Inhoud
Startpagina
Cocaïne en andere stimulerende stoffen
124–1
Cocaïne en andere stimulerende stoffen door drs. L. H. E. Maat
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Inleiding Cocaïne Cocaïne en daarop gelijkende stoffen in de geneeskunde Amfetamine Amfetamineachtige stoffen in de geneeskunde Werking van stimulantia Misbruik van stimulantia Ecstasy Aanvullende literatuur
17 Chemische feitelijkheden
augustus 1996
124– 3 124– 3 124– 4 124– 6 124– 7 124– 8 124– 9 124–10 124–12
tekst/124
Inhoud
Startpagina
Cocaïne en andere stimulerende stoffen
1.
124–3
Inleiding
Zoals in Chemische Feitelijkheid 120 wordt vermeld, noemt de Opiumwet veel middelen die een geheel andere werking hebben dan opium. Opium is – net als heroïne, morfine, methadon en andere opiaten – een verdovend middel; cocaïne heeft daarentegen een opwekkende, stimulerende werking. In deze Chemische Feitelijkheid zullen cocaïne en andere stimulantia worden besproken. Daarnaast is er nog een derde groep stoffen die in de Opiumwet wordt vermeld, namelijk die van de bewustzijnsverruimende stoffen zoals LSD, hasj en psylocibine. Ook aan deze groep stoffen zal een Chemische Feitelijkheid worden gewijd. De enige overeenkomst tussen de drie groepen stoffen is dat zij verslavend kunnen werken en gevaar kunnen opleveren bij gebruik. 2.
Cocaïne
Het gebruik van cocaïne is niet van de laatste jaren. Al eeuwenlang is het gebruik bekend bij de Inca’s in Zuid-Amerika. Lang voordat de Europeanen de Inca-cultuur vernietigden, was het kauwen op cocabladeren door de bevolking heel gebruikelijk. Het werken in onherbergzame streken hoog in het Andesgebergte was wellicht alleen mogelijk doordat de Inca’s gebruik konden maken van de opwekkende en stimulerende werking van cocaïne. De komst van de Spanjaarden betekende niet het einde van deze gewoonte. Nog steeds wordt door de plaatselijke bevolking op cocabladeren gekauwd. Halverwege de vorige eeuw werden cocabladeren op steeds grotere schaal in Europa ingevoerd. De werking leek op die van een wondermiddel en de opmars was dan ook niet meer te stuiten toen uit de cocabladeren de werkzame stof cocaïne kon worden afgescheiden. De toedieningsvorm kon daardoor veranderen: het was niet langer nodig om op bladeren te kauwen, maar het werd nu mogelijk om een glaasje versterkende cocaïnehoudende wijn te drinken. Deze Marianiwijn was, vanaf 1860, tientallen jaren lang zeer populair. In 1888 werd in Noord-Amerika een drank gelanceerd waarin cocaïne 17 Chemische feitelijkheden
augustus 1996
tekst/124
Startpagina
124–4
Cocaïne en andere stimulerende stoffen
0886-053
H3CO C
O — —
H3C N
O —
Inhoud
C—O— H
Cocaïne
met siroop en koolzuurhoudend water was gemengd; het werd verkocht onder de naam Coca Cola®. Groot pleitbezorger van de cocaïne was Sigmund Freud, die de bijzondere werking bij zichzelf probeerde en zonder enig voorbehoud de stof als wondermiddel propageerde. Nadat de cocaïne was geïsoleerd en de stof ook zonder wijn of spuitwater kon worden ingenomen of geïnjecteerd, werden de nadelige effecten duidelijk. Na gebruik van een hogere dosis treedt, als de stof is uitgewerkt, een zware depressie op, die het best kan worden bestreden met een nieuwe dosis cocaïne. Toegeven aan deze verslaving betekent vaak een ernstige psychose die normaal functioneren in de samenleving moeilijk of onmogelijk maakt. Het bekend worden van deze feiten, aan het eind van de vorige eeuw, betekende het einde van een veel bejubeld wondermiddel. En ijlings werd de cocaïne in Coca Cola® vervangen door extra cafeïne. 3.
Cocaïne en daarop gelijkende stoffen in de geneeskunde
Zuivere cocaïne wordt in de geneeskunde weinig meer toegepast, maar enkele op cocaïne lijkende stoffen zijn waardevolle geneesmiddelen. Freud had al ontdekt dat cocaïne in de mond tot gevoelloosheid leidde; deze eigenschap werd verder gebruikt bij de ontwikkeling van lokale anaesthetica. Een hoge concentratie cocaïne of soortgelijke stof in de buurt van een zenuw is in staat de werking ervan effectief te blokkeren. Wellicht de bekendste van deze stoffen is lidocaïne. Bij de toepassing van Otalgan in druppels tegen oorpijn wordt gebruikgemaakt van de verdovende eigenschappen van lidocaïne. Verder wordt deze stof onder de naam Xylocaïne toegepast bij opera17 Chemische feitelijkheden
augustus 1996
tekst/124
Startpagina
Cocaïne en andere stimulerende stoffen
124–5 0886-054
CH3
NH — C —CH2 — N
C2H5
—
—
—
O
C2H5 CH3
Lidocaïne
ties, vooral in de tandheelkunde en in de keel-, neus- en mondheelkunde. Ook wordt Xylocaïne gebruikt als spray tegen ernstige jeuk en huidirritaties. De blokkerende werking van lidocaïne wordt tevens gebruikt bij ventrikelaritmieën en bij vergiftiging met digitalis (vingerhoedskruid). In Dentinox wordt lidocaïne gebruikt bij gevoelig tandvlees en zelfs als pijnstillend middel bij doorkomende tanden bij kleine kinderen. Een ander cocaïneachtige stof, prilocaïne, wordt regelmatig gebruikt als verdovingsmiddel bij het trekken van tanden of kiezen. Emla, toegepast als verdovende crème bij huidoperaties, bevat een mengsel van lidocaïne en prilocaïne. 0886-055
CH3
—
—
O
NH — C — CH — NH — C3H7 CH3
Prilocaïne
Een heel ander toepassingsgebied van lidocaïnederivaten is de bestrijding van hartritmestoornissen. Dit is de bekendste werking van procaïnamide in Pronestyl. 0886-056
O
H
C2H5
—
C —NCH2CH2 — N —
H2N
—
—
Inhoud
C2H5
Procaïnamide
17 Chemische feitelijkheden
augustus 1996
tekst/124
Startpagina
124–6 4.
Cocaïne en andere stimulerende stoffen
Amfetamine
Omdat cocaïne een natuurprodukt is en amfetamine een synthetisch bereide stof, is niet algemeen bekend dat de werking in grote lijnen hetzelfde is (zie par. 6). Amfetamine heeft precies dezelfde invloed op het zenuwsysteem als cocaïne, zij het dat het aangrijpingspunt op de zenuwuiteinden iets anders is. Amfetamine lijkt sterk op natuurlijk humaan noradrenaline. 0886-057
CH3
—
Inhoud
CH2 — CH — NH2
Amfetamine
De stof werd in 1935 bereid door Gordon Ales, die op zoek was naar een bronchusverwijdend geneesmiddel ten behoeve van astmapatiënten. Onder de naam Benzedrine werden verstuivers in de handel gebracht die het nieuwe geneesmiddel direkt in de longen brachten. Al snel werd bij het publiek bekend dat het geneesmiddel een aantal aangename bijwerkingen had. De stimulerende werking werd vooral onder studenten populair, die er letterlijk hun tentamencijfers mee oppepten. Deze praktijk duurde voort tot ver na de Tweede Wereldoorlog. Nog een andere groep die van de stimulerende werking kon profiteren, waren soldaten in de Tweede Wereldoorlog. Op vrij grote schaal werden aan Engelse, Duitse en Japanse soldaten amfetaminepillen verstrekt. Sneller reageren, geen last van vermoeidheid en een groter uithoudingsvermogen waren het gevolg. Dat velen na enige tijd amfetamineverslaafd waren geworden, bleek pas na afloop van de oorlog.
17 Chemische feitelijkheden
augustus 1996
tekst/124
Startpagina
Cocaïne en andere stimulerende stoffen
5.
124–7
Amfetamineachtige stoffen in de geneeskunde
Ook amfetamineachtige stoffen worden in de geneeskunde gebruikt. Al vóór de ontdekking van amfetamine was efedrine bekend, dat dezelfde bronchusverwijdende eigenschappen heeft als amfetamine. Efedrine wordt onder de merknaam Famel-siroop nog steeds verkocht in hoestmiddelen en neusdruppels bij hoest tijdens verkoudheid en griep. Flesjes met (pseudo)efedrine en hoge concentraties cafeïne worden als „smart drug” verkocht op house-parties. 0886-058
CH — CH — N
H
—
—
CH3
—
OH —
Inhoud
CH3 H . 12 H2SO4
Efedrine
Een van de opvallendste eigenschappen van de stimulantia cocaïne, amfetamine en aanverwante stoffen is de eetlustremmende werking. De Spanjaarden rapporteerden al dat de Indianen na gebruik van cocabladeren langdurig zwaar werk konden verrichten zonder daarbij veel te eten. Dezelfde eetlustremmende werking ervaren veel cocaïne- en amfetaminegebruikers. Vandaar dat amfetaminetabletten lang werden verkocht als afslankmiddel. De aangename bijwerking van dit middel zal ongetwijfeld bijgedragen hebben tot een langdurige en dus effectieve werking. Weliswaar is amfetamine nu verboden, maar een andere amfetamineachtige stof, fenfluramine, wordt nog steeds voor dit doel gebruikt. Fenfluramine heeft een zwakkere stimulerende werking dan amfetamine, terwijl het eetlustremmend effect vergelijkbaar is. Deze stof zit als werkzaam bestanddeel in Ponderal en Isomeride. De enige medische toepassing van amfetamine komt heden nog voor bij de behandeling van narcolepsie (slaapziekte). Een op het eerste gezicht heel merkwaardige medische toepassing was het gebruik van amfetamine als concentratieverhogende stof bij hyperactieve kinderen. Het blijkt dat hyperactiviteit wordt veroor17 Chemische feitelijkheden
augustus 1996
tekst/124
Startpagina
124–8
Cocaïne en andere stimulerende stoffen
0886-059
F3C
—
CH2 — CH — NH — C2H5 CH3
Fenfluramine
zaakt door het onvermogen van deze kinderen zich op één bezigheid te concentreren. Terwijl anderen bij gebruik van amfetamine actiever en creatiever worden, kalmeren hyperactieve kinderen na gebruik van amfetamine. Ze kunnen zich nu scherp en helder op één onderwerp richten, waardoor het voor ouders en leraren zenuwslopend gedrag van deze kinderen wordt onderdrukt. Tegenwoordig wordt er geen amfetamine meer voor dit doel gebruikt. Het geneesmiddel Ritalin, dat methylfenidaat bevat, is ervoor in de plaats gekomen. 0886-060
—
CH3
O
—
—
H N — CH2 CH2
—
CH — CH
—
—
C—O —
Inhoud
CH2 — CH2
Methylfenidaat
6.
Werking van stimulantia
De werking van de cocaïne berust op het aanspreken van het zenuwsysteem dat de toestand van grotere paraatheid veroorzaakt bij dreigend gevaar. Het gebruik leidt tot een grotere alertheid op binnenkomende signalen, een verhoogde hartslag en dus betere bloedvoorziening in het lichaam; bovendien verwijdt het de bronchiën en vergroot daarmee de opnamemogelijkheid van zuurstof. De signaaloverbrenging door zenuwcellen zelf is elektrisch van aard. Maar waar twee zenuwcellen aan elkaar grenzen, wordt het signaal overgebracht door moleculen van een neurotransmitter (signaal17 Chemische feitelijkheden
augustus 1996
tekst/124
Inhoud
Startpagina
Cocaïne en andere stimulerende stoffen
124–9
overbrenger). In het lichaam zijn veel verschillende zenuwcellen actief; elke zenuwcel is te karakteriseren door het type neurotransmitter dat hij gebruikt om een signaal aan de volgende zenuwcel door te geven. Cocaïne, amfetamine en aanverwante stoffen grijpen aan op zenuwen die gebruik maken van de stof dopamine als neurotransmitter. Dit soort zenuwen komt voor in de hersenen en verder in het hele lichaam, bijvoorbeeld bij spieren. Zij hebben invloed op de gemoedstoestand via de spiersamentrekkingen in het lichaam. Nadat een signaal door de neurotransmitter-molekulen van één zenuw naar een volgende zenuw is overgebracht, worden overbodige transmitter-molekulen geadsorbeerd door het zenuwuiteinde. De ruimte tussen de zenuwuiteinden wordt schoongeveegd, en daardoor wordt voorkomen dat het signaal te lang aanhoudt of te snel erna de volgende zenuwcel weer prikkelt. Cocaïne blijkt het wegvangen van de neurotransmitter dopamine te remmen, zodat een volgende prikkeling (te) snel plaatsvindt. Amfetamine daarentegen werkt in op de zenuwuiteinden zelf en stimuleert het vrijkomen van de dopamine uit het zenuwuiteinde, ook als dit niet nodig is. De uitwerking is beide gevallen gelijk: er worden op veel plaatsen in het dopamine-zenuwsysteem extra prikkels opgewekt, die voor een grotere alertheid zorgen. Omdat de werking van de genoemde zenuwsystemen erg ingewikkeld is en nog niet volledig begrepen wordt, is het onderzoek naar de precieze invloed van stimulantia als cocaïne en amfetamine nog lang niet afgesloten. 7.
Misbruik van stimulantia
Sinds het begin van deze eeuw is bekend dat cocaïne verslavende eigenschappen heeft. Vooral als het wordt ingespoten, of als zogenaamde vrije base wordt gesnoven (free base, crack), geeft het een snelle en zeer opwindende ervaring. Het gevoel van alertheid daarna geeft de gebruiker de illusie de hele wereld aan te kunnen. Deze illusie is echter maar tijdelijk en na enige tijd is een nieuwe dosis nodig om de depressie die erop volgt te verdrijven. Uiteindelijk wordt 17 Chemische feitelijkheden
augustus 1996
tekst/124
Inhoud
Startpagina
124–10
Cocaïne en andere stimulerende stoffen
een verslaafde vaak psychotisch. De patiënt raakt hierbij niet echt in de war, maar heeft de waanvoorstelling dat alles om hem heen speciaal voor hem gebeurt en met een speciale reden voor hem wordt geregisseerd. Een ander, meer lichamelijk gevolg is het optreden van een kriebelgevoel onder de huid, alsof daar beestjes of wormpjes kruipen. Voor een arts die zulke verschijnselen bij een patiënt constateert, hoort dit reden te zijn om naar cocaïnegebruik te informeren. Als de patiënt dit weet te verzwijgen is er kans dat hij behandeld gaat worden met een cocaïneachtige stof als het hierboven besproken jeukremmende middel Xylocaïne. Dat zich criminele organisaties meester hebben gemaakt van de cocastruiken in de Andes mag als bekend worden verondersteld. Nog vaak werkt daar de plaatselijke bevolking – al cocabladeren kauwend – aan de verzorging van de cocaplantages. Het maken en verhandelen van amfetamine is niet zo gemonopoliseerd. Iedereen met enige chemische ervaring kan in principe amfetamine fabriceren. Vooral in ons land is deze kennis op grote schaal in praktijk gebracht. 8.
Ecstasy (XTC)
Inmiddels zijn ook amfetaminederivaten – bijvoorbeeld methoxyamfetamines – ontwikkeld, die een andere werking hebben. Deze methoxyamfetamines werden in eerste instantie niet geproduceerd ter vervanging van amfetamine zelf, maar om een beter werkend soort mescaline te verkrijgen. Het nadeel van mescaline is namelijk dat het een zwakke uitwerking heeft, zodat voor het gewenste effect relatief veel (ca. 250 mg) ineens moet worden ingenomen. Hierdoor worden darmstoornissen veroorzaakt. Door het mescalinemolecuul te wijzigen ontdekte Shulgin in San Francisco enkele werkzame stoffen die veel leken op de al veel eerder ontdekte stof 3,4-methyleendioxy-N-methylamfetamine (MDMA), oftewel Ecstasy. Deze stof werd, overigens zonder al te veel succes, gebruikt als eetlustremmer of als soort waarheidsserum. In de hippietijd, in de jaren ’60, veranderde het gebruik echter radicaal. 17 Chemische feitelijkheden
augustus 1996
tekst/124
Startpagina
Cocaïne en andere stimulerende stoffen
124–11
Doordat de stof bewustzijnsveranderende eigenschappen heeft, maar ook de typische stimulerende eigenschappen van amfetamine, kan de stof bij beide groepen ingedeeld worden. H —
C —C — NH — CH3 —
O
H —
0886-061
CH2 — O
—
Inhoud
H
CH3
3,4-Methyleendioxy-N-methylamfetamine (MDMA, Ecstasy)
Gezien de molecuulstructuur ligt een vergelijking met amfetamine voor de hand. Alle effecten (onvermoeibaar kunnen doordansen) en bijwerkingen (snellere hartslag, hogere bloeddruk, wijde pupillen) van amfetamine komen inderdaad ook bij Ecstasy voor. Een typisch bewustzijnsveranderend aspect van de stof is dat de werking sterk wordt beïnvloed door de gemoedsstemming bij inname van de stof. Een positieve stemming bij een house party zal waarschijnlijk worden versterkt en doordat remmingen wegvallen, is het leggen van intieme contacten met vrienden en vreemden erg gemakkelijk. Daarentegen leidt gebruik door agressieve groepen, vooral in combinatie met alcohol, vaak tot uitbarstingen van geweld. Inmiddels (sinds 1985) is Ecstasy verboden en ook allerlei op Ecstasy lijkende „designer drugs” zijn kort geleden verboden. De term „designer drug” wijst op het feit dat het MDMA molekuul chemisch vrij gemakkelijk enigszins te wijzigen is. Daarbij verandert de uitwerking ook. Het molekuul is min of meer naar eigen ontwerp te veranderen en aan te passen aan de gewenste uitwerking. Discussies of het verbod op al deze stoffen verstandig is, zullen voorlopig niet verstommen. Immers, door het verbod is controle op de zuiverheid moeilijk geworden; men kan geen overheidsinstantie meer vragen naar de kwaliteit van een verboden stof. Juist door de sterk wisselende samenstelling kunnen tabletten voor house-parties gevaarlijk zijn: soms is haast geen werkzame stof aanwezig, dan weer is de concentratie erg hoog en de uitwerking onverwacht hevig. Een andere keer is zelfs cocaïne bijgemengd. 17 Chemische feitelijkheden
augustus 1996
tekst/124
Inhoud
Startpagina
124–12
Cocaïne en andere stimulerende stoffen
Instanties die de samenstelling op house-parties controleren, worden niet alleen oogluikend toegestaan, maar veelal gesubsidieerd. Naast dit probleem bestaat het gevaar dat gebruikers en handelaren in het criminele circuit worden getrokken. Er is helaas geen scherpe grens te trekken tussen de werking van de stimulerende middelen als Ecstasy, amfetamine en cocaïne. Nadat de overheid dit had ingezien, zat er niet veel anders op dan alle stoffen tussen Ecstasy en cocaïne onder de Opiumwet te brengen. 9.
Aanvullende literatuur
–
Snyder, S. H., Psychofarmaca (Hersenen onder invloed), Wetenschappelijke bibliotheek Natuur & Techniek (1989) ISBN 9070157802. Dessing, J.(red), Repertorium 94/95; Sdu, Den Haag (1994) ISBN 9012082900. Maat, L. H. E. en Pluim Mentz, A., „Drugwerk (drugs en hun werking)”. Brochure van de Faculteit Scheikunde van de Vrije Universiteit (1993). Aan te vragen bij het faculteitsbureau, De Boelelaan 1083, 1081 HV Amsterdam. Brussel, G. H. A. van, „XTC, een nieuwe soft drug?”, Nederlands Tijdschrift voor de Geneeskunde, 1991; 135, nr. 44.
– –
–
17 Chemische feitelijkheden
augustus 1996
tekst/124