Pamflet 2.nl Onderwijshelden
Colofon Pamflet2.nl Onderwijshelden 60x het bewijs dat het kan Auteurs: Marcel Derksen, Alette Baartmans en Claire Boonstra Ontwerp / lay-out: Henny Witjes Dit is een uitgave van: Sinds 1883 - uitgevers, Leiden Uitgever: Kiki Vikdazir, Sinds 1883 - uitgevers Redactie en correctie: Frans Wildenborg NUR 841 - ISBN folio: 978-90-78342-08-3 - ISBN e-book: 978-90-78342-09-0 www.onderwijsheldenboek.nl Copyright © 2014 Sinds 1883 - uitgevers
Alles uit deze uitgave mag alleen na voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever worden verveelvoudigd, door middel van druk, fotokopieën, geautomatiseerde gegevensbestanden of op welke andere wijze ook.
Onderwijshelden 60x het bewijs dat het kan
Pamflet 2.nl
Tijgers
Vorige week was ik op een middelbare school in Culemborg. We zouden het geschiedenislokaal mogen gebruiken voor een fotoshoot van een nieuw Omdenken boekje. ‘Dat lokaal is super geschikt’, vertelde de behulpzame geschiedenisleraar ons, ‘het is een mooi ruim lokaal voor 30 kinderen met veel licht.’ Wat verwacht je op grond van die informatie? Precies. Een mooi ruim lokaal met veel licht. Geschikt voor 30 kinderen. Het licht klopte wel. Het ‘ruim’ en ‘voor 30 kinderen’ wat minder. Bankjes voor twee personen, netjes naast en achter elkaar geschakeld, tussendoor nauwelijks ruimte om tassen neer te zetten, laat staan om heen en weer te lopen of anderszins te bewegen. Het was net een kippenhok. Dit lokaal was bedoeld om stil te zitten. Heel erg stil. Vertwijfeld bekeek ik de ruimte. Hier zaten dag in dag uit 30 kinderen, als sardientjes in een blik, geschiedenis tot zich te nemen. Wat gebeurt er met een tijger die je in een kooi opsluit? Hij wordt onrustig, gaat monotoon rondjes heen en weer lopen, krijgt schurft, wordt ziek, geraakt in een depressie. Waarom? Logisch. Tijgers horen niet in kooien. Tijgers horen in het wild. Ruimte. Vrijheid. Lucht. Wat gebeurt er met levenslustige kinderen die je tafel-naast-tafel, als kippen in een legbatterij, in een ruimte plaatst om ze vervolgens ’s ochtends vanaf 8 uur (‘Jongeman, het was weer wat te laat gisteren, zie ik?’ ‘Nee meneer, het was weer wat te vroeg vanmorgen.’) op monotone toon te instrueren over zaken waar ze in het geheel niet mee bezig zijn? Exact hetzelfde. Ze worden onrustig. Ze gaan depressieve of overactieve verschijnselen vertonen. Zo krijgt in Finland, ons grote voorbeeld als het gaat om hoe het onderwijs er uit zou moeten zien, 1 op de 1.000 kinderen medicatie voor ADHD. In Nederland is dat maar liefst 19 keer zoveel. In de geest van Louis van Gaal: ‘Indiceren zij nou zo weinig of wij nou zo veel?!’ Wie kent de beelden van de middelbare school niet? Verveling aan de ene kant van het spectrum (op de tafel liggen, gapen, uit het raam staren, vanaf oktober schema’s invullen hoeveel weken, dagen, lesuren het nog duurt tot de zomervakantie), verzet aan de andere kant (conflicten zoeken met de directie, lijstjes bijhouden wie het meest de klas wordt uitgestuurd, andere kinderen het leven zuur maken) en op het midden van het spectrum de redelijk goed aangepasten (uit onderzoek, zo blijkt, nog net de krappe meerderheid). Tja. Wanneer ligt het aan het kind? En wanneer aan de kooi? Is dit nieuws? Nee. Natuurlijk niet. Dit weten we. We weten het allang. Sterker nog, het enige verschil tussen dit geschiedenislokaal in Culemborg en mijn geschiedenislokaal in
Apeldoorn van vroeger – we hebben het over midden jaren 70 – is dat er tegenwoordig geen bord met spons en krijt maar een heus digibord voor de klas hangt. Waarvan de werking in nogal wat gevallen door de leerling aan de leerkracht moet worden uitgelegd (qua salariëring werkt het uiteraard andersom). Moet er iets veranderen? Natuurlijk moet er iets veranderen. Dat weten we met z’n allen al heel lang. Zo schreef Leo Tolstoj: ‘Wat bedoel ik met de niet-inmenging van de school in het leren? Daarmee bedoel ik, dat leerlingen de volledige vrijheid gegeven wordt om hun eigen onderwijs te verzorgen, dat tegemoet komt aan hun eigen behoeften en slechts in die mate, waarin zij het daadwerkelijk gebruiken kunnen en willen; het betekent dat we hen niet kunnen dwingen dat te leren, wat ze niet nodig hebben of vanuit zichzelf willen leren. (…) Ik betwijfel het of [zo’n soort school] over een eeuw algemeen aanvaard zal zijn. Het is zelfs niet waarschijnlijk, dat scholen, waarvan de basis de keuzevrijheid van leerlingen is, over honderd jaar vanaf nu zullen bestaan.’ Leo Tolstoj schreef dit in zijn Essay ‘Opleiding en Cultuur’ reeds in 1862. Nederlandse kinderen behoren al jarenlang tot de gelukkigste kinderen ter wereld. Waarom? Uiteraard omdat ze goed gevoederd en verzorgd worden, maar vooral omdat we in Nederland een zogenaamde autoritatieve opvoedingsstijl hanteren: overleg, redelijkheid en dialoog staan centraal en daar waar nodig stellen wij als ouders heldere grenzen. Is het een vreemde, nieuwe manier van omgaan met mensen? Nee. Natuurlijk niet. Ook wij als volwassenen verwachten op ons werk op een dergelijke manier aangesproken te worden. We willen graag erkend en als autonoom wezen gezien worden. Op je werk hoef je niet je vinger op te steken om naar de wc te mogen. Bijna nergens is er een grotere kloof waar te nemen dan tussen de cultuur in het bedrijfsleven, de overheid en het gezin aan de ene kant en de cultuur in (met name) het middelbare onderwijs aan de andere kant. Natuurlijk zijn er ongelooflijk veel goede leerkrachten, natuurlijk zijn er ongelooflijk veel goedbedoelende scholen, maar in de kern bepaalt het systeem wat er geleerd moet worden, op welk moment en op welke manier. Voor tijgers die ruimte nodig hebben, is er niet echt een curriculum. Ben ik bezorgd, somber of triest? Nee. Ik ben zeer hoopvol. Leo Tolstoj heeft goed gezien dat het onderwijs meer dan een eeuw nodig zou hebben om (in mijn woorden) zichzelf ‘om te denken’: van aanbod gedreven kennis naar door de leerling verworven kennis. Van antwoorden naar vragen. Van ‘telt dat voor een proefwerk’ naar ‘hoe kan ik daar meer van weten’. We staan op de drempel van een nieuwe tijd. Niemand zag de ineenstorting van het voormalig Oostblok aankomen. Op een dag ging er een auto de grens over, daarna nog een paar, wat mensen klommen het hek over en als een plumpudding stortte het systeem in. Totaal en onoverkomelijk. Als een reus op lemen voeten. Tot het laatst verzetten de machthebbers zich met hand en tand met processen, staatspolitie en sancties tegen het onvermijdelijke, maar toen het hek eenmaal van de dam was, was het ook echt van de dam. Onomkeerbaar. Ik durf te
voorspellen dat wat het onderwijs betreft een vergelijkbare omwenteling aanstaande is. Het systeem kraakt, piept en hapert aan alle kanten. De onderliggende onvrede bestaat al decennia lang. Nergens belanden zoveel mensen in een burn-out als in het onderwijs: maar liefst één op de zes. Hoeveel treurnis zit er achter dit getal? Voor de betrokken leerkrachten zelf, maar ook voor de collega’s en kinderen die met hen te maken hebben. Hoe ziet het onderwijs van de toekomst eruit? De grap is, dat is precies de verkeerde vraag. De tijd van blauwdrukken, grootse plannen en prachtige visioenen is voorbij. De dagen van de planners, structuralisten en quasi-visionairen zijn geteld. Goed onderwijs kenmerkt zich niet door standaardisering en externe controle, maar door diversiteit en interne gedrevenheid. Goed onderwijs is vooral veelvormig en rijkgeschakeerd. Het biedt uitdagende, spannende, complexe omgevingen voor de tijgers onder ons en veilige, warme en verbindende omgevingen voor andere diersoorten (ik zou zeggen, vul deze metafoor zelf maar aan met dieren als schapen, konijnen, honden, uilen, apen, koeien, whatever). Het goede nieuws is: als je goed luistert en om je heen kijkt, zie je dat die toekomst er op heel veel plekken al is. Op allerlei manieren trekken en duwen mensen al aan de muur. Vaak met verbluffende resultaat. Deze bundel is er het levende bewijs van. Hij bevat tientallen inspirerende, veelvormige verhalen van mensen uit de onderwijspraktijk die laten zien hoe het anders kan; beter en vaak ook nog eens (veel) goedkoper. Niet in theorie, maar in de praktijk. Laten we ons door hen laten inspireren om ook onze grote of kleine bijdragen te leveren. Elke auto over de grens, elke steen uit de muur is er één. Samen vormen we een beweging. Het is slechts een kwestie van tijd is voordat het hele systeem zal kantelen. Hoe dat in de praktijk verder precies zal verlopen, zal de geschiedenis moeten uitwijzen. Van één ding ben ik echter overtuigd: we zullen in de toekomst beter gebruik maken van de interne gedrevenheid van kinderen om te leren. Want dát kinderen willen leren – als ze in een rijke omgeving geplaatst worden – en mee willen doen met de samenleving is het enige en tegelijkertijd meest inspirerende houvast dat we hebben. Berthold Gunster, Utrecht, juli 2014
Inhoud Berthold Gunster Erica Aalsma Ingrid Aaltink-Fidder Edith Baartmans Joris van Ballegoijen Bianca Blom Minka Bos Job Christians Femke Cools Jochum Damstra Bram Defesche Kirsten Derksen Anke van Donkersgoed Frans Droog Berni Drop Sjef Drummen Frum van Egmond Corline van Es Guus Geisen Jetske van der Greef Johan ‘t Hart Eveline Havenith Tamir Herzberg Sarina Hoogendam Femke Hulsenbek Lex Hupe Tanja Jadnanansing Arnold Jonk Ilja Klink Tijl Koenderink Danielle Krabshuis Sarah van Leeuwen Hanneke Lokhoff Erno Mijland Jos van Mil
Tijgers De ‘O’ van onderwijs is misleidend Dyscalculie en Dyslexie: een (op)gave? Tijd, ruimte en vertrouwen zijn de basis Oog in oog met de geschiedenis Onderweg anders wijs! Oorlog in mijn Buurt Schoolleider, wie bent u? Digiknappe digimaatjes Wat is leren leven? Voor kinderen, door kinderen Luister, kijk en sta open Jij kan het ook Genius Hour: tijd voor passie! Ode aan de leerling Agora, het einde van de klassieke school? Een 10 voor Topo Het meisje voor de boekenkast Echte helden Op heldenpad met de ontdekkingsreis Open innovatie Een held vertelt Aan Jordy, Femke en Max die eruit waren gestuurd omdat ze bij biologie zaten te kloten met een gummetje Een meesterlijke missie In iedereen schuilt een held Het meisje en het helikoptertje De beste editie van jezelf Geen boeven, alleen maar helden En toen begon het te sneeuwen Hoogbegaafd geluk Leren voor het leven Delen is vermenigvuldigen KnapVilla: een b(l)oeiend leerlandschap Wat als alles kan? Gewoon doen en later sorry zeggen
Kimon Moerbeek Eva Mondeel Maaike van Mourik Pauline Nonnekes Corné van Oers Marieke Peters Peter la Roi Lotte de Rooij Victor van Saltbommel Tjeu Seeverens Janita Seinstra Rik Seveke Casper Stubbé Hans Thissen Steven van den Tol Jaap Vermuë Michel Visser Nils Visser Claire Walkate Stefan van der Weide Theo Wismans Patrique Zaman Thijs de Zoete Auteurs
Wielen uitvinden Juf Eva opereert Van moestuin naar bos Je hebt zelf de regie. School is een middel om je doel te bereiken Het tij gekeerd Durf jij creatief te zijn? Beeld van een groep Van paint by numbers naar leeg canvas Ster in de toekomst Mag ik in je ogen kijken? Een paradijselijke tuin Compassie als bouwblok Persoonlijke ontwikkeling normaal maken De waterstofzuiger Talent voor onderwijs Verborgen schatten Beste buur, ik kan nog zo veel van u leren! Wij zijn de fantasten Zullen we stoppen? Weg met ‘the box’ ‘Swag’ Niet lullen maar poetsen Genoeg te kiezen Nawoord
Auteur: Erica Aalsma Over de auteur: Erica Aalsma werkt als zelfstandige onder de naam ‘de Leermeesters’ aan inspirerende leeromgevingen waar ‘leren in de beroepspraktijk’ centraal staat. Naam van het initiatief: Hybride leeromgevingen in het beroepsonderwijs Locatie: Wijk bij Duurstede
Speech te houden voor vertegenwoordigers van onderwijsinstellingen, bedrijfsleven en overheid.
De ‘O’ van onderwijs is misleidend ‘Een beroep leren in een klaslokaal is onzin!’ Iedereen die mij dit hoort zeggen, knikt beamend: ‘Ja natuurlijk, wat een open deur!’ Maar hoe komt het dan toch dat ik elke keer als ik weer een ROC binnenstap, verbijsterd om me heen kijk? Wie heeft ooit bedacht dat zulke immens grote gebouwen vol met klaslokalen inspirerend zouden zijn voor jongeren die het liefst met hun handen leren? Hoe zijn we zover gekomen dat we zijn gaan denken dat leren voor een beroep mogelijk is in of vanuit een klaslokaal? Vraag enkele willekeurige mensen in je omgeving aan welke begrippen ze denken als je het woord ‘onderwijs’ noemt en ik weet zeker dat ze het zullen hebben over: school, les, leraar, klaslokaal, leren en misschien zelfs wel instructie. De begrippen ‘onderwijs’ en ‘school’ zijn voor de meeste mensen volledig synoniem geworden. Het is een systeem dat ooit is gebouwd op het bieden van kansen, maar tegelijkertijd zo strak in zijn vel zit dat het voor veel jongeren ook de kansen belemmert. Jan Rotmans (hoogleraar aan de Erasmus Universiteit) is van mening dat de samenleving aan het kantelen is. De nieuwe economie vraagt om investeren in leerprocessen, zodat wat mensen leren ook daadwerkelijk wordt gebruikt. Aan de opleving van het begrip ‘vakmanschap’ zie je dat de aandacht al aan het verschuiven is: steeds meer beleidsmakers wijzen op het belang van vakmensen voor de samenleving. Maar helaas koppelen we vakmanschap nog steeds aan werken met je handen en hebben we ons aangeleerd dit minder te waarderen. De opvatting is dat het onderwijs weer aandacht moet geven aan het ontwikkelen van vaardigheden om goede vakmensen op te leiden.
De kans is echter groot dat de focus daarmee weer doorslaat naar de praktische kant van het onderwijs, terwijl nu juist verbinding nodig is. Goede vakmensen van nu zijn ‘denkende doeners’ zoals Tanja Jadnanansing (lid Tweede Kamer voor de PvdA) zo mooi zegt: geen handvaardigheid alleen, maar ook denkvaardigheid en het liefst een mooie combinatie.
Een beroep leren in een
klaslokaal is onzin!
Sinds tien jaar houd ik me bezig met het ontwerpen en realiseren van leeromgevingen waar theorie en beroepspraktijk in elkaar verweven worden. Ik noem dit de ‘Omgekeerde Leerweg’: leren voor een beroep begint in de beroepspraktijk en niet bij de theorie.Voor het beroepsonderwijs betekent dit een enorme kanteling. Ondanks het feit dat het middelbaar beroepsonderwijs in de basis een intrinsiek hybride karakter heeft, blijkt het leggen van verbindingen tussen de leerprocessen op school en die in het bedrijf een complex vraagstuk. De school is in het denken en doen sterk aanwezig en daarmee ook het klaslokaal-docent-boek-model. De beroepspraktijk staat vaak letterlijk ‘buiten’ het onderwijs en vormt daarmee een andere wereld dan de school. Zo blijft er een waterscheiding bestaan tussen theorie en praktijk, en tussen school en werk. In een hybride leeromgeving (Zitter, 2010) lukt het wel om te komen tot consistente, integrale leeromgevingen. In plaats van de schoolse context staat daarbij het beroepsproces centraal en is samenhang het sleutelwoord. In zo’n omgeving is het voor de student zichtbaar wat het toekomstig beroep inhoudt, hij kan eraan ‘proeven, ruiken, voelen’. De student leert de praktijk aan de benodigde theorie te verbinden en andersom, en hoeft niet op zoek te gaan naar een vertaalslag van de aangeleerde theorie naar de praktijk. Die is ingebed in de vormgeving van de leeromgeving. We hebben al enkele mooie voorbeeldprojecten gerealiseerd op basis van deze uitgangspunten. In de Waterfabriek in Den Bosch werken en leren studenten van verschillende opleidingen en op verschillende niveaus in een leerwerkomgeving die de traditionele klaslokalen (bijna) overbodig maakt. Ook de Middelbare Horeca School in Den Bosch heeft haar onderwijsafdeling getransformeerd naar een hybride leeromgeving. Daar zijn studenten enthousiast over, omdat zij nu begrijpen waarom ze sommige delen van de theorie nodig hebben. Binnen de context van het bedrijfsleven is de TechniekFabriek van NedTrain een mooi voorbeeld. Door de beroepspraktijk centraal te stellen, is de opleiding gekanteld naar een leertraject met de treintechniek als uitgangspunt en de verbreding naar een diploma Mechatronica als eindresultaat. We zien de winst van deze aanpak heel direct bij de studenten: het past bij hun manier van leren. Maar het past ook bij de behoefte van het bedrijfsleven, waar kennis met name zichtbaar moet worden in probleemoplossend vermogen op de werkplek.
Het gedachtegoed achter de ‘omgekeerde leerweg’ en ‘hybride leeromgeving’ wint terrein. Dat laat zien dat onder de oppervlakte de kanteling al langzaamaan op gang begint te komen. Het biedt perspectief op een nieuwe manier van ‘leren voor een beroep’, die past bij de transitie van onze veranderende economie. De ‘O’ van ‘onderwijs’ zit echter nog veel te vaak in de weg: het hele systeem met alle regels, eisen en structuren is niet gebouwd op leren voor een beroep. Zolang de ‘O’ van ‘onderwijs’ belangrijker is dan de ‘B’ van ‘beroep’ is de kanteling nog niet gelukt. Leren voor een beroep vraagt om andere leeromgevingen, een andere aanpak, een andere begeleiding en een andere mentaliteit.
Auteur: Ingrid Aaltink-Fidder Over de auteur:
Ingrid Aaltink-Fidder is LeerstijlCoach-educatief spel-leermateriaal-humor-positief-kanjermunten-kind dyscalculie, dyslexie-kind epilepsie, licht autistisch-beelddenkster-ideeënkanon-ontwikkelares. Naam van het initiatief: Ingrid Aaltink Locatie: Nijverdal
Speech te houden voor kinderen, leerkrachten, schoolbesturen en ouders.
Dyscalculie en Dyslexie: een (op)gave? Enkele jaren geleden hebben wij onze dochter laten testen op dyscalculie. Uit deze test bleek dat zij zowel dyscalculie als dyslexie had. Toen begonnen er kwartjes te vallen. Geen wonder dat zowel haar geheugen als ook haar concentratie te wensen overlieten. Daarom gingen de dingen die ze heel graag wilde, niet zoals ze dat bedacht had. Door alles liep ook een andere rode draad … ze is een beelddenkster. Eindelijk was het plaatje compleet. En dan volgt direct de vraag: ‘En nu?’ School inlichten, diverse therapieën volgen. Voor ik het wist, was ik 14 uur per week bezig met het halen en brengen van haar. Vriendschappen vielen uiteen en mijn dochter ging er zichtbaar onder gebukt. Op een gegeven moment werd het ons te veel en zijn we gestopt met alle therapieën. Die uren zijn we anders gaan indelen. Ik ben begonnen aan een ander soort begeleiding, eigen begeleiding. Leuk en spelenderwijs (bijna gezellig). Met inzicht- en concentratiespelletjes en oefeningen. Op pad met een fototoestel en getallen fotograferen, daarna napraten. Wat doen we met die getallen? Hoe belangrijk zijn die getallen voor ons? Wat kunnen we er allemaal mee? Daardoor kreeg zij ook het besef dat getallen in ons leven iets aanduiden, iets vertellen. Dat je er beter vrienden mee kunt worden dan dat je er bang voor bent. Dat maakt ook dat ze nu weet wat haar wel en niet ligt, wat ze moeilijk en lastig vindt. Ze gaat het niet uit de weg.
Eigen kracht is
kernkracht
In overleg met school zijn we begonnen met extra begeleiding vanuit de gebruikte rekenmethode. We gingen niet vooruit werken, maar werkten achteraf thuis aan dat wat goed ging en wat niet. De dingen die ze lastig en moeilijk vond, herhaalden we en boden we op een andere manier aan. We maakten de dingen visueel met materialen, filmpjes kijken van Klokhuis, Beeldbank, Willem Wever, enzovoort. Doordat we alles zo beeldend (zo visueel mogelijk) maakten, keken we ook anders naar andere dingen. Je ontdekt dan andere kwaliteiten die je sterk en krachtig maken. We groeiden beiden in een bijzonder leerproces. Zo veranderde ons meisje weer in een stoere meid. Ze ging er helemaal voor. Vooral door de methode ‘Ikleeranders’ haalde ze zelfs voldoendes voor de spellingwoordjes. Ondertussen had ik ook door de intensieve begeleiding gezien dat er genoeg te koop was aan materialen, maar dat je die in principe maar een korte tijd nodig hebt. Daarom richtte ik ‘Speel Leer Doen’ op voor het verhuren en verkopen van educatieve materialen. Ook volgde ik de ene na de andere cursus. Ik verdiepte mezelf verder in het beelddenken, de materie en ook in naar het kind kijken: naar de praktische kant en vanuit het kind. Ook heb ik veel van mijn dochter kunnen leren en dat heeft mij veel praktische kennis bezorgd. Nu, drie jaar later, komen leerkrachten, coaches, RT’ers en IB’ers, ouders en anderen naar mijn winkel. Ze vragen advies en raad over de materialen, hoe die te gebruiken en toe te passen om diverse leerlingen/kinderen te helpen met leren. De informatieavonden, lezingen, workshops en beurzen volgen elkaar in rap tempo op. In korte tijd vergaar ik veel kennis in elke vorm van het leerproces van het kind. Dan volgt er al snel een eigen praktijkruimte in de winkel, waar ik werkzaam ben als LeerstijlCoach, omdat de leerstijl als rode draad door het gezinsleven loopt. In deze jaren heb ik zelfs al samen met iemand een spel gemaakt (Time4Activity). Het tweede spel (Blik vol Tijdsbesef) komt in het najaar uit en er zijn al ideeën voor een derde spel. In april heb ik samen met Charlotte van Doorn een onderwijsevent.nl georganiseerd dat vanwege het succes op 1 april 2015 een vervolg krijgt. En nu sta ik aan de vooravond van een nieuw, bijzonder avontuur dat veel kinderen zal ondersteunen en op weg kan helpen. Het is bijzonder te zien hoe mijn leven is veranderd na die dyscalculietest van mijn dochter. Nu help ik niet alleen mijn eigen kind, maar ook andere kinderen! Onze kanjer is nu (juni 2014) bezig met de laatste weken van klas 3 vmbo, theoretische leerweg. Al vanaf klas 1 werd ons aangeraden haar de basis/kader-opleiding te laten volgen. Daar wilde onze dochter niets van weten; zij wil haar best blijven doen en haar tl-diploma halen. Zij weet dat ze hard moet werken om de doelen te kunnen halen, want
in veel vakken zit het rekenen verstopt. Maar ze leeft ook in een digitale tijd en al die online mogelijkheden ondersteunen haar enorm. Wiskundige formules? Op YouTube staat genoeg. De ene formule nog mooier uitgelegd dan de andere. Natuurlijk is het een kunst om de meest pakkende en doelgerichte eruit te halen. Hier gaat ze voor en daardoor is zij een inspirerend voorbeeld voor velen!
Auteur: Edith Baartmans Over de auteur: Edith Baartmans is juf van groep 7 op de Liduina school in Haarlem en moeder van vier kinderen. Naam van het initiatief: Kinderen ontwikkelen een eigen museum op basis van vertrouwen en verantwoordelijkheid Locatie: Haarlem
Speech te houden voor een ieder die denkt dat volwassenen alles voor kinderen moeten regelen en bepalen.
Tijd, ruimte en vertrouwen zijn de basis Mijn peuter riep wanneer ik zijn jasje dicht wilde maken: ‘Zelf doen!’ Met opgetrokken schouders keerde hij zich van mij af. Na minuten ingespannen prutsen en rommelen lukte het, de rits zat vast en mijn kleintje stapte triomfantelijk door de gang. Ik hoefde de rits alleen nog maar iets hoger op te trekken. Een succeservaring was een feit. Mijn rol als moeder was een aanschouwende geweest. Het geven van tijd en ruimte aan mijn peuter om zijn onderzoek te kunnen doen, maakte in mij iets moois wakker. Er groeide een wederzijds belang. Verantwoordelijkheid geven en nemen. Het geven van vertrouwen dat ook ík geloofde dat hij zelf zijn rits dicht kon maken, heeft de relatie met mijn peuter sterk gemaakt. Hoe vaak ik niet op mijn handen moest gaan zitten om ongevraagde hulp te bieden, is niet te tellen. Wat was het soms moeilijk niet in te grijpen omdat ik door wilde. Gelukkig kon ik het vaker wel dan niet, de blije reactie van mijn peuter was daarvan de oorzaak. Tijd, ruimte en vertrouwen zijn sterke bakens die mij richting geven tijdens het onderwijzen van mijn leerlingen. Onderwijs is altijd in beweging en dat maakt dat jaarlijks veel nieuwe inzichten mijn pad kruisen. Gek genoeg passen tijd, ruimte en vertrouwen steeds opnieuw binnen de processen die ik inga. Als juf van 57 jaar geeft mij dat enorm veel zelfvertrouwen en energie om iedere dag weer met mijn kinderen aan het werk te gaan. Het afgelopen schooljaar heb ik vaak ervaren hoe mijn passie voor onderwijs vorm kreeg. Hoe dat er uit ziet, beschrijf ik graag. Begin juni van dit jaar leidde ik met mijn collega’s van de cultuurcommissie het proces
om binnen de muren van onze basisschool een klein Frans Hals museum op te bouwen. Het begon al geweldig doordat al onze leerlingen een rondleiding door het Frans Hals Museum in Haarlem konden maken. Als jonge kunstkenners kwamen zij die middag thuis. Vol enthousiasme en met hulp van vrijwillige kunstenaars schilderde ieder kind een dag later zijn eigen schilderij op doek. De les van de schilder die daaraan vooraf ging, zorgde ervoor dat er prachtige kinderkunstwerken konden worden opgehangen in het museum. Die dag was er niemand in de school te vinden zonder verfvegen of verfspetters. Mijn motivatie groeide na zoveel creativiteit en blijheid. Een van de vrijwilligers vroeg de kinderen naar de hond van Frans Hals op het schilderij dat zij in het museum hadden gezien. Ja, de kinderen wisten nog precies waar dit lieve dier zat. De kleintjes mochten nu zelf een hond schilderen die op het schilderij een beetje verstopt zat. Die spanning maakte dat de kleintjes zonder remming aan de slag gingen. Bij de vraag aan een van de jonge schilders waar haar hondje zat op haar schilderij, keerde het druk doende meisje met een ondeugende blik het doek om en toonde een klein hondje op de achterkant. ‘Deze kan niemand vinden’, zei ze lachend. Waarom ik graag juf ben, behoeft geen uitleg. Aan het einde van de dag hingen er 230 schilderijen waarvan er een paar nog nadrupten.
Ze maakten samen met mij een
WhatsApp-groep aan.
Nu kwam het er op aan. Hoe konden we, samen met de kinderen, ouders en buurtbewoners enthousiasmeren om straks ons museum te komen bezoeken. Deze vraag stelde ik mijn kinderen en toen gebeurde het. ‘Mag je dan ...?’ ‘Juf, zullen we dan ...?’ Zij namen het initiatief, ik volgde. Tijd, ruimte en vertrouwen waren de basis. Er ontstonden ideeën voor het maken van informatiebalies, museumpassen, de weetjeshoek, werk voor suppoosten, een doe- en speurboekje voor de jongste leerlingen van de school. Ik mocht los. Alle vaardigheden die kinderen nodig hadden om hun plannen te realiseren, kon ik begeleiden. Door vragen te stellen over hoe, waar, wie en wanneer, barstte een stroom aan creativiteit los. Een stroom waar ik als juf het meest blij van word en dan stiekem hoop dat ook ik even met de kinderen mee mag doen. De groep suppoosten vroeg ik wat hun taak zou moeten zijn. Wat doet een suppoost en welke verantwoordelijkheid draagt deze? De mannen gingen op onderzoek uit. Via de site www.koekeltjes.nl zochten ze net zolang totdat zij het antwoord gevonden hadden. Ze konden hier hun ICT-vaardigheden inzetten. Ze maakten samen met mij een WhatsApp-groep aan, zodat zij binnen het museum straks met elkaar in verbinding zouden staan. ‘Ja, juf, want als er iets gebeurt, kunnen we elkaar waarschuwen!’ ‘Heel goed, mannen!’ De kinderen van de informatietafels overlegden over de beste plek in hun museum. Ze overtuigden elkaar van hun mening met een niet te stuiten enthousiasme. Samenwerkend leren werd ingezet. Een week lang werden de ideeën uitgewerkt met als resultaat een fantastische afsluiting van onze cultuurweken: het kleine Frans Hals museum opende zijn deuren. Suppoosten,
voorzien van een oortje, bewaakten het en wezen de weg, ouders luisterden aandachtig naar de weetjes en presentaties, vierjarigen liepen met hun doe- en speurboekje alle schilderijen langs waarna het nagekeken werd door leerlingen van de bovenbouw, een journalist van de plaatselijke krant vroeg kinderen naar hun museum. De volgende dag was te lezen wat onderwijs kan doen met kinderen. Wat overbleef, was mijn vertrouwen dat er altijd mogelijkheden zijn om onderwijs beter en mooier te maken.
Auteur: Joris van Ballegoijen Over de auteur: Joris van Ballegoijen was meer dan 30 jaar werkzaam als film-geluidsman en filmmaker bij het maken van TV-documentaires voor de publieke omroepen. De laatste twee jaar begeleidt hij scholieren bij Project Naam van het initiatief: Thematisch werken Locatie: Meppel
Speech te houden voor beleidsmakers, docenten en ouders.
Oog in oog met de geschiedenis ‘Ik weet geen onderwerp’, zegt een leerling uit 3 vwo tegen mij. De opdracht is om een filmpje te maken over een gebeurtenis uit de Tweede Wereldoorlog. De leerling met wie hij het zou doen, is ziek en hij staat er nu alleen voor. In de geschiedenislessen is de Tweede Wereldoorlog uitgebreid behandeld, maar nu ze er mee aan de slag moeten, blijkt dat ze zich er maar moeilijk een voorstelling van kunnen maken. Ze denken aan een scene van D-day of iets uit ‘Soldaat van Oranje’. Groots en meeslepend. Maar dat die oorlog zich ook afspeelde in hun eigen stad of buurt, daar hebben ze niet bij stilgestaan. De NSB, het verzet, onderduikers, de SS. Wel van gehoord, maar dat was lang geleden. Ja, Hitler en Westerbork, maar dat was iets heel anders … Als filmmaker ben ik betrokken bij het Thematisch Werken op Stad & Esch in Meppel. Een school die het aandurft om tien vak-lesuren per week in te zetten voor een nieuwe vorm van onderwijs: Project Based Learning. Bij deze vorm van onderwijs maken leerlingen presentaties over historische of maatschappelijk relevante onderwerpen. Om tot een goede en pakkende voordracht te komen, moeten ze grondig onderzoek verrichten en vooral samenwerken. Ik begeleid de leerlingen bij hun onderzoek en de voorbereiding van hun presentatie. Al doende leren zij researchen, in goed Nederlands een degelijk verslag maken, samenwerken, een film of PowerPoint samenstellen en presenteren. Voor mij is de Tweede Wereldoorlog altijd tastbaar geweest. Ik groeide op in Putten, waar de Duitsers als represaille bijna alle mannelijke inwoners van het dorp oppakten en afvoerden naar Duitsland. Slechts veertig mannen waren hiervan teruggekeerd. Ook tijdens mijn filmwerk in de toenmalige DDR stond ik vaak onverwachts oog in oog met de geschiedenis: kogelgaten in de gevels en vrijwel onaangeroerde ruïnes van
kapotgeschoten gebouwen.
De
geschiedenis ligt op straat, als je goed kijkt.
Terug naar 3 vwo. De leerling die bij mijn bureau staat, adviseer ik het vooral klein te houden. ‘Waar woon je en probeer eens uit te zoeken wat er bij jou in de buurt tijdens de oorlog is gebeurd’, adviseer ik. De leerling gaat aan de slag en hij ontdekt dat er bij hem in de straat een joods gezin woonde dat tijdens de razzia van 3 oktober 1942 was weggevoerd. De leerling doet onderzoek en maakt foto’s van de wijk en het huis waar het gezin woonde. Hij vindt ‘Stolpersteine’ in de stoep voor het huis. Daarin staan de namen van het gezin gegraveerd. Het betrof het gezin Frank met vader Philip (38), moeder Sara (33) en dochtertje Vera (1). Ook is er de datum op vermeld wanneer ze in Auschwitz zijn vermoord. Verder komt hij te weten dat vader Frank al eerder was opgepakt en moeder Sarah en haar dochtertje Vera een paar dagen later tijdens de razzia uit hun huis waren gehaald.Toen op de dag van de razzia alle joodse inwoners bijeen gedreven waren voor het station van Meppel, stond moeder Sara alleen zonder man, met haar dochtertje en voorvoelde het dreigende onheil. Zij probeerde wanhopig haar dochtertje aan de zwijgende toeschouwers aan te bieden. Zij hield haar kind omhoog en riep: ‘Wie ontfermt zich over mijn kind?’ Niemand reageerde. Bijna een jaar later werden vader, moeder en dochtertje Vera in Auschwitz herenigd en op 3 september 1943 vergast.Over dit drama maakt de leerling een fotopresentatie en spreekt een commentaartekst in. De presentatie duurt drie minuten. De klas van deze leerling is een rumoerige klas. Die dag zijn ze extra druk. De leerling start zijn presentatie. Het blijft onrustig. Na enkele foto’s en een paar regels tekst wordt het stil. Muisstil. Na afloop duurt het even voordat de leerlingen beginnen te klappen. Zij zijn duidelijk onder de indruk Dan komt de groep van Gijs. Zij hebben een filmpje gemaakt over de overgrootvader van Gijs, die timmerman was op kamp Westerbork. Een verzetsheld die onderduikers in huis had en die onder de ogen van de Duitsers brieven het kamp in en uit smokkelde. De brieven verstopte hij in de dubbele bodem van zijn timmerkist. Het groepje van Gijs heeft familieleden gefilmd, gezocht naar de timmerkist en kamp Westerbork bezocht. Het filmpje toont zijn grootvader die met een zaklamp onder de vloer gaat om te laten zien waar de onderduikers zaten. Ik heb tientallen jaren gewerkt aan documentaires. Daardoor leerde ik ontzettend veel over allerlei onderwerpen. Die ervaring gun ik ook mijn leerlingen en daarom begeleid ik ze als filmstudenten, als beginnende documentairemakers en help ze te focussen. Door grondig onderzoek, goede samenwerking en door zelf naar de plek te gaan waar het gebeurde, er te filmen en te fotograferen, komen ze oog in oog met de geschiedenis te staan. Dan gebeurt er iets met ze en manifesteert zich een bijzonder eigenaarschap. Ik vind het leuk om te zien hoe de rollen worden omgedraaid. In plaats van dat ik de
leerlingen vertel wat ze moeten weten, vertellen de leerlingen mij hoe het toen is gegaan en komen met bijzonderheden waar ik geen weet van had. De leerling van 3 vwo die eerst geen onderwerp wist, weet er nu meer van dan ik. Zijn verhaal zal ik nooit meer vergeten.
Auteur: Bianca Blom Over de auteur: Bianca Blom wil bijdragen aan een vruchtbare bodem voor jongeren, zodat zij volledig tot bloei kunnen komen. Dat is haar missie! Het tot bloei komen is waar onderwijs over hoort te gaan. Naam van het initiatief: Hoe leef ik mijn wens? Locatie: Den Haag
Speech te houden voor iedereen die kind is (geweest)!
Onderweg anders wijs! ‘Hoe leef ik mijn wens?’ Dat prachtig avontuur start met twee vragen. 1. Hoe zou de samenleving eruitzien als iedereen volledig zijn potentieel leeft, volledig zijn talenten ontdekt en deelt, en volledig zijn wensen leeft? 2. Hoe zou het zijn als jij jezelf ziet als onmisbare schakel? En jij jezelf de kans geeft om je ware natuur helemaal te laten zien? En je daarbij ieder ander als unieke schakel bewondert? Slechts twee vragen die inmiddels bij heel wat jongeren een diepgaande wens wakker hebben geschud en tegelijk dienen als stuwende kracht in het manifesteren ervan. Met als resultaat honderden vragen over waarom, hoe en wat dan? Het sleutelwoord is volledig ‘ja’ zeggen tegen je wens en dan ‘gewoon doen’. ‘Hoe leef ik mijn wens?’ is het resultaat. Een doe-boek voor jongeren om bij te dragen aan een vruchtbare bodem, zodat zij volledig tot bloei komen. Jongeren ontdekken in dit boek dat ze onder andere hun eigen unieke wensen mogen hebben, dat ze alleen maar hun eigen wensen kunnen uitvoeren, dat hun wensen ook echt werkelijkheid kunnen worden en wat daarvoor nodig is. Kortom, ze onderzoeken spelenderwijs wie ze zijn, wat ze kunnen en waar ze naar toe willen. Jongeren hebben de wereld heel veel te bieden. Ze zijn zuiver in hun waarnemingen en vormen een krachtige spiegel. Er wordt veel geschreven en gespeculeerd over de wensen en behoeften van jongeren. Wat vinden jongeren eigenlijk zelf belangrijk in onderwijs, talentontwikkeling, creativiteit, wensen en ambities?
Vanuit deze gedachte is het project ‘Hoe leef ik mijn wens?’ ontstaan. Laat de jongeren spreken en wijsheid tonen. In het project werken zes jongeren samen om deel 2 van het boek te maken. De ontdekkingen, wijsheid en ervaringen van deze jongeren staan centraal in het boek, maar ook het creatieproces is een wonderlijk avontuur. Bovendien zijn ze, naast het schrijven van het boek, een inspiratiebron en klankbord voor de ontwikkeling van educatief materiaal voor scholen. Zo bereiken zij meer jongeren om hen te kunnen inspireren en stimuleren hetzelfde te doen. Tijdens het project doorlopen de jongeren de volgende fases in willekeurige volgorde en als cyclus: samen ontspannen; ontspannen gaat over veiligheid, loslaten en aanwezig zijn, maar ook over vreugde en geluk. Samen ontdekken Ontdek jezelf, de ander, de groep en de dynamiek. Een greep uit de vragen die aan bod komen. Welke kwaliteiten, talenten, vaardigheden, passies heb jij en de ander. Wat wil je graag leren? Wat kom je brengen? Wat is jouw rol in het geheel? Samen verbinden Verbinden van jezelf met de wereld om je heen, hoe doe je dat? Maar ook de gezamenlijke wensen, ideeën, meningen en visies verbinden, moet dat? Samen creëren Een uiterst boeiende fase waarin veel ervaren wordt over samen doen en ondernemen. Heb je elkaar nodig om te kunnen creëren? Hoe werk je eigenlijk samen? Verantwoordelijkheid dragen voor je eigen aandeel, wat is dat dan? Het project laat jongeren ervaren dat: - ze een ongekend potentieel hebben en van onschatbare waarde zijn (bewustzijn); - eigenaar zijn over hun eigen (leer)proces (eigenaarschap); - ze zelf de keuze hebben om in actie te komen (ondernemerschap); - je de verbinding met de ander nodig hebt om te kunnen groeien (co-creatie).
Toverwoorden zijn: bewust zijn en
bewust zien.
De kracht van ‘Hoe leef ik mijn wens?’ is dat het uitgaat van het perspectief dat alles wat we nodig hebben al aanwezig is. Toverwoorden zijn: bewust zijn en bewust zien. Vernieuwing maakt dan plaats voor verrijking. En weerstand maakt plaats voor nieuwsgierigheid. En met deze nieuwsgierigheid ziet de wereld er ineens totaal anders
uit.
Auteur: Minka Bos Over de auteur: Minka Bos is journalist en sociaal ondernemer. In educatieve projecten betrekt ze de buurt bij onderwijs op basisscholen in de wijken. Naam van het initiatief: Oorlog in mijn Buurt Locatie: Amsterdam
Speech te houden voor volwassenen, buurtbewoners, professionals, onderwijs geïnteresseerden, ouderen activering, participatie beleidsmakers en sociaal beleidsmakers.
Oorlog in mijn Buurt November 2012. Op de namenlijst van de eerste groep kinderen die deelnemen aan het educatieproject ‘Oorlog in mijn Buurt’ in de Amsterdamse Diamantbuurt staan ook Anouar Ait Chrif, Youssef El Edrissi, Inssaf El Bardai, Kim Rai, Yasmine Ait Chrif, Ayah el Hassouni en Jasleen Kumari. Ik lees maar zes Nederlandse namen in het lijstje van 28. ‘Hoe zal dat straks gaan tijdens de lessen en interviews met de 39 ouderen die tijdens de Tweede Wereldoorlog in hun buurt hebben gewoond?’, vraag ik me af. Ik had gelezen over moeilijke discussies in de klas tussen docenten en allochtone jeugd bij het thema ‘Tweede Wereldoorlog’. Maar dit project gaat over de oorlogsgeschiedenis van de buurt, onze buurt, hun buurt; de buurt die van ons allemaal is. Les 1. In het buurthuis in de Diamantbuurt zit iedereen klaar voor de introductie en de interviewles. Filmmaakster Marjolijn Heijnen staat voor de klas met veertien kinderen. Ze laat ze interviews spelen. Er wordt gelachen en serieus geoefend. Alle kinderen zijn gekomen. De weken erna begeleid ik ze in groepjes van twee, samen met fotografe Katrien Mulder, naar de huiskamers van oudere mensen die tijdens de oorlog in hun buurt woonden. Keurig spreken de kinderen de ouderen aan, ze bereiden de interviews voor, lezen zich in, helpen tijdens het gesprek met inschenken van limonade en koffie. Na afloop van het interview met mijnheer en mevrouw Dekker word ik gebeld: ‘Ze hebben het altijd over die Marokkaanse jongens, maar Youssef en Hicham zijn gewoon hartstikke lief!’, zegt
mijnheer Dekker enthousiast over de twee jonge interviewers die hem en zijn zus kwamen interviewen. Tranen zijn er soms als ouderen vertellen en zij hun zware situaties weer voor zich zien gebeuren, alsof ze het weer beleven in het hier en nu. En de kinderen luisteren. Leven mee. Later adviseren ze hun klasgenoten: ‘Je moet niet meteen moeilijke vragen stellen. Begin eerst met koetjes en kalfjes’. En: ‘Het kan soms emotioneel worden ... schrik niet’.
De eigen buurt bleek een ideaal
speelveld voor leren.
In De Pijp deden in totaal 88 kinderen mee aan dit project. De helft van deze kinderen had van huis uit weinig over de Tweede Wereldoorlog meegekregen. Hun voorouders woonden in die jaren 1940-1945 immers nog niet in Nederland. Maar ze wonen er nú wel. Hun straten onderzochten we, hun huizen, wie woonden er in jouw huis in de oorlog? Websites als www.joodsmonument.nl, de foto’s van Beeldbank en woningkaarten van het Stadsarchief Amsterdam haalden we uit die oude tijd naar nu. Alles wat we vonden tijdens ons historische buurtonderzoek vond gretig aftrek. De eigen buurt bleek een ideaal speelveld voor leren. Jongerenwerker Linda Ruiter herkent dit ook: ‘De buurt is de leefwereld van kinderen in de basisschoolleeftijd. De buurt waar je school staat, je speeltuin en park is, je vriendjes wonen, het donkere steegje is, de enge buurvrouw. Alles wat zich buiten die omgeving afspeelt, is nog onduidelijker, daar zijn nog te weinig dagelijkse herinneringen. Je eigen buurt is je thuis.’ Die dagelijkse omgeving gebruiken wij als speelveld voor leren, onderzoeken en ontdekken. Maart 2014. In de indrukwekkende hal van het Stadsarchief reikt de Amsterdamse wethouder Onderwijs ons basisschoolboek ‘Oorlog in mijn Buurt – De Pijp’ uit aan docenten en leerlingen van alle scholen uit die wijk. De hal is vol. Veel kinderen zijn gekomen, en bijna alle ouderen. Docenten, ouders, schooldirecties, geïnteresseerden, pers. De ouderen en jongeren lezen voor uit het boek. Kinderen vragen handtekeningen aan ouderen bij hun verhaal. En de kinderen - voor deze gelegenheid ‘junior gidsen’ maken de bezoekers wegwijs in de computers van het archief. Ze leggen uit hoe een ieder de eigen woningkaart kan opzoeken. ‘Een fantastische presentatie van een fantastisch concept’, mailt schooldirecteur Chris Grauw me later. We delen boeken uit op scholen, halen ze met hele klassen op bij de drukker uit de buurt, brengen ze achterop onze fiets naar boekhandels, zetten een eigen administratie op. En zo, met elke 15 euro die de verkoop opbrengt, kunnen we weer verder naar de Rivierenbuurt. In juni van datzelfde jaar houden op de Catharinaschool twintig nieuwe kinderen interviews. ‘Toen ik het verhaal van mevrouw Jilleba hoorde, leek het even alsof ik zelf in de Tweede Wereldoorlog was’, zegt de ontroerde 11-jarige Eva na afloop van haar gesprek.
5 mei 2014. Yasmine, Youssef, Anouar en Inssaf zijn wel zenuwachtig. Vandaag gaan zij en andere kinderen ‘hun’ oorlogsverhaal voordragen voor een grote groep mensen, buiten, op locatie. Dit zijn de kinderen uit de Diamantbuurt die in 2012 interviews hielden. Regisseur Monique Masselink coachte hen. Nu is het moment aangebroken waarop ze mogen optreden als erfgoeddragers van de oorlogsverhalen uit hun buurt. De van oorsprong Indiase Kim staat klaar op haar zeepkist in de Saffierstraat voor het huis waar in de oorlog de jonge Wil Nieuwenhuis woonde. Uit haar hoofd verhaalt ze over de Joodse vriendinnetjes van Wil, die weggehaald werden en nooit meer terugkwamen. ‘Wil had niemand meer om mee te spelen.’ En over de hongerwinter: ‘Wil paste niet meer in haar schoenen. Maar er waren geen nieuwe. Dus haar schoenen moesten worden opengeknipt, zodat Wils tenen eruit staken.’ ‘Hoe zou u dat vinden?’, vraagt Kim dan aan haar publiek, op de man af, ‘als u in de ijskou in open geknipte schoenen zou moeten lopen?’ Stil kijkt het publiek haar aan.
Auteur: Job Christians Over de auteur: Job Christians (1982) is, samen met Erik Boeschoten, oprichter van Onderwijs Maak Je Samen; een onderrnemend onderwijs-adviesbureau voor het primair en voortgezet onderwijs, waarbij leren van en met elkaar centraal staat. Naam van het initiatief: Onderwijs Maak Je Samen Locatie: Scholen
Speech te houden voor beleidsmakers.
Schoolleider, wie bent u? Onderwijs vraagt leraarschap, leiderschap, lef en ‘zijn’. In dit pleidooi doe ik een appél op de verantwoordelijkheid van elke actor in het onderwijssysteem om meer te ‘zijn’ dan alleen simpelweg te ‘doen’. Binnen het Nederlandse onderwijs gebeuren prachtige dingen en we zijn daarmee rijker aan goede voorbeelden dan we denken. Het wordt tijd dat we gaan bouwen en vertrouwen op onze eigen kwaliteit. Al ruim voor de beleidsperiode van staatssecretaris Dijksma en haar kwaliteitsagenda ‘Scholen voor morgen’ (2007), kende ons onderwijs een sterke focus op de basisvakken taal en rekenen, en de daarbij horende controle op resultaten. In deze periode ontstond ook de nieuwe (beleids)term ‘opbrengstgericht werken’. An sich, niets mis mee. Echter, de uitwerking van deze ontwikkeling heeft geleid tot zichtbaar verlies van vertrouwen in met name onszelf als professional. Het heeft ervoor gezorgd dat we in ons handelen meer zijn gaan vertrouwen op methoden, (toets)instrumenten, protocollen, regels en cijfers. We zijn angstiger geworden om het fout te doen, waardoor we minder goed in staat zijn om te vertrouwen op onze intuïtie, eigen initiatief te tonen, en het lef te hebben om het anders te doen. Deze instrumenteel technische benadering van onderwijs is op zijn eind. Het mag duidelijk zijn dat we altijd werken aan opbrengsten, maar de complete set van opbrengsten vind je niet op een data-muur of een spreadsheet. Het organiseren van de mogelijkheid tot excelleren voor elk kind verdient een focus op zowel het niveau van welbevinden, betrokkenheid en competenties als prestaties. Elk aspect is daarbij te meten, niet altijd met een toets, maar wel met een kundig oog.
Het goede antwoord staat niet achterin het boekje, het
‘juiste’ ligt verscholen in je eigen antwoord.
Uniek meesterschap, in welke professie dan ook, kent vele vormen en is veel meer dan een setje competenties dat beheerst wordt. Het juiste doen op het juiste moment, ook in de ogen van het kind (Stevens, 2012) gaat veel verder dan het beheersen van de juiste competenties. Het heeft alles te maken met de echtheid van de persoon en dus het ‘zijn’. Wie ben je, wat zijn je waarden, wat vind je en ook wat voel je? Wie antwoord kan geven op deze persoonlijke vragen, heeft een intern kompas om op te varen en weet voor elke uitdaging een juiste koers te bepalen. Regels zijn ervoor om iets goed te kunnen ‘regelen’. Maar, als het al ooit zo geweest is, zal het in de toekomst nog lastiger zijn om met regels een antwoord te geven op de veelheid aan onvoorziene vraagstukken. De toekomstige maatschappij zal eerder complexer en dynamischer dan duidelijker en overzichtelijker worden. Dit vraagt meer dan eens om te kunnen werken en leven vanuit een sterk intern kompas . Kwaliteit is een dynamisch, veelzijdig en criteriagevoelig begrip. Wat vandaag kwaliteit is, kan morgen alweer zijn waarde zijn verloren. Omdat het zo gevoelig is in de context waarin men het benadert, vraagt het een dagelijkse dialoog over wat kwaliteit is, om daarmee ons kwaliteitsbewustzijn te vergroten. Volgens mij komt de volgende kwaliteitsslag in het onderwijs niet voort uit een geweldige vervolgopleiding of inspirerende training, maar vanuit de interne en terugkerende dialoog over ‘de goede dingen doen’ en ‘de dingen goed doen’. Elkaar en onszelf bevragen en aanspreken op onze werkwijzen is binnen het onderwijs niet zo vanzelfsprekend. We varen vooral onze eigen koers en vergeten daarbij nog wel eens om ons interne kompas opnieuw af te stemmen. Streven naar maximale kwaliteit en continue verbetering vraagt om een cultuur van onverbiddelijke reflectie en collegiaal leren. Als het gaat om de toekomstbestendige schoolleiders en leraren, dienen we niet enkel te investeren in horizontaal leren, maar vooral ook waarde te hechten aan verticaal leren. Verticaal leren, of anders gezegd: zijns-ontwikkeling, creëert meer zelfbewustzijn en vermogen om processen te initiëren en te sturen waarbij ruimte is voor eigenaarschap én leiderschap op de verschillende niveaus binnen een organisatie. Fullan noemt dit in ‘De Schoolleider’ (2014) lerend leiderschap. Voor het vergroten van technische expertise (horizontale ontwikkeling) hebben tal van onderwijsadviesbureaus, hogescholen en universiteiten een prachtig aanbod. Het organiseren van de zijns-ontwikkeling behoeft echter niet alleen extern belegd te worden. Verticale ontwikkeling raakt je ‘zijn’, de persoon die je bent en die je wilt zijn. Om het optimale uit jezelf te halen, dien je te investeren in deze ontwikkeling. Hiervoor dien je
zelf de regie te pakken en je te verbinden met soort- en lotgenoten binnen, maar ook buiten je eigen organisatie. We zullen als professionals meer gebruik moeten maken van ons netwerk, waarbinnen we een ander bewust opzoeken op basis van overeenkomsten en verschillen. Er wordt over leraren vaak gezegd dat ze eigenwijs zijn. Ik zou bijzonder graag wat meer van die eigenwijsheid terug willen zien. Maar dan niet alleen vanuit een individuele drive, maar meer vanuit een gedeelde overtuiging, een open cultuur en een gedeelde ambitie: hier staan wij voor en hier gaan wij voor! Dit vraagt krachtig én reflectief leiderschap; enerzijds strak sturen (duidelijke kaders schetsen) en anderzijds ruimte organiseren (om fouten te maken en zelfkritisch te zijn). Antwoorden voor de toekomst zijn niet (langer) te vinden op de laatste pagina van het werkboekje. De ‘juiste’ antwoorden vinden we vooral heel dicht bij onszelf en bij elkaar wanneer we de dialoog voeren over wat ons drijft en wat onze opvattingen over kwaliteit zijn. Dit levert energie op en houdt ons (onderwijs) in ‘beweging’.
Als je mag doen waar je goed in bent, raak je pas echt gemotiveerd
Auteur: Femke Cools Over de auteur:
Femke Cools is montessorileerkracht en ICT-coördinator. Ze heeft zich o.a. geschoold in SMIHO en experimenteert samen met haar leerlingen. Wat ze merkt? De leerkracht staat dichter bij het kind. Naam van het initiatief: Leerlingen als digimaatje: samen digitaal experimenteren. Locatie: Nijmegen
Speech te houden voor docenten die meer willen met ICT en sociale media in de klas.
Digiknappe digimaatjes Al wat langer vraag ik me af: wordt het niet eens tijd voor een tiende intelligentie? Naast de bekende acht en de nieuwe, negende - filosofeerknap - denk ik dat het de hoogste tijd is voor digiknap. Leerkrachten hebben vaak het gevoel dat ze door de leerlingen ingehaald worden. En dat gevoel is terecht. De mediavlugge jeugd passeert ons en dat is knap. Digiknap. Sinds ik experimenteer met sociale media in de klas, heb ik alleen maar meer bewondering gekregen voor onze digiknappe leerlingen. Het zijn de leerlingen die nieuwe ICT-mogelijkheden en sociale media omarmen, en er direct mee aan de slag gaan. Zonder angst, maar juist met een open, enthousiaste, nieuwsgierige en onderzoekende blik. Ze pikken een tool snel op en leren door doen en durven, door experimenteren en overleggen, en halen jou als leerkracht in. Bij mij in de klas is dat nu ook precies de bedoeling. Mijn leerlingen zijn elkaars en mijn digimaatjes. Ze helpen mij het zelf te doen in de digitale wereld. Door te experimenteren samen met de leerlingen, voelen ze zich uitgedaagd (competentie). Door ze de mogelijkheid te geven dingen zelf te mogen ontdekken en uit te proberen, groeit hun zelfstandigheid en verantwoordelijkheid (autonomie). En door ze hierin te vertrouwen en te benoemen dat je hun hulp en feedback nodig hebt, verstevigt de band tussen leerkracht en leerling (relatie). Ik laat leerlingen zien wat de basismogelijkheden zijn van een bepaalde tool. Vervolgens ontdekken ze zelf wat er nog meer kan en breidt het geleerde zich als een olievlek uit: ze leren met elkaar achter de computer/tablet/smartphone of presenteren op het digibord
een nieuwe ontdekking aan de klas. Zo leer ik óók van hen en dat maakt ons samen trots! Enkele voorbeelden uit de praktijk. 1. Een jongen biedt aan de privacy-instellingen van Padlet te onderzoeken, want ik heb de kennis niet snel paraat. Hij legt het klassikaal uit, zodat we veilig gebruik kunnen gaan maken van deze mooie tool. 2. Drie meiden pakken mijn tip op dat je via Google Drive online kunt samenwerken en geven na enkele weken een ‘how-to’-presentatie aan de klas. 3. Een meisje heeft het doel van sociale media echt begrepen en plaatst positieve tweets en complimenten aan anderen, inclusief de juf. Meerdere kinderen volgen. 4. Nadat ik ben gaan bloggen op mijn nieuwe site breng ik Weebly onder de aandacht, waarvan ik vermoed dat dit goed bruikbaar is voor leerlingen die ook een site willen maken en/of willen bloggen. Tijd om de werking ervan geheel te onderzoeken heb ik zelf niet, maar er zijn meteen enkele jongens die enthousiast aan de slag gaan en het mij en de klas een week later kunnen vertellen. 5. Nadat een ouder met een groepje leerlingen Scratch enkele weken heeft uitgeprobeerd, bombardeer ik ze tot Scratch-ambassadeurs. In no time hebben ze de halve klas enthousiast aan de speelse basisbeginselen van programmeren. Kinderen weten en kunnen zo ontzettend veel. Ik leer van ze, elke dag. Door ze te observeren, door in gesprek te gaan met ze, door feedback te vragen. En dus ook door middel van de inzet van sociale media. Ik zie verborgen digitalentjes: ‘tragere’ kinderen die digivlug blijken te zijn. ‘Stillere’ kinderen die zich laten zien en horen via Twitter, Padlet of met een blog. Een groepje muzikale kinderen dat zich nu als band profileert en zichtbaar wordt door inzet van sociale media. School raakt verweven met thuis. Leren gaat door. Met elkaar, met mij: samen. Dit alles vindt wel plaats in een veilige omgeving. Voordat ik aan mijn sociale mediaavontuur begon, heb ik meerdere keren uitgebreid aandacht besteed aan mediawijsheid. Want de mediavlugge jeugd is niet per definitie een mediawijze jeugd. Integendeel. Dus ruim aandacht voor positief gedrag online (THINK before you post), privacy op internet en bronvermelding. En nog steeds: aandacht voor mediawijsheid hebben we dagelijks.
Want de mediavlugge jeugd is niet per definitie een
mediawijze jeugd.
Het gebruik van sociale media is niet meer weg te denken uit mijn groep. Met behulp van diverse tools leren we samen, werken we samen, delen we samen en communiceren we samen. We zijn met eenvoudige tools begonnen en zo zijn Padlet, Popplet en Twitter al volledig ingeburgerd. Maar ik wil meer proberen en er is keuze genoeg. De kunst is je een weg te banen door dit media-oerwoud, tools te kiezen waarvan je denkt dat ze een goed middel kunnen zijn om je onderwijsdoel te bereiken en het uit te proberen. Sámen met
de leerlingen. Maak hen deelgenoot van je experimenten. Verhoog hun betrokkenheid. Door vertrouwen te hebben in de leer-kracht van de kinderen en van jezelf, kun je er samen een mooi digitaal avontuur van maken: experimenteer, leer en geniet! (De film ‘Social media in de klas’, gemaakt door mijn groep (@Groep67MN), laat op YouTube zien hoe je je leerlingen kunt inzetten.)
Auteur: Jochum Damstra Over de auteur: Jochum Damstra is oprichter van Springstof: een filosofisch denkstation. Hij schrijft een proefschrift over 21e-eeuws vormingsonderwijs. Daarnaast is hij verantwoordelijk voor onderwijsvernieuwing in de topkring van werkgeversorganisatie HVO Primair. Naam van het initiatief: Stichting Springstof Locatie: Amsterdam
Speech te houden voor bestuurders, docenten, schooldirecteuren, de creatieve sector, politici en onderwijs influencers.
Wat is leren leven? Dit verhaal begint bij mijn moeder. Toen ik een kleine jongen was, begon mijn moeder aan een opleiding bij het Centrum voor Humanistische Vorming. Via themagerichte spelletjes over vrijheid, omgaan met verlies, vragen over goed of kwaad, zocht zij allerlei manieren om kinderen te leren leven. Elke woensdagmiddag bereidde zij met mij haar lessen voor, ik was haar proefkonijn. Onschuldig deed ik mee, niet wetende dat dit mij zo diep zou beïnvloeden dat ik me later zelf ook met de ontwikkeling en vorming van jonge mensen zou gaan bezighouden. Toen ik klein was, eind jaren tachtig, groeiden de bomen tot in de hemel. De huizenprijzen bleven maar stijgen, goede banen lagen voor het oprapen. Het neoliberale tijdperk beleefde hoogtijdagen en ‘vorming’ was een luxe goed waarvoor geld werd vrijgemaakt. Ruim twintig jaar later is dat compleet anders. Hetzelfde neoliberale tijdperk heeft een decennium lang een eenzijdige focus op competentiegericht onderwijs gekend. Vorming werd iets van vervlogen tijden, leren leven doe je maar thuis. Toch valt er sinds de recente crisis een kanteling te bespeuren: jonge generaties dematerialiseren langzaam en richten zich steeds meer op de waarde die hun leven in het hier en nu met zich meebrengt. Zingeving en humanisering, heel concreet bijvoorbeeld duurzaamheid, krijgen meer betekenis in een wereld waarin overvloed en verspilling heerst. We zien bovendien dat aan de andere kant van de wereld vorming een hot item is
geworden. In Azië wordt stevig geïnvesteerd in liberal arts. Maar ook bij ons groeien de initiatieven om te leren leven als kool – de School of Life in de Amsterdamse binnenstad zit elke avond vol. De zingevingsinitiatieven over het leven van de laatmoderne mens rijzen de pan uit. Veel mensen lezen graag boeken over levenskunst. Het is hoog tijd om ook weer anders te kijken naar ons huidige onderwijs.
Vorming werd iets van
vervlogen tijden, leren leven doe je maar thuis.
Volgens de oude Griekse filosofie gaat onderwijs niet alleen over het leren van lezen, schrijven en rekenen, maar gaat het vooral om te leren leven. Vertaald naar nu: om je eigen weg te vinden in een wereld van constante technologische vernieuwing, waarin de globalisering steeds meer contouren krijgt, onophoudelijk tal van informatiestromen op ons inwerken en de individuele keuzebiografie domineert. Juist daarom is het van belang dat jongeren stevige handvatten krijgen om hun positieve vrijheid zelf mee vorm te geven. Wat is leren leven? Om te beginnen weer gehoor geven aan het oude gebod van Socrates: ‘Ken u zelf!’ Want hoe kan iemand leven als hij zichzelf niet kent? Leren leven vereist zelfkennis. Door het voeren van socratische gesprekken kunnen jonge generaties ontdekken dat de waarheid vele gezichten kent. Vervolgens is leren leven ook leren omgaan met tijd. Voor jongeren is het leven een constant gevecht met tijd. Er zijn zoveel aandachtsvreters bijgekomen dat er geen tijd meer over blijft om na te gaan wat je werkelijk van belang vindt en wat je moet laten schieten, en wanneer er wat gedaan of nagelaten moet worden. De meest dominante ontwikkeling is die van de individualisering die zich op alle levensterreinen doorzet. Voor jongeren van nu betekent deze ontwikkeling dat ze voortdurend op hun eigen verantwoordelijkheid worden aangesproken, eigen keuzes moeten maken en tal van mogelijkheden tegen elkaar af moeten wegen. We moeten daarom op zoek naar nieuwe en eigentijdse manieren om jongeren te leren leven. Bildung is zo’n nieuwe en eigentijdse manier om jongeren te leren leven door zelfkennis, omgaan met tijd, oriëntatie en oefening. In een tijd dat ons leven grotendeels door technologie en media wordt beheerst, is het belang van het leren omgaan met onszelf, elkaar en de wereld om ons heen, plots weer een urgente zaak geworden. De noodzaak naar een nieuw type school, waar vorming een onlosmakelijk onderdeel is van het lesprogramma of curriculum, is nooit groter geweest dan nu. Daarbij signaleren we een nieuw probleem: de traditionele manier van overdracht schiet tekort bij jongeren, doordat hun leefwereld grotendeels via nieuwe media, apps, festivals et cetera verloopt. Daar ligt dan ook een nieuwe bron van vorming en zingeving voor jongeren. Daarom heb ik, samen met mijn collegae in de stichting Springstof, eigentijdse, doelgerichte Bildungsprogramma’s ontwikkeld om jongeren handvatten te bieden voor hun eigen vorming. Deze programma’s gaan over vragen als: hoezo ambitie? Hoezo
verantwoordelijk? Hoe maak ik tijd vrij? Hoe maak ik goede keuzes? Hoe ga ik om met internet? Hoe vind ik werk dat bij me past? Dat doen we samen met partnerorganisaties zoals The School of Life, Brandstof en omroep HUMAN. Mijn moeder is uiteindelijk gestopt met het lesgeven, maar dat was natuurlijk niet het einde van het vormingsonderwijs. Vanuit een diepe intrinsieke motivatie heb ik zelf leren leven. Ik neem het stokje over, met nieuwe, eigentijdse programma’s, want brede vorming is en blijft essentieel ook voor het leren leven in de 21e eeuw.
Auteur: Bram Defesche Over de auteur: Bram Defesche is 35 lentes jong, op en top levensgenieter, ontzettend gelukkig met alles wat hij mag doen in zijn leven. Een dromer, die zijn dromen probeert waar te maken. Naam van het initiatief: TV4Kids, een online TV-station voor kinderen, gemaakt door kinderen. Locatie: Limburg
Speech te houden voor onderwijskrachten, specialisten en zakenmensen.
Voor kinderen, door kinderen Als Pabo-student had ik al snel de liefde voor het vak te pakken en ook de ambitie om ooit eens iets heel anders te doen. Ik wist nog niet wat. ‘Ooit zal er wel iets komen’, dacht ik. Het heeft wel wat jaren geduurd, dat zoeken naar iets waarmee je het verschil maakt en waardoor leerlingen intrinsiek gemotiveerd raken. Na een aantal projecten, alleen of met collega’s, kreeg ik in de gaten dat vooral bij het delen van verantwoordelijkheid kinderen heel volwassen kunnen beslissen, redeneren en handelen.Het begon met samen in gesprek gaan, met luisteren naar dromen/ambities en daarmee vervolgens daadwerkelijk aan de slag gaan. Dat motiveerde de kinderen. En die droom, die ambitie, bleek uiteindelijk TV4Kids te zijn: een eigen tv-station voor ‘mijn’ leerlingen van groep 8 met als belangrijke slogan: ‘Voor kinderen, door kinderen’. Opeens deelden ze als vanzelf hun taken anders in. Ze werden timewatchers, hun agenda’s waren opeens strak gepland. Niet alleen binnen de lesuren, maar ook in hun vrije tijd. Blijkbaar hadden we bij elkaar de juiste snaar geraakt. Wat kinderen dan (in vier jaar) kunnen neerzetten, is ongelooflijk. Het is voor deze leerlingen natuurlijk te gek dat dit zichtbaar gewaardeerd werd door onder andere een Jeugdjournaal-, een onderwijs- en een passieprijs. Het zijn hele aardige trofeeën die op de kast regelmatig worden afgestoft. Nog veel mooier zijn de verbindingen die gemaakt werden, allerlei projecten die elkaar alleen maar versterkten. Kinderen gingen opeens veel gretiger aan de slag met al hun schooluitdagingen. Als leerkracht kon ik de rol pakken van de begeleider, die monitort en eventueel bijstuurt.
Vanaf de eerste dag voelde je een bijzondere chemie: deze kinderen geloofden in hun eigen tv-station. Het natuurlijke proces van taakverdeling was fenomenaal. Geen geruzie over wie wat doet: ‘Wij bedenken het verhaal, samen passen we het aan, jullie gaan op pad, jij filmt, jij interviewt en wij zetten het filmpje in elkaar’. Zo was en is de zelfstandige taakverdeling binnen TV4Kids nog steeds. Net als bij een officieel productiehuis pakken deze leerlingen iedere gekozen opdracht professioneel aan.
Het leggen van deze verbindingen, zeg maar het
netwerkleren, bleek de grote
kracht van de kids.
Maar ja, een leuk idee en een goede aanpak zijn natuurlijk niet genoeg. We moesten op zoek naar een platform, zodat mensen onze programma’s ook konden zien. De grote onwetendheid en angst rondom sociale media werkten in het voordeel van TV4Kids. Ouders zagen dat door het tv-station de kinderen nu andere zaken met hun Hyves-, Twitter-, Facebook- en YouTube-accounts deden. Ze werden niet alleen meer gebruikt om te gamen, maar ook om waardevolle verhalen te delen. Een moderne variant op het ouderwetse werkstuk. Ouders kregen zo een uniek kijkje in de school. Ze zagen wat er zich in het schoolse leven van de kinderen allemaal afspeelde. De camera werd steeds vaker meegenomen, ieder uitstapje was wel aanleiding voor een mooie reportage. Na een tijdje merkte ik dat kinderen het niet wilden laten bij alleen maar reportages maken. Zij wilden op zoek naar een grotere uitdaging met als vertrekpunt: ‘We kunnen alles en als we iets niet snappen, dan vragen we iemand van buiten om ons dat uit te leggen’. Dankzij die instelling hebben we veel expertise de klas in gekregen: managers, directeuren, filmmakers, docenten en zelfs de makers van onze eigen app. Allemaal kwamen ze in driedelig pak of mooie jurk binnen en gingen met de kinderen in gesprek. Het leggen van deze verbindingen, zeg maar het netwerkleren, bleek de grote kracht van de kids. En ze ontdekten als vanzelf dat de kans op succes veel groter wordt als je profiteert van elkaars sterke kanten. Dat allemaal heeft mooie resultaten opgeleverd: een echte film, instructiefilmpjes voor rekenen, series en natuurlijk de mooie en unieke reportages die op hun pad kwamen. Alle 200 filmpjes zijn te vinden op hun eigen online tv-station op YouTube: Movare TV4Kids. Met het ontwikkelen van een eigen app hebben we zelfs een gesloten TV4Kids-omgeving gecreëerd. Wat de kinderen ook enorm stimuleert, is het steeds opnieuw realiseren van de door hen gekozen opdrachten. Niet alleen maar praten over wat je wilt, maar vooral het doen is zo wezenlijk. Iets tastbaars in handen krijgen, zodat je kunt ervaren wat je hebt gedaan of dat nu perfect is gegaan of niet. Een logische vraag die externen vaak stellen: lijdt het onderwijs niet onder deze leuke ‘dingen’? Mijn standaard antwoord luidt: absoluut niet! Door kinderen een goede takenlijst aan te bieden, waarop duidelijk staat wat af moet en wat af mag, hebben ze
genoeg houvast om op alle leergebieden de opbrengsten optimaal te houden. Daarom is mijn tip: durf kinderen te laten dromen, durf het aan om samen met de kinderen deze dromen waar te maken en laat ze geloven in hun eigen kunnen. De rest regelen de kinderen zelf wel!
Auteur: Kirsten Derksen Over de auteur: Kirsten Derksen is 17 jaar, leerling op de TSG in Zwolle, dansjuf in Ommen en Balkbrug, vrije vogel en houdt van dansen. Naam van het initiatief: DE les van een 6-jarige Locatie: Balkbrug
Speech te houden voor leeftijdgenoten, docenten, directie, ouders: iedereen die zich geroepen voelt.
Luister, kijk en sta open Ik ben dansjuf van peuters, kleuters en kinderen in de leeftijd van 6 tot 12 jaar. Mijn uitgangspunt van elke ‘les’ is dat we samen het plezier beleven dat we met z’n allen creëren. Dansen is daartoe een heerlijk middel. Het gaat dus niet om het aanleren van de perfecte dans om vervolgens gestresste kinderen achter te laten. In de afgelopen jaren heb ik gave dingen geleerd van de kleine pleziermakers, zoals dat plezier op één behoort te staan. De rest komt vanzelf. Doordat ik werkelijk luisterde naar de pleziermakers en keek naar hoe ze zich opstelden en reageerden op uitspraken, oefeningen en vriendjes en vriendinnetjes, besefte ik wat mij te doen stond als dansjuf. Luister, kijk en sta open voor gesprek is het begin. Wanneer je werkelijk luistert naar wat die kleine, maar slimme kinderen je proberen te vertellen en zij luisteren naar wat jij hebt te vertellen, is er verbinding. Dan hoef je ze ook niet te overschreeuwen of steeds boos op hen te zijn als ze niet meteen doen wat jij wilt. Jij verwacht van hen dat ze luisteren in de les, dan mogen zij verwachten dat jij openstaat voor hun verhalen en luistert naar wat zij hebben te vertellen. Ik weet zeker: zo kan het ook in het onderwijs! Maar dan moet er eerst wel nog het nodige gebeuren. Volgens mij zijn de meeste scholen er nog van overtuigd dat je goed onderwijs alleen in de boeken vindt. Docenten lezen voor wat ze opgedragen wordt en leerlingen moeten presteren op de manier waarop de school dat oplegt. Bizar eigenlijk. Als je als leerling én mens voelt dat het anders zou moeten en je zegt dat, dan word je bijna altijd overschreeuwd. ‘Het moet omdat het nou eenmaal zo is.’ Er ontstaat negativiteit, boosheid en teleurstelling van beide kanten. De leerling haalt niet het gewenste niveau
en de school kan dat niet waarderen. Nu spreek ik uit eigen ervaring. Zelf zit ik ook nog op de havo, maar ben eerder van school veranderd, omdat ik vond dat de docenten en directie mij niet correct en eerlijk behandelden. Ik ben dan wel leerling, maar ook een mens. En heb dus recht op een gelijkwaardige behandeling.
Ik denk dat veel docenten niet weten wat er nu
werkelijk omgaat in de leerling. Op de meeste scholen ligt de nadruk vooral op leren in de vorm van begrippen leren, woorden en zinnen uit andere talen stampen, sommen maken en uittreksels schrijven. Niks mis mee! Alleen zou ik daar zo graag aan toegevoegd zien dat er ook wordt omgekeken naar het hart van de leerling. Ik denk dat veel docenten niet weten wat er nu werkelijk omgaat in de leerling. Onderwijs is zoveel meer dan het leren van vooral feiten. Je kunt het ook zo aanbieden dat de leerling ontdekt wie hij is, wat zijn ambities en dromen zijn en wat je op basis daarvan zelf graag zou willen leren. Vooral dat laatste is zo belangrijk! Mijn advies aan iedereen die in het onderwijs werkt: leg minder op, ben minder dwingend, stel meer vragen en ga vooral in gesprek met elke leerling. Verander het dwingend opleggen in vragen stellen en in gesprek gaan. Luister, kijk en sta open, ook voor de mogelijkheden die leerlingen jou als docent aanreiken. Die leerling zal zich gewaardeerd voelen om wie hij is en voor je het weet zie, proef en voel je allemaal een verandering op school. Deze ‘les’ heb ik zelf geleerd van een 6-jarig meisje tijdens zo’n dansles. Ik was net bezig met de meisjes een choreografie te leren op ‘Watch out for this’. Meestal verzin ik de choreografie ter plekke, zo ook deze keer. Ik denk hardop na over welk pasje op deze beat het lekkerst voelt. Het meisje roept opeens: ‘Ik heb een idee!’ Meteen denk en voel ik: ‘Gaaf!! Hoe leuk is dat: samen een dans bedenken’. Het meisje doet haar pasje voor en de rest van de meiden danst haar na. Daarna hebben we dat uur met z’n allen een heerlijke dans in elkaar gezet. Na deze dag komen er steeds meer ideeën van de meisjes zelf. Ze voelen zich vrij om te spreken over hun fantasie en ideeën, en zijn zichtbaar trots wanneer ze hun zelf bedachte danspasjes uitleggen aan de rest van de groep. Doordat we verbonden zijn met z’n allen, naar elkaar luisteren en met elkaar spreken op gelijk niveau, durven de kids óók naar voren te stappen en ligt het initiatief niet alleen bij mij, de ‘docent’. Wanneer je als docent iets hebt voorbereid, is het soms lastig om daar van af te wijken en iets anders van iemand aan te nemen. Ik weet er alles van. Voordat ik dit inzicht kreeg, bood ik elke dag de choreografie aan zoals ik die in mijn hoofd had. Kwam er zichtbare tegenstand of ontstond er een probleem, dan sloeg mijn enthousiasme meteen
om in een chagrijnige bui en liet ik mijn eigen, mooie basisidee zo van m’n pad waaien. En dat is zó zonde, weet ik nu. Ik besef: door een enthousiaste ingeving van een vrolijk danseresje heb ik van mijn oorspronkelijke idee een nog vrolijkere, energievolle dansles weten te maken. Geweldig toch?! Laat leerlingen dus zelf ontdekken en proberen, er komen geweldige dingen uit. Bij kleuters net zo goed als bij de leerlingen van de middelbare school ...
Auteur: Anke van Donkersgoed Over de auteur: Anke van Donkersgoed (27) is mede-oprichter van Stichting Breekjaar. Zij traint, coacht, onderneemt en inspireert (voornamelijk jongeren) op het gebied van persoonlijke vraagstukken, zelfvertrouwen en een open, ondernemende houding. Naam van het initiatief: Stichting Breekjaar Locatie: Amsterdam
Speech te houden voor alle mensen die willen, maar denken niet te kunnen.
Jij kan het ook De afgelopen twee jaar hebben mij laten zien dat alles kan. Ons luchtkasteel werd realiteit. De droom om Breekjaar te realiseren voor alle jongeren die eerst zichzelf willen ontwikkelen en de wereld willen ontdekken na de middelbare school, realiseerden we binnen negen maanden. Binnen het eerste jaar inspireerden we dagelijks 110 Breekers en zo’n 800 directe fans. Volledig self-sustainable, zonder subsidie. Hoe? Het was niet gemakkelijk. Wel simpel. Jij kan het ook. Dit is ons verhaal. 1. Maak van je droom een (ambitieus) doel We hebben onszelf een fiks doel gesteld: ‘Breekjaar wordt een jaar voor alle jongeren in Nederland die na de middelbare school niet weten wat zij willen. Waar je ontdekt wie je bent, wat je goed kunt, en wat je wilt. In september 2013 gaat de eerste locatie met 27 Breekers van start, in 2018 draaien er 8 locaties in Nederland.’ Hoe scherper en concreter je doel, hoe gemakkelijker het is om deze uit te voeren. Geef jezelf niet te veel tijd, wees ambitieus, want druk op tijd en krapte in middelen zetten je aan tot creativiteit, denken in mogelijkheden, lef en daadkracht. 2. Bouw samen met andere helden We moeten dit niet alleen proberen te doen. We moeten dit met alle slimme, enthousiaste mensen doen die hier achter staan, was onze overtuiging. We vroegen iedereen via Twitter en Facebook om mee te brainstormen op dinsdagavond 11 december 2012. Een paar broodjes en wat kannen limonade stonden klaar, we rekenden op zo’n 30 mensen ... en toen stonden er zowaar 80 mensen op de stoep! Iedereen kon
zich een stukje eigenaar voelen door mee te liften, mee te genieten en mee te bouwen met de energieke vibe. Vervolgens konden wij ze slim inzetten om ons doel waar te maken. 3. Ga als een banaan! In negen maanden van idee naar realisatie. Dat is Cool. Bizar. Onmogelijk? We zijn heel praktisch gaan terugrekenen. Oké, in september staat er dus een gebouw met coaches en deelnemers. Wat hebben we daarvoor allemaal nodig en hoe gaan we dat fixen? We hebben het gewoon gedaan. Stapje voor stapje. En doordat we progressie maakten en dit online deelden, kwamen er meer en meer mensen. Er ontstond een team van vrijwilligers. We richtten de stichting op. We bouwden aan de website en schoten tien vuurpijlen af. We zijn gaan crowdfunden. Eerst dacht ik: ‘Shit, nou moeten we langs met de pet’. Maar dat was helemaal niet zo. Mensen wilden juist heel graag mede-eigenaar zijn. Uiteindelijk hebben we in 6 weken 110 investeerders verzameld die samen 15.000 euro bij elkaar brachten. Stapje voor stapje ontvouwde de weg zich. Er waren vele momenten waarop ik wilde opgeven, maar we bleven doorgaan. Telkens varend op ‘we weten niet hoe we het allemaal gaan doen, maar deze weg voelt goed, dit klopt’.
Maak
rete-veel plezier.
4. Maak rete-veel plezier Vele haperingen, meevallers, bibberende knietjes, een doorstart, dikke kicks, nachtelijke discussies, tonnen pret, zware tegenvallers en vele nieuwe vrienden later, stonden we dan aan de start. Het was september 2013, en Breekjaar bestond! Met 27 geweldige pioniers, een hoop glimlachende ouders, een paar kanjers van coaches, tientallen crowdfunders en honderden bouwers en fans. En het was een geweldige weg om er te komen. Ambitie + pret = retteketet ... Resultaat als een raket! Dit alleen bewees voor mij dat wij samen alles kunnen. 5. Wees dankbaar voor alle ups en downs die je tegenkomt We hebben heel veel betekend voor de jongeren die zich door Breekjaar hebben ontwikkeld. We zijn dankbaar voor dit succes. En daarnaast gaat er ook van alles mis. We zijn veel minder gestructureerd dan we zouden willen. We hebben miscommunicaties, we maken veel overuren, vergissen ons in gezette doelen, verliezen onszelf soms in taken ... en we zijn dankbaar. Want juist de dingen die misgaan, zijn leerzaam. En weet je, als ik het kan, dan kan iedereen het. Serieus. Ik was het meisje dat zei: ‘Maar dat kan toch niet?’ Nu zeg ik: ‘Iedereen kan dit!’ Mijn dank gaat uit naar alle helden die zich hierin herkennen. En zij die misschien nog niet geloven, maar wel proberen. Dit is
een van de dingen die we jonge mensen binnen Breekjaar leren. Met oprechte aandacht voor ieders persoonlijke proces, omdat dan ieder uniek mens kan shinen en bijdragen aan een wereld vol mogelijkheden. En soms als ik ‘s avonds in bed lig en ik nog na-gloei van een vlammende motor, bedenk ik me: enjoy the ride! Dit is pas het begin! Samen realiseren we onze dromen stap voor stap. Jij kan het ook. Doe je mee?
Auteur: Frans Droog Over de auteur: Frans Droog is bestuurslid van The Crowd en organisator van edcampNL. Hij werkt als docent Mens & Natuur en biologie bij het Wolfert Lyceum. Frans blogt op ‘Droog’s leren delen’. Naam van het initiatief: Genius Hour Locatie: Bergschenhoek
Speech te houden voor iedereen die met leerlingen werkt.
Genius Hour: tijd voor passie! Elke leerling heeft een passie. Een droom onder het oppervlak. Een docent kan de vonk zijn die de passie doet ontbranden. De deur tussen droom en daad. Ik probeer mijn onderwijs elke dag een klein beetje beter te maken. Mijn leerlingen probeer ik zoveel mogelijk voor te bereiden op een toekomst, waarvan ook ik niet weet hoe die er uit gaat zien. Ik denk dat het belangrijk is dat leerlingen ervaren dat leren leuk kan zijn en dat het geleerde een beloning kan vormen. Dat school meer is dan saai. Iedereen vraagt om meer tijd en ruimte. Schoolleiders van besturen. Docenten van schoolleiders. Leerlingen van docenten. Iedereen wil het krijgen. Maar wie durft het te geven? Ik wil het graag krijgen. Dus moet ik het durven geven. Vandaar Genius Hour, op mijn school: tijd die door leerlingen volledig zelf mag worden ingevuld. Genius Hour gaat uit van het principe dat elke leerling unieke kwaliteiten bezit én biedt om een keuze te maken voor wat en hoe te leren. Het geeft leerlingen de kans zelf te ontdekken, zelf te ervaren, zelf stappen te zetten. Het creëert ruimte tot variatie in leerproces, uitvoering en presentatie. Het daagt leerlingen uit en leert ze om te gaan met vrijheid. Genius Hour biedt de mogelijkheid passie leidend te laten zijn voor leren. Dit zorgt voor betekenisvolle activiteiten en dus leren. De oorsprong. Bij Google mogen werknemers 20% van hun tijd besteden aan zelf gekozen projecten. In het boek ‘Drive’ beschrijft Daniel Pink - als algemene kenmerken voor motivatie van mensen om iets te doen - de begrippen autonomie, meesterschap en zingeving. Drijvende krachten achter Genius Hour in het onderwijs zijn Angela Maiers en Amy Sandwold met hun boek ‘The Passion-driven Classroom’.
Genius Hour biedt de mogelijkheid
passie leidend te
laten zijn voor leren.
Ik heb de leerlingen verteld: ‘You are a genius, and you get an Hour!’ Verbazing alom. Toelichting dus: ‘Van de vier uur in de week mogen jullie er vanaf nu één zelf invullen’. ‘Hoe dan?’ ‘Hoe je wilt!’ ‘Echt?’ ‘Ja, echt! Als het maar iets met het vak te maken heeft en jij er iets van leert.’ ‘Moeten we in groepjes?’ ‘Dat mag je zelf weten.’ ‘Moeten we een verslag schrijven?’ ‘Dat mag je zelf weten.’ ‘Moeten we iets presenteren?’ ‘Ja, maar hoe mag je zelf weten.’ Voor de meesten duurde het even om op gang te komen. Om vrijheid te accepteren. Sommigen hadden het zo rond. ‘Meneer, mogen wij muziekinstrumenten maken?’ ‘Ja, dat mag.’ ‘Dan kunnen we ontdekken hoe geluid ontstaat en wat het is. Want we hebben die formules wel gehad, maar echt snappen doen we het niet.’ ‘Meneer, mogen wij onderzoeken hoe een voetbal in de lucht de bocht om kan gaan?’ ‘Ja, dat mag.’ ‘Meneer, mogen wij ...’ ‘Ja, dat mag.’ Bij anderen duurde het wat langer, en alleen al daarvan leerden ze zoveel. Kiezen bleek nog niet zo makkelijk. Anderen wisselden tot drie keer toe van onderwerp en ook daarvan leerden ze veel. ‘Meneer, u zei dat het mocht, maar het mag helemaal niet!’ ‘Wat niet?’ ‘Een aardappelkanon bouwen. We hebben het opgezocht en het is volgens de wet verboden. Je kunt een boete van 17.500 euro krijgen!’ ‘Ok, dan weten we dat ook weer.’ Er gebeurde van alles in de weken die volgden. Soms leek het niks, soms zinderde het. Soms leek het een chaos, af en toe was dat ook zo. Lucy is een rustig meisje met een interesse in techniek. Lucy zit in klas 2 en zij ging ‘iets
doen met robots’, misschien er een zelf bouwen. Regelmatig vroeg ik Lucy naar haar vorderingen, want ik zag haar niet zoveel doen, het waren vooral plannen waarover ik hoorde. ‘Ik doe ook heel veel dingen thuis voor Genius Hour, meneer.’ ‘Ok.’ Lastig voor mij als docent, maar ik moest vertrouwen. Gisteren was de presentatie van Lucy. Ik schrok. Zij was naar de universiteit van Delft geweest om een interview te houden met een roboticus! Zij had hiervan een video gemaakt, inclusief een demonstratie van een lerende robot. Zij legde haarfijn en perfect gestructureerd uit wat een robot is en hoe hij werkt. Ook had ze een robot bij zich, zelf gebouwd. Lucy demonstreerde live (!) hoe je deze kon programmeren! Kalm en overzichtelijk vertelde ze haar verhaal. Toen zij de video van de roboticus afspeelde, keek ik niet alleen naar de video, maar vooral naar Lucy. Haar gezicht glom! Zij straalde! Zij was trots! Ik zag passie in beeld. Ik genoot met haar mee. Het cadeau ‘vertrouwen’ werd meer dan beloond. Leerlingen zitten vol met passie, vol met vragen. Ik hoef eigenlijk helemaal niets te doen. Alleen wat tijd en ruimte geven. Een kleine moeite. Een groot gewin. De echte onderwijshelden zijn de leerlingen. Stuk voor stuk.
Auteur: Berni Drop Over de auteur: Berni Drop is directeur van het Montessori College Arnhem. Daarvoor was ze adviseur bij onderwijs- en organisatieadviesbureau Interstudie NDO. Ze gaf mede vorm aan leefwerkschool Eigenwijs, een schoolexperiment voor slimme school-uitvallers. Naam van het initiatief: Montessori College Arnhem Locatie: Arnhem
Speech te houden voor overheid, onderwijs, gemeente, ouders en leerlingen.
Ode aan de leerling Helden en heldinnen, Kijk jullie nu eens zitten: bomvol energie, bomvol creativiteit, bijna exploderend van talent en bovenal ook nog aardig. De helden en heldinnen van het Montessori College Arnhem durven iets toe te voegen aan de wereld, willen iets toevoegen aan de wereld. Ze weten dat alleen voor jezelf gaan, uiteindelijk kaal en arm is en dat geloven in jezelf het best gevoeld wordt door het vertrouwen dat de ander aan je geeft. Ga, leef en wees aardig! Daar staan jullie dan aan het begin van een nieuw tijdperk, een ander tijdperk afsluitend. Net zoals een paar jaar geleden toen je hier binnenkwam. Toch voel je je vast anders dan toen je hier als brugpieper dit monumentale pand betrad; door schade en schande ben je op ontdekkingstocht gegaan in wie jezelf bent en wilt zijn. Heb je geleerd en geleefd, gelachen en vast ook gehuild. Te worden wie je bent, is een proces van levenslang leren, maar in de periode van het voortgezet onderwijs gaat het vaak wel erg heftig. Jullie dapperheid om al die groeistuipen te incasseren, te omarmen en naar behoren uit te vieren, of zoals jullie ouders en docenten vaak zullen denken: uit te kuren, is indrukwekkend en imponerend. Niets zo moedig als een puber die aan het leren is het uit te houden met zichzelf en zijn naasten. Je leerde de held te zijn die je altijd al was. Ga en blijf moedig! Jullie kwamen, jullie zagen en jullie overwonnen … in de afgelopen jaren durfde je gaandeweg steeds meer te vertrouwen op wie je bent. Misschien durfde je steeds beter
een compliment te ontvangen. Misschien leerde je steeds beter feedback als een cadeautje te zien, omdat het je kennis over jezelf opleverde. Je leerde fouten te maken en te incasseren, je leerde dat je meer dan de moeite waard bent. Ga en vertrouw op wie je bent! De wereld heeft jullie nodig, jullie zijn open, creatief, flexibel. Jullie leerden dat klagen zonder een oplossing te bedenken alleen tot chagrijn leidt. Jullie kunnen de oplossingen bedenken voor de problemen van vandaag. En in jullie verdere ontwikkeling leer je de oplossingen te bedenken voor de problemen van morgen. Omdat je in kansen denkt en mogelijkheden ziet. Word nooit zo hulpeloos als de geiten van het beruchte geitenpaadje: altijd dezelfde route kiezend, met de gewoonte en de kudde mee. Laat het nooit zover komen dat je tot de ontdekking komt dat je ergens vergeten bent dat je zelf het leven de baas bent. Ook als het even afwijkt van de routine die je kent. Einstein zei ooit: A brengt je naar B, Verbeelding brengt je overal. Ga en blijf open en creatief van geest! Helden en heldinnen, Tot slot: Nelson Mandela sprak zijn mensen ooit toe met ‘Durf te stralen, je dient de wereld niet door jezelf klein te houden’. Ga en straal! De ode hierboven drukt de waarden uit waarmee ons onderwijs doordesemd is. Ze is voorgedragen tijdens de diploma-uitreiking aan de leerlingen van het Montessori College Arnhem. Op deze school maken we samen met de leerlingen het verschil. Niet omdat we nu zo’n revolutionaire didactiek hebben of voorlopers zijn in gepersonaliseerd leren of 21st century skills. Wel omdat we proberen ‘te werken vanuit de kracht van onze menselijkheid, inclusief haar kwetsbaarheid’ (Brene Brown) Omdat onze leef- en leergemeenschap die we school noemen, zo moedig is dat compassie en verbondenheid met de schoonheid van het imperfecte leven zelf voorgeleefd kan worden. Omdat we duurzame en oprechte relaties aangaan met onze leerlingen en hun ouders. Omdat we hoge verwachtingen durven te koesteren, geloven en genieten van elke leerling die op onze school zit. School komt van het Griekse
‘scole’ wat
vrije ruimte betekent.
School komt van het Griekse ‘scole’ wat vrije ruimte betekent. We willen een plek zijn waar leerlingen vrij leren denken, een vrijplaats om na te denken en te leren. Waar docenten en leerlingen durven te leven en te leren van en met elkaar. Daar kan elke school vandaag mee beginnen en daarvoor hoeft er niets binnen wet- en regelgeving te
veranderen (alhoewel dat wel fijn zou zijn). Dat levert authentieke en mooie jonge mensen op die ook nog een diploma hebben. Dat levert docenten op die werken vanuit passie en motivatie om HUN leerlingen verder te brengen. Als we genieten en geloven in de kracht van onze leerlingen is school en onderwijs de plek waar het een eer is om aan verbonden te zijn.
Auteur: Sjef Drummen Over de auteur: Sjef Drummen, winnaar van de onderwijsinnovatieprijs 2021 (Verversfoundation/SLO, juni 2014), is directielid van Niekée/Agora Roermond en onderwijskunstenaar. Naam van het initiatief: Agora, het nieuwe onderwijsmodel Locatie: Roermond
Speech te houden voor iedereen die durft te geloven dat een totale transformatie ook in het onderwijs mogelijk is.
Agora, het einde van de klassieke school? We zijn ervan overtuigd dat het onderwijs anders moet. Maar kan het ook anders? Ja, dat kan. Tenminste als je de moed hebt om het gewoon te doen. Wij hadden die moed. Ooit zijn we begonnen op Niekée in Roermond. In 2007 schrapten we 40% van de traditionele lessen. In juni 2014 hadden we 126 eindexamenkandidaten met een slagingspercentage van 100%! Maar toch vonden we Niekée, voor velen al een onderwijsrevolutie, niet ver genoeg gaan. Daarom hebben we de stap genomen naar de totale transformatie, een nieuw onderwijsmodel: Agora. Volgens het Agora-manifest geloven wij: 1. dat leren het beste in vrijheid plaatsvindt; 2. dat je moet vertrouwen op de nieuwsgierigheid en natuurlijke leerdrang van kinderen; 3. dat kinderen inspireren belangrijker is dan kennis aanbieden; 4. dat de docent leerlingen moet begeleiden door ze de vaardigheden aan te leren die nodig zijn voor een leven lang leren; 5. dat ouders een essentiële rol spelen in de ontwikkeling van kinderen, ook op het gebied van onderwijs; 6. dat je partners uit de samenleving nodig hebt om als expert in te zetten in het onderwijs; 7. dat kinderen meertalig benaderd moeten worden op een communicatieve manier; 8. dat het ultieme doel van ons onderwijs moet zijn dat onze leerlingen weder roekeloos noch bevreesd de onzekerheden van de toekomst kunnen omarmen. Op 1 augustus 2014 zijn daarom 34 leerlingen gestart in een leeromgeving die de 21e
eeuw uitstraalt. Agora is voor hen gesitueerd op datzelfde Niekée. Dit alles onder de vleugels en in opdracht van Stichting Onderwijs Midden-Limburg (SOML), die 1000 docenten in dienst heeft. De echte
onderwijsrevolutie begint in Roermond met Agora, een nieuw
onderwijsmodel.
Overal wordt gevraagd om out of the box te denken en te handelen. Out of the box in het onderwijs betekent letterlijk ‘buiten het systeem’. Alle onderwijskundige vernieuwingsinspanningen zijn tot nu toe niet in staat geweest om een bestel te ontwerpen dat niet steeds terugvalt in de valkuilen van het bestaande onderwijssysteem. Er is ook een algemene gedachte dat dat niet kan of niet mag. Agora heeft de pretentie om een echt alternatief te zijn voor het klassieke onderwijs. Daarvoor hebben we eerst onze conditionering los moeten laten over het denken over leren. Bestaat er waardevol onderwijs zonder: - de leidraad van methodes uit boeken - instruerende leraren - klaslokalen - klassen - voorselectie op cognitieniveau - voorselectie op leeftijd - doorgeslagen toetscultuur - schoolvakken - lesrooster - vooraf vastgestelde content? Ja! Dat is nu precies Agora. Zonder al het bovenstaande, maar met: - communicatie in zoveel mogelijk talen (multilinguistisch) - diplomagarantie op instroomniveau - heterogeen van vmbo tot en met gymnasium - een volledig gepersonaliseerde leerroute voor elk kind - ouders, actief als onderdeel van Agora - een holistische benadering van kinderen - de best denkbare digitale devices - een agile-benadering van leren - a world connection - een analytisch werkmodel voor leerlingen - één duidelijk curriculum, namelijk de totale wereld (universum) - de 5 werelden (kijkrichtingen) van Agora
- een uitzonderlijke tool waarmee we alle leergedragingen en leervorderingen van kinderen altijd en overal in beeld kunnen brengen - een wetenschappelijke ondersteuning van de Open Universiteit (Welteninstituut). Daarbij houden we ons aan onze kernvisie dat we alleen nog zaken doen die goed zijn voor leerlingen. Voor ons is dat VIB-leren: - V van vrijheid en vertrouwen in elk kind - I van inspireren en input geven aan elk kind - B van begeleiden: blijvende coaching van de lerende! Voor wie het gedachtegoed van Agora wil adopteren of op een andere plek starten: schroom niet contact met ons op te nemen (www.agoraroermond.nl).
Auteur: Frum van Egmond Over de auteur: Frum van Egmond heeft basisschool De Noordwijkse School opgezet met een eigen onderwijsfilosofie: De Noordwijkse Methode. Ze begeleidt vanuit haar stiching onderwijsinnovaties op PO en VO, en zij is inhoudelijk directeur PO bij Winford. Naam van het initiatief: Van Kennis naar Creatie Locatie: Toespraak van Willem Alexander op Prinsjesdag
Speech te houden voor alle burgers van Nederland, Europa en onze wereld.
Een 10 voor Topo Op de basisschool had ik altijd een 9 of 10 voor topografie. Een dag voor de toets leerde ik de plaatsen uit mijn hoofd en op de toetsdag vulde ik braaf de juiste naam in bij het juiste stipje. Maar nog steeds heb ik er moeite mee om te weten waar plaatsen liggen. Waarom onthouden veel kinderen, net zoals ik, zo weinig van topografie? Een waarschijnlijk antwoord op deze vraag is dat de stipjes op de blinde kaart nauwelijks betekenis hebben voor de kinderen. Ze leren het uit hun hoofd als losse feitjes. Dit is net genoeg om te onthouden voor een proefwerk, maar er worden nauwelijks verbanden naar het langetermijngeheugen gelegd. Deze feiten beklijven niet. Inmiddels weten we dat hersenen eigenlijk helemaal niet geïnteresseerd zijn in feiten verzamelen. Hersenen werken veel beter als er een doel is waarom ze iets gaan leren. Wat kun je daarmee in de klas? Er is een simpel antwoord beschikbaar: mensen leren vaak waar een plaats ligt als ze er naar toe moeten reizen. Plotseling onthoud je dan wel dat Haarlem tussen Amsterdam en Leiden in zit. Bij een bezoekje aan je vriendin weet je weer dat Lochem in de Achterhoek ligt. Geef de kinderen daarom geen blinde kaart, maar laat hen een reis uitstippelen, gekoppeld aan bijvoorbeeld culturele of geografische elementen. ‘Stippel een reis uit voor een toerist die alle Nederlandse waterwerken wil bezoeken.’ Of: ‘Wat zijn jouw favoriete hoofdsteden van Europa en waarom?’ Door op deze manier les te geven, stel je eigenlijk hogere doelen en ambities met de kinderen. Je zult merken dat de kinderen veel meer betrokken zijn. Leren is plotseling iets dat vanzelf gaat, omdat het met hun belevingswereld te maken heeft.
Hersenen zijn helemaal niet geïnteresseerd in
het verzamelen van feiten.
Mijn topografielessen op school en andere ervaringen hebben er aan bijgedragen dat ik als klein meisje al wist dat ik ooit een keer een heel goede school zou oprichten. Acht jaar geleden is dit gelukt, en heb ik De Noordwijkse School opgericht, samen met een fantastische groep mensen. Naast het organisatorische deel van het opzetten van een nieuwe school moest ik bedenken hoe het onderwijs op mijn school eruit zou gaan zien. Dit was het begin van een enorme, opwindende en spannende reis, waarbij ik alle aspecten van leren zelf tegenkwam. Ik ging op zoek naar inspiratie en las alles wat los en vast zat over leren. Daarnaast bezocht ik scholen, ging naar congressen en vroeg mensen met verschillende talenten en expertises om mij te helpen met het vormgeven van mijn ideeën. Al deze puzzelstukjes koppelde ik aan mijn doel om een school vorm te geven. Deze puzzel bevatte oude wijsheden, nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen, idealen, praktische grenzen, mondiale ontwikkelingen en vooral de droom om de meest ideale school op te zetten. Steeds duidelijker werd dat de school anders zou worden dan andere scholen. Dus ik gaf mijn onderwijsfilosofie een naam: De Noordwijkse Methode. Het hart van deze methode is kinderen te laten schitteren met hun eigen talenten, zodat ze van daaruit een positieve bijdrage kunnen leveren aan de wereld om hen heen. Ik wilde kinderen een basis bieden waarmee ze na de basisschool met zoveel mogelijk aspecten van zichzelf en de wereld om zich heen hadden kennis gemaakt, dat ze alles konden gaan leren wat aansloot bij hun keuzes en vermogen. De Noordwijkse Methode heeft veel aspecten waarover ik erg gepassioneerd ben: ondernemerschap, creativiteit, hersenontwikkeling, talenten, samenwerken met de buitenwereld om je heen, ateliers en meer. Maar gaandeweg ontdekte ik dat leren eigenlijk is samen te vatten in het onderstaande model, dat ik het Fundamenteel Leer Model heb genoemd: Inspiratie > Denkstrategieën + Persoonlijke reflectie > Toepassing. Leren begint bij inspiratie: Je komt iets nieuws tegen waar je nieuwsgierig naar wordt. Vroeger vooral op school, maar tegenwoordig vinden kinderen overal nieuwe informatie. Het is daarom extra belangrijk dat ze kritische denkers worden, die op school denkstrategieën aanleren om informatie te kunnen beoordelen naar waarde. Klopt de informatie wel? Wie is de bron? Is het een feit of een mening? Welke verbanden kan ik leggen met andere kennis. Hoe ziet iemand anders, met een ander perspectief, deze informatie? Hoe zou het anders kunnen zijn? En, is het belangrijk? Vervolgens kunnen kinderen de stap maken om het aan zichzelf te relateren. Wat vind ik
hiervan? Wat wil ik hiermee? En dan kom je bij de laatste stap: hoe kan ik dit toepassen? Hiervoor heb je vaardigheden nodig. Welke vaardigheden? Waar vind ik hulp? Hoe kom ik van mijn idee tot een plan en naar een uitvoering? Hoe communiceer ik hierover? Hoe het Fundamenteel Leer Model werkt, kan worden geïllustreerd door de aanpak van de 19-jarige Boyan Slat. Geraakt door het grote probleem van de plastic soep in onze oceanen begon hij na te denken. Klopt het? Waar heeft het nog meer mee te maken? Welke partijen zijn erbij betrokken en hoe zien zij het probleem? Hoe zou het anders kunnen? Vervolgens heeft hij besloten iets uit te vinden om dit probleem op te lossen. Daarna verwerkte hij zijn idee tot een plan en voerde dit uit. Boyan ging op zoek naar nieuwe vaardigheden, naar hulp en hij communiceerde dit met de wereld. En het lijkt te gaan lukken! Laten we al onze kinderen het gereedschap geven om, net als Boyan, creatieve ontwerpers te worden van hun toekomst en die van onze wereld!
Auteur: Corline van Es Over de auteur: Corline van Es is social innovator. Ze werkt aan maatschappelijke verandertrajecten als moderator en projectmanager, en is initiatiefnemer van de Buurtschool. Naam van het initiatief: Buurtschool Locatie: Amsterdam
Speech te houden voor mijn buurtgenoten in Amsterdam-Noord.
Het meisje voor de boekenkast Toen ik een klein meisje was, verzamelde ik graag zoveel mogelijk boeken om me heen. We hadden dankzij de bewaardrift van mijn vader grote boekenkasten met erfenissen uit de bibliotheken van overleden familieleden. Medische boeken, boeken over religie, bergen romans, muziektheorie, maar ook een grote collectie Penguins en Havank, detectiveromans. Vaak ging ik op de grond zitten voor de kast en dan pakte ik er boeken uit die me aanspraken. Dat gebeurde meestal op basis van intrigerende titels, maar ook van cruciale zaken als de kleur van een kaft. De boeken werden vrijwel nooit van voor tot achter gelezen, maar meestal opengeslagen op een willekeurige passage en die nam ik dan aandachtig door. Als ik iets niet begreep, vond ik dat extra spannend. Ik hield een woordenboek ernaast en dan zocht ik zo ongeveer wat het kon betekenen. De mooiste zinnen schreef ik over in mijn dagboek. Daar kon ik dan ontzettend door ontroerd raken, door die wijsheid, en door wat ik vond dat het betekende. Heerlijk vond ik dat. Die boeken gaven me het gevoel dat er een wereld aan kennis aan mijn voeten lag. Ik kon alles worden en alles bereiken met die boeken om me heen (op het sportveld voelde dit overigens omgekeerd, daar voelde ik me uiterst onmachtig). Als ik iets in mezelf wil behouden, is het dat kleine meisje voor de boekenkast. Dat meisje staat voor mij voor het belang van de kracht van nieuwsgierigheid. De boekenkast voor de oneindige beschikbaarheid van kennis, die nu in de vorm van het internet echt voor bijna iedereen beschikbaar is.
Die nieuwsgierigheid heb ik nog steeds. Mijn gebrek aan geduld heeft me ondertussen geleerd dat ik soms liever mensen dan boeken ‘lees’. Ik omring me nog steeds graag met boeken, maar doen, ervaren of leren door verhalen en in gesprekken, dat werkt voor mij gewoon beter. En nog steeds geloof ik, mede dankzij die nieuwsgierigheid, dat de wereld aan mijn voeten ligt. Maar dat geldt niet voor iedereen. De sociale ongelijkheid in Nederland is benoemd als schrikbarend groot. We leven in een tijd waarin het verschil tussen hebben en niethebben steeds scherper wordt. Te verwachten is dat de kloof tussen hen die kansen zien en kansen niet zien, ook toeneemt. En daar wil ik iets aan doen. Als kansen zien te maken heeft met het gevoel dat die boekenkast ook tot jouw beschikking staat, dan is dat mijn nieuwe missie.
We leven in een tijd waarin
het verschil tussen hebben en niet-hebben steeds
scherper wordt.
Daarom werk ik momenteel aan de Buurtschool. Een netwerk van bewoners uit alle lagen van de bevolking die elkaar zogezegd voorlezen uit hun eigen boekenkast. Die elkaar leren wat zij weten en kennen, leren door doen, leren door samen oefenen. Die samen hun potentieel vergroten. Het is simpel en het werkt: studenten aan een ROC leren ouderen hoe ze moeten skypen, waardoor ze kunnen praten met familieleden op afstand. Een Turks-Nederlandse buurvrouw geeft een spoedcursus Turks aan de familie verderop, die van de zomer naar Bodrum vertrekt. Schoolkinderen zijn een ‘Oorlog in mijn Buurt’-gids en leren bewoners over de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog in hun buurt. De buurman die op een fietserswerkplaats werkt, leert kinderen in de buurt banden plakken. Gedroomde resultaten, maar lang niet zo gekke: jongeren die weten hoe ze moeten lesgeven worden zelfverzekerder, ouderen die les krijgen zelfredzamer. Een moedertaal die eerder een obstakel vormde, is nu een gewaardeerde skill. De buurtkinderen die eerder pestten, komen nu helpen met banden plakken. Binnenkort gaan we van start in Amsterdam-Noord. Mijn droom? Overal kleine boekenkastjes waar kleine en volwassen meisjes en jongetjes voor zitten, die elkaar lesgeven.
Auteur: Guus Geisen Over de auteur: Guus Geisen werkte als leerkracht en directeur in het SBO. Als ZZP’er begeleidt hij scholen in hun innovatie gericht op duurzaam en betekenisvol onderwijs. Zie: www.irisz.me en www.duurzaamleren.org. Naam van het initiatief: Leren van de toekomst in de school voor de toekomst. Locatie: Geleen
Speech te houden voor alle betrokkenen die de stem van kinderen vorm willen geven.
Echte helden Als je niet bang bent en het gevaar niet ontziet, als je fysieke kracht of kennis en vaardigheden ontwikkelt, als je uitmunt in daden die men niet verwacht, kun je het middelpunt van een verhaal worden waarin je de held bent. Het volgende verhaal vertelt over kinderen van groep 8 van OBS de Duizendpoot te Geleen. Ze waren niet bang voor iets dat ze nog niet begrepen. Ze ontwikkelden kennis en vaardigheden waarmee ze een complex probleem konden oplossen en leverden daarmee een grootse daad. Deze kinderen zijn mijn helden. De kinderen waren via SOL Nederland* in aanraking gekomen met een bedrijf in Parijs en de Chief Executive Officer (CEO) van het bedrijf had behoefte aan een ander perspectief om zijn probleem op te lossen. Het bedrijf had klanten in meer dan 40 landen. Het was succesvol en de opdrachten bleven binnenkomen. Maar omdat ontwikkelingen in de markt snel gingen, vroegen ze ook om nieuwe producten. Het ging goed, maar na verloop van tijd kwamen er meer vragen dan het bedrijf aankon. Het bedrijf raakte aan de grenzen van de groei en het eigen succes. Om te kunnen blijven ontwikkelen was volgens de CEO fundamentele innovatie nodig en hij diende een voorstel in bij de aandeelhouders. Tot zijn grote verbazing keurden de aandeelhouders het voorstel af. Ze wilden de investering beperken en de ontwikkeling binnen de bestaande grenzen realiseren. Dit was volgens de CEO onmogelijk, omdat het bedrijf al jaren heel creatief was geweest om problemen op te lossen. Dit was het complexe vraagstuk van de CEO.
De kinderen uit die Geleense groep 8 hebben in de voorgaande jaren leren werken met verschillende tools, concepten en kaders waarmee ze complexe problemen kunnen verkennen, onderzoeken en verinnerlijken. Ze vonden het complexe vraagstuk van het Parijse bedrijf wel een uitdaging. Vervolgens hebben ze via ‘begrijpend lezen’ het verhaal van het bedrijf verder bestudeerd. Het bleek een moeilijk verhaal te zijn. Via de website van het bedrijf en aanvullende filmpjes is een steeds duidelijker beeld ontstaan van de aard van het bedrijf en het dilemma. Door de info vanuit verschillende perspectieven te benaderen zijn ze een verbinding aangegaan met de informatie en zo ontstond begrip en inzicht. Met behulp van verschillende tools zoals meervoudige intelligentie, de denkgewoonten, de ijsberg van systeemdenken en de ‘Five Minds for the Future’ hebben de kinderen het dilemma verwerkt en een advies geformuleerd.
Kinderen zijn de
helden van de toekomst.
Enkele voorbeelden van de gebruikte tools. Een Gedragspatroongrafiek over het voortbestaan op lange termijn (2010 tot 2022) en de mate van investering In deze grafiek hebben de kinderen twee lijnen gevisualiseerd. De positieve lijn laat zien hoe de ontwikkeling kan gaan als veranderingen plaatsvinden. De ontwikkeling neemt eerst af en daarna neemt deze weer toe. De negatieve lijn laat zien wat er kan gebeuren als er ‘niks verandert’. Als aanvullend perspectief bij de negatieve lijn hebben ze een variabele aangegeven: ‘Omdat er nieuwe dingen komen die ze niet hebben’. Hiermee doelen ze op het uitbesteden van vragen van klanten die vernieuwend zijn, maar die ze moeten uitbesteden aan andere organisaties vanwege de eigen grenzen van het systeem. Hierdoor neemt de lijn steeds verder af. Een Relatiecirkel over variabelen uit het verhaal van het bedrijf In deze relatiecirkel verbinden de kinderen de verschillende variabelen vanuit oorzaakgevolg. Hoe hoger de kwaliteit van het werk, hoe meer tevredenheid van de klanten. Hoe meer noodzaak om te investeren in vernieuwingen, hoe minder uitbesteed moet worden. Hoe meer opdrachten uitbesteed worden, hoe meer het voortbestaan op korte termijn wordt gerealiseerd. Maar daardoor wordt het voortbestaan op de lange termijn minder. De conclusie volgens de kinderen: ‘Noodzaak om te veranderen = er’. Het advies is namens de kinderen gepresenteerd aan de leden van SOL Frankrijk. De deelnemers waren diep onder de indruk van het feit dat de kinderen in drie middagen zo’n kernachtig begrip van het bedrijf konden ontwikkelen. De CEO was zeer enthousiast over het advies van de kinderen en gaf aan met behulp van de materialen van de kinderen het gesprek met de medewerkers en de aandeelhouders opnieuw aan te willen gaan. De kinderen voelden zich vereerd met deze ontwikkelingen en wilden graag tegemoet komen aan het verzoek van de CEO om in contact te blijven.
* SOL Nederland en SOL Frankrijk zijn verbonden aan SOL Global, opgericht door Peter Senge, auteur van boeken over de Lerende Organisatie. SOL staat voor Society for Organizational Learning en is erop gericht organisaties te ondersteunen in de ontwikkeling als lerende organisatie.
Auteur: Jetske van der Greef Over de auteur: Suzan Koning is bestuurder/algemeen directeur van CPS Onderwijsontwikkeling en Advies.
Zij is opgeleid als arbeids- en organisatiepsycholoog aan de Universiteit Utrecht. Na 20 jaar werkzaam te zijn geweest in het bedrijfsleven in 2007 overgestapt naar de onderwijsbranche. Naam van het initiatief: De Ontdekkingsreis, een school waar je je hart kunt volgen. Locatie: Driebergen/Doorn
Speech te houden voor alle betrokkenen bij onderwijs: ouders, leerkrachten, directies, bestuurders en politici.
Op heldenpad met de ontdekkingsreis ... Mijn vierjarige zoon Florian liet mij heel duidelijk zien wat voor school hij wenste. Een plek waar je jezelf mag zijn, waar je gehoord wordt en waar je in veiligheid kunt oefenen om steeds meer te worden wie je in essentie al bent. Ik begreep maar al te goed wat hij bedoelde. Immers nadat ik 14 jaar met plezier en succes in het basisonderwijs had gewerkt, was ik gestopt, mede door de verstikkende controle, het wegvallen van autonomie en de eenzijdig cognitief gerichte doelstelling. Zoekend naar een alternatief voor Florian ontdekte ik dat het in het onderwijs ontbrak aan de essentie, ondanks de vele nieuwe concepten en mooie bespiegelingen. Dat is niet in wijze woorden te vangen of zo maar even aan te leren, maar ligt in het omgaan met elkaar in de praktijk van alledag. Vanuit het verlangen om Florian dit als basis te geven, ben ik ongeveer tien jaar geleden in het diepe gesprongen en een nieuwe basisschool gaan vormgeven, een school om je hart te volgen. Basisschool De Ontdekkingsreis is ontstaan vanuit mijn ervaring en visie hoe mensen samen in het leven kunnen groeien en leren. De bron van ‘leren’ en ‘leven’ zijn niet verschillend en zijn geënt op vrijheid in verbondenheid, zoals mooi verwoord door Julian: ‘Freedom is not doing as you please, but being pleased with what you do’. Verbondenheid wordt ervaren vanuit een holistisch perspectief, alles en iedereen doet er toe, het is de natuur in haar essentie. Verbinding op een open en respectvolle wijze vervult de diepe menselijke behoefte om
gezien te worden en te mogen zijn wie je bent. Het creëren van een veilige omgeving wordt daarom de sleutel om op basis van gelijkwaardigheid en vertrouwen met elkaar te kunnen omgaan. Dit leren we op basis van de win-win-gedachte, of in de woorden van de kinderen: ‘Zo zijn we allebei blij’. In zo’n veilige omgeving ontmoet je elkaar in openheid, en dat betekent dat wat er is, er mag zijn. Van daaruit kijken we dan samen - ouders, leerlingen en leerkrachten - wat er nodig is. Op deze wijze ontdek je dat je de dingen niet alleen hoeft te doen, maar wel zelf! Zo verwerf je de kennis en het zelfvertrouwen om in een snel veranderende maatschappij betekenisvol te kunnen participeren met je eigen talenten en op je eigen manier. Dit is ook helder verwoord door de Unesco International Commission for the Development of Education for the 21st Century. Hierin staan de sleutelcompetenties beschreven waar onderwijs zich op zou moeten richten: ‘learn how to know’, ‘learn to act’, ‘learn how to live together’ en ‘learn how to be’. Vanuit een holistische visie betekent dat, zoals Miller beschrijft, een onderwijsaanbod dat tegemoet komt aan de ontwikkeling en ontplooiing van de intellectuele, fysieke, psychische, emotionele, sociale, creatieve, morele en spirituele capaciteiten van ieder kind. Mooie heldere woorden die wijzen in de richting van de bron! Maar hoe boor je die bron echt aan? Dit is de uitdaging waar het onderwijs voor staat. Het vraagt van leraren dat ze de diepere verbinding met zichzelf willen ervaren, de ultieme vorm van empathie. Dan pas kunnen ze dit echt laten voelen aan leerlingen en hun ouders. Zelfreflectie is essentieel, en we groeien hierin allemaal als er openheid en respect is in de communicatie. Onderwijs is een dynamisch, psychosociaal proces, van waaruit de cognitieve vaardigheden vorm krijgen. De ervaring in de afgelopen jaren op De Ontdekkingsreis is dat het verlangen om het beste te willen voor een ander - ouder-kind, leraar-kind, overheid-kind, et cetera - een bijwerking heeft. Dit verlangen gaat namelijk zomaar over in controle: macht uit angst. Dan worden oplossingen of regels opgelegd, waarin de ander buitenspel staat. Zo wordt de opgelegde oplossing het nieuwe probleem. Mijn ervaring is dat zo’n patstelling kan worden opengebroken door echt te luisteren en door een vraag als: ‘Ga je voor geluk of ga je voor gelijk?’ Zodra mensen uit hun verlangen kunnen spreken en niet vanuit het afdwingen van een eenzijdige oplossing, is het essentiële kantelpunt voor groei ontstaan. Om elkaar op deze wijze te ontmoeten is moed nodig en daarom bewandelen we op De Ontdekkingsreis allemaal het pad van de held.
Het opbouwen van zelfzekerheid, zelfvertrouwen en eigenwaarde is zo een
logisch gevolg
Aan de basis van deze ontdekkingsreis ligt vertrouwen. Vertrouwen in het leven zelf en het bewustzijn dat je medeschepper bent. Het opbouwen van zelfzekerheid, zelfvertrouwen en eigenwaarde is zo een logisch gevolg. Ieder ervaart dat hij belangrijk is en er toe doet! Mede daardoor neem je je eigen plek in en wordt de intrinsieke motivatie leidend. Zo blijft leren een fantastisch, blijmakend proces en worden er optimale resultaten behaald, zowel op cognitief als emotioneel vlak. Dit lijkt nu misschien een sprookje, maar is al bijna tien jaar de dagelijkse realiteit op basisschool De Ontdekkingsreis, gerealiseerd binnen de kaders van de huidige wetgeving! Dus stap in je authenticiteit en bewandel het pad van de held!
Samenwerkingen en leren van successen van anderen
Auteur: Johan ‘t Hart Over de auteur: Johan ‘t Hart is initiator van Rapucation en ook muziekleraar op het Pieter Nieuwland College in Amsterdam. Naam van het initiatief: First ID van Rapucation Locatie: Amsterdam
Speech te houden voor beleidsmakers in het onderwijs en docenten opleidingen.
Open innovatie Een docent vertelde mij: ‘Ik zat bij het vak wiskunde achter in het lokaal met vrienden te klieren en we vonden onszelf heel leuk en kregen de slappe lach. De docent vroeg of ik even naar voren wilde komen en stelde de vraag of ik drugs gebruikte. Ik schrok van de indruk die ik op hem had gemaakt. Daarna ben ik mijn best gaan doen bij wiskunde en op mijn eindlijst had ik een acht voor dat vak.’ Een docent natuurkunde vertelt mij dit verhaal: ‘School boeide mij niet zo en ik deed niet erg mijn best. De NT-vakken waren bij mij favoriet, toch scoorde ik daar minnetjes voor. Toen duidelijk werd dat ik de kans liep het NT-profiel niet te mogen kiezen, ging ik voor die vakken mijn best doen. Nu geef ik les in natuurkunde.’ Op mijn eigen middelbare school vroeg de docent muziek mij of ik bij de musical een nummer op de piano wilde begeleiden. Dat deed ik graag. Bij de derde musical kende ik alle nummers en mijn leraar gaf aan dat ik hem op elk moment van de kruk mocht duwen. Na een tijdje heb ik hem inderdaad van de kruk geduwd. Dit moment heeft mij rechtstreeks op het spoor gezet van mijn huidige beroep: muziekleraar! In deze drie voorbeelden veranderde de motivatie bij drie docenten. Ze beschrijven het begin van intrinsieke motivatie. De vraag is: kunnen docenten voldoende ruimte geven aan dit vaak verborgen vermogen tot leren? Laten we beginnen de school te zien als een tuin waarin allerlei planten kunnen groeien. Er werken enkele tuinders die de groei van de planten kunnen beïnvloeden. Ze hebben oog voor het moment waarop ze de planten moeten verzorgen of juist met rust laten. In
het onderwijs zijn de tuinders de personeelsleden van een school: schoolleiding, docenten en conciërges. Hoe beter zij weten hoe zij de leerlingen in contact brengen met hun natuurlijke aanleg, hoe meer groei er zal zijn. Aan de hand van drie situaties zet ik u op het spoor van intrinsieke motivatie.
Mijn ervaring is dat
experimenteren loont.
1. Kennismaking a. Je komt het lokaal binnen en de docent heet je welkom door je een hand te geven en met sommige leerlingen even iets te bespreken. b. De docent zit achter zijn bureau en kijkt in zijn papieren. 2. Vriendelijke houding a. De les begint met een woordeloos signaal van de docent. Je kent dit signaal en je weet dat je dan moet luisteren. b. Mijn docent zet een luide stem op. Nu weet iedereen: de les gaat beginnen. 3. Talentontwikkeling a. De docent geeft mij de ruimte mijn talent te ontwikkelen door mij vertrouwen en verantwoordelijkheid te geven en laat mij kiezen uit verschillende leerstrategieën. b. De docent geeft duidelijk aan wat ik moet doen, wij volgen de methode uit het boek. Welke keuzes zorgen voor intrinsieke motivatie en hoe ziet uw lespraktijk eruit? Meer a’s of meer b’s? Terug naar de tuin. In de aarde zitten zaadjes. Na enige tijd komt er een klein steeltje boven de aarde uit. De tuinder kijkt goed naar het steeltje en herkent in het kleine steeltje de volgroeide plant. De tuinder weet dat het ruw behandelen van een klein plantje averechts werkt en is daarom heel voorzichtig met de nieuwe spruit. Door extra aandacht en voorzieningen biedt de tuinder het plantje de kans om optimaal te groeien. Nog beter gaat de plant groeien als alle tuinders van de tuinderij een gezamenlijk inzicht hebben in de groei van hun planten. In mijn muzieklessen merk ik dat sommige leerlingen zich al snel op eigen kracht ontwikkelen. Soms doen ze dat al na de eerste les. Bij de meeste leerlingen is hiervoor meer tijd nodig. Om de eigen kracht van de leerlingen te versterken, bied ik iedereen vakkennis waarmee wij het vak tot leven brengen. Zo krijgt elke leerling ervaring met muziek en kan iedereen samen muziek maken. Verder blijf ik mijn leerlingen bestoken met vragen wat zij met mijn vak willen gaan doen, hoe zij het zelf kunnen vormgeven, hoe zij zich met mijn vak gaan presenteren. Een heel mooi moment wil ik u niet onthouden. Een meisje heeft gedurende drie jaar les
van mij. Zij gaat altijd zo zitten dat zij een beetje schuilgaat achter een klasgenoot. Haar presentaties geven nooit blijk van bijzondere inzet. Maar dan, na drie jaar, is zij aan de beurt om te presenteren. Zij staat wilskrachtig op, loopt naar de piano en speelt een prachtig stuk. Deze leerling heeft er drie jaar over gedaan om contact te leggen met mijn vak. Ik beschouw haar als een zeldzame plant. Zij heeft nog een leven voor zich om te groeien. Mijn ervaring is dat experimenteren loont. Mijn tip voor u is: begin met kennismaking. Daar valt zeker bij een nieuw schooljaar het meeste mee te winnen. Mocht u nieuwe werkvormen verzinnen waarbij leerlingen kennismaken met elkaar via uw vak, dan zou ik die graag met u willen delen. Zoals onlangs een collega dat deed door mij te vertellen hoe ze de werkvorm ‘speeddaten’ bij haar vak inzet om de gebruikelijke ‘busopstelling’ in haar klas te gebruiken om met elkaar kennis te maken. Gewoon op teken steeds een plaatsje vooruit ...
Auteur: Eveline Havenith Over de auteur: Eveline Havenith is onderwijsbegeleider bij IRISZ en leerkracht/gedragsspecialist op Basisschool Cortemich te Voerendaal. Mijn missie is om echt iets te betekenen voor kinderen, vandaag en in de toekomst. Naam van het initiatief: Helden- en Helpers project Locatie: Valkenburg
Speech te houden voor iedereen die betrokken is bij de begeleiding van kinderen naar volwassenheid.
Een held vertelt ... ‘Mijn moeder, ze zorgt al haar hele leven voor mij. Ze is soms grappig en soms streng. Maar ik weet dat ze van mij houdt en daar gaat het om.’ (Jari, 10 jaar) ‘Waar gaat het eigenlijk om?’ Een belangrijke vraag om te stellen, voor iedereen die met kinderen werkt. In het organiseren van de dagelijkse praktijk van de klas vergeten we vaak te bedenken wat er eigenlijk écht toe doet bij de begeleiding van de kinderen met wie we werken. Hoe willen we ervoor zorgen dat ze zich straks goed redden en kunnen bijdragen aan de grote, spannende en complexe samenleving waarin ze leven? Daarover gaat dit verhaal. ‘Een held vertelt’ is de ondertitel van het project ‘Helden en Helpers’, dat ik enkele jaren geleden schreef na een bezoek aan de Pegasus Conferentie in Boston. Op die plek maakte ik kennis met het concept ‘Storytelling’ en de kracht van verhalen. In zo’n verhaal laat je zien wie je bent en graag wilt worden. Het inspireerde mij om met kinderen na te denken over het verhaal dat bij ze past en ze te helpen om dit verhaal te ‘leven’. Wat maakt iemand een held? Kinderen kennen natuurlijk meer dan genoeg heldfiguren, dichtbij en veraf, groot en klein, allen met hun eigen verhaal. Vol enthousiasme begint in de klas een zoektocht naar helden. Er ontstaat een muur met een collage van allerlei foto’s, krantenberichten en beeldmateriaal van de helden. Door het delen van de heldenverhalen krijgen de kinderen een breed perspectief van het begrip held. De verhalen vertellen over de dappere, onoverwinnelijke superheld, maar ook over het
meisje uit de klas dat ondanks haar handicap toch in het wandrek klimt. Een held zet door, aldus de kinderen, ook als het moeilijk is. De rol van de helper blijkt ook heel belangrijk; helper als de persoon die niet in het middelpunt van de belangstelling wil staan, maar wat meer op de achtergrond blijft en vanaf die plek daden verricht die van grote betekenis zijn voor zichzelf en de ander. Kinderen ontdekken wie de helpers op hun levenspad zijn en ook voor wie zij zelf een helper zijn. Dat geeft een boost aan hun eigenwaarde en zelfconcept. De vraag ‘wat maakt iemand een held?’ is daarmee nog niet beantwoord. Staat een held vroeg in de ochtend voor de spiegel om vandaag ‘de held’ te zijn? Kinderen ontkennen dit volmondig. Maar wat drijft een held dan wel? Tijdens de activiteiten uit het project leren de kinderen dat een held niet op een blauwe maandag beslist een heldendaad te verrichten, zodat hij door anderen bewonderd en geëerd zal worden om zijn daad. Een held kiest om te doen wat hij echt belangrijk vindt zonder zich te laten tegenhouden door anderen. Hij is een helper van zichzelf. Doordat hij keuzes maakt die bij hem passen en doet waar zijn hart naar uitgaat, groeit hij voor anderen uit tot een held. De geboorte van een held begint bij goed zorgen voor jezelf; innerlijk leiderschap, een belangrijke eigenschap die kinderen nodig hebben, nu en in de toekomst. We vragen veel van onze kinderen. We verwachten dat ze intrinsiek gemotiveerd zijn, goede resultaten halen, zich kunnen uitdrukken en sociaal vaardig zijn. Leerkrachten signaleren steeds vaker dat de werkhouding, motivatie en concentratie van de kinderen achteruitgaan en er meer sociaal-emotionele problemen ontstaan. Zorgwekkend! Met de beste intenties proberen we allerlei vormen van symptoombestrijding: nog meer lesuren rekenen en taal, een verplichte lesmethode over pesten, etiketteren, nog meer controle … Maar bereiken we daarmee wat we graag willen? Weten we eigenlijk hoe we kinderen kunnen leren om innerlijk leiderschap te ontwikkelen? Howard Gardner beschrijft in zijn werk ‘Five Minds for the Future’ de vijf belangrijkste ‘minds’ die kinderen nodig hebben in de samenleving van de toekomst. Door vroegtijdig met kinderen te werken aan het ontwikkelen van de ‘Respectful Mind’ en de ‘Ethical Mind’ kunnen we ze een kans bieden om een sterk eigen zelfconcept te ontplooien. Hierdoor groeit hun eigen unieke identiteit, waardoor ze leren de juiste keuzes te maken en hun eigen ‘heldenverhaal’ gaan leven.
Het beroep van leerkracht is in mijn ogen
het mooiste van de hele wereld. Ik hoor de leerkrachten die dit verhaal lezen nu al denken: ‘Ja maar, hoe dan?’ Een goede
vraag om te stellen, maar niet als eerste. Bedachtzaamheid hierin is erg belangrijk. Want ondanks onze beste intenties gaan we door het stellen van de ‘hoe-vraag’ op zoek naar een kant-en-klaar lespakket en komen we niet toe aan de vraag wat er echt toe doet. Werken aan de ‘zijns-ontwikkeling’ van kinderen is een zoektocht, die bij jezelf begint. Vanuit de ‘waarom-vraag’ vind je ‘hoe-antwoorden’. Ondanks alle tekortkomingen die we in het onderwijs signaleren, blijft onze eigen positieve kracht de belangrijkste variabele om het verschil te maken. Het beroep van leerkracht is in mijn ogen het mooiste van de hele wereld. Ik hoop dat we samen met elkaar de complexiteit ervan als uitdaging kunnen blijven zien. Daarom hebben we meer heldenverhalen nodig, verhalen die ons helpen om te blijven zien dat het ook anders kan. Een held vertelt ... wat is jouw verhaal?
Auteur: Tamir Herzberg Over de auteur: Tamir Herzberg is leraar, trainer, vragensteller. Altijd op zoek naar het waarom in onderwijs en opvoeding. Wat drijft ons, wat drijft onze kinderen? En als we dat weten, hoe maken we het waar? Naam van het initiatief: Schoolwaardenkompas Locatie: Een verlaten lokaal in een bijna lege school ...
Speech te houden voor drie levendige tweedeklassers die telkens te horen krijgen dat ze rotkinderen zijn.
Aan Jordy, Femke en Max die eruit waren gestuurd omdat ze bij biologie zaten te kloten met een gummetje Jongens, jullie zijn OK. Jullie zijn geen rotkinderen. Ik ben jullie mentor, dus ik hoor nu tegen jullie te zeggen dat het niet de bedoeling is dat je zit te kloten in de les, maar ik denk dat jullie dat al wisten. Ik wil eigenlijk iets heel anders tegen jullie zeggen. Uit eigen ervaring, en uit die met jullie, weet ik dat het niet zo makkelijk is om dertien te zijn, vooral op school. Je zit vol leven, je bent beweeglijk, nieuwsgierig en sociaal, en je wilt de hele wereld ontdekken. Natuurlijk horen biologie, Duits en wiskunde ook bij de hele wereld, maar het duurt allemaal erg lang. Je ziet niet precies het verband met de echte wereld die je wilt ontdekken. Ouders en leraren zeggen: ‘Dat komt later wel’. Maar ondertussen is zeven uur achter elkaar binnen zitten en luisteren of schrijven best moeilijk, zeker voor jonge mensen zoals jullie nu zijn. Er zitten ook kinderen in jullie klas die dat beter kunnen. Die hebben geluk, want dan is het minder moeilijk.
Je ziet niet precies
het verband met de echte wereld die je wilt ontdekken.
Snappen jullie waarom meneer Post jullie eruit heeft gestuurd? Natuurlijk. Tweeëndertig kinderen in een lokaal dat eigenlijk te klein is, uur na uur nieuwe klassen, telkens proberen goed door de stof te komen, zorgen voor goede toetsresultaten, absentie bijhouden, vragen beantwoorden. Het is allemaal heel veel. Dan kun je er niet ook nog eens bij hebben dat leerlingen andere dingen zitten te doen. Dat stoort de leraar en leidt de andere kinderen af. Hij kan er ook niets aan doen, het is nou eenmaal zo. Ook jullie ouders, die jullie naar school hebben gestuurd, hebben het beste met jullie voor. Als je ook een keer wel hebt opgelet bij biologie, weet je misschien dat dieren worden opgedeeld in nestvlieders en nestblijvers. De mens is een nestblijver, hij blijft het langst van alle dieren bij de ouders. Maar dat is niet alles. Opgroeien als mens in deze wereld is zo ingewikkeld dat de ouders het niet alleen af kunnen. Zij kunnen hun kind niet alles meegeven wat het nodig heeft om zich in de wereld staande te kunnen houden. Daarom moeten zij hun kind, het kostbaarste wat zij hebben, voor een deel overlaten aan anderen, de school, ‘de maatschappij’. Dat is niet makkelijk en vraagt veel vertrouwen. We willen allemaal het beste voor jullie. Dat is het probleem niet. Het probleem is wel dat we het er nog nooit echt met elkaar over hebben gehad wat we bedoelen met ‘het beste’. Bedoelen we dan hoge cijfers? Gelukkig zijn? Geld? Denken we dat je gelukkiger wordt als je hoge cijfers haalt? Willen we dat je levenswijsheid opdoet, sociaal (v)aardig wordt, of juist dat je heel veel kennis opdoet, zodat je later die andere dingen kunt leren? Vinden we het prima als je een flink deel van je jeugd dingen moet doen voor later, of juist niet? Alle leraren, ouders en kinderen hebben daar wel ideeën over, maar er wordt nauwelijks over gepraat. Als je mee kunt komen heb je geluk, als je niet mee kunt komen heb je pech, of krijg je een afkorting zoals ADHD, PDDnos, Z.S.M., CIA, KNMI of iets anders, zodat de mensen in elk geval weten dat het niet jouw schuld is. Jullie hebben geen afkorting, en jullie zijn er toch uitgestuurd, en niet voor het eerst. Is het daarom jullie schuld? Misschien een beetje, jullie hadden je misschien wel iets meer kunnen beheersen. Maar wij hadden er ook wat aan kunnen doen. Wij, de ouders, de leraren, de schooldirecteuren, de oud-leerlingen, de politici, kortom, iedereen die iets met onderwijs te maken heeft, had kunnen vragen wat we nou precies bedoelen met ‘het beste’ en of dat dan ook voor iedereen het beste is. Ik vind dat we dat alsnog moeten doen, en er zijn veel anderen die dat ook vinden. We moeten de vraag stellen en er met zoveel mogelijk mensen over praten. Dat is best moeilijk, want het is een lastige vraag die mensen het liefst ontwijken. Daarom hebben we een vorm bedacht om de vraag duidelijk te maken en er goed over te kunnen praten. Die vorm heet het Schoolwaardenkompas, en helpt om duidelijk te begrijpen en uit te leggen wat je bedoelt en wat je echt vindt. Ik hoop dat daar niet één antwoord uit komt maar heel veel verschillende, en dat er ruimte komt om de scholen zo verschillend in te richten dat er meer te kiezen valt, en dat er voor alle kinderen, hoe verschillend ook, een school zal zijn die bij hen past. Zelfs voor heel beweeglijke kinderen van 13, met of
zonder afkorting. Jullie zijn OK, jullie zijn geen rotkinderen. Maar wij hebben, met elkaar en met jullie, nog heel veel huiswerk te doen.
Auteur: Sarina Hoogendam Over de auteur: Sarina Hoogendam werkt op het Educatief Centrum in Rotterdam. Daar begeleidt zij jongeren met ernstige gedragsproblemen. Sarina is initiatiefneemster van Meesterlijk010 en de wijkhuiskamer. Naam van het initiatief: Meesterlijk010 Locatie: Rotterdam
Speech te houden voor iedereen die met kinderen werkt.
Een meesterlijke missie Daar stond ik dan, na twintig jaar basisonderwijs, met een paar pubers voor mijn neus die op papier als erg ingewikkeld omschreven werden. Onzeker over de keuze die ik had gemaakt en met niets anders dan mezelf om mee te beginnen. Bij de sollicitatie was mij duidelijk gemaakt dat ik voor mijn eigen veiligheid op internet onvindbaar moest zijn en binnen twee weken een training in agressieregulatie zou krijgen. Dat alles maakte dat ik niet echt met een gerust hart begon aan deze eerste dag. Ik stelde mezelf voor en al snel begon een vragenvuur. Of ik getrouwd was, kinderen had, huisdieren, hobby’s. Stukje bij beetje werd ik ontleed. Op alle vragen gaf ik eerlijk en oprecht antwoord. Toen kwam de vraag waar ik woonde. Mijn hersenen draaiden op volle toeren, want het gesprek over mijn veiligheid lag nog vers in het geheugen. Tegelijk voelde ik dat ik ook hier eerlijk antwoord moest geven, dus ik noemde de naam van mijn woonplaats. Eén jongen kwam later naar me toe. Hij kende die plaats heel goed, want daar woonde zijn vriendin. Het ijs was gebroken en ik besefte dat ik intuïtief het juiste had gedaan. Mijn veiligheid hing niet af van het hanteren van de regelgeving, maar van het vertrouwen dat ik uitstraalde naar de jongeren. Al snel stond ik in mijn eentje voor acht tot tien jongeren van dertien tot zeventien jaar, vol hormonen en frustratie. Allemaal op de een of andere manier ontkoppeld van het onderwijs, het gezin of van zichzelf. Mijn taak was ze de ‘zin’ in het leren terug te geven en een plek terug in het onderwijs. Een lastige klus, want scholen zaten niet bepaald te wachten op deze ingewikkelde leerlingen, en ik wilde ook mijn leerlingen een eerlijke kans geven om te slagen. In zestien weken tijd moest de klus geklaard zijn en de leerling
werd dan weer geacht door te stromen naar een nieuwe school. Het liefst zonder nog gedragsproblemen te vertonen en vol goede wil om te slagen. Goede wil was er altijd, maar evenzeer een groot onvermogen om in relatie te durven gaan. Veel jongeren waren al zo vaak afgewezen en gekwetst dat ik niet vanzelfsprekend hun vertrouwen kreeg. In relatie blijven met ieder kind uit mijn klas werd dus mijn pedagogische opdracht. Juist deze kinderen die het hardst probeerden mij weg te duwen, moest ik laten merken dat ik daar niet in mee zou gaan. Ik heb heel wat moeten doorstaan om dat bij sommige kinderen door te laten dringen. Beschadigde kinderen kunnen heel vasthoudend zijn in ontkoppelend gedrag. Maar uiteindelijk, als ik alle tests had doorstaan en nog steeds betrouwbaar bleek, was deze veilige relatie goud waard. Zo was er een meisje van vijftien met een hechtingsstoornis. Wekenlang doorstond ik iedere dag wel een aantal incidenten. Een schaar tegen mijn keel, twee vingers die bijna mijn ogen eruit prikten, pennen en boeken die door de klas heen vlogen en heel veel beledigend taalgebruik. Bij alles bleef ik rustig en ging ik niet de confrontatie aan. Uiteindelijk kwam in de laatste week mijn beloning. Ze keek op van haar werk en blikte naar mij. Ik knikte daarop bemoedigend. Ze knikte terug en keek gauw weer in haar boek. Voor het eerst zag ik vertrouwen en was ik echt in relatie. Een mooie beloning voor mijn vasthoudendheid. Wat was ik blij. Later toen ze op een andere school zat, kreeg ik via een collega regelmatig de groeten. Het ging haar goed. Door de verbinding met deze hele kwetsbare kinderen heb ik veel inzicht gekregen in de problematiek. Ik ontdekte dat de ouders van deze kinderen vaak net zo kwetsbaar en wanhopig zijn. Ook bemerkte ik dat veel van deze jongeren nog nooit volwassenen hadden ontmoet die voor hen het verschil konden maken. Tegelijkertijd ontdekte ik dat er zoveel volwassenen binnen en buiten school vol passie met kinderen werkten. Hoe wenselijk zou het zijn om deze bevlogen mensen vindbaar te maken en met elkaar te verbinden? Het idee om een platform op te richten was geboren en al snel haakte een groep inspirerende mensen vanuit het onderwijs en daarbuiten aan. Allemaal omdat ze net als ik vinden dat kinderen inspirerende volwassenen nodig hebben om hen te ondersteunen en te begeleiden. Bevlogen mensen, MEESTERS in hun vak of hobby. Mijn droom was een platform voor vrijwilligers en professionals te creëeren. Intussen is dit platform een feit.
‘Be the
change you want to see in the world.
MEESTERLIJK010, voor iedereen met passie voor het Rotterdamse kind. Ik hoop dat ik daardoor niet alleen voor de kinderen in mijn klas het verschil heb gemaakt, maar ook voor de kinderen die nu opgroeien. Ook hoop ik dat mijn verhaal mensen inspireert om
zelf de verandering te zijn voor de wereld van onze kinderen. ‘Be the change you want to see in the world.’ - Mahatma Gandhi
Auteur: Femke Hulsenbek Over de auteur: Femke Hulsenbek is zelfstandig ondernemer in sociale en maatschappelijke ontwikkeling, mede-oprichter en projectleider van Hiero’s. Naam van het initiatief: Hiero’s Locatie: Nijmegen
Speech te houden voor het Ministerie van Onderwijs.
In iedereen schuilt een held Hiero’s organiseert jongerenweken om jongeren kennis te laten maken met verschillende maatschappelijke organisaties en de held in zichzelf te ontdekken. Zo gaan ze bijvoorbeeld koken met asielzoekers, organiseren ze een spelletjesmiddag voor gehandicapten en oefenen ze mee met brandweermannen. Jongeren dragen op die manier echt actief bij aan de samenleving en leren hun eigen sterke punten en kwaliteiten beter kennen. In iedereen schuilt een held Ik vat hier ervaringen van jongeren tijdens een Hiero’s week samen in één ‘fictief’ verhaal. ‘Ik zit in de derde klas van het VMBO, zit op voetbal, speel veel games en woon net buiten de stad. School moet. Prima op zich, wat moet ik anders doen, maar veel dingen die we moeten doen op school vind ik onnodig en ik leer er niks van. Een paar weken geleden hadden we projectweek. Er kwamen mensen van Hiero’s die een programma voor ons hadden. We gaan langs allemaal maatschappelijke organisaties in de stad, zeiden ze: de brandweer, gehandicaptenopvang en asielzoekerscentrum enzo. Ik wist niet goed wat ons te wachten stond. Ik zie het wel, dacht ik. Bij de brandweer mochten we met de brandweerspuiten oefenen en moesten we in een rokerige, donkere woonkamer een nep-slachtoffer naar buiten halen, best wel spannend was dat. We kregen ook te horen wat je moet doen bij brand. Nooit over nagedacht. Ik heb thuis meteen aan mijn moeder gevraagd of wij brandmelders in huis hebben.
Ik vond het echt stoer wat die brandweermannen doen, ik wil later best wel ook naast mijn werk bij de brandweer. Bij de gehandicaptenopvang gingen we foldertjes uitdelen in de buurt met de gehandicapten. Sommigen zagen er wel eng uit en maakten rare geluiden, maar met sommigen kon je ook wel gewoon praten. We hebben veel lol gehad en met ze gevoetbald, voor ons heel normaal, maar je zag echt dat zij er heel erg van genoten, dat was wel tof om te doen. “De meesten zijn het meteen daarna weer vergeten”, zei de mevrouw die daar werkte. Ik heb wel respect voor haar. Dit iedere dag doen, dat lijkt me heel zwaar. De volgende dag gingen we bingo spelen met bejaarde mensen, dat vond ik heel leuk. Die mensen hebben niks te doen de hele dag, dus ze waren blij dat we er waren en gingen allemaal verhalen aan ons vertellen. Ik vond het wel vet om die rolstoelen te duwen, van twee oude meneren mochten we een rolstoelwedstrijdje met ze doen, zij vonden het mooi, dat was lachen. In de middag gingen we naar het asielzoekerscentrum. Dat was wel indrukwekkend. We moesten vingerafdrukken afgeven, net als de bewoners dat iedere week moeten. Ik wist eigenlijk niet wie die mensen zijn die er wonen, ik dacht dat het criminelen waren die allemaal drugs gebruiken. Maar er waren ook heel veel kleine kinderen en sommigen waren alléén hier in Nederland. Wel zielig, ze kunnen helemaal niks en wonen allemaal op kleine kamertjes. Mijn vader zegt altijd dat ze maar in eigen land werk moeten gaan zoeken, maar ik denk toch niet dat iemand voor zijn lol in een dashboardkastje naar Nederland vlucht, terwijl zijn hele familie nog thuis is. Toen moesten we in groepjes een diner voor de daklozen opvang gaan maken. Ik had er eerst geen zin in want we moesten de boodschappen zelf regelen. Dat lukt nooit, dacht ik. Toen zijn we winkels langs gegaan in de stad en overal ingrediënten gevraagd voor macaroni. Sommige mensen zeiden nee, maar er waren ook heel veel mensen die wel mee wilden werken, dat had ik echt niet verwacht. Ik vond het echt leuk om te doen en gewoon op mensen af te stappen en te vragen. Het ging veel beter dan ik had gedacht. Was wel indrukwekkend om samen met die daklozen te eten. Ze mogen daar gewoon gebruiken enzo, dat vond ik wel bizar. Wel beter dan dat ze op straat zijn denk ik. De meesten zagen er ook wel normaal uit ofzo. Het eten was eigenlijk best gezellig en ze vonden het heel tof dat wij dat voor hen hadden gedaan.
Iets doen voor
iemand anders hoeft niet ver weg te zijn, dat kan ook Hier(o)!
Ik vond het een hele toffe week en ik heb veel geleerd, sowieso meer dan een heel jaar op school. Je voelt je ook wel goed dat je toch iets voor die mensen doet. Als ik nu op
straat loop en een dakloze zie of iemand met een hoofddoek, dan kijk ik wel anders naar ze dan daarvoor.’ Wij zijn er bij Hiero’s van overtuigd dat in iedereen een held schuilt. Door in een omgeving te zijn waar je normaal gesproken niet zo snel komt, door mensen te ontmoeten met wie je normaal gesproken nooit zou praten of van wie je nooit zou weten wat hun achtergrond is, verbreed je je wereld. Kom je erachter wat je aanspreekt, wanneer jij opstond en mee wou doen. Wat je goed kan. En iets doen voor iemand anders hoeft niet ver weg te zijn, dat kan ook Hier(o)!
Auteur: Lex Hupe Over de auteur: Lex Hupe is een gedreven onderwijsvernieuwer met hart voor natuurlijk leren. Naam van het initiatief: KidsCrowd laat kinderen aan het woord over de school van morgen. Locatie: n.v.t.
Speech te houden voor geïnteresseerden in onderwijs.
Het meisje en het helikoptertje Er was eens een professor in de onderwijskunde. Hij wilde weten of kinderen in staat waren om logisch te denken. Daarom deed hij een experiment. Aan een meisje van 5 jaar gaf hij een stapel staafjes van verschillende lengte. De opdracht was om deze in volgorde van lengte te leggen. Uiteindelijk moest het er zo uitzien (zie afbeelding 1). Zo gezegd zo gedaan. De staafjes werden wanordelijk op de tafel gelegd. Het meisje toog aan het werk. Na vijf minuten vroeg de professor: ‘En? Hoe ver ben je?’ ‘Klaar’, zei het meisje. Ze had de langste en de kortste staaf op één lijn gelegd. ‘En van de rest’, zei ze, ‘heb ik maar een helikoptertje gemaakt’ (zie afbeelding 2). Voor de professor en zijn publiek was dit niet meer dan een vermakelijk tussenmoment. Ik stond er, daarentegen, juist wel even goed bij stil. Want is het niet verbazingwekkend wat dit meisje tot stand heeft gebracht? Hier moet sprake zijn van een talent: ‘verbeeldingskracht’. Ze had het vermogen om een abstract-symbolische voorstelling van een object te maken. Dat is pas knap! De staafjes-opdracht staat voor: logisch, nuttig, handig denkgereedschap. Het helikoptertje maakte ze uit zichzelf, gewoon omdat ze er zin in had. Niemand had haar geïnstrueerd. En ze deed het voor de lol. Dat schijnt blijkbaar niet te tellen voor deze wetenschapper? Vraag maar eens aan volwassenen waar ze de kennis vandaan hebben gehaald die hen nu succesvol maakt. Zelden zal ‘school’ het antwoord zijn. Hoe komt dat? Vele zogenaamde softe eigenschappen zoals empathie, verbeeldingskracht, samenwerken, ondernemerschap en ontdekkingsdrang blijken in ons volwassen leven veel belangrijker, maar komen op school niet of nauwelijks aan bod. Dus waar leer je ze dan?
Omdat de krachten van
het hart sterker zijn dan die
van het woord.
Ik vind dit meisje een held. Ik ga namelijk zelf voor compassie, verbeeldingskracht en verbinding. Daarom heb ik mijn troefkaart ingezet op kinderen als raadgevers in het onderwijs. Als je hun dat respectvol vraagt, zullen ze je ook respectvol antwoord geven. Weet u wat ze me zeggen? ‘Wij willen juffen en meesters die lesgeven vanuit het hart.’ En het werkt! Scholen veranderen daardoor. Omdat de krachten van het hart sterker zijn dan die van het woord. Omdat een helikoptertje wel kan vliegen, en een stapel netjes op volgorde gelegde staafjes niet. Gaat u mee, vliegen?
afbeelding 1
afbeelding 2
Auteur: Tanja Jadnanansing Over de auteur: Tanja Jadnanansing is woordvoerder beroepsonderwijs VO in de Tweede Kamer namens de PvdA. Geeft elke maandag maatschappijleer samen met docent Mihai aan de Open Scholengemeenschap Bijlmer. Locatie: Amsterdam
Speech te houden voor docenten om hen ervan te overtuigen dat zij het verschil maken en dat ook moeten doen.
De beste editie van jezelf Het is een druilerige maandag in september en licht gespannen sta ik voor de de klas. De jongeren kijken mij verwachtingsvol aan. Habiba durft als eerste een vraag te stellen: ‘Juf, waarom wilt u als Kamerlid lesgeven aan ons? Wat levert het u op?’ Ik schraap mijn keel en zoek naar het meest oprechte antwoord dat ik kan geven: ‘Ik wil jullie lesgeven om twee redenen. Allereerst wil ik als woordvoerder beroepsonderwijs weten wat er echt gebeurt in de klas en ook ben ik erg geïnteresseerd in jongeren.’ Gelach in de klas. ‘Ja, iedereen zegt dat ze zo in ons geïnteresseerd zijn. De jeugd heeft de toekomst en dat soort blabla, maar waarom moeten wij u geloven? Wat wilt u van ons?’ ‘Ach, ik wil niet heel veel, ik wil alleen dat jullie de beste editie van jezelf worden.’ Weer een vinger de lucht in. ‘Juf, dat is mooi bedacht, maar hoe moeten wij dat dan doen, gaat u ons daarbij helpen?’ Ik aarzel, want de afspraak is dat ik hun moet lesgeven over de maatschappij, zodat zij hun toets zouden halen. Maar wat een mooie vraag. Daar moet ik iets mee. ‘Oké, ik weet iets. Jullie krijgen van mij drie kaarten met drie opdrachten: wie was ik, wie ben ik nu en wie ga ik worden ... En droom groots en meeslepend, ik heb grote verwachtingen van jullie.’ Weer een vinger de lucht in. ‘Maar juf, we zijn vmbo’ers ...’ Die opmerking steekt door mijn hart. Wanneer is dit gebeurd? Op welk moment hebben deze jongeren besloten dat zij, omdat zij vmbo doen, niet groots mogen dromen? Ter plekke besluit ik dat ik dat schooljaar elke les zal beginnen met hen zelfvertrouwen en eigenwaarde bij te brengen. De ingevulde kaarten helpen daar enorm bij.
Het hele jaar heb ik samen met hun leraar Mihai maatschappijleer gegeven vanuit het perspectief van hun bijdrage aan de samenleving. En vanuit het oprechte geloof dat zij van grote waarde zijn voor hun omgeving.
‘Maar juf, we zijn
vmbo’ers ...’ Die opmerking
steekt door mijn hart.
Het was een feest om lessen over politiek heel dichtbij te brengen door hen te vragen mij te coachen door samen naar een debat te kijken. Ongezouten was hun kritiek, maar wat een prachtige gesprekken volgden. Verbaasd waren zij soms zelf over hun goede invallen en interessante kritiek. Hoe trots waren ze als ik hun feedback in een debat gebruikte en hun naam daarbij noemde. ‘De beste editie van jezelf worden’ begint soms met een juf die in jou gelooft nog voordat jij in jezelf gelooft ... Nee, dat heb ik niet bedacht, dat schreef Habiba aan het eind van het schooljaar aan mij. Dit is wat mij drijft om volgend jaar weer een heel jaar lang iedere maandag les te geven, omdat ik tot in mijn tenen geloof dat elke jongere de beste editie van zichzelf kan worden en dat elke docent in staat is om hen daartoe te inspireren. Het is helemaal niet zo moeilijk. Het begint met hoge verwachtingen hebben van onszelf en dat uitstralen naar hen. Als ik morgen op een podium zou mogen staan voor een zaal vol docenten, dan zou ik hen willen overtuigen met de boodschap dat zij de goeroes, de leermeesters zijn, die echt het verschil kunnen maken en dat ook moeten doen. Gewoon omdat zij en de jongeren het waard zijn.
Auteur: Arnold Jonk Over de auteur: Arnold Jonk is hoofdinspecteur Primair Onderwijs en Speciaal Onderwijs. Naam van het initiatief: Onderwijsinspectie Locatie: Utrecht
Speech te houden voor docenten, schoolleiders, bestuurders en beleidsmakers.
Geen boeven, alleen maar helden Er is geen land ter wereld waar scholen zoveel zelfstandigheid hebben als in Nederland. Dat is een gelukkig bijproduct van onze verzuilde geschiedenis. Het onderwijs is altijd van zichzelf, van ouders en docenten, geweest. Gelukkig maar. Het is de bron voor de indrukwekkende variëteit aan scholen die we in Nederland mogen koesteren. Scholen zijn dus geen uitvoeringsorganen van de rijksoverheid. Wij kennen geen staatsonderwijs. In veel landen is dat wel zo, lekker overzichtelijk. Hier niet. Toch speelt ook in Nederland de (rijks)overheid, net als andere belanghebbende partijen, een belangrijke rol. Ons onderwijsstelsel is een ingewikkeld bouwwerk van sturing, macht en tegenmacht. Dat is complex, maar wie denkt dat onderwijs(beleid) eenvoudig is of zou moeten zijn, ziet meestal iets over het hoofd. Het is daarmee niet alleen de rijksoverheid die de doelen van het onderwijs bepaalt, scholen doen dat ook. Dat maakt het belangrijk het met elkaar over die doelen te hebben en, als het enigszins lukt, die met elkaar in overeenstemming te brengen. We zouden zoveel aan kracht kunnen winnen als we geen energie zouden steken in verwijten of competentiestrijd, maar in het nastreven van gemeenschappelijke doelen. Wat is eigenlijk het doel van onderwijs? En hoe praten we daarover? Toen ik bij OCW werkte, heb ik dat eens laten uitzoeken door een aantal onderzoekers/journalisten. Wie praat hoe over onderwijs? Dat leverde bij mij inzichten op waar ik nog steeds uit put. Ze beschreven drie vertogen. 1. Het bindingsvertoog gaat over de school als de plek waar kinderen elkaar ontmoeten. Waar ze leren samenwerken, waar vooroordelen nog niet hoeven te bestaan. Wie de
school ziet als een plek waar discriminatie voorkomen en bestreden kan worden, waar sociale samenhang georganiseerd moet worden, spreekt vanuit een bindingsvertoog. 2. Het vormingsvertoog vertrekt bij de ontplooiing en behoefte van de leerling, het kind, zelf. Onderwijs staat in het teken van het zien van het talent, en daar ruimte aan geven. Op de manier die past bij het kind zelf. 3. Het rendementsvertoog redeneert vanuit het nut van onderwijs voor de maatschappij. Dan gaat het over sturen op opbrengsten. Tekorten aan technici. Percentage uitvallers. Excellentie. Efficiëntie. Top 50. Top 5. Top 3. De onderzoekers constateerden dat mensen die redeneren vanuit een specifiek vertoog, met enig wantrouwen naar de andere vertogen kijken. Ik zie dat ook vaak gebeuren. Zie de discussie over het mengen van scholen, typisch op gang gebracht vanuit bindingsidealen. Tegenstanders daarvan vermoeden al snel dat je kinderen tekort doet. Dat je ze opoffert voor een abstract doel, dat buiten het kind zelf ligt. Andersom kun je vorming een veel te individueel ideaal noemen. Een gemiste maatschappelijke kans. Een broedplaats voor egoïsme. Het wordt gezegd. Dergelijke kortsluitingen zie je heel veel tussen het vormings- en rendementsvertoog. Het rendementsvertoog heet dan ineens economisering van het onderwijs, teaching to the test. Wie een dag Twitter volgt, ziet hier veel voorbeelden van. Er is nog nooit een beleidsnota geschreven met als titel: ‘Worden wie je bent’, terwijl dat op heel veel schoolmuren staat geschreven. Ik heb nog nooit een bordje met de gemiddelde Cito-score op de deur van een school gespijkerd gezien. Wel ‘kunstmagneetschool’, vreedzame school, sportieve school, school met de Bijbel, internationale school en ga maar door. Het lijkt te gaan over taal, maar het is meer dan dat. Het gaat over de doelstelling van het onderwijs. Dit klinkt als tamelijk hopeloos. Als je andere doelstellingen nastreeft, hoe werk je dan samen? Maar het is helemaal niet hopeloos. Zoals Denker des Vaderlands René Gude over de woorden Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap zei: ’Alle drie zijn ze in zuivere vorm verschrikkelijk, maar in de mix onmisbaar in een mensenleven’. Zo is het onderwijs ook. Binding, Vorming, Rendement zijn in zuiverheid verschrikkelijk, maar bij elkaar een mooi beeld van goed onderwijs. Als je de drie vertogen als cirkels voor je ziet, bedenk dan dat die cirkels overlappen. Twee voorbeelden.
Leraren die goed met
verschillen om kunnen gaan, zijn goed voor leerlingen.
Er is geen serieuze wetenschappelijke literatuur die laat zien dat gemengde scholen slechter zouden zijn dan gesegregeerde. Ook in Nederland zien we heel goed presterende
scholen die een heel diverse populatie bedienen. Leraren die goed met verschillen om kunnen gaan, zijn goed voor leerlingen. We zien dat ook in succesvolle onderwijsstelsels in het buitenland. Er wordt heel snel in trade offs tussen belangen van groepen leerlingen gedacht, dat hoeft niet. Dus als er geen tegenstelling tussen binding en rendement is, waarom niet werken aan beide? Hetzelfde geldt natuurlijk voor vorming. Als op een school de leerlingen zich naar hun mogelijkheden ontplooien, dan levert dat op landelijk niveau vanzelfsprekend fraaie rendementen op. Onderwijs dat individuele talenten tot bloei laat komen, is een economische factor zonder weerga. Andersom werkt er niemand bij de Inspectie of het ministerie die een warm voorstander van teaching to the test is. Ik ken ze in ieder geval niet. Er is geen principiële onverenigbaarheid tussen het redeneren vanuit rendementen en vanuit vorming. Er wordt ook veel te vaak een tegenstelling gesuggereerd tussen werken aan taal & rekenen, en sociale of andere competenties. Scholen die goed zijn in het een, zijn zo vaak goed in het ander. Het is ook eigenlijk gek om te denken dat je kinderen in partjes kan ontwikkelen. We spreken in het onderwijs niet altijd dezelfde taal, maar meestal klopt er een vergelijkbaar hart. Het zou in ieder geval helpen als we daarvan uitgaan. Geen tijd steken in eindeloze discussies over wie waar precies over gaat en geen spelletjes ‘Wie is de Boef?’ spelen. Accepteer elkaars goede intenties, vanuit het belang van de leerling.
Auteur: Ilja Klink Over de auteur: Ilja Klink is rector Hyperion Lyceum Amsterdam, lid Adviesraad Stichting Leerkracht, kritische vriend van leraren-agenda OCW en lid denktank bevordering excellentie in VO. Naam van het initiatief: Hyperion Lyceum Locatie: Amsterdam-Noord
Speech te houden voor iedereen.
En toen begon het te sneeuwen ... Nihil Volentibus Arduum: voor wie wil, is niets te moeilijk! Dat is het credo dat in juni 2011 door de eerste lichting leerlingen van het Hyperion Lyceum werd gekozen als schoolmotto. Toepasselijker kon niet. Deze kinderen waren uitgeloot bij de school van hun eerste keuze en gingen samen met hun ouders hun eerste jaar op de middelbare school het avontuur aan op het Hyperion Lyceum. Dat was het begin: veertig leerlingen, dertien docenten en drie lokalen in een bestaande school. Daar gingen we - ouders, leerlingen en docenten - samen een achtbaan in, al wisten we dat toen zelf nog niet. Wat we gemeen hadden, was dat we allemaal wilden starten met iets dat nog niet vast stond, waar geen vastomlijnd plan voor was. Het enige wat zeker was, was dat we elkaar hard nodig hadden en dat er veel moest gebeuren. Die veertig leerlingen moesten les krijgen. En goed ook. De ouders moesten betrokken worden bij de start en ontwikkeling van de school. Zij moesten blij zijn en blijven met hun keuze. Het Hyperion moest naamsbekendheid krijgen in de stad Amsterdam. En het volgende schooljaar moesten minimaal 80 nieuwe leerlingen zich aanmelden. Een van mijn mooiste herinneringen van dat eerste schooljaar is de open dag. Het was er op of er onder. Alle leerlingen hadden 50 Hyperion-stickers gekregen met de opdracht ze op iedere lantaarnpaal te plakken die ze tegenkwamen. We hadden reverse graffiti met het logo van de school en de open dagen plus tijden op de stoepen van Amsterdamse basisscholen gespoten. We waren aanwezig op iedere onderwijsbijeenkomst die maar denkbaar was, namen altijd het woord en verwezen dan naar het Hyperion. Iedereen
mocht langskomen op school, alle vragen werden beantwoord en onze sociale levens gingen er bijna aan ten onder. Maar Hyperion moest een succes worden. Wij geloofden er in. En dan, die open dag. Omdat we dat jaar in een ander schoolgebouw gehuisvest waren, moesten we bezoekers het idee geven dat ze toch op het Hyperion waren. Door het gebouw van binnen en buiten te behangen met posters, kreeg het geheel een sekteachtige uitstraling. Maar, ‘in a good way’. Alle ouders waren opgetrommeld om te helpen. Van het opblazen van ballonnen, tot het in elkaar zetten van de garderobe, het ophangen van naambordjes bij de lokalen, tot het verwelkomen bij de deur. Overal was aan gedacht en alle ouders waren aanwezig. Er was zelf een oma! Als die vereiste 80 leerlingen zich zouden aanmelden, dan zou de school haar eigen semipermanente gebouw krijgen, 500 meter verderop. In februari 2012 was die plek één grote modderpoel, een ‘wasteland’. Vanuit de Tolhuistuin keek je uit op deze troosteloze plek en die dag bevonden zich daar zes leerlingen met een laptop waarop ze hun ideale gebouw konden laten zien. In 3D. Dat hadden ze geleerd bij Lifestyle Informatics, een van de nieuwe vakken op het Hyperion. Samen met een vader zouden ze daar bezoekers ontvangen, die wilden weten waar dat gebouw dan wel zou komen. De leerlingen boden een mogelijk beeld van hoe het er uit zou kunnen gaan zien. Tijdens de open dag reden vijf vaders af en aan met busjes om de bezoekers van het ene naar het andere gebouw te rijden. Er kwamen ook fietstaxi’s die bezoekers vanaf de pont naar de open dag fietsten. En dochters van collega’s die de hele dag koffie en thee schonken en tosti’s maakten voor de bezoekers. Er was een vader die foto’s maakte. Er waren twee moeders die mee-organiseerden en coördineerden, en leerlingen die rondleidden. Er werden proeflessen gegeven, er waren lokalen waar een docent, samen met een ouder en een leerling, vertelde hoe dat nu was: werken op een nieuwe school, er naar school gaan of er een schoolgaand kind hebben. Voor wie wil,
is niets te moeilijk, is voor ons werkelijkheid.
Op vrijdag 3 februari begon het te sneeuwen. Keihard. Het vroor dat het kraakte en alle Amsterdamse grachten waren bevroren. De dag erna, op de open dag, was de lucht strakblauw en lag er 15 centimeter sneeuw. ‘Dat gaat niet goed!’, dachten wij. ‘Iedereen gaat natuurlijk schaatsen!’ Toch kwamen we met z’n allen om half acht ’s ochtends naar school: ouders, leerlingen en docenten. We hingen linten en ballonnen op de bomen langs het fietspad, de laatste posters vonden hun plek en de microfoons werden getest. In de vuurkorf brandde een behaaglijk vuurtje. We waren er klaar voor. Die dag bezochten meer dan 800 ouders en kinderen onze school. 134 kinderen meldden zich bij ons aan. Het gebouw op Overhoeks kwam er en komend jaar beginnen die eerste
veertig leerlingen aan de vierde klas. Voor wie wil, is niets te moeilijk, is voor ons werkelijkheid. Iedere dag dat we op school zijn, worden we er aan herinnerd: als je ergens voor gaat, dan lukt het. Nog steeds vormt dit motto het hart van de school naast de missie die we vorig jaar met ouders en leerlingen hebben opgesteld: Samen Durven Leren.
Alle kinderen hebben het fabelachtige vermogen om te zijn wie ze willen zijn
Auteur: Tijl Koenderink Over de auteur: Tijl Koenderink heeft drie middelbare scholen versleten, voordat hij na 8 jaar ploeteren zijn gymnasiumdiploma haalde met een 2,7 voor wiskunde. Een hoog IQ, maar constant vastlopend met de vraag ‘Hoe moet je nu leren?’ Naam van het initiatief: Novilo Opleidingen Locatie: Diemen, Nederland
Speech te houden voor ouders, leerkrachten, bestuurders en ambtenaren.
Hoogbegaafd geluk Mijn begeleiding in het onderwijs begon oorspronkelijk met de begeleiding van hoogbegaafde leerlingen in fulltime hoogbegaafdenonderwijs. Je zag dat daar vooral de leerlingen terechtkwamen die niet zo goed gedijden in het reguliere onderwijs. De vastgelopen leerlingen kon je indelen in drie groepen. Bij de eerste groep sloot de inhoud niet goed aan, maar zodra ze wel de juiste inhoud kregen aangeboden, ging het direct beter. De tweede groep leerlingen kreeg de aangepaste inhoud aangeboden, maar liep nog compleet vast. Ze hadden nooit leren leren en dus nooit de vaardigheden geleerd om kennis tot zich te nemen. Na een aantal lessen meta-vaardigheden behoorden ze al snel tot de eerste groep die wel goed tot zijn recht kwam. De derde groep kreeg deze vaardigheden ook aangeboden, maar bij hen mocht het niet baten. Ze waren dusdanig op een negatieve manier beïnvloed dat ze ‘aangeleerd hulpeloos’ waren geworden. Als levenshouding en vaardigheden het verschil maken tussen niet tot je recht komen en wel normaal kunnen functioneren, wat gebeurt er dan als we nog een stap verder gaan? Bloeien leerlingen enorm op als we ze een positieve levenshouding en metavaardigheden meegeven? In de zoektocht naar een antwoord ging een wereld voor me open. Het liefst ondersteun ik de onderwijspraktijk met praktische handvatten, als het kan op basis van de laatste stand van de (neuro)wetenschappen. Gaandeweg kwam ik erachter dat termen als ‘levenshouding’ en ‘hogere vaardigheden’ niet per se zo zweverig hoeven te zijn als ze
misschien klinken. Ze komen voort uit de laatste stand van de wetenschap, zoals ‘Positieve Psychologie’ van Martin Seligman. Hij wilde methodisch antwoord geven op de vraag: ‘Hoe kunnen mensen floreren en optimaal functioneren?’ Er is een wereld aan wetenschappelijk onderzoek met concrete, meetbare interventies die leerlingen aantoonbaar beter laten functioneren. Denk aan de ‘Mindset theorie’ van Dweck of de ‘Grit theorie’ van Duckworth. Uit de eerste blijkt dat wanneer je leerlingen meer feedback geeft op inzet dan op talent (‘goed je best gedaan’ versus ‘wat ben je slim’) zij met meer plezier nieuwe uitdagingen aangaan. Uit de benadering van de positieve psychologie blijkt dat leerlingen door actieve reflectieoefeningen leren hun successen aan zichzelf toe te schrijven. Wie begeleid is in doorzetten (Grit), heeft aantoonbaar hoger academisch succes, toekomstig verdienpotentieel én is gelukkiger. Als metafoor het volgende verhaal van de houthakker. Hij is druk bezig met bomen om te hakken. Een vreemdeling komt voorbij en ziet dat de bijl bot is. Wanneer hij dit aangeeft, reageert de houthakker: ‘Ik heb geen tijd om mijn bijl te slijpen, zie je niet hoeveel bomen ik nog moet omhakken?’ Dit zien we terug in het onderwijs. Door de hoeveelheid inhoud die behandeld moet worden, is er vaak geen tijd voor reflectie op levenshouding en leervaardigheden. Niet beseffende dat de bijltjes met de dag botter worden en het leerrendement lager. Hierdoor ontstaat ook een probleem bij de arbeidsvreugde van onderwijspersoneel. Met regelmaat geef ik timemanagement-cursussen aan docenten waarbij effectiviteit een belangrijk onderwerp is. Wordt er aantoonbaar vooruitgang gemaakt op doelen die voor hen belangrijk zijn? Redenen waarvoor zij het onderwijs zijn ingegaan, zijn bijvoorbeeld: ‘leerlingen stimuleren’, ‘zelfstandigheid bevorderen’, ‘kinderen voorbereiden op de toekomst’. Zaken die zelden overeenkomen met de praktijk en zeker niet met ‘door bladzijde 25 van het boek heen worstelen’. Het mooie is echter dat deze doelen elke minuut van elke dag te verwezenlijken zijn: zelfstandigheid bevorderen tijdens spelling of oplosstrategieën bespreken tijdens statistiek. Je beïnvloedt in elke interactie de levenshouding van de leerling. De vraag is alleen of je dit bewust doet. In ons bedrijf maken we een onderscheid tussen onze evolutionaire en revolutionaire tak. De evolutionaire kant kijkt vooral naar suggesties zoals hierboven: wat kunnen we doen om het een beetje te verbeteren? De revolutionaire kant is bezig met het opzetten van nieuwe scholen vanuit de omgekeerde wereld. In plaats van primair te begeleiden op inhoud en secundair op vaardigheden en levenshouding, doen we dit precies andersom. De primaire doelen die we nastreven gaan over het vormende karakter in vaardigheden en levenshouding, en van daaruit wordt gekeken welke inhoud de leerlingen zichzelf eigen maken.
Hervorm de onderwijsdoelen zo dat levenshouding hierin een
cruciale rol krijgt.
Ik eindig met twee hartenkreten voor twee verschillende doelgroepen. Ouders, leerkrachten, begeleiders wil ik oproepen stil te staan bij de vraag: waarom doen we dit eigenlijk? Waarom ben ik ouder, leerkracht, directeur geworden? Zoek hierbij in elke interactie met kinderen naar mogelijkheden om deze, vaak levenshouding gerelateerde wens tot uiting te brengen. Aan onze minister van Onderwijs zou ik mee willen geven: zorg voor een update van dat wat we meten. Ik ben als onderwijzer, manager en ondernemer vóór opbrengst- en resultaatgericht werken vanuit een handelingsgericht perspectief. Cruciaal hierbij is het definiëren van het resultaat. Hervorm de kerndoelen, leerdoelen en het referentieniveau zo dat levenshouding en hogere vaardigheden hierbij een cruciale rol krijgen. En dan vooral in een evidence-based aanpak waarin je scholen in kaart brengt en investeert in hun vermogen om dit tot uitvoering te brengen. Dan zal Nederland inderdaad tot de top van de wereld gaan behoren. Misschien niet in de PISA-ranglijst, maar wel als het gelukkigste, welvarendste en meest innovatieve land. Wat hebben we het liefste?
Auteur: Danielle Krabshuis Over de auteur: Danielle Krabshuis is afgestudeerd als Game Designer en is inmiddels haar eigen bedrijf gestart. Hiermee ontwerpt zij creatieve oplossingen om een positief verschil te maken in de wereld. Naam van het initiatief: Tutorial4Life Locatie: Utrecht
Speech te houden voor iedereen die geïnspireerd wil raken over onderwijs en jezelf ontwikkelen voor de toekomst.
Leren voor het leven Het huidige systeem draait om het onderwijzen van kinderen in kennis die zij later kunnen inzetten om een baan te vinden en carrière te maken. Het is een druk besproken punt van discussie of het onderwijs hierin te veel is doorgeslagen. Ik zou in elk geval liever zien dat we jongeren opvoeden tot zelfverzekerde, weerbare en creatieve individuen, die geloven dat er veel mogelijk is. Jongeren, die meer in zichzelf geloven dan in een systeem. Hoe de wereld dan ook verandert, zij zullen ermee om weten te gaan. Het afgelopen jaar heb ik geprobeerd daar een bijdrage aan te leveren in de vorm van een leeromgeving waarbij wordt uitgegaan van het individu. De eerste groep studenten verzamelde ik voor mijn afstudeerproject Tutorial4Life. Ondersteund door diverse gamification trucjes vroeg ik voor dat doel aan acht jongeren: wat wil jij leren of maken? Waar wil jij goed in worden? Hun keuzes liepen flink uiteen: mediteren, een game maken, een nieuwe programmeertaal leren, een strip tekenen, een online portfolio bouwen of onderzoek naar gamification doen. Iedere twee weken kwamen de groepsleden samen en hielpen elkaar verder door de voortgang te bespreken: de successen maar ook de tegenslagen of hindernissen. Zo reflecteerden ze samen met mij op zichzelf en onze leerweg. Adinda wilde haar eigen portfolio maken. Toen we haar vroegen naar de inhoud, bleef zij vaag en noemde een lange lijst op van alle dingen die ze ook maar een klein beetje onder de knie had. De groep voelde al snel aan dat er iets niet lekker zat bij Adinda. ‘Wat is jouw focus? Wat wil je het liefste doen?’ Na enige twijfel vertelde ze wat ze eigenlijk
graag zou doen. Maar ja,daar zou ze toch geen baan in vinden. Te veel concurrentie. De groep startte een interessante discussie: volg je je dromen en je passie of focus je je op baan- en financiële zekerheid? We leerden er allemaal veel van. Adinda besloot uiteindelijk ervoor te gaan. Ze straalde vertrouwen en enthousiasme uit bij het tonen van haar nieuwe portfolio. Een half jaar later kreeg ze een stageplaats die helemaal bij haar passie paste, bij het grootste gamebedrijf van Taiwan!
Zelfontwikkeling is een
skill die je door de hele toekomst
heen gaat helpen!
Chiel wilde graag striptekenen. ‘Dat wil ik al sinds mijn vijfde.’ Maar zijn omgeving had steeds gewaarschuwd: ‘Dan kun je een carrière vergeten, je verdient er geen geld mee’. Tijdens Tutorial4Life werd Chiel gestimuleerd om er toch werk van te maken. Hij leerde de theorie van tekenen en strips, tekende zijn eerste pagina’s en maakte uiteindelijk een strip van zijn afstudeerwerk. Een van zijn strips hangt nu al in het Groninger Museum en Chiel heeft een innovatieve, interactieve strip ontworpen. Binnen twee jaar wil hij zelfstandig striptekenaar zijn. Naast het eigenwijs geloven in jezelf en je dromen helpt de groep ook bij je minder epische problemen. Ben je deel van een Tutorial4Life-groep dan is er namelijk altijd, op ieder moment, wat er ook gebeurt, iemand die je om hulp kunt vragen. Dat is trouwens iets wat ik mis in scholen. Sjoerd moest een stage vinden, maar na maanden zoeken was het hem nog niet gelukt. Twee weken voor hij moest beginnen, stuurde hij de groep een mail: ‘Ik weet het niet meer, wie kan mij aan een stage helpen?’ Iedereen stuurde hem bemoedigende woorden en een paar leden gingen direct binnen hun eigen netwerk op zoek. Na een week kon hij zes bedrijven benaderen, vier nodigden hem uit voor een gesprek. Een week later belde hij op in een soort optimistische paniek: ‘Ik heb een probleem: ze willen me allemaal aannemen! Wat moet ik nu?’ Inmiddels kent deze groep nieuwe leden. Van enkele leden is afscheid genomen. We zijn aan de derde periode van een half jaar begonnen. De meetings hebben we aangevuld met uitdagingen die we voor elkaar stellen en ‘achievements’ wanneer we iets bereikt hebben. En dat is misschien nog wel het mooiste van dit project. Wij creëren onze eigen leerweg en onze eigen leeromgeving. Wij werken samen en leren van onze eigen en elkaars fouten om iets moois neer te zetten. Als een school of leeromgeving ons hoort voor te bereiden op het ‘echte leven’, dan zie ik graag de omgeving van Tutorial4Life als goede leeromgeving. Niet alleen leren we hier nieuwe vaardigheden en reflecteren we op wie wij zijn, maar nog veel belangrijker: wij leren leren. Wij leren onszelf ontwikkelen, onszelf erkennen, luisteren naar een ander en samenwerken: vaardigheden die ons de rest van ons leven zullen ondersteunen, wat de
toekomst ook brengt.
Auteur: Sarah van Leeuwen Over de auteur: Sarah van Leeuwen, afgestudeerd als ortho-pedagoog, is leraar van een nieuwkomersklas (lan-groep) in Rotterdam-Zuid. Zij is Onderwijspionier in het schooljaar 2012-2013, met het idee van de Biblioplus. Naam van het initiatief: de Biblioplus Locatie: Rotterdam
Speech te houden voor mensen met een hart voor het onderwijs.
Delen is vermenigvuldigen Mohamed is een spontane jongen, recht voor zijn raap, die het geweldig vindt om op straat te voetballen, maar het tegelijkertijd verschrikkelijk vond om een boek te lezen. In de media worden Mohamed en veel van zijn klasgenootjes vaak omschreven als ‘probleemjongeren’. Wanneer je met hem in gesprek gaat, merk je echter al snel dat achter de stoere buitenkant een klein hartje verscholen gaat. Mohamed leeft en gaat naar school in de Afrikaanderwijk in Rotterdam-Zuid. Een zogenoemde achterstandsbuurt met veel uiteenlopende problemen, zoals werkloosheid, een laag opleidingsniveau en een verloederde woonomgeving. Deze problemen blijken lastiger aan te pakken dan in de andere grote steden van Nederland. Kinderen die in deze wijk opgroeien, krijgen vaak niet dezelfde kansen als kinderen die geboren worden in andere delen van de stad en het land. Zo krijgen ze nauwelijks de kans om een boek te lezen. De kinderen van mijn school lezen thuis niet. De bibliotheek in de buurt gaat dicht en - wat ik misschien nog wel het ergste vind - zelfs in de school waren de aantrekkelijke boeken nergens te vinden. Dat wilde ik veranderen! Samen met een collega heb ik een interactieve bibliotheek ontworpen, de Biblioplus. Een plek waar lezen, ICT en sociale media zijn geïntegreerd en waar ouders werkervaring op kunnen doen en kinderen gemotiveerd worden om zowel binnen als buiten de school te gaan lezen. Via Twitter raakte ik bekend met de organisatie OnderwijsPioniers. Die
ondersteunt leraren om een goed idee voor het verbeteren van hun school daadwerkelijk te realiseren door budget en begeleiding beschikbaar te stellen. Scholen hebben doorgaans geen innovatiebudget voor leraren die iets willen veranderen. Nieuwe, innovatieve ideeën worden daardoor al snel aan de kant geschoven, omdat er geen geld of tijd voor is. Zonde, omdat ik vind dat juist de leraar die volop in de praktijk staat, weet en ziet waaraan op school behoefte is.
Veel mensen zijn
bereid te delen als je het lef hebt
om het te vragen!
Een van de principes van OnderwijsPioniers is ‘durf te delen’. Hieraan hebben wij zelf de slogan ‘durf te vragen’ toegevoegd. De Biblioplus ontwikkelde zich daardoor razendsnel. Zo is ook de actie ‘Deel uw boek’ ontstaan. Bekende en onbekende mensen is via een flyer gevraagd hun favoriete kinderboek te delen met de kinderen bij ons op school. Gevraagd werd ook om voor in het boek te schrijven waarom een kind het zou moeten lezen. Wat een succes werd deze actie! Van minister Dijsselbloem en burgemeester Aboutaleb tot en met uitgeverijen, bedrijven, schrijvers en onbekenden, iedereen deed mee. Veel mensen zijn bereid te delen als je het lef hebt om het te vragen! Daarbij bleken onze leerlingen extra gemotiveerd om een boek te lezen als het door iemand anders als een aanrader werd aangeprezen. Een bibliotheek heeft naast boeken ook kasten nodig. Door opnieuw ‘durf te vragen’ toe te passen, bleken studenten van het Hout- en meubileringscollege meer dan bereid om, tegen kostprijs, de kasten en de leeshoek te ontwerpen, te bouwen en te monteren. Naast deze mbo-studenten bleken ook vo-studenten van het Erasmiaans- en Marnixgymnasium genegen om iedere week aan onze leerlingen remedial teaching op het gebied van lezen te geven. Studenten van de Erasmusuniversiteit onderzoeken inmiddels wat het effect van de Biblioplus is. Voor het realiseren van onze ICT-doelstellingen heeft Shell na onze mail een financiële bijdrage geleverd om nieuwe boeken te kopen. Het hele team kreeg na het indienen van ons plan een opleidingstraject aangeboden van het Samsung Onderwijs Innovatiefonds. Samen delen is dus vermenigvuldigen! Het succes kwam er door enthousiast, doelgericht en volhardend te blijven en de kinderen er tijdens het gehele proces bij te betrekken. Zo konden zij voor het eerst ervaren hoe het is om een nieuw, mooi en aantrekkelijk boek vast te houden en door te bladeren, en hoe dit stimuleert dat boek ook echt uit te lezen. Zo werden zij eveneens enthousiast om na schooltijd deel te nemen aan de boekclub. Ze vertelden hun klasgenootjes waarom zij een bepaald boek echt moeten lezen. Een aantal weken na de opening van de Biblioplus schreef Mohamed een brief: ‘Ik dacht
dat lezen heel saai was, maar toen kwam de Biblioplus op school. Ik zag een paar leuke boeken en ik ontdekte dat ik lezen toch leuk vind! Ik heb nu alle boeken gelezen van “Het leven van een Loser”. Ik wilde nooit een boek lezen, maar nu moet mijn juf zeggen dat ik moet stoppen met lezen.’ Mohamed heeft mij geleerd dat je, door je ideeën uit te spreken en te delen en ervoor te gaan, je daadwerkelijk een verschil kunt maken voor een kind, voor een school en zelfs voor het onderwijs! Hoe fijn zou het dan ook zijn als alle leerkrachten deze verantwoordelijkheid krijgen? Hoe mooi zou het onderwijs eruit zien als iedere leraar een innovatiebudget krijgt? Als iedere leraar ruimte krijgt het onderwijs te verbeteren? Als iedere leerkracht om hulp durft te vragen binnen en buiten de school? Als iedere leerkracht zich vrij voelt om zich uit te spreken en ook daadwerkelijk gehoord wordt?
Auteur: Hanneke Lokhoff
Over de auteur: Hanneke Lokhoff is directeur van de enige KnapVilla in Europa. Onderwijsvrouw die een leerlandschap voor onderwijzers heeft gecreëerd in Drenthe en in Umbrië. Anders Denken Anders Doen en vooral met passie!. Naam van het initiatief: Laten we ons onderwijs goed verzorgen! Locatie: Nederland / België
Speech te houden voor iedereen die in het onderwijs werkt of zich betrokken voelt bij onderwijs.
KnapVilla: een b(l)oeiend leerlandschap Ieder kind optimaal voorbereiden op de wereld van morgen: het kan. Zeven jaar geleden startte ik daarom KnapVilla, waar teams kennis kunnen maken met écht passend onderwijs, gebaseerd op het gedachtegoed van de Amerikaanse neuropsycholoog Howard Gardner. Volgens Gardner zijn er negen intelligenties. Ieder kind heeft zijn voorkeur(en) en leert beter als die voorkeur wordt geprikkeld. Simpel voorbeeld: Bram houdt ervan om buiten te zijn, met takken te sjouwen, hutten te bouwen. Advies van Gardner: ‘Leer die jongen tellen met behulp van eikels, kastanjes, leer hem rekenen door hem takken te laten meten’. En Sanne die van muziek houdt, kan ook leren rekenen door te musiceren. Dat wil niet zeggen dat Sanne alle leerstof aangeboden krijgt in de vorm van muziekactiviteiten. Het is juist de kunst in het onderwijs om alle ‘intelligenties’ aan te bieden. Helaas worden op nog (te) veel basisscholen de talenten van kinderen pas ontdekt in groep 8 als de musical moet worden opgevoerd. Dan pas komen de techneuten uit de verf, de decorbouwers, de organisatoren, de zangers. Hoeveel had er niet uit die kinderen gehaald kunnen worden als ze op die manier ook taal en rekenen hadden geleerd? En hoe makkelijk was het dan geweest om later voor een vervolgstudie te kiezen die perfect bij hen past? Toen ik de ideeën van Gardner centraal stelde op de basisscholen waar ik directrice was, bloeiden heel wat leerkrachten op. Natuurlijk was niet iedereen meteen enthousiast. Dat
vond ik geen probleem. De critici en de ‘ja-maar’-zeggers heb je hard nodig. Want juist als je kritiek krijgt, leer je om je gedachtegoed nog beter te formuleren en te onderbouwen. Maar ik wist duidelijk waar ik naar toe wilde, ik zag de school voor me die ik voor kinderen wilde realiseren. Met leerzones, ateliers en voor ieder kind een passende leerroute. Mijn leiderschap zette ik duidelijk neer en in een korte tijd veranderden oude patronen, werkwijzen en taal.
Met leerzones, ateliers en voor
ieder kind
een passende leerroute.
Door de vele parttimers in het onderwijs lukt het vaak niet om effectief te vergaderen. In plaats daarvan hield ik vijf keer per jaar een teamdag. 45 efficiënte uren om het over visie en schoolontwikkeling te hebben. Er kwam altijd veel los. We leerden er veel meer van dan steeds twee uur vergaderen op een tijdstip - vaak na een lange dag lesgeven dat niemand er zin in had en eigenlijk naar huis wilde. De vrijheid die ik mijn team gaf, leidde tot grote veranderingen op school. Er werden muren gesloopt, er kwam zelf ontwikkeld Knap-meubilair en meer groepen gingen de natuur in. Het gevolg? Lovende rapporten van de onderwijsinspectie (‘muurdoorbrekend onderwijs’), tevreden ouders en een aanmoedigingsprijs van het ministerie. Maar het allerbelangrijkste was dat de passie terugkwam in het team en dat had natuurlijk zijn positieve weerslag op de kinderen. Onze school kreeg veel andere teams op bezoek om de Knap’s met eigen ogen te zien en hoe de inrichting van onze school was. Van elkaar leren had ik hoog in het vaandel, al gaven de teamleden aan dat we wel heel vaak gasten in de school hadden rondlopen. En toen kwam er een vakantie in Italië, acht jaar geleden. We zaten in een ‘Podere’ met allemaal ruimtes in verschillende kleuren, sferen en inrichting. ‘Ideaal om daarin de negen intelligenties van Gardner vorm te geven’, bedacht ik. En dan teamleden uitnodigen voor een dag of een tweedaagse om zelf alle intelligenties te beleven, materialen uit te proberen en een rijke leeromgeving te ervaren. Gekoppeld aan een training ‘Anders Denken Anders Doen’. Het bruiste in mijn hoofd. Een naam was snel bedacht: KnapVilla. Knap staat voor mij dan voor Kennis Nemen van Anders leren door Passend onderwijs. Ik nam ontslag als schooldirecteur en ging tevergeefs op zoek naar subsidies. Dus startte ik met wat eigen middelen en vond een mooie locatie in het Drentse Echten, midden in de natuur. Samen met mijn partner, kinderen en vrienden hebben we KnapVilla ingericht. Veel materialen kregen we van uitgevers en meubels van EromesMarko. Het Land van Ooit ging failliet en daar hebben we via een veiling veel opgekocht. Inmiddels hebben honderden schoolteams, groepen pabo-studenten en teams uit Kinderopvang al een één-,
twee- of driedaagse studiedag bij KnapVilla meegemaakt. We starten altijd met een presentatie over theorie en het kinderbrein. Daarna een rondleiding, een walhalla voor een ieder met een onderwijshart. Door de kleuren, het meubilair en vooral door het brede scala aan aanwezige hulpmiddelen, materialen en activiteiten is het een breinprikkelende ervaring. Buiten op het landgoed in de blokhut ontdek je allerlei mogelijkheden hoe je kunt leren in de natuur. In de Orangerie kun je met elkaar nadenken over de hersenwerking van kinderen, in de filosofieruimte kun je liggend op een ‘trilkussen’ nadenken over mooie kindervragen, in de rekenruimte gaat iedereen van rekenen houden, en ga zo maar door. We weten ondertussen dat kinderen leerstof veel sneller opnemen als het brein wordt gevoed door dopamine. Dat hormoon gaat rijkelijk stromen als we geprikkeld en geboeid worden. Een rijke leeromgeving is daarom een must in ons leerlandschap. Bij KnapVilla vind je het bewijs.
Auteur: Erno Mijland Over de auteur: Erno Mijland is zelfstandig ondernemer. Schrijft over onder andere media-opvoeding, creatief denken, onderwijs, technologie en loopbaan. Veelgevraagd spreker, verzorgt trainingen en adviseert onderwijsinstellingen over de impact van nieuwe technologie op leven en leren. Naam van het initiatief: Universiteit van Middelbeers Locatie: Middelbeers
Speech te houden voor onderwijsprofessionals.
Wat als alles kan? In 1989 studeerde ik af aan de lerarenopleiding in de vakken Nederlands en Engels. Tijdens mijn studie had ik leren werken met een VCR-videorecorder, cassettebandjes en een overheadprojector. Mijn afstudeerscriptie ratelde ’s nachts door de matrixprinter en ik beleefde de ultieme vooruitgang van WordPerfect 4.2 naar 5.1. Nieuwe apparaten, zoals de pc, vertegenwoordigden een wondere wereld waarin ook het onderwijs sprankelend multimediaal beloofde te worden. Eén kleinigheidje ... Er was een ernstig tekort aan goede inhoud. Voor video-opnames was je grotendeels afhankelijk van de publieke omroep, een goede televisiegids en de tegenwoordigheid van geest om op het juiste moment op de opnameknop te drukken. En op de enkele beschikbare bandjes uit de mediatheek voerden native speakers hilarisch formeel hun ditjes-en-datjesgesprekken: ‘Hello John, do you like to join me on my way to the library?’ Soms vond je er dia’s van de mooiste gebouwen van Londen. Tijden zijn veranderd. Elke minuut worden hele dagen aan online video’s geüpload op YouTube en aanverwante videokanalen. Op Blendle blader je door alle Nederlandse kranten en een flink pak tijdschriften. Gerenommeerde universiteiten publiceren hun colleges integraal in video. De meeste radio- en televisieprogramma’s zijn op elk moment on demand terug te luisteren en te zien. Een afbeelding of animatie is binnen bereik na een eenvoudige zoekopdracht. Wikipedia blijft maar groeien en er worden steeds meer archieven digitaal ontsloten. Er zijn oneindig veel leerzame games beschikbaar, voorbeelden van werkstukken, oefenmateriaal voor online toepassingen als Wrts en
Woordjes Leren. Na wat zoeken haal je als leraar stapels lespakketten binnen, compleet met werkbladen in pdf-formaat en een handleiding voor de docent. En via Skype breng je externe deskundigen live in de klas en laat je leerlingen communiceren met native speakers. In beeld én geluid! We zijn van een relatieve schaarste aan informatie naar een enorme overvloed gegaan. Dat vraagt om een andere benadering van educatie. We moeten gaan van water halen bij de pomp, naar leren surfen op de golven. Dit jaar ben ik gestart met het begeleiden van een coding club: acht scholieren die meer willen weten over programmeren en sleutelen aan hardware. Ze gaan als een speer. ‘s Middags bespreken ze de wens om een website te hosten op een eigen computer, nog geen drie uur later krijg ik een app’je met een link. ‘Het is gelukt!’ Ze zoeken uitlegfilmpjes op YouTube, bijten zich vast in de gratis programmeercursussen van Codecademy.org. Ze leren al doende surfen op de golven. Met motivatie als brandstof vinden ze hun weg. Ik sta erbij, kijk ernaar en stuur hooguit subtiel wat bij. Als het gaat om leren, wordt de vraag relevant: wat als alles kan? Als de toegankelijkheid tot informatie geen issue meer is. Als de drempel om anderen (deskundigen, lotgenoten, gelijkgestemden) te benaderen en te betrekken geen issue meer is? Als de technologie (wifi, gebruiksvriendelijke apparaten) geen issue meer is? De opdracht voor het onderwijs om leren op de best denkbare manier te faciliteren, krijgt dan een nieuwe betekenis. Dit is het hoe. Tegelijkertijd verandert ook de context: de wereld waarin onze kinderen straks groot zullen zijn. Wat hebben ze nodig om die wereld te begrijpen, er hun rol in te kunnen pakken als burger en werkende? Moeten we leren programmeren onderhand niet eens een serieuze plek geven in het funderend onderwijs? Niet alleen om de vaardigheid zelf, maar ook om te begrijpen hoe technologie werkt en om na te denken over de impact van technologie op ons leven. Maar ook: wat hebben ze niet meer nodig? Een voorbeeld: er komen oplossingen aan die op basis van spraakherkenning, slimme vertaalsoftware en spraaksynthese een gesprek mogelijk maken tussen sprekers van verschillende talen. Heeft het leren van een vreemde taal nog zin, als je het talent niet hebt om beter in die taal te worden dan het niveau dat technologie kan faciliteren? Laat dan maar vallen dat vak en wordt beter in waar je goed in bent. Dit is het wat.
Als alles kan, kun je je eigen
universiteit oprichten.
Mijn eigen leren gaat over deze wat- en de hoe-vraag. Wat moeten we een nieuwe generatie meegeven in het onderwijs en hoe doen we dat op de best denkbare manier? Ook voor mijn eigen leren geldt: alles kan. Dus lees en bekijk ik wat het internet biedt. Ga in dialoog op sociale media. Zoek mensen met interessante ideeën op en ga met ze in gesprek. Als alles kan, kun je je eigen universiteit oprichten. Die van mij heet Universiteit
van Middelbeers. Ik ben de rector magnificus en enige student. Omdat het kan. Kom gerust eens naar een open dag.
Auteur: Jos van Mil Over de auteur: Jos van Mil (32) is tien jaar werkzaam in het onderwijs. Momenteel als docent Biologie en SD&V. Naam van het initiatief: GeenSchool-project Brandenberg Locatie: Landgraaf
Speech te houden voor docenten en mensen die onderwijs een warm hart toedragen.
Gewoon doen en later sorry zeggen Als vakdocent zit je in een positie waarin je denkt weinig invloed te kunnen uitoefenen op het beleid van je school. Wil je echt invloed uitoefenen, moet je deel uitmaken van het managementteam, zo denken docenten vaak. Vanaf de werkvloer wordt bij vlagen veel geklaagd over directiebesluiten of zaken die binnen school misschien niet lopen zoals ze moeten lopen. Zelf heb ik hier een hekel aan. Als iets niet goed loopt en je stoort je hieraan, moet je het initiatief nemen om dit te veranderen. Deze mogelijkheid heeft iedereen ongeacht je positie binnen de school, zo is mijn volle overtuiging. Inmiddels kan ik bewijzen dat het zo werkt! Elk schooljaar neem ik me namelijk naast mijn lesgevende taak twee dingen voor: ‘iets aanpakken binnen de organisatie waaraan ik me stoor’ en ‘iets geks doen waarvan zowel de leerlingen, mijn collega’s als ikzelf kunnen genieten’. Het is vooral een kwestie van doen, want je kunt achteraf altijd nog sorry zeggen ... Ons schoolgebouw was oud, grijs en op sommige plekken leek het alsof de tijd stil was blijven staan. Daar stoorde ik me aan en dus was dit jaar de opdracht aan mezelf: ga iets aan die leeromgevingen doen en accepteer niet dat ‘het systeem’ zegt dat er geen geld voor is. Een hele school pimpen kun je natuurlijk niet in je eentje. Gelukkig kwam ik op een onderwijsfestival de kanjers van GeenSchool tegen. Dat zijn mensen die zichzelf ook een opdracht hebben gegeven, namelijk een paar keer per jaar met hele eigenzinnige en gedurfde projecten het onderwijs leuker, slimmer en beter maken. Op dat festival was er meteen een klik tussen Alette van GeenSchool en mij. Het resultaat: na maanden van voorbereiding heb ik als individuele leraar samen met een aantal kanjers van collega’s,
de helden van GeenSchool, de eigen Talentenacademie van ons schoolbestuur SVO|PL, ouders, kunstenaars, vrijwilligers, bedrijven en vooral ook 150 derdejaars vmboleerlingen onze school in één week helemaal opgeknapt.
Het is vooral een kwestie van
doen, want je kunt
achteraf altijd nog sorry zeggen.
150 vmbo-leerlingen in een school die aan de slag gaan met verf, spuitbussen, elektrisch gereedschap, hout, schroevendraaiers, elektriciteit en ga zo maar door. Dat kan toch niet goed gaan? Wel dus, omdat bij iedereen - de leerlingen en hun begeleiders - al snel de juiste snaar werd geraakt. Het eindresultaat van dit project was werkelijk verbluffend. Met een miniem budget - ook de netwerken van al die leerlingen, hun ouders en de docenten werden namelijk ingezet - werd de hele school compleet gepimpt. Overal zijn mooie muurschilderingen, nieuwe lampen, kunstwerken met een boodschap, zitjes voor leerlingen van pallethout en ga zo maar door. Het eindresultaat was zo verrassend dat leerlingen het initiatief namen om de ouders rond te leiden in hun school en collega’s deden dit ook met hun partners. Maar veel belangrijker nog: tijdens dit project zag je zowel leerlingen als collega’s genieten, lol maken en soms ook gewoon echt even kind zijn. Talenten kwamen bovendrijven en er was ruimte voor de gekste ideeën. Daardoor ontstond een mindshift, die nu nog elke dag merk- en voelbaar is, al is het maanden later. De afgelopen jaren heb ik op dezelfde manier binnen school ook het pauzetoezicht en huiswerkbegeleiding met assistentie van leerlingen geïntroduceerd. En als het om de ‘gekke’ ideeën gaat: de modeshows, talentenvoorstellingen, Valentijndag-acties, de lesmarathons voor een goed doel en ga zo maar door. Door dit soort activiteiten gaat een school echt leven en bruisen. Ik wil dan ook iedereen aanbevelen om gewoon een keer in het diepe te springen. Begin met je droomproject/activiteit uit te voeren. Kijk daarvoor niet op je taakbriefje, twijfel niet of er voldoende tijd of ruimte voor is, maar ga gewoon aan de slag. Vraag desnoods achteraf pas toestemming en heel belangrijk: vergeet onderweg vooral niet ook zelf te genieten van alles wat je om je heen ziet gebeuren. Geheid dat het heel veel positieve reacties losmaakt bij zowel leerlingen als collega’s. Tijdens het schrijven van deze bijdrage heb ik toevallig een tussenuur. Er staat een rustig muziekje op en geconcentreerd kijk ik naar mijn scherm. Op dat moment hoor ik gegiechel en zie in de deuropening vier leerlingen van 4 vmbo staan. ‘Meneer’, zeggen ze, ‘vandaag is echt onze laatste schooldag en we hebben net ons laatste examen gehad’. Ik nodig ze in mijn lokaal uit en we babbelen over de examens en over school. Een van de leerlingen kijkt me aan en zegt: ‘Meneer, we gaan school toch wel echt missen en u ook’. Ik besluit iets te doen wat ik normaal helemaal niet snel doe. Ik geef het viertal een
dikke knuffel. Giechelend zegt een van de leerlingen: ‘Meneer, eigenlijk kwamen we daar ook voor’. We nemen afscheid en in het weglopen zie ik in de ogen van de leerlingen emotie, een mooie mengeling van blijdschap en afscheidsverdriet. Opnieuw is me blijkbaar een highlight gegund, die niemand me meer afneemt.
Auteur: Kimon Moerbeek Over de auteur: Kimon Moerbeek (1983) werkt bij Kennisland aan maatschappelijke vernieuwing en in het bijzonder ontwikkeling in het onderwijsveld. Hij is onder andere initiatiefnemer van Onderwijs Pioniers. Naam van het initiatief: Onderwijs Pioniers Locatie: In scholen
Speech te houden voor iedereen in het onderwijs met het lef het eigen wiel uit te vinden.
Wielen uitvinden In de kerstvakantie van 2007 zat ik in een café aan de Zeedijk in Amsterdam en ik wilde wat elke student sociologie wil: de wereld verbeteren. Maar waar te beginnen? Mijn gedachten gingen als vanzelf uit naar mijn moeder. Tja, zo werkt dat kennelijk als enige zoon van een alleenstaande moeder. Dan geldt vooral: verbeter de wereld, begin bij je moeder. Jaar in jaar uit heb ik gezien met welke passie mijn moeder in het onderwijs werkte. Tegelijkertijd zag ik de frustratie waar het ging om de organisatie om het primaire proces heen. En daar leek niet alleen mijn moeder last van te hebben. Ik sprak vaker mensen uit het onderwijs, ook andere familieleden, en keer op keer kwam hetzelfde plaatje naar boven. Oneindig veel betrokkenheid, maar vaak evenzoveel frustratie over de organisatie van en rond het onderwijs. Heel vaak hoorde ik het riedeltje: ‘Dit zou echt anders moeten, maar dat kan niet, want ...’ Vul in: geen tijd, geld, erkenning, openheid, creativiteit binnen het team, het leiderschap, beleid, et cetera. Daarbij viel me nog iets op. Ambitieuze, sociaal betrokken mensen van mijn generatie kozen niet snel voor het onderwijs. Het beeld van scholen als conservatieve, vastgeroeste organisaties met weinig ruimte voor professionele ontplooiing, talentontwikkeling en eigenaarschap was sterk. Terwijl iedereen het er wel weer over eens was dat onderwijs zo ongeveer het belangrijkste sociale instituut is dat we hebben. Goed, ik keek naar het lege bierviltje voor me en dacht: daar moet toch iets aan te doen zijn. Het is nu juni 2014 en ik ben samen met de Onderwijscoöperatie druk met het afronden van een vierde jaar Onderwijs Pioniers. Op 23 mei stonden weer trotse leraren op het
kasteel van Business Universiteit Nyenrode te pitchen hoe zij afgelopen schooljaar een stukje van het onderwijs op hun school verbeterd hadden. Onderwijs Pioniers was het concept dat in 2007 in schetsvorm op dat bierviltje kwam te staan en dat onder de vleugels van sociale innovatie-denktank Kennisland en verschillende partnerorganisaties tot wasdom kon komen. In het kort: ondersteun leraren die een eigen vernieuwend idee hebben om hun school te verbeteren, één schooljaar met budget, coaching, een leernetwerk, tips & tricks en een podium om zelf een vernieuwing te kunnen realiseren. Ingrediënten die in feite het antwoord vormen op de vraag wat een leraar zou kunnen beperken of juist versterken om zelf aan de slag te gaan met een nieuw idee in zijn of haar eigen werkomgeving. Ingrediënten die ook voor komend schooljaar, 2014-2015, bijna honderd leraren weer hebben bewogen zich aan te melden met ideeën voor onderwijslabs in de school, nieuwe leerlijnen rond hogere orde denken, experimenten met blended learning of ideeën hoe binnen de organisatie anders samengewerkt kan worden. En niet onbelangrijk, het zijn ook ingrediënten die binnen schoolbesturen prima zelf georganiseerd kunnen worden om vernieuwing van binnenuit te stimuleren. Uit het avontuur met Onderwijs Pioniers en het voorbijtrekken van vele initiatieven van leraren zijn heel wat lessen te trekken over het veranderen van het onderwijsveld. Lessen over leerlingen, leraren, schoolleiders, beleidsmakers, politiek en over vernieuwing organiseren. Daar kan een boek mee gevuld worden. Ik licht er drie lessen uit waarvan ik hoop dat ze dromers van een beter onderwijsveld, zoals jullie, verder helpen. 1. Ieder mens heeft een idee over hoe zijn of haar directe omgeving beter kan en iedereen kan leren hoe je dat voor elkaar krijgt. Dat betekent dat we ons moeten afvragen of we aan omgevingen, relaties en skills werken die aanmoedigen dat mensen daar iets mee doen, of dat we mensen juist ontmoedigen daar iets mee te doen. 2. Het idee dat vernieuwing een elitaire exercitie is, gijzelt ons collectieve oplossende vermogen. Het impliceert namelijk dat een selectief groepje mensen over vernieuwing zou moeten nadenken en dat de rest die oplossingen (soms onder protest) consumeert en wacht op de volgende vernieuwing. De ene groep wordt daarmee eigenaarschap ontnomen (of ontneemt zichzelf dat) en de andere groep wordt al snel zelfgenoegzaam met haar ideeën: ‘Ik heb iets bedacht dat briljant is, en nu moeten zoveel mogelijk mensen het gaan uitvoeren’. 3. Je hoort vaak de clichématige wijsheid: je moet niet het wiel opnieuw gaan uitvinden! Ik zou het tegenovergestelde willen beweren. Laat mensen hun eigen wiel uitvinden!
Laat mensen hun
eigen wiel uitvinden!
Alleen met een eigen wiel kunnen ze hun eigen terrein optimaal berijden. Dat betekent niet dat ze zelf het rubber van de banden of het metaal van de velgen moeten uitvinden. Maar dat wiel, dat wiel juist wel. De sociale werkelijkheid is te complex om oplossingen van anderen, uit een andere context, zomaar te kopiëren. Dat werkt in een natuurkundig laboratorium of met puur technische oplossingen, maar in de praktijk van het onderwijs veel minder. Leren om je eigen wiel uit te vinden is daarbij een cruciale ervaring om permanent te kunnen blijven ontwikkelen.
Auteur: Eva Mondeel Over de auteur: Eva Mondeel is sinds 20 jaar werkzaam in het basisonderwijs. Met OperatieOnderwijsTexel zet ze zich in om krachtig en prachtig onderwijs op Texel neer te zetten. Naam van het initiatief: OperatieOnderwijsTexel Locatie: Texelse basisonderwijs
Speech te houden voor iedereen die zijn vakantie vrij wil kunnen opnemen (en gepersonaliseerd onderwijs wil).
Juf Eva opereert Ik heb de neiging om, als ik iets héél lekkers of blijmakends ontdekt heb, dat meteen met iedereen die in mijn buurt komt te delen. Zo heb ik al talloze flessen gemberbier aan mensen gesleten (echt heel lekker en zonder alcohol maar met chili), het boek ‘De 100-jarige man die uit het raam klom en verdween’ uitgedeeld én mensen op het idee gebracht om een pilotschool op Texel te starten die 50 weken per jaar open is. Dat laatste onderwerp vind ik persoonlijk wel het meest blijmakend en dat weet iedereen in mijn nabije omgeving zo onderhand ook wel. Zo’n anderhalf jaar geleden heb ik het platform Operatie Onderwijs Texel in het leven geroepen en een gelijknamige Facebookpagina opgezet waarop ideeën, artikelen en evenementen gedeeld kunnen worden Mijn eerste doel was: ‘Beweging brengen in het onderwijs en het liefst ook in het Texelse onderwijs’. Nou, dat is gelukt. Nadat ik met de wethouder van onderwijs verschillende acties op touw had gezet, zoals een inspiratieavond waar Martijn Aslander kwam vertellen over de kracht van het gebruik van social media (en natuurlijk nog veel meer) en nadat we samen op de boot naar Texel
wensen en dromen van passagiers ten aanzien van het onderwijs op het raam hebben geschreven met windowmarkers, werd er veel gesproken over het onderwijs. Al deze activiteiten bleven niet onopgemerkt en werden uitgebreid in de pers beschreven, waarna alles driftig ge(re)tweet werd naar tientallen duizenden mensen. Dat helpt als je iets wilt bereiken, kan ik je vertellen. Na verloop van tijd werd het platform uitgebreid. Er sloten zich een aantal geestverwanten aan bij OperatieOnderwijsTexel. Er werd een concreet plan gemaakt waarin wij beschreven hoe Texel tot een breed gedragen visie over de toekomstige vorm van het Texelse onderwijs kon komen. Hiervoor moesten de Texelaars om te beginnen met elkaar in dialoog gaan, vond OperatieOnderwijsTexel en zo geschiedde. Ondertussen hadden we aangename gesprekken met de wethouder en alle algemeen directeuren die het Texelse basisonderwijs rijk is. We besloten al snel om de handen ineen te slaan. Jippie! Want door de verbinding ontstaat de kracht. Wel even wennen voor mij, want dit is even wat anders dan in je eentje een Facebookpagina in ‘t leven roepen en wat blije ideeën de wereld in sturen. Zo kwam het kantelproces op gang. Langzaam maar zeker zoals dat gaat bij kantelprocessen, processen van lange adem. Zorg dus voor een goede basisconditie. Tijdens een druk bezochte onderwijsdialoog-bijeenkomst, die overigens plaatsvond in het gebouw van de reeds door krimp gesloten Drijverschool, ordenden en deelden we gezamenlijk alle uitkomsten. Ook hier deden de social media hun werk! Het toeval wil dat Jurjen van den Bergh die de dialoog die avond begeleidde, de eensgezindheid en daadkracht van de eilanders die avond meebeleefde en korte tijd later bij Kennisland ging werken. Kennisland ondersteunt onder andere scholen in krimpgebieden bij het innovatief oplossen van hun problemen. Laten wij op Texel nou net de twijfelachtige eer hebben om een van de meest krimpende gebieden (50%) van Nederland te zijn. Maar wij zijn óók een eiland en hebben daardoor veel baat bij de mogelijkheden die de huidige innovatieve ontwikkelingen in onderwijsland bieden. Hoe fijn is het om met deze krimpcijfers in een wereld te leven met exponentieel toenemende mogelijkheden op veler gebied. Voor het onderwijs is zo’n gebied bijvoorbeeld de online open source mogelijkheden. Dat geeft de mogelijkheid om fantastisch gepersonaliseerd onderwijs te bieden. En dat is een van de voorwaarden waaraan je moet voldoen om 50 weken per jaar geopend te kunnen zijn als school. Pas als je als mens aan de slag kan met je basisvaardigheden waar en wanneer je maar wilt, maakt het niet meer uit wanneer je je vakantie opneemt.
Met
gepersonaliseerd onderwijs plan je je eigen vakanties, als jou dat
uitkomt.
Ik schrijf dit stuk ‘s avonds in de auto onderweg naar Frankrijk om de voorspelde vakantiedrukte te omzeilen. Dan bedenk ik me dat dit tijdsbeeld, die zwarte zaterdag, binnen een paar jaar niet meer zal bestaan. Met gepersonaliseerd onderwijs plan je je eigen vakanties, als jou dat uitkomt. Niet iedereen zal zijn vakantie gelijk opnemen. Wat een heerlijk relaxed idee ... met een glimlach zak ik achterover in mijn stoel. Het wordt alleen maar relaxter :-)
Auteur: Maaike van Mourik Over de auteur: Maaike van Mourik is bioloog, illustrator, leerkracht en school-leider. Ze heeft haar eigen school opgericht. Sinds die tijd spreekt ze regelmatig over de school en haar visie op onderwijs. Naam van het initiatief: Democratische school De vallei Locatie: Renkum
Speech te houden voor iedereen die iets te maken heeft met onderwijs.
Van moestuin naar bos Wat gebeurt er als kinderen de hele dag zelf mogen bepalen wat ze doen? Wat gebeurt er als je kinderen de vrijheid geeft hun eigen onderwijs vorm te geven? Wat gebeurt er als de zorg voor de school bij de kinderen ligt? Totale chaos? Nee. De gegeven verantwoordelijkheid wordt gretig en met beide handen aangepakt. We hebben moestuintjes bij ons op school. Op een dag kwamen er drie jongens bij me in het kantoor. Ze zeiden: ‘Wij willen geen moestuin. Wij willen een bos, met 20 bomen en een paadje erdoor die uitkomt bij een vijver waar we dan een hut kunnen bouwen.’ ‘Wat een goed idee, jongens’, zei ik. ‘Hoeveel vierkante meter is jullie tuin?’ Ik vertelde ze dat ze misschien het beste naar een tuincentrum konden gaan om te vragen hoeveel vierkante meter een boom nodig heeft en welke bomen je dan het beste kunt planten. Bij het tuincentrum konden ze dan gelijk kijken hoe duur de gewenste bomen zijn en dit geldbedrag aanvragen bij de tuinkring. De jongens gingen direct enthousiast aan de slag. Met een duimstok maten ze de tuin op (hoeveel is een vierkante meter eigenlijk?) en gingen met de afmetingen en het beschikbare tuinbudget naar het tuincentrum. Even later kwamen ze dik tevreden met vier coniferen terug. En die staan er nog steeds. Democratische basisschool De Vallei bestaat anno 2014 bijna 10 jaar. Die tijd heeft ons prachtige verhalen gegeven over jong ondernemerschap. Bij Democratisch Onderwijs ben je eigenaar van je eigen leerproces. Daarnaast bepalen de kinderen samen hoe de school georganiseerd wordt door deel te nemen aan de wekelijkse schoolvergadering waar alle beslissingen worden genomen. Doordat kinderen op deze manier opgroeien in hun eigen
minimaatschappij, ontwikkelen zij de vaardigheden voor de 21e eeuw. Kinderen hebben behoefte aan structuur en kunnen dat prima zelf vormgeven. Ze willen leren en zijn heel goed in staat te bepalen hoe, wanneer en met wie. Doordat alle afspraken op school door de kinderen zelf zijn gemaakt, veranderen leraren en ouders hun eigen rol van sturend naar faciliterend. De innerlijke motivatie van de kinderen staat centraal.
Kinderen hebben behoefte aan
structuur en kunnen dat prima zelf vormgeven.
Onderwijs begint bij de wensen van de kinderen. Als onderwijs op deze manier wordt vormgegeven is de leerstof voor kinderen betekenisvol en zijn kinderen intrinsiek gemotiveerd. Kinderen leren iets omdat ze iets willen weten, op het moment dat ze daar aan toe zijn, op een manier die bij hen past. Met intrinsieke motivatie maken kinderen zich binnen 100 uur de gehele leerstof van de basisschool eigen. Houd je toch mooi 7900 zuivere speeltijd over. Toen mijn jongste zoontje vijf was, kende hij een paar letters. Hij las een paar woordjes zoals ‘Simon’ en ‘Mama’. Na die tijd heb ik hem niet meer met lezen bezig gezien. Tot hij een jaar of acht was. Hij kwam op een avond naar mij toe en las mij voor uit een boek van AVI niveau 8. ‘Goed hè, mam?’, zei hij, ‘Zonder te leren’. Simon had wel degelijk geleerd. Hij verwarde ‘leren’ met ‘les ontvangen’. Terwijl diversiteit op de arbeidsmarkt steeds belangrijker is, wordt eigenzinnige kinderen in het onderwijs geleerd zich aan te passen. Terwijl de economie vraagt om innovatie en creativiteit, stuurt het onderwijs aan op algemene gemiddelde kennis. Terwijl de biologie ‘spelen’ ziet als belangrijkste leermiddel, stuurt het onderwijs aan op het maakbare kind dat werkjes ‘binnen de tijd’ maakt. Motivatie komt van buitenaf en de innerlijke motivatie van kinderen wordt nauwelijks nog aangesproken. Ik begreep dat het radicaal anders moest en wilde het verschil maken, als moeder, als bioloog en als idealist. Met twee peuters aan de hand, van wie de oudste begon met lezen toen hij 2,5 jaar oud was, bezocht ik meerdere basisscholen. Tijdens die zoektocht stuitte ik op de verhalen van onderwijshelden over scholen die het echt anders doen, zoals Sudbury en Summerhill. Ik raakte geïnspireerd en begon te werken aan een onderwijsvisie; hoe ziet zo’n school eruit en wat is de essentie van goed onderwijs? Ik realiseerde mij dat ik dertig jaar geleden werd opgeleid voor een wereld die nu niet meer bestaat. Alles wat ik werkelijk nodig had, heb ik mezelf geleerd. Dat was de start van basisschool De Vallei. Terugkijkend op 10 jaar democratisch onderwijs zien we een belangrijke rode draad. Leerlingen die op De Vallei zitten, hebben iets waardevols in zichzelf ontdekt en iets ontwikkeld wat ze stevig en zelfverzekerd maakt. Oud-leerlingen zijn als aanstormend talent op minderjarige leeftijd op het conservatorium aangenomen, als voorzitter van de
leerling-raad of als klassenvertegenwoordiger gekozen. Democratische kinderen groeien op van creatieve probleemoplossende kleuters naar talentvolle, zelfbewuste, zelfstandige leerlingen. De ouders van onze leerlingen hebben zich bereid getoond hun overtuigingen en patronen te doorbreken. De school heeft deze kinderen de kans gegeven zich te ontwikkelen tot hun volle potentie. En de kinderen hebben deze kans gegrepen.
Auteur: Pauline Nonnekes Over de auteur: Pauline Nonnekes is founder van New Shoes, carrière coaching voor middelbare scholieren. Bij New Shoes vind je uit wie je bent en wat het beste bij je past. Een studie kiezen wordt zo een stuk makkelijker. Naam van het initiatief: New Shoes Locatie: Groningen
Speech te houden voor iedereen in het VO die de kracht ziet van de leerling in de lead.
Je hebt zelf de regie. School is een middel om je doel te bereiken Ineens beginnen zijn ogen te twinkelen. ‘Ik wilde vroeger burgemeester worden. Dat leek me echt vet, belangrijk zijn!’ Het komt uit de grond van zijn hart. Hij vertelt dat zijn ouders een plastic ambtsketting voor hem hadden gekocht toen hij zes of zeven was. En die ketting hing ‘ie om, te pas en te onpas: op school, in de kerk, op verjaarspartijtjes. Dan paradeerde hij rond, samen met zijn ketting, en oogstte aandacht en applaus. Ik glunder. Zijn hang naar statuur was mij al opgevallen in zijn breinvoorkeuren. Ik ben carrièrecoach voor tieners. Voordat we in gesprek gaan, vult de deelnemer een flinke vragenlijst in waaruit blijkt welke activiteiten hem van nature het makkelijkste afgaan. Dit zijn breinvoorkeuren; ze tonen aan hoe je leert, communiceert, samenwerkt en besluiten neemt. Voor mij de basis voor een waardevolle ontdekkingstocht. ‘Wat speelde je vroeger?’, vraag ik. Hij vertelt dat hij eigenlijk het liefst alleen op zijn kamer zat en kartonnen bouwpakketjes van huizen in elkaar zette. Daar kon hij zich helemaal in verliezen. En nog, als hij het simulatiespel Sims speelt. Langzaam ontstaat er een profiel. Hij is graag baas over het proces, wil rust en controle, is het liefst feitelijk en doelgericht bezig en wil de dingen tot in detail uitwerken. Dan vraag ik hem: ‘Wat wil je hier bereiken?’ Zijn antwoord is helder: ‘Iedereen roept van alles. De één vindt dat ik naar de Toneelschool moet omdat ik goed kan acteren, terwijl mijn decaan zegt dat ik technische bedrijfskunde moet gaan studeren. Daar ben ik klaar mee. Ik wil het zelf uitzoeken en zelf kiezen. Help me hierbij.’
Twee sessies later kiest hij voor een studie Bouwkunde. Daar ligt zijn hart. Zijn perspectief is een eigen architectenbureau dat bestaande gebouwen verduurzaamt. Hij wil ertoe doen, maatschappelijke relevantie speelt een grote rol. Aan het einde van het traject merkt hij op dat alles latent is; eigenlijk wist hij het allang. Er waren alleen een beetje veel stoorzenders onderweg. Mijn passie is om middelbare scholieren en studenten te helpen met uit te vinden wie ze zijn en waarvoor ze staan en gaan. Anders gezegd: ik vind het heerlijk om te puzzelen en om orde te scheppen in chaos. Er is één voorwaarde voor de deelnemers: het is hun verantwoordelijkheid, ze moeten zelf willen, niets meer en niets minder. Ik gids en help. En ik ben geen therapeut. Die tekst landt bij de meesten. Ik werk met jong volwassenen. Daar zit meteen de uitdaging. Niet meer jong en nog niet volwassen. Verwarring alom, soms ook wanhoop. Maar wel eentje van een pure schoonheid. Deze leeftijdscategorie moet van alles, vooral keuzes maken met veel impact. Dat is best een dingetje. Kiezen is alleen succesvol als ze weten waarom, waarheen en waarvoor. Die vragen kunnen ze vaak niet beantwoorden, omdat het vakkenpakket op school hen niets vertelt over hoe ze hun kwaliteiten, vaardigheden en breinvoorkeuren kunnen inzetten in de leukste baan die er is straks. Ik onderzoek juist dat wat onbeantwoord blijft op school. In het geval van de deelnemer hierboven: hij ontdekte dat toneel voor hem vooral een uitlaatklep is. Hij vindt het fijn om mensen mee te nemen in zijn verhaal en hen te beroeren. Wat hij feitelijk wil doen en bereiken, is iets heel anders. Een prachtig inzicht op je zeventiende. Op dat moment wacht ik altijd met spanning. Dan gaan de ogen open en zien ze zoveel meer. Ze hebben de wereld echt iets te bieden, willen daarin zelf de regie en zetten school in als middel om hun doel te bereiken. Een mindset die een boost is voor het zelfvertrouwen van tieners.
Kartonnen huisjes in elkaar zetten,
daar kon hij zich helemaal in verliezen.
Mijn droom? Carrière coaching een vaste plek geven in het voortgezet onderwijs. ‘Hoe’ weet ik nog niet precies, alleen dat het simpel te implementeren moet zijn. En ik weet dat ik geduld moet hebben. Mijn eigen breinvoorkeuren zitten me wel eens in de weg dan. Ik ben van innoveren, samen lekker out of the box, niets is raar en alles kan. Ik analyseer grondig, maar niet te lang. Het leven is kort, dus een beetje tempo graag. En als het niet meteen werkt, zijn er meerdere wegen naar Rome. Trial & error, zo is het leven. Wat ik wil, zal dus ooit gebeuren, maar het wordt hoe dan ook anders dan verwacht. Prima. De basis is er, mede gelegd door de tieners die nu focus hebben en hun
ervaringen delen met mij en anderen. Van hen leer ik elke dag. Zij zijn het die mij in alle oprechtheid hebben verteld wat ze wel en niet beviel in de sessies. Wanneer ik bijvoorbeeld te veel kletste of dingen voorkauwde die ze zelf nog niet zagen. Ook dat was trial & error, het ‘scrummen’ van mijn traject. Dat blijf ik doen. Elke dag weer.
Plezier zorgt ervoor dat je zin hebt om je beste beentje voor te zetten
Auteur: Corné van Oers Over de auteur: Corné van Oers wordt blij van mensen die hun hart volgen en hun talent naar buiten brengen. Hij wil ruimte creëren voor kinderen in onderwijs om gewoon zichzelf te worden. Naam van het initiatief: Hoe simpel kan het zijn: Onderwijs andersom - kiezen voor blij! Locatie: bs Achterberg te Dongen
Speech te houden voor kinderen, leraren en ouders die geloven in onderwijs andersom.
Het tij gekeerd Het is bijna half negen. Een grote groep kinderen staat voor de deur van de school, vol energie om te beginnen aan een nieuwe schooldag. Zo gaat dat iedere dag. Blije gezichten, ieder van de 400 kinderen met zijn/haar eigenheid loopt de school binnen voor een nieuwe dag. Enkele keren per dag loop ik als directeur door de school, te genieten van de veelheid aan activiteiten en vooral van de vindingrijkheid en verscheidenheid van leerlingen en leraren. Ik voel de betrokkenheid en liefde waarmee gewerkt wordt. Het voelt als een warme deken die nodig is om je kwetsbaar te maken en je werkelijk te laten zien. Soms gaan de gordijnen even dicht. Een nieuw deel van jezelf ontdekken en zichtbaar maken kan moeilijk zijn. In november 2012 kwam ik als interim-directeur op basisschool Achterberg in Dongen. Al jaren was ik op zoek naar een manier om het ‘systeem onderwijs’ te veranderen. Initiatief na initiatief liep op niets uit voor mijn gevoel. Wel plantte ik steeds weer enkele zaden. Het tij is gekeerd! Met mijn andere kijk op zaken, mijn houding van dienend leider en heldere toekomstvisie op onderwijs kwam ik een reguliere, vrij traditionele school binnen. De eerste dagen waren schokkend voor de meeste leraren. Ik liet mezelf zien in mijn eigenheid (hoe kan ik anders) en gaf leraren meteen ruimte voor eigenheid en autonomie. Ik gaf aan: ‘Ik ben hier om jullie te ondersteunen in jullie vakmanschap’. Binnen twee weken ging de knop om. Leraren voelden weer de passie waarmee ze gekozen hadden voor het vak en voelden dat ze ruimte kregen om hun idealen die al een
tijdlang op de plank lagen, weer op te pakken. Wat een energie geeft dit. In de wandelgangen vonden ze me in het begin maar ‘een rare’. Ook de term ‘zwever’ werd genoemd. Leuk dat diezelfde leraren na enkele maanden toegaven dat ze die vreemde dingen ook zelf waren gaan toepassen en dat het nog werkte ook. De simpele vraag: ‘Waar word jij blij van?’, maakte zoveel in mensen los dat sommigen meteen zich bewust werden van het feit dat hun plek in de organisatie en hun eigenheid totaal niet in overeenstemming waren. Als leidinggevende moet je weten waar je mee bezig bent en wat het doet met mensen als ze in een veranderingsproces terecht komen. Het kan bij mensen heel veel losmaken. Oprechte belangstelling en respect voor je mensen is essentieel. Ook gaat het om wederzijds vertrouwen en een houding van ‘we helpen elkaar’ (Kanjermethode). Vooral uit de afrekencultuur stappen en uit het beoordelen van elkaar in termen van goed en fout. Dit is dodelijk en zet alle veranderingen op slot. Met elkaar zijn we een visie gaan ontwikkelen, waarbij ik als inspirator en gids functioneerde. Ik bleef mijn visie verwoorden en daarbij geloof en vertrouwen uitstralen. Daar waar mogelijk zette ik mensen in hun kracht en maakten we samen rollen binnen het team duidelijk: ‘Wat is jouw toegevoegde unieke bijdrage?’ ‘En pak je je rol ook op momenten dat de organisatie of situatie erom vraagt?’ Ik haalde de hiërarchie uit de school en ontwikkelde met het team een kringenstructuur met teams en supportgroepen, alle met een regisseur om de communicatielijnen kort te houden. Besluiten werden genomen op basis van ‘geen overwegend bezwaar’ (sociocratisch model). Hierdoor werden vergaderingen meer afstemmings- en uitwisselingsbijeenkomsten, to-the-point en zinvol. Na een jaar was de school meer en meer als een organisch georganiseerd geheel, waarin ieder zijn/haar rol en verantwoordelijkheden kent en neemt, en waarbij ieder zelfsturend binnen eigen kaders kan opereren. Wat een dynamiek geeft dat. Ik moest er als directeur aan wennen dat ik lang niet meer van alles op de hoogte ben, maar wel de hoofdlijnen en koers blijf bewaken. Ik ben trots op al de leraren die hun creativiteit inzetten om van elk probleem een kans te maken. De mooiste oplossingen komen naar voren als je open met elkaar communiceert en ieder laat meedenken.
In het begin moesten kinderen echt wennen en leren omgaan met
de ruimte die ze
krijgen.
Wat doet het met de kinderen? Eerst hebben we gewerkt aan leerkrachtvaardigheden en -attitude om dat vervolgens naar leerlingen te kunnen doen. We richten ons op ‘ruimte voor eigenheid’, ‘keuzeruimte en autonomie’, ‘nemen van verantwoordelijkheid voor eigen gedrag’ bij onze leerlingen.
Vanuit een stabiele basis die we gecreëerd hebben met een vaste groep leerkrachten, gaan we nu steeds meer flexibel werken. Stap voor stap gaan de controleschotten er tussenuit. In het begin moesten kinderen echt wennen en leren omgaan met de ruimte die ze krijgen. Nu zijn we eraan toe de ouders actief in dit proces te gaan betrekken. Het is belangrijk dat de school- en thuissituatie goed op elkaar afgestemd blijven. Onze droom: een school waar kinderen en leerkrachten in hun kracht staan en met elkaar een krachtige leercommunity vormen samen met de ouders.
Auteur: Marieke Peters Over de auteur: Marieke Peters werkt samen met onder andere TEDx(Youth) en zij heeft een eigen bedrijf, genaamd Be(e) Creative. Naam van het initiatief: Be(e) Creative Locatie: Kerkrade
Speech te houden voor de minister van Onderwijs.
Durf jij creatief te zijn? Het onderwijs. Als 17-jarig meisje, leerlinge op 4 havo, zit ik er middenin. In de media hoor je vaak dat men daar niet tevreden over is en het anders moet. Zelf heb ik de laatste jaren nog niet veel veranderingen waargenomen, maar ik hoop dat deze er snel gaan komen. En over ‘welke’ heb ik zo mijn ideeën. Met mijn bedrijfje Be(e) Creative maak ik niet alleen promotiefilmpjes, maar ga ik ook dikwijls ergens spreken over mijn visie op het onderwijs. Ik denk namelijk de oplossing gevonden te hebben voor een beter en leuker onderwijs. Er lopen heel wat talenten rond op deze wereld, zo ook op scholen. Een deel van de leerlingen ontdekt die passie per toeval en er is een groep leerlingen die wel weten wat hun talenten zijn. Deze laatste groep kun je ook weer indelen: de leerlingen die wel weten dat ze een talent of passie hebben, maar er niks mee durven te doen of niet goed weten hoe ze dit moeten aanpakken. En de leerlingen die er wel al iets mee gedaan hebben en dit ook durven. De eerste groep is groter dan de tweede. Veel leerlingen durven de stap niet te zetten om met hun talent of passie naar buiten te treden. Ze weten niet goed wat er op hen afkomt. Drie jaar geleden behoorde ik ook nog tot deze groep. Ik wist dat mijn passie bij het maken van filmpjes en foto’s lag. Op een dag zette ik eindelijk de stap die nodig was om verder te komen. Ik maakte een filmpje over al mijn wensen en dromen die ik hoop waar te maken voordat ik dood ga. Toen het filmpje klaar was en ik het op YouTube had geplaatst, was ik natuurlijk heel trots, maar ik wist niet goed wat ik er verder mee kon doen. Ik wilde natuurlijk wel dat mensen mijn filmpje zouden zien. Op dat moment kregen we op school een soort module, genaamd ‘Gelukskunde’. In die
uren werd er gefocust op de individuele leerling en zijn of haar talenten. Precies wat ik en veel andere leerlingen nodig hadden.Op aanraden van mijn moeder liet ik mijn filmpje, dat ik ‘Bucketlist’ had genoemd, zien aan de leraar die ‘Gelukskunde’ gaf. Hij twijfelde niet lang en stuurde het naar TEDxYouth Amsterdam. Een paar maanden later mocht ik vanaf de bekende rode stip aan heel Nederland en heel de wereld over die ‘Bucketlist’ vertellen. Deze TED-talk bleek een startschot voor een geweldige ontwikkeling, die er uiteindelijk toe leidde dat ik tegenwoordig druk bezig ben met mijn eigen bedrijfje in het maken van films en foto’s! Ik ben er echt van overtuigd dat het onderwijs sterk verbetert als we het onderwijs zo aanpassen dat er meer gefocust wordt op de talenten en passies van leerlingen. De lessen kunnen zo worden aangepast dat de leerlingen worden uitgedaagd creatiever te zijn. Bijvoorbeeld door bij het presenteren van de stof van leerlingen een eigen creatieve bijdrage te vragen. Dat wordt op verschillende plaatsen en scholen al gedaan, maar volgens mij nog in onvoldoende mate. Dit is dan ook maar één voorbeeld van de vele andere opties die er zijn. Ik denk ook dat de lessen op deze manier interessanter worden voor de leerlingen. Dit kan ervoor zorgen dat de aandacht en de motivatie toenemen, wat weer leidt tot betere resultaten en meer plezier in het naar school gaan. Als jongeren willen we graag worden uitgedaagd om te laten zien wat we allemaal in onze mars hebben en dat is heel veel! Het naar school gaan wordt vaak beschouwd als iets wat ‘moet’, maar waar we totaal geen zin in hebben. Laten we het onderwijs nu eens zo aanpassen, dat (a) de leerlingen meer plezier krijgen in het naar school gaan en (b) de leraren nog meer plezier krijgen in het lesgeven. Als er op deze manier ook meer aandacht wordt geschonken aan de talenten en passies van de leerlingen, ben ik ervan overtuigd dat dit te realiseren valt en dat het werkt. Mijn motto luidt:
Bringing Creativity Alive!
Mijn motto luidt: Bringing Creativity Alive! Dat wens ik mij zelf en mijn klasgenoten ook in het onderwijs toe.
Auteur: Peter la Roi Over de auteur: Peter la Roi is geboeid door de werking van het brein. Hij traint mensen binnen en buiten het onderwijs in technieken om slimmer en effectiever te leren. Daarnaast is hij vo-docent Ha/Te. Naam van het initiatief: Zomaar een les ... Locatie: Zwolle
Speech te houden voor docenten VO.
Beeld van een groep Ik sta bij de deur van mijn lokaal. Half over elkaar heen buitelend komt de 2 havo-klas binnen. De tassen worden in het rek gesmeten. De eerste jongens draaien alweer aan de bankschroeven. Kijken of hun klasgenoot ‘m los krijgt … ‘Wat gaan we doen meneer?’, roept de grootste van het stel. ‘Ga eerst maar even zitten’ en ik gebaar ze richting het instructiedeel van mijn lokaal. Het grootste deel van de klas zit al. Het merendeel met smartphone of iPod in de hand. Het is de eerste les Handvaardigheid met deze klas dit jaar. Ik start met een groepsopdracht en zet een aardewerken voorwerp midden op tafel. Gekocht in de wereldwinkel. Het is een groepje figuren die omarmd een kring rondom een waxinehouder vormen. De figuurtjes zijn eenvoudig en weinig gedetailleerd. ‘Als je naar dit voorwerp kijkt, wat zie je dan? Waaraan zie je dat het mensfiguren zijn? Verbeelden ze echte personen? Waarom niet? Waarom is dit een groep? Waaraan kun je zien dat een groep mensen bij elkaar hoort?’ Wie reageert, en hoe, leert me al het eerste van deze klas. Zo laat ik de klas kijken naar het voorwerp en bevraag ze, richt hun waarneming. Voor sommigen is deze onzekerheid al te lang. ‘Gaan we dit maken, meneer? Mag je dit samen doen? Kunnen we beginnen?’ Ik nummer de leerlingen en vorm groepen van vijf leerlingen. Deze keer laat Ik ze niet de keus. Ik ben namelijk benieuwd hoe de groepsdynamiek zal zijn bij de uitwerking van de opdracht. Vaste patronen binnen vrienden wil ik even doorbreken. Ieder krijgt een gelijk
stuk klei van mij. Via klassikale instructie laat ik zien hoe je een ‘basispoppetje’ maakt. Ze krijgen de volgende opdracht van mij: ieder maakt een mensfiguur. Elk poppetje binnen je groep is uniek. Je mag zien dat het van jou is. Dus niet zoals het voorbeeld. Toch moet je ook kunnen zien dat de groep poppetjes iets met elkaar heeft, een groep vormt. Op welke manier dan ook. Ik geef geen aanwijzingen meer en loop rond en observeer. Als ik help, is het door vragen te stellen. Deze les geeft mij een fantastische mogelijkheid om mijn leerlingen te leren kennen. Ze wanen zich onbespied, zijn alleen met medeleerlingen bezig. Met de fotolijst erbij oefen ik hun namen. Aan het eind van het blokuur ken ik ze allemaal bij naam. Elke groep heeft zijn eigen aanpak. Een groep met merendeel jongens is aan het beuken op het stukje klei dat ze hebben gekregen. De eerste piemels worden gevormd. Een ander groepje is nog steeds aan het overleggen wat ze zullen gaan doen. Ideeën worden net zo snel verworpen als ze ontstaan. Maar langzamerhand ontstaan de eerste figuren. De plannen krijgen richting en er wordt hard gewerkt. Eind van de les staan er zes zeer verschillende werkstukken. Poppetjes die liggend op hun buik in een kring elkaar aankijken, een kring poppetjes in handstand, een polonaise van poppetjes, een kring van liggende barende vrouwen met een koppetje tussen hun benen. Een waxinelichthouder in de vorm van een krijsend babyhoofd met een open mond waar de kaars in past. De leerlingen zijn trots op hun vondsten en lopen rond om elkaars werk te bekijken. Maar dit was niet mijn enige doel van de les, het maken van een werkstuk. Ik wil ze ook laten zien wat er nog meer te leren valt in de lessen. Hoe stem je af op elkaar, overleg je, maar behoud je toch je eigenheid in een groep? Ga je enkel mee, of heb je inbreng? Ik stel ze dan ook de volgende vragen. - Op welke manier verschillen de figuren in jullie werkstuk? - Wat maakt dat jullie figuren een groep vormen? - Hoe is het groepsidee tot stand gekomen? Was je bedenker of was je volger? Zitten jouw ideeën ook in het werkstuk, kreeg of nam je de ruimte voor jouw ideeën? - Hoe verliep de samenwerking, hielp je elkaar? - Wat vond je lastig. Hoe heb je het opgelost?
Maar lesstof is ook middel.
Middel om jezelf te
leren kennen.
Ik noem ook enkele van mijn observaties. De groep die eerst aan het klooien gaat met het materiaal, waarbij één leerling tevergeefs probeert de groep in dezelfde richting te krijgen. De andere groep waarbij eerst alles wordt uitgedacht voor ze beginnen. De leerling die aan het prutsen is en niet ziet dat de leerling naast hem de oplossing van zijn probleem allang gevonden heeft. Gaat het in mijn lessen om beeldende vorming in al zijn facetten? Uiteraard! Maar lesstof is ook middel. Middel om jezelf te leren kennen, te ervaren dat ieder zijn eigen aanpak heeft en dat je van elkaar kunt leren. Dat verschillend zijn niet alleen staan betekent, maar dat jouw inbreng ertoe doet. Of je nou ‘goed’ bent in handvaardigheid of niet. H2b buitelt weer mijn lokaal uit. ‘Tot volgende week meneer! U gaat ze toch wél bakken?’
Auteur: Lotte de Rooij Over de auteur: Lotte de Rooij werkt aan onderwijsontwikkeling in de brede zin van het woord. Naam van het initiatief: Herontwerp van onderwijs Locatie: Zutphen
Speech te houden voor onderwijsontwikkelaars.
Van paint by numbers naar leeg canvas Ik mocht vroeger van mijn moeder geen kleurboeken. ‘Het beperkt je in je creativiteit’, zei mijn moeder dan. Nee, zelf iets scheppen, dat was het summum in mijn jeugd. Toen mijn zus voor haar negende verjaardag een paint by numbers set cadeau kreeg van een vriendinnetje keek mijn moeder mokkend naar de doos. ‘Stom en ook nog eens lelijk.’ In dat laatste moet ik haar gelijk geven, het eindresultaat van het paint by numbers paardenhoofd was niet om aan te zien. Tja, mijn zus’ capaciteit om binnen de lijntjes te kleuren is dan ook nihil, nog steeds. Creativiteit, iets ontwerpen, waar begint dat eigenlijk? Met een ruw idee, een opzetje van een ander? En als iets zo voorgekauwd is als een paint by numbers schilderij, heb je het dan nog zelf gecreëerd? We leven in een maatschappij waar creatie en creërend vermogen belangrijk en waardevol zijn. We hebben ze nodig om problemen van steeds complexere aard op te lossen. Hoe ver brengt paint by numbers ons nog? Iets (her)ontwerpen is opnieuw doordenken, schetsen, uitgummen en weer schetsen. Leuk om te doen als het gaat over een nieuw type koffiezetapparaat, leuker als het gaat over leerprocessen. Leuk om te doen via paint by numbers, maar nog veel leuker als het kan op een leeg canvas. Samen met anderen rondom een grote tekentafel. Dit laatste is moeilijk in het onderwijs. Als onderwijsontwikkelaar, of onderwijs redesigner, tref ik de meest fantastische juffen en meesters, die met hun kinderen briljante dingen doen. En nog vaker tref ik geweldige schoolleiders, die binnen de kaders van Onderwijsinspectie, bestuurlijke regels, verwachtingen van ouders, motivatie van medewerkers en energie van kinderen het anders doen. Maar wanneer is anders echt
anders? Écht herontwerpen, écht opnieuw doordenken, écht met een leeg canvas beginnen, of, om in onderwijstermen te blijven: met een schone lei, dat is zeldzaam. Mentale modellen over wat onderwijs zou moeten zijn, zijn star. De basale bouwstenen van onderwijs zijn zo diep verweven met de praktijk dat ze haast niet meer zichtbaar zijn, en dus ook niet meer bevraagd worden op hun functie of bestaansrecht. Dingen zoals een klaslokaal, een bord, een lesboek, een schoolgebouw, rapporten met cijfers, jaargroepen. Ik zeg niet dat ze geen functie hebben, ik zeg dat klakkeloos wordt aangenomen dat ze het meest geschikt zijn voor de functie. Bij herontwerp blijken alternatieve bouwstenen een functie vaak beter te kunnen vervullen dan de ‘standaard’ bouwstenen. Maar om dit te ontdekken moet je wel met een leeg canvas durven beginnen en nieuwe bouwstenen durven ontwikkelen. Eens in de zoveel tijd ontmoet ik een team dat los probeert te breken. Een team dat, ondanks dat de wereld om hen heen paint by numbers ademt, probeert hun eigen canvas te schilderen. Stapje voor stapje. Op onderbuikgevoel, via trial and error en met elkaar. Voor zo’n team wil ik hier een lans breken. Dit zijn de ware onderwijshelden. Ik heb het hier over het team van Montessori Kindcentrum De Plotter. Een kindcentrum voor onderwijs en opvang in Zutphen. Met bewondering en aanmoedigingsvlag keek en dacht ik het afgelopen jaar mee met hun organisatieontwikkeling. De Plotter werkt aan kosmisch onderwijs. Daar is het geen holle frase. Kosmisch betekent dat alles in verbinding staat met elkaar. Geen makkelijk uitgangspunt voor herontwerp, en dat ervaart het team van De Plotter ook. Toch lukt het hen om binnen alle touwtjes van ‘zo werkt het nu eenmaal’, aangetrokken door Inspectie, ouders, bestuur en zelfs zo nu en dan door henzelf, hun eigen organisatie te beschouwen en opnieuw te ontwerpen. Op De Plotter wordt gewerkt met thema’s waarlangs de kinderen de wereld leren exploreren. Keer op keer wordt een leeromgeving gecreëerd die bedoeld is om kinderen te triggeren. En keer op keer leert het team van De Plotter beter hoe zo’n omgeving kan worden vormgegeven. Kinderen worden vervolgens gestimuleerd om zelf te formuleren waar ze nieuwsgierig naar zijn. Om daarna antwoorden te vinden via een onderzoekstraject. In het thema ‘het menselijk lichaam’ leverde dit onderzoeksvragen op als: - hoe werken je aderen? - hoe komt het dat je een bril nodig hebt? - hoe komt het dat je niet in elkaar zakt? Aan het eind van elk thema worden resultaten gepresenteerd én is er aandacht voor het proces dat naar het resultaat leidde. Kinderen geven en ontvangen feedback van elkaar op eindproduct en op proces. De Plotter geeft zo opnieuw vorm aan validatie en het afleggen van verantwoording. Er wordt gezocht naar vormen van verantwoording afleggen voor iedereen: kinderen,
teamleden en directeur. Op dit moment werkt het team van De Plotter aan antwoorden op de vragen: - hoe laat je met feiten zien wat een kind weet, kan, voelt en is? - en hoe verzamel je samen met kinderen, collega’s en ouders de bewijzen van wat kinderen kunnen? Teamleden leren verschillende assessmentvormen en leren uitgaan van het eigen curriculum en de bijbehorende domeinen en leerlijnen. Dit is het leerproces van het team van De Plotter. Stukje bij beetje leren zij alle vakken te integreren in dit gezamenlijke, exploratieve proces. En langzaam maar zeker buigt het onderwijs zich van zenden van kennis, naar ontdekken van jezelf en elkaar, en leren navigeren in de wereld. Niet alleen door kinderen, maar ook door volwassenen.
Jullie zijn niet alleen! Dit is een
internationale ontwikkeling Het team van De Plotter ervaart zijn leerproces als een eenzame strijd. Als een unieke ontwikkeling, ergens in een stadje aan de IJssel. Maar dat is het niet. Die strijd woedt op vele plekken. Dit boek wemelt ervan. Ik hoop het team van De Plotter een hart onder de riem te kunnen steken, en daarmee elk team dat dezelfde strijd voert. Jullie zijn niet alleen! Dit is een internationale ontwikkeling van een brede behoefte aan herontwerp van onderwijs. Niet volgens paint by numbers, maar vanaf een leeg canvas, samen aan een grote tekentafel. Grab a brush!
Auteur: Victor van Saltbommel Over de auteur: Victor van Saltbommel is 17 jaar oud en zit momenteel in VWO 5 op Stad en Esch Zuideinde in Meppel. Naam van het initiatief: Buitenschoolse activiteiten leiden tot betere resultaten. Locatie: Stad en Esch Zuideinde, mijn huidige school.
Speech te houden voor leeftijdsgenoten op mijn school.
Ster in de toekomst Wat is er leuker dan een product bedenken en dit proberen te introduceren op de markt? Of een gala met een musical te organiseren voor de hele school? Je kunt bijna niet enthousiaster worden dan het moment waarop je een idee hebt voor een nieuw product, of een musical helemaal goed verlopen is en het publiek geniet. Dat enthousiasme gekoppeld aan het onderwijs is naar mijn mening een perfecte combinatie. Zelf heb ik meegedaan met de Business Voice of Meppel. Een parodie op het bekende zangprogramma The Voice. Het gaat bij deze ‘Voice’ alleen niet om het zingen, maar om de pitch van de deelnemers. In één minuut moeten de pitchers de coaches overtuigen van hun idee of startend bedrijf. Alle coaches waren afkomstig uit het bedrijfsleven uit de omgeving. Het idee dat ik samen met klasgenoten had bedacht - het opladen van telefoons door bewegingen - werd werkelijkheid. Het onderwijs werd dus niet alleen gekoppeld aan enthousiasme, maar ook aan de realiteit. Ik geloof dat je het onderwijs door dit soort projecten een stuk beter en leuker kan maken. Beter omdat de theorie en de plannen die bedacht zijn op school, in dit geval worden toegepast bij de Business Voice of Meppel. Vergelijkbaar met de leerstof uit het boek die je toepast op een tentamen. Maar naar mijn idee een stuk leuker en leerzamer. Ik merkte tijdens de voorbereiding van de Business Voice dat we het serieus moesten aanpakken. Je wilt immers niet voor schut staan op het podium. Daarom probeerden we ons idee zo reëel mogelijk te maken, zodat de coaches zich om zouden draaien. Onze inspanningen waren gelukkig niet voor niets, er draaiden namelijk twee coaches voor ons om. Hierdoor kwamen we in contact met het echte bedrijfsleven. We zijn op bezoek
geweest bij verschillende bedrijven en hebben gekeken in hoeverre ons idee uitvoerbaar was. Dit was een leuke en leerzame ervaring, waarvoor meer leeftijdsgenoten de kans moeten krijgen. Vooral als je al weet dat je later het bedrijfsleven in wil. Na onze pitch en de opgedane ervaring besefte ik dat de schoolopdracht een stuk interessanter was geworden door de Business Voice of Meppel. Het zou dus eigenlijk een jaarlijks terugkomend project moeten worden.
Hierdoor kwamen we in contact met het
echte bedrijfsleven.
Nog een ander voorbeeld van hoe je het onderwijs leuker, slimmer of beter kan maken, is Stichting VESTER, de oudste Nederlandse leerlingenvereniging voor en door scholieren van Stad en Esch. Deze stichting laat al 99 jaar zien dat het onderwijs nog leuker kan dan dat het vaak al is. Bijvoorbeeld door het organiseren van een jaarlijks gala en een musical, geproduceerd door leerlingen. Vele weken wordt er op zondag geoefend voor het galaweekend. Het decor wordt gebouwd, de danseressen oefenen hun danspassen en de acteurs oefenen de scenes. Ik ben van mening dat deze activiteiten het onderwijs kleur geven en daarmee ook van toegevoegde waarde zijn. De activiteiten zorgen namelijk niet alleen voor extra kleur, maar ook voor ontspanning buiten de schooltijden. In hoeverre het echt ontspannend is, vraag ik me op sommige momenten nog wel eens af. Een half uur voordat de musical in de schouwburg begint, is het vaak flink stressen in de coulissen. Maar na die tijd weet iedereen weer waarom hij of zij het wilde doen. Op de feestavonden zie je andere karakters van mensen naar boven komen. Een leraar die de dag ervoor nog serieus voor de klas stond, gaat de avond erna los op de dansvloer. Dat is fantastisch om te zien. Daardoor leer je elkaar op een andere manier kennen en ook in een totaal andere setting. Dit zorgt voor verbondenheid tussen de leerlingen onderling, maar ook tussen leerling en leraar. De verbondenheid die daarna invloed heeft op het saamhorigheidsgevoel en het samenwerken binnen klassen. Daardoor bepaalt VESTER ook voor een deel de goede sfeer op school. Dat is zeker niet onbelangrijk. Het is de basis voor goede resultaten. De Business Voice of Meppel en Stichting VESTER zijn voorbeelden van hoe het onderwijs anders kan. Als ex-deelnemer van de Business Voice en huidig bestuurslid van VESTER wil ik iedereen die bij het onderwijs betrokken is, aanbevelen om soortgelijke projecten en activiteiten buiten de lestijden om te organiseren. Ze maken het onderwijs beter, interessanter, leerzamer en vooral ook leuker. De enthousiaste leerling van nu is de ster in de toekomst.
Auteur: Tjeu Seeverens Over de auteur: Tjeu Seeverens is creatief leider TalentenAcademie SVO|PL, beleidsadviseur CvB, auteur/bedenker Gelukskunde en Slimmerkunde. Naam van het initiatief: TalentenAcademie Locatie: Parkstad
Speech te houden voor wie bezig is met inspireren en geïnspireerd worden.
Mag ik in je ogen kijken? Haar blikken ontweken me. ‘Ik kan niet te lang blijven, want ik heb maar één euro in de parkeerautomaat kunnen stoppen.’ Zo meldde zich op een regenachtige oktobermiddag in 2011 docent Suzanne voor de eerste, schooloverstijgende kenniskring van de eigen TalentenAcademie van SVO|PL. Dat is een onderwijsstichting van drie avo- en vijf vmboscholen in het Zuid-Limburgse Parkstad. Aan de houding van Suzanne zag ik dat ze baalde. De ‘hoe komt dat zo?’-vraag counterde ze met: ‘Een beetje, ja. Het is zo druk op school en er ligt thuis nog zoveel correctiewerk te wachten ... Ik kan m’n tijd op dit moment beter besteden.’ Het is nu een paar jaar later. Welke ontwikkeling hebben we allebei meegemaakt? Bij de start van de TalentenAcademie wist SVO|PL waarvoor het in elk geval een alternatief in het leven wilde roepen: het jaarlijks per sectie bezoeken van de doorgaans peperdure onderwijscongressen in de regio Utrecht of Amsterdam. Meestal volgens de ‘Libelle Zomerweek’-formule: vooral gezellig met z’n allen in de trein, slechts een deel van de workshops volgen, in elk geval een terrasje pikken om daarna (vroeg)tijdig met je vakbroeders en -zusters weer naar huis te vertrekken en de volgende dag snel tot de orde van de dag over te gaan. Met vallen - lees: nog te veel van bovenaf willen bedenken en regelen - en opstaan laten we inmiddels steeds meer collega’s het effect van onze eigen aanpak ervaren: een verbetering van het onderwijs van onderop. Met vooral je collega’s uit de buurt als belangrijkste inspiratiebron bij bijna alle scholingsactiviteiten en dan bij voorkeur van verschillende onderwijstypes. De bovenbouwdocent van het
klassieke gymnasium ontdekt dan hoeveel hij over gepersonaliseerd of passend onderwijs kan leren van zijn collega uit het praktijkonderwijs. De teamleiders van een vmbo-locatie leren in een maatschap samen met collega’s van een avo-school het verzuimbeleid effectief aan te pakken. Zo zijn er verspreid over die drie jaar talloze geslaagde voorbeelden te geven. Ook op leerlingenniveau. Leerlingen van een vwo-afdeling wilden graag een uitgebreide expositie van hun examenwerk CKV organiseren. Leerlingen van de praktijkschool maakten daarvoor de lijsten. Op de vraag wat zij daarvoor een goede beloning vonden, was het antwoord: ‘We willen ook graag zo goed kunnen tekenen’. Een week later gaven de gymleerlingen op de praktijkschool spontaan enkele tekenlessen. Zelfsturend, zelflerend, zelforganiserend en zelfontwikkelend. Zijn dat niet juist de tools die onze leerlingen in de toekomst nodig hebben? Nog een voorbeeld? Een uitwisselingsprogramma werd benut om leerlingen school- en landoverstijgend aan nieuwe Canvas businessmodellen te laten werken. Onze leerlingen met economie in het pakket bleken heel wat te kunnen leren van hun Noorse leeftijdgenoten, bij wie ondernemendheid een kernactiviteit op school is. En wij bleken weer heel wat creatiever te zijn dan de Duitse scholieren. Bovenstaande formule is even eenvoudig als effectief: je hoeft als overkoepelend schoolbestuur alleen maar steeds opnieuw omstandigheden te creëren, waarbij de eigen docenten en leerlingen van elkaar leren door in dialoog te gaan over wat beter en slimmer kan. Ze ontdekken dan vanzelf dat je soms fouten moet durven maken om samen volgende stappen te kunnen zetten. Daarbij werkt het als je ook bij docenten rekening houdt met de grote diversiteit aan leerstijlen. De ene docent voelt zich prettig bij blended learning (de combinatie van online leren en contactonderwijs), de ander raakt enthousiast door netwerkleren of is juist op zoek naar meer traditionele kennisoverdracht via boeken of video’s.
Mag ik in je ogen kijken om je
passie te zien?
Betrokkenheid, inspireren en geïnspireerd worden. Dat stimuleren we door elke week op een vast moment een eenvoudige, korte nieuwsbrief te mailen. Daarin staan maximaal acht berichtjes en vooral links over wat er op de acht scholen, maar ook in de ‘grote’ onderwijswereld aan bijzondere initiatieven te melden is. Veel van de content is inmiddels afkomstig van de medewerkers zelf! Ook Suzanne heeft ontdekt wat voor een verrijking het kan zijn om regelmatig met andere onderwijsmensen aan elkaars ontwikkeling te werken. In die tijd is zij zichtbaar gegroeid als het om haar eigen bijdrage in de kenniskring gaat. In het begin zag je hoe zij vaak aan een discussie met een collega begon om vooral haar gelijk te halen. Dankzij
eerlijke feedback straalt ze nu de intentie uit iets te willen leren op basis van een uitwisseling van gedachten, ervaringen en argumenten. In Finland krijgen docenten die meewerken aan het realiseren van een onderwijsverbetering een speciaal speldje, waardoor zij als ‘rolmodel’ herkenbaar zijn. Mocht dat systeem in Nederland ooit worden ingevoerd, dan zullen Suzanne en een toenemend aantal collega’s binnen onze stichting daarvoor zeker in aanmerking komen. Maar veel liever stel ik haar gewoon de vraag: ‘Mag ik even in je ogen kijken?’ Om dan te kunnen ‘lezen’ met hoeveel passie zij zich inzet om haar leerlingen optimaal voor te bereiden op hun toekomst. Helden voor helden dus!
Auteur: Janita Seinstra Over de auteur: Janita Seinstra vindt het een uitdaging om mensen in een FLOW te krijgen! Haar passie ligt bij het vernieuwen van het denken. Haar doel is om het ‘creatief denken virus’ te verspreiden. Naam van het initiatief: 21st Century Skills GAME Locatie: Netwerkbijeenkomst docenten
Speech te houden voor docenten en teamleiders.
Een paradijselijke tuin Wie weet, ken je iemand die jou graag het volgende wil voorlezen. “Sluit je ogen en bedenk dat je een vogel bent. Een prachtige, felgekleurde vogel met een zwart gele snavel. Je wordt door de mensen een papegaai genoemd. Maar jij weet wel beter, jij bent gewoon Jaap. Samen met jouw vriendin Annie heb je vanochtend het ouderlijk nest verlaten en bent gaan vliegen en vliegen. Natuurlijk ook veel gekletst over alles wat je tegenkomt. Kijk maar eens goed om je heen. Wat zie je allemaal? Annie kletst lekker verder. Wat zegt ze tegen je? Bijna was het verkeerd met jullie afgelopen. Annie en jij komen in een oude tuin terecht en worden gevangen gezet in een oude vogelkooi. Wát?!! Je ziet een kleine opening in de oude kooi en kunt samen met Annie ontsnappen.Gelukkig, verderop is een prachtige tuin met mooie groene bomen en struiken, andere papegaaien, en een bron met water. Het lijkt wel diamant. Van geluk maak je een dubbele salto. De andere papegaaien kijken vreemd op. Annie denkt dat je niet goed geworden bent. ‘Niet doen’, roept ze bang. ‘Uitslover’, hoor ik de papegaaien tegen elkaar zeggen. ‘Die wil zeker indruk op ons maken.’ Annie en jij gaan maar een eindje verderop staan. ‘Dat heb je nu van je stoere gedoe’, zegt Annie. ‘Nu kan ik niet lekker bijkletsen. Kijk maar, ze staan met hun rug naar ons toe.’ Jij haalt een beetje onverschillig jouw vleugels op. ‘Wacht maar tot ik de baas ben’, zeg jij, ‘dan piepen ze wel anders’. Annie kijkt jou met
grote, verschrikte ogen aan. ‘Jaap, is het je in je kop geslagen? Het komt zeker door onze gevangenschap dat je zo praat.’ Jij vraagt: ‘Denk jij dan nooit, stel je voor dat ik de baas was, dan ...?’. Annie steekt haar snavel tussen haar veren. Dat doet ze wel vaker wanneer ze nadenkt. Jij vliegt op en gaat een eindje verder op een hoge rots zitten. ‘Annie, kom eens kijken. Het is hier prachtig.’ Wat laat je Annie allemaal zien? Annie komt naast je zitten. Wat kunnen jullie ver kijken. ‘Stel je voor, dat de hele wereld zo’n paradijselijke tuin zou zijn. Overal nootjes en fruit. Nooit meer honger of dorst.’ Je hebt jouw vleugel om Annie heen geslagen. Ze kruipt dicht tegen jou aan. Zachtjes zegt ze: ‘En geen jaloezie en pesterijen meer. Wat zou dat heerlijk zijn.’ Samen kijken jullie naar de ondergaande zon. De volgende dag vliegen jullie verder. Nu komen jullie weer in de bewoonde wereld. Aan de rand van een speeltuin rusten jullie uit. Een eindje verderop staat een groepje docenten op een schoolplein met elkaar te praten. Het is zo stil, dat jullie alles kunnen horen. Annie is heel nieuwsgierig en schuifelt nog een klein stukje op zodat ze echt alles goed kan horen.
Ik wilde geen docent zijn die zijn leerlingen ziet als
nummer
‘Ik ben veranderd’, zegt Kees, ‘tijdens de afgelopen zes weken heb ik in alle rust nagedacht over hoe ik docent zou willen zijn. Het viel niet mee. Telkens fluisterde een stem in me: ‘Als jij een goede docent wilt zijn, moet je hoge scores halen. Je moet op tijd het lesboek uit hebben. Geen persoonlijke gesprekken, maar kennis overdragen. Daarmee krijgen ze hun diploma en dat is wat telt. Maar mijn hart vertelde me iets anders.’ ‘Ik wilde geen docent zijn die zijn leerlingen ziet als nummer. Ik wilde niet meer op de automatische piloot gaan werken. Ik wilde weer gaan voelen, gaan werken vanuit mijn hart. Dingen doen waar ik blij van word.’ ‘Er is een grote hobbel die ik moet overwinnen en dat is mijn ANGST. Angst voor de inspectie, angst voor cijfers, angst voor het wel of niet slagen van mijn leerlingen, angst voor veranderingen, angst om mijn hoofd boven het maaiveld uit te steken. Ik heb veel lef en moed nodig om deze laatste hobbel te kunnen overwinnen. Maar als me dat lukt, dan word ik de verandering die ik graag wens te zien in het onderwijs.’ ‘Ik vertel mijn verhaal aan jullie, omdat ik het niet alleen wil doen. Als wij eigenaar worden van ons leerproces en als wij leerlingen gaan begeleiden, ondersteunen en inspireren, kunnen zij zich ontwikkelen tot prachtige, unieke individuen. Zó wil ik docent in de 21e eeuw zijn.’ De docenten staan op en Kees gaat met hen mee.
‘Wow, dat is me wat’, schreeuw jij uit. ‘Docenten van de 21e eeuw! Docenten die oog hebben voor de leerling. Docenten die openstaan voor verandering, omdat het ten goede komt aan de leerling. Wow. Het lijkt wel onze paradijselijke tuin. Dat is fantastisch nieuws!’ Annie knikt en voelt zich blij worden van binnen. Samen kijken jullie de docenten en Kees na. Wat voel je nu? Plotsklaps ga je over tot de orde van de dag. ‘Zullen we kijken of er nog wat fruit is blijven liggen voor ons? Je kunt nooit weten. En mijn buik rammelt alweer.’ En je vliegt samen met Annie naar de plaats waar de docenten hebben gezeten ... en langzaam, heel langzaam word jij weer wakker op de plek waar je jouw ogen dicht hebt gedaan.”
Auteur: Rik Seveke Over de auteur: Rik Seveke is programmamaker bij debatcentrum De Balie. Hij maakt maatschappelijk relevante programma’s over onderwijs, politiek & technologie. Naam van het initiatief: De Balie Locatie: Amsterdam
Speech te houden voor iedereen die zich de vraag stelt: onderwijs, waarom en wat is het waartoe ervan?
Compassie als bouwblok Mijn nichtje Philomijn is drie jaar oud. In november van dit jaar wordt ze vier en moet ze voor het eerst naar school. Ze is al dokter, ballerina en tovenares geweest. Wat het uiteindelijk wordt, weet ik niet. Maar misschien is dat ook niet zo belangrijk. Ze is vrolijk, speels en lief voor d’r kleine zusje. Philomijn is net als alle andere driejarigen ter wereld wanneer zij opgroeien in liefdevolle omstandigheden. Onderzoekend, lerend, spelend. Afhankelijk, groeiend, ontwikkelend. Lief, leuk en blij. De grote onderwijsvraag van vroeger, nu en morgen is het waarom en het waartoe ervan. Volgens mij is daar maar één antwoord op: hoe leren we goed om te gaan met onszelf, elkaar en de wereld om ons heen? Al het ‘andere’ leren ligt in het verlengde hiervan. We leven in een tijd van omwenteling. De technologische en geopolitieke veranderingen volgen elkaar zo snel op dat niemand in staat is om alles te duiden. Deze onzekere context eist een nieuwe manier van kijken naar de wijze waarop ‘mensen in- en aan elkaar zitten’, zoals de socioloog Abraham de Swaan dat ooit mooi verwoordde. Ik zie het als een kans. Een kans om onze samenleving in te richten op een duurzame en betekenisvolle manier. Voor alle Philomijnen van deze wereld. Als mensen worden we allemaal geboren met twee belangrijke vermogens: liefdevolle verbinding en zingeving. Deze twee vermogens stellen ons in staat om op vreedzame manier om te gaan met diversiteit, conflict en verandering. Ik vat ze samen in het woord
Compassie. Dat moeten we wel leren. Het maken van liefdevolle verbinding en zingeving is iets dat ons van nature ligt, maar zich niet vanzelf ontwikkelt. Ouders, leraren en anderen moeten ons daarbij helpen. Sterker, anderen zijn noodzakelijk voor verbinding en zingeving. Het ontstaat in interactie tussen mensen.
De mens als maker creëert
verbinding en zingeving door middel van
onderwijs.
Compassie leert ons dat onze individuele keuzes consequenties hebben voor onszelf, de groep en de omgeving zonder deze keuzes te veel te beperken. En het mooie ervan is dat het onderwezen kan worden. Steeds meer neurologisch onderzoek bijvoorbeeld richt zich op de werking van verbinding en zingeving in het brein. Uit de resultaten worden methoden ontwikkeld om het te doceren aan kinderen en volwassenen. Onze wereld verandert met de snelheid van het licht. De structuren waarin wij leven niet. Laat ons de structuren opnieuw ontwerpen zodat wij tot nieuwe manieren van werken en leven kunnen komen. Onderwijs speelt hierin een sleutelrol. Er zijn talloze redenen om compassie centraal te stellen in het onderwijs. Ik geef er vier. 1. Compassie creëert leeromgevingen waarin leerlingen veilig kunnen experimenteren en hun talenten kunnen ontwikkelen. 2. Compassie leert kinderen deze omgevingen zelf te creëren. 3. Compassie slaat een brug tussen gepersonaliseerd leren en co-creatie. 4. Compassie leert ons dat wij allen lid zijn van een globale gemeenschap die afhankelijk is van elkaar. Als we in staat worden gesteld om compassie, de vermogens tot liefdevolle verbinding en zingeving, te bezien als een ambachtelijk vermogen waarmee we verbinding en zingeving kunnen creëren, dan ligt er een nieuwe wereld aan onze voeten. De mens als makers van verbinding en zingeving. De mens als maker realiseert zich dat het proces centraal staat. Elke dag opnieuw moet verbinding en zingeving worden gemaakt. Expliciet zal het moeten worden gedefinieerd en ontworpen. Lokaal en bottom-up. Alleen op deze manier kan het een organische structuur vormen van een nieuwe wereld. En het moment is nu. Niet morgen. Nu. Nu is het moment om de mens als een globale gemeenschap te bezien en alle driejarigen de kansen op verbinding en zingeving te bieden waar zij allen recht op hebben. De menselijke geschiedenis laat zich kenmerken door verdeeldheid en strijd, maar zeker ook door onwaarschijnlijke liefde en schoonheid. Wij zijn allen verbonden.
Omdat er altijd iemand is die het beter op kan schrijven dan ik ooit zou kunnen, een citaat van een van mijn helden. Now we’re out here on this road Out here on this road tonight Close my eyes and feel so many friends around me In the early evening light And the miles we have come And the battles won and lost Are just so many roads traveled So many rivers crossed And I’m summoning the strength And faith in one-another Cause it’s a good night for a ride Cross this river to the other side My blood brothers Let’s go!
Auteur: Casper Stubbé Over de auteur: Casper Stubbé is afgestudeerd industrieel ecoloog en heeft veel geleerd over duurzame menselijke systemen. Nu zorgt hij ervoor dat de studenten bij Remind hun eigen organisatie en training bouwen. Naam van het initiatief: Remind Locatie: Nederland
Speech te houden voor leerlingen, docenten en ouders.
Persoonlijke ontwikkeling normaal maken Mag ik je even voorstellen aan Kees? Hij is vijftien jaar en zit in de vierde klas van de havo. Op school gaat het eigenlijk best wel goed met Kees. Het enige waarmee hij moeite heeft, is beginnen aan zijn huiswerk. Dat resulteert meestal in extra hard werken de avond van tevoren. Hierdoor blijft het toch elke keer spannend of het een voldoende wordt. Vooral zijn moeder vindt dit vervelend. Kees wil wel leren voor school, maar hij wil ook met zijn vrienden hangen op het pleintje naast het winkelcentrum, zijn favoriete spelletje spelen op de playstation, op zaterdag voetballen en af en toe gewoon met een zak chips op de bank chillen. Zijn ouders herinneren hem er regelmatig aan dat hij een groot probleem heeft als het niet goed gaat op school: ze hebben het er eigenlijk elke dag wel over. Zijn docenten merken Kees niet echt op, want daar gaat het net niet te slecht of te goed voor op school. Alleen wanneer Kees achterin de klas een tikkeltje té rumoerig wordt natuurlijk. Kees heeft een simpele oplossing bedacht voor die zeurende ouders en docenten: gewoon niet te veel onvoldoendes halen, vaak zeggen dat alles goed gaat en vooral dat het vandaag leuk was op school. Zo houden zij tenminste op met vragen stellen en kan Kees af en toe de dingen doen die hij zelf leuk vindt om te doen. Ben jij Kees of herken je Kees? Het gaat goed op school en hij ontwikkelt zich ook nog in zijn hobby’s. Waar Kees op deze manier niet achter komt, is op welke manier hij het beste leert en wat hem motiveert om ook daadwerkelijk aan de slag te gaan. Hij wordt wel goed in het volgen van verwachtingen van anderen. Wat hij mist, is een focus op meta-cognitieve vaardigheden, oftewel het ‘leren over leren’. Binnen het onderwijs en in
veel families wordt vaak weinig of geen aandacht en tijd vrijgemaakt om constructief te werken aan leren leren. Pas als het niet goed gaat op school, is er weer zoveel zorg dat het kan lijken alsof er iets mis is met Kees. Helaas is Kees niet een uitzondering in het onderwijs: eerder een ‘gemiddelde’. Met extra regels, begeleiding, testen en sancties wordt het zelfs steeds belangrijker om te voldoen aan verwachtingen in plaats van zelf te leren denken. De extra regels maken het ook nog moeilijker om tijd te maken voor de persoonlijke aandacht, die nodig is om te leren leren. Dat betekent natuurlijk niet dat het niet mogelijk is om te leren leren. Je kunt in korte tijd enorme vooruitgang boeken met leren plannen, leren hoe je een vak goed leert, hoe je een feitje makkelijk onthoudt en hoe je het jezelf makkelijker maakt om nieuwe gewoontes aan te leren. Wat daarvoor nodig is, is voldoende tijd en aandacht voor deze onderwerpen en een positieve relatie tussen begeleider en leerling. Op een dag komt Kees op school aan, waar hij wordt verrast door een roosterwijziging: alle lessen vallen uit en hij moet zich melden in een speciaal lokaal, waar meestal alleen de docenten mogen komen. Hier staan twee jonge trainers voor de klas die zelf nog studeren en uitleggen dat ze vandaag samen met de klas gaan ontdekken wat goed voor ze werkt wanneer ze aan het leren zijn. Een ontdekkingsreis waarin alles zit wat de studenten graag zelf hadden geleerd op de middelbare school. Een dag lang doet Kees oefeningen, testjes en groepsopdrachten om te experimenteren met onthouden, teksten leren, motivatie, discipline en creativiteit. Aan het einde van de dag snapt Kees dat hij school of huiswerk niet kan veranderen. Wat hij wel kan veranderen, is hoe hij er naar kijkt en hoe hij het aanpakt. Ook heeft hij geleerd dat hij zelf keuzes kan maken in zijn leeromgeving en dat hij de leiding kan nemen over zijn eigen leven. Van wie? Van de studenten van Remind uit Amsterdam, die je ook op jouw school kunt uitnodigen.
Er zijn veel trucjes om te leren, maar leren is
geen trucje Er zijn veel trucjes om te leren, maar leren is geen trucje. Remind geeft mensen niet alleen meer mogelijkheden om slim te leren, maar laat ze ook ervaren dat ze al ontzettend veel kunnen en dat alles er al is om een fantastisch mooi leven te hebben. Als je eenmaal door hebt hoe leren voor jou werkt en wat jij graag wilt leren, ben je in onze ogen helemaal klaar voor je eigen toekomst. Zo heeft Remind met tientallen studenten een intensief programma gemaakt met daarin alles wat ze zelf hebben gemist op de middelbare school. Hetzelfde anders leren zien en doen.
Sturen op succes kan op verschillende manieren en op verschillende niveaus
Auteur: Hans Thissen Over de auteur: Hans Thissen is directeur van basisschool De Lanteerne. Naam van het initiatief: Basisschool De Lanteerne Locatie: Nijmegen
Speech te houden voor onderwijs en maatschappij, maar vooral voor kinderen en ouders.
De waterstofzuiger Op een zonnige ochtend in juni komt een meisje uit de kleuterklas verschrikt de klas ingelopen. ‘Er ligt allemaal water op de grond!’ Juf Irene gaat direct kijken en constateert dat de kleuterwc verstopt is en daardoor overgelopen. ‘Geen probleem’, zegt ze tegen de geschrokken kleuter. Ze haalt de conciërge, mijnheer Theo, erbij die na een paar minuten de klas binnen komt lopen met een groot apparaat: een waterstofzuiger. ‘Waar is de grote overstroming?’, roept hij gekscherend. De kleuters vinden het machtig interessant en al snel staan ze zich te verdringen rond mijnheer Theo. ‘Hoe kan je met dit apparaat het water opzuigen, mijnheer Theo?’ Op de meeste scholen zou dit incident worden beschouwd als een tijdelijk oponthoud tijdens de schooldag. Geen probleem natuurlijk, maar wel iets dat snel moet worden opgelost om vervolgens weer door te gaan met het hoofddoel van de dag: leren. Om die reden zou op de meeste scholen de juf de kleuters weer terug hebben geleid naar de activiteit die op dat moment op het programma stond. ‘Iedereen weer zitten nu. We gaan verder met ons kleiwerkje!’ Op de Lanteerne is het anders. Juf Irene ging wel door met lesgeven, maar op een andere manier. Ze nam de kleuters mee naar de wc’s waar ze mochten komen kijken hoe mijnheer Theo dit nou precies ging aanpakken. Terwijl hij daar mee bezig was, mochten de kleuters vragen stellen. Ze bekeken het apparaat van buiten en van binnen; haalden het zelfs uit elkaar en zetten het daarna weer in elkaar. Hoeveel water kan zo’n waterstofzuiger opnemen? De kleuters namen de proef op de som. Het leidde tot dikke
pret: ze mochten lekker met water knoeien! Maar ook leerden ze hoeveel water je op de grond moet gooien om op te zuigen. Ze leerden hoeveel water de stofzuiger op kan nemen. Ze zongen liedjes over water. Ze dachten na over waar het water van de wc normaal gesproken naar toe gaat. De ene vraag leidde tot de andere. Per dag stellen leerkrachten gemiddeld 50 vragen aan kinderen. Op 40 van die vragen geven ze zelf het antwoord en van die andere 10 weten ze ook wel wat ze willen horen. Kinderen worden vaak gezien als vaten die gevuld moeten worden met kennis. Op zesjarige leeftijd horen kinderen bijvoorbeeld het alfabet te kennen. Dat wordt vervolgens getoetst en wie het alfabet dan nog niet kent, voldoet niet. Is letterlijk ‘onvoldoende’. Elk kind wil juist graag leren, zo hebben wij gemerkt op de Lanteerne. Kinderen leren wanneer zij daaraan toe zijn. Wij willen het aangeboren enthousiasme van kinderen om te leren stimuleren, dat immer smeulende vuurtje opstoken. We koesteren hun verwondering over de wereld om hen heen. We zien dat kinderen vanuit hun eigen intrinsieke motivatie vragen gaan stellen. Dat ze leren van elkaar. ‘Hoeveel water past er in die waterstofzuiger?’ Wij denken dat het volgen van juist die motivatie leidt tot een levenslange liefde voor leren. Die intrinsieke motivatie proberen we op verschillende manieren te stimuleren. Als Jenaplanschool zijn we al gewend heterogeen te groeperen en kinderen van verschillende leeftijden in stamgroepen samen te laten werken. In onze tweetalige unit gaan we bovendien sinds 2012 nog een stapje verder. Zo’n 100 kinderen vallen daar onder vier of vijf onderwijsmensen. Kinderen werken meer samen, maar dat geldt ook voor de leerkrachten. Iedereen leert van en met elkaar. Leerkrachten werken als team en kennen al die 100 kinderen. In feite krijgen alle kinderen elke dag onderwijs op maat aangeboden. Iets anders dat we hebben gerealiseerd is het zogenaamde ‘leerplein’. In feite is dit een verdere verdieping van onze stamgroep. Het is een rijkere leeromgeving waar de kinderen de beschikking hebben over onder andere een keuken, uitvinderij, muzieklokaal, tuin, stilteparadijs en kunstatelier. Onder leiding van leerpleinarchitecten worden op het leerplein individuele leervragen van kinderen geïnventariseerd en gestructureerd. Leerkrachten maken met elkaar een expertmindmap rondom een thema vanuit de kerndoelen. Vervolgens maken zij met de kinderen een klassenmindmap. De onderzoeksvragen van de kinderen worden vervolgens uitgewerkt en beantwoord. Voor deze creatie hebben wij recentelijk de Peter Petersen-prijs ontvangen voor ‘innovative educatie’. We werken samen met de Radboud Universiteit om de resultaten van onze vorm van onderwijs te meten. Als kinderen vanuit hun eigen intrinsieke motivatie mogen leren en werken, worden ze daar dan gelukkiger van? En gaan deze kinderen dan beter leren en presteren?
Ik zie liefde voor het
leren en vooral ook liefde voor het kind.
Natuurlijk vinden wij het belangrijk dat ons onderwijs wetenschappelijk wordt onderzocht, maar zelf ben ik er nu al van overtuigd dat kinderen gelukkiger zijn en beter leren als ze vanuit hun eigen interesses werken. Daarvoor hoef ik alleen maar iedere dag om me heen te kijken hier op school. Dan zie ik geen leraren die lege kinderhoofden willen vullen met kennis, maar dan zie ik professionele verleiders die haardvuren van onderzoeksdrift ontsteken. Ik zie liefde voor het leren en vooral ook liefde voor het kind. Ik zie overal helden.
Auteur: Steven van den Tol Over de auteur: Steven van den Tol is onderwijsondernemer. Naam van het initiatief: StudentDocent Locatie: Nederland
Speech te houden voor eenieder.
Talent voor onderwijs Mei 2007. Studiegenoot Patrique en ik fietsten van de campus van de Utrechtse universiteit terug naar de stad. We bespraken studentenbijbaantjes. ‘Waarom is het toch, dat al die studentenbijbanen van die dommige baantjes zijn? Als je studeert hoor je toch slim te zijn? Waarom vakken vullen, in de bediening werken of mensen lastig vallen vanuit een callcenter? Waarom zetten wij ons niet in voor de maatschappij en gebruiken we andersom als maatschappij die kennis van de studenten niet?’, verwonderden we ons. Het idee was geboren: vind jonge, slimme mensen met een talent voor onderwijs en verbind ze aan scholen in het voortgezet onderwijs om ‘iets nuttigs’ te doen, zoals docenten assisteren tijdens de les of leerlingen voorzien van extra begeleiding. Zonder het echt te overdenken, besloten Patrique en ik een bedrijf te beginnen dat zich hierin zou specialiseren: StudentDocent. StudentDocent kon natuurlijk niet bestaan zonder studenten. Hoe konden we ze ervan overtuigen dat het de moeite waard was om op een school aan de slag te gaan? Zijn er wel genoeg studenten te vinden die onderwijstalent hebben? In een oproepje in het studentenblad van de universiteit gaven we aan op zoek te zijn naar studenten die in bijbaanvorm op een middelbare school wilden werken. Reageren kon door een motivatiebrief en cv. Niet veel later ontplofte onze mailbox. We werden overspoeld met bevlogen mails en indrukwekkende cv’s. Nooit had ik beseft dat je als student zo gemotiveerd kunt zijn en zoveel extra-curriculaire activiteiten kunt doen. En iedereen wilde maar al te graag in het onderwijs werken, iets bijdragen aan de maatschappij. We kwamen tot een belangrijk inzicht: jonge, talentvolle academici willen graag in het onderwijs werken Het lezen van deze mails van mijn leeftijdsgenoten was nogal confronterend. Het
contrast met mijn eigen levenshouding was scherp. Ik klooide een beetje aan in de marge, zij waren enthousiast en doelgericht. Gretig om te leren en bereid om hard te werken voor de goede zaak. Na het lezen van alle mails en cv’s besloot ik van passief nummertje in het systeem te veranderen in een actief radertje. Te beginnen bij het realiseren van de ambities van de studenten die mij zo inspireerden. En iedereen wilde maar al te
graag in het onderwijs werken.
We nodigden de kandidaten uit voor een gesprek, legden contact met scholen om ons concept uit de doeken te doen en schakelden de hulp in van lerarenopleidingen bij het ontdekken en ontwikkelen van het onderwijstalent van de gedreven ‘studo’s’. Al vrij snel ging het hard met onze onderneming. Studenten vertelden ons op te leven door het werken met leerlingen en scholen gaven terug ontzettend blij te zijn met de enthousiaste en daadkrachtige input van de studenten. Met z’n tweeën kregen we al het werk niet meer goed georganiseerd. We besloten onze eerste collega aan te nemen. Ik besloot mijn studie af te breken en me volledig op StudentDocent te richten. En hoewel ik bijna wekelijks dacht ‘waar ben ik in hemelsnaam aan begonnen?’ merkte ik dat ik steeds meer begon te lijken op de studenten die ik zo had bewonderd. Enthousiast, doelgericht, gretig om te leren en bereid om hard te werken. Hoe meer ik in contact kwam met scholen, docenten en leerlingen, hoe meer ik me begon te verbazen over de uitgangspunten waarop ons onderwijs is gestoeld en de manier waarop ons onderwijs is georganiseerd. Daarbij projecteerde ik mijn eigen ervaringen ook op het onderwijssysteem. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat leerlingen die passief achterover hangen, veranderen in ondernemende, gretige, enthousiaste jongeren? Bij mijzelf gebeurde dat buiten het onderwijs, kon het ook binnen het systeem? Helaas viel dat nogal tegen. Gesprekken met studenten brachten ons een vreemde paradox: de studenten wilden wel graag in het onderwijs werken, maar wilden vaak geen docent worden. Verdere navraag leerde ons dat, ondanks het feit dat de studenten graag hun kennis deelden met de leerlingen en dat het lesgeven ze heel erg trok, ze veel weerstand voelden bij het volgen van de lerarenmaster. Daarnaast hadden ze de angst andere opties te laten liggen, om ‘slechts docent’ te blijven. Tevens kregen we vaak te horen dat ze behoefte hadden aan een uitdagende, professionele werkomgeving en dat ze zo’n cultuur bij de scholen waar ze hadden gewerkt vaak misten. We hebben dus een heel vat aan ambitieuze, talentvolle jonge mensen, die graag willen lesgeven, maar er toch lang niet altijd voor kiezen om docent te worden. Een frustrerende observatie. Ik geloof dat we dit kunnen veranderen. Deels door te doen wat we met StudentDocent altijd al doen en gedaan hebben: mensen al vroeg in contact brengen met onderwijs om ze kennis te laten maken met de voldoening die lesgeven kan brengen. Maar we zullen ook moeten werken aan een helder carrièrepad en een trotse
beroepsgroep. We moeten nadenken over wat goed werkgeverschap in het onderwijs betekent en hoe we de bekwame onderwijstalenten kunnen helpen hun bevoegdheid te halen. We zullen enthousiast en doelgericht moeten zijn. Gretig om te leren en bereid hard te werken. Challenge accepted!
Auteur: Jaap Vermuë Over de auteur: Jaap Vermuë is zelfstandig trainer, adviseur en jongerencoach in Bewust Bedrijf. Hij is medeoprichter van Star Global Family en werkt aan het opzetten van de ‘next generation learning-community’. Naam van het initiatief: Programma voor jongeren van de nieuwe tijd. Locatie: Horssen (Gelderland)
Speech te houden voor leraren, meesters en juffen.
Verborgen schatten Je bent docent, meester of juf. Voor je zitten slimme, lastige, hele drukke of juist stille leerlingen, er zijn wat dromers en een aantal zit niet lekker in z’n vel zonder dat duidelijk is wat er precies aan de hand is. Niet iedereen is getest, maar een aanzienlijk deel zou goed scoren op ADHD, ADD, autisme, dyslexie of dyscalculie. Het leven voor de klas valt niet altijd mee. Gelukkig past toch nog bijna de helft redelijk in het programma dat jij aanbiedt. Dit beeld komt je vast niet vreemd voor. Maar weet je hiermee wat er écht aan de hand is met de kinderen en jongeren in jouw klas? Ik werk met jongeren vanaf ongeveer 14 jaar. Niet in schoolverband, maar tijdens jongerenweken en als jongerencoach. Bij mij komen de jongeren vooral uit de ‘andere helft’ van de klas, die niet ‘redelijk’ passen in het ‘programma’. Ik heb mij intensief verdiept in wat er werkelijk aan de hand is met jongeren van deze tijd. Er zijn boeken volgeschreven over de generaties Y en Z, en over zogenaamde ‘nieuwetijdskinderen’. Beide beschrijvingen hebben opvallend veel met elkaar gemeen. Ik wil mijn inzichten en ervaringen graag delen, want de nood onder veel jongeren is hoog. Een meisje van 15 dat een hoofdstuk uit mijn boek las over de jongeren van deze tijd, verwoordde dit treffend: ‘Dit verhaal moesten alle leraren van mijn school eens lezen, want ze hebben geen idee wie er bij hen in de klas zitten. Ik voel me steeds minder gezien en begrepen, en krijg steeds meer een hekel aan school, terwijl het eigenlijk ook leuk zou kunnen zijn.’ Opvallend veel van de jongeren uit de ‘andere helft’ van de klas zijn hoog sensitief. Dit wordt lang niet altijd herkend, omdat veel van hen zich al eerder hebben teruggetrokken,
of ze doen goed hun best zo normaal mogelijk te zijn. Zij zijn hier gekomen met een andere bagage en met eigenschappen waarmee wij volwassenen nog niet zo vertrouwd zijn. Onze pogingen tijdens de opvoeding en op school om hen aan te laten passen aan wat wij normaal vinden, werkt bij deze kinderen minder goed. Daardoor voldoen zij vaak niet aan de verwachtingen van ouders, leerkrachten en ook van het gros van hun leeftijdsgenoten die zich wel aan kunnen passen. Regelmatig zijn zij niet in staat een opleiding af te maken of ze komen ver onder hun niveau terecht. Toch is een groot deel van hen zeer begaafd, alleen leren zij anders. Zij zijn bijvoorbeeld autodidact, of leren het beste door ervaring op te doen en veel te experimenteren. Dit sluit aan bij hun vindingrijkheid en creativiteit. Zij hebben vrije ruimte nodig. Door te veel structuur en strakke programma ’s blokkeren deze jongeren gemakkelijk. Vaak hebben zij een sterke intuïtie en bezitten veel wijsheid en integriteit. Gelijkwaardigheid is voor hen heel belangrijk. Dit leidt soms tot conflicten met leraren, omdat zij niet automatisch alle lesstof of regels herkennen als waarheid of als oprecht. Door hun grote gevoeligheid pikken zij veel energie van anderen op. Regelmatig zijn zij bezig om disbalans in de klas op te lossen, omdat zij harmonie nodig hebben. Hierdoor raken zij gemakkelijk overbelast en krijgen soms klachten die moeilijk te herleiden zijn. In onze jongerenweken merken wij hoe jongeren opbloeien en open gaan als je uitgaat van het positieve. Alles is erop gericht hen te begrijpen. We kijken door een andere bril, we maken een hartverbinding, we spreken hen aan op wie en wat ze allemaal nog meer zijn, op de grote liefde die ze in zich hebben, op hun ziel en hun idealen. We voelen aan wat aan de orde is. Soms zijn er nog oude wonden die aandacht nodig hebben. Onze jongerenweken zijn vaak een life-changing-event. Het is thuiskomen, jongeren voelen zich sterker en krijgen meer zelfvertrouwen. Maar tegelijkertijd is het ook lastig, want hun omgeving is nog niet veranderd. Ze voelen de pijn van het niet gezien en erkend worden in wie ze zijn. Gaandeweg kunnen zij zich steeds beter trouw blijven, waardoor ze zich op school en bij vrienden steeds minder tegen hun gevoel in hoeven aan te passen.
Het probleem is onze gangbare manier van
kijken
naar en benaderen van leerlingen.
Natuurlijk kun je met 30 leerlingen in de klas niet hetzelfde doen als in onze jongerenweken. Toch zijn er steeds meer leraren die door een andere bril gaan kijken en zich verdiepen in de jongeren van deze tijd. Zij ontdekken dan dat ‘die andere helft van hun klas’ met de bekende diagnoses en rugzakjes niet het probleem is. Het probleem is onze gangbare manier van kijken naar en benaderen van leerlingen. In deze groep zitten letterlijk de schatten verborgen die wij nodig hebben om de wereld weer mooier te
maken. En de leraar heeft een erebaan om hieraan een bijdrage te leveren.
Auteur: Michel Visser Over de auteur: Michel Visser is oprichter van Konnektid. Konnektid maakt het mogelijk om mensen in jouw omgeving te vinden, die je kunnen leren waar je naar op zoek bent. Naam van het initiatief: Konnektid Locatie: Amsterdam
Speech te houden voor mijn buurtgenoten, mijn eigen buurvrouw en buurman!
Beste buur, ik kan nog zo veel van u leren! Elke dag knikken we heel kort als we elkaar zo rond half negen in de ochtend treffen. We wonen beiden in dezelfde straat, hebben beiden last van de verbouwing van de buren en kijken beiden uit op een prachtig hofje. Ik stap op de fiets met een grote zwarte rugzak en sla linksaf, op weg naar mijn werk. U loopt met uw leren tas gehaast het huis uit en loopt naar rechts. Waar naartoe weet ik niet. Misschien pakt u de bus bij ons om de hoek, of net iets verder weg de trein. Ik stel me wel eens voor wat voor werk u doet. Misschien bent u wel een architect, handelt u in aandelen of bent u directeur van een art gallery of iets totaal anders bij de gemeente. Ik weet dat u op zaterdag en zondag vaak uitslaapt en uw dag laat begint. Vaak bruncht u in de zomer met uw ramen open, drinkt u koffie uit een Franse koffie press en ruikt het naar zelfgebakken brood. Heerlijk zelfgebakken brood. Ik ben vaak benieuwd hoe het smaakt en hoe u het maakt. Een tijdje geleden heb ik het, dankzij u, ook eens zelf geprobeerd. Het is niet helemaal gelukt helaas, maar het is wel heel fijn om brood te bakken! Het duurt lang, is best intensief en (als het lukt) veel lekkerder dan brood van de Albert Heijn om de hoek. U heeft mij vast ook al eens geobserveerd en vraagt zich misschien dezelfde dingen af, die ik mij over u afvraag. Kunt u mij binnenkort niet eens leren broodbakken? Of heeft u stiekem zo’n machine die alles voor u doet!? Vast niet, u neemt er de tijd voor! Wat is uw geheime recept? Hoe lang besteedt u aan het kneden van het deeg? Hoeveel gist stopt u in het deeg? En als het geen broodbakken is, dan is er vast wel iets anders wat ik van u kan leren. Ik zou bijvoorbeeld graag nog wat meer willen leren over management! Onlangs ben ik namelijk een eigen bedrijf begonnen (daar fiets ik dus elke dag naar toe!), en dat loopt nu best
goed. We zijn gegroeid naar zes man personeel en ik kan wel wat tips gebruiken over hoe je je personeel op een goede manier aanstuurt. Iets anders wat ik nog graag zou willen leren is het editen van een eigen film op mijn computer. Of hoe ik mijn eigen kruidentuintje kan laten groeien, al mijn kruidenplantjes gaan altijd dood!
Stel je eens voor hoe het eruit zou zien als
onze buurt onze school is!
Ik kan u trouwens ook nog van alles leren. Vraagt u maar! Laat mij maar weten wat u nog zou willen leren! Een prezi presentatie maken? Wat eerste woordjes Spaans? Dan kunnen we in de toekomst misschien nog samen oefenen. Gek is het eigenlijk dat we na onze opleiding aan de slag gaan en elkaar niet verder helpen ontwikkelen. We moeten het zelf maar uitzoeken, op internet, in de bieb of met cursussen. Terwijl er zoveel kennis om ons heen is, in ons hofje, in onze straat en in onze eigen buurt. Door al die kennis met elkaar te delen zouden we elkaar ons leven lang kunnen helpen ontwikkelen. Je zou altijd datgene kunnen leren waar je naar op zoek bent en mensen kunnen ontmoeten die daar gepassioneerd over zijn. Ook zou je jouw eigen kennis kunnen delen en mensen enthousiast maken over wat je graag doet. Stel je eens voor hoe het eruit zou zien als onze buurt onze school is! Iedereen uit je buurt is een student en docent! We hoeven niet meer naar grote onpersoonlijke scholen, waar we weggestopt zitten in stoffige lokalen en moeten leren wat een docent of een curriculum ons voorschrijft. Nee, integendeel! Als je je wilt ontwikkelen als accountant, architect of acteur, dan kan dat door zelf je curriculum samen te stellen en op zoek te gaan naar die docenten uit je eigen buurt die je de kennis en vaardigheden kunnen bijbrengen die bij dat beroep horen. Je buurt wordt dan een grote universiteit! Waar je zelf bepaalt wat en van wie je leert en hoe je eigen ontwikkeling er uit ziet. Het kan al, het wordt mogelijk gemaakt door de (mobiele) technologie. De buurt is mijn universiteit!
Auteur: Nils Visser Over de auteur: Nils Visser is docent Engels, UniC (eigenzinnig havo-vwo) Utrecht. Naam van het initiatief: De Fantasten Locatie: Utrecht
Speech te houden voor leraren met durf.
Wij zijn de fantasten Ik bezoek vaak Middeleeuwse en Fantasy-evenementen. Er moesten beslist leerlingen zijn die dat ook leuk zouden vinden, zo bedacht ik. Daarom stuurde ik aan het begin van het schooljaar (2012) een e-mail rond over het opzetten van een Fantasieclub. Binnen een week hadden we vijftig aanmeldingen, van de brugklas tot en met 6 vwo. Bij de eerste vergadering zag je die leerlingen om zich heen kijken en denken: ‘Wow, ik ben niet alleen’. En zo begon het. De vier oorspronkelijk geplande activiteiten zouden dat jaar nog doorgroeien naar de deelname aan of de organisatie van twaalf evenementen. Hierbij kregen we veel hulp van vrijwilligers en sponsors. Het tweede jaar evenaarden we het aantal leden, kregen we erkenning als ‘Onderwijs Pionier’ van de Onderwijscoöperatie én landelijke media-aandacht. Bij de eerste vergadering maakten de leerlingen me duidelijk dat ze inspraak wilden. Het moest ook hun club zijn. Dat vonden we in het kader van eigendom en duurzaamheid natuurlijk fantastisch: drie van de vijf bestuursleden van de club zijn nu leerlingen, inclusief de voorzitter. Dat is een positie die vaker rouleert om zoveel mogelijk leerlingen die ervaring te gunnen. Misschien komt dan de vraag op of het niet riskant is om op gelijkwaardig niveau met leerlingen te praten. Zelf vind ik dat je sowieso als docent vaker op gelijkwaardig niveau met leerlingen kunt praten. Maar deze leerlingen begrijpen heel goed dat we in de les andere rollen spelen dan in de club. Een van de successen van de Fantasten is dat we veel leerlingen zien groeien. Het maakt niet uit of het nu om deelname in Live Action Role Play gaat of het bezoeken van een
Fantasy-event in een zelf gemaakt kostuum. De leerlingen beleven succes. Ze kunnen hun dagelijkse sores opzij zetten en even iemand anders zijn. Of dat nu een heldhaftige krijger is, een mysterieuze en machtige tovenaar of een verzorgende heler, het kan allemaal. Hierdoor winnen ze ook buiten het spel aan zelfvertrouwen. Leuk? Zeker. Is het ook leerzaam? Ja! De leerlingen leren ook veel over communicatie, samenwerking, innovatie, probleemoplossend denken, het interactief spelen met verhaalvormen en zichzelf in verschillende rollen te presenteren. Het is ook mogelijk om binnen de Fantasten eigen interesses verder te volgen, zoals game design of het schrijven van verhalen. Deze aspecten zijn te koppelen aan Connected Learning en Life Skills. Inmiddels nemen de leerlingen ook veel eigen initiatieven, getuige ‘s Neerlands eerste zwerkbalteam (Quidditch), een sport die in onder andere Amerika, Engeland, België en Frankrijk al redelijk populair is. Naast wekelijkse trainingen en deelname aan het eerste internationale Quidditch-toernooi hebben ze zelf ook via Geefonderwijs een crowdfunding-actie opgezet en de pers benaderd. Is dit een effectieve vorm van leren? De echte ervaringsdeskundigen, de leerlingen, zijn in elk geval niet zo enthousiast over de ouderwetse vormen van kennisoverdracht: luisteren, lezen en opschrijven. Veel liever zijn ze actief bezig, leren ze door te doen en te ervaren. Leerlingen ontwikkelen volgens mij heel wat nieuwe competenties bij de wat vrijere vorm van het rollenspel van de Fantasten en tijdens de meer structurele rollenspellen die ik in mijn lessen hanteer. In een rollenspel doe je een beroep op de kracht van de verbeelding. Het belang daarvan is door veel ‘groten der aarde’ benadrukt, zoals Einstein, Van Gogh, Napoleon en Leonardo da Vinci. Ook leren mensen al eeuwenlang van verhalen. Bijna alle culturen hebben de neiging om verhalen uit te spelen. Anders dan bij toneel doet bij een rollenspel iedereen mee. Er zijn geen toeschouwers, waardoor er sprake is van actieve betrokkenheid. Omgaan met onverwachtse gebeurtenissen hoort er ook bij. Er is geen script, enkel een situatie. Daardoor moeten deelnemers zich voortdurend aanpassen aan onverwachte wendingen. Een volgende competentie is empathie. Probeer eens in andermans schoenen te gaan staan, is een veelgehoord advies. Bij een rollenspel is dat precies wat je doet: dingen bekijken vanuit andere perspectieven. Leren om te gaan met emoties is ook belangrijk. Wanneer is het handig of gepast om boos te zijn, wanneer kun je je beter gedeisd houden? Daarnaast leren de kinderen van de Fantasieclub weer buiten te spelen. Niet iedereen vindt voetbal leuk en veel leerlingen zitten thuis uren achter hun spelcomputer. Nu kun je zo´n ‘game’ echt meemaken, voel je ook die spierpijn als je heel veel bezig bent geweest met zwaard of boog. Heb je pijnlijke voeten als je de hele dag door het bos hebt gelopen om zo die roversbende op te sporen. Kortom, de leerlingen komen achter hun computer vandaan en zijn lekker buiten bezig.
Leerlingen komen achter hun computer vandaan en zijn lekker
buiten bezig.
Behalve lof en aandacht bestaat onze ‘oogst’ vooral uit een grote groep leerlingen die erg enthousiast is en hierdoor ook op school beter hun best doet. Als de Fantasten bij elkaar zijn, stijgt het energieniveau aanzienlijk en daar blijf ik van genieten.
Auteur: Claire Walkate Over de auteur: Claire Walkate, rasechte optimist, wereldverbeteraar, out-of-the-box-denker, heeft zichzelf ten doel gesteld het onderwijs te helpen kantelen. Grootste passie zijn haar dochters. Talent voor begeleiden van al of niet vastgelopen leerlingen. Naam van het initiatief: Opnieuw beginnen in een nieuw tijdperk. Locatie: Onderwijsland
Speech te houden voor wie het horen wil.
Zullen we stoppen? Twintig jaar geleden begon ik als leerkracht in het basisonderwijs. Vol enthousiasme en bruisend van de ideeën startte ik met een kleuterklas. Als ik ze allemaal wilde laten doen wat het dagprogramma voorschreef, had ik er mijn handen vol aan. Het was een bijna onmogelijke opgave. Al snel ontdekte ik een andere aanpak: aansluiten bij wat ze zelf wilden doen. Het bleek lachwekkend eenvoudig om de nieuwsgierigheid van deze mini-mensen te prikkelen, zodat ze uit zichzelf aan de slag gingen. Deze ‘lesvorm’, waarbij ontdekken een van de hoofdtaken is, paste perfect bij de kleuters en bij mij. Jammer genoeg kon de schoolleider deze manier van leren minder waarderen. Hij had zich dan ook persoonlijk tot taak gesteld mij als beginnend leerkracht te begeleiden. Wekelijks namen we de leeropbrengsten door en ik zie nog haarscherp voor me, hoe hij hoofdschuddend naar me luisterde en hoe zijn verbazing in wanhoop omsloeg naarmate ik meer vertelde. Uit respect voor zijn jarenlange ervaring probeerde ik me zo goed mogelijk aan te passen, maar eenmaal terug bij ‘mijn’ kleuters lukte het me niet om me aan mijn voornemens te houden. En dus liet ik de kleuters op de ramen verven, een emmer water in de zandtafel omkieperen en de hal omtoveren in een heus spookhuis. Het allerergste wat ik heb gedaan, was het bouwproject. Daarna moest ik helaas ‘afvloeien’. Toch kijk ik met trots terug op dit project. Aan het begin van de straat werd gebouwd. Alle kinderen hadden het gezien en waren er vol van. Ik besloot dat het tijd werd voor een huizenproject. Dus toen de kinderen de volgende morgen de klas inkwamen, was de bouwhoek veranderd in een bouwplaats met een rood/wit lint
eromheen. Er stonden grote dozen. Maar dan hele grote dozen, waar met gemak een juf inpaste, dus ook kleuters. Dat werden de huizen. Er lagen drie gele helmen en één rode. Die laatste was voor de opzichter, die was de baas, zo spraken we af. Zoals ook: ‘Wie onder het lint door wil, moet een helm op’. Ik had de kleuterzaagjes vervangen door echte zagen. In de kring hadden we het over het verschil. Mijn eerste bouwopzichter zei het zo: ‘Dit zijn nepzagen, daar kun je gewoon mee op je vingers zagen, dan gebeurt er niks, MAAR met deze echte zaag kun je je vinger er zo afzagen!’ Uit de diepe stilte die daarop volgde, klonk het grote ontzag voor deze zaag. ‘Als er dus iemand gaat zagen, moet iedereen aan de kant.’
Kleuters zijn verstandige mensen.
Moeiteloos
passen ze de veiligheidsvoorschriften toe.
Tijd voor mijn mooiste verovering: een zwaailicht met geluid. Kleuters zijn verstandige mensen. Moeiteloos passen ze de veiligheidsvoorschriften toe. Voor de zekerheid maakten enkele kinderen een soort verkeersbord waarop stond hoe het moest. Dat was, geloof ik, vooral voor vreemden en volwassenen, want de kinderen zelf wisten het precies. Als de sirene klonk, vlogen er twee geelhelmen naar hun stip, terwijl de derde wachtte op het sein van de man of vrouw met de rode helm, die eerst keek of het wel veilig was. Er kwamen mooie huizen, die nog mooier werden na een schilderbeurt. Er kwamen ouders helpen met gordijntjes naaien. Een oudere broer van een van de kleuters had een naambordje gemaakt voor bij de deur. En er was een vader die iemand kende bij de bouw. Enkele dagen later kwam deze Adriaan in overall en met helm (!) de klas in. Alle kinderen hadden een vraag: ‘Bouwen ze ‘s nachts ook?’, wilde Bram weten. ‘Hoe weet je waar de deur moet komen?’, een vraag van Marieke. ‘Is het een gevaarlijk beroep?’ ‘Wat vind je het leukst?’ ‘Waarom loop je nu op je sokken?’ ‘Wat voor een auto heb je?’ Barbara had niets te vragen. Zij had een tekening voor hem gemaakt. Adriaan heeft de huizen bekeken, geïnspecteerd zelfs en hij vond ze geweldig. Wat waren we trots. Die middag, lang nadat ‘mijn’ kleuters vertrokken waren, riep de directeur me bij zich. Het had nu lang genoeg geduurd: met de kleuters naar de bouw lopen was door de vingers gezien, maar hoe haalde ik het in mijn hoofd om zulke scherpe zagen te gebruiken, terwijl er kleuterzagen waren! Dat was levensgevaarlijk!! Bovendien was de gang bezaaid met onze bouwsels: ‘Het lijkt wel of niemand meer iets anders doet’. Voorts
mocht ik niet altijd een beroep doen op ouders. En dan mijn gedrag: ik leek zelf wel een kleuter, zoveel lol als ik had. Hoewel ik de tekst an sich als compliment opvatte, las ik uit de lichaamstaal af dat ik over de grenzen heen was gegaan. Volgens deze schoolleider had ik de kleuters in gevaar gebracht. Voor mij stond echter vast dat ik mijn weg gevonden had. Gevaarlijk spel? Niet dat van mij, maar te strakke kaders waardoor kinderen niet meer kunnen spelen en ontdekken, dát vind ik pas gevaarlijk spel.
Auteur: Stefan van der Weide Over de auteur: Stefan van der Weide is docent Geschiedenis en Maatschappijleer op Stad & Esch. Altijd op zoek om onderwijs beter te maken. Naam van het initiatief: onderwijs 2.0 Locatie: Meppel
Speech te houden voor iedereen met een passie en interesse in onderwijs.
Weg met ‘the box’ Het Nederlandse onderwijs is in de kern al jaren hetzelfde, ondanks allerlei ‘grote hervormingen’. Daarvoor zijn meerdere partijen verantwoordelijk. Wijzen naar de politiek is makkelijk en wordt veel gedaan. Niet onlogisch, want een minister is nu eenmaal verantwoordelijk voor de grote lijn en de verdeling van de financiële middelen. Maar ik wil vooral naar de onderwijzers kijken. Hoe is het mogelijk dat sommige onderwijzers alleen nog maar kunnen uitvoeren wat hun methode van de uitgever voorschrijft? Waar is de creativiteit gebleven? Waarom is toetsen het primaire doel geworden? Het zijn vragen waar het publieke debat al jaren over gaat. Wie kent de kreet ‘begin bij jezelf’ niet? En juist dat is wat ik mis bij veel mensen in onderwijsland. Om uit dit dogma te komen organiseren we prachtige studiedagen, waarin onderwijzers, samen met managers, met zijn allen eens ‘out of the box’ kunnen gaan nadenken over de manier waarop wij onderwijs aanbieden. Heel leuk, maar alleen al door de term ‘out’ te gebruiken wordt er een suggestie gewekt dat je, na de studiedag, weer netjes teruggaat ‘in the box’. Kortom: er verandert niks wezenlijks. Bevrijd jezelf dus als eerste van die ‘box-gedachte’. Waarom moet je per se het hele boek en alle vragen behandelen? Wordt daar nu alles beter van? De eerste stap op weg naar beter onderwijs is kritisch naar jezelf kijken. Wat doe ik in de les met mijn leerlingen? Als het je lukt om daar weer zelf de baas over te worden, dan ontstaat er ook ruimte voor een andere beleving van onderwijs. Eén waarbij de leerlingen meer inspraak hebben op de manier waarop er geleerd gaat worden.
Ruimte voor lef, dat is wat je wilt. En die ruimte vind je door het referentiekader te veranderen of los te laten. Dat referentiekader moet je niet laten bepalen door de politiek. Je moet het met elkaar maken. Wat vinden wij belangrijk? Het ontwikkelen van een visie kan daarbij helpen, zolang de visie zelf niet het nieuwe doosje wordt waarin je vast zit. Het nieuwe kader is namelijk geen kader, maar zie het als een stuk touw op een grote rol. Soms buig je een touw, soms heb je wat meer touw nodig. En touw is makkelijk door te knippen.
Voor mij is dat de belangrijkste les van elke vernieuwing:
durf te falen In de praktijk ben ik ‘gewoon’ begonnen. Eerst met flipping the classroom, omdat ik meer ruimte wilde maken voor het begeleiden van het leerproces. Vanuit daar een stap verder naar gepersonaliseerd leren. Daarbij ging van alles mis. Voor mij is dat de belangrijkste les van elke vernieuwing: durf te falen. Dit vanuit de gedachte dat als je nooit iets anders doet, er ook nooit iets verandert. Het loslaten van een lesboek was daarom ook een logische stap. En ja, dat was niet altijd gemakkelijk. Door dat kader weg te halen werd ik wel geprikkeld om meer over de invulling van mijn onderwijs na te denken. Wat mij uiteindelijk brengt bij de dag van vandaag. Laat ik eerlijk zijn, er zijn nog steeds kaders. Denk daarbij bijvoorbeeld aan examens. Maar binnen de school ervaar ik geen kaders meer, alleen maar ruimte voor lef.
Auteur: Theo Wismans Over de auteur: Theo Wismans is actief als content editor voor Operation en Gelukskunde, docent VMBO Landgraaf, ambassadeur van TEDxYouth Amsterdam, mede-auteur van Slimmerkunde en Gelukskunde. Naam van het initiatief: Gebruik je creativiteit voor een positieve mindset! Locatie: Hele land
Speech te houden voor grote, kleine groepen, in het hele land, scholen, service clubs, et cetera.
‘Swag’ ‘U heeft SWAG!’ Met deze drie woordjes vatte Jesse op een geeltje samen wat hij van me vond. Ik had al vaker dat letterwoord in het tweetverkeer met mijn mentorklas voorbij zien komen. Het moest iets positiefs zijn, maar de juiste betekenis kende ik niet. Dus volgde ik mijn eigen standaard advies bij Nederlands en Gelukskunde op: wat je niet weet, zoek je snel op je gsm op; even ‘swag’ googelen dus. Als Jesse dat ook heeft gedaan, dan ben ik nadrukkelijk aanwezig, ga ik heel positief door het leven, toon ik graag initiatief, heb ik veel zelfvertrouwen en vind ik me speciaal. Dat klopt aardig. Maar hoe anders was het een tijd geleden, toen ik - zoals zoveel docenten - een burn-out had. Dat hakte er enorm in. Jaren had ik roofbouw op mezelf gepleegd. Overal was ik voor in, alles vond ik leuk. Als mentor nam ik te weinig afstand van sommige ernstige situaties waarin mijn leerlingen in hun privéleven terechtkwamen. Die problemen nam ik mee naar huis, lag er wakker van en probeerde ze ook allemaal op te lossen. Soms kwam ik in situaties terecht waaruit ik beter had kunnen wegblijven. Door al die stress brak opeens het lijntje. Een heel jaar sliep ik nauwelijks. Ik had het geluk om in die zwarte periode, naast de onvoorwaardelijke steun van mijn gezin, enkele mensen tegen te komen die me hielpen uit dat diepe dal te komen. Een fysiotherapeut sleurde me mee naar een sportcentrum. Zat ik daar tussen uitsluitend vrouwen me in het zweet te werken, maar het hielp wel om mijn hoofd eindelijk eens leeg te maken. Ook vond ik een arts die de pijn niet alleen met middelen bestreed, maar vooral veel tijd uittrok om samen met mij op zoek te gaan naar de oorzaken van ‘het
heilig moeten’. In diezelfde periode kwam er een nieuwe sectordirecteur, die het onderwijs in de onderbouw meer wilde laten aansluiten op wat onze leerlingen straks aan vaardigheden nodig hebben. Er was meteen een klik toen hij ons uitdaagde om, naast ons eigen vak, op basis van onze passies, modules voor zogenaamde plusuren te ontwerpen. Samen werkten we aan Gelukskunde en wat later aan Slimmerkunde. Opeens kreeg ik weer een dosis energie die z’n weerga niet kende en dat is nu al een aantal jaren zo. Mijn hele manier van lesgeven veranderde. Door Gelukskunde ontdekte ik hoe groot de behoefte van deze leerlingen aan een luisterend oor is. Veel meer is vaak niet nodig. Ze zijn gewend dat volwassenen vooral denken in opdrachten, het uitspreken van een verbod of een veroordeling. Ze nemen daarom in mijn lessen aan het begin van een schooljaar een afwachtende houding aan als ik beloof dat ik vooral goed naar ze zal luisteren. Maar als ze eenmaal ontdekken dat ik dat oprecht doe en hun daarvoor ook nog eens een veilige omgeving bied, komen ze vaak niet meer stil. Ik voel dan opluchting en dankbaarheid. Maar ik heb ook het lef gehad om op een heel andere manier les te gaan geven. Vooral door de vele gesprekjes buiten de les en ook wel door de social media heb ik me verdiept in de wereld van mijn leerlingen. Daardoor weet ik wat hen bezighoudt en kan ik ze makkelijker begeleiden bij het vinden van oplossingen voor hun problemen. Die hebben ze genoeg. Het aantal (vecht)scheidingen en werklozen is in onze regio hoog. Dat is uiteraard van invloed op de leefwereld en leefstijl van mijn leerlingen. Het percentage scholieren met overgewicht springt er landelijk in negatieve zin uit. Dat geldt ook voor het aandeel jongeren dat al op hele jonge leeftijd rookt, alcohol drinkt,onveilig vrijt en zonder ontbijt aan een schooldag begint. Voor een docent moet het dan toch ondenkbaar zijn dat je hiermee geen rekening houdt. In elk geval vind ik het vanzelfsprekend dat je in je lesplanning voldoende momenten verwerkt waarop leerlingen hun verhaal eerst kwijt kunnen, voordat ze aan leren toekomen.
Iedereen is van deze klas en deze klas is van
iedereen!
Soms organiseer ik een ontbijt voor leerlingen voor wie thuis elke nieuwe dag meteen met een hoop stress begint. Als de opdracht dat toelaat, mogen ze van mij via hun oortjes naar hun favoriete muziek luisteren. Andere docenten gruwelen ervan. Ik ben zo eigenwijs om dat te stimuleren, want daardoor werken ze uiteindelijk harder voor mijn vak. Ook flip ik niet snel, want dat maken de kinderen buiten schooltijd al genoeg mee. Als ik dan toch eens echt kwaad word, dan voelen ze perfect aan hoe laat het is. Daarbij heb ik me zelf opgelegd dat er na zo’n vervelende situatie binnen vijf minuten weer minstens één keer keihard gelachen moet zijn.
Vmbo-leerlingen hebben niet zoveel zelfvertrouwen, scoren vaak onvoldoendes. In ons systeem toetsen we namelijk niet zo vaak wat zulke leerlingen wél kunnen. Daarom werk ik vóór een toets aan hun zelfvertrouwen door hen uitgebreid te vertellen wat ze tijdens de toets kunnen verwachten. Met elk kind bespreek ik achteraf het cijfer en vooral wat het goed heeft gedaan. ‘Onze leraren hebben de moeilijke opdracht ervoor te zorgen dat ze ons plezier in leren niet bederven. U lukt dat altijd.’ Dat zinnetje van Marieke, ook op een geeltje, is me veel meer waard dan extra compensatie-uren op een taakbriefje! En ik baal dat ik nog maar drie jaar ‘mag’.
Auteur: Patrique Zaman Over de auteur: Patrique (Pi) Zaman is een jonge ondernemer (27 jaar) met een sterke visie. Hij start met liefde organisaties zoals Onderwijshelden, Geenschool en Breekjaar, om het onderwijs in Nederland beter te maken. Naam van het initiatief: Onderwijshelden Locatie: Nederland
Speech te houden voor iedereen die leert en anderen inspireert.
Niet lullen maar poetsen Ik ben Patrique. Een drop-out. Mijn basisschooltijd ging goed. Mijn middelbare school heb ik met ééntiende hak over de sloot overleefd. En mijn vervolgstudie was een fiasco. Vond ik het dan niet leuk? Welnee, ik kon immens genieten van deze plek waar ik met zoveel mensen samen kon zijn. Vrienden, vrijheid, feesten! Was het omdat ik nogal vaak aan het bureau van de teamleider en rector zat? Of leerde ik dan niet goed? Was het de vorm, het systeem waar ik niet inpaste? Ik wist het niet. En zo leerde ik wat het betekende om te falen. Al op jonge leeftijd deed ik een mooie ontdekking. Op school. Maar niet door school. Mijn vrienden en ik wilden graag een voetbaltafel in de kantine. De schoolleiding wilde hier echter niet aan. Omdat ik de rector inmiddels wel kende (zo hebben al die gesprekken na die incidenten toch zin gehad) heb ik hem een voorstel gedaan. Een paar telefoontjes, wat geïnvesteerd zakgeld, een rondje door de school en een paar weken later stond hij daar. Een mooi model, voor 50 cent te gebruiken. De opbrengst deelden we 50/50. School blij, mijn vrienden blij, ik blij. Ik leerde wat het betekende om ondernemend te zijn. Na mijn gefaalde studie ben ik doorgegaan op het pad van ondernemerschap. Ik begon met ideeën en werkte deze uit. Sommige succesvol, andere faalden.
Ik leerde doorzetten. Ik kwam erachter dat als ik kennis nodig had, deze overal om mij heen te vinden was. Het internet bleek een onuitputtelijke bron. Mensen om mij heen waren meer dan bereid mij te helpen. Zelfs grote geesten staan verrassend vaak voor je klaar. Ik ontdekte dat ik eigenlijk heel goed leerde, zolang ik het zelf wilde en nodig achtte. Een aantal jaren later hoorde ik mijzelf mijn drop-out verhaal vertellen. Hoewel er iets van trots in zat over mijn zelfgekozen pad (ik leerde het belang van je eigen weg kiezen), hoorde ik in mijn stem ook een beklag. Misschien is dit mijn Rotterdamse inborst, maar ik vind, als je iets te zeiken hebt, moet je ook met een oplossing komen. En ik ging aan de slag. Nog niet zo lang geleden wist ik niets over persoonlijke ontwikkeling of over onderwijs. Inmiddels zijn we met ons nieuwe tussenjaar ‘Breekjaar’ (een persoonlijk ontwikkelingstraject voor jongeren) heel Nederland aan het veroveren en hebben we campussen opgezet in verschillende steden. Met de ‘Onderwijshelden-groep’ hebben we een organisatie neergezet die met tientallen medewerkers en verschillende concepten keihard werkt om het onderwijs elke dag weer een stukje beter te maken. Is er dan zoveel mis met het huidig onderwijssysteem? Nee. Na vele jaren te hebben gewerkt in en met deze sector weet ik als geen ander hoeveel bevlogenheid en liefde er nog steeds in zit. Dat de meeste docenten het echt doen vanuit hun allerbeste overtuiging. En dat geldt ook voor directies en beleidsmakers. Het enige probleem van het onderwijssysteem is dat het een systeem is. En een systeem heeft de hele nare eigenschap dat het vanaf een bepaalde grootte zichzelf in stand probeert te houden. En dat is funest voor flexibiliteit, creativiteit en ondernemerschap. En juist dat ondernemerschap is zo hard nodig. Nodig om het onderwijs weer van frisse inspiratie te voorzien. Nodig om mogelijkheden te creëren. En nodig om de toekomstige generaties te laten zien dat ze tot heel veel in staat zijn, als ze durven en in actie komen. De oplossing, en de enige weg om uit dit rigide systeem te komen, zitten in jou en mij. In die docent, in die ouder en in die leerling. Wij als individuen kunnen het verschil maken. Als we in staat zijn om onze blik weer open te zetten, onze moed aan te wakkeren en onze aangeboren ondernemendheid een kans te geven. Heb vertrouwen. Heb vertrouwen in het feit dat iedereen in het systeem de beste bedoelingen heeft. Heb vertrouwen in het feit dat wij dingen kunnen veranderen. En bovenal, heb vertrouwen in jezelf.
Want we hebben je
En dan? Dan kom je in actie. Want we hebben je nodig, man, meer dan ooit. Tot volgend jaar, ik houd een plekje voor je vrij in dit boek.
nodig, man, meer dan ooit.
Auteur: Thijs de Zoete Over de auteur: Autodidact, mislukt op school, geslaagd in werken. Naam van het initiatief: Thijs de Zoete Locatie: Utrecht
Speech te houden voor Schoolleiders en leerlingen.
Genoeg te kiezen De keuze voor een middelbare school is een lastige. Voor mij leek het minder lastig, ik wist wel naar welke school ik wilde. Maar toen ik op mijn school naar keuze ging kijken, ben ik bekogeld met een rot ei. Dat rotte ei staat misschien wel symbool voor mijn middelbare schooltijd. Ik ging naar een school waar ik gelukkig veel vrienden aan over heb gehouden, maar waar ik totaal niet op mijn plek was. Ik werd geacht mee te gaan in de kudde en dat terwijl ik al een duidelijk beeld had van wat ik wilde doen in de toekomst. Geïnspireerd raakte ik door hackers en hun kunsten om computers te slim af te zijn. Ik wilde programmeur worden en zocht uit wat je daar allemaal voor moest kunnen. Helaas werd aan die specifieke dingen geen aandacht besteed op school en ik moest het doen met twee uur computerles per week. Mijn cijfers waren niet goed genoeg om een profiel te kunnen kiezen dat me heel erg interesseerde, mét natuur- en scheikunde. Dus moest ik een economisch lespakket volgen. Al met al leidde dat tot een vicieuze cirkel waarin ik ‘s nachts achter de computer werkte aan mijn eigen toekomst en sliep tijdens de lessen. Mijn cijfers waren bedroevend laag, ik maakte eigenlijk nooit huiswerk en leerde vaak een paar uur van tevoren voor een toets. Het is misschien wel een wonder dat ik überhaupt nog in 5 havo terecht ben gekomen. Na twee keer gezakt te zijn voor mijn eindexamen en een aantal verwoede pogingen om toch echt de dingen te leren die ik eigenlijk niet wilde leren, was het tijd om te gaan werken. Dat moment herinner ik me nog goed: in een dronken bui kwam ik huilend thuis. Uiteraard was ik niet tevreden over de situatie waar ik in zat. Die nacht sprak ik met mijn moeder, heb ik mijn tranen gedroogd en sollicitatiebrieven geschreven naar een aantal
bedrijven. Ik werd de volgende morgen om kwart over negen uit bed gebeld. Een bedrijf wilde me vandaag nog spreken, of ik over een uur kon langskomen. Dezelfde dag heb ik mijn contract ondertekend en zo begon mijn carrière. Werken was een enorme opluchting en het ging van een leien dakje. Het contrast met mijn middelbare schooltijd kon niet groter zijn. Het werken als programmeur vond ik leuk en ik had nog wat bijbanen daarnaast, waardoor ik in totaal ongeveer 60 uur per week werkte. Ik voelde me vaak heel erg moe, maar oh zo gelukkig, want ik mocht eindelijk doen waar ik goed in was en al die jaren op had geoefend. Ik kreeg kansen en er werd naar me geluisterd. Er zijn ontzettend veel mensen die ik dankbaar ben voor het geduld dat ze toen met me hadden en de moeite die ze voor mij hebben gedaan.
Dat
rotte ei staat misschien wel symbool voor
mijn middelbare schooltijd.
Inmiddels werk ik al een aantal jaar, maar ik zal nooit vergeten hoe ik me voelde op de middelbare school. Zo’n tijd wens ik niemand toe. Ik heb me laten inspireren door een coach tijdens een management traineeship en nu ben ik druk bezig om die kant op te gaan. Het coachen van mensen is namelijk mijn volgende doel. Wat ik mis bij de jeugd van tegenwoordig - ik begeleid op het moment van schrijven vier stagiaires binnen het bedrijf waar ik werk - is een gebrek aan toekomst ‘durf’. Veel jongeren zijn bang om te dromen en zich te laten inspireren door hun omgeving. Daardoor doen ze dingen niet, terwijl je pas weet of je iets leuk vindt als je het daadwerkelijk ook gaat doen. Ik wil jongeren aanzetten om actie te ondernemen als ze iets zien of lezen waarvan ze denken: “Cool, dat zou ik ook wel willen doen”. Allerlei dingen kunnen je hiervoor energie geven: een persoon, een mooi ontwikkeld product of een filmpje. Ga op onderzoek uit: welke boeken leren me hier iets over? Lees en zoek heel veel artikelen, en probeer de dingen uit die je leest en leert. Het zou zo mooi zijn als jongeren leren om zelf op onderzoek uit te gaan en hun eigen ambities en capaciteiten al op school ontdekken en niet pas op de werkvloer. Leer praktisch omgaan met alles wat je te bieden hebt; misschien ben je niet goed in economie, maar wel in websites bouwen. Leer dan samenwerken met iemand die wel goed is in economie. Misschien kun je wel een productpagina of een website voor iemand maken. Zo ontdek je vanzelf waar je wel en niet goed in bent, en doe je ook nog eens iets waar je in de toekomst wat aan kunt hebben.
Nawoord auteurs ‘Never doubt that a small group of thoughtful, committed citizens can change the world. Indeed, it is the only thing that ever has.’ - Margaret Mead In de afgelopen honderd jaar heeft onze samenleving enorme ontwikkelingen doorgemaakt, op alle vlakken. Met als gevolg ons huidige niveau van welvaart en veiligheid. Om dit voor elkaar te krijgen en in stand te houden leggen we regels en normen vast, meten en controleren we wat af en mijden we risico’s zo veel mogelijk. De complexe systemen die we op deze manier samen hebben ontwikkeld, geven ons het gevoel dat verandering lastig of onmogelijk is - want, het gaat nu eenmaal zo. Ook in het geval van onderwijs lijken we ons te onderwerpen aan het systeem dat we samen hebben gecreëerd. We overzien het geheel niet en hebben daarom het gevoel dat veel dingen niet (anders) kunnen. Dit terwijl we allemaal beamen dat het onderwijs zich constant moet ontwikkelen als reactie op - of liever nog, ten behoeve van - de constant en snel veranderende wereld om ons heen. Het onderwijs en daarmee de regels en normen die we met elkaar hebben opgesteld, dienen een belangrijk doel: onze kinderen een goede start laten maken in onze samenleving. Dat verantwoordelijkheid afgelegd moet worden over de manier waarop we dit doen is evident. Zo controleren we of het goed gaat. Maar wanneer gaat het goed? Wie bepaalt wanneer het goed gaat? En, hoe meten we dat? Wanneer docenten langer bezig zijn met het meten en rapporteren van vooruitgang dan het daadwerkelijk werken aan die vooruitgang, schieten we ons doel dan niet voorbij? En wie zegt ons dat het invullen van honderden formulieren ons daadwerkelijk inzicht geeft in de ontwikkeling van onze kinderen en de aansluiting van die ontwikkeling bij de wereld waarin zij nu en straks leven? De levensverwachting van kinderen die vandaag geboren worden is meer dan honderd jaar. Wat betekent het om ruim honderd jaar te leven in een maatschappij die de
komende jaren alleen nog maar sneller zal veranderen? Wat moet je leren in voorbereiding op dat leven? We hebben de antwoorden niet. We kunnen niet overzien hoe we ‘het onderwijssysteem’ - de kluwen aan instanties, regels en overtuigingen - kunnen veranderen tot of vervangen door een systeem dat het antwoord op deze vragen vorm geeft. Wat we wel weten is dat we, om met Albert Einstein te spreken, onze problemen niet kunnen oplossen met dezelfde manier van denken die we gebruikten om ze te creëren. Het is onze verantwoordelijkheid om op zoek te gaan naar de antwoorden. Want als wij dat niet doen, wie dan? Dit kunnen we doen door het huidige systeem kritisch te bevragen en te experimenteren met nieuwe ideeën. Dat is eng, want de inzet is groot, maar níet veranderen is stukken gevaarlijker. In de publieke opinie is een beeld ontstaan van onderwijs als een weinig innovatieve sector, die vergeven is van metingen en weinig aansluiting meer lijkt te hebben met de wereld van nu. Op basis van onze verschillende ervaringen als ouders, docent, ontwikkelaar en ondernemer die zich actief bezig houden met onderwijs, hebben wij een ander beeld. Wij zien van ministerie tot klaslokaal en ver daarbuiten mensen die keihard werken aan onderwijsontwikkeling. Mensen die de moed hebben om wat zij denken dat anders moet, ook anders te doen - onderwijshelden. Met dit boek en de bijbehorende site willen we hen een platform bieden. Om een juf met een gek plan kun je nog heen, om 60 verhalen die laten zien dat het anders kan niet. Het systeem, dat zijn we samen - en het systeem veranderen is aan ieder van ons. Verbazing en frustraties omzetten in ideeën en die ideeën op hun beurt weer omzetten in actie: dat is wat onderwijs nodig heeft, dat is wat er aan de gang is en dat is waar we het spotlicht op willen laten schijnen. Er zijn ongelooflijk veel verhalen die laten zien dat het kan, die motiveren en inspireren; verhalen die we kunnen delen en verspreiden - online en via dit boek. Op de site www.onderwijsheldenboek.nl hebben we er een hoop verzameld. Komende tijd zullen deze verhalen ook op andere platformen verder worden verzameld en verspreid. De 60 verhalen die wij voor dit boek hebben geselecteerd, zijn voor ons extra bijzonder. Ze vertellen niet alleen over mooie projecten, maar laten zien dat kritisch zijn iets anders is dan negatief zijn. Het moet anders, dat is evident, en zij die onderwijs organiseren moeten verantwoording afleggen. We hebben samen een systeem laten ontstaan waarin systeemfouten zitten en die moeten eruit. Daarom moeten we onszelf afvragen waarom we doen wat we doen, moeten we wat goed is vasthouden en wat niet goed is achter ons laten. Ieder doet dat op zijn eigen manier, op basis van zijn eigen ervaringen, kennis, kunde en vermogen. Het feit dat we het met zo velen doen, maakt de ontwikkeling onomkeerbaar en sterker dan welk masterplan ook. Niet bang zijn voor de confrontatie met anderen en onszelf, en niet bang zijn voor het feit dat we niet precies weten waar
we naartoe op weg zijn, als ware helden. We hebben bij het maken van dit boek heel veel hulp gehad en zijn velen dank verschuldigd. Allereerst aan een groep mensen die, samen met ons, dit boek heeft voorgefinancierd en in de spaarzame vrije tijd heeft meegewerkt aan de realisatie: Jasmijn Kester van Stad & Esch Tijl Koenderink van Novilo Kimon Moerbeek van Kennisland Patrique Zaman en Steven van den Tol van Stichting Onderwijshelden Tjeu Seeverens van SVO-PL TalentenAcademie De onderwijshelden, die vanuit alle hoeken van Nederland en vanuit allerlei rollen prachtige verhalen hebben geschreven en opgestuurd om te laten zien dat de mogelijkheden eindeloos zijn en de beweging groots en unstoppable. Amber Passtoors van Thomas en Charles heeft een enorme hoeveelheid werk verzet als spin in het web tussen auteurs, initiatiefnemers en uitgever. Zij heeft gefixt wat wij bedachten. Wij zijn ongelooflijk dankbaar voor het harde werk van Tjeu Seeverens die alle verhalen in dit boek heeft geredigeerd. Zo werden alle binnengekomen diamanten nog extra geslepen en opgepoetst. Het prachtige ontwerp is gemaakt door Evelyne Kramer. Door sponsoring van Ricoh, Duckwise, ParnasSys en Triodos Foundation kunnen we een flinke eerste oplage laten drukken, zodat de verhalen van de onderwijshelden in lerarenkamers, op keukentafels, bureaus en nachtkasjes door heel Nederland kunnen liggen. Ten slotte uitgeverij Sinds 1883. Zij hebben voor hun Pamflet 2-concept een content management systeem (CMS) ontwikkeld met de codenaam ‘Maaike’, dat het binnen korte tijd organiseren en faciliteren van een co-creatief project als dit mogelijk maakt. Maar succes staat of valt met de ‘human factor’ achter zo’n systeem: Kiki Vikdazir - heel veel dank voor je niet aflatende hulp en beschikbaarheid voor allerhande vragen en zaken! En u, jij? We hopen dat onze lezers geraakt zijn en aan de slag gaan met de inzichten en ervaringen uit dit boek. Deel de ervaringen van de Onderwijshelden in dit boek en pas het toe in je eigen omgeving. De beweging is ingezet en onomkeerbaar, samen maken we hem groter en sterker. Omdat het kan! Marcel Derksen, oprichter Inspiratiehuis N!KS Alette Baartmans, uitvinder en ontwikkelaar in naam van Thomas en Charles Claire Boonstra, founder œ Operation Education
Mede mogelijk gemaakt door: