10 juli 2008
ARMOEDE EN EENOUDERGEZINNEN
Armoede is een complex probleem. Het is dynamisch en multidimensioneel. Armoede is “een netwerk van sociale uitsluitingen dat zich uitstrekt over meerdere gebieden van het individuele en collectieve bestaan. Het scheidt de armen van de algemeen aanvaardbare leefpatronen van de samenleving. Deze kloof kunnen ze niet op eigen kracht overbruggen.”1 Bij die leefpatronen gaat het niet alleen om inkomen en consumptie maar om alle mogelijke aspecten van het maatschappelijk leven zoals gezondheid, wonen, sociale samenhang, rechtsbescherming, onderwijs, cultuur… We (h)erkennen dat armoede diepe wortels heeft in onze samenleving. De bestrijding van armoede moet hierop worden afgestemd. Armoede kan trouwens ieder van ons treffen. Soms kort, soms langer en soms geraken mensen er niet meer uit op eigen kracht. Voor bepaalde doelgroepen is het risico om in armoede terecht te komen hoger. Anderen groeien er in op en hebben de moeilijke opgave om deze situatie te ontgroeien. Voor CD&V telt iedereen. Iedereen die in een armoedesituatie belandt, verdient onze aandacht. We zijn ons ervan bewust dat we door te focussen op eenoudergezinnen, misschien de indruk wekken geen aandacht te schenken aan andere doelgroepen. Niets is minder waar. Elk gezin telt voor CD&V. Ons armoedebeleid moet zo worden opgemaakt dat het een antwoord kan bieden over de hele levensloop van mensen en gezinnen op alle levensdomeinen.
1 Armoede blijft, ondanks inspanningen! Ondanks vele inspanningen blijft ongeveer 15% van de Belgische bevolking het risico lopen om in de armoede terecht te komen. Van de kopgroep van de Europese landen zijn we weggezakt naar de middenmoot. 78 miljoen (16%) mensen lopen in Europa het risico om in armoede terecht te komen. In België betekent dat 1,5 miljoen mensen of 14,7% van de bevolking.2 1
In de congrestekst vertrekken we vanuit de decretale definitie die ook door Jan Vranken in het jaarboek 2007 ‘Armoede en sociale uitsluiting’ gehanteerd wordt. - Decreet van 21 maart 2003 betreffende de armoedebestrijding, art. 2.1°. - Vranken, J., Armoede is niet gezond, in: Vranken, J., Campaert, G., De Boyser, K., Dierckx, D., Armoede en Sociale Uitsluiting Jaarboek 2007, Leuven/Voorburg, 2007, 36. 2
Deze cijfers zijn gebaseerd op de armoederisicodrempel = 60% van het mediaan beschikbaar inkomen.
Ceder-Nieuwsbrief Nr.36_Armoede en Eenoudergezinnen_20080710
Pagina 1
De meeste Europese landen slagen er niet in om voor bepaalde doelgroepen onder meer eenoudergezinnen het armoederisico te beperken. De Europese Commissie heeft daarom 2010 uitgeroepen tot het Europees jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting. De uitdagingen zijn immens. Armoede gaat niet alleen over gebrek aan geld. Het gaat over veel meer. Het is uitgesloten worden. Het is niet kunnen leven volgens de algemene aanvaarde leefpatronen in onze samenleving. Armoede heeft een impact op alle levensdomeinen: wonen, leren, gezond leven, werken, (sociaal) netwerken of samen leven… Net voor mensen in armoede is het heel moeilijk om (opnieuw) aansluiting te vinden bij de samenleving en de algemeen aanvaarde leefpatronen. Vaak kunnen ze de kloof niet op eigen kracht overbruggen. Armoede is een multidimensioneel probleem en vergt een structurele aanpak op al deze domeinen tegelijkertijd zodat mensen die in armoede leven opnieuw kunnen aanhaken bij de algemene leefpatronen en deelnemen aan onze welvaartstaat. Met een snelle en inclusieve aanpak willen we vermijden dat het risico werkelijkheid wordt.
2 Armoede: dynamisch en multidimensioneel 2.1 Dynamiek geduid Armoede is dynamisch. Een heleboel uiteenlopende situaties kunnen ervoor zorgen dat mensen in armoede terecht komen: jobverlies, een arbeidsongeval, ziekte, echtscheiding… Het traject dat uitmondt in een armoedesituatie kan een belangrijke levensgebeurtenis maar ook een langdurig proces van kleinere gebeurtenissen zijn. Het kan ons allemaal overkomen op elke leeftijd, in elke fase van ons leven… Onderzoek toonde trouwens aan dat blijkbaar veel minder gezinnen beschermd zijn tegen inkomensarmoede dan we denken. Bijna 1/4de van de Belgische bevolking wordt in een tijdspanne van 5 jaar getroffen door inkomensarmoede. De meesten geraken er snel weer uit. Gelukkig. Maar voor de helft van de gezinnen die onder de armoederisicodrempel terechtkwamen, sleepte deze situatie toch twee of meerdere jaren aan.3 Hoe langer mensen in een armoedesituatie zitten, hoe moeilijker het is om er aan te ontsnappen. Snel reageren is dus de boodschap. Als iedereen, alle betrokkenen hun steentje bijdragen kunnen we resultaat boeken. Iedereen moet verantwoordelijkheid opnemen. Ook de verschillende overheden moeten een armoedebestrijdingsbeleid voeren. Het armoedebestrijdingsbeleid moet in die mate globaal zijn dat incidentele situaties zo snel mogelijk worden omgekeerd zodat mensen en gezinnen niet in een negatieve spiraal van armoede en achterstelling terechtkomen.
3
Dewilde, C., Levecque, K., Armoededynamieken herbekeken - Het verhaal achter het verhaal, In: Armoede en Sociale Uitsluiting, jaarboek 2003, p.229-243.
Ceder-Nieuwsbrief Nr.36_Armoede en Eenoudergezinnen_20080710
Pagina 2
2.2 Multidimensionaliteit ten voeten uit Armoede heeft een multidimensioneel karakter en manifesteert zich met andere woorden op verschillende levensdomeinen. Mensen kunnen in armoede terechtkomen door een ernstige deprivatie op één domein maar kan ook het resultaat zijn van een veelheid van bijna-uitsluitingen op een reeks domeinen. Enkele determinanten van armoede hebben impact op verschillende domeinen. 4 - Alleenstaande ouders vertonen een hoger risico op huisvestingsdeprivatie, financiële stress en beperkte financiële middelen. Hun situatie is problematisch. - De gezondheidstoestand van het gezinshoofd van het huishouden heeft een impact op huisvesting, financiële stress en beperkte financiële middelen. - De determinanten diploma, beroepsklasse gezinshoofd, werkloosheidsverleden hebben een impact op financiële stress en beperkte financiële middelen De achterstelling op verschillende domeinen is vooral duidelijk zichtbaar bij mensen in generatiearmoede. Het is een vicieuze cirkel die doorbroken moet worden. Kinderen die in een kansarm gezin geboren worden, hebben later meer kans om ook in armoede terecht te komen. Het wordt zelfs sterker naarmate meer generaties in armoede leefden. De kinderen die in een armoedesituatie vertoeven, moeten we sterk maken om de generatiearmoede te ontgroeien. Het gezin is voor mensen in armoede “alles”. Onderstaande getuigenis illustreert dat: Wat ik zelf niet gekend heb in mijn jeugd, dat wil ik aan mijn kinderen geven: liefde, genegenheid, warmte. Ik leef voor mijn gezin. Het is voor mij een plezier mijn kinderen rond mij te hebben. Ik vecht ervoor dat ze niet in een internaat terechtkomen. Dat is mijn doel in het leven en ik doe alles om dat te bereiken. Ik span mij volledig in voor mijn kinderen. Als ik mijn kinderen niet had, waar zou ik dan staan? Ik heb iets om voor te vechten. Ik leef voor mijn kinderen." (getuigenis van beweging van mensen met een laag inkomen en kinderen.)
Mensen die in armoede leven willen er alles voor geven opdat hun kinderen het beter zouden hebben dan zijzelf. Een belangrijke doelgroep in de strijd tegen armoede zijn eenoudergezinnen. Zij vertonen immers een verhoogd armoederisico. We moeten vermijden dat kinderen die opgroeien in een eenoudergezin in een negatieve spiraal van generatiearmoede terechtkomen. Ze zijn uiteraard niet de enige groep met een verhoogd armoederisico. Ook ouderen, chronisch zieken, allochtonen, laaggeschoolden, mensen zonder papieren... kennen een hoger armoederisico. Deze doelgroepen verdienen eveneens onze aandacht in de ontwikkeling van een samenleving die armoede uitbant in plaats van creëert.
3 Het gezin in maten en gewichten Gezinnen, gekenmerkt door een verscheidenheid in samenstelling, vorm, statuut… zijn ook een dynamisch gegeven. Elk gezin doorloopt een traject, een levensloop. En elke fase in die levensloop kent zijn specifieke behoeften. De laatste decennia zijn gezinsverbanden losser geworden. Dit weerspiegelt zich in het groeiende aandeel alleenstaanden, zowel met als 4
Raeymaeckers, P., Dewilde, C., Multidimensionele armoede gemeten en becijferd op basis van de Belgische SILC 2004, In: Armoede en Sociale Uitsluiting, jaarboek 2007, p. 113-133.
Ceder-Nieuwsbrief Nr.36_Armoede en Eenoudergezinnen_20080710
Pagina 3
zonder kinderen, in onze samenleving. Ook het aantal nieuw samengestelde gezinnen groeit. We tellen minder gehuwden en meer samenwonenden met of zonder samenlevingscontract. Ondanks de vaststelling dat gezinsrelaties minder stabiel zijn, blijven 70% van de jonge mensen ‘huisje, tuintje, kinderen’ voorop stellen als een toekomstperspectief dat hen een goed gevoel geeft.5 Een lange termijn verbintenis versterkt trouwens de positieve effecten van een partnerrelatie en is essentieel voor het welzijn van mensen. Voor CD&V moet investeren in de versterking van gezinsrelaties dan ook een belangrijk aandachtspunt blijven. Elk gezin telt voor CD&V. Een groep die het niet gemakkelijk heeft, zijn eenoudergezinnen. Niet enkel financieel en socio-economisch maar ook emotioneel. Op 17 juni’08 drukte ‘De Standaard’ het als volgt: Alleenstaande ouders komen niet rond. Alleenstaande ouders in alle lagen van de bevolking, hebben het financieel erg moeilijk. Eenoudergezinnen raken sociaal geïsoleerd.’ Een enquête van het vrouwenblad Flair in samenwerking met Gelijke Kansen bij 1733 alleenstaande ouders in Vlaanderen, gaf aan dat 60% van de alleenstaande ouders het moeilijk hebben om de eindjes aan elkaar te knopen. Zelfs een voltijdse job is niet meer voldoende om rond te komen.
4 Lopen eenoudergezinnen een groter risico op armoede? Zijn eenoudergezinnen armer? Veruit de belangrijkste toetssteen om doelgroepen te vergelijken ook op Europees niveau is de armoederisicodrempel. Deze drempel wordt uitgedrukt als 60% van het mediaan beschikbaar inkomen van het betrokken land op individueel niveau en geeft het risico aan voor een bepaalde doelgroep om onder die armoededrempel terecht te komen. Het is een risicoberekening en geen berekening van de effectieve armoede6. Tabel 1: % mannen en vrouwen tussen 25 en 49 jaar naar gezinssituatie die onder de armoederisicodrempel leven (SILC-2006) Armoederisico
België
Alleenstaande Eenoudergezin, min. 1 inkomensafhankelijk kind Twee volwassenen, 1 inkomensafhankelijk kind Twee volwassen, 3 of meer inkomensafhankelijke kinderen Twee volwassenen minstens 65+ (1 pers) Huishouden zonder afhankelijke kinderen Huishouden met afhankelijke kinderen
5
23,7% 31,7%
Vlaamse Gewest 20,5% 23,8%
Waalse Gewest 25,3% 39,6%
9,4%
5,2%
13,5%
13,6%
9,6%
13,4%
21,4%
22%
20,1%
16,2%
14%
17,6%
13,1%
8,5%
16,7%
Elchardus, M., Smits, W., De levensloop van jongvolwassenen 18-36 jaar , VUB, Brussel, p.34.
6
Effectieve armoede meten is moeilijk. Het aantal mensen dat een leefloon ontvangt, kan een indicatie zijn, maar dit gaat niet uit van de multidimensionaliteit van armoede. Bovendien zijn heel wat armoedesituaties verdoken. Vermoedelijk ligt het aantal mensen die in armoede leven dan ook hoger dan het aantal mensen dat een leefloon ontvangt.
Ceder-Nieuwsbrief Nr.36_Armoede en Eenoudergezinnen_20080710
Pagina 4
Het risico is voor bepaalde groepen hoger. Tabel 1 toont dat 32% van de eenoudergezinnen met minimaal 1 inkomensafhankelijk kind een verhoogd risico heeft om in armoede terecht te komen. Terwijl van alle huishoudens met afhankelijke kinderen 13,1% onder de armoederisicodrempel vallen. Ook ouderen hebben een verhoogd risico om onder de armoederisicodrempel terecht te komen, namelijk 21,4% tegenover 16,2% van de huishoudens zonder afhankelijke kinderen. Een kwaliteitsvolle job tegen een volwaardig loon is een belangrijke hefboom om aan armoede te ontsnappen. Uit de SILC-2006 gegevens blijkt dat huishoudens waar niemand werkt het moeilijk hebben om boven de armoederisicodrempel te komen. Het al dan niet hebben van kinderen is eveneens een belangrijke versterkende factor. Bij de huishoudens met afhankelijke kinderen waar niemand werk heeft, loopt het armoederisico zelfs op tot 72% in België. Tabel 2: % huishoudens die onder de armoederisicodrempel vallen volgens huishoudtype en werkintensiteit voor België en regio’s. (SILC-2006) Armoederisico Huishouden - zdr afh kinderen
België
niet werkend 1 pers werkend
Huishouden - met afh kinderen
Vlaamse Gewest
Waalse Gewest
33,30
25,60
35,70
8,10
7,60
7,40
beiden werkend
2,20
1,20
1,20
niet werkend 1/2 werkend 1 voltijds + ½ beiden werkend
72,00
70,70
67,60
34,20 7,50 3,50
27,60 7,50 4,80
37,10 9,10 4,80
Anderzijds blijkt dat een job niet altijd voldoende is om mensen tegen armoede te beschermen. Veel alleenstaande moeders komen uit een echtscheiding. Uit recent onderzoek blijkt zelfs dat meer gaan werken na een echtscheiding enkel loont voor vrouwen met een hogere opleiding als ze een voltijdse baan aannemen en niet te veel kosten hebben voor kinderopvang.7 De combinatie arbeid en gezin is voor deze doelgroep nog meer aan de orde. Ze kunnen niet terugvallen op een partner om taken te verdelen. Ondanks de vele mogelijkheden en maatregelen om de combinatie arbeid en gezin te vergemakkelijken (o.a. verlofstelsels, kinderopvang…), maken alleenstaande ouders er weinig gebruik van. De redenen hiervoor zijn vooral financiële bekommernissen, jobzekerheid… Mensen die geen inkomen uit arbeid genereren, kunnen beroep doen op ons sociaal zekerheids- en bijstandssysteem. De laagste uitkeringen en de bijstand volstaan echter niet meer om boven de armoederisicodrempel uit te komen. Het leefloon, maar ook het IGO8
7
Centrum voor Longitudinaal en Levensloop onderzoek (CELLO), UA, Interface Demography, VUB, De financiële gevolgen van relatiebreuken, 2007. 8
Inkomensgarantie voor Ouderen
Ceder-Nieuwsbrief Nr.36_Armoede en Eenoudergezinnen_20080710
Pagina 5
liggen ver onder de relatieve armoedegrens die door Europa gehanteerd wordt, i.e. 50% (strenge) of 60% van het mediaan gestandaardiseerde gezinsinkomen. Tabel 3: Nettominimumuitkeringen en nettominimumloon in % van de armoederisicogrens (60% mediaan), 2003 Alleenstaande
Koppel, 2 kinderen
Koppel
Eenoudergezin, 2 kinderen
Minimum pensioen werknemers
107
89
Minimum invaliditeitsuitkering werknemers
100
83
82
105
91
72
73
91
Minimum werkloosheidsuitkering Bijstand Minimumloon
75
67
69
91
131
98
89
106
Bron: Stastim – CSB (UA) in Federale regering, 2006d, in: Armoede en Sociale Uitsluiting, Jaarboek 2007.
Bovenstaande tabel toont aan dat de bijstandsuitkeringen voor alle gezinstypes, ook voor eenoudergezinnen, onder de armoedegrens liggen. Een onderzoek naar de Belgische bijstandsregeling door het Centrum voor Sociaal Beleid concludeert het volgende: “(1) de wettelijke minimumbescherming is inadequaat; (2) vele Vlaamse OCMW’s zorgen voor aanvullende financiële hulp bovenop de wettelijke bijstandsuitkeringen; (3) maar de mate waarin dit gebeurt, en de voorwaarden die eraan gekoppeld worden, variëren sterk van gemeente tot gemeente wat resulteert in een zeer ongelijke behandeling van bijstandsgerechtigden en dus een zeer grote mate van rechtsonzekerheid.”9 Er moet transparantie komen op verschillende vlakken, schuldbemiddeling, alimentatie, juridische bijstand… Mensen in armoede hebben recht op rechtszekerheid. Voor CD&V is het belangrijk dat ons sociaal zekerheidsstelsel en het bijstandssysteem versterkt wordt, zodat het mensen beter kan beschermen tegen armoede. CD&V wil onze sociale zekerheid herwaarderen op basis van solidariteit. Een gebrek aan financiële middelen en financiële stress hebben een impact op andere levensdomeinen waardoor de sociale grondrechten in het gedrang komen. Menswaardig wonen is niet voor iedereen betaalbaar meer. Energie wordt duurder, veel mensen kunnen hun lening niet meer afbetalen… de schulden stapelen zich op. De combinatie van dure energie en hoge huurprijzen maakt dat één op vijf Belgen hun woning niet meer kunnen betalen. Zelfs het leefloon is niet meer toereikend om van te leven en huisvesting te betalen. Een bevraging bij OCMW’s toonde aan dat veel OCMW’s bovenop het leefloon vooral huurtoelagen, verwarmings- of energietoelagen en algemene toelagen geven. Vooral ook alleenstaanden en eenoudergezinnen hebben een hogere kans om in een minder goede woning te wonen in vergelijking met koppels zonder kinderen. Omwille van hun beperkte inkomen moeten mensen door het tekort aan sociale woningen zich noodgedwongen in marginale woonvormen of woningen van mindere kwaliteit huisvesten. De huisvestingssituatie heeft bovendien een impact op de gezondheid van mensen.
9
Van Mechelen, N., Bogaerts, K., Aanvullende financiële steun in Vlaamse OCMW’s, CSB-Berichten, juni 2008, 16 blz.
Ceder-Nieuwsbrief Nr.36_Armoede en Eenoudergezinnen_20080710
Pagina 6
De ongelijkheid in gezondheid doordringt de hele levensloop. Het gevaar dat deze ongelijkheid nog toeneemt is reëel en dreigend. Hoe meer we de sociale ladder afdalen, hoe groter de gezondheidsongelijkheid wordt. De stelling ‘arm maakt ziek en ziek maakt arm’ blijft geldig. Erger nog: steeds meer mensen moeten een doktersbezoek of ziekenhuisopname uitstellen wegens geldgebrek. Voor mensen in armoede zijn medische kosten te zwaar. In België moesten in 2004 één tiende van de huishoudens uitgaven voor medische zorg uitstellen. Naar huishoudtype valt vooral de slechte situatie van eenoudergezinnen op: bijna drie op tien (29%) van deze huishoudens zag zich genoodzaakt medische zorg op de lange baan te schuiven.10 Tabel 4: Percentage personen die leven in een huishouden waar de referentiepersoon en/of enig ander lid van het huishouden in het voorbije jaar gezondheidszorgen heeft moeten uit- of afstellen om financiële redenen, België en gewesten, Gezondheidsenquête, 2004. Regio Vlaams Gewest Waals Gewest Brussels HG België
Huishoudtype 5,3 15,6 17,5 10,1
Alleenstaande Eenoudergezin Koppel zonder kind Koppel met kinderen Ander huishouden BRON - Gezondheidsenquête 2004
Equivalent inkomen (in €) 11 28,6 6 10,7 7,6
< 750 750-1.000 1.000-1.500 1.500-2.500 > 2.500
18,7 19,7 11,5 11,3 2,5
Dit kunnen we niet accepteren. Onze gezondheidszorg is van hoge kwaliteit en moet toegankelijk zijn voor iedereen. Niet alleen de gezondheidszorg maar evengoed alle zorg en diensten om het welzijn van de mensen te verbeteren moet toegankelijk zijn voor iedereen. Vaak heeft dit ook te maken met een gebrek aan informatie over het aanbod. Niet iedereen heeft een uitgebreid sociaal netwerk waar men kan op terugvallen of informatie kan krijgen over diensten, voorzieningen... Een antwoord formuleren op de vraag of eenoudergezinnen armer zijn, is geen sinecure. Vanuit sociaal-economisch standpunt kunnen we stellen dat eenoudergezinnen het moeilijker hebben op verschillende vlakken, maar dit gaat ook op voor andere doelgroepen. Ook al hebben ze het moeilijker, dit betekent nog niet dat ze arm zijn. Bovendien mogen we niet veralgemenen, niet alle eenoudergezinnen zijn armer.
5 Tot slot Lossere gezins- en familieverbanden, de toename van het armoederisico bij verschillende doelgroepen, het alomvattende van de armoedeproblematiek… maakt de uitdagingen voor het toekomstig armoede- en gezinsbeleid des te groter. Een goede afstemming tussen het gezinsbeleid en het armoedebeleid moet de lat hoog leggen. Voor CD&V zijn alle gezinnen van tel. De meest kwetsbare gezinnen moeten onze maatstaf zijn. Hun situatie moet bepalen waar wij de lat leggen. De sociale grondrechten moeten hersteld worden. Generatiearmoede moeten we doorbreken door op alle domeinen tegelijkertijd in te grijpen. Incidentele armoede moet door snel ingrijpen quasi onmiddellijk omgekeerd worden.
10
De Boyser, K., Armoede, sociale ongelijkheid en gezondheid in cijfers, in: Armoede en sociale uitsluiting, Jaarboek 2007, 153-166.
Ceder-Nieuwsbrief Nr.36_Armoede en Eenoudergezinnen_20080710
Pagina 7
Mensen zo veel mogelijk betrekken, sociale netwerken stimuleren, alle mensen in onze maatschappij een stem geven, iedereen op zijn verantwoordelijkheden wijzen, is dus de boodschap. Iedereen telt voor CD&V en verdient ons respect, ook de meest kwetsbare groepen. Verenigingen, middenveld, welzijnsvoorzieningen… kunnen een belangrijke rol spelen in het betrekken van mensen die het moeilijker hebben. Ze moeten daartoe dan ook de kans krijgen. We mogen niet tevreden zijn met een samenleving die 85% van de mensen een goed leven biedt. Voor ons is de overige 15% belangrijk. We moeten onze samenleving hertekenen. Gezamenlijk engagement, waarin ieder bijdraagt volgens eigen vermogen, creëert een maatschappij die armoede uitbant.
Cindy Franssen, CD&V Vlaams Volksvertegenwoordiger Ilse Van Dyck Ceder-adviseur Kenniscentrum Gezin
Ceder-Nieuwsbrief Nr.36_Armoede en Eenoudergezinnen_20080710
Pagina 8