CONFERENTIE “ARMOEDE EN VEROUDEREN” 27 april 2010 Brussel Verslag van het werk in de ateliers
Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 1/59
COLOFON Conferentie ‘Armoede en Verouderen’ - Verslag van het werk in de ateliers Ce rapport est également disponible en français sous le titre: Conférence ‘Pauvreté et vieillissement’ – Compte rendu du travail en ateliers AUTEURS
VERTALING
COÖRDINATIE VOOR DE KONING BOUDEWIJNSTICHTING
Jean Cech Aurore D'Haeyer Manu Deloeul Caroline Feulien Ria Goris Michel Teller Luk Vanrespaille Liesbeth Vandenberghe
Marielle Goffard Antoine Pennewaert
Françoise Pissart, directeur Stefanie Biesmans, projectmedewerker Ann Vasseur, directieassistente
Dit rapport kwam tot stand met steun van het Europese 'Community Programme for Employment and Social Solidarity' (2007-2013) programma. Het brengt verslag van een Conferentie georganiseerd in het kader van het project ‘Raising Awareness campaign on social inclusion and social protection in Belgium, Romania & Bulgaria’gefinancierd door de Europese Commissie, DG Werkgelegenheid, sociale zaken en gelijke kansen. De inhoud van dit verslag is niet noodzakelijk een weergave van de positie of de opinie van de Europese Commissie.
Juli 2010
Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 2/59
INLEIDING Eind april 2010, organiseerde de Koning Boudewijnstichting, in partnerschap met de think tank Pour la Solidarité, een conferentie over "Armoede en veroudering". Dit evenement kaderde in het Europese programma PROGRESS, het EU programma voor werkgelegenheid en sociale zaken. Een 300-tal personen uit verschillende sectoren en allen op directe of indirecte wijze werkzaam met oudere personen in armoede namen deel aan deze dag: ouderenverenigingen, armoedeverenigingen, verenigingen uit de zorgsector, OCMW’s, beleidsmedewerkers, ziekenfondsen, diensten voor thuiszorg, administraties, etc. België telt 21% arme personen in de leeftijdsgroep van 65 en ouder (cijfers 2007). In deze periode van het leven is het risico op verarming groter dan voor de gemiddelde bevolking, en toch geniet slechts 5% van de oudere personen van de IGO (Inkomensgarantie voor ouderen). Onder de meest kwetsbaren bevinden zich alleenstaande vrouwen en koppels die het pensioen van een alleenstaande krijgen. Een van de doelstellingen van deze dag was het stimuleren van een diepgaand debat over armoede en veroudering vertrekkende van specifieke thema’s zoals pensioenen, zorg en gezondheid, isolement, logement en energie. Om een participatieve dynamiek te creëren werden de deelnemers opgedeeld in Franstalige, Nederlandstalige en twee tweetalige werkgroepen, gedurende het grootste deel van de dag. Zij analyseerden de uitdagingen en moeilijkheden en deden op basis van hun ervaring een aantal vaststellingen van belang met betrekking tot ouderen en armoede. Vertrekkende van deze vaststellingen werd naar enkele concrete pistes voor oplossingen gezocht. Aan het eind van de dag werden aan een panel van bevoegde politieke persoonlijkheden van zowel de federale als de regionale overheden, de punten voorgelegd die door de deelnemers aan de ateliers als meest van belang werden beschouwd. In dit opzicht was het interessant om de acties van de Europese Unie hieromtrent van naderbij te bekijken, en dan meer in het bijzonder de implementatie van de Open Coördinatiemethode (OMC) via de Nationale Actieplannen (NAP) van de lidstaten. Deze methode, in 2000 geïntroduceerd ter gelegenheid van de Europese Raad van Lissabon om de sociale politiek van de Europese Unie richting te geven, tracht een actieve deelname van de meer kwetsbare bevolkingsgroepen te stimuleren in de beslissingen die de strijd tegen armoede aangaan. De OMC is als politiek instrument dus ideaal voor het zoeken naar oplossingen om de sociale uitsluiting van ouderen tegen te gaan. Dit verslag is geen afspiegeling van de standpunten van de Koning Boudewijnstichting of van de Europese Unie, maar een weergave van de reflecties en de discussies die tijdens de ateliers plaatsgrepen. Het werd door de verschillende rapporteurs die aan elk van de werkgroepen deelnamen opgesteld met de bedoeling niets verloren te laten gaan van het werk. In een afzonderlijke synthesenota worden de voornaamste problemen samengevat evenals de oplossingspistes die naar voren werden geschoven en die zouden kunnen worden uitgewerkt op de verschillende beleidsniveaus in België om de strijd tegen armoede bij ouderen aan te gaan.
Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 3/59
INHOUD INLEIDING ..........................................................................................................................................3 VERSLAG - ATELIER «PENSIOENEN» ...................................................................................................7 De uitdagingen die de groep belangrijk vindt ..................................................................................7 Synthese van de uiteenzettingen van de experts.............................................................................7 Uitgewerkte sleuteluitdagingen ......................................................................................................8 Het minimumpensioen afstemmen op de reële kosten van zorg en gezondheid..........................8 Individuele rechten voor gelijkgestelde periodes in atypische loopbanen....................................8 Een betere voorlichting, transparantie en bewustmaking inzake pensioenen..............................8 Streven naar een IGO die gekoppeld is aan de welvaart en aangepast is aan de Europese armoedegrens.............................................................................................................................9 Zorgen voor een volwaardig pensioen voor iedereen, door iedereen. .......................................10 VERSLAG – ATELIER «OPEN COÖRDINATIEMETHODE» ....................................................................11 De uitdagingen die de groep belangrijk vindt ................................................................................11 Synthese van de uiteenzettingen van de experts...........................................................................11 Uitgewerkte sleuteluitdagingen ....................................................................................................13 Beter rekening houden met ouderen in het NAP.......................................................................13 Stimuleren van solidariteit en interacties ..................................................................................14 Integreren van de stem van ouderen die in armoede leven in het sociaal beleid .......................14 Opsporen van ouderen die in armoede leven............................................................................14 Een beter contact met het lokale netwerk.................................................................................15 VERSLAG - ATELIER «HUISVESTING & ENERGIE» (FR) .......................................................................16 De uitdagingen die de groep belangrijk vindt ................................................................................16 Synthese van de uiteenzettingen van de experts...........................................................................17 Uitgewerkte sleuteluitdagingen ....................................................................................................19 Toegang tot informatie .............................................................................................................19 Toegang tot thuiszorg zodat ouderen langer thuis kunnen blijven wonen. ................................19 Mobiliteit in de leefomgeving en daarbuiten.............................................................................20 Maatregelen rond huurprijzen ..................................................................................................20 Ter beschikking stellen van woningen die gemakkelijk aan te passen zijn aan de evolutie. ........20 VERSLAG - ATELIER «ZORG EN GEZONDHEID» (FR) ..........................................................................23 De uitdagingen die de groep belangrijk vindt ................................................................................23 Synthese van de uiteenzettingen van de experts...........................................................................24 Uitgewerkte sleuteluitdagingen ....................................................................................................26 Hoe informatie toegankelijker maken?......................................................................................26 Toegankelijk vervoer: hoe zorgen voor een toegankelijker mobiliteitsaanbod?.........................26
Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 4/59
Hoe de gezondheidszorg financieel toegankelijker maken (minder kosten ten laste van de patiënt)? ...................................................................................................................................27 Het «gemeenschapsaspect» en hoe intergenerationele relaties als drijvende kracht achter solidariteit en het sociale weefsel bevorderen?.........................................................................28 Hoe de wetgeving rond zorgtoegang vereenvoudigen en eenvormig maken? ...........................29 Zorgen voor een netwerk van vertrouwenspersonen: hoe zorgen voor proactieve steunpunten bij ouderen die in armoede leven? ............................................................................................29 De mens opnieuw centraal plaatsen in beslissingen ..................................................................30 VERSLAG – ATELIER «ISOLEMENT» (FR) ...........................................................................................32 De uitdagingen die de groep belangrijk vindt ................................................................................32 Synthese van de uiteenzettingen van de experts...........................................................................32 Uitgewerkte sleuteluitdagingen ....................................................................................................35 Arme ouderen opsporen...........................................................................................................35 Toegankelijke informatie...........................................................................................................36 Diensten van en in de nabijheid ................................................................................................36 Ontwikkelen en verbeteren van relatienetwerken voor thuis ....................................................36 Een betere toegang tot het sociale leven ..................................................................................37 Werken aan het waardesysteem & initiatie in het leren ouder worden .....................................37 Mobiliteit..................................................................................................................................37 «Doen met» in plaats van «doen voor».....................................................................................38 Waarderen van mantelzorg.......................................................................................................38 Verhogen van het inkomen .......................................................................................................38 VERSLAG – ATELIER «HUISVESTING EN ENERGIE»(NL) .....................................................................39 De uitdagingen die de groep belangrijk vindt ................................................................................39 Synthese van de uiteenzettingen van de experts...........................................................................39 Uitgewerkte sleuteluitdagingen ....................................................................................................44 Hoe kunnen we ervoor zorgen dat mensen langer in hun woning en/of buurt kunnen blijven wonen?.....................................................................................................................................44 VERSLAG – ATELIER « ISOLEMENT» (NL) ..........................................................................................46 De uitdagingen die de groep belangrijk vindt ................................................................................46 Synthese van de uiteenzettingen van de experts...........................................................................46 Uitgewerkte sleuteluitdagingen ....................................................................................................47 Armoededrempels wegnemen en de mobiliteit van arme ouderen verbeteren.........................48 Van aanbod- naar vraaggestuurd ..............................................................................................48 Hoe eenzame, arme ouderen vinden en contact met hen maken? ............................................49 Buurtnetwerken opzetten.........................................................................................................49 Preventie van isolement bij ouderen, kwalitatief en kwantitatief ..............................................50 VERSLAG – ATELIER «ZORG EN GEZONDHEID» (NL) .........................................................................52 De uitdagingen die de groep belangrijk vindt ................................................................................52 Synthese van de uiteenzettingen van de experts...........................................................................52
Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 5/59
Uitgewerkte sleuteluitdagingen ....................................................................................................53 Wat mankeert er vandaag in de eerstelijnsgezondheidszorg om arme ouderen te bereiken?....53 Onbereikbaarheid van zorg / financiële drempels .....................................................................53 Uitstel van de zorg wegens andere drempels dan financiële......................................................54 Hoe preventie en gezondheidspromotie meer op maat van de oudere armen maken? .............54 VOORSTELLING VAN DE CONCLUSIES UIT DE ATELIERS EN EERSTE REACTIES VAN DE BELEIDSVERANTWOORDELIJKEN BEVOEGD VOOR ARMOEDEBESTRIJDING .....................................56 Open coördinatiemethode............................................................................................................56 Pensioenen...................................................................................................................................56 Zorg en gezondheid ......................................................................................................................57 Isolement .....................................................................................................................................57 Huisvesting en energie..................................................................................................................58
Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 6/59
VERSLAG - ATELIER «PENSIOENEN» Hoe beter rekening houden met de specifieke levensstandaard en -kwaliteit van de meest kwetsbare ouderen bij de herziening van het pensioenstelsel?
De uitdagingen die de groep belangrijk vindt 1. Verhoging van het pensioenbedrag, vooral voor vrouwen. 2. Een IGO (Inkomensgarantie voor ouderen) gekoppeld aan het effectieve welvaartspeil en aan de Europese armoedegrenzen. 3. Een betere waardering van atypische loopbanen (gedeeltelijke invaliditeit, gemengde loopbaan, loopbaanonderbreking) gekoppeld aan een grotere transparantie van de toepasbare berekeningen. 4. Meer informatie en transparantie met betrekking tot het Belgische pensioenstelsel (directe rechten, afgeleide rechten, etc.). 5. Een betere afstemming van het minimumpensioen op de werkelijke kosten die ouderen moeten betalen voor gezondheidszorg en huisvesting (huur of rust-en verzorgingstehuis). Zorgverzekering?
Synthese van de uiteenzettingen van de experts Karel Van den Bosch (Centrum voor Sociaal Beleid, Universiteit Antwerpen) De spreker focust op de niet-monetaire indicatoren (met name het bezit) van de levensstandaard van ouderen en beklemtoont dat de levenssituatie van onze gepensioneerden niet zo oncomfortabel is als ze lijkt bij het bekijken van de pensioenbedragen. Een situatie die normaal gezien in de toekomst nog moet verbeteren. Volgens hem moeten de oorzaken van de armoede van sommige ouderen niet zozeer worden gezocht bij et niveau van de pensioenen in België. Andere factoren zijn belangrijker zoals de manier waarop de pensioenen worden berekend (op basis van de inkomsten van de laatste jaren of van de hele loopbaan), de nog beperkte ontwikkeling van de tweede pijler, de manier waarop de tweede pijler wordt geregeld (in één keer), enz. Van den Bosch vermeldt ook enkele hinderpalen bij de uitwerking van de eerder vermelde statistieken die de toestand somberder voorstellen dan ze is. Hij beklemtoont dat België één van de landen is waar het verschil tussen het inkomen van actieven en niet-actieven het grootst is. Toch zou het armoederisico op een vrijwel gelijkaardige manier betrekking hebben op alle categorieën van gepensioneerden. En zou het afhangen van een reeks niet-monetaire indicatoren die aangeven of ouderen in een armoedespiraal dreigen terecht te komen (schulden, verwarming, auto, enz.). Vandaar zijn fundamentele conclusie: de oorzaken van de armoede van ouderen situeren zich meer bij de kosten (die sterk stijgen: huur, gezondheidszorg, opvang) dan bij het eigenlijke inkomen. Bart Collin (kabinet minister Daerden) De spreker gaat in op de context van de Nationale pensioenconferentie over de modernisering van het pensioenstelsel. Hij beschrijft de structuur en de gebruikte werkmethode, evenals de voortgang van de werkzaamheden. Het Groenboek over de pensioenen met een kritische analyse wordt verwacht tegen eind 2010. De spreker analyseert de vervangingscijfers voor de verschillende categorieën werknemers en onderstreept de aanzienlijke verschillen.
Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 7/59
Anne Snick (Flora vzw – netwerk voor vorming en werkcreatie met vrouwen) De spreekster beklemtoont meteen de niet-commerciële en niet-monetaire aspecten van het leven in de maatschappij. Ze stelt vast dat een loopbaan in de praktijk, door de berekening van de pensioenrechten, vooral met betrekking tot vrouwen, niet leidt tot volwaardige, fatsoenlijke pensioenen. Volgens haar is de verdeling in categorieën waarop het huidige systeem berust niet meer aangepast en dreigt de situatie van de meest kwetsbaren (in het bijzonder laaggeschoolde alleenstaande vrouwen) nog slechter te worden. Ze toont een boomdiagram dat een beeld geeft van hoe ouderen arm worden. Het overdreven belang dat onze samenleving hecht aan geld speelt hier volgens de spreker een belangrijke rol in; alle producten en diensten die bijdragen tot de levenskwaliteit van ouderen worden systematisch uitgedrukt in geld. De organisatie van het werk (verdeling van taken tussen mannen en vrouwen en van het werk tussen vrouwen) en het herverdelingsbeleid in onze samenleving zouden er volgens de spreker bij winnen, door zich los te maken van deze strikt financiële en commerciële logica en door te streven naar een beter evenwicht tussen rendabel productief werk en niet-betaald maatschappelijk werk. Tot slot verwees ze naar het systeem dat in voege is in Japan. Daar is de oudere bevolking erg belangrijk. Ze wordt er goed verzorgd omdat er een mechanisme bestaat waarbij de mensen die voor hen zorgen worden ‘beloond’ via een puntensysteem waarbij hun mantelzorg wordt gewaardeerd via een hele reeks niet-monetaire voordelen.
Uitgewerkte sleuteluitdagingen Het minimumpensioen afstemmen op de reële kosten van zorg en gezondheid De groep ziet verschillende interessante sporen: • De zorgverzekering-formule die bestaat in Vlaanderen (maar niet in de twee andere regio’s) veralgemenen in het hele land. • Met 15% optrekken van het plafond van de verhoogde tussenkomst (medische en paramedische prestaties) tot 13.000 euro/jaar (statuten BIM en OMNIO). Het is hoofdzakelijk de bedoeling om dit plafond te verhogen voor de alleroudsten (bijvoorbeeld 80-plussers of zij die afhankelijk worden) om te zorgen voor een vlottere overgang naar een rust-en verzorgingstehuis. • Verhogen van het OMNIUM-plafond. • Optrekken van de minimumpensioenen gekoppeld aan de welvaart, en ook aan het minimumloon. Er is geen consensus binnen de groep over de manier om daartoe te komen, sommigen denken dat een dergelijke maatregel financieel niet houdbaar is. Individuele rechten voor gelijkgestelde periodes in atypische loopbanen De groep kiest voor een reeks maatregelen die gunstig zijn voor vrouwen, een groep die bijzonder kwetsbaar is als het gaat over verouderen: • Vrouwen moeten gaan werken om aanspraak te kunnen maken op een goed pensioen, maar daaraan wordt geknabbeld door de berekening van de gelijkgestelde periodes (opleiding, zorg, enz.). De groep is gecharmeerd door de Japanse formule met punten die werd voorgesteld door één van de sprekers (zie hoger) en stelt voor om zich daarop te inspireren voor de evolutie van ons stelsel zodat het beter rekening houdt met de evolutie van ons leven in de maatschappij. Er wordt opgeroepen om rekening te houden met een inkomen voor de thuisblijvende partner. Een betere voorlichting, transparantie en bewustmaking inzake pensioenen Er worden verscheidene aanvullende benaderingen voorgesteld:
Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 8/59
•
• • • •
Jongeren bewustmaken van de verschillende sociale zekerheidsmechanismen en solidariteitsmechanismen (samenlevingsproject) die rechtvaardigen waarom hen vanaf het begin van hun beroepsleven wordt gevraagd om bijdragen te betalen. Vermijden dat mensen terugplooien op zichzelf en uitgaan van een zuiver individuele logica die uiteindelijk leiden tot een echte (morele en soms financiële) noodsituatie aan het einde van hun leven. De voorlichting voor toekomstige gepensioneerden afstemmen op 55-jarigen, en zelfs 50jarigen, zodat ze worden aangespoord om zich beter voor te bereiden op de transitie naar het stopzetten van hun beroepsactiviteit (verandering van levensstijl, woning, enz.). De voorlichting dichter bij de burger brengen door het oprichten van nabijheidsdiensten die kunnen zorgen voor een meer menselijke aanpak (het OCMW dat die taken momenteel vervult, schrikt bepaalde categorieën van mensen af). Zorg voor een automatische toepassing van sociale maatregelen zoals IGO en APA: veel ouderen weten niet dat ze bestaan en dat ze er recht op hebben vanaf het moment dat ze voldoen aan de voorwaarden (de maatregelen zijn niet retroactief). Aan elkaar koppelen van gegevens (ook fiscale en bankgegevens) tussen de verschillende overheidsdiensten, om transparante en samenhangende administratieve beslissingen te kunnen nemen.
Streven naar een IGO die gekoppeld is aan de welvaart en aangepast is aan de Europese armoedegrens. • Het wettelijk pensioen volstaat momenteel niet om bepaalde categorieën van ouderen (vooral huurders, alleenstaande vrouwen en vervroegd gepensioneerden) te beschermen tegen armoede. Het zou dus goed zijn om een mechanisme in te voeren dat vergelijkbaar is met de indexering van de lonen en van sommige andere uitkeringen, zodat het minimaal pensioenbedrag voortdurend en automatisch aangepast is aan het welvaartsniveau en aan de armoedegrens die op Europees niveau vastgelegd is. Dat veronderstelt geregelde aanpassingen, maar ook een systematische, proactieve voorlichting van de begunstigden.
Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 9/59
Reacties van het politieke panel Philippe COURARD (Staatssecretaris Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding): De pensioenproblematiek moet worden gekoppeld aan die van gehandicapten en die van leefloners. Ik vermeld ook het Belgisch platform armoedebestrijding dat momenteel sleutelt aan een verbetering van de IGO, en ik moedig hen aan om in die zin voort te werken. Ik ben het ook eens met een automatische toepassing van rechten van zodra iemand voldoet aan de voorwaarden, zonder dat er zware stappen moeten worden gezet. Te veel mensen lopen steun waarop ze recht hebben, mis, gewoon omdat ze niet weten dat er steun bestaat. Dat zal ongetwijfeld veel geld kosten, maar het zou getuigen van een aanzienlijke sociale vooruitgang als we dat kunnen bereiken. Nadine GABET (voor het kabinet Emir Kir): Ik vind dit voorstel vooral belangrijk omdat het uitgaat van een automatisch toepassing van rechten. Veel mensen, en vooral de meest kwetsbaren, weten immers niet hoever hun rechten gaan. We moeten ons dus tegelijk inspannen om hen voor te lichten en bewust te maken, en om hen te laten gebruik maken van hun rechten. Benny BIETS (voor het kabinet Ingrid Lieten): In het kader van het Vlaams Plan Armoedebestrijding bestudeert de Vlaamse Ouderenraad al deze kwesties. Het zou ongetwijfeld nuttig zijn om dit uit te breiden tot de twee andere gewesten.
Zorgen voor een volwaardig pensioen voor iedereen, door iedereen. De groep vraagt ongetwijfeld dat het probleem minder concreet en meer filosofisch wordt aangepakt. Die aanpak moet uitgaan van een maatschappijcultuur die meer voorrang geeft aan nietcommerciële bijdragen, met name ten gunste van kwetsbare personen. De groep verwijst hoofdzakelijk naar de uiteenzetting van Anne Snick (Flora) en naar de toelichting bij de verschillende arbeidsvormen die niet noodzakelijk financieel worden vergoed: productieve arbeid, maar ook individueel werk, maatschappelijk werk, mantelzorg, enz. Elk individu heeft de kans om op zijn manier bij te dragen tot het welzijn van ouderen met een precair leven. Die bijdrage heeft vaak een positief effect op de kosten van een maatregel omdat bepaalde kosten daardoor worden vermeden (voor het helpen van mensen die zich slecht voelen, afhankelijk zijn of lijden aan depressies). Er moet dus worden nagedacht over de manier om dit potentieel dat voor een groot deel niet kan worden uitgedrukt in geld, nuttig te gebruiken. De groep vindt dat er niet zozeer moet worden nagedacht over de financiële middelen die de pensioenen bieden, maar wel over manieren om bepaalde kosten te dekken (inzake zorg, begeleiding, ondersteuning, etc.): dat is het probleem dat ouderen moeten oplossen om tot op het einde waardig en sereen te leven. De OCMW’s vinden dat het initiatief nog moet rijpen en geconcretiseerd worden vooraleer het formeel kan worden ingediend bij de politieke verantwoordelijken.
Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 10/59
VERSLAG – ATELIER «OPEN COÖRDINATIEMETHODE» De uitdagingen die de groep belangrijk vindt 1. Beter rekening houden met ouderen in het NAP (Nationale Actieplannen). 2. Solidariteit en interacties stimuleren (wetgeving eerder afstemmen op groepen dan op individuen). 3. Naar de stem van ouderen die in armoede leven luisteren, hun behoeften analyseren en integreren in sociale beleidsmaatregelen. 4. Opsporen van ouderen die in armoede leven (groep die vaak geïsoleerd is, verspreid, verborgen, en die niet bekend is bij de hulpverlening). 5. Verbeteren van de verbinding tussen ouderen en het lokaal netwerk (verenigingen, intermediairen, eerstelijnsdiensten).
Synthese van de uiteenzettingen van de experts • •
Anne-Sophie Parent, directrice, Platform AGE Maciej Kucharczyk, policy officer for social inclusion and social protection and project manager, Platform AGE
De ‘sociale OMC’ (Open Coördinatiemethode inzake Sociale Bescherming en Sociale Inclusie) is een niet-bindende methode die drie doelstellingen nastreeft: - sociale inclusie en armoedebestrijding - een betere coördinatie inzake pensioenen - beter rekening houden met ouderen door het ontwikkelen van specifieke diensten (zorg voor langdurig zieken, voor afhankelijke mensen, etc.) Op papier bestaan er veel verbintenissen, maar tot nu toe zijn er weinig tastbare resultaten. Dat heeft hoofdzakelijk te maken met een gebrek aan coördinatie tussen de drie delen van de sociale OMC, met daarbovenop in België een gebrek aan coördinatie tussen de drie verschillende bestuursniveaus: zo bestaat er geen analyse van de impact op lange termijn die een maatregel kan hebben op de andere dimensies van de OMC (bijvoorbeeld de gevolgen die een privatisering van de pensioenen kan hebben op vrouwen die hun loopbaan hebben onderbroken omwille van hun gezin of om andere redenen). De rol van verenigingen is erg belangrijk om van de OMC een echt instrument van goed bestuur te maken. De leden van het platform AGE waren sterk betrokken bij het overlegproces in 2006 en in 2008 rond het realiseren van een transversale analyse en een betere onderlinge afstemming van de drie delen van de OMC. Een van de wapens die ze daarbij inzetten was ‘naming and shaming’, een principe dat erg populair is in Angelsaksische landen. Daarbij worden ‘slechte leerlingen’ aan de schandpaal genageld om zo morele druk op hen uit te oefenen en om hen ertoe te bewegen hun praktijken te verbeteren. Het is de taak van verenigingen en ngo’s om de realiteit op het terrein algemeen bekend te maken en om, via een vergelijking van bepaalde prestatie-indicatoren, te laten zien welke landen beter en welke minder goed scoren inzake de inclusie van ouderen. Maar veel lidstaten proberen zich te verzetten tegen dit principe door indicatoren te schrappen of door ze te ontdoen van hun inhoud. Zo wordt ‘de korf van de oudere’, die dient om de
Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 11/59
verbruiksnoden van ouderen te meten, een erg vaag criterium omdat elk land die korf vrij kan samenstellen. Vandaag zijn we dus getuige van een echte krachtmeting tussen de lidstaten en de ngo’s om de indicatoren te behouden en vooral om ze te verfijnen, ook al biedt een economische indicator altijd maar een partiële visie op de realiteit. We mogen ons dus niet tevredenstellen met het vergelijken van het wettelijk pensioen zonder rekening te houden met de erosie van de sociale rechten of van de bemiddelingsdiensten in bepaalde landen. Maar het geeft natuurlijk wel een idee. De leden van AGE hebben een praktische gids uitgegeven die aan verenigingen uitlegt hoe belangrijk het is om deel te nemen aan de OMC. Ze hebben ook een ‘toolbox’ uitgewerkt: een methode die uitlegt hoe de participatie van ouderen die uitgesloten zijn, concreet kan worden georganiseerd. Een voorbeeld uit Polen: om een nieuwe cyclus van het nationaal actieplan voor te bereiden kregen Poolse verenigingen de kans om met de politieke beslissers te praten over de specifieke noden van ouderen. De voorstellen en aanbevelingen konden aldus worden versterkt en geïllustreerd met persoonlijke getuigenissen. Maar deze mogelijkheid om de dialoog op het lokale en regionale niveau te bevorderen is te weinig verspreid. De OMC wordt niet echt vertaald naar de mensen op het terrein: in de grond blijft het een proces dat zich afspeelt op het niveau van ministeries en overheidsdiensten. Een ander verwijt dat de OMC wel eens krijgt, slaat op het feit dat ze te weinig rekening houdt met de genderdimensie. Die speelt nochtans erg sterk: oudere vrouwen worden meer, en op een andere manier dan mannen, getroffen door armoede. •
Jean-Pierre Bultez, directeur, Petits Frères des Pauvres
‘Petits Frères des Pauvres’ is een vereniging die zich helemaal richt op arme alleenstaande ouderen. Vrijwilligers staan in voor de begeleiding van de ouderen. Het is de bedoeling om hun burgerschap te bevorderen en om hen te helpen om hun plaats in de samenleving te behouden. In Frankrijk is de invoering van de OMC een politieke zaak gebleven. Het is een interne opdracht van gekozenen en politieke professionals, waarbij geen enkele educatieve inspanning wordt gedaan om naar de burger toe te stappen en om hem uit te leggen wat het belang is van deze overlegmethode. Bovendien wordt het instrument enkel ingezet voor monetaire en financiële aspecten. Dat betekent dat een vereniging zoals de Petits Frères des Pauvres een antwoord moet geven op de fundamentele vraag: is het een relevant instrument? Voor Jean-Pierre Bultez luidt het antwoord ‘ja’, maar dan op voorwaarde dat de burgers het proces opnieuw in handen nemen. Petits Frères des Pauvres heeft inspanningen gedaan om ouderen die in armoede leven opnieuw te integreren in de OMC, door zich de vraag te stellen hoe deze groep - die vaak onzichtbaar blijft - opgespoord en bereikt kan worden. Een uitgebreide enquête werd uitgevoerd binnen het hele netwerk van het middenveld. Zo kon de stem van ongeveer 5.000 personen worden beluisterd en kon worden gekeken naar de middelen waarover ze beschikken om hun grondrechten (zorg, mobiliteit, etc.) uit te oefenen. Bovendien konden de noden van specifieke doelgroepen worden in kaart gebracht. Bijvoorbeeld van alleenstaande vrouwen die ouder zijn dan 75 jaar. Mannen sterven immers gemiddeld jonger of vormen gemakkelijker een nieuw koppel. Dit bevestigt een idee dat we al eerder vermeld hebben: niet ingaan op de genderdimensie is naast het doel mikken.
Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 12/59
Dit werk diende als hefboom om het publiek en de beslissers bewust te maken van het belang van de OMC. De hele communicatie steunde op de noodzaak dat ouderen aanwezig moeten zijn op het overleg. Een eerste balans van deze bewustmakingsactie geeft de volgende resultaten: - de verenigingen verkregen een herwaardering met 25% van het minimum voor ouderen - de Franse regering stapte in een proces om de armoede te verminderen en de verenigingen slaagden erin om de situatie van alleenstaande vrouwen van boven 75 jaar te laten opnemen in de doelstellingen (misschien een symbolische overwinning, maar daardoor kan deze problematiek nu wel officieel worden erkend) - er konden allianties worden gevormd met de vakbonden: voortaan zijn er bruggetjes en gemeenschappelijke praatgroepen. Dat is belangrijk: aangezien er een lange traditie van sociaal overleg bestaat, kan dat ook een middel zijn om de zaken te doen vooruitgaan - aan de andere kant slaagden de verenigingen er niet in om de verbinding van de drie delen van de OMC te laten opnemen als doelstelling. Er moeten nog verschillende uitdagingen worden aangepakt om vooruitgang te boeken op de weg naar een echte inclusie: - het isolement wordt vooral gezien als een individuele situatie terwijl het een maatschappelijke uitdaging is: het niveau van de persoonlijke getuigenis moet worden overstegen en plaats maken voor een analyse van de maatschappij; - de dimensie van de vergrijzing van migranten moet meer geïntegreerd worden in het beleid, en - de OMC moet ook een regionale vertaling krijgen.
Uitgewerkte sleuteluitdagingen Beter rekening houden met ouderen in het NAP De nationale actieplannen focussen op de financiële en budgettaire dimensie, en omvatten geen multidimensionale factoren inzake armoede en isolement, zoals huisvesting, gezondheidszorg, afhankelijkheidsgraad, enz. Ze weerspiegelen dus een eenzijdige visie op armoede bij ouderen. Bovendien bieden de plannen geen enkel perspectief op lange termijn: ze geven bijvoorbeeld geen idee hoe het over 30 jaar zal gesteld zijn met de armoede bij ouderen. Om dat te verhelpen stelt de subgroep voor om een nationaal platform op te richten dat in elk land een rol zou kunnen spelen die vergelijkbaar is met die van AGE op het Europese niveau. Dat platform, dat op het federale niveau wordt gecoördineerd, zou gevormd worden door openbare en privé-verenigingen die representatief zijn voor ouderen. Het zou hoofdzakelijk een raadgevende rol spelen: het zou informatie van het terrein moeten doorspelen om de verschillende criteria die in aanmerking genomen worden door het NAP te stofferen en om te komen tot preciezere indicatoren om de situatie van armoede bij ouderen te evalueren. Maar het platform zou ook andere opdrachten kunnen vervullen: - transmissie van informatie (in twee richtingen); - organisatie van opleidingen, en - inkijkrecht inzake de subsidies die toegekend zijn aan verenigingen die strijden tegen de steeds meer onzekere levensomstandigheden van ouderen. Informeel bestaan er al dergelijke coördinatievormen, maar het platform zou ruimere bevoegdheden hebben en erkend zijn door de overheid. Het zou ouderenverenigingen ook in staat stellen om hun meningsverschillen te overstijgen en samen te werken, en om met eenzelfde stem te spreken zodat ze meer wegen op de besluitvorming.
Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 13/59
Deze formule heeft echter ook haar grenzen. Ze richt zich immers enkel tot ouderen die aangesloten zijn bij een of andere vereniging. Men mag niet uit het oog verliezen dat ook de senioren die niet tot een ‘netwerk’ behoren, vertegenwoordigd moeten worden. Stimuleren van solidariteit en interacties De subgroep stelt vast dat de wetgeving sterk afgestemd is op het individu (rechten, plichten, uitkeringen, sociale voordelen, etc.), vooral ‘verticaal’ gestructureerd is en pleit voor een meer ‘horizontaal’ model, meer gericht op participatie, lokale solidariteit en interacties tussen mensen en generaties. Binnen zo’n participatieve benadering zou er uiteraard een plaats moeten zijn voor de senioren en dat zou een kostbare meerwaarde kunnen opleveren. Zij hebben er immers de tijd voor en op basis van respect en waardering, kunnen zij ons een visie geven die steunt op hun beleving, hun expertise en hun vaardigheden. Op die manier worden ze beschouwd als volwaardige burgers. Het voorgestelde model is concreet geïnspireerd op het ‘Persoonlijk Assistentiebudget’ (een globaal budget dat in Vlaanderen wordt toegekend aan een gehandicapte om de zorg en de diensten die hij zelf kiest, te financieren), maar dan uitgebreid tot buurt- of dorpsniveau. Er zouden lokale zones (type woonzorgzones) komen die een globale financiële enveloppe zouden krijgen voor het regelen van alles wat te maken heeft met gezondheidszorg, buurtdiensten, huisvesting, ontspanning, werkgelegenheid, onderwijs, cultuur, diversiteitsbeleid, etc. Burgercomités zouden bijvoorbeeld kunnen beslissen om het geld te gebruiken voor het ontwikkelen van thuiszorg in plaats van voor het bouwen van rusthuizen. Een dergelijk systeem biedt het voordeel dat het burgerparticipatie en responsabilisering bevordert. Het is echter niet gemakkelijk in te voeren omdat het impliceert dat verschillende overheden (gemeentelijk, regionaal, federaal) bereid zijn om het te financieren en om een aantal van hun bevoegdheden af te staan. Daarnaast blijft het een open vraag welke houding moet worden aangenomen tegenover personen die er niet (meer) willen aan deelnemen. Integreren van de stem van ouderen die in armoede leven in het sociaal beleid Voor deze subgroep moet de klemtoon eerst worden gelegd op het herstellen van het vertrouwen en het zelfrespect van de ouderen. Pas nadien kan worden gedacht aan mechanismen om naar de stem van ouderen die in armoede leven te luisteren, hun behoeften te analyseren en te integreren in het sociaal beleid. Een oudere bezit vaardigheden en kennis, wat de maatschappij vaak vergeet of nauwelijks waardeert. Ouderen moeten zich bewust worden van de waarde van hun competenties, en dus van hun eigenwaarde, om terug vertrouwen te hebben en te kunnen uitdrukken wat ze meemaken (‘opnieuw leren spreken’). Als ouderen zich vrij kunnen uiten, kunnen ze opnieuw een plaats opnemen als volwaardige actor-burger. Dit voorbereidend werk moet binnen een collectief kader en participatief worden aangepakt, bijvoorbeeld binnen de logica van permanente educatie. Opsporen van ouderen die in armoede leven Ouderen die in armoede leven, vormen een ‘onzichtbaar volk’ dat we beter moeten leren kennen: waar bevinden ze zich en hoeveel zijn er in een gemeente? Wat zijn hun specifieke noden? Zonder een antwoord op deze vragen, is het onmogelijk om wat dan ook te doen. Er moet dus lokaal onderzoek worden gedaan om deze mensen op te sporen. Op die manier kan er ook een preciezer beeld worden geschetst van de verschillende vormen van armoede. Het gaat immers niet alleen over het inkomen, maar ook over andere aspecten: gezinsomgeving, gezondheid, huisvesting, mobiliteit, ontspanning, etc. Het moet gaan om onafhankelijk onderzoek dat geen aanleiding kan geven tot ‘politieke’ recuperatie. Het moet dus worden toevertrouwd aan lokale, apolitieke verenigingen (verenigingen van senioren, pleegzorgdiensten, etc.), en overkoepeld worden door het Gewest en de gemeenten. De Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 14/59
verenigingen moeten een beroep kunnen doen op gegevens van officiële instellingen (OCMW, etc.) en van informele buurtnetwerken: buurtbewoners, handelaars, postbodes, etc. De verzamelde gegevens moeten dienen om de oudere, geïsoleerde bevolking in kaart te brengen, maar ook - en vooral - om te weten te komen wat hun noden zijn zodat er buurtdiensten kunnen worden ontwikkeld om hun isolement te doorbreken. Er wordt daarbij gedacht aan ontmoetingsplaatsen, buurthuizen, sociale restaurants, tweedehandswinkels, voedselbanken, etc. De uitvoering van dit spoor zou maar enkele moeilijkheden opleveren die vrij gemakkelijk kunnen worden opgelost: - de mensen motiveren en aanmoedigen om mee te werken aan de onderzoeken; - uitwerken van een ernstige, betrouwbare en samenhangende methode, en - zorgen voor een financiële enveloppe. Een beter contact met het lokale netwerk De subgroep stelt vast dat er een algemeen probleem is rond het contact tussen de verenigingen op het terrein, die onder druk staan om meteen aan het werk te gaan, en de intermediaire organisaties, die kunnen zorgen voor de doorstroming naar de top. Soms is er communicatie (doorgaans erg informeel), maar soms ook niet. Daarnaast is er ook nog een contactprobleem, dit keer tussen individuele ouderen en hulpdiensten van de eerste lijn. Die diensten hebben de neiging om zich uitsluitend te baseren op algemene statistische instrumenten of op verouderde informatie bij het invullen van het begrip onzekere levensomstandigheden en van de noden die daaruit voortvloeien. Daardoor houden ze niet altijd correct rekening met de echte noden van ouderen die in armoede leven. Het wekt dus geen verbazing dat het middenveld in zijn geheel en de bevoegde politici in het bijzonder zich niet ten volle bewust zijn van de problematiek van het isolement van kwetsbare ouderen. Om te zorgen voor een betere afstemming tussen diensten en noden suggereert de subgroep: - om krachtige informaticaoplossingen te ontwikkelen die in real time kunnen zorgen voor precieze gegevens en een betere bepaling van het doel; - om de bevoegde politici echt te laten ervaren waar het om gaat (een week leven zoals een achtergestelde oudere), en - om de voorlichting en de betrokkenheid van de doelgroep te verbeteren door de steun te organiseren volgens de principes van zelfhulp en empowerment (noot: punt werd aangeraakt aan het einde van de sessie en niet echt uitgewerkt).
Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 15/59
VERSLAG - ATELIER «HUISVESTING & ENERGIE» (FR) Het atelier «huisvesting en energie» besprak twee essentiële kwesties: - Wat zijn de specifieke problemen die ouderen in een onzekere situatie ondervinden op vlak van huisvesting en energie-uitgaven? - Hoe kan de overheid rekening houden met deze probleemgebieden en er een passend antwoord op geven?
De uitdagingen die de groep belangrijk vindt De deelnemers aan het atelier stelden na de informele gesprekken in kleine groepjes, een eerste reeks uitdagingen op die aansluiten bij de thematiek. In totaal kwamen er negen thema’s aan bod: 1. Toegang tot informatie: Toegang tot juridische informatie en wetsbepalingen rond isolatiepremies, rond de rechten van huurders. 2. Een ontoereikend inkomen: Als de huurprijzen voortdurend stijgen, hoe kunnen ouderen met een laag pensioen dan blijven wonen in een behoorlijk huis of in een rust-en verzorgingstehuis? 3. Ongezonde woningen en een geleidelijke verslechtering van de levensomstandigheden: Voor mensen in een precaire situatie is het moeilijk om (als eigenaar) hun woning te onderhouden of om (als huurder) een goede woning te vinden. Bovendien dragen ongezonde woningen ook bij tot gezondheidsproblemen. Op het platteland is deze problematiek nog complexer. 4. De woning verbeteren: Een woning met meer comfort kan tegelijk zorgen voor een vermindering van de energiekosten. Maar hoe kan men daarvoor zorgen als men het financieel moeilijk heeft? 5. Toegang tot diensten om langer thuis te kunnen blijven wonen: Vaak besluit men om naar een rust-en verzorgingstehuis te gaan bij gebrek aan een vlotte toegang tot zorg en diensten. Door financieel toegankelijke diensten aan huis te ontwikkelen zouden veel mensen veel langer thuis kunnen blijven wonen. 6. Mobiliteit in de leefomgeving: Zorgen voor vlottere verplaatsingen binnen de buurt om ouderen in staat te stellen langer thuis te blijven wonen. 7. De woningen aanpassen: Woningen kunnen worden aangepast aan minder mobiele mensen bijvoorbeeld om hun leven gemakkelijker te maken. Er zijn ook aanpassingen mogelijk die de energieprestaties en het comfort verbeteren. Welke plichten hebben de eigenaars? Welke premies bestaan er en hoe kunnen ze bekend worden gemaakt bij de doelgroep? Wat kan er gedaan worden in sociale woningen? 8. Explosieve stijging van de huurprijzen: Brussel verwacht in de volgende twintig jaar een bevolkingsexplosie en dat doet vragen rijzen over de reglementering van de huurprijzen. Als de huurprijzen in de toekomst niet op de ene of andere manier geregeld worden, zou de toestand rampzalig kunnen worden. 9. Financiële gevolgen van gemeenschappelijk wonen: Wat zijn de financiële gevolgen als mensen samenwonen volgens het concept van gemeenschappelijk wonen bijvoorbeeld? Welk gevaar lopen ze dat ze hun inkomen zien verminderen als ze kiezen voor dit type van wonen?
Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 16/59
Synthese van de uiteenzettingen van de experts Om de thematiek toe te lichten kwamen drie experts vertellen wat ze daarover uit onderzoek en uit ervaring weten. Nicolas Bernard, professor aan de Facultés universitaires Saint-Louis. François Grevisse, Energy Manager bvba «Sustainable Energy Services» Annick Breuer van het Collectif Logement uit Hannuit.
Huisvesting van senioren in Brussel en in Wallonië. Gegevens en statistieken. Door Nicolas Bernard. Een grote uitdaging voor de toekomst: rekening houden met een langere levensduur en een bevolkingsexplosie, en, ontwerpen van woningen die mee-evolueren met de noden van de bevolking. Vandaag vertegenwoordigen de mensen boven de 65 jaar op het nationale niveau 17% van de bevolking. De situatie in Brussel De hoofdstad telt 15,9% 65-plussers, of 155.000 personen en 7,3% 75-plussers. Tegen 2041 zou Brussel, rekening houdend met de langere levensduur, 239.000 senioren tellen. De hoofdstad zal dus geconfronteerd worden met een stijgende vraag naar kleine woningen voor alleenstaande senioren. Maar in plaats van «woningen voor ouderen» te bouwen, zouden we beter modulaire woningen ontwerpen die mee-evolueren met de noden van de bevolking. Wat het bewoningstatuut betreft, zijn 56,8% van de senioren eigenaar van hun woning, maar dat aandeel daalt sterk vanaf 75 jaar (geleidelijke keuze voor een rust-en verzorgingstehuis). We tellen dus 43,2% van de senioren die een woning huren. We merken op dat 43,18% van de huurders van sociale woningen ouder zijn dan 60 jaar wat wijst op een duidelijke oververtegenwoordiging van senioren in deze sector. Wat de grootte van de woning betreft, vormen de senioren eveneens een aparte groep, zowel in België, als op het Europese niveau: 18- tot 24-jarigen beschikken gemiddeld over 1,5 kamer per persoon, terwijl dat bij 65-plussers oploopt tot 2,5. Dat is een interessant gegeven voor wie initiatieven rond gemeenschappelijk wonen wil ontwikkelen bijvoorbeeld. Een andere vaststelling die gekoppeld is aan een langere gezonde levensduur: 95% van de 65- tot 80jarigen wonen nog thuis. Dat aandeel zakt naar 55% voor 90- tot 94-jarigen. Senioren besteden een belangrijk deel van hun inkomen aan woning- en onderhoudskosten (34,7% tegenover een nationaal gemiddelde van 32,2%). Brussel beschikt over een vrij dicht dienstennetwerk dat steun biedt bij de ergonomische inrichting van een woning, bij het realiseren van kleine klussen of bij het beveiligen van de woning. Het aanbod aan structuren voor intergenerationeel wonen blijft echter erg beperkt. Wat dit laatste betreft, komt het er vooral op aan om de senioren voor te lichten over het belang van deze vorm van wonen. De situatie in Wallonië
Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 17/59
In Wallonië zijn 65% van de 55-plussers eigenaar van hun woning, maar dat aandeel zakt tot 60% bij 75-plussers. Slechts 11% van de senioren die eigenaar zijn, beschikt over een tweede woning. Een statistiek die ingaat tegen de mythe dat ouderen investeren in onroerend goed om hun pensioen aan te vullen. Bij de huurders woont 36% in een sociale woning en 5% verblijft bij hun naaste familie. De provincie Luxemburg onderscheidt zich: 8% van de senioren kiezen er voor een vorm van gemeenschappelijk wonen. Wat betreft het aanpassen van de woning om tegemoet te komen aan ouderen, blijkt dat weinig mensen van plan zijn om werken uit te voeren met het oog op hun oude dag, ook al beschikken ze over de nodige middelen. Nochtans zijn slecht toegankelijke en onaangepaste woningen precies de redenen waarom senioren op een bepaald moment aan een rust-en verzorgingstehuis denken. Er wordt zelden geanticipeerd op toekomstige noden. In het algemeen zijn senioren erg tevreden over hun woning: 90% van de ouderen verklaart tevreden te zijn, en op het platteland stijgt dat zelfs tot 96%. De overstap naar een rust-en verzorgingstehuis gebeurt gemiddeld rond 85 jaar hoofdzakelijk omwille van de gezondheid en het verlies aan zelfredzaamheid, maar 25% doet het om de eenzaamheid, ten gevolge van een overlijden bijvoorbeeld, te doorbreken. Gemeenschappelijke woonvormen zouden een oplossing kunnen zijn, maar slechts weinig senioren kennen dit woonmodel. Als het goed wordt uitgelegd vindt 20% van de senioren het een aantrekkelijk concept. Energiearmoede en verouderen. Door François Grevisse. Energiearmoede betekent dat het onmogelijk is om op energievlak het minimumcomfort te bereiken, door een gebrek aan middelen. Personen die geconfronteerd worden met deze situatie wonen gewoonlijk in huizen die onvoldoende verwarmd en verlicht zijn. De plotselinge stijging van de energieprijzen - die in de toekomst nog sterker dreigt te worden - wakkert de vrees aan dat de levensomstandigheden van ouderen die in armoede leven nog veel slechter gaan worden. Energiecomfort is geen luxe maar een noodzaak voor de menselijke waardigheid en de gezondheid. Een koude, vochtige woning kan bijvoorbeeld de oorzaak zijn van luchtwegeninfecties, wat bij ouderen des te problematischer is. Mensen die in armoede leven moeten kiezen tussen budgettaire soberheid, schulden maken en energietekort. Energiearmoede gaat samen met zwakke energieprestaties (bijvoorbeeld te wijten aan slecht geïsoleerde woningen), een laag inkomen en een schommelende energieprijs die sterk kan stijgen. Tussen 2007 en 2008 noteerden we een stijging van 70% voor gas, van 80% voor stookolie en van 25% voor elektriciteit. We stellen vast dat de energie-uitgaven bij 60-plussers 25% hoger liggen dan bij 30- tot 45-jarigen, en neerkomen op ongeveer 5,5% van de totale uitgaven. De kosten voor de woning vertegenwoordigen, alle lasten inbegrepen, 30% van hun uitgaven. Bij de senioren zijn naar schatting 4% van de koppels en 9% van de alleenstaanden niet in staat om hun woning voldoende te verwarmen. Deze cijfers kunnen in verband worden gebracht met het bijzonder hoge sterftecijfer in de winter dat 15% bedraagt. Als senioren keuzes moeten maken omwille van de energiekosten, gedragen ze zich anders dan de rest van de bevolking: slechts 1% van de 65-plussers maakt schulden, terwijl het nationale gemiddelde op 5% ligt. Er bestaan steunmaatregelen voor mensen met energieschulden (het federale energiefonds). Maar zoals al vermeld, maken senioren weinig schulden, en «verkiezen ze» het energietekort: aldus hebben ze te weinig toegang tot deze maatregel. Bovendien blijken de bestaande regels voor het Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 18/59
verbeteren van de energieprestaties van woningen vaak te ingewikkeld zodat mensen in een precaire situatie er geen gebruik van maken. Het zou dus goed zijn om de procedures te vereenvoudigen en om senioren die in onzekerheid leven beter voor te lichten. Een concrete ervaring, door Annick Breuer van het Collectif Logement uit Hannuit. Het Collectif ontstond een tiental jaar geleden na een bijeenkomst van verschillende verenigingen die wilden wegen op de politici. In de loop der jaren werd het Collectif beheerder van woningen. De vzw buigt zich hoofdzakelijk over de kwestie van het intergenerationeel wonen, niet alleen vanuit het standpunt van ouderen, maar ook als steunstructuur voor jonge gezinnen. Hun project « Part’Âge » werkt samen met verscheidene partners, van het ONE (Kind en Gezin) tot rusthuizen, en beheert een geheel van drie belendende woningen die omgebouwd werden tot woningen die aangepast zijn aan ouderen (op het gelijkvloers) maar ook aan jonge gezinnen met kinderen. Het gaat om aparte woningen met gemeenschappelijke ruimten voor het organiseren van creatieve ateliers en bijeenkomsten. Concreet wordt het project ook geconfronteerd met een aantal moeilijkheden omdat het ook openstaat voor mensen in erg precaire omstandigheden die een moeilijk levenstraject volgen. Bovendien verschillen de huurcontracten volgens de generatie: voor de jongeren gaat het onder de naam «Rebondir (heropstarten)» om contracten van 18 maanden, die eenmaal kunnen worden verlengd (het gaat om noodwoningen om tot rust te komen na een misgelopen traject). De senioren daarentegen hebben een klassiek, verlengbaar 3-6-9-contract. Deze ongelijkheid kan aanleiding geven tot spanningen tussen de betrokkenen. Een andere bron van conflicten: ouderen zijn minder geneigd om een beroep te doen op sociale diensten, in tegenstelling tot de jongeren die beter geïnformeerd zijn en het systeem beter beheersen. Het project is daardoor niet minder relevant, maar het vraagt dus heel wat soepelheid om generaties die niet altijd op dezelfde golflengte zitten, te laten samenleven.
Uitgewerkte sleuteluitdagingen Na de discussies en de voorstelling van de experts, vormden er zich groepjes rond vijf uitdagingen. Toegang tot informatie De groep wil eenvoudige en gemakkelijk uit te voeren oplossingen voorstellen om senioren in precaire omstandigheden een betere toegang te geven tot informatie. Men wil via een grootschalige peiling vooral te weten komen of het beoogde publiek beseft dat het te weinig toegang heeft tot informatie. Er zijn niet genoeg steunpunten om de informatie te laten doorstromen. Het is dus noodzakelijk dat iedereen daaraan meewerkt: alle bestuursniveaus, verenigingen op buurtniveau tot nationale structuren, maar ook de grote media. Politici en persorganen moeten sterk gemobiliseerd worden. Tot slot is het belangrijk om te zorgen voor een meer menselijke voorlichting: «iemand aan de lijn hebben met wie je kunt praten», en geen vooraf opgenomen boodschap. Toegang tot thuiszorg zodat ouderen langer thuis kunnen blijven wonen. Het is belangrijk om een vertrouwenspersoon, een referentie te hebben in zijn/haar leefomgeving. Dat bestaat al in sommige gemeenten. Een buurthuis kan dienst doen als een solidaire plek waar men naar elkaar luistert. Maar in crisistijden rijst onmiddellijk de vraag hoeveel een dergelijke dienst gaat kosten. In Vlaanderen bestaat er een begrotingsenveloppe waarmee thuisdiensten gesubsidieerd kunnen worden. Franstalige senioren hebben daar jammer genoeg geen toegang toe.
Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 19/59
Kan er niet gedacht worden aan een verplichte bijdrage van het type «zorgverzekering» om deze diensten te financieren? Andere mogelijkheden zijn thuishulpdiensten die werken met vrijwilligers, of ook het subsidiëren van specifieke dienstencheques voor senioren. Mobiliteit in de leefomgeving en daarbuiten De levenskwaliteit in de buurten is één van de voorwaarden die senioren in staat stelt om langer thuis te blijven wonen (dat betekent geen putten in de trottoirs, geen gevaarlijke en te snelle verkeersaders enz.). Voor minder mobiele mensen is het belangrijk dat de overheid bepaalde verplaatsingen (medisch, ontspanning, boodschappen) op zich neemt om ervoor te zorgen dat die mensen sociaal actief blijven. Uurroosters en de frequentie van aangepast openbaar vervoer moeten beter bestudeerd worden om in te spelen op de reële noden van mensen. Overigens is het bedroevend vast te stellen dat veel sociale woningen vaak afgesneden zijn van verkeersmiddelen, wat het niet gemakkelijker maakt om zich te verplaatsen. Maatregelen rond huurprijzen Hoe ervoor zorgen dat huurprijzen binnen «redelijke» marges blijven? Tot vandaag werd er niets gedaan om de stijging van de huurprijzen te begrenzen. De overheid legt wel een vaste brood- en melkprijs op, maar geen vaste huurprijs, hoewel dat vaak een veel grotere hap uit het budget van de mensen vertegenwoordigt! Sinds enkele jaren zijn de huurprijzen aanzienlijk gestegen (in Brussel zijn ze naar schatting gemiddeld verdubbeld op minder dan tien jaar tijd). Bovendien dreigt de bevolkingsexplosie die in het Brussels Gewest wordt verwacht in de komende jaren het probleem nog scherper te stellen. Het is een verontrustende kwestie. Ze vereist de medewerking van gemeentediensten om redelijke prijsvorken vast te leggen, maar ook om weinig gewetensvolle eigenaars op te volgen en indien nodig te straffen. Daar is dringend nood aan. De problematiek kan in kaart worden gebracht met behulp van statistieken. De gegevens daarvoor kunnen ter beschikking worden gesteld door het organisme dat alle huurprijzen registreert. Het zou ook interessant kunnen zijn om de evolutie van de huurprijzen te schetsen en om een databank bij te houden om die evolutie van dichtbij te kunnen blijven volgen. Er zullen dus complexe maatregelen moeten worden ingevoerd, maar dat is wel noodzakelijk om de sociale mix in het Brussels Gewest te behouden en om te vermijden dat ouderen met een laag inkomen worden verbannen naar minuscule en/of ongezonde woningen. Ter beschikking stellen van woningen die gemakkelijk aan te passen zijn aan de evolutie. Als we de bevolking in haar geheel bekijken, stellen we vast dat een niet te verwaarlozen deel ervan, op bepaalde momenten in het leven, nood heeft aan een aangepaste woning: mensen met een handicap, zwangere vrouwen of ouders met baby’s en peuters (kinderwagens), mensen die door een ongeval tijdelijk minder mobiel zijn, mensen die door hun leeftijd minder mobiel zijn, enz. Zo komen we aan 40% van de bevolking. Maar de huidige stedenbouwkundige normen zijn afgestemd op gezonde, valide mensen zonder mobiliteitsproblemen. Nochtans is het plaatsen van deuren van 103 centimeter niet echt duurder dan deuren van 73 cm als dat van in het begin opgenomen is in de bestekvoorwaarden. Het maakt het leven van een ouder met een buggy of een persoon in een rolstoel echter veel gemakkelijker, etc. Bovendien evolueert ook de omvang van het gezin in de loop van het leven en ook dat vereist aanpasbare woningen. Bijvoorbeeld een gezinswoning van drie kamers snel ombouwen tot twee kleinere flats voor een koppel senioren en een student. En als het nodig is alles snel weer omkeren.
Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 20/59
Zowel nieuwe als oude woningen kunnen worden aangepast, ook al is het in een eerste fase veel gemakkelijker om te focussen op woningen die nog gebouwd moeten worden. Als we willen anticiperen, moeten we dus woningen ontwerpen die mee-evolueren en in elke levensfase kunnen worden aangepast. Daarvoor zouden vaste normen moeten worden vastgelegd en woningen die daaraan voldoen zouden in aanmerking komen voor een label «Logement adapté et évolutif» (Label «L.A.E», aangepaste, evolutieve woning). Om deze praktijk aan te moedigen zouden aan dit label bepaalde premies kunnen worden gekoppeld. Er zou ook een woningaudit kunnen worden ingevoerd op basis van de geschiktheid en de evolutieve mogelijkheden, naar het voorbeeld van de bestaande energieprestatieaudit voor gebouwen. Moeten bij het proces betrokken worden: architecten, vastgoedkantoren en sociale vastgoedkantoren, privé-eigenaars. Een dergelijke maatregel zou vanaf vandaag moeten worden toegepast op nieuwe gebouwen. Bestaande gebouwen zouden geleidelijk aan via klassieke renovatiewerken kunnen worden omgebouwd.
Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 21/59
Reacties van het politieke panel Nadine GABET (voor het kabinet Emir Kir): - Er zou een systeem voor de automatische toepassing van rechten moeten komen om zware administratieve stappen te vermijden en om de senioren toegang te geven tot wat hen toekomt. Daarnaast moet er ook worden gewaakt over de individualisering van de rechten om te vermijden dat samenwonenden worden gestraft. - We werken ook rond de kwestie van gemengd wonen. Dat bevordert de dialoog en de wederzijdse hulp tussen mensen en generaties. - Een aangepaste, evolutieve woning sluit aan bij het concept van de «gezondheidsstad». Om te worden beschouwd als een «gezondheidsstad», moet er rekening worden gehouden met verschillende aspecten: het zijn steden die open staan voor alle leeftijden. - Tot slot is het ongetwijfeld belangrijk dat nieuwe gebouwen of zware renovaties in de sociale huisvesting vanaf het begin rekening houden met de nodige aanpassingen. Luc MERTENS (voor het kabinet Eliane Tillieux): - Het heeft niet echt zin om een groep, de ouderen, te gaan isoleren in specifieke beleidsmaatregelen omdat veel problemen voor iedereen gelden. De fundamentele vraag bij huisvesting gaat over de manier waarop we er kunnen voor zorgen dat mensen zo lang mogelijk gezond en veilig in hun woning kunnen blijven. Daarvoor is het uiteraard nodig dat het basispensioen hoog genoeg is om een degelijke woning te kunnen betrekken. Men moet eveneens een overzicht maken van aangepaste woningen en zorgen voor meer kleinere woningen die aangepast zijn aan de noden van senioren. - Binnenkort wordt er een nota ingediend rond de financiering van het werk van ergotherapeuten: zij kunnen ouderen helpen om hun woning zo goedkoop mogelijk aan te passen. Benny BIETS (voor het kabinet Ingrid Lieten): - De gangbare normen voor woningen zijn afgestemd op gezonde personen tussen 20 en 40 jaar. Men denkt niet aan het continuüm en dan moet men «extra» inspanningen doen voor ouderen. Dit standpunt moet radicaal veranderen, we moeten anders gaan denken, onze ideeën over de inrichting herzien en vanaf het begin rekening houden met de papa die een buggy voortduwt, de vrouw in een rolstoel, de oudere die mobiliteitsproblemen heeft. In de Scandinavische landen is dat al ingecalculeerd. - We moeten allemaal rond de tafel gaan zitten en het samenleven en de sociale samenhang opnieuw definiëren en verbeteren. Publieke ruimten moeten worden teruggeven aan de mensen. Luc NOTREDAME (voor het kabinet Evelyne Huytebroeck): - Als armoede te maken heeft met een te laag inkomen, kunnen we ons ook inspannen om de kosten te verlagen, zeker als het gaat om huisvesting. Het idee van aangepaste woningen en het voorgestelde label kunnen we alleen maar steunen, al moeten we er wel over waken om niet te veel labels te creëren. - Het perspectief van een evolutieve woning voor een heel leven, van de wieg tot het graf, is belangrijk. Er bestaan nieuwe woonvormen, verschillende interessante initiatieven. We moeten ze steunen en bekendmaken.
Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 22/59
VERSLAG - ATELIER «ZORG EN GEZONDHEID» (FR) Wat zijn de specifieke problemen met betrekking tot zorg en gezondheid waarmee ouderen die in armoede leven worden geconfronteerd (zorgtoegang, prijs geneesmiddelen, automatisering van de rechten, etc.)?
De uitdagingen die de groep belangrijk vindt 1. Toegankelijke informatie: Ouderen, en vooral zij die in armoede leven, hebben doorgaans moeilijk toegang tot informatie over de gezondheidszorg en weten niet waar ze recht op hebben. De maatregelen zijn complex en de informatie is niet gemakkelijk te vinden (behalve op websites, maar die worden weinig gebruikt door ouderen en vooral niet door zij die in armoede leven). 2. Toegankelijke sociale woningen: Ouderen die in armoede leven, moeten een keuze maken tussen zich verzorgen en zich voeden want hun huur is te hoog. Woningen met lage huurprijzen zijn zeldzaam en niet altijd toegankelijk voor ouderen die in armoede leven. 3. Toegankelijk vervoer: Het vervoer naar een ziekenhuis, of gewoon om naar de dokter of naar de apotheker te gaan, kost veel als men er veel gebruik moet van maken. Het openbaar vervoer is vaak niet aangepast aan ouderen. Zij verkiezen vervoer per taxi of nog kostelijker een ziekenwagen. Er bestaan initiatieven voor het vervoer van ouderen, maar ze moeten meer ondersteund worden en er moeten er nieuwe bijkomen. 4. Financiële toegankelijkheid van de zorg: Uit de praktijk weten we dat de meeste ouderen die in armoede leven, hun behandeling vaak niet meer kunnen betalen en ze dus stopzetten of afstemmen op hun inkomen. 5. Ontwikkelen van het «gemeenschapsaspect» inzake de gezondheid van ouderen die in armoede leven: Ouderen die in armoede leven hebben vaak geen sociaal netwerk. Dat is nochtans noodzakelijk om bijvoorbeeld risicosituaties te kunnen opsporen. 6. De wettelijke omkadering eenvormig maken: De wetgeving inzake gezondheidszorg, terugbetaling, etc. is niet homogeen. Ze verschilt volgens de streek waar iemand woont. Dat doet vragen rijzen over de rechtsgelijkheid inzake gezondheid. 7. Zorgen voor een netwerk van vertrouwenspersonen: Ouderen die in armoede leven lopen vaak verloren in het doolhof van de overheidsdiensten. Ze weten niet meer tot wie ze zich voor bepaalde vragen moeten richten. Er zijn te veel gesprekspartners (ziekenhuis, huisarts, maatschappelijk assistente, thuiszorg, etc.). Het is een uitdaging om ervoor te zorgen dat een oudere maar een enkele gesprekspartner heeft, die zelf bij de oudere komt en die instaat voor de contacten met andere gesprekspartners. 8. Geïndividualiseerde informatie aanbieden: Een groot aantal ouderen die in armoede leven, zijn niet meer in orde met een ziekenfonds. Ze betalen niet meer omdat ze hun rechten niet kennen. Dat is te wijten aan een gebrek aan duidelijke en op maat overgebrachte informatie. Ze gaan niet meer naar het ziekenfondskantoor en naar de arts en dus hebben ze geen toegang meer tot precieze informatie over hun eigen gezondheid en verliezen ze zich in allerlei verhaaltjes die ze horen en lezen. 9. De mens opnieuw centraal plaatsen in de beslissingen: Als er moet worden beslist over het verzorgen of laten opnemen van een oudere in een zorginstelling, moet er meer rekening worden gehouden met zijn omgeving en zijn levenscontext. Vaak gaat het om dringende beslissingen en wordt er geen rekening gehouden met de mening van de persoon zelf.
Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 23/59
Synthese van de uiteenzettingen van de experts Gaëlle Peters, Ontwikkelingsagent bij het Réseau wallon de lutte contre la pauvreté leest de getuigenis voor van Solange, 69 jaar, gepensioneerd. Solange ontvangt ten gevolge van een ongeval al bijna 20 jaar een uitkering van het ziekenfonds. Ze is invalide voor meer dan 60%. Haar maandelijks inkomen, met inbegrip van het IGO, bedraagt 880 euro. Haar huur bedraagt 450 euro. Hoewel haar OMNIO-statuut zorgt voor lagere gezondheidsuitgaven, betaalt ze maandelijks toch nog 90 euro aan geneesmiddelen. Ze heeft last van ischias, hartproblemen, diabetes en artrose, en ze heeft vaak dure of niet-terugbetaalde geneesmiddelen nodig zoals pijnstillers. De voorbije 5 jaar moest Solange 3 keer worden opgenomen in het ziekenhuis. De facturen mogen dan wel beperkt zijn, toch zijn ze soms onoverkomelijk voor haar budget. Daar kunnen nog kosten bijkomen voor de tandarts, voor voedingsproducten die ze zou moeten kopen voor haar diabetes en voor de prothese die ze nodig heeft. Maar op dit ogenblik doet ze het tijdelijk zonder omdat ze dat onmogelijk kan betalen. Gelukkig gaat ze naar een wijkgezondheidscentrum waar alles betaald wordt door het ziekenfonds, anders zou ze zich niet kunnen verzorgen. Olivier Gillis, Dienst Onderzoek en Ontwikkeling van de Landsbond van Christelijke Mutualiteiten stelt de resultaten van een enquête voor van het Christelijk Ziekenfonds over chronische ziekten in België (2009): Ongeveer 15 % van de Belgische bevolking leeft onder de armoedegrens. Voor 65-plussers bedraagt het risico op armoede 21%. De meest getroffen groepen zijn alleenstaande vrouwen en koppels die het pensioen hebben van een alleenstaande. Aangezien de uitgaven voor de gezondheid sterk toenemen na 65 jaar, worden ouderen die onder de armoedegrens leven, nog meer achtergesteld wat betreft de kosten die ze zelf moeten dragen (remgeld en supplementen, maar eveneens uitgaven buiten de ziekte- en invaliditeitsverzekering). Een recente studie die werd gepubliceerd door het Christelijk Ziekenfonds toont aan dat ongeveer 45 % van de gezinnen die te maken hebben met chronische ziekten en die financiële moeilijkheden hebben (een gemiddeld beschikbaar maandinkomen van 1.779 €) gezinnen zijn waar minstens een persoon gepensioneerd is of zijn/haar huwelijkspartner verloor. In het kader van de ziekte- en invaliditeitsverzekering moeten deze mensen gemiddeld 96 € per maand opleggen (remgeld en supplementen). De kosten lopen het hoogst op voor, in orde van belangrijkheid, de volgende posten: terug te betalen farmaceutische prestaties, consultaties, bezoeken en adviezen van artsen, verblijfskosten in het ziekenhuis, en, chirurgie en anesthesie. Voor gezondheidsuitgaven die buiten de ziekte- en invaliditeitsverzekering vallen (en die gemiddeld oplopen tot 128 € per maand) gaat het vooral om de volgende posten: niet-terugbetaalde geneesmiddelen, vervoerskosten en thuishulpdiensten. Het totale kostenplaatje ten laste van de patiënt bedraagt, gemiddeld en na de tussenkomsten (maximum factuur, forfaits) 198 € per maand, wat overeenstemt met zo'n 12 % van het beschikbare inkomen van mensen die lijden aan chronische ziekten en die financiële moeilijkheden hebben (tegenover slechts 3,2 % voor mensen die niet aan een chronische ziekte lijden). Dat is er de oorzaak van dat sommigen bepaalde zorg die ze nodig hebben, gaan uitstellen (een bril en tandverzorging staan daarbij op de 1ste en 2de plaats). Een ander essentieel element in de gezondheid van elk individu is het sociaal netwerk waartoe iemand behoort. Dat sociaal netwerk is des te belangrijker voor ouderen die problemen hebben met hun zelfredzaamheid en hun gezondheid. In heel wat gevallen vermijdt het netwerk dat voor veel zaken een beroep moet worden gedaan op formele zorg die relatief duur is. Ook hier staan mensen die in armoede leven er minder goed voor: volgens Willems « (…) schijnen mensen met een lage sociaaleconomische status een minder goed sociaal netwerk te hebben en beschikken ze dus over minder mogelijkheden om een beroep te doen op sociale steun». Paradoxaal genoeg kunnen we er Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 24/59
dus van uitgaan dat ouderen die in armoede leven, omwille van het tekort aan sociale steun die ze kunnen inschakelen, dreigen geconfronteerd te worden met grotere formele kosten. Een gevolg daarvan is dat ze niet altijd de luxe hebben om tot aan het einde van hun leven thuis te blijven wonen. Een studie van het Christelijk Ziekenfonds over ongelijkheid in de gezondheidszorg toont overigens aan dat de «kans» om thuis te kunnen sterven aanzienlijk kleiner is bij mensen die in armoede leven. Dat bewijst dat niet iedereen gelijk is op het vlak van de gezondheid! Op basis van deze vaststellingen werden de volgende prioriteiten naar voren geschoven: - het waarborgen van een doeltreffende ziekteverzekering - aansporen om minder dure geneesmiddelen te gebruiken - het toekennen van het OMNIO-statuut zoveel mogelijk automatiseren - de terugbetaling uitbreiden en versterken, en, de vervoerskosten beter regelen - versterken van initiatieven en diensten voor thuishulp - steunen en versterken van informele zorgnetwerken, in het bijzonder voor ouderen die in armoede leven (bestrijdt het isolement en tegelijk ook de kosten die veroorzaakt worden door formele zorg) Geneviève Aubouy, Coördinatrice Aide & Soins à domicile, Brussel, somt enkele vaststellingen op gedaan vanuit de praktijkervaring bij ouderen in een precaire situatie De aanpak, het verzorgen en het opvolgen van ouderen die in armoede leven, komen geregeld in het gedrang door allerlei vaak opduikende hindernissen. De zorgtoegang voor ouderen die in armoede leven, is echt problematisch omdat: - het huishoudbudget, na aftrek van de facturen, te klein is om nog geneesmiddelen te kopen of naar de arts te gaan; - ouderen die in armoede leven hebben niet allemaal een huisarts. Er is dus geen echte «opvolging» van de patiënt, die vaak in het ziekenhuis belandt, in een noodsituatie. Die noodsituatie veroorzaakt aanzienlijke kosten (ziekenwagen, spoeddiensten, etc.). Bovendien wordt de persoon er verzorgd zonder rekening te houden met zijn antecedenten of met zijn thuissituatie; - wegens geldgebrek kiezen ze lukraak uit de geneesmiddelen die door de arts zijn voorgeschreven. Consultaties bij specialisten worden op dezelfde manier opgevolgd. De meeste ouderen vinden sommige consultaties overbodig en schuiven ze terzijde, wat hun toestand alleen maar slechter maakt; - op dezelfde manier beperken ze de prestaties voor thuishulp. Zij die warme maaltijden bestellen, verdelen een portie over verschillende dagen om te besparen, wat bijdraagt tot een slechtere gezondheidstoestand en wat hun levenskwaliteit vermindert; - ze weten niet waarop ze recht hebben op basis van hun ziekenfondsbijdrage en dus betalen ze niet meer. Resultaat, ze moeten steeds meer kosten zelf betalen; - ze hebben te weinig materiaal, ze hergebruiken oude wondverbanden, ze nemen verlopen of slechte geneesmiddelen op aanraden van «een kennis», etc. Thuisverpleegsters moeten hun verzorging soms afhandelen in vuile woningen en doen soms meer dan wat hun opdracht is, door levensnoodzakelijke producten te gaan kopen omdat de ijskasten en kasten van de ouderen leeg zijn! In de meeste gevallen zijn ouderen die in armoede leven, beschaamd over hun situatie. Armoede blijft een taboe. Ze durven geen hulp vragen of ze weten niet welke hulp ze kunnen vragen. Aangezien ze geen sociale contacten (meer) hebben, kan niemand hen helpen om zich uit deze situatie te redden. Dat is dus een blinde zone voor wie thuishulp biedt: deze actoren willen dat men hen de wapens geeft om de risico's te evalueren en in actie te komen.
Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 25/59
Uitgewerkte sleuteluitdagingen Hoe informatie toegankelijker maken? Ouderen, en vooral zij die in armoede leven, hebben doorgaans geen toegang tot informatie over de gezondheidszorg en weten niet waar ze recht op hebben. De regelingen zijn ingewikkeld en informatie daarover is moeilijk te vinden (vrijwel uitsluitend via het internet, dat weinig wordt gebruikt door senioren, en nog minder wanneer ze in armoede leven). Mogelijke oplossingen • Organiseren van een voorlichtingscampagne van algemeen nut over een gratis groen telefoonnummer «Gezondheid Welzijn Senioren». • Een coördinatieplatform oprichten dat bestaat uit ziekenfondsen, overheidsdiensten, OCMW's, etc. Een uitgewerkt spoor Organiseren van een voorlichtingscampagne van algemeen nut over een gratis groen telefoonnummer «Gezondheid Welzijn Senioren». De campagne zou ouderen die in armoede leven, moeten aansporen om te bellen naar een nieuw nummer «Gezondheid Welzijn Senioren». Aan de andere kant van de lijn antwoorden professionals op hun vragen; ze geven ook raad en verwijzen hen door. Het moet een gratis nummer zijn! Het project zou gedragen moeten worden door apothekers, artsen, patiëntenverenigingen, maatschappelijk werkers, ziekenfondsen, etc. en uiteraard de overheid! Timing: Erg dringend. 2010 is het Europees Jaar van de armoedebestrijding en sociale uitsluiting, 2011 is het Europees jaar van het vrijwilligerswerk. De beweging is van start gegaan, nu moeten we volgen. Belang: Groot, gezien de sterke vraag en de noden die toenemen door de vergrijzing van de bevolking. Moeilijkheden: Je moet de financiële middelen vinden om personeel op te leiden. Dat vereist een institutioneel akkoord. Toegankelijk vervoer: hoe zorgen voor een toegankelijker mobiliteitsaanbod? Het vervoer naar ziekenhuizen, of gewoon naar een arts of apotheker, is duur als men er vaak gebruik van moet maken. Openbaar vervoer is vaak niet geschikt voor ouderen. Ze kiezen dan voor een taxi of nog duurder een ziekenwagen. Er bestaan initiatieven voor het vervoer van ouderen, maar ze moeten meer ondersteund worden en er moeten er nieuwe bijkomen. Mogelijke oplossingen • Aan ouderen die in armoede leven, een transportmiddel aanbieden dat aansluit bij hun zorgtraject (niet-dringend individueel vervoer). Een uitgewerkt spoor Aan ouderen die in armoede leven, een transportmiddel aanbieden dat aansluit bij hun zorgtraject (niet-dringend individueel vervoer). Het personenvervoer zou moeten aangepast zijn aan hun gezondheidstoestand. Men zou nietdringend vervoer moeten koppelen aan een sociale en menselijke dimensie. De chauffeur zou moeten opgeleid zijn om te luisteren en in staat moeten zijn om problematische situaties te herkennen. Hij zou een bevoorrecht contactpunt moeten zijn voor de persoon die hij vervoert. Hij zou gevaar op achterstelling moeten kunnen erkennen en optreden als tussenpersoon tegenover andere sociale actoren die, afhankelijk van het vastgestelde probleem, in staat zijn om de persoon te helpen. Vrijwilligersverenigingen die actief zijn in het transport en sociale actoren (OCMW, ziekenfondsen, etc.) zouden zich moeten inlaten met dit soort van vervoer en verbeteren of steunen wat vandaag al bestaat. Timing: Erg dringend. De bevolking veroudert, de nood om patiënten thuis te houden ook. Bovendien zou daardoor het aantal wanhopige situaties kunnen verminderen en zouden bepaalde uitgaven kunnen worden gedrukt, zowel voor de verzekeringsorganismen als voor de vervoerde personen.
Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 26/59
Belang: Groot. Studies tonen aan dat vervoer vanuit financieel oogpunt belangrijk is; het gaat om gezondheidsuitgaven die niet worden gedragen door de ziekte- en invaliditeitsverzekering. Moeilijkheden: De politici moeten willen meewerken (voor de financiering). Maar het vraagt eveneens een aanpassing van de wetgeving (fiscaliteit van vrijwilligers, wetten die de taxikosten regelen, etc.). Ook verzekeringsorganismen moeten hier een rol in spelen, evenals opleidingsactoren.
Hoe de gezondheidszorg financieel toegankelijker maken (minder kosten ten laste van de patiënt)? Uit de praktijk blijkt dat de meeste ouderen die in armoede leven, hun behandeling niet meer kunnen betalen en ze stopzetten of aanpassen aan hun inkomen. Om de kosten die daaruit voortvloeien, te vermijden, zou het goed zijn om meer eerstelijnsactoren in te zetten (opsporen van risico's, en aldus grote kosten in de tweede lijn vermijden). Mogelijke oplossing en uitgewerkt spoor De toegang tot de eerste lijn versterken Eerstelijnsactoren hebben vaak te veel werk en hebben dus steeds minder tijd om aan hun patiënten te besteden. Door de teams te versterken met maatschappelijk werkers zou dat beter kunnen worden opgevangen. Ouderen die in armoede leven, zouden aldus gemakkelijker toegang krijgen tot de meest dringende gezondheidszorg, zonder dat ze later in noodgevallen aangewezen zijn op de actoren van de tweede lijn (ziekenhuizen, etc.), wat vaak gebeurt. Het gaat er niet om nieuwe projecten of nieuwe functies te creëren, maar wel om het uitbreiden van wijkgezondheidscentra die werken tegen een forfait, en, om het versterken van teams die instaan voor thuishulp en -zorg enz. Om het project te doen slagen, zou een beroep moeten worden gedaan op de Fédération des maisons médicales (wijkgezondheidscentra), het RIZIV, de OCMW's, de gewesten, apothekers, artsen, etc. Daarnaast zouden deze diensten kunnen worden gepromoot via een tv-spot. Timing: Groot want eerstelijnsdiensten zijn verzadigd. Belang: Groot want deze versterking is nodig voor veel probleemgebieden in de gezondheidssector (toegang tot geïndividualiseerde informatie, vermijden dat risico's groter worden en dat de gezondheidstoestand van de patiënt slechter wordt, etc.). Moeilijkheden: Er zijn geen grote moeilijkheden om dit project in te voeren. He vereist wel een reële financiële investering.
Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 27/59
Reacties van het politieke panel Nadine GABET (voor het kabinet Emir Kir): Het aanbod aan maisons médicales (wijkgezondheidscentra) werd vergroot door de COCOF. Misschien niet genoeg? Uiteraard zijn maisons médicales met een forfait interessanter voor de patiënten omdat ze een vast bedrag betalen en in ruil beloven altijd naar hetzelfde maison médicale te komen. Deze praktijk zou moeten uitgebreid worden, maar niet alle maisons médicales werken met een forfait. We kunnen ze daartoe niet verplichten. Het is zoals bij privégeneeskunde: ze hebben het recht om te blijven werken per prestatie. Wat de coördinatiecentra voor thuishulp betreft, telt Brussel er vijf. Hebben ze het echt te druk? Dat zou onderzocht moeten worden. Benny BIETS (voor het kabinet Ingrid Lieten): In Vlaanderen bestaan er «wijkgezondheidscentra». Het forfait waarover mevrouw GABET het heeft, bedraagt 15€. Luc MERTENS (voor het kabinet Eliane Tillieux): Er moet ook een revolutie komen op het vlak van de opleiding van het verzorgend personeel. Vandaag benadert de maatschappij de zorg op een commerciële manier: men moet veel zorg produceren om veel geld binnen te brengen. We hebben de klemtoon nochtans al op de opleiding gelegd, maar nog niet genoeg. Het zou interessant zijn dat het verzorgend personeel zoals in andere landen, 4/5e van de tijd zou werken en het andere 1/5e een voortgezette opleiding zou volgen. Het spreekt vanzelf dat personen die aan thuishulp doen, overbevraagd zijn. Maar om dat te veranderen, moeten we de logica waarbinnen we nu werken, veranderen. Philippe COURARD (Staatssecretaris Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding: De gemeenschappen en gewesten ondersteunen de sector van de thuishulp zo goed als ze kunnen. Hun rol is inderdaad essentieel. Daar moeten we aandachtig op toezien.
Het «gemeenschapsaspect» en hoe intergenerationele relaties als drijvende kracht achter solidariteit en het sociale weefsel bevorderen? Ouderen in een armoedige situatie hebben vaak geen sociaal netwerk meer. Dat is nochtans noodzakelijk om bijvoorbeeld risicosituaties te kunnen opsporen. Mogelijke oplossingen • Bevorderen van intergenerationele relaties • Ouderen die in armoede leven, de kans bieden om een informeel solidariteitsnet uit te bouwen (ter aanvulling van formele hulp) Een uitgewerkt spoor Ouderen die in armoede leven, de kans bieden om een informeel solidariteitsnetwerk uit te bouwen (ter aanvulling van formele hulp) Zo'n solidariteit kan de risico's op een slechte lichamelijke en geestelijke gezondheid verminderen. Aldus vermindert ze ook het risico op armoede en uitsluiting als iemand ziek wordt. Zo'n solidariteitsnetwerk is maar mogelijk als de mentaliteit tegenover veroudering en armoede verandert: ouderen zouden met respect en erkentelijkheid moeten worden bekeken. Het gezin en de school kunnen helpen om jongeren respect bij te brengen. Dat kan ook via jeugdbewegingen. De media en de reclame verspreiden een «ideaalbeeld» dat neerkijkt op hoge leeftijd, ziekte en afhankelijkheid, en, dat doet alsof er geen armoede bestaat. Ze zouden eerder moeten worden gebruikt als kanalen om een positief imago uit te stralen. Zouden de Belgische openbare omroepen niet moeten zorgen voor permanente educatie?
Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 28/59
Het middenveld, wijkgezondheidscentra, gemeenten, etc. hebben eveneens een belangrijke rol bij het opbouwen van zo'n solidariteitsnetwerk. Bij sociale cohesie speelt iedereen een rol. Op het politieke niveau zouden initiatieven rond ontmoetingen tussen verschillende generaties moeten bevorderd en gesteund worden (subsidies, ter beschikking stellen van lokalen, transportmiddelen, etc.). Timing: Relatief dringend want het gaat om een werk van lange adem, dat op lange termijn moet worden ingevoerd. Het vereist bewustmaking, betrokkenheid, coördinatie, innovatie en het uitwisselen van goede praktijken. Belang: Groot want het toenemende individualisme versterkt het isolement en verergert de problemen inzake gezondheid en armoede bij ouderen. Moeilijkheden: Aanzienlijk. Een mentaliteitsverandering vereist transversale en daadkrachtige acties. Hoe de wetgeving rond zorgtoegang vereenvoudigen en eenvormig maken? De wetgeving rond gezondheidszorg, terugbetaling, etc. is niet homogeen. Ze verschilt volgens de streek waar iemand woont. Dat is niet eerlijk. Niet iedereen heeft dezelfde rechten inzake gezondheid. Er moeten bruggen en gemeenschappelijke inzichten tussen de verschillende wettelijke regelingen komen. Mogelijke oplossingen • Een overzicht maken van de bestaande wetgeving inzake gezondheid en thuishulp en een algemene definitie vinden voor de bevoegdheidsverdeling, die kan worden aangepast aan de reële situatie op het terrein. Het gaat dus om het definiëren van een gemeenschappelijk en voor iedereen begrijpelijk kader. • Een coördinatieorgaan oprichten dat de belangen van iedereen met elkaar verbindt, met resultaatsverbintenis. Het orgaan zou een gemeenschappelijk reglement moeten vastleggen of minstens een harmonisering moeten voorstellen. • Een platform oprichten dat de actoren op het terrein moet in staat stellen om hun ervaringen uit te wisselen want ze hebben veel gemeenschappelijke noden (bruggen bouwen). Een uitgewerkt spoor Definiëren van een gemeenschappelijk en voor iedereen begrijpelijk kader Het gaat om allerlei competenties en dus kunnen er gemakkelijk bruggen worden gebouwd. Hergroeperingen moeten aangemoedigd worden. Het terrein wil zo'n gemeenschappelijk referentiekader uitwerken. Daarover zou een Europees, en niet enkel een Belgisch, akkoord moeten worden bereikt. De regering moet het uitvoeren. Timing: Erg dringend. Belang: Groot. De wetgeving is de basis van alles. Praten over verbeteringen op de andere niveaus zijn nu nog niet aan de orde. Men moet beginnen met de wetgeving, op een gemeenschappelijke basis, in het algemeen belang. Moeilijkheden: - Is het een prioriteit voor de regering? Om een gemeenschappelijk kader te kunnen uitwerken moet de politieke wil echt aanwezig zijn. Het belang van de regio's weegt helaas vaak zwaarder door. - Visies verschillen volgens de cultuur. Het is moeilijk om overeenstemming te bereiken. - Er is op dit domein een gruwelijk gebrek aan een strategische visie op lange termijn. - De basis geeft niet noodzakelijk aan wat de problemen zijn inzake wettelijke verschillen. - Experts luisteren te weinig naar de problemen die het terrein formuleert. Zorgen voor een netwerk van vertrouwenspersonen: hoe zorgen voor proactieve steunpunten bij ouderen die in armoede leven? Ouderen die in armoede leven, lopen vaak verloren in het doolhof van de overheidsadministratie. Ze begrijpen niet wat de rol en de opdracht is van de diensten en instellingen die er voor hen zijn. Ze weten niet meer tot wie ze zich moeten richten met hun vragen. Er zijn te veel gesprekspartners (ziekenhuis, huisarts, maatschappelijk assistente, thuiszorg, etc.). De uitdaging bestaat erin ervoor te
Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 29/59
zorgen dat ouderen slechts één gesprekspartner nodig hebben (die de oudere persoon zelf proactief opzoekt), die de informatie kan centraliseren en doorspelen naar de andere actoren. Mogelijke oplossingen • Verbreden van de «contactpersoonlogica» door het creëren van een nieuw statuut/beroep voor contactpersonen. • Uitbreiden van de taken van de personen die instaan voor thuishulp en -zorg zodat ze kunnen optreden als contactpersoon voor ouderen en alle andere mensen uit hun omgeving. • Kiezen voor een «intergenerationele» logica (relaties jeugd/ouderen). Een uitgewerkt spoor Verbreden van de «contactpersoonlogica» door het creëren van een nieuw statuut/beroep voor contactpersonen. Een contactpersoon moet een referentiepersoon zijn voor ouderen die in armoede leven. Het wordt zijn enige gesprekspartner en begeleider. De contactpersoon speelt de noden van de oudere door naar de verschillende actoren. Het gaat om een multidisciplinaire en geïndividualiseerde benadering. Zo kan de informatie beter gecoördineerd worden en kan er sneller opgetreden worden. Dit initiatief plaatst de mens opnieuw centraal in de besluitvorming en biedt hem een beter levenscomfort terwijl hij thuis kan blijven wonen. De contactpersoon kan ook een oplossing bieden voor ingewikkelde en weinig toegankelijke informatie, voor het realiseren van grote besparingen in tijd, geld en middelen, en, dat zou de werkdruk op de diensten verlichten. Dat vereist uiteraard de medewerking van het middenveld, ziekenhuizen, buurtnetwerken, etc. Timing: Erg dringend. Ouderen die in armoede leven, moeten een gesprekspartner van vlees en bloed hebben. Belang: Groot. Moeilijkheden: - Het vereist veel financiële middelen. - De nieuwe rol moet duidelijk gedefinieerd worden. - Alle actoren moeten aanvaarden om samen te werken. - Het gezin zet soms een rem op de inmenging van gesprekspartners in het leven van de patiënt. - De huidige praktijken moeten worden aangepast. De mens opnieuw centraal plaatsen in beslissingen Als er moet worden beslist over de overbrenging van een oudere naar een zorginstelling of over hulpverlening, moet er meer rekening worden gehouden met zijn omgeving en zijn levenscontext. Veel van deze beslissingen worden bij hoogdringendheid genomen zonder inspraak van de persoon. Een oudere is nochtans een volwassen burger. Mogelijke oplossingen • Een handvest opstellen zodat instellingen die ouderen huisvesten, een label kunnen krijgen omdat ze de keuze van de patiënt respecteren. • Een opleiding organiseren voor actoren van instellingen die ouderen huisvesten (opleiding actief luisteren, etc.). • Organiseren van praatplekken in de leefomgeving van oudere personen die in armoede leven (om een sociaal netwerk op te bouwen). • Het «levenstestament » beter bekend maken (vragenlijst waarbij de mensen de kans krijgen om hun noden te formuleren). Een uitgewerkt spoor Een handvest opstellen zodat instellingen die ouderen huisvesten, een label kunnen krijgen Het handvest zou een overzicht moeten bieden van «goede praktijken» gericht op het respecteren van ouderen als volwassen burgers die in staat zijn om keuzes te maken: - als zorgverstrekker, zich voorstellen aan de persoon - respecteren van zijn rechten - nagaan of hij begrijpt wat de behandeling inhoudt - respecteren van zijn ritme Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 30/59
Er zou ook een evaluatieproces moeten komen. Het is de taak van de gezondheidsprofessionals om dit handvest samen te stellen en er de ouderen die in armoede leven, bij te betrekken. Ze kunnen daarvoor steun krijgen van de COCOF. Timing: Erg dringend. Belang: Kapitaal. Moeilijkheden: Een organisme kan maar een handvest ondertekenen als het personeel dat er werkt opgeleid is (om te luisteren, etc.). Men moet er ook zeker van zijn dat het handvest op lange termijn nageleefd wordt. Dat vereist een grote investering in tijd en financiële middelen. Het is ook niet zeker dat de actoren op het terrein het project aanvaardbaar vinden. Het moet gepromoot worden.
Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 31/59
VERSLAG – ATELIER «ISOLEMENT» (FR) Hoe kunnen we ervoor zorgen dat ouderen die in armoede leven, niet worden afgesneden van de wereld? Denkoefening rond de belangrijkste factoren en de mogelijke oplossingen inzake het isolement van ouderen.
De uitdagingen die de groep belangrijk vindt Wat is de belangrijkste uitdaging die we moeten aanpakken om te vermijden dat ouderen worden afgesneden van de wereld? Dit zijn de voorstellen die bij het begin van het atelier als antwoord op die vraag werden geformuleerd: 1. Stoppen met het vernietigen van het sociaal weefsel door het behoud van nabijheidsdiensten zodat ouderen in hun directe dagelijkse omgeving in contact kunnen komen met mensen. 2. Veranderen van de globale waardeschema's van de maatschappij en meer aandacht hebben voor kwetsbaarheid om ouderen een echte plaats aan te bieden. 3. Beklemtonen van buurtsolidariteit, nabuurschap, enz. Creëren van een functie als «nabijheidsgezant», een verbindingspersoon tussen diensten en bewoners en tussen bewoners zelf, die kan bijdragen tot het sociaal weefsel in buurten en in woonzones. 4. Op de vergrijzing kan worden geanticipeerd door diensten toegankelijker te maken en door de voorlichting over diensten te verbeteren. Beklemtonen van het intergenerationele aspect. 5. Versterken van toegankelijke informatie over diensten. 6. Creëren van netwerken – of een register – tussen maatschappelijk assistenten en vrijwilligers die bereid zijn om contacten te leggen met geïsoleerde ouderen die in een precaire situatie zitten zodat ze niet bang meer zijn om hulp te vragen. 7. Creëren en versterken van de mogelijkheden van deze mensen om buiten te komen, maar ook van de mogelijkheden om deze mensen te bezoeken. Waken over de continuïteit van de mobiliteit tussen de periode voor en tijdens de vergrijzing zodat ouderen kunnen blijven deelnemen aan zelfgekozen activiteiten. 8. Waarderen van het werk dat gezinnen dagelijks doen voor ouderen door het toekennen van financiële steun en door een gezinsbeleid. 9. Een minister van het gezin hebben. 10. Organiseren van een ondersteuning, een dagelijkse begeleiding voor de omgeving van ouderen.
Synthese van de uiteenzettingen van de experts Annette Perdaens, sociologe, administratief directrice, Observatorium voor Gezondheid en Welzijn van Brussel-Hoofdstad las 3 betekenisvolle getuigenissen voor uit het themacahier «Armoede en verouderen» van het Brusselse Armoederapport 2008.
•Een mijnheer die in de toren woont aan de Louis Bertrandlaan in Schaarbeek : «Dus nu is het «goeiedag» en «tot ziens». Dat is nog anoniemer dan anders. A. vertelde dat hij na 6 maanden niemand kende. Ik, ik ben van 1980 in dit gebouw, de hele tijd door voortdurend veranderingen. Schrik niet, maar men heeft aan het eind van de maand al doden gevonden omdat de buren vonden dat het echt begon te stinken en men de politie liet komen. Is dat niet dramatisch?». Sinds hij alleen is, heeft hij gekozen voor een verblijf in het rust-en verzorgingstehuis. Hij is er erg tevreden. Daar houdt men zich met hem bezig, men begeleidt hem zelfs als hij een nieuw hemd of Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 32/59
nieuwe schoenen moet kopen, etc. Hij behoudt zijn activiteiten in de sportclub en in Mémoire vivante (SSM La Gerbe), met het personeel van de MRPA (Maison de Repos pour Personnes Agées), hij organiseert uitjes met de bewoners van de MRPA, etc.
•De maatschappelijk assistente van Seniors sans frontières, een groep oudere vrouwen van NoordAfrikaanse afkomst: «Deze situatie maken we vaak mee in gezinnen: de vrouw als moeder die zichzelf weggecijferde en die voorrang gaf aan de kinderen en de echtgenoot. Na een zekere tijd zit ze helemaal alleen, ze voelt zich alleen binnen het gezin, maar eveneens op sociaal niveau. De immigratie is een offer, een kwestie van ontworteling. Maar uiteindelijk is het resultaat niet zichtbaar en de hoop, de ideeën tussen de droom van wat het moest worden en de realiteit ligt erg moeilijk voor deze vrouwen.» De hoop dat de kinderen een beter leven zouden hebben dankzij de immigratie is niet altijd verwezenlijkt. Soms is er zelfs teleurstelling, niet alleen omdat de kinderen niet beter geslaagd zijn dan de ouders, maar ook omdat ze minder geloven in de tradities, de wederzijdse familiehulp, de zorg om de ouders, etc.
•Het gebrek aan financiële middelen beperkt de vervoerskosten en belet een hele reeks activiteiten en soms zelfs zorg, in de mate dat senioren zich niet meer kunnen verplaatsen met het openbaar vervoer. Regionale cheques (als er een overeenkomst is met de gemeente waar men woont) volstaan niet om al die verplaatsingen te doen (2 cheques van 5 € per maand). Gemeenten en sommige OCMW's bieden bepaalde voorzieningen, maar onvoldoende, vooral in een stad die volledig dichtslibt door het verkeer. «Een andere as was de mobiliteit van ouderen en dat is vrij duur als men het openbaar vervoer niet meer kan nemen, hoe moet men dat dan doen? Taxi's zijn te duur, men komt niet meer buiten en raakt geïsoleerd. Het is een probleem dat je boven het hoofd hangt. Ik ben tweemaal gevallen op de roltrap om de metro te nemen. Verplaatsingskosten, je wordt ouder en ouder. Dat moet je aanvaarden. Het kan je ook isoleren, je verplaatst je minder, als je je verplaatst, kost het veel geld. Nu, er is een nieuwe wet, de minste rit met een taxi, van 3 km, zal 7 euro kosten. Ze hopen er 10 euro van te maken, de minister wil er 10 euro van maken voor korte ritten om de vervuiling te verminderen. Het is hetzelfde als met de keuze van een arts, tussen zij die de middelen hebben en zij die ze niet hebben. Het is een systeem met 2 snelheden.»
Marie-Thérèse Casman (ULg), Sociologe, verantwoordelijke Panel Studie Belgische Huishoudens (PSBH), Universiteit Luik Voor Marie-Thérèse Casman is het belangrijk om een onderscheid te maken tussen isolement en eenzaamheid. Isolement is meetbaar (in enquêtes blijkt dat uit vragen zoals: «Hebt u tijdens de voorbije 2 weken met iemand gepraat? »). Eenzaamheid verwijst naar een gevoel dat mensen ook kunnen hebben als ze omringd zijn door anderen. Aldus zou 40 % van mensen die in een gemeenschap leven, zich alleen voelen, zo blijkt uit de enquête «Isolement et vie relationnelle» (Frankrijk, 2006). Een gevoel dat meer algemeen wordt gedeeld door 35 tot 47 % van de mensen tussen 60 en 90 jaar, ongeacht of ze thuis wonen of in een gemeenschap. Het gevoel van eenzaamheid kan worden versterkt door: - fysieke problemen; - verarming van het sociaal netwerk; - het mogelijke verlies van de partner dat steeds waarschijnlijker wordt; - vervoersproblemen. De senioren zelf wijzen hoofdzakelijk de volgende redenen aan als oorzaak van hun eenzaamheid: het verlies van iemand die hen dierbaar was (37,5%), verwijdering van de familie (30,7%), ziekte of handicap (27,5%), onbegrip of gebrek aan een luisterend oor (16,9%). Nadien volgen: de persoonlijke
Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 33/59
geschiedenis en het gebrek aan activiteiten (16,1%), er geen zin in hebben (12,1%), een verandering van leefomgeving (10,3%), geldgebrek (9,5%), ruzie in de familie (8,7%), een gevoel van onveiligheid en wantrouwen (8,3%) en tot slot een relatiebreuk (7,7%) Het isolement is een fenomeen dat toeneemt. Vandaag bestaat een derde van de Belgische gezinnen uit één persoon, en veel ouderen verkeren in dat geval. Het is hoofdzakelijk een vrouwenprobleem, gezien de langere levensverwachting van vrouwen. Bij vrouwen van 65 jaar en ouder is 60,9% weduwe, tegenover 27,7 bij de mannen. Het aandeel van gescheiden ouderen blijft toenemen: 3,3% van de personen van 65 jaar en ouder in 1992 tegenover 6,7 % in 2007. In Wallonië verklaren 12% van de mannen en 9,5% van de vrouwen van 65 jaar en meer dat ze minder dan een keer per week sociaal contact hebben, zo blijkt uit het instrumentenbord van Wallonië (SPW, 2009); in Brussel gaat het respectievelijk om 16,9% en 12,2%. Wat de mobiliteit betreft blijkt uit dezelfde Waalse studie dat 5,9% van de mannen van boven 64 jaar en 11,5% van de vrouwen in 2004 verklaarden dat ze een mobiliteitshandicap hadden die hen vast kluisterde aan hun huis. Er zijn er relatief iets minder die een beroep doen op een dienst voor thuishulp: 5,7% van de mannen en 9% van de vrouwen (in 2004). He opleidingsniveau van de senioren ligt lager dan dat van de rest van de bevolking. De helft van de 65-plussers van vandaag heeft maximum een diploma secundair onderwijs, terwijl slechts 14 % van de rest van de Belgische bevolking in dezelfde situatie verkeert. Overigens is armoede ook gelinkt aan het culturele, symbolische en sociale kapitaal. Ook in deze situatie vormen vrouwen de meerderheid. Een Engels longitudinaal1 onderzoek (ELSA) belichtte de belangrijkste risicofactoren voor eenzaamheid: - ouder zijn dan 80 jaar - een laag inkomensniveau hebben, - alleen wonen, - geen vrienden hebben, - geen goede relatie hebben met minstens een van de kinderen, - de kwaliteit van de relaties. Brigitte Laurent, Coördinatrice Permanente Educatie van de 'Action Chrétienne Rurale des Femmes' (ACRF) Brigitte Laurent getuigde over een onafhankelijk sociaalprofessioneel ontwikkelingsproject bij kwetsbare vrouwen van 65 jaar en meer die op het platteland wonen: het project Les Détourn’elles in Louette-Saint-Denis (Gedinne). Of hoe vrouwen op het platteland weerstand bieden tegen achterstelling. Het verhaal begint bij een denkgroep van ACRF die bestaat uit vrouwen van ongeveer 65 jaar. Twee elementen zorgden ervoor dat het project Les Détourn’elles werd opgezet. Enerzijds een studiedag over het thema «Vrouwen koninginnen van het hergebruik» met onder meer een modedefilé met ge-restylede kleren die gemaakt waren van tweedehandskleren die opgehaald waren door een lokale vereniging. Vervolgens een vraag die werd doorgespeeld door het Huis van de Werkgelegenheid en betrekking had op vrouwen die vreesden er opnieuw alleen voor te zullen staan na afloop van hun inschakelingstraject. 1
Onderzoek gespreid over verschillende jaren bij eenzelfde groep getuigen.
Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 34/59
Het hergebruik van kleren beantwoordde aan de bezorgdheid van een deelneemster om de uitgaven maximaal te beperken. Maar zich tevredenstellen met tweedehandskledij lag moeilijk, omdat het risico bestond dat iemand zou zien dat je de oude kleren van iemand anders droeg. Vandaar het idee om een verwerkingsatelier te openen voor het restylen van kleren waarin de tweedehandswinkel niet geïnteresseerd was. Vrouwen van het Huis van de werkgelegenheid zouden daar aan de slag kunnen gaan. De start van het project verliep vrij gemakkelijk omdat een van de vrouwen een kleermaakster was. Het doel was tweevoudig: versterken van het zelfrespect en bestrijden van de armoede. Twee professionals van thuishulp op het platteland namen deel aan de groep en verspreidden informatie over de activiteiten. Uiteindelijk waren het vooral alleenstaande oudere vrouwen en niet de vrouwen van het Huis van de werkgelegenheid die eraan deelnamen. Via wederzijdse samenwerking moesten ze een oplossing vinden voor één van de belangrijkste hinderpalen van het project: de mobiliteit. De partner van één van de vrouwen was bereid om enkele deelneemsters met de auto af te halen. Daarnaast worden de verplaatsingskosten terugbetaald aan de vrouwen die daar om vragen. Naast de financiële steun van ACRF in het begin van het project bestaan de middelen van de groep hoofdzakelijk uit giften en diverse vormen van steun van andere verenigingen evenals uit de inkomsten van de verkoop van de gerestylede kleren. Een vrijwilligster, die lid is van de groep, staat in voor de begeleiding en krijgt daarvoor steun van de regionale begeleidster van ACRF. De gemeente heeft hen een lokaal ter beschikking gesteld. De deelneemsters hebben een samenlevingshandvest samengesteld. Beslissingen worden in groep genomen. Sommige terugkerende problemen beïnvloeden de dynamiek van de groep: het komen en gaan van sommige leden, het alcoholisme van anderen. Niettemin heeft het project een plaats in de heropleving van het sociale leven in de streek. Het atelier werkt bijvoorbeeld mee aan het kindercarnaval (door de confectie van kostuums die vervolgens verhuurd worden). Een nieuwe ontwikkeling is de online verkoop (na een informaticaopleiding die sommigen volgden); daarnaast worden de kleren verkocht via de tweedehandswinkel van Gedinne maar ook op gewone markten en rommelmarkten. Het belangrijkste: «De vrouwen die geconfronteerd waren met isolement en uitsluiting, hebben nu ook buiten het atelier betere relaties met hun omgeving ».
Uitgewerkte sleuteluitdagingen Op voorstel van de begeleidster maken de deelnemers aan dit atelier een synthese van 9 van de 10 initiële voorstellen. Arme ouderen opsporen Bij geïsoleerde mensen is het per definitie moeilijk om hun situatie te kennen en dus ook om hen indien nodig te gaan helpen. Dat is het probleem van de gemeentedienst die strijdt tegen het isolement. Het komt er dus op aan deze mensen te kunnen opsporen. In dat verband denkt de groep aan het creëren van een functie zoals de sociale wijkactor in de gemeente. Naar het model van de straathoekwerkers zou de sociale wijkactor belast zijn met het bevorderen van de relatie van de bewoners met kwetsbare personen en zou hij/zij ook verslag uitbrengen bij de hulpdiensten van de gemeente volgens een deontologisch kader (discretie,
Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 35/59
respect). Zichtbare aspecten van de functie: bezoeken bij de mensen, permanentie, deelname aan het sociale en verenigingsleven van de wijk, etc. De groep denkt dat deze uitdaging erg dringend moet worden ingevuld. De grootste moeilijkheid zal bestaan uit het creëren van een relatie tussen de sociale wijkactor en kwetsbare ouderen. Toegankelijke informatie De informatie over mogelijke steun wordt omschreven als: falend, onvoldoende, ongelijk verspreid en verdeeld. Bovendien wordt het betrokken publiek sterk getroffen door de digitale kloof. Vandaar dat de groep een dubbele inspanning voorstelt: het accent leggen op de toegang tot nieuwe informatietechnologieën, via een aangepaste pedagogische aanpak, gekoppeld aan een opvolging, aan de ene kant, en, aan de andere kant, steundiensten uitrusten en opleiden om te werken met nieuwe informatie- en communicatietechnologieën (NICT). Het initiatief zou de mist rond NICT moeten wegnemen en zorgen voor een NICT-beleid op lange termijn (wat niet kan via projectoproepen, die betrekking hebben op een vaste periode). Het grootste probleem dat kan opduiken is dat er wordt ingezet op allerlei kleine, losse projecten. Diensten van en in de nabijheid De toegankelijkheid van diensten is des te problematischer als ze gecentraliseerd zijn en als hun gebruikers of cliënten weinig mobiel, slecht geïnformeerd en sterk geïsoleerd zijn. Nabijheidsdiensten slaan op alle ondersteuningsdiensten aan personen in de brede zin. Nabijheidsdiensten omvatten zowel commerciële als culturele ruimtes, ontspanningsplekken, enz. De groep stelt voor om hiervoor «wijkondersteuningsdiensten» op te richten die zouden werken als enig loket voor diensten van het middenveld en gemeentelijke diensten. Ze zouden werken met professionals en vrijwilligers en als opdracht hebben: het bevorderen van uitwisselingen, onder elkaar, en met de groepen en personen die in de wijk wonen. Deze hybride ruimtes zouden als manifestatie van de wijk een voorbeeld van decentralisatie van gemeentediensten zijn. Ze zouden kunnen worden ondergebracht bij buurtcellen, culturele centra, thuiszorgdiensten, etc. Ontwikkelen en verbeteren van relatienetwerken voor thuis Een eerste benadering van deze problematiek steunt op de vaststelling dat het «spontane» sociale weefsel afbrokkelt. Een eerste groep wil deze tendens ombuigen door aan de ene kant opnieuw natuurlijke, nietfunctionele ontmoetingsplekken te creëren en door aan de andere kant functionele ruimtes te versterken (in dit geval hoofdzakelijk professionele huisbezoeken). Het eerste aspect veronderstelt aanpassingen aan de publieke ruimte die gunstig zijn voor het herstellen van het sociaal weefsel en die ontmoetingen bevorderen: cafés, winkels, pleintjes, conciergelokalen en publieke ruimtes zouden zo ontworpen moeten worden dat ze ontmoetingen bevorderen. Het tweede aspect veronderstelt het opnemen of versterken van het gewicht van relationele competenties in het profiel en in het loon van professionele hulpverleners. Sociale beleidsmaatregelen leiden er vaak toe dat professionals altijd maar meer taken moeten vervullen. Vanuit deze vaststelling wil een tweede groep ervoor zorgen dat maatschappelijk werkers meer beschikbaar zijn voor geïsoleerde ouderen. Tegelijk pleiten ze voor de ontwikkeling van een gemeenschappelijke arbeidsethiek in het netwerk dat ze vormen. De klemtoon zou moeten worden gelegd op de versterking van het relationele weefsel en niet op het aantal prestaties dat moet worden geleverd. Beschikbaarheid zou het sleutelwoord van deze hervorming moeten zijn die niet noodzakelijk mikt op het uitbreiden van het netwerk van actoren, maar wel op het verhogen van de arbeidskwaliteit. Ze pleiten ook voor de promotie van netwerken die zouden bestaan uit gezinnen, professionals en mensen uit de onmiddellijke omgeving van ouderen. Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 36/59
Reacties van het politieke panel Nadine GABET (voor het kabinet Emir Kir): Het creëren van ontmoetingsplaatsen die los staan van instellingen een goede zaak is en dat sommige buurtcontracten in het Brussels Gewest dat proberen te realiseren. Daarnaast vond ze het vanzelfsprekend dat de relationele dimensie deel uitmaakt van de opleiding van maatschappelijk werkers, en vroeg ze zich af of het aandeel daarvan niet moet verhoogd worden. Luc MERTENS (voor het kabinet Eliane Tillieux): Hij hekelde de overheersende commerciële logica van de zorg in de opleiding van hulpverzorgenden. Volgens hem moet dat omgedraaid worden en moeten de nonprofitakkoorden meer nadruk leggen op de opleiding. Volgens hem kunnen ze zich daarbij inspireren op het voorbeeld van de Verenigde Staten waar een vijfde van de werktijd van loontrekkers wordt besteed aan voortgezette opleiding. Hij kondigde ook aan dat de minister van plan is om een nota in te dienen betreffende het vrijmaken van geld voor de begeleiding van ouderen door ergotherapeuten die zouden helpen bij de aanpassing van hun interieur. Een betere toegang tot het sociale leven Het sociale leven bestaat uit een maximum aan menselijke contacten, op lange termijn en met de participatie van ouderen. Zij moeten kunnen deelnemen aan alle beslissingen die op hen betrekking hebben, en niet alleen als het gaat over ontspanning en dagelijkse activiteiten. Het voorgestelde denkspoor wil de bevoegde politici oproepen om de opdrachten van het OCMW structureel uit te breiden. Een cel binnen het OCMW zou zich specifiek bezighouden met het bevorderen van de toegang tot het sociale leven van arme en geïsoleerde ouderen. Dat impliceert een ad hocfinanciering van deze instelling. Werken aan het waardesysteem & initiatie in het leren ouder worden De vergrijzing wordt vaak geassocieerd met het levenseinde, passiviteit, aftakeling. Welk beeld heeft iemand van zijn eigen veroudering, welk beeld van veroudering geeft de maatschappij? Om iets te veranderen aan deze representaties, is het noodzakelijk om ouderen te erkennen als volwaardige burgers. Daarvoor kan gebruik worden gemaakt van educatieve praktijken en instrumenten. De maatschappij moet opnieuw een plaats geven aan ouderen en aan de ouderdom via opleidingsprogramma's die al starten van jongsaf aan. Intergenerationele opleidingen inzake burgerschap zouden moeten gaan over de onzekerheid, de eindigheid, de eenzaamheid en de rechten van personen op verschillende leeftijden. Deze modules zouden kunnen worden gegeven door betaalde en erkende ouderen. Mobiliteit Mobiliteit is een belangrijke voorwaarde voor participatie aan het sociale leven. De problematiek is des te crucialer voor personen die zich moeilijk kunnen verplaatsen en bewegen, en die over weinig financiële middelen beschikken. Dat is des te meer zo in een context van relatieve centralisatie van diensten. Het systeem van een bus op aanvraag, een belbus, kan bijdragen tot een betere mobiliteit van ouderen die in armoede leven. Het zou bijvoorbeeld ook kunnen gaan om een bus die op een bepaalde dag in de week in twee uur heen en weer rijdt tussen een wijk of dorpen en een supermarkt. Op een ander moment zou de bus kunnen zorgen voor de verbinding met de diensten van de gemeente. Voor dit initiatief is uiteraard de medewerking noodzakelijk van de TEC (openbare vervoersmaatschappij), maar ook van de gemeenten en van verenigingen die ervaring hebben met alternatieve mobiliteit. Bovendien moet men weten wat de ouderen precies vragen.
Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 37/59
«Doen met» in plaats van «doen voor» Wat moet men doen als men de pensioenleeftijd bereikt? Alles lijkt te worden beslist zonder de ouderen te raadplegen. Bovendien hebben professionele hulpverleners de neiging om te denken dat zij de goede oplossingen voor ouderen in pacht hebben. Het kan een idee zijn om de vragen van de betrokken personen aan de oppervlakte te brengen via het ontwikkelen van meer collectieve, intergenerationele initiatieven. Dit initiatief zou ook een preventieve kracht hebben: het erkennen van arme, geïsoleerde ouderen als volwaardige burgers waar men naar luistert en die men respecteert, zou de maatschappij moeten in staat stellen om te anticiperen op de risico's zoals de sociale kloof en het isolement (bijvoorbeeld bij sterfgevallen enz.). Waarderen van mantelzorg Hoe kunnen we ertoe bijdragen dat ouderen die afhankelijk geworden zijn, hun levensplek vrij kunnen kiezen? Een mogelijk denkspoor bestaat in het warm maken van families om in te staan voor de begeleiding en ondersteuning van zieke, ouder wordende personen, zodat de keuze om thuis te blijven wonen toegankelijker wordt. In dit verband zou aan de mantelzorger een vervangingsinkomen kunnen worden gegeven in de vorm van een uitkering, zonder verlies van rechten, die overeenkomt met de tijd die aan de mantelzorg wordt besteed. De maatregel kan worden aangevuld met opleidings- en ondersteuningsmodules voor de mantelzorger. Het benoemen van een minister van het gezin zou eveneens een troef zijn. Verhogen van het inkomen (pro memorie).
Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 38/59
VERSLAG – ATELIER «HUISVESTING EN ENERGIE» (NL) Welke specifieke problemen ondervindt de groep ouderen die een hoog armoederisico heeft op het vlak van huisvesting en energie?
De uitdagingen die de groep belangrijk vindt 1. Algemene uitdagingen o Arme ouderen zijn als doelgroep moeilijk te bereiken. o De belangen van deze groep worden op het platteland door niemand behartigd. 2. Huisvesting o Te veel woningen zijn onaangepast aan de noden van oude mensen. o Ouderen willen graag langer in hun vertrouwde huis of omgeving blijven wonen. Dit kan alleen met een ruimer aanbod van nieuwe, betaalbare, kwaliteitsvolle diensten. o Huiseigenaars met minder financiële middelen kunnen hun huis vaak niet meer (goed) onderhouden. o Verhuurders passen hun woning niet altijd aan, met nadelige gevolgen voor het comfort van huurders. o Zullen verzorgingshuizen betaalbaar blijven/zijn? o Zullen verzorgingshuizen voldoende ruimte hebben? o Ouderen worden steeds mondiger: we moeten leren om naar hen te luisteren. o Ouderen willen meer betrokken worden bij het beleid. o Een voldoende aanbod van nabijheidsdiensten (bakker, slager, arts) vergroot de zelfstandigheid van ouderen. o Nood aan begeleiding bij de verhuis naar een aangepaste woning of een verzorgingstehuis, van de beslissing tot de uiteindelijke uitvoering. o Nood aan alternatieve woonvormen (kangoeroewonen, het woonproject Abbey Field, sociale woningen die aangepast kunnen worden aan de bewoners). 1. Deze voorbeelden krijgen te weinig navolging. 2. Zijn deze alternatieve woonformules wel aangepast aan armen? 3. Welke formules werken voor allochtone ouderen? 3. Energie o Betaalbare woningen en betaalbare energie: geen evidentie voor veel ouderen in armoede. o Huurders wonen vaak in slecht geïsoleerde woningen: 1. Kunnen zij recht krijgen op energiepremies? 2. Hoe eigenaars aanmanen om de woning aan te passen? o Informatie over premies moet beter toegankelijk zijn voor iedereen (niet alleen via het internet).
Synthese van de uiteenzettingen van de experts
Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 39/59
Uiteenzetting Sien Winters, coördinator team Wonen, Steunpunt Ruimte en Wonen, onderzoeksleider Wonen HIVA Deze uiteenzetting komt tegemoet aan de volgende problemen en uitdagingen: - Te veel woningen zijn onaangepast aan de noden van oude mensen. - Huiseigenaars met minder financiële middelen kunnen hun huis vaak niet meer (goed) onderhouden. 1. Hoe ouderen wonen Bij gebrek aan degelijk onderzoek naar de manier waarop arme ouderen in Vlaanderen wonen, zijn er voor deze doelgroep alleen objectieve cijfers voorhanden van: - de kenmerken van hun huizen in Vlaanderen; - de aanwezigheid en verdeling over het land van de woningen van ontoereikbare kwaliteit; - de mate waarin ouderen tevreden zijn over hun huizen; - welke werken ze er nog aan laten uitvoeren; - de betaalbaarheid van hun huizen. De woningen van ouderen zijn over het algemeen iets minder comfortabel dan het Vlaamse gemiddelde, maar er is wel sprake van een inhaalbeweging. Concreet wil dit zeggen – op basis van cijfers uit 2007 – dat iets meer 60-plussers op een appartement leven (21,9 procent, het Vlaamse gemiddelde of VG is 18,9 procent), dat zij minder vaak over een centrale verwarming beschikken (respectievelijk 77,5 tegenover 80 procent), ook iets minder vaak over een bad (81,8 tegenover 83,6 procent) en heel wat minder vaak over een douche (35,2 tegenover 46,9 procent). 54 procent van de Vlamingen verwarmt met aardgas, tegenover 47,1 procent van de 65-plussers. 33,4 procent verwarmt met stookolie, tegenover 39,7 procent van de 65-plussers. 8,5 procent verwarmt met elektriciteit, tegenover 7 procent van de 635-plussers. En iets meer 65-plussers stoken steenkool of hout (4,8 procent tegenover 3,1 procent.) De recentste cijfers dateren echter wel van 2005. Ouderen wonen wel nog veel vaker in slechter geïsoleerde woningen: 23,9 procent heeft geen isolerend glas (VG 16,4 procent), 41 procent geen dakisolatie (VG 30,1 procent), 63,3 procent geen muurisolatie (VG 48,9 procent) en 82,1 procent geen vloerisolatie (VG 69 procent). Ook hier dateren de recentste cijfers van 2005. 2. Woningen van ontoereikende kwaliteit In onderzoeken wordt een onderscheid gemaakt tussen woningen zonder klein comfort (zonder toilet, centrale verwarming of badkamer), woningen van ontoereikende kwaliteit (woningen met dezelfde kenmerken waar minstens vier grote herstelwerken nodig zijn) en woningen met enkel basiskwaliteit (woningen waar drie grote werken moeten gebeuren). - 2,3 procent van de Vlamingen wonen in een woning zonder klein comfort – dat geldt voor 6,6 procent van de 65-plussers. - 2,7 procent van de Vlamingen wonen in een huis van ontoereikende kwaliteit – dat geldt voor 4,3 procent van de 65-plussers. - 23,2 procent van de Vlamingen woont in een huis met enkel basiskwaliteit – dat geldt voor 26,4 procent van de 65-plussers. Deze cijfers evolueren positief in de tijd, maar er blijven wel degelijk problemen bij bepaalde sociale groepen op welbepaalde plaatsen. Onderzoek naar welke sociale groepen vooral in deze huizen wonen, ontbreekt. Maar er is wel sprake van een duidelijke geografische spreiding van de woningen van ontoereikende kwaliteit die worden bewoond door 75-plussers: het aandeel van deze woningen is veel groter in het zuiden dan in het noorden, en groter in het westen dan in het oosten. Dit beeld
Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 40/59
was tien jaar geleden nog veel scherper, dus ook hier is sprake van een inhaalbeweging. Steeds meer mensen gaan immers woningen grondig renoveren, wat zorgt voor een verbetering van de algemene woonkwaliteit. In Brussel blijkt het probleem geconcentreerd te zijn in bepaalde wijken. Het beleid zal dus duidelijke keuzes moeten maken: welke groepen willen we waar helpen? 3. De (on)tevredenheid van de oudere Vlamingen Vlamingen zijn tevreden over hun woning: maar liefst 93 procent spreekt zich positief uit over zijn eigen woning, 54,8 procent zegt nooit te willen verhuizen. Bij de ouderen (cijfers 2007) zijn deze cijfers nog hoger: 96,2 procent is tevreden over zijn woning en maar liefst 73,6 procent wil er niet uit weg. Deze mate van tevredenheid groeit nog naarmate de mensen ouder worden. Hoe langer zij de verhuis uit hun woning kunnen uitstellen, hoe minder graag ze er weg willen. Ouderen vinden hun woning ook niet te groot: slechts 15,8 procent van hen is die mening toegedaan. En slechts 8 procent van hen wil slaapkamers op het gelijkvloers. 4. De betaalbaarheid van de woningen Ouderen onderhouden hun woning wel: 79,9 procent van hen frist het huis op (VG 86 procent). Zij innoveren hun woning wel veel minder dan de doorsnee-Vlamingen. Daar zijn logische verklaringen voor: zij kopen geen huizen meer om te verbouwen, zij hebben intussen leren leven met hun woning en de hoge kosten vormen vaak een grote drempel. Het inkomen waarover 65-plussers beschikken (cijfers 2005) is kleiner dan het Vlaamse gemiddelde. Een huurder van 65+ beschikt gemiddeld over een inkomen van 1005 euro (VG 1170 euro). Een eigenaar van 65+ beschikt gemiddeld over een inkomen van 1092 euro (VG 1496 euro). (Het gaat hier om een ‘equivalent inkomen’, dat rekening houdt met de gezinsgrootte.) Na de woonkosten beschikt een huurder nog maar over 701 euro (VG 880 euro), en de eigenaars over 1092 euro (VG 1289 euro). Daaruit blijkt een duidelijke welvaartskloof: eigenaars kunnen soms nog sparen, terwijl huurders een groter armoederisico lopen. De woonquote – de verhouding tussen de woonuitgaven en het inkomen – neemt toe. Steeds meer mensen leven met een woonquote van meer dan 20 procent. In 1992 was dit bij de 65plussers 51,5 procent, in 1997 64,2 procent en in 2005 72,2 procent. Het VG is respectievelijk gemiddeld 30,4 procent, 42,4 procent en 56,1 procent. Ook deze cijfers stijgen dus. 5. Conclusie Het recht op wonen voor alle ouderen door het aanbod van kwaliteitsvolle, betaalbare woningen met woonzekerheid is verre van gerealiseerd, en zeker niet voor kwetsbare ouderen. Zorgen voor zorg binnen bereik en maximaal in eigen woonomgeving blijft een grote uitdaging. Uiteenzetting Linda Struelens, projectontwikkelaar BILOBA Huis vzw – Brussel Deze uiteenzetting komt tegemoet aan de volgende problemen en uitdagingen: - Arme ouderen zijn als doelgroep moeilijk te bereiken. - Zullen verzorgingshuizen betaalbaar blijven/zijn? - Ouderen willen graag langer in hun vertrouwde huis of omgeving blijven wonen. Dit kan alleen met een ruimer aanbod van nieuwe, betaalbare, kwaliteitsvolle diensten. - Nood aan begeleiding bij de verhuis naar een aangepaste woning of een verzorgingstehuis, van de beslissing tot de uiteindelijke uitvoering. - Nood aan alternatieve woonvormen.
Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 41/59
Het Maison BILOBA Huis is een initiatief van drie organisaties: de ontwikkelingsorganisatie EVA vzw, de wijkgezondheidszorgorganisatie Maison Médicale de Nord en Lokaal dienstencentrum Aksent vzw. Zij sloegen de handen in elkaar voor een sector- en taaloverschrijdende samenwerking in de Brusselse Brabantwijk. Zij zijn actief op het vlak van Welzijn, Gezondheid, Huisvesting, Tewerkstelling, Sociale ontwikkeling en Buurtontwikkeling, en dat in het Frans, Nederlands, Brussels en de vele talen die gesproken worden in de Brabantwijk. De voorbereiding Deze drie organisaties brachten vooraf zeventig mensen uit de wijk samen, elk met hun eigen bagage en visie, om via de participatieve methode een antwoord te vinden op de vraag: wanneer voldoet huisvesting niet langer? Daarop kwamen vier grote groepen van antwoorden: 1. Als de woning onaangepast is: te groot, in slechte staat, niet aangepast aan bijzondere behoeftes. 2. Als er onzekerheid bestaat. Zal de woning niet te duur worden? Mag ik mijn huisdier wel houden? Wat als de verhuurder me eruit zet of de huurwet niet naleeft? 3. Als er geen sociaal weefsel is: de vrees om geïsoleerd te geraken. 4. Als er problemen zijn met ligging of omgeving: geen diensten in de omgeving, slecht onderhouden straten, geen openbaar vervoer. Het werd daarbij duidelijk dat de specifieke situatie van de allochtone Turkse en Marokkaanse senioren extra aandacht verdient. Zij worden nu meestal thuis opgevangen, maar dit is niet langer evident door de evolutie van de familiestructuren en –tradities en door de socio-economische situatie. De druk op jonge allochtone gezinnen is daardoor vaak enorm. De drie organisaties kwamen samen tot de volgende missie: ze willen de algemene levenskwaliteit en de huisvestingskwaliteit van senioren in de Brabantwijk verbeteren en hen de garantie geven dat ze zo lang mogelijk op een kwaliteitsvolle manier thuis of in hun vertrouwde wijk oud kunnen worden. De uitvoering Dankzij de Maison Médicale du Nord konden de organisaties een groot pand van 2000 m² aankopen. Dat wordt opgedeeld in drie zones: vijftien individuele sociale appartementen, waarvan acht toegankelijk voor rolstoelen (kwaliteitsvol wonen), collectieve ruimes voor bewoners én familie (aanmoedigen van solidair leven) en een onthaal- en ontmoetingsruimte voor senioren en iedereen die bekommerd is om de zorg voor senioren. Het BILOBA huis gaat uit van een aantal basisideeën, zoals de betrokkenheid van alle bewoners van de Brabantwijk (met dezelfde diversiteit en culturele mix), voldoende aandacht voor zorg, een bijzondere plaats voor familie en naasten, een intergenerationele werking, bewonersparticipatie en het bewust stimuleren van nabuurschap. De senior is duidelijk een actor die wordt ondersteund in zijn eigen levensproject. Hij wordt dus uitgenodigd, en zeker niet verplicht. Het begrip ‘mantelzorg’ wordt ruim geïnterpreteerd: wat zijn de informele zorgsystemen en hoe kunnen we die versterken? Om ervoor te zorgen dat het BILOBA huis al deze doelstellingen kan waarmaken, zijn de kritische succesfactoren: - De aanwezige diversiteit in de Brabantwijk loopt zonder breuklijn door in het huis. - De familie en naasten van de senior nemen een bijzondere plaats in. - Het huis is deel van de Brabantwijk en wordt mee gedragen door de bewoners van de Brabantwijk. - De nodige financiële middelen voor de realisatie zijn binnen. (De middelen bestaan uit privékapitaal van oprichters en sponsors, publiek kapitaal van Gewest en Gemeenschappen en een lening bij Triodos.)
Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 42/59
Het proces van participatie is bij dit alles cruciaal: het huis ontwikkelt zich, niet alles ligt vooraf vast. Het kader is duidelijk, maar binnen dat kader kan men op ontdekkingstocht gaan. Zo kan men het huis samen vormgeven in de concrete aanpak, organisatie, afspraken. Conclusie De positieve gevolgen van het BILOBA huis op het vlak van wonen zijn divers. Ouderen krijgen de kans om in hun buurt te blijven wonen. Er zijn aangepaste, energiezuinige woningen beschikbaar en deze investeringen renderen voor verschillende personen. Dit alles kan nog groeien: zo bestaat er de mogelijkheid van een samenwerking met een sociaal verhuurkantoor, dat zich zo kan specialiseren in woningen voor senioren. Het huis maakt het mogelijk om te investeren in netwerken die zorg dragen en een zorgzame omgeving stimuleren, en geeft de ruimte om te experimenteren met informele zorgsystemen.
Uiteenzetting Ingrid Van den Mooter, Bricoteam-EVA vzw Deze uiteenzetting komt tegemoet aan de volgende problemen en uitdagingen: - Arme ouderen zijn als doelgroep moeilijk te bereiken. - Te veel woningen zijn onaangepast aan de noden van oude mensen. - Nood aan een ruimer aanbod van betaalbare, kwaliteitsvolle diensten - Nood aan begeleiding bij de verhuis naar een aangepaste woning of verzorgingstehuis. - Ouderen willen graag in hun buurt blijven wonen, al dan niet in hun eigen huis. - Huiseigenaars met minder financiële middelen kunnen hun huis vaak niet meer (goed) onderhouden. Sinds anderhalf jaar doet het Bricoteam-Eva kleine klusjes en reparaties bij senioren en hulpbehoevenden, zodat zij langer thuis kunnen blijven wonen. De klusmannen zijn langdurig werkzoekenden die onder begeleiding van een ervaren klusman zelf leren om een goede klusman te zijn. De doelstelling De vzw wil de woonsituatie van senioren in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verbeteren. De klusmannen verrichten drie soorten van ingrepen: ze zorgen voor ‘basiswooncomfort’, doen kleine energiezuinige ingrepen (herstellen van een lekkende kraan, zorgen dat er geen meubels voor de verwarming staan, het isoleren van leidingen…) en passen woningen aan de noden van oudere mensen aan (bedlegerige patiënt die zijn bed beneden wil zetten, het plaatsen van handgrepen). Grote ingrepen zoals dak- of muurisolatie doen zij niet. Voorlopig zijn de meeste klusinterventies gericht op het basiswooncomfort en op energiezuinigheid. De senioren – die een inkomen van minder dan 1000 euro per maand hebben - betalen een tarief dat inkomensgerelateerd is. Geregeld komt de vraag om de factuur in stukken te mogen betalen, wat natuurlijk kan. Het KBS-Armoedefonds geeft daarnaast nog gratis werkuren aan mensen met een inkomen lager dan 800 euro. Voorlopig wordt het team weinig gevraagd voor ingrepen voor levensbestendig wonen. Het aanbod is niet bekend en te vaak gaat het om grote werken, maar dit kan zeker nog groeien – vooral bij verdere uitbreiding van de samenwerking met ziekenfondsen. ‘Oud worden is niet voor watjes’ Oud worden is een heel karwei, zo benadrukt Ingrid Van den Mooter. De meeste klanten van de klusjesdienst zijn vrouwen, die door het verlies van hun man hun venster op de wereld verliezen. Vaak voor het eerst worden zij geconfronteerd met administratieve lasten en klussen in huis, met
Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 43/59
rouw en verlies, met het verminderen van hun fysieke en mentale mogelijkheden, met het steeds kleiner worden van hun sociale netwerk. Zij leven meestal van een heel klein inkomen. Huurders of verarmde eigenaars leven daardoor vaak in ongezonde, oude en vuile woningen. De klusjesdienst merkt in de praktijk dat: - Er nood is aan een aflossingspunt: een punt waar alle problemen en klachten kunnen worden gemeld en gecentraliseerd. - Premies voor aanpassingen en reparaties niet alleen voorbehouden mogen zijn aan eigenaars,. - De minimumpensioenen niet volstaan. - Privéverhuurders meer moeten worden gecontroleerd op de naleving van de wetgeving.
Uitgewerkte sleuteluitdagingen Hoe kunnen we ervoor zorgen dat mensen langer in hun woning en/of buurt kunnen blijven wonen? Senioren, zowel huurders als eigenaars, willen blijven wonen en leven in hun buurt. Dit is alleen mogelijk als hun huis en omgeving daaraan aangepast kan worden en wanneer de nodige diensten voorhanden zijn. Mogelijke oplossingen en hefbomen om dit te bereiken: - Samenwerken met verenigingen voor ouderen én armen. - Een uitbreiding van de lokale dienstencentra, met antennes op buurtniveau, ook op het platteland. - 24 uur op 24 ondersteuning thuis. - Openingsuren dienstencentra 24 uur op 24, ook in het weekend en de vakantieperiode. - Meer en andere sociale woningen: inclusief en niet grootschalig (inbreiding). - Aandacht voor levenslang bouwen. - Zorgen voor diversiteit in wijken. - Een betere bescherming van de huurders. - Bijkomend zorgaanbod in thuisomgeving, in plaats van de uitbreiding van het bestaande zorgaanbod. - Het in kaart brengen van informele netwerken en deze valoriseren en versterken. - Fiscale maatregelen. - Financiële stimuli. - Actieve detectie van problemen bij 80-plussers en het opstellen van sociale kaarten (via huisbezoeken, telefoongesprekken). Acties die ondernomen moeten worden: Wat? Uitbreiden dienstencentra, financiële stimuli, een aangepast inkomensbeleid, huursubsidie voor ouderen, meer kleine, aangepaste huurwoningen. Wie? Alle bevoegde overheden Wie moet hierbij worden betrokken? Eerst en vooral: alle verenigingen die werken met ouderen en met armen. Daarnaast: Sociale huisvestingsmaatschappijen, projectontwikkelaars, sociale verhuurkantoren, OCMW’s, sociale partners, huurdersbond, verhuurdersbond Deze acties zijn dringend: het recht op een basisinkomen en op een fatsoenlijke woning zijn basisrechten, die iedereen aanbelangen. Het gaat hier om een onmisbare bijdrage: het gaat letterlijk om de hoeksteen van onze samenleving.
Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 44/59
Deze oplossingen zijn niet onoverkomelijk om te implementeren. Men moet de tijd nemen om samen naar creatieve oplossingen te zoeken, over de sectorgrenzen heen. Het wetgevende kader nu is rigide en werkt belemmerend: het moet dringend worden aangepast aan de situatie van ouderen. De media kunnen een rol spelen in de verandering van de houding van het publiek, onder meer door bijzondere aandacht te geven aan voorbeeldmodellen. Een groter draagvlak kan zeker een ruggensteun zijn voor de beleidsmakers. Reactie van het politieke panel: Benny BIETS (voor het kabinet Ingrid Lieten): Merkt op dat onze maatschappij is gericht op actieve en gezonde 20- tot 40-jarigen. Al te vaak wordt het continuüm van het leven uit het oog verloren. Hij is van mening dat er duidelijk een mentale switch moet gebeuren: ook onze laatste levensjaren horen erbij. Voor een concreet voorbeeld verwijst hij naar de bouwsector: een deur van 83 centimeter of 103 centimeter breed is even duur, maar alleen door de tweede kan men met een rolstoel. In Zweden is het al een evidentie dat huizen gebouwd worden om er levenslang te wonen, bij ons is dat jammer genoeg nog niet het geval. Het beleid moet proberen de sociale cohesie te herstellen door te zorgen voor een goede woonmix van jongeren en ouders en moet de mensen letterlijk en figuurlijk de ruimte teruggeven door iedereen een plek voor het hele leven te geven. Luc MERTENS (voor het kabinet Eliane Tillieux): Een label voor aanpasbaar wonen is zeker een interessant idee. We moeten inderdaad dringend werk maken van een levensloopperspectief in de bouw- en woonsector. Er worden diverse initiatieven genomen op het vlak van nieuwe woonvormen, die ook worden ondersteund door het beleid, maar er zijn er te weinig. Het beleid moet duidelijk maken dat de wil om te investeren en te mobiliseren er wel degelijk is.
Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 45/59
VERSLAG – ATELIER « ISOLEMENT» (NL) Ondanks sterke lokale verschillen is gebrek aan sociale participatie en contacten een vrij algemeen voorkomend probleem bij ouderen, dat duidelijk versterkt wordt door de bijkomende bedreiging van een laag inkomen.
De uitdagingen die de groep belangrijk vindt 1. Wegnemen van drempels om uit het isolement te treden (angst voor het nieuwe, onveiligheidsgevoel, mobiliteit, etc.). 2. De betrokken organisaties doen evolueren van aanbodgericht naar vraaggestuurd en hen aanzetten tot meer samenwerking. 3. Hoe nu contact maken met en gebruik maken van ouderen die ‘verborgen’ leven? 4. Netwerken versterken en (organisaties) van leeftijdgenoten inschakelen bij het in kaart brengen en bereiken van de doelgroep. 5. Werk maken van een groter en beter aangepast aanbod aan mobiliteit, contacten en relaties. 6. Een preventieve aanpak ontwikkelen ten aanzien van de verschillende ‘wegen’ die leiden tot isolement.
Synthese van de uiteenzettingen van de experts “Eenzaamheid en armoede bij ouderen” – Prof. Dr. Dominique Verté (VUB) Uit kwalitatief onderzoek weten we dat ouderen zelf vooral in hun vertrouwde omgeving willen blijven en de regie in eigen handen houden. Ze zoeken een zinvolle invulling van de periode na hun pensionering maar worden in die ambitie door uiteenlopende risico’s bedreigd. Ouderen kampen bovendien met een imagoprobleem. We zouden al een heel eind vooruit zijn, als we het beeld van ouderen als passieve ontvangers van zorg konden ombuigen tot dat van actieve medeburgers en architecten van de samenleving. Welke factoren verhogen de kans om in een sociaal isolement te belanden? Onderwijs speelt een belangrijke rol in capaciteitsopbouw. Er is ook de financiële factor. De 40% ouderen die heel moeilijk rond komen zijn duidelijk het kwetsbaarst. 30% kunnen we als woopies (well of older people) bestempelen en nog eens 30% zit daar tussenin en redt het doorgaans wel. Armoede is bovendien complex. Veel ouderen hebben bijvoorbeeld wel hun eigen huis maar beschikken dan weer niet over een inkomen dat hen in staat stelt om daarin ook de nodige aanpassingen te doen. Als dan op de leeftijd van tachtig hun gezondheidstoestand kantelt, komen ze al gauw in de problemen, zeker als ook in hun directe woonomgeving de basisvoorzieningen, diensten, mobiliteit en toegankelijkheid ontoereikend zijn. Ook de burgerlijke staat speelt een rol: echtgescheidenen en vooral gescheiden vrouwen zijn het kwetsbaarst. Bovendien werkt de achterstelling cumulatief. De risicofactoren versterken elkaar. Enkele cijfers Rond 18% van de oudere Vlamingen zegt zich ernstig eenzaam te voelen. Merk op: het gaat om het relatieve en subjectieve gevoel van eenzaamheid. Mensen stellen gaandeweg hun verwachtingen bij. Gemiddeld participeert ongeveer tweederde in het verenigingsleven maar er bestaan enorme lokale verschillen (tussen 30 en 80%). Dit is een belangrijk gegeven vanwege het bekende spiraaleffect: hoe
Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 46/59
meer mensen participeren, hoe meer er ook willen participeren. Ook in het vrijwilligerswerk vallen dezelfde grote verschillen te noteren. De uitdagingen Ouderen vormen een grote maar heterogene groep. Dé oudere bestaat niet. Dé oplossing dus evenmin. Wel is duidelijk dat lokale inbedding het sleutelwoord is, anders vind je ze gewoon niet. Laat ons dus decentraliseren. Laat ons investeren: in het middenveld, in mobiliteit, in een aangepast contactaanbod, in inclusie, in actieve detectie, in levenslang leren, etc. Het loont. Maar laat ons ook bescheiden blijven: 3 à 4% kun je nergens toeleiden. Daar blijven alleen sociale controle en face-toface contacten over. Constant Leyers, vrijwilliger Samenlevingsopbouw Antwerpen, getuigt Het verhaal van Richard Richard is 55 jaar, lichamelijk gehandicapt en opgegroeid in een kansarm gezin. Hij kan maar net rondkomen met zijn invaliditeitsuitkering. Zelfs de beschutte werkplaats kan hij niet aan, maar hij wil niet vereenzamen. In het verenigingsleven werd hij nogal eens gepest en voor de gek gehouden. In het buurthuis werd Richard uiteindelijk wel opgevangen, aanvaard en gerespecteerd. Zo voelde hij zich op latere leeftijd toch een gelukkig mens omdat hij eindelijk het gevoel had er volwaardig bij te mogen horen.
Het verhaal van Henriette Henriette groeide op in een weeshuis en had ook leerproblemen, waardoor ze vaak van school veranderde. Ze krijgt al jong twee zonen maar haar man gaat aan de drank en slaat haar geregeld het ziekenhuis in. Hij zal haar uiteindelijk verlaten en haar twee jongens worden geplaatst. Het zoeken naar hen moet ze opgeven bij gebrek aan medewerking. Ze belandt in de eenzaamheid. Twee keer per week bezoekt ze het buurthuis waar ze ook moeilijk contact maakt. Als ze kanker krijgt, zijn de mensen van het buurthuis haar enige bezoekers op de palliatieve dienst. Ze kan alleen nog aan haar zonen denken die ze achterlaat. Voorts moet om haar dood niet geweend worden. “Heengaan zal voor mij een bevrijding zijn”, zegt ze.
Uitgewerkte sleuteluitdagingen De meest opvallende rode draad doorheen het werk van de verschillende subgroepen is het lokaal werken (niveau van de buurt, het dorp). De actie kan discreet gestuurd worden vanuit de professionals maar het responsabiliseren van (netwerken van) buurtbewoners, sleutelfiguren, vrijwilligers én de senioren zelfs is minstens zo belangrijk. Dat is een tweede belangrijke constante. Een dergelijke manier van werken wordt als een zeer wenselijke mentaliteitsverandering aangevoeld. Zo goed als algemeen wordt gepleit voor preventie door een betere samenwerking van de verschillende betrokkenen en uiteraard klinkt overal de roep naar de nodige budgetten. De gekozen oplossingspiste die tijdens het slotdebat zal worden voorgesteld is zeer representatief voor het werk dat in de subgroepen werd verricht. Uiteraard waren de gesprekken rijker en genuanceerder dan in een samenvattende paragraaf kan worden weergegeven. Daarom vindt u hieronder meer in detail de resultaten van de kleinere groepjes. Uitdagingen 1 en 5 werden samen behandeld in hetzelfde groepje. En de groep die voor de derde uitdaging koos is in tweeën gesplitst om tot een werkbare omvang te komen. Prof. Verté ging afwisselend in de verschillende groepjes input geven.
Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 47/59
Armoededrempels wegnemen en de mobiliteit van arme ouderen verbeteren Een verminderd inkomen en een verminderde fysieke conditie kunnen leiden tot mobiliteitsproblemen. Het gevolg daarvan is o.a. een verhoogd isolement en een verminderde toegang tot informatie. Door iets te doen aan die beide gevolgen verkleint automatisch de kans op isolement bij de betrokkenen. Dat kan door de toegankelijkheid van het openbaar vervoer, de kwaliteit van de openbare ruimte (zitbanken), de staat van de voetpaden, enz. te verbeteren. Lokale infonummers kunnen eveneens hun nut bewijzen maar vooral het (re)activeren van buurten: mensen uit dezelfde wijk met elkaar in contact brengen, betere inzet van vrijwilligers, sociale controle, etc. Een actieve buurt leidt tot het doorbreken van isolement. Het is daarbij belangrijk om de buurten in kaart te brengen en vervolgens sleutelfiguren en andere vrijwilligers aan te duiden. Daarna kan gewerkt worden aan het detecteren van geïsoleerde ouderen. Ook bij het verbeteren van de mobiliteit en voor het geven van info kunnen vrijwilligers ingezet worden. Wie zich geroepen voelt kan ingeschakeld worden maar bij gebrek aan engagement ligt de bal in het kamp van de lokale overheid. Voorts kunnen verenigingen allerhande, welzijns- en gezondheidswerkers, buurtburgemeesters, wijkagenten, postbodes, buurtconciërges, stamkroegen, etc. bij de actie betrokken worden. Door de toename van het aantal ouderen en het aantal oude ouderen (+ 80) moet hier in de nabije toekomst werk van gemaakt worden. De gevolgen zullen snel merkbaar zijn onder de vorm van sterkere sociale netwerken, verminderd isolement, betere mobiliteit, informatiedoorstroming en de luxe om langer thuis te kunnen wonen in goede omstandigheden. De oplossing kan relatief gemakkelijk doorgevoerd worden omdat alle elementen eigenlijk al aanwezig zijn maar enkel moeten aangesproken worden. Essentieel is wel dat de financiële middelen voorhanden moeten zijn. Budgetten, budgetten en nog eens budgetten, voor materiaal, onkosten van vrijwilligers, verzekeringen, etc. Koken kost geld. Van aanbod- naar vraaggestuurd In plaats van aanbodgericht te werken, moeten we naar vraaggestuurd werken gaan en meer samenwerking met en tussen de bestaande organisaties (diensten, buurtorganisaties) tot stand brengen. De kwestie is: hoe samenwerken en hoe creëer, definieer en detecteer je de vraag bij de doelgroep? Wat we willen bereiken is dat de armere ouderen in isolement het antwoord op hun behoeften terugvinden in het aanbod en dat aanbod zelf mee vorm kunnen geven. Als pistes daartoe zien we het samenbrengen van de doelgroep om, via panelgesprekken, hun behoeften in kaart te brengen. Via face-to-face contacten kan voor de nodige intimisering gezorgd worden. Er moet ook samenwerking komen tussen de lokale actoren, om het aanbod naar de mensen te brengen in plaats van de doelgroep naar het aanbod te halen. In elk geval moet het beleid genoeg middelen voorzien om lokaal genoeg mensen te kunnen inzetten om buurtgerichte initiatieven te ondersteunen (regie). We pleiten ervoor om alle plaatselijke actoren in te schakelen (organisaties zowel als sleutelfiguren en volledige sociale netwerken) maar ook de ouderen zelf. Het is dringend nodig om actie te ondernemen. Het is 5 voor 12, aangezien het hoge aantal senioren nog constant stijgt en het aandeel van de armen ook toeneemt. Zonder intimisering krijg je geen vertrouwen en blijft de drempel hoog om uit het isolement te geraken. De implementatie van de voorgestelde oplossingspistes mag geen onoverkomelijk probleem zijn, al is de situatie zeer regiogebonden en zelfs buurtgebonden, afhankelijk van de bereidheid tot samenwerking, de beschikbare financiële middelen, de beschikbaarheid van diensten, de aanwezigheid van verenigingen, actoren, etc.
Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 48/59
Hoe eenzame, arme ouderen vinden en contact met hen maken? De vraag is eigenlijk via welke bestaande systemen ouderen in armoede het efficiëntste kunnen gedetecteerd worden om ze vervolgens via het versterken van individuele sociale netwerken van ouderen en via actief burgerschap uit hun isolement te halen. We kunnen daarbij denken aan bezoekersteams via een lokale spilfiguur (sleutelfiguren) in hun buurt. Ook (oudere) vrijwilligers kunnen mee aan detectie doen maar vooral zien we veel heil in laagdrempelige activiteiten in de buurt, waaraan iedereen kan deelnemen. Naast de emotionele huisbezoeken door vrijwilligers blijven uiteraard ook de professionele huisbezoeken (thuiszorg) hun belang behouden. Het beste is dus om aan te sluiten bij de bestaande buurtacties, zoals maaltijden of het concrete voorbeeld van de lenteschoonmaak in Deurne. Bedoeling is te vertrekken vanuit erkenning van wat de senioren zelf wel nog kunnen en dus te werken met de aanwezige talenten en met wat mensen graag doen. Ouderen kunnen ingeschakeld worden om te getuigen, verhalen te vertellen, foto’s te maken en leeftijdgenoten aan te spreken in de eigen woonomgeving. Het gevolg is dat senioren prikkels krijgen door het initiatief. Hun nieuwsgierigheid is gewekt. Ze komen buiten, ontmoeten elkaar en maken nieuwe contacten in de buurt. De kloof tussen de generaties en culturen wordt er kleiner door. Het is altijd een goed idee om iets te geven in ruil voor de inspanning (koffie, bloemen). Bij deze actie komt het werk dus in de eerste plaats van de senioren, de individuele buren en de buurtbewonersgroep zelf, die immers de buurt al kennen. Bestaande netwerken spelen hun rol. De wijknetwerker kan op de achtergrond als coach fungeren. Volgende instanties en personen kunnen zinvol bij de actie betrokken worden: lokale dienstencentra, 50-plussers met passie, wijkvervoersorganisaties, sleutelfiguren uit de buurt, lokale pers, wijkagent (veiligheidsaspect), buurtregisseur, sociaal werker, agoog, seniorenconsulent, seniorenraad, etc. Dergelijke initiatieven lijken ons dringend nodig en onmisbaar, al zal het, om duurzaam en structureel iets aan de problematiek van het sociaal isolement van arme ouderen te doen, een stapsgewijs proces moeten zijn. Ze zijn bovendien niet onoverkomelijk om te implementeren, op voorwaarde dat ze gedragen worden door de wijknetwerker. Verdere follow-up kan door de buurtbewoners zelf. Buurtnetwerken opzetten Welke rol kunnen ouderen en organisaties spelen bij het tegengaan van isolement, dat wil zeggen bij het opsporen van vereenzaamden en bij het doorbreken van het isolement waarin ze zich bevinden? Centraal daarbij staan de sociale netwerken (organisaties en ouderen zelf). Waar die niet zouden bestaan, moeten werkgroepen, buurtnetwerken, lokale platformen opgezet worden vanuit de OCMW’s, ouderenverenigingen, dienstencentra, seniorenclubhuizen, etc. Waar mogelijk kan het volstaan dat bestaande organisaties beter samenwerken en senioren inschakelen, bijvoorbeeld om huisbezoeken te brengen en om bij leeftijdgenoten hun antennes uit te steken. Het is belangrijk om zeker leeftijdgenoten erbij te betrekken en om de beleidsmedewerkers hier rond te sensibiliseren. Dit is dus niet alleen een opdracht voor de professionelen in de organisaties die met senioren werken maar ook voor de actieve, mobiele senioren zelf, die als vrijwilliger naar hun geïsoleerde leeftijdgenoten kunnen stappen. Een gunstig gevolg zal zijn dat de mentaliteit in positieve zin verandert. De solidariteit in de buurten en de burgerzin van de bewoners worden versterkt, zowel binnen als tussen de generaties. Een sterke solidariteit leidt tot een samenleving zonder isolement. Het probleem is dringend en prangend vanwege de snel toenemende seniorenpopulatie en vereenzaming. De voorgestelde oplossing is bovendien helemaal niet onoverkomelijk om te implementeren. Aanvaarding van iedereen en een volledige samenwerking kunnen al veel betekenen.
Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 49/59
Preventie van isolement bij ouderen, kwalitatief en kwantitatief Hoe kunnen we voorkomen dat ouderen in een sociaal isolement terechtkomen en daaronder lijden? Met andere woorden hoe kunnen we meer contactmogelijkheden aanbieden, meer levenskwaliteit en persoonlijke ontwikkeling garanderen, de inbedding in de maatschappij stapsgewijs verbeteren en mensen motiveren om deel te (blijven) nemen aan het maatschappelijke leven? Er zijn nogal wat pistes om tot een oplossing te komen. Door de organisatie van lokale activiteiten kunnen mensen beter voorbereid worden op hun pensionering, op verliessituaties, kunnen ze leren omgaan met geld en goed, en relaties en netwerken leren ontwikkelen en onderhouden. Eigenlijk moeten we in iedere levensfase aandacht hebben voor het ontwikkelen van sociale vaardigheden (permanente vorming, socialisatie). We kunnen vanuit de buurtcentra naar de mensen toegaan, de doelgroep opzoeken en mensen proberen te bewegen om zich in te zetten voor anderen. We moeten sleutelfiguren weten te motiveren om zich in te zetten voor de arme ouderen. Op die manier kan een mentaliteitsverandering in gang gezet worden. Individuen en organisaties en de samenleving in haar geheel hebben een rol te spelen en moeten in die zin toegerust worden. Het is zeker zinvol om daarbij een actieve(re) rol te geven aan de geïsoleerde senioren, hen nuttige taken te geven waaraan ze het gevoel ontlenen nodig te zijn. Een andere mogelijkheid is groepswonen stimuleren voor senioren die nog zelfstandig kunnen wonen. Zij kunnen zo voor elkaar zorgen, hetgeen het gemeenschapsgevoel alleen maar ten goede kan komen. De Vlaamse overheid kan het aanbod creëren, waarna de lokale overheid instaat voor de implementatie en de praktische organisatie en de deelname stimuleert (Ouderen voor ouderen). Een inspirerende en stimulerende rol is zeker ook weggelegd voor organisaties zoals de Koning Boudewijnstichting. Ondersteunende taken zien we ook voor het Departement Onderwijs (permanente vorming, centra voor basiseducatie, CVO, etc.) en de departementen Welzijn, Huisvesting, Ruimtelijke ordening (gemeentelijk en provinciaal) en met name voor de huisvestingsmaatschappijen, OCMW’s, etc. Op lokaal niveau is het aantal mogelijke betrokkenen nog groter: seniorenraden en -verenigingen, gemeentelijke cultuurraden, buurtcentra (lokaal dienstencentrum, inloophuis, ...), actieve buren en sleutelfiguren (actieve senioren), media, scholen, intergenerationele projecten, jeugdorganisaties, verenigingen die werken rond groepswonen, gemeenten (lokale besturen), gemotiveerde vrijwilligers, etc. Preventie is nodig en dringend, al kan ze de noodzaak van curatief werken niet geheel verdringen. Preventief werken is geen onoverkomelijke zaak al vergt het een denken op lange termijn en zullen ook de resultaten niet onmiddellijk zichtbaar zijn. Reacties vanuit het politiek panel : Philippe COURARD (Staatssecretaris Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding: Erkent de problematiek en herkent zich in de voorgestelde pistes. Het probleem van het isolement treft in de eerste plaats de nog thuiswonenden ouderen voor wie huisbezoeken en uitgaansmogelijkheden moeten voorzien worden. Waken over het gemengd karakter van de buurten leidt ertoe dat mensen meer contacten hebben en elkaar helpen. Minister COURARD bevestigt volmondig het belang van zitbanken in de openbare ruimte en citeert het concrete voorbeeld van de kerkhoven, waar vaak oudere mensen vertoeven. Hij wijst ook op de enorme uitdagingen op het vlak van de rusthuizen en de onthaalstructuren, thuis en publiek, en de betaalbaarheid ervan in tijden van crisis. Ten slotte onderstreept hij dat in interministeriële conferenties bij gemeenschappen, gewesten en de federale overheid de wil bestaat om er werk van te maken. Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 50/59
Nadine GABET (voor het kabinet Emir Kir): Onderschrijft de doelstellingen maar wijst in één adem op de budgettaire beperkingen. Tegelijk haalt ze initiatieven aan die al in de richting van de voorgestelde pistes gaan. Zo is er al een beperkt aanbod aan dagopvang. Er is ondersteuning voor de zogeheten intergenerationele activiteiten. De relationele kant in de opleiding van de professionals en tijd om zich naar behoren van hun opdracht te kwijten zijn inderdaad heel belangrijk, maar alles is zoals gezegd een kwestie van financieringsmogelijkheden. Luc MERTENS (voor het kabinet Eliane Tillieux): Maakt vooraf de opmerking dat veel van de aangehaalde problemen niet alleen de ouderen maar ook andere leeftijdscategorieën treffen. Hij staat helemaal achter de idee van de zitbanken en haalt een voorbeeld aan uit zijn eigen buurt. Hij noemt de gemeenten en de gewesten de twee meest aangewezen beleidsniveaus en haalt enkele voorbeelden aan die in de goede richting gaan. Het decreet rond het sociale cohesieplan van het Waalse geweest heeft onder meer voor ouderen een aantal acties opgeleverd en een uitbreiding van het dienstenaanbod. Oude gemeentehuizen van voor de fusies krijgen een nieuwe bestemming, onder meer als ontmoetingscentrum waar seniorenverenigingen terechtkunnen. Een voorbeeld van intergenerationele aanpak vormen de Waalse ‘Etés solidaires’ (Solidaire zomers). Daarbij verrichten studenten tegen een bescheiden vergoeding bepaalde gemeenschapsdiensten, onder meer in rust-en verzorgingstehuizen, en doorbreken op die manier een beetje de pure rust-en verzorgingstehuislogica. Hij pleit tot slot voor een revolutie die het winstbejag uit de thuisverzorging zou moeten halen en verzorgenden ook tijd laat om zichzelf bij te scholen.
Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 51/59
VERSLAG – ATELIER «ZORG EN GEZONDHEID» (NL) Met welke specifieke problemen worden ouderen in armoede geconfronteerd in de gezondheidszorg?
De uitdagingen die de groep belangrijk vindt -
eerstelijnsgezondheidszorg bereikt arme ouderen te weinig (ze komen niet uit zichzelf over de brug, uit schrik voor bijkomende kosten in hun leven); arme ouderen stellen de zorg voor hun gezondheid uit, uit financiële bezorgdheid + uit angst voor controleverlies (´eens in de handen van dokters, geraak je er niet meer uit`); preventie en gezondheidspromotie bereiken de betrokkenen te weinig (boodschappen slaan te weinig aan, probleem van afstemming); financiële drempels maken de zorg voor een aantal van hen onbereikbaar (ondanks sociale statuten is eigen bijdrage voor sommige van hen toch nog te hoog).
Synthese van de uiteenzettingen van de experts Ivo Nuyens, prof. Em. Katholieke Universiteit Leuven (de cijfers) - Er zijn steeds meer ouderen en steeds meer gezonde ouderen, want ziekte wordt vaak teruggedrongen tot op hoge leeftijd. - Bij deze oudere groep (75-plussers) is er wel een grote concentratie aan problemen en stijgen de ziektekosten navenant. - Arme ouderen worden daarbij sneller ongezond en blijven ook meer sukkelen omdat ze zich niet altijd kunnen veroorloven naar de dokter te gaan of medicijnen te kopen. Statistieken tonen dat, paradoxaal, hoe minder men verdient, hoe meer men ophoest voor de eigen gezondheid. Anders gesteld: terwijl arme ouderen bezig zijn met ziek-zijn, zijn meer bemiddelde ouderen bezig met ontspanning, cultuur en onderwijs. - Er zijn aanzetten om dit probleem op de politieke agenda te zetten (Nat. Actieplan soc. Insluiting, Vlaamse beleidsnota armoede), maar er gebeurt momenteel nog niet veel. - Conclusie: We moeten meer informatie over dit thema verzamelen en zichtbaar maken, en op de politieke agenda plaatsen; we moeten preventie en gezondheidspromotie beter afstemmen op de noden van kansarme ouderen, de financiële toegankelijkheid van de gezondheidszorg – zeker ook de eerstelijnszorg - voor hen verbeteren, en op lokaal vlak actie ondernemen om de gezondheidskloof te dichten. Nele Vanderheyden, Familiehulp (de praktijkstem) - Gezinszorg beschikt over een aantal troeven om arme ouderen te bereiken: de zorg is laagdrempelig, vaak langdurig, zorgverleners hebben meer tijd dan heel wat andere zorgverleners, de verzorgenden fungeren als rolmodellen om de vaardigheden van ouderen op peil te houden, en ze hebben oog voor een integrale aanpak/ voor de integrale noden van de oudere. - Uit twee projecten om armoede bij ouderen beter in het vizier te krijgen, bleek dat de diensten gezinszorg in West-Vlaanderen 5,39 procent cliënten met een verhoogd risico op armoede bereikten (in 2006) en dat arme mensen vaak erg weigerachtig staan tegenover de hulpverlening.
Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 52/59
-
-
Doelgroepbehoud is een belangrijke doelstelling voor Familiehulp, want arme ouderen haken vaak vroegtijdig af (zelfs een eigen bijdrage van 8 tot 12 euro per maand is voor sommigen te veel) en de professionelen verstaan niet altijd de angsten en doelstellingen van arme ouderen. Conclusie: Er is nood aan bijkomende vorming van het personeel, een bijdrageafwijking waar nodig, en er is nood aan een goede netwerking, zeker ook met Verenigingen waar armen het woord nemen, voor een betere toeleiding naar mensen in verdoken armoede.
Uitgewerkte sleuteluitdagingen Wat mankeert er vandaag in de eerstelijnsgezondheidszorg om arme ouderen te bereiken? - doelstellingen : • een toegankelijke eerstelijnsgezondheidszorg; • coördinatie van de eerstelijnszorg (multidisciplinair overleg); • meer inzicht in leven in armoede, daardoor betere afstemming hulpverlening; • verdere uitbouw wijkwerking; • versnippering in de hulpverlening tegengaan. -
hefbomen : • wijkwerking, niet enkel voor armen maar voor iedereen (voordelen: verschillende disciplines in de buurt, mogelijkheid tot preventie, betaalbare zorg, rapportage aan overheid); • inzicht verhogen in armoedeproblematiek; • over de muren heen samenwerken.
-
uitgewerkte oplossingspiste: MEER WIJKGEZONDHEIDSCENTRA (WGC) • wat? Zie hierboven bij hefbomen • wie? Opbouwwerk, lokale overheden, lokale dienstencentra, koepel WGC, overheid (decretaal erkennen) • wie nog? Lokale populatie (gebruikers gezondheidszorg), huisartsenpraktijken, lokale media en lokale mutualiteiten. • Urgentie? armoede is een onrecht • Belang? WGC als katalysator van lokaal engagement • Implementeerbaar? ze bestaan al
Onbereikbaarheid van zorg / financiële drempels - omschrijving: • Door hoge kostprijs van het dagelijks leven is er te weinig over voor noodzakelijke gezondheidskosten -
doelstellingen: • derdebetalersregeling of systeem van wijkgezondheidscentra algemeen maken; • meer generische geneesmiddelen voorschrijven; • met meer indicatoren rekening houden dan enkel inkomen, om het armoederisico van de ´grensgevallen` te beperken; • pro-actieve rechtentoekenning; • niet meer in rekening brengen van de eigendom in de voorwaarden voor de toekenning van premies / tegemoetkomingen.
-
uitgewerkte oplossingspiste: PRO-ACTIEVE EN AUTOMATISCHE TOEKENNING VAN RECHTEN
Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 53/59
• • • • • •
wat? Door infokruising van kruispuntenbank het automatische recht op bv. omnio/ wigwstatuten of IGO detecteren en pro-actief toekennen van deze rechten wie? FOD Sociale Zekerheid en FOD Financiën wie nog? OCMW´s, VVSG, Mutualiteiten, Rijksdienst voor Pensioenen urgentie? Hoe sneller, hoe beter, anders meer uitstelgedrag; deze maatregel genereert meer gelijke kansen; belang? Door medische kosten meer betaalbaar te maken, krijgen mensen een betere gezondheid en houden ze meer geld over voor dagelijks leven; implementeerbaar? Moeilijk omwille van de verschillende bevoegdheidsniveaus, mogelijk omwille van beschikbaarheid info.
Uitstel van de zorg wegens andere drempels dan financiële - omschrijving: • mensen stellen zorg uit door onwetendheid, financiële drempels, gebrekkige mobiliteit en verstaanbaarheid. Gezondheid komt op een tweede of latere plaats, omdat de prioriteit ligt op wonen (liever ongezond en woonst, dan gezond en op straat, etc.), voeding, etc. -
doelstellingen: • de toegang tot de gezondheidszorg vereenvoudigen + tot een betere inschatting van de gezondheidsproblemen komen.
-
hefbomen: • omnio-statuut moet automatisch toegepast worden; • meer generische producten voorschrijven; • meer wijkgezondheidscentra oprichten en/of breder toepasbaar maken van de derdebetalersregeling
-
uitgewerkte oplossingspiste: MEER WIJKGEZONDHEIDSCENTRA * wat? WGC best algemeen verspreiden, ook naar kleinere steden en gemeenten, met gerichtheid op alle lagen van de bevolking * voordelen: WGC werken met forfaitair bedrag waardoor de financiële drempel voor een doktersconsult wegvalt, en biedt mogelijkheid tot consult met diverse specialisten; WGC geven informatie op maat, met oog voor preventie; vaak wordt de verpleegkundige ook een geruststellende vertrouwenspersoon * urgentie? Groot, de maatschappij vergrijst zeer snel en 40 procent van de ouderen komt niet of moeilijk rond; * belang? Groot, omdat het financiële kostenplaatje te hoog is voor velen.
Hoe preventie en gezondheidspromotie meer op maat van de oudere armen maken? - omschrijving: • de focus ligt nu op actieve, oudere middenklasse, een grote groep wordt nu niet bereikt; • er is een verschil in perspectief en in waarden & normen tussen arme ouderen en hulp/dienstverlening, een soort kloof. -
doelstellingen: • empowerment van ouderen en hun omgeving • decentralisatie / meer accent op lokale actoren (nadeel: wat als zij de zaak niet oppakken?)
-
hefbomen: • pro-actieve eerstelijnszorg (OCMW´s, mutualiteiten, Kind&Gezin);
Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 54/59
• -
mikken op participatie van arme ouderen vanaf de start van projecten.
uitgewerkte oplossingspiste: PRO-ACTIEVE EERSTELIJNSZORG • wat? Afbakening doelgroep en problematiek aan de hand van indicatoren; actief contact opnemen met hen en aanbod formuleren; • wie? Convenanten opstellen, ge(de)centraliseerd • wie nog? Arme ouderen en omgeving, Lokaal Sociaal Beleid, middenveld, coördinerende instantie, buurtwerking • urgentie? Preventie is nooit te vroeg, zeker niet in context van de vergrijzing van de bevolking en de dualisering van de maatschappij; • belang? Groot • ethisch aspect: Sociale rechtvaardigheid, manier om kloof te dichten; • financieel aspect: voordelig op langetermijn (curatieve geneeskunde is duurder dan preventieve) • implementeerbaar? financiële en personele middelen inzetten + deze coördineren Er werd beslist om plenair de oplossingspiste met betrekking tot de onbereikbaarheid van zorg en de financiële drempels voor te stellen.
Reacties van het politieke panel: Luc NOTREDAME (voor het kabinet Evelyne Huytebroeck): Het belang van deze piste wordt politiek breed gedragen maar de realisatie zal enige tijd vergen. Zo zijn er veel verschillen in interpretatie van de wetgeving tussen de 19 OCMW´s in het Brusselse Gewest. Er zijn voorzichtige pogingen bezig om tot harmonisatie van de dienstverlening te komen, te beginnen met de gezondheidszorg. Toch moeten we ook een zekere autonomie van de OCMW´s respecteren. Harmonisatie houdt trouwens ook het gevaar in van nivellering naar beneden. Nadine GABET (voor het kabinet Emir Kir): Een automatische toekenning van de rechten zou zeker een goede zaak zijn, ze valt wel niet onder de bevoegdheid van mijn minister. Benny BIETS (voor het kabinet Ingrid Lieten): Wij zijn het helemaal eens met een automatische toekenning van rechten, niet enkel op vlak van gezondheidszorg, ook bijvoorbeeld op vlak van de schooltoelagen. We moeten op Vlaams niveau alle rechten oplijsten die nog niet geautomatiseerd zijn en na overleg met collega´s op het federale niveau, bekijken welke we kunnen implementeren, en hoe. Het mag niet zo zijn dat mensen gestudeerd moeten hebben om hun rechten te laten gelden.
Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 55/59
VOORSTELLING VAN DE CONCLUSIES UIT DE ATELIERS EN EERSTE REACTIES VAN DE BELEIDSVERANTWOORDELIJKEN BEVOEGD VOOR ARMOEDEBESTRIJDING Tijdens het afsluitende plenaire gedeelte wordt van elk van de acht ateliers de gekozen voorkeurspiste gepresenteerd. De leden van het panel krijgen daarop de kans om te reageren, waarna ook de zaal nog enkele vragen kan stellen en suggesties doen. Het panel wordt gevormd door: Benny BIETS, adjunct-kabinetschef armoedebeleid van de Vlaamse minister van Armoedebestrijding, Ingrid Lieten; Nadine GABET, experte Sociale Actie en Gezin van Minister Emir Kir van de Franse Gemeenschapscommissie; Philippe COURARD, staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding; Luc NOTREDAME, armoedeadviseur van Brussels minister en minister van de regering van de Franse gemeenschap Evelyne Huytebroeck; Luc MERTENS, raadgever sociale actie van de Waalse minister van Sociale Actie Eliane Tillieux.
Open coördinatiemethode De eerste werkgroep pleitte voor een Belgisch (federaal) overlegplatform (naar het voorbeeld van het Europese AGE) om de armoedebestrijding bij ouderen te organiseren en te coördineren en om als verbindingsluik te functioneren tussen het terrein en de politiek verantwoordelijken. Daarnaast zou het goed zijn mocht dit kunnen bijdragen tot een representatiever beeld van de doelgroep dat ook rekening houdt met andere criteria (wonen, afhankelijkheid, gezondheid) dan de pure verdeling onder/boven de armoedegrens.
Pensioenen Het uitgangspunt in dit atelier was het vermijden van een situatie van armoede bij ouderen door de pensioenen automatisch welvaartvast te maken en dus periodiek aan te passen aan de armoederisicodrempel. De koppeling moet automatisch gebeuren en de rechthebbenden moeten ook automatisch op de hoogte gebracht worden van hun rechten. Reacties van het politieke panel: Benny BIETS verwijst hierbij naar de aan de gang zijnde opstelling van het decretaal verplichte Vlaams Actieplan Armoedebestrijding waarbij de Vlaamse Ouderenraad als actor betrokken is. Het plan articuleert zich rond de 10 sociale grondrechten, waarrond de stakeholders hun mening kunnen geven en waarrond in een later stadium indicatoren zullen ontwikkeld worden. Minister Philippe COURARD antwoordt dat de discussie over de pensioenen niet alleen over de betaalbaarheid mag gaan maar ook over het “waardig” niveau zelf van die pensioenen. Hij onderschrijft ook de noodzaak van een Belgisch platform, zoals door de eerste werkgroep voorgesteld wordt, alsook het principe van het automatisch toekennen van rechten en maakt daar zelfs een prioriteit van.
Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 56/59
Mevrouw GABET tot slot vertegenwoordigt weliswaar een regionaal minister, terwijl pensioenen federale materie zijn, maar schaart zich niettemin achter de automaticiteit van de rechten en is bovendien vragende partij voor doorgedreven denkwerk rond het individualiseren van de rechten.
Zorg en gezondheid Hier kwamen de workshops tot het voorstel om, door een vermindering van de patiëntenbijdrage; de toegankelijkheid van de eerstelijnsgezondheidszorg te vrijwaren. Als voorbeeld geven ze de volledige en gratis zorg in de “Maisons médicales”, maar dit moet ook gelden voor bijvoorbeeld de thuiszorg, met name vanuit een preventieve bekommernis. Hier wordt ook een probleem gesignaleerd met de grote verschillen tussen de OCMW’s van de 19 Brusselse gemeenten. Bovendien wordt ook hier gepleit voor een proactieve en automatische toekenning van rechten, hetgeen door het koppelen van bestaande gegevensbanken van diensten als OCMW’s, VVSG, Mutualiteiten, Rijksdienst voor Pensioenen, in principe geen probleem kan zijn. Voor het toekennen van die basis(grond)rechten moeten vanzelfsprekend ook de nodige middelen voorzien worden. Reacties van het politieke panel: Luc NOTREDAME antwoordt in dit verband dat beide pistes politiek breed gedragen worden. De proactieve automatische toekenning van de rechten is zelfs een absolute prioriteit. Hij erkent ook het probleem met de Brusselse OCMW’s, maar wil waarschuwen tegen mogelijke gevolgen van een harmonisering, namelijk een te grote inperking van de lokale autonomie en meerbepaald het risico van een nivellering naar beneden toe. Ook Nadine GABET staat achter een proactieve en automatische toekenning van rechten, al zal dat een doorgedreven informatisering vereisen. Er wordt ook gewerkt aan de uitbreiding van het aanbod maar misschien niet genoeg en niet altijd in het forfaitaire systeem. Benny BIETS schetst de Vlaamse situatie met de wijkgezondheidscentra, die multidisciplinair en forfaitair werken. Ook op het Vlaamse platteland kampen we hier echter nog met tekorten, zodat het starten van pilootprojecten wellicht zijn nut zou kunnen hebben. Inzake de toekenning is ook het derde panellid het volmondig eens. Rechten moeten maatschappelijk toegankelijk zijn, ook voor mensen die niet gestudeerd hebben. Vandaar een tweesporenbeleid: in kaart brengen van wat in Vlaanderen nog niet gerealiseerd is en binnen het Interfederaal armoedeoverleg hetzelfde doen voor de rechten op federaal vlak.
Isolement Vanuit beide ateliers klinkt een pleidooi om een beleid te voeren dat gericht is op “ontmoeten”. Dat kan door lokaal te werken en door (opnieuw) meer natuurlijke ontmoetingsplaatsen in te richten (pleintje, bank, buurtwinkel, congiërgerie in appartementscomplexen). Dat kan bovendien ook door de bestaande functionele netwerken tegelijk ook te laten fungeren als relationele netwerken. Daarbij zou het goed zijn dat het relationele aspect expliciet opgenomen wordt in de opleiding van de betrokken professionals. Uiteraard veronderstelt dit dan wel dat diezelfde professionals daar naderhand, in hun werk, ook de nodige tijd en financiering voor krijgen. De andere workshop wijst erop dat heel veel al gebeurt. Het moet een evidentie worden om zo vaak als mogelijk aan te sluiten bij bestaande acties, zoals de lentepoets in Antwerpen (zonder dat 80plussers zelf aan het schrobben moeten). Ook dat is lokaal werken en erkennen van de talenten van de buurtbewoners zelf. Belangrijk is om sleutelfiguren te zoeken, achter de tapkast van het plaatselijke café, bij de kapper... die mits de nodige ondersteuning (budgetten, vorming en tijd voor
Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 57/59
de professionele wijkwerkers) kunnen uitgroeien tot waardevolle vrijwilligers. Maar laat ons daarbij in de eerste plaats uitgaan van wat senioren wél nog kunnen. Philippe COURARD erkent de problematiek en herkent zich in de voorgestelde pistes. Het probleem van het isolement treft in de eerste plaats de nog thuiswonenden ouderen voor wie huisbezoeken en uitgaansmogelijkheden moeten voorzien worden. Waken over het gemengd karakter van de buurten leidt ertoe dat mensen meer contacten hebben en elkaar helpen. Minister COURARD bevestigt volmondig het belang van zitbanken in de openbare ruimte en citeert het concrete voorbeeld van de kerkhoven, waar vaak oudere mensen vertoeven. Hij wijst ook op de enorme uitdagingen op het vlak van de rusthuizen en de onthaalstructuren, thuis en publiek, en de betaalbaarheid ervan in tijden van crisis. Ten slotte onderstreept hij dat in interministeriële conferenties bij gemeenschappen, gewesten en de federale overheid de wil bestaat om er werk van te maken. Ook Nadine GABET onderschrijft de doelstellingen maar wijst in één adem op de budgettaire beperkingen. Tegelijk haalt ze initiatieven aan die al in de richting van de voorgestelde pistes gaan. Zo is er al een beperkt aanbod aan dagopvang. Er is ondersteuning voor de zogeheten intergenerationele activiteiten. De relationele kant in de opleiding van de professionals en tijd om zich naar behoren van hun opdracht te kwijten zijn inderdaad heel belangrijk, maar alles is zoals gezegd een kwestie van financieringsmogelijkheden. Luc MERTENS maakt vooraf de opmerking dat veel van de aangehaalde problemen niet alleen de ouderen maar ook andere leeftijdscategorieën treffen. Hij staat helemaal achter de idee van de zitbanken en haalt een voorbeeld aan uit zijn eigen buurt. Hij noemt de gemeenten en de gewesten de twee meest aangewezen beleidsniveaus en haalt enkele voorbeelden aan die in de goede richting gaan. Het decreet rond het sociale cohesieplan van het Waalse geweest heeft onder meer voor ouderen een aantal acties opgeleverd en een uitbreiding van het dienstenaanbod. Oude gemeentehuizen van voor de fusies kunnen een nieuwe bestemming krijgen, onder meer als ontmoetingscentrum waar seniorenverenigingen terechtkunnen. Een voorbeeld van intergenerationele aanpak vormt het Waalse initiatief: “Etés solidaires” (Solidaire zomers). Tijdens de zomer worden studenten aangenomen in rust-en verzorgingstehuizen. Naast het directe nut, stimuleert dit initiatief het herstellen van de sociale banden tussen jongeren en ouderen en tussen het rust-en verzorgingstehuis en de omgeving. Hij pleit tot slot voor een revolutie die het winstbejag uit de thuisverzorging zou moeten halen en verzorgenden ook tijd laat om respectvolle contacten te leggen met de inwoners en zichzelf bij te scholen.
Huisvesting en energie De centrale vraag voor de werkgroepen is “hoe ouderen langer in hun thuisomgeving laten wonen?” Daartoe is actie nodig op alle niveaus: voldoende hoog basispensioen maar ook huursubsidies, dienstencentra als spil van het lokale zorg- en woonbeleid en natuurlijk een groter aanbod aan geschikte en betaalbare huurwoningen. Er wordt ook gewezen op het belang van vernieuwende en creatieve woonvormen, zoals groepswonen. Hierbij zullen alle beleidsniveaus en betrokken instanties een rol te spelen hebben: verenigingen van ouderen en armen, sociale huisvestingsmaatschappijen en verhuurkantoren, sociale partners, woonactoren, huurdersbonden en eigenaarsverenigingen, private projectontwikkelaars en zorgorganisaties. Concreet wordt ook gepleit voor een beleid gericht op een aangepast en aanpasbaar, dus evolutief woonaanbod en een audit en label voor de woningen die daaraan voldoen, met de bijbehorende normen, premies en financiële stimuli. Reacties van het politieke panel:
Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 58/59
Benny BIETS doet daarop een warme oproep om te werken aan een andere context waarbij niet alles gericht lijkt op de actieve, vitale medeburger maar wel degelijk voor iedereen toegankelijk is, ongeacht de leeftijd. Daar zouden deuren standaard 103 cm breed zijn om bijvoorbeeld vlot een rolstoel door te laten. Dat levensloopperspectief kan ondersteund worden via opgelegde normen, zoals in Scandinavië ook effectief het geval is. Benny BIETS volgt ook de oproep om met alle betrokkenen samen stil te staan bij de leeftijdsgebonden problemen en oog te hebben voor de verbindingen tussen urbanisatie en sociale cohesie. Luc NOTREDAME sluit zich daarbij aan maar wijst ook op een eis die misschien zo evident is dat hij niet aan bod kwam: armoede is een probleem van inkomen maar ook van uitgaven. Het is daarom belangrijk dat een overheid de huurprijzen reguleert en waar nodig met subsidies tussenbeide komt. Hij kan zich vinden in het idee van een label voor aanpasbaar wonen vanuit een levensloopperspectief en staat achter de nieuwe woonvormen, waarvan al voorbeelden bestaan die moeten ondersteund worden. Er zijn volgens hem evenwel nog te weinig experimenten en wellicht moet de overheid ook daar een stimulerende rol opnemen. Luc MERTENS antwoordt hierop kort door te verwijzen naar een experimenteel initiatief vdat van start zal gaan in het Waalse Gewest. Daarbij worden subsidies voorzien om therapeuten advies te laten geven over hoe een woning op een veilige en betaalbare manier beter aangepast kan worden aan de behoeften van de oudere bewoner.
Conferentie «Armoede en verouderen» - Verslag
Blz. 59/59