handhavingspraktijk.
3.2
Uitvoering
Voor het verkrijgen van inzicht in de praktijk van de handhaving van de regels met betrekking tot vuurwerkevenementen zijn vier stappen te onderscheiden: a. de controle van de kwaliteit van de verleende toepassingsvergunningen en ontbrandingstoestemmingen en het toezicht daarop, b. het op locatie controleren van het afsteken van vuurwerk door de bezigers, zoals onder andere het hanteren van de veiligheidsafstanden, alsmede het toezicht van de provincies daarop, c. het terugkoppelen van opmerkingen over de praktijk van bezigen en handhaven in de richting van het bevoegd gezag. d. de nazorg door de provincies. Tevens is tijdens de controles een signaaltoezicht uitgeoefend. Het betreft dan aspecten die onder de verantwoordelijkheid van andere instanties dan de Vrom-Inspectie vallen. Het gaat om aspecten die te maken hebben met het vervoer van vuurwerk ( taak IVW ), de classificatie en de etikettering daarvan, de veiligheid van vuurwerkartikelen en de afvoer van niet afgestoken vuurwerk ( taak Vliegende Brigade Vuurwerk en IVW ). VROM-Inspectie Controles van vuurwerkevenementen in 2004.
Pagina 9/33
De VROM-Inspectie heeft in 2004 in totaal 46 evenementen gecontroleerd. De controlebezoeken zijn weliswaar aselect gekozen, maar er is voor gezorgd dat ook de ‘nieuwe’ varianten van vuurwerkevenementen zoals het theater-vuurwerk en het meldingsplichtig vuurwerk in voldoende aantallen aanwezig waren voor het verkrijgen van representatief inzicht. De te controleren evenementen werden per VROM-Regio geselecteerd uit de provinciale overzichten van vuurwerkevenementen of uit de lijsten die het LMIP ( Landelijk Meld- en Informatiepunt Vuurwerk ) bijhoudt. Van de ruim 1000 evenementen in het jaar 2004 zijn er door de VROM-Inspectie 46 gecontroleerd bijna 5% ). Het aantal van 46 controles wordt voldoende geacht om een beeld te schetsen van de praktijk van de vergunningverlening en de handhavingspraktijk in 2004 en tevens om een inschatting te geven van de verdere verbetering van de handhavingskwaliteit van de provinciale overheden ten opzichte van eerdere jaren.
3.3
Strategie
Bij de evenementencontroles in het eerste jaar ( 2002 ) was er nog duidelijk sprake van een leerproces, zowel bij de provincies als bij de VROM-Inspectie. In dat jaar was er vooral sprake van een ‘samen op weg naar een adequaat toezicht’. In het tweede jaar ( 2003 ) raakten de provincies steeds meer vertrouwd met de handhaving van het Vuurwerkbesluit. De conclusie uit de eindrapportage over 2003 ( onder de titel “Er zit schot in de mortieren”) was dat er sprake was van een kwaliteitssprong in de handhaving. Om die reden is besloten om de betrokkenheid van de VROM-Inspectie bij de controles eind 2004 in deze vorm te beëindigen. De onderhavige rapportage zal dan ook, naast een beoordeling van de uitvoering van vuurwerkevenementen door de bezigers, vooral een antwoord geven op de vraag of de handhaving van de vuurevenementen door de provincies ook in 2004 verder is verbeterd, en of verwacht mag worden dat ook voor de toekomst het toezicht op het afsteken van evenementenvuurwerk bij de provincies in goede handen is.
VROM-Inspectie Controles van vuurwerkevenementen in 2004.
Pagina 10/33
4
Regelgeving omtrent vuurwerkevenementen
4.1
Vuurwerkevenementen in het Vuurwerkbesluit
Het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit, Staatsblad 2002, 33) is op 1 maart 2002 in werking getreden. Het besluit strekt tot integrale herziening van het Vuurwerkbesluit Wet milieugevaarlijke stoffen (Staatsblad 1993, 215), waarbij zowel de regelgeving voor consumentenvuurwerk als die voor professioneel vuurwerk in één nieuwe algemene maatregel van bestuur worden geïntegreerd. Het besluit beoogt de gehele keten van het invoeren dan wel vervaardigen of assembleren, verhandelen, uitvoeren, opslaan, bewerken en afsteken van vuurwerk te reguleren, met inbegrip van bepaalde vervoershandelingen met vuurwerk. Het doel van het besluit is betere waarborgen te scheppen voor de bescherming van mens en milieu tegen de mogelijke effecten die het opslaan, bewerken en afsteken van vuurwerk kunnen veroorzaken. In de nota van toelichting op het besluit staat als concrete doelstelling onder meer genoemd ‘de bescherming van toeschouwers die aanwezig zijn bij een evenement of voorstelling waarbij professioneel vuurwerk wordt afgestoken’. Het Vuurwerkbesluit bevat regels die zijn afgestemd op de specifieke kenmerken van het product vuurwerk. De gevaarsaspecten van dit product rechtvaardigen een benadering waarbij voor vuurwerk niet het risico – dat wil zeggen de kans vermenigvuldigd met het effect – dat zich een ongeval voordoet, maatgevend is voor de veiligheidseisen die aan het opslaan, bewerken en afsteken van vuurwerk worden gesteld, maar uitsluitend het effect dat bij een ongeval kan optreden. De ramp in Enschede heeft een belangrijke rol gespeeld in deze nieuwe, voornamelijk effectgerichte benadering. In het Vuurwerkbesluit zijn voorschriften opgenomen voor het afsteken (bezigen) van professioneel vuurwerk. Voor het bezigen van professioneel vuurwerk is een toepassingsvergunning en een ontbrandingstoestemming vereist. Met deze voorschriften zijn in de jaren 2002 en 2003 ervaringen opgedaan die aanleiding waren voor het wijzigen van het vuurwerkbesluit op onderdelen (op 1 maart 2004). Voor het evenementenvuurwerk had dit tot gevolg dat voor de lichtere vormen van vuurwerk het traject van vergunningverlening werd vereenvoudigd ( theatervuurwerk en meldingsplichtig vuurwerk ).
VROM-Inspectie Controles van vuurwerkevenementen in 2004.
Pagina 11/33
4.2
Toepassingsvergunning en ontbrandingstoestemming
De bezigers die vuurwerkevenementen mogen realiseren in Nederland zijn te verdelen in twee categorieën: de binnenlandse bezigers die in Nederland gevestigd zijn en de buitenlandse bezigers die hun vestigingsplaats buiten de landgrenzen hebben. De procedure van vergunningverlening verschilt voor beide categorieén. Hieronder worden de onderlinge verschillen nader aangegeven.
4.2.1
Binnenlandse bezigers
Conform het Vuurwerkbesluit dient een binnenlandse beziger ( een in Nederland gevestigde beziger ) voor een ontbranding van professioneel vuurwerk te beschikken over: • een toepassingsvergunning op grond van artikel 3.3.2, lid 1 Vuurwerkbesluit, af te geven door de provincie waarbinnen de aanvrager is gevestigd (algemene bedrijfsvergunning); • een ontbrandingstoestemming op grond van artikel 3.3.2, lid 3 Vuurwerkbesluit, af te geven door de provincie waarbinnen het vuurwerk tot ontbranding zal worden gebracht: voor deze toestemming is een Verklaring van geen Bezwaar (VVGB) benodigd op grond van artikel 3.3.4, lid 5 Vuurwerkbesluit, af te geven door de Burgemeester van de gemeente waarbinnen het vuurwerk tot ontbranding wordt gebracht. De provincies bepalen in de ontbrandingstoestemming onder welke voorwaarden een ontbranding is toegestaan, inclusief de daarbij te hanteren veiligheidsafstanden. De verlening van vergunningen en van toestemmingen voor binnenlandse bezigers ligt dus op provinciaal niveau. Ook het handhaven van de ontbrandingstoestemmingen is een provinciale taak, namelijk van de provincie waarbinnen het evenement wordt gehouden. Dit is een verandering ten opzichte van de periode voor 2002. Toentertijd vormden de Rijksverkeersinspectie ( nu Inspectie Verkeer en Waterstaat ) en de gemeenten nog het bevoegd gezag. De aanvraag voor een ontbrandingstoestemming dient door de beziger 14 weken voorafgaande aan het evenement te worden ingediend bij de provincie. In de lengte van deze procedure is een versoepeling gekomen via een wijziging in het Vuurwerkbesluit per 1 maart 2004. De versoepeling betreft meldingsplichtig vuurwerk; kleine hoeveelheden consumentenvuurwerk die bezigers afsteken bij onder andere theatervoorstellingen. Door deze wijziging in het Vuurwerkbesluit kan de procedure voor de kleinere evenementen met consumentevuurwerk worden verkort van 14 tot minimaal 2 weken. De ontbrandingstoestemmingen worden geregistreerd in het meldingensysteem van het LMIP Vuurwerk. Van evenementen waarvoor de provincies ontbrandingstoestemmingen hebben verstrekt zijn er 46 bezocht door de VROM-Inspectie ( zie bijlage 1 ). Tijdens de controles is gebleken dat de vuurwerkbranche gaandeweg meer vertrouwd is geraakt met de stringentere toepassing van de regelgeving. Dat wil overigens nog niet zeggen dat de bezigers de nieuwe regelgeving met warmte omarmen. Met een zeker heimwee wordt terug gekeken naar de ‘oude tijden toen er meer mocht’ en ‘er ( volgens hen) toch weinig fout ging’. In praktische zin heeft de sector nog altijd wat moeite met de lange termijnen die nog steeds gelden voor het verkrijgen van toestemming voor het afsteken van het zwaardere vuurwerk. Ook de grotere veiligheidsafstanden ervaart men niet als publieksvriendelijk.
4.2.2
Buitenlandse bezigers
Vanaf 1 maart 2002 dient een in het buitenland gevestigde beziger die vuurwerk afsteekt in Nederland (hier een buitenlandse beziger genoemd) voor een ontbranding van professioneel vuurwerk te beschikken over: • een toepassingsvergunning op grond van artikel 3.3.2, lid 1 Vuurwerkbesluit, af te geven door de Minister van VROM (algemene bedrijfsvergunning); • een ontbrandingstoestemming op grond van artikel 3.3.2, lid 3 Vuurwerkbesluit, af te geven door de provincie waarbinnen het vuurwerk tot ontbranding zal worden gebracht: voor deze toestemming is benodigd een VVGB ( verklaring van geen bezwaar ) op grond van artikel 3.3.4, lid 5 Vuurwerkbesluit, af te geven door de burgemeester van de gemeente waarbinnen het vuurwerk tot ontbranding wordt gebracht. In 2004 zijn door de Minister van VROM 5 (algemene) toepassingsvergunningen verleend aan buitenlandse bezigers. Vier daarvan zijn gevestigd in Duitsland en één in België. VROM-Inspectie Controles van vuurwerkevenementen in 2004.
Pagina 12/33
De Minister van VROM is bevoegd om te beslissen op een aanvraag om een ( algemene ) toepassingsvergunning wanneer het gaat om een aanvrager die in het buitenland is gevestigd. Deze taak is aan de Minister van VROM toegeschreven op basis van artikel 3.3.2, lid 2 van het Vuurwerkbesluit. De VROM-Inspectie is vervolgens belast met de eerstelijns handhaving van deze beschikkingen. Dit verschilt met de toepassingsvergunningen voor in Nederland gevestigde bezigers. De toepassingsvergunningen voor binnenlandse bezigers worden verstrekt door Gedeputeerde Staten van de vestigingsprovincie. In 2004 waren 5 buitenlandse bezigers voorzien van een toepassingsvergunning verstrekt door VROM.. Dit zijn er minder dan in 2002, bij de intrede van het Vuurwerkbesluit, werd verwacht. In 2004 zijn 11 vuurwerkevenementen van buitenlandse bezigers door de VROM-Inspectie gecontroleerd. Ook de binnenlandse bezigers hebben een relatie met het buitenland. De opslagplaatsen voor professioneel vuurwerk van binnenlandse bezigers zijn de afgelopen jaren verplaatst naar het buitenland, omdat zij de regelgeving aldaar als passender beleven. Voor vuurwerkevenementen in Nederland betekent dit dat frequent vuurwerktransport vanuit het buitenland nodig is om het vuurwerkassortiment naar de afsteeklocatie te brengen. Omdat de regelgeving rond vuurwerkevenementen in het buitenland verschillen vertoont met die in Nederland komt de vraag op of dat ook merkbaar wordt in de kwaliteit van het bezigen. Men zou kunnen verwachten dat de buitenlandse bezigers minder zorgvuldig zouden kunnen zijn. In de praktijk blijkt dit verschil echter niet te onderbouwen.
4.2.3
Vuurwerkbesluit en afstanden
Bij het afsteken van professioneel vuurwerk bij evenementen wordt de veiligheid voor het publiek en andere gevoelige objecten in belangrijke mate bepaald door de afstand tot de afsteeklocatie. Die afstand is afhankelijk van de zwaarte van het vuurwerk. Bij licht vuurwerk, zoals vuurwerk uit de categorie consumentenvuurwerk, kunnen kleine afstanden ( bijvoorbeeld 15 meter ) worden aangehouden terwijl voor de zware mortieren een afstand van 300 meter kan gelden. De discussie over de veiligheid van vuurwerk en de afstanden die gehanteerd moeten worden is vanaf de inwerkingtreding van het Vuurwerkbesluit gevoerd. Mede door deze discussie is in maart 2004 een wijziging in het Besluit doorgevoerd waarin de voorschriften voor de lichte vormen van vuurwerk werden versoepeld. Het Vuurwerkbesluit zelf stelt wel afstandseisen met betrekking tot de opslag, maar geen eisen voor het afsteken van professioneel vuurwerk. Wel is er in opdracht van het Ministerie van VROM door TNO een onderzoek ‘Effectafstanden voor het bezigen van professioneel vuurwerk’ uitgevoerd dat heeft geleid tot een door de Minister van VROM aan alle gemeenten en provincies gestuurde brief met het dringend advies om de door TNO vastgestelde veiligheidsafstanden voor te schrijven (brief van 13 mei 2002, kenmerk EV2002.022596, zie bijlage IV). Onderdeel van de uitgangspunten van de nieuwe afstandentabel is de borging van de veiligheid van publiek voor minimaal 99,9 procent. Dat wil zeggen dat bij één op de duizend evenementen de effecten van vuurwerk tot buiten de veiligheidsafstanden kunnen reiken. Zoals hierboven beschreven zijn in het Vuurwerkbesluit geen veiligheidsafstanden bepaald voor vuurwerkevenementen. In de praktijk worden door de provincies afstanden gehanteerd die afhankelijk zijn van de zwaarte van het vuurwerk. Deze afstanden zijn in IPO-verband vastgesteld en worden door de meeste provincies gehanteerd.
VROM-Inspectie Controles van vuurwerkevenementen in 2004.
Pagina 13/33
5
Bevindingen taakuitvoering door de provincie
De taken van de provincies bij het toezicht op de professionele vuurwerkevenementen zijn • het verlenen van toepassingsvergunningen aan de binnenlandse bezigers; • het verlenen van ontbrandingstoestemmingen voor de verschillende vuurwerkevenementen; • het houden van toezicht op de naleving van de voorschriften van de hierboven genoemde vergunningen en toestemmingen. Deze aspecten zijn ook in het voorgaande jaar 2003 gecontroleerd. De conclusie was toen dat zowel de verleende toepassingsvergunningen als de ontbrandingstoestemmingen voldoende adequaat waren. Dit is mede een gevolg van de afspraken die de provincies gezamenlijk hebben gemaakt, zoals de ontwikkeling in IPO-verband van een standaard-toepassingsvergunning en een standaard-ontbrandingstoestemming.
5.1
Taakuitvoering in 2004
Ook bij de controles in 2004 bleek de bovenstaande conclusie die voor het jaar 2003 werd getrokken nog van toepassing is. Het niveau van vergunningverlening is van een adequaat nivo. Ook de ontbrandingstoestemmingen zijn van een goed nivo zij het dat voor sommige onderdelen een nadere uitwerking kan worden aanbevolen, bijvoorbeeld wat betreft de communicatie tussen de verschillende partijen die betrokken zijn bij een vuurwerkevenement, en het bepalen van nadere veiligheidsafstanden voor de meldingsplichtige vuurwerkvariant. Wat betreft deze nieuwe variant voor meldingsplichtig vuurwerk bleek dat de provincies de korte procedure toejuichen, maar dat aan de andere kant de mogelijkheden om nog bij te sturen beperkt zijn. Bij de controle van meldingsplichtige vuurwerkevenementen in de buitenlucht blijkt dat provincies nog een aantal zaken in onderling overleg nader kunnen uitwerken. Met name wanneer het aantal meldingsplichtige evenementen sterk zou toenemen in de toekomst zal mogelijk een selectie moeten worden gemaakt van te controleren evenementen. Het ontwikkelen van criteria hiervoor is dan noodzakelijk.
5.2
Nazorg door de provincies
Wat de nazorg van vuurwerkevenementen door provincies betreft is in 2004 ook geïnventariseerd op welke wijze de provincies na afloop van de evenementen met de bezigers hebben gecommuniceerd over het verloop van het evenement. Niet in alle gevallen ontvangen bezigers na afloop van een evenement van de provincie een brief met bevindingen. Van de 22 provincie-brieven die bij de VROM-Inspectie zijn binnengekomen na afloop van de evenementen waren er 15 die concludeerden dat het evenement conform de voorschriften was verlopen of dat (kleine) onvolkomenheden waren geconstateerd die als aandachtspunten werden genoemd. In de 7 andere gevallen ( 30%) werd aan de beziger meegedeeld dat bij herhaling van de onvolkomenheden in de toekomst bestuurlijke sancties zouden worden toegepast. In de aangehaalde 22 provincie-brieven worden dergelijke sancties echter nog niet in stelling gebracht. Ten behoeve van de vuurwerkcontroles door de provincies in de komende periode kan dan ook de aanbeveling worden gedaan om de sanctiemiddelen ook daadwerkelijk door te voeren wanneer bepaalde bezigers bij herhaling slecht blijven functioneren in de toekomst. Sanctiemiddelen kunnen zijn: boetes, stilleggen van het evenement, intrekking van de vergunning.
VROM-Inspectie Controles van vuurwerkevenementen in 2004.
Pagina 14/33
5.3
Zelfbeoordeling door de provincies.
Begin 2005 is door de rapporteur van dit rapport een vijftal gesprekken gevoerd met vuurwerkcoördinatoren en vuurwerkhandhavers van vijf provincies. In deze gesprekken ging het met name om de ervaringen die door de provincies zijn opgedaan en welke aspecten in hun ogen nog kunnen worden verbeterd in de komende jaren. De provinciemedewerkers meldden in de gesprekken dat hun ervaring met de handhaving van de vuurwerkevenementen sterk is toegenomen en dat de bezigers de handhavingswijze van de provincie zijn gaan accepteren ( “Er is nu veel minder discussie over vergunningen en afstanden bijvoorbeeld”). Ook de kwaliteit van de aanvragen door de bezigers wordt gaandeweg beter. Dit beeld wordt ook bevestigd door de controleurs van de VROM-Inspectie die gedurende meerdere jaren dergelijke evenementen hebben gecontroleerd. De provinciemedewerkers merken op dat het toezicht vanuit de rijksinstanties op zich als positief wordt ervaren maar dat de samenwerking tussen de rijksinstanties nog verbeterd kan worden. Provincies verwachten gemiddeld een lichte toename van de variant meldingsplichtig vuurwerk. Er bestaat behoefte aan een standaardisatie van de veiligheidsafstanden voor de soorten vuurwerk die bij deze variant worden toegepast ( bijvoorbeeld Romeinse kaarsen, cakeboxen ). Tot nu toe inspecteren de provincies de grotere vuurwerkevenementen altijd. Voor de controle van kleinere evenementen ( bijvoorbeeld op Koninginnedag en 5 mei ) stuit men soms op capaciteitsproblemen. Dit geldt ook voor meldingsplichtige evenementen die door de korte proceduretijd moeilijker in te plannen zijn. De provincies zoeken naar mogelijkheden om criteria op te stellen voor te bezoeken evenementen.
VROM-Inspectie Controles van vuurwerkevenementen in 2004.
Pagina 15/33
6
Resultaten van de controles 2004
In 2004 zijn 46 vuurwerkevenementen gecontroleerd door de Vrom-Inspectie. Dat is ongeveer 5% van de ongeveer 1000 vuurwerkevenementen. Ondanks de beperkte steekproef was dit aantal voldoende om een goed beeld te geven van de handhavingspraktijk rond het afsteken van professioneel vuurwerk, mede omdat dit beeld goed aansluit bij de bevindingen uit de jaren 2002 en 2003. De bevindingen van de controles worden in de volgende paragrafen aspectsgewijs weergegeven. Daarvoor vormt de onderstaande tabel waarin de opmerkingen compact zijn weergegeven de basis.
Tabel 1. Opmerkingen bij door de Vrom-Inspectie gecontroleerde vuurwerkevenementen in 2004.
Prov. Stad/dorp
Datum Vergunning Bijzonderheden Melding Theater
FRL
Kollum
30 april
V
FRL
Dokkum
30april
V
FRL
Sneek ( loc 1)
6 aug.
V
FRL
Sneek (loc 2)
6 aug.
V
FRL
Sneek (loc 3)
6 aug.
V
FRL
Sneek (loc 4)
6 aug.
V
GRN
Delfzijl
31 mei
V
GRN
2 sept.
GRN DR DR
Uithuizermeeden Groningen Emmen Emmen
5 dec. 4 aug. 18 aug.
DR OV
Eelde Hasselt
4 sept. 24 aug.
OV OV
Ommen Kampen
2 okt. 4 okt.
OV
Zwolle
24 nov.
M T V M V M
M V
T
VROM-Inspectie Controles van vuurwerkevenementen in 2004.
Paarden alsnog verplaatst tijdens de opbouw vuurwerk Toeschouwers uit de effectzone verwijderd voor evenement Ander (lichter) vuurwerk aangevoerd dan in werkplan Plezierbootjes terugverwezen Brandweer houdt op eigen initiatief talud binnen gevarenzone vrij van publiek Bewaking afzetting onvoldoende; passanten in opbouwzone Eén bewaakster omgeduwd door toeschouwer: melding bij politie Paarden binnen de veiligheidszone ( niet verwijderbaar ) Veiligheidszone te krap ingetekend in het werkplan ( niet oplosbaar probleem ) Evenement afgelast Wegafzetting onvoldoende Veiligheidszone te krap ingetekend in werkplan ( bleek oplosbaar probleem ) Vee tijdig verwijderd Afsteekterrein rond ponton onvolledig afzetbaar voor plezierboten in nauwe watergang Rokend personeel binnen afsteekgebied Vroegere grenspassage dan in werkplan vermeld Veel andere artikelen vuurwerk ( binnen hetzelfde kaliber ) dan in werkplan Ontruiming steiger door politie ( beziger in gebreke ) Sleepboot had moeite ponton op de plaats te houden Afgelast omdat op deze locatie onvoldoende afstand tot de zittribunes mogelijk bleek Niet geheel duidelijk waar ongebruikt vuurwerk naar toe is gebracht. Geen opmerkingen Rommelige opbouw en wijziging van afsteekplaats. Afzetting afwezig en publiek te dichtbij Geen opmerkingen Geen toestemming gevraagd voor het evenement naast openbaar water Afwijkingen ( binnen zelfde kaliber ) van vuurwerk t.o.v. werkplan Stabiliteit van cakeboxen vereist nadere aandacht Geen opmerkingen Weigeraars niet adequaat behandeld Vuurwerk was niet deugdelijk tegen omvallen geborgd Te weinig bescherming van vuurwerk tegen regen ( weigeraars ) Beziger volgt instructies van bevoegd gezag moeizaam op. Geen opmerkingen Pagina 16/33
GLD
Zevenaar
6 juli
M
GLD
Azewijn
16 juli
M
GLD
Nijmegen
20 juli
V
GLD
Asperen
13 aug.
V
Te weinig aandacht van beziger voor publiek binnen de effectzone Resten vuurwerk belanden buiten gevarenzone in publiek; geen schade Twijfels aan moment van grenspassage Later opgebouwd dan volgens werkplan Afwijking ( minder ) van gemelde vuurwerk Plezierschepen te dicht bij opbouw van vuurwerk op ponton Schepen varen traag voorbij en blijven langer dan nodig in de gevarenzone: op een schip bevinden zich opvarenden aan dek Geen opmerkingen
GLD
Arnhem
28 aug.
V
Door foutief doorlonten 100 weigeraars: deugdelijk afgevoerd
GLD
Arnhem
29 okt
GLD
Ulft
19 dec.
V
UTR UTR UTR
Bunschoten Houten Baarn
30 april 30 april 30 april
V V V
FLE
Almere
19 juni
V
NrdHL NrdHL NrdHL ZdHL ZdHL
Hilversum Loosdrecht Amsterdam Dordrecht Scheveningen
5 mei 5 mei 3 juli 5 mei 2 juli
V V V V
ZdHL
Stompwijk
19 juli
V
ZdHL
Lisse
10 aug
V
ZdHL ZdHL
Scheveningen Rotterdam
11 aug 24 sept
V
ZdHL
Leiden
4 okt
V
ZdHL ZdHL BRA
Rotterdam Den Haag Drunen
6 dec 22 dec 27 sep
BRA
Vught
3 okt
BRA
Eindhoven
16 nov
BRA
Volkel-Uden
9 dec
LIMB LIMB
Hoensbroek Maastricht
30 apr 1 juli
LIMB
Maastricht
28 okt
V: vergunningsplichtig vuurwerk
T
T
M
T T V M T V
M
T
Wijziging van opbouw t.o.v. werkplan niet van te voren gemeld. Eén soort vuurwerk ketste waardoor delen in het publiek belandden: geen schade of letsel ( overigens niet gemeld in FLITS ) Onderlinge communicatie tijdens vuurwerk was onvoldoende Bevoegd gezag was zich niet bewust dat afsteekplaats zich op het dak van de inrichting bevond Blusmiddelen waren niet voldoende Geen opmerkingen Teveel ( 1 exemplaar van 3-inch ) aangevoerd. Afbakening van gevarenzone niet voldoende waardoor passanten binnen de gevaren zone komen ( fietsers en vaartuigen ) Minder vuurwerk aangevoerd dan volgens werkplan voorzien: geen veiligheidsconsequenties. Foute afstanden in de tekeningen en onvoldoende bewaking gevarenzone Geen opmerkingen Geen opmerkingen Toeschouwers aanwezig binnen gevarenzone Administratieve vergissingen in de ontbrandingstoestemming. Evenement vanwege harde wind afgelast Enige dozen professioneel vuurwerk zijn aangevoerd vanuit eigen opslagplaats i.p.v. uit buitenlandse opslag. Het betrof Bengaalse fakkels die op last van het OM zijn verwijderd uit de opslag, omdat ze als professioneel vuurwerk worden beschouwd. Nieuwsgierigen binnen afsteekgebied. Brandblussers niet tijdig gekeurd. Geen opmerkingen Onvoldoende ruimte vrijgehouden op de waterweg; hierdoor dreigden watertaxi’s binnen de gevarenzone te komen. Eén type vuurwerk met ‘pot-au-feu’ (minebags) is i.v.m. te krappe afstand tot publiek niet ontstoken Geen opmerkingen Kleine afwijking van het werkplan zonder melding vooraf aan bevoegd gezag Afwijkende soorten vuurwerk van hetzelfde kaliber Teveel aan vuurwerk deugdelijk verpakt geretourneerd Geen toezichthouder bevoegd gezag aanwezig. Het toezicht was overgedragen aan medewerkers van het Regionaal Milieubedrijf. Bij de opbouw van vuurwerk bleek de afstand van de maroons tot het publiek te klein. Vuurwerk veilig verplaatst. Communicatie tussen beziger en toezichthouders onduidelijk, waardoor toeschouwers binnen gevarenzone. Onvoldoende blusmiddelen ( voor onderdompeling van weigeraars ) Niet-stabiele plaatsing van sommige vuurwerksoorten Geen opmerkingen Afzetting niet deugdelijk ( verkeer in gevarenzone en toeschouwers). Tijdstip van afsteken overschreden Buurtbewoners niet geinformeerd over vuurwerk Geen opmerkingen
M: meldingsplichting vuurwerk
T: theatervuurwerk / binnenvuurwerk
In z’n algemeenheid kan worden gezegd dat maar weinig evenementen geheel ‘volgens het boekje’ verlopen. Daar staat tegenover dat aan een groot aantal regels moet worden voldaan. Bij de meeste evenementen zijn één of meer kritische opmerkingen te plaatsen of zijn er ontwikkelingen die het verloop van het afsteken beïnvloeden ( bijvoorbeeld weersomstandigheden. De meeste onvolkomenheden zijn echter ter plaatse op te lossen, zoals het wegsturen van te nieuwsgierige toeschouwers of het zorgdragen voor bewaking langs de randen van het veiligheidsgebied. Een ander deel van de opmerkingen betreft de
VROM-Inspectie Controles van vuurwerkevenementen in 2004.
Pagina 17/33
meer administratieve kant van het proces, zoals het niet tijdig melden van de inzet van ander vuurwerk dan in eerste instantie was aangevraagd.
6.1
Handhaving van veiligheidszones blijft aandacht vragen
Eén van de belangrijkste voorwaarden voor het veilig afsteken en het veilig aanschouwen van vuurwerk is de afstand tot het publiek. Afhankelijk van de zwaarte van het vuurwerk hebben de provincies, als bevoegd gezag, per kaliber vuurwerk afstanden vastgesteld tussen afsteekplaats en publiek. De vastgestelde afstanden komen overéén met de afstanden die de Minister van VROM heeft aangegeven in een brief van 13 mei 2002. Deze afstanden blijken in de praktijk voldoende om ongelukken in het publiek te voorkomen. Bij de controles zijn geen ongevallen geconstateerd met persoonlijk letsel. De veiligheid bij vuurwerkevenementen wordt ook verbeterd door het toepassen van lichtere kalibers. Deze kleinere kalibers hebben voor het publiek vaak dezelfde kwaliteit. Door technische productveranderingen is momenteel met een kleiner kaliber de kwaliteit van grotere kalibers te benaderen. In 2004 is een wijziging in het vuurwerkbesluit aangebracht waardoor bezigers voor het professioneel afsteken van consumentenvuurwerk een aanzienlijk kortere procedure kunnen volgen via een meldingenprocedure ( meldingsplichtige evenementen ). Met behulp van deze meldingenprocedure kan een vuurwerkevenement 14 dagen voorafgaand aan het vuurwerk gemeld worden in tegenstelling tot een vergunningsplichtig vuurwerk waarvoor een termijn geldt van 12 weken. Tengevolge van het toepassen van lichtere soorten vuurwerk bij meldingsplichtig vuurwerk zijn de afstanden tussen afsteekplaats en publiek ook aanzienlijk kleiner. Bij het toepassen van veiligheidsafstanden zijn de volgende constateringen gedaan. Beoordeling van de veiligheidsafstanden en de handhaving daarvan door de provincies zijn van cruciaal belang wanneer het gaat om de publieksveiligheid. •
•
•
• •
•
Evenals in voorgaande jaren is ook in 2004 gebleken dat het niet altijd eenvoudig is de veiligheidscirkels af te zetten met beschikbare middelen, zoals afzetlint of dranghekken. De omtrek van te hanteren veiligheidscirkels is bij zwaarder vuurwerk omvangrijk. Het gaat hier ook om een organisatieprobleem: technisch gezien is afzetting vrijwel altijd mogelijk, maar het maken van afspraken tussen de beziger en de organisatie van het evenement laat te wensen over, waardoor de taakverdeling niet helder is en het voor het publiek niet altijd duidelijk is wie de veiligheidsafstanden handhaaft. Aangezien publiek de neiging heeft om vuurwerk van zo nabij mogelijk mee te maken staan de veiligheidsafstanden onder druk. Vaak is het voor de beziger niet mogelijk om vanaf de ontsteeklocatie het gehele terrein binnen de veiligheidscirkel overzien. Hierdoor wordt het moeilijk om de show te staken/onderbreken wanneer de veiligheidszone door publiek wordt betreden. Oneffenheden in het terrein en struikgewas kunnen eveneens het overzicht danig belemmeren. Extra waarnemers ter hoogte van de afzetting, die in directe verbinding staan met de beziger kunnen een oplossing zijn voor dit probleem. Hierover zal de beziger afspraken moeten maken met opdrachtgever en instanties zoals Politiediensten. Om stringente handhaving van veiligheidsafstanden te kunnen uitvoeren zijn in veel gemeenten, waar regelmatig vuurwerkevenementen plaatsvinden, vaste locaties ‘aangewezen’. Hierdoor zijn oude onveilige locaties in de bebouwde kom vaak verplaatst naar de randen van de bebouwde kom. Er verschijnen steeds andere soorten professioneel vuurwerk op de markt, waarvoor nog geen objectief vastgestelde afstanden voorhanden zijn. De provincies zullen hier nader onderzoek moeten laten doen. Voor de nieuwe variant van meldingsplichtig vuurwerk ( professioneel afgestoken consumentenvuurwerk ) blijkt het hanteren van de veiligheidsafstanden moeilijk uitvoerbaar omdat dit soort vuurwerk wordt gebruikt op kleinere locaties zoals bij feestelijke openingen van gebouwen. De toeschouwers of de genodigden komen in een aantal gevallen te dichtbij. Bij geen van de gecontroleerde evenementen was sprake van slachtoffers. Wel was er bij enkelee evenementen sprake van deels ontbrande vuurwerkrestanten die in het publiek terechtkwamen.
VROM-Inspectie Controles van vuurwerkevenementen in 2004.
Pagina 18/33
6.2
Aangevoerd vuurwerk wijkt regelmatig af van aangevraagd vuurwerk naar soort en hoeveelheid
Regelmatig ( in 17% van de gevallen ) blijkt dat op de afsteeklocatie vuurwerk wordt aangevoerd dat afwijkt van het assortiment dat in het werkplan wordt genoemd. Deze afwijkingen worden niet altijd van tevoren ( minimaal vijf werkdagen voorafgaande aan het evenement ) aan de provincies gemeld, maar worden vaak pas duidelijk vlak voor de opbouw van het vuurwerk. Bijna altijd gaat het dan om vervangend vuurwerk van hetzelfde kaliber, maar van een andere kleur. Het argument van de beziger is doorgaans dat de leverancier het aangevraagde soort vuurwerk niet meer in voorraad had. Hetzelfde argument wordt gebruikt wanneer minder vuurwerk op de locatie wordt aangevoerd dan was aangevraagd in het werkplan. Deze argumenten zijn opvallend omdat de professionele bezigers, die enerzijds prat gaan op de samenstelling en kwaliteit van hun vuurwerkshow, er anderzijds gemakkelijk genoegen mee nemen om met minder of ander vuurwerk hun show te maken dan zij aanvankelijk hadden afgesproken. In enkele gevallen werd meer vuurwerk aangevoerd dan in het werkplan aangegeven ( Drunen, 27 september; Houten, 30 april ). Bij een tweetal evenementen werd vuurwerk aangevoerd waarvoor grotere afstanden tot het publiek moesten worden aangehouden dan in het werkplan beschreven. Vuurwerk in de vorm van Pot-au-feu of mine-bags gedragen zich als luchtvuurwerk in plaats van grondvuurwerk. De effecten reiken verder dan de 30 meter die voor grondvuurwerk wordt gehanteerd. In een situatie werd het afsteken van dit soort vuurwerk als onderdeel van het evenement gestaakt toen bleek dat de effecten verder reikten dan gedacht ( Leiden, 4 oktober ). Bij een binnenevenement in Eindhoven werd gebruik gemaakt van twee zogenaamde maroons voor knaleffecten. Bij deze show moesten de maroons worden verplaatst om voldoende afstand tot het publiek te krijgen ( Eindhoven, 18 november ).
6.3
Opbouw van het vuurwerk verloopt niet altijd in alle rust.
Tijdens de opbouw van het vuurwerk wordt rond de opstelplaats een veiligheidszone van gemiddeld 25 meter uitgezet. Binnen deze zone vinden de activiteiten plaats die nodig zijn voor een deugdelijke opbouw van het vuurwerk. De opbouwperiode begint, doorgaans ’s middags, geruime tijd voor de aanvang van het eigenlijke vuurwerk, meestal vanaf 21.30 uur. Gedurende de opbouwperiode komen toeschouwers en nieuwsgierigen soms binnen de afzetting rond de opstelplaats. Een vriendelijk verzoek van de beziger aan de nieuwsgierigen om te vertrekken is meestal voldoende. In een enkel geval ontstaat er een uitgebreide discussie en is inzet van politie nodig om nieuwsgierigen te doen vertrekken ( Sneek, 6 augustus ) Deze veiligheidszone voor de opbouw legt ook beperkingen op aan de bezigers wat betreft het rookgedrag. Tot op 10 meter buiten deze zone mag niet gerookt worden. In één geval heeft de Arbeidsinspectie opgetreden toen bij de opbouw van het vuurwerk personeel binnen de veiligheidszone rookte ( Delfzijl, 31 mei ).
6.4
Vervoer van vuurwerk niet altijd transparant.
In het werkplan van de bezigers worden ook de aanvoermomenten genoemd van het vuurwerk. Niet altijd houden de bezigers zich aan de in het werkplan genoemde tijdstippen. Vaak begint men eerder met de opbouw van het vuurwerk dan in het werkplan beschreven. Een oorzaak hiervoor is de lange transportroute die vuurwerk aflegt voordat het de vuurwerklocatie bereikt. Tengevolge van de strengere eisen van het Vuurwerkbesluit zijn de bezigers voor hun opslagfaciliteiten verhuisd naar het buitenland. Vuurwerk dat tijdens het vuurwerkevenement weigering of blindgang vertoont, moet na onschadelijk te zijn gemaakt, worden verpakt voor retourtransport naar de opslaglocatie. Uit de LMIP-database valt niet altijd af te leiden of dit ‘mankerende’ vuurwerk ook rechtstreeks is teruggebracht naar de opslagvoorzieningen in het buitenland of dat het heeft ‘overnacht’ op de terugweg. Provincies hebben als taak te controleren of het ‘retourtransport’ adequaat heeft plaatsgevonden. Het beeld hierover is niet duidelijk. In relatie met het aspect van afvoer van foutief vuurwerk speelt ook de kwestie van het geheel onder water brengen van vuurwerk dat geblust moest worden vanwege onverwacht gedrag. Het gebluste vuurwerk dient 15 minuten onder water te worden gebracht om het geheel onschadelijk te maken. Voor grote cakeboxen zou de beziger een overmaatse bak met water kunnen gebruiken. De aanwezigheid van een dergelijk bak is niet voorgeschreven. Daarnaast zijn er twijfels over de onderdompelingsduur, 15 minuten wordt te kort geacht gezien de dikte van de verpakkingen. Nader onderzoek hiernaar door het RIVM is wenselijk. VROM-Inspectie Controles van vuurwerkevenementen in 2004.
Pagina 19/33
In één geval bleek er vuurwerk ( Bengaalse Fakkels ) te zijn aangevoerd vanuit de eigen binnenlandse opslag van de beziger. Na contact met het OM is dit type vuurwerk uit de opslag verwijderd en overgebracht naar een opslag in het buitenland ( Stompwijk, 19 juli ).
6.5
Weersomstandigheden vragen om alert optreden.
In de ontbrandingstoestemming wordt standaard een artikel opgenomen over de maximaal toelaatbare windsterkte. Overstijgt de wind een snelheid van 9 meter per seconde ( windkracht 5 of meer ) dan dient het vuurwerkevenement afgelast, gestaakt of uitgesteld worden. Ook onweer en zware buien kunnen redenen zijn om een evenement af te gelasten. Van de in 2004 door de VROM-Inspectie bezochte evenementen is het eenmaal voorgekomen dat het vuurwerkevenement werd afgelast vanwege de sterke wind ( Scheveningen, 2 juni). Bij een ander evenement werd het opgestelde vuurwerk onvoldoende tegen regen beschermd met als gevolg tot een deel van het vuurwerk niet tot ontbranding kwam ( Kampen, 4 oktober ). Bij één evenement was de afdekfolie te vroeg afgevoerd zodat het vuurwerk niet deugdelijk tegen buien was beveiligd ( Houten, 30 april ). Volgens de voorschriften dient een beziger zich van de weersverwachtingen te overtuigen door contact op te nemen met de meteodiensten. In de praktijk gebeurt dit echter niet altijd. Vaak vertrouwt de beziger op de eigen inschatting van de weersomstandigheden of op de weersverwachtingen die hem via de autoradio ter ore komen.
6.6
Samenwerking tussen instanties kan beter.
Naast het eerste lijns toezicht door het bevoegd gezag en het tweede lijns toezicht door de VROMInspectie zijn er nog andere toezichthouders betrokken bij evenementen zoals de Arbeidsinspectie voor het toezicht op de arbeidsomstandigheden van het personeel, de IVW voor de veiligheid van het transport van vuurwerk, de Vliegende Brigade voor de specifieke kwaliteiten ( soort en samenstelling ) van vuurwerk. Bij 5 van de 46 gecontroleerde evenementen waren medewerkers van deze instanties aanwezig ( Arbeidsinspectie 3 keer, Rijkswaterstaat 3 keer en de Vliegende Brigade Vuurwerk 1 keer ). Daarnaast zijn tijdens de vuurwerkevenementen soms politie en soms brandweer aanwezig. Dit was het geval bij 11 evenementen. Bij één van de vuurwerkevenementen was de provincie niet aanwezig maar was het toezicht door GS overgedragen aan het Regionaal Milieubedrijf ( Vught, 3 oktober ). De samenwerking tussen de verschillende rijksinspecties is meer toevallig dan structureel. Het bevoegd gezag ( de provincie ) is nagenoeg altijd aanwezig op de vuurwerklocatie. De andere inspectiediensten verschijnen steeksproefgewijs op de locatie. Soms vindt voorafgaande aan grote evenementen een vooroverleg plaats waarbij de inspectiediensten onderling afstemmen ( Nijmegen, 20 juli; Delfzijl, 31 mei ). Maar dat is meer uitzondering dan regel. De samenwerking tussen de instanties kan sterk verbeterd worden.
6.7
Buitenlandse bezigers presteren niet slechter dan binnenlandse bezigers.
Omdat de regelgeving rond vuurwerkevenementen in het buitenland minder stringent is dan in Nederland komt de vraag op of dat ook merkbaar wordt in de kwaliteit van het bezigen. In 2004 waren vijf buitenlandse bezigers actief in ons land, naast de 22 binnenlandse bezigers. Overigens hebben ook de binnenlandse bezigers hebben hun connecties met het buitenland omdat daar hun opslagruimten zijn gesitueerd. Men zou kunnen verwachten dat de buitenlandse bezigers, vanwege de andere regels in buitenland, minder zorgvuldig zouden kunnen zijn bij het ontsteken van vuurwerk in ons land. In de praktijk is echter geen groot kwaliteitsverschil tussen binnenlandse en buitenlandse bezigers waarneembaar. Dezelfde opmerkingen die geplaatst werden bij de uitvoering door binnenlandse bezigers zijn ook van toepassing op de buitelandse bezigers, zoals het niet strak handhaven van de veiligheidszones, het aanvoeren van vervangend vuurwerk, onduidelijke grenspassages. Wanneer we kijken naar de verdeling van de 12 evenementen waarbij door provincie en Vrom-Inspectie geen opmerkingen werden geplaatst, dan blijkt dat het in 5 gevallen een buitenlandse beziger betreft en in 7 gevallen een binnenlandse beziger. Afgezet tegen in totaal 11 gecontroleerde evenementen van buitenlandse bezigers en 35 gecontroleerde evenementen van binnenlandse bezigers scoren de buitenlandse bezigers relatief beter. VROM-Inspectie Controles van vuurwerkevenementen in 2004.
Pagina 20/33
6.8
Weigerend vuurwerk vraagt nadere aandacht.
Vuurwerk dat niet tot ontbranding komt en blindgangers dienen 15 minuten ‘met rust te worden gelaten’ voordat tot verwijdering wordt overgegaan. En vervolgens dienen deze onschadelijk te worden gemaakt door onderdompeling in water gedurende 15 minuten. Daarna dient het vuurwerk goed verpakt en conform ADR te worden afgevoerd. In een aantal gevallen was sprake van blindgangers en weigeraars. Niet in alle gevallen werd daarop door de beziger met de juiste voorzorg gereageerd ( Kampen, 4 oktober ). Bij een evenement in Arnhem bleek tengevolge van verkeerd doorlonten een partij van 100 bommen niet te zijn ontstoken ( Arnhem, 28 augustus ).
6.9
Meer aandacht voor publiek in vaartuigen..
Meerdere vuurwerkevenementen zijn in de afgelopen jaren verschoven van een ‘oude’ locatie in de bebouwde kom naar de rand van de bebouwing. In de buurt van deze nieuwe locaties is vaak bevaarbaar water aanwezig. Net als het publiek op de wal heeft ook het varend publiek de neiging om het vuurwerk van zo dicht mogelijk in ogenschouw te nemen en daarbij binnen de veiligheidszones te komen. Door optreden van de beziger en toezichthouders konden ze worden terugverwezen. ( Dokkum, 30 april ). Op een andere locatie legde de beziger het vuurwerk stil toen een vaartuig in de rivier te veel binnen de gevarenzone voer ( Baarn, 30 april ). Bij het vuurwerkevenement tijdens de Sneekweek in Sneek bleken vaartuigen met rokende mensen op korte afstand langs het ponton te varen ( Sneek, 6 augustus ) Dit vraagt een extra attentie van de bezigers en de toezichthouders en ook de opdrachtgever. In het werkplan en in de vergunning zal dit aspect nadrukkelijker moeten worden geregeld; bijvoorbeeld duidelijker afzetting of inzet van de waterpolitie.
6.10
Afsteken vuurwerk vanaf pontons nu beter geregeld.
Bij een aantal grotere evenementen wordt gebruik gemaakt van pontons ( Nijmegen, 20 juli; Delfzijl 31 mei; Sneek, 6 augustus ). In Nijmegen in de Waal, in Delfzijl in de havenkom en in Sneek in het binnenwater bij de waterpoort. De afgelopen jaren heeft onder toezichthouders een brede discussie plaatsgevonden rond de veiligheidsaspecten rond het afsteken van vuurwerk vanaf pontons. Vanuit het afstandscriterium heeft de ‘ponton-variant’ als voordeel dat de afstand tot het publiek op de wal goed te handhaven is. Daartegenover staat dat het ponton wel benaderbaar is voor vaartuigen, zoals pleziervaart en beroepsvaart. Bij het evenement tijdens de Vierdaagse in Nijmegen bleek dat schepen met opvarenden op het dek door de gevarenzone varen. Vaarverkeer op de grote rivieren valt niet eenvoudig te reguleren omdat in internationale verdragen een vrije doorvaart is afgesproken. Bij het evenement in Delfzijl bleek het voor de sleepboot moeilijk om het ponton bij afgaand tij op de plaats te houden. In de voorgaande jaren was er nog een probleem rond het transport van niet verpakt vuurwerk over water. Volgens de regels van het ADNR was afsteken vanaf een vaartuig bijna niet mogelijk. Voor dit probleem is in 2004 een werkbare oplossing gevonden. Door het Ministerie van VenW is door middel van een ministeriële regeling bepaald dat dergelijk transport niet meer gezien moet worden als transport conform ADNR. Het transport moet echter zo kort mogelijk zijn. De voorwaarden waaraan verder voldaan moet worden zijn overgelaten aan het IPO. Zij hebben hiervoor inmiddels een instructie opgesteld.
VROM-Inspectie Controles van vuurwerkevenementen in 2004.
Pagina 21/33
7
Conclusies
In hoofdstuk 3 van dit rapport - Projectbeschrijving en uitvoering – is aangegeven dat een viertal doelen zouden worden geevalueerd. Deze doelen worden hieronder successievelijk nagelopen. 1. Het bevorderen van een adequate uitvoering van het Vuurwerkbesluit voor wat betreft het onderdeel ‘bezigen professioneel vuurwerk’ door de provincies. Wat betreft het toezicht op vuurwerkevenementen kan gesteld worden dat de verschillende instanties steeds meer vertrouwd raken met hun rol. Dat geldt met name voor de provincies die zich deze rol in vrij korte tijd moesten eigen maken. In het jaar 2004 heeft deze ontwikkeling zich doorgezet. Bij de andere inspecties als de Vrom-Inspectie, de Arbeidsinspectie en de IVW bestaat een behoefte tot meer samenwerking. Ondanks dat er bij de uitvoering van de individuele vuurwerkevenementen nog veel kanttekeningen zijn te maken, weten de toezichthouders van de provincies hun handhavingsrol goed te manifesteren. Zij sturen bij waar dat nodig is. Ook de tweede-lijns-handhavers van de Vrom-Inspectie herkenden in 2004 dat de provincies de kwaliteit van hun optreden nog steeds uitbouwen. Ook blijkt uit gesprekken met de provinciale toezichthouders dat de verschillende rijksinstanties steeds beter met elkaar samenwerken bij toezichtsacties, zij het dat die acties nog vaak ad-hoc plaats vinden. 2. Het verkrijgen van voldoende inzicht in de veiligheids- en naleefsituatie (Vuurwerkbesluit) bij het afsteken van professioneel vuurwerk in 2004 ten behoeve van de VI-toezichtstaak. In 2004 vielen er bij de door de Vrom-Inspectie gecontroleerde evenementen geen ongelukken met persoonlijk letsel te constateren. Dat wil echter niet zeggen dat de evenementen probleemloos verliepen. Wat betreft het verloop van de verschillende evenementen is de belangrijkste conclusie uit de controles van 2004 dat bij het overgrote deel ( 74%) van de evenementen kanttekeningen zijn te plaatsen. Dat wil zeggen dat weinig evenementen zonder bijsturing zijn verlopen. Die bijsturing komt in de eerste plaats van de zijde van het bevoegd gezag van de Provincie en in tweede instantie van de zijde van andere handhavingsorganen ( Vrom-Inspectie, Arbeidsinspectie, Brandweer, Politie ). Soms vraagt die bijsturing weinig moeite, zoals bijvoorbeeld het verwijderen van vee dat in de buurt van de afsteeklocatie loopt. Een andere vorm van bijsturing is die van afgelasting wanneer de weersomstandigheden ( teveel wind en stortregens ) zo slecht worden dat afsteken van vuurwerk niet meer verantwoord is of wanneer de benodigde veiligheidsafstanden niet te realiseren blijken doordat bijvoorbeeld tribunes anders opgesteld blijken te zijn. Afgelasting kwam in 3 gevallen van de 46 evenementen voor. Het is voor een beziger moeilijk om zich weken voorafgaande aan het evenement te voorzien dat op de dag van het afsteken zich weidend vee in de nabijheid van de afsteeklocatie bevindt. Wel kan hij met de opdrachtgever, die beschikt over lokale informatie, afspreken dat hij op de hoogte wordt gehouden van wijzigende omstandigheden. VROM-Inspectie Controles van vuurwerkevenementen in 2004.
Pagina 22/33
Echter, het overgrote deel van de kanttekeningen is een gevolg van onzorgvuldige voorbereiding en uitvoering van het evenement door de beziger. Zo is bij een kwart van de evenementen sprake van een veiligheidsrisico doordat toeschouwers binnen de gevarenzone komen. Dit wordt veroorzaakt door te geringe inzet van personeel, gebrekkige afbakening van de gevarenzone en onduidelijke afspraken met de opdrachtgever. Een andere kanttekening betreft de aanvoer van vuurwerk op de afsteeklocatie. Het komt regelmatig voor dat een afwijkend tijdschema voor de opbouw ( vroeger of later ) van het vuurwerk wordt gehanteerd. Dat betekent dat ook de momenten van grenspassage in die gevallen ook onduidelijk zijn. Ook het retourvervoer van weigerend vuurwerk naar de ( buitenlandse ) opslagen is niet altijd traceerbaar. Tijdens de opbouw van het vuurwerk blijkt in 17% van de gevallen ander of meer of minder vuurwerk te worden aangevoerd dan vermeld is in het werkplan. Bijna altijd gaat het om ander vuurwerk van hetzelfde kaliber, zodat de veiligheidssituatie niet in het geding is. Wijzigingen in het assortiment zijn overigens toegestaan tot vijf werkdagen voor het evenement ( melding bij de Provincie ), maar meestal blijken de afwijkingen pas op de locatie. Het ( wat passieve ) argument van de beziger is doorgaans dat de leverancier het bestelde vuurwerk niet meer in voorraad had. Dat argument wringt met het creatieve beeld dat bezigers proberen uit te dragen, namelijk dat ze uitgebalanceerde shows willen laten zien. Het gemakkelijk vervangen van soorten vuurwerk verdraagt zich daar niet goed mee.
3. Het beoordelen of de betrokken instanties de aanbevelingen uit de onderzoeken uit voorgaande jaren hebben overgenomen. Een aantal van de aanbevelingen uit de afgelopen jaren zijn door de provincies en de Vrom-Inspectie nader uitgewerkt ( onder andere wat betreft het afsteken vanaf pontons, en meer afstemming tussen de verschillende bij een evenement betrokken partijen ). Het afsteken van vuurwerk vanaf pontons biedt goede mogelijkheden om toeschouwers op de wal op afstand te houden, maar geeft weer problemen om varend publiek op afstand te houden. Pleziervaartuigen komen te vaak in de nabijheid van de pontons. Over het afsteken van vuurwerk vanaf pontons kunnen in ( IPO-verband ) nog nadere voorschriften worden ontwikkeld bijvoorbeeld wat betreft de communicatiemogelijkheden ( bijvoorbeeld de afstemming met de waterpolitie ). Een ander aspect dat nog nader onderzocht dient te worden bij het afsteken van vuurwerk vanaf pontons betreft de verontreiniging van het oppervlaktewater door vuurwerkresten. In het verleden is dit aspect al eens door de provincie Groningen onder de aandacht gebracht van waterschappen en Rijkswaterstaat. Tot nu toe zijn de verontreinigingsaspecten nog niet duidelijk in beeld gebracht. Voor een aantal andere aanbevelingen uit 2003 geldt dat nadere uitwerking nodig is: - onderzoek naar het onder water brengen van weigerend en instabiel vuurwerk, - het vaststellen van veiligheidsafstanden bij theatervuurwerk en ander meldingsplichtig vuurwerk, - vaststellen van beleid voor welke evenementen in de toekomst wel en niet gecontroleerd gaat worden. Wat betreft de aanbeveling uit 2003 aan de Vrom-Inspectie voor een specifieke controle-actie naar een aantal aspecten ( classificatie, veiligheid van vuurwerkartikelen, toetsing van veiligheidsafstanden en opslag van vuurwerk in vrachtauto’s ) wordt in 2005 uitvoering gegeven door een gezamenlijk project van de Vrom-Inspectie en IVW van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.
VROM-Inspectie Controles van vuurwerkevenementen in 2004.
Pagina 23/33
4. Het beoordelen of de bezigers en de betrokken instanties de wijzigingen van het Vuurwerkbesluit met betrekking tot het bezigen ( de nieuwe meldingsprocedure ) hebben opgenomen in respectievelijk hun uitvoeringspraktijk en hun handhavingspraktijk. Van de variant van het meldingsplichtige vuurwerk ( mogelijk sinds de wijziging van het Vuurwerkbesluit per 1 maart 2004 ) kan verder worden vermeld dat de bezigers en het bevoegd gezag van de provincie nog bezig zijn hiermee ervaring op te doen. De, op zich positief beoordeelde, korte voorbereidingsprocedure van twee weken blijkt in de praktijk nog te leiden tot een aantal slordig uitgevoerde evenementen waarbij resten van vuurwerk in het publiek terecht komen. Wat betreft de verschillen tussen de verschillende typen van vuurwerk ( vergunningsplichtig vuurwerk, meldingsplichtig vuurwerk en theatervuurwerk ) is gebleken dat het theatervuurwerk vaker dan de beide andere varianten zonder kanttekeningen bij de uitvoering hebben plaats gevonden ( van de 8 gecontroleerde binnenevenementen vond de helft plaats zonder kanttekeningen ). Bij de andere typen vuurwerk was dit een lager: een kwart vond plaats zonder kanttekeningen). Dit heeft twee oorzaken. In de eerste plaats komen bij theatervuurwerk de acteurs en het publiek zo dicht in de nabijheid van het vuurwerk dat de voorzorgmaatregelen met veel precisie worden uitgevoerd om de show of het spektakel zo goed mogelijk te ondersteunen. Daarnaast speelt hierook mee dat theatervuurwerk wordt toegepast door een beperkt aantal bezigers betreft die sterk gespecialiseerd zijn voor dit type vuurwerk en vaak met de theatershows meereizen.
.
VROM-Inspectie Controles van vuurwerkevenementen in 2004.
Pagina 24/33
8
Aanbevelingen
De onderstaande aanbevelingen zijn voor een deel een herhaling van de aanbevelingen uit de rapportage over de evenementen van 2003. Van de aanbevelingen uit 2003 hebben een aantal reeds een vervolg/oplossing gekregen. Zo is voor het vervoer van vuurwerk met een ponton over het water naar de afsteeklocatie een werkbare oplossing gevonden. Aan een andere aanbeveling tot meer afstemming tussen de beziger, opdrachtgever, politie en brandweer is voor een aantal grotere evenementen gevolg gegeven. De andere aanbevelingen uit 2003 bleken ook in 2004 nog aandachtspunten. 1. De provincies wordt aanbevolen om het toezicht op de vuurwerkevenementen de komende jaren te blijven continueren met een aantal aanscherpingen. Dit is nodig om de vuurwerksector te blijven attenderen op de eigen verantwoordelijk om evenementen deugdelijk voor te bereiden en uit te voeren. Momenteel zijn er nog teveel kanttekeningen te plaatsen bij de wijze waarop de bezigers opereren. Gezien het grote aantal evenementen zullen provincies een aanpak moeten ontwikkelen om de bezigers die bij herhaling minder goed presteren scherper te volgen. 2. De provincies wordt aanbevolen om in onderling overleg te bezien of in de voorschriften een aantal aspecten nader kunnen worden uitgewerkt, zoals: - bewaking gevarenzones ( meer verantwoordelijkheid van de opdrachtgever ), - varend publiek rond pontons ( bijv. inzet van de waterpolitie en gebruik megafoons), - communicatie tijdens het ontsteken verbeteren - strakker toezicht op meldingsplichtig vuurwerk ( met name op de kleine veiligheidsafstanden ) - meer afstemming met beziger en/of opdrachtgever over de inzet van politie en brandweer. 3. Het uitvoeren van gezamenlijk toezicht door de handhavende rijksinstanties kan verbeterd worden. In plaats van los van elkaar staande controles ( Provincie, Vrom-Inspectie, Arbeidsinspectie, IVW ) verdient het aanbeveling om bij een aantal evenementen in 2005 gezamenlijk de gehele keten van ‘ import-aanvoer-opbouw-afsteken-afvoer-export’ te controleren. Dat wil zeggen dat van een bepaald evenement alle aspecten worden gecontroleerd door de verschillende instanties. Op die manier kan de kwaliteit van het gehele evenement in beeld worden gebracht. De IVW controleert dan de transport van het vuurwerk. De Vliegende Brigade Vuurwerk beoordeelt de classificatie en de productveiligheid van het vuurwerk. De Vrom-Inspectie ziet toe op de veiligheid ter plaatse met name die voor het publiek. De provincie beoordeelt de naleving van de voorschriften uit de door haar verleende ontbrandingstoestemming. De Arbeidsinspectie kan tenslotte de veiligheid voor de medewerkers controleren. De mogelijkheden tot een dergelijke aanpak worden in 2005 nader uitgewerkt. Voor een goede selectie van ‘risico-bezigers’ is ook een actuele voeding van de LMIPFLITS-database van belang. VROM-Inspectie Controles van vuurwerkevenementen in 2004.
Pagina 25/33
4. Het gebruik van het landelijk datasysteem van het LMIP ( databestand FLITS ) kan verder verbeterd worden door een tijdiger invulling van gegevens. De opslag van gegevens in het systeem vindt in een aantal gevallen met grote vertraging plaats. Weliswaar is er in de afgelopen jaren een verbetering opgetreden maar verdere verbetering is noodzakelijk, met name ook om meer gericht de prestaties van ‘risico-bezigers’ tijdig te herkennen. 5. De provincies hebben niet altijd voldoende menskracht om op ‘vuurwerk-hoogtijdagen’, zoals 30 april en 5 mei, alle evenementen te controleren. Aanbevolen wordt dat de provincies in onderling overleg selectiecriteria ontwikkelen voor wel of niet te controleren evenementen. Criteria kunnen zijn: omvang van het evenement, verwachte aantal toeschouwers, reputatie van de beziger, locatie van het evenement en andere bijzonderheden. 6. Aanbevolen wordt dat de VROM-Inspectie de waterkwaliteitsbeheerder ( Rijkswaterstaat en de waterschappen ) vraagt om de verontreinigingsaspecten die gepaard gaan met het afsteken van vuurwerk vanaf pontons of langs het water nader te onderzoeken.
VROM-Inspectie Controles van vuurwerkevenementen in 2004.
Pagina 26/33
9
Bijlagen
Bijlage 1: Toezicht op de provinciale toezichtspraktijk Vergunde Vergunde evenementen evenementen in 2002 in 2003
Evenementen in 2004 ( LMIP )
Groningen Friesland Drenthe Overijssel Gelderland N-Holland Flevoland Utrecht Z-Holland Zeeland N-Brabant Limburg Provincie onbekend
34 60 29 79 158 285 256 110 259 31 156 70
41 42 18 63 121 220 21 49 165 15 70 49
28 50 41 78 77 191 14 67 226 15 108 72 66
Evenementen in 2004 ( opgave provincies )** 27 50 32 66 144 183 24 80 225 24 138 73
(13) (25) (13) (31) (54) (71) (14) (60) (-) (12) (77) (41)
Door de VROMInspectie bezochte evenementen in 2004 3 6 3 4 7 3 1 3 9 4 3
Totaal: 1527 874 1033 1066 ( 411) 46 * Bron: LMIP en Provincieopgave ** waarvan tussen haakjes het aantal evenementen volgens de ‘meldingenprocedure’.
VROM-Inspectie Controles van vuurwerkevenementen in 2004.
Pagina 27/33
Bijlage 2. Overzicht van buitenlandse en binnenlandse bezigers met een toepassingsvergunning ultimo 2004 Naam
Vestigingslocatie
Verlener Toepassingsvergunning
Vangelabbeek Haarman Bonthuis Jacobs Gmbh Global Trading
Belgie Duitsland Duitsland Duitsland Duitsland
VROM VROM VROM VROM VROM
Elementum FX Action Fireworks Wagenvoort vuurwerk Xena vuurwerk Katan Jaco vuurwerkevenementen Henk Romeijn Magic Moments & SE Grooney Pyro Effects Stg. Muziektheater A’dam Stg. Goddess of Desire Amstock Producties Broekhoff Internat. Firework Events Broekhoff Vuurwerk International De Koster Pyrotechn. Evenementen Master Pyrotech Beko Jos Franssen Anton’s Evenementenvuurwerk LNF Fireworks
Wolvega Kampen Wapenveld Ede Ulft Ede Hoofddorp Bovenkarspel Amsterdam Bergen Almere Dronten Dronten Dronten Lelystad Tilburg Hulsberg Utrecht Veenendaal
Prov. Friesland Prov. Overijssel Prov. Gelderland Prov. Gelderland Prov. Gelderland Prov. Gelderland Prov. N-Holland Prov. N-Holland Prov. N-Holland Prov. N-Holland Prov. Flevoland Prov. Flevoland Prov. Flevoland Prov. Flevoland Prov. Flevoland Prov. N-Brabant Limburg Prov. Utrecht Prov. Utrecht
VROM-Inspectie Controles van vuurwerkevenementen in 2004.
Pagina 28/33
Bijlage 3. Voorbeeld van een gehanteerde checklist. ( soortgelijke checklisten zijn gebruikt voor vergunningsoplichtige- en theaterevenementen )
CHECKLIST MELDINGSPLICHTIG BUITENVUURWERK Algemeen: Naam evenement Datum / tijdstip ontbranding
Datum:
Aanvang opbouw: Tijdstip aanvraag: Tijdstip daadwerkelijk:
Plaats / gemeente / provincie Adres VI-inspecteur(s) Toezichthouders: Toezichthouder(s) provincie Brandweer Gemeente Politie Arbeidsinspectie Inspectie Verkeer en Waterstaat Andere instantie Beziger: Naam beziger (bedrijfsnaam) Vestigingsadres Telefoon / fax / email Bezigers (gecertificeerd)
Assistenten (niet gecertificeerd)
VROM-Inspectie Controles van vuurwerkevenementen in 2004.
Pagina 29/33
“ Heeft het bevoegd gezag gecontroleerd op de onderstaande vereisten ?” Nr. 1
3
5 6
7
8
10
11
12
13
Te controleren aspecten Tijdens het evenement mag uitsluitend consumentenvuurwerk kleiner dan 2 inch, niet zijnde vuurpijlen worden afgestoken of maximaal 10 kg theatervuurwerk. De afsteker heeft bij zich: - de melding; - werkplan; - een afschrift van de toepassingsvergunning en de bijbehorende voorschriften; - een Certificaat van Vakbekwaamheid of een kopie hiervan; - het bewijs van verzekering. De afsteker dient zich op locatie te kunnen legitimeren met een geldig legitimatiebewijs (paspoort, identiteitskaart of rijbewijs). Indien een andere afsteker het evenement gaat verzorgen dan in het werkplan is vermeld, dient de vervanger tijdens het evenement schriftelijk aan te tonen dat hij onder verantwoordelijkheid van de toepasser werkt. Vanaf het begin van de opbouw tot aan het einde van het afbreken van de opstellingen van het vuurwerk dient een afsteker aanwezig te zijn die de Nederlandse taal machtig is. Personen, die de afsteker assisteren bij het opstellen en afsteken van vuurwerk en het bewaken van het afsteekterrein of afsteekplaats en de gevarenzone, dienen vooraf door de afsteker zodanig te zijn geïnstrueerd dat overtreding van deze voorschriften redelijkerwijs is uitgesloten. Bij het afsteekterrein of afsteekplaats dient de toepasser er zorg voor te dragen dat vanaf het moment van aanvoer en tijdens opbouw en afsteken tot en met het afvoeren van het vuurwerk continu eigen toezicht aanwezig is. Voor aanvang van het opstellen van het vuurwerk dient de afsteker er zich van te vergewissen dat in de gevarenzone en in de directe omgeving daarvan geen wijzigingen hebben plaatsgevonden ten opzichte van de situatie van de melding. Wijzigingen (bijvoorbeeld afsteekprogramma, tijden, soorten vuurwerk) dienen minimaal 5 werkdagen voorafgaand aan het evenement schriftelijk of per fax aan Gedeputeerde Staten te worden overgelegd en schriftelijk op locatie aanwezig te zijn. Hierbij mogen nooit de veiligheidsafstanden, zoals opgenomen in de melding worden overschreden. Wijzigingen in het belang van de veiligheid en niet vallend onder voorschrift 11, mogen worden doorgevoerd, indien die wijzigingen onaanvaardbaar gevaar of onaanvaardbare schade of hinder bij mens en milieu kunnen voorkomen. Hierbij mogen nooit de veiligheidsafstanden, zoals opgenomen in de melding worden overschreden. Uiterlijk 1 werkdag na het evenement dienen de wijzigingen schriftelijk aan Gedeputeerde Staten te worden overlegd.
VROM-Inspectie Controles van vuurwerkevenementen in 2004.
+
-
Nvt
Pagina 30/33
14
15 16
17 18
19
20
21
22
23
24
25
Op het afsteekterrein of afsteekplaats mag alleen vuurwerk worden opgesteld dat bestemd is om daadwerkelijk te worden afgestoken tijdens het evenement. Vuurwerk dat niet zal worden afgestoken dient onverwijld te worden geplaatst in afgesloten transportverpakking in eveneens afgesloten doelmatige transportmiddelen en dient direct na het evenement te worden afgevoerd. Alleen onbeschadigde en niet eerder gedeeltelijk tot ontbranding gebrachte vuurwerkartikelen mogen worden afgestoken. De constructies, die worden gebruikt bij het opstellen van vuurwerk, moeten van slecht brandbaar materiaal vervaardigd zijn en bestand zijn tegen de schokken en de trillingen die door het afsteken kunnen worden veroorzaakt. Ook dient de constructie zo te zijn uitgevoerd, dat de personen die een bijdrage leveren aan de voorstelling, geen gevaar ondervinden van het vuurwerk. Het vuurwerk dient op een doelmatige wijze tegen omvallen te zijn beveiligd. De afsteker dient de opstelling voor het afsteken te controleren op deugdelijkheid en, indien van toepassing, de circuits en aansluitingen van de elektrische ontstekingen te testen. Bij het elektrisch afsteken dient gebruik te worden gemaakt van een afsteekkast, welke voorzien is van een tweestaps beveiliging (bijvoorbeeld een sleutelcontact en een vuurknop). Het afvuursysteem mag alleen volledig zijn ontgrendeld ten behoeve van het testen en het ontbranden. In aanvulling op voorschrift 19 moet de afsteekkast zijn voorzien van een dodemansknop of noodstop indien het afschieten geschiedt met behulp van een tijdgestuurd programma. De afsteker dient te allen tijde een vrij en onbelemmerd zicht te hebben op het opgestelde vuurwerk en de directe omgeving, zodat hij bij calamiteiten het afsteken direct kan stoppen. Dit kan eventueel worden bereikt middels gebruik van communicatie met assistenten, cameratoezicht of andere gelijkwaardige voorzieningen. Op het afsteekterrein of afsteekplaats dienen geschikte blusmiddelen vanaf de start van het opbouwen tot en met de eindcontrole en het verwijderen van de restanten voor direct gebruik aanwezig te zijn. De blusmiddelen moeten zijn afgestemd op de plaats en de hoeveelheid van het af te steken vuurwerk. Handblussers moeten korter dan 1 jaar geleden zijn goedgekeurd. De afsteker dient te allen tijde over goede communicatiemogelijkheden te beschikken waarmee contact kan worden onderhouden met de overige bij het afsteken betrokken personen en eigen bewaking, met aanwezige toezichthoudende ambtenaren van Gedeputeerde Staten, Arbeidsinspectie, politie en brandweer. Indien tijdens het afsteken van het vuurwerk de gevarenzone door publiek wordt betreden, dient het afsteekprogramma onverwijld te worden onderbroken totdat de gevarenzone weer vrij van publiek is. Indien een vuurwerkartikel tijdens het evenement afwijkend gedrag vertoont ten opzichte van het gedrag dat redelijkerwijs verwacht mag worden op grond van de productspecificatie, en dit gevaar oplevert voor afsteker en de omgeving, mogen alle resterende artikelen van hetzelfde artikelnummer en batch (moment van productie) niet meer worden afgestoken.
VROM-Inspectie Controles van vuurwerkevenementen in 2004.
Pagina 31/33
28
31
32
Indien na een ongewoon voorval, zoals brand of een ongeval, getwijfeld moet worden aan de veiligheid bij het afsteken van de overige vuurwerkartikelen, dient het afsteken te worden gestaakt. De gevarenzone, afsteekterrein en afsteekplaats dienen na afloop van het evenement schoon te worden opgeleverd. Hierbij wordt uitgegaan van de oorspronkelijke staat van het terrein. De afsteker dient er zorg voor te dragen dat het achtergebleven afval als gevolg van het afgestoken vuurwerk op een zorgvuldige wijze wordt afgevoerd.
Opmerkingen aangaande de controle:
VROM-Inspectie Controles van vuurwerkevenementen in 2004.
Pagina 32/33
VROM-Inspectie Controles van vuurwerkevenementen in 2004.
Pagina 33/33