Christelijke Gymnasium Sorghvliet
Bijbelrooster
Job Periode 2
Mark Rothko – Zonder titel - Red and black
We lezen in periode 2 uit het boek Job. Het boek Job gaat over een man die in de Nederlandse taal bekend staat in de uitdrukking ‘zo arm als Job.’ Job is een rechtschapen man maar de Satan besluit om Job te testen. Hoe diep zit die rechtschapenheid bij Job? De Satan doet God een voorstel om Job te beproeven. Voor lezers met een sterk rechtvaardigheidsgevoel is het een teken van zwakte dat God zich inlaat met het experiment. God speelt toch geen spelletjes met de mensheid? Einstein zei ooit: God doesn’t play dice. In dit verhaal heeft het daar toch alle schijn van. De Satan mag iedereen en alles rondom Job treffen met armoede, ziekte en ellende maar aan Job zelf mag de Satan niet komen.
Bij de bijbelteksten is in de maand november standaard een “Rothko” te zien. Een selectie van de schilderijen van Mark Rothko (Marcus Rothkowitz) is tot en met 1 maart 2015 in het Gemeentemuseum in Den Haag te zien. In het boek van Harry Mulisch “De ontdekking van de hemel” wordt in een raamvertelling het thema van goede en kwade machten die vanuit de hemel het leven van de hoofdpersonen in het boek beïnvloeden beschreven. Bij Mulisch zijn de protagonisten Max Delius en Onno Quist. Zij worden ingezet als proefratjes die in allerlei situaties gebracht worden waarin de kwestie van toeval, vrijheid, en de menselijke factor wordt uitgewerkt. Mulisch gebruikt (net als het boek Job) het stramien van de raamvertelling waarin er vanuit de hemel een persoon of een macht naar het wel en wee van de twee protagonisten kijkt. De hogere machten beïnvloeden de levensloop van de twee mannen. Er wordt zelfs ingegrepen bij het verwekken van de zoon (Quinten) waarvan de mannen beide menen de vader te zijn. De hogere machten kijken als Statler en Waldorf toe maar grijpen ook te pas en te onpas in het verloop van de geschiedenis in. Zo wordt de autonomie van de mens bij Mulisch door de hogere machten afgepakt. De hogere machten zijn gefascineerd hoe Max en Onno zich staande houden. De hogere machten laten na om te handelen als Max en Onno in het ongeluk wordt gestort. Hier wijkt het verhaal af van het boek van Job. Bij Job blijft hogere macht niet onaangedaan als de ellende Job treft. Veel mensen haken af bij een God die toestaat dat mensen lijden. Op het eerste oog een zwaar boek, en dat in november, altijd november. Maar als je goed leest zul je zien hoe helder van verstand en hoe veerkrachtig Job is. Give me that man, That is not passion’s slave, and I will wear him In my heart’s core, ay, in my heart of heart, As I do thee (Hamlet – Shakespeare).
Woensdag 29 oktober We beginnen te lezen in het boek Job. Job is een rijk man. Hij woont in het land Us (dat is een gebied ten zuiden van de Dode Zee. Met het land wordt niet de US (United States ) bedoeld. Het land Us lag op de karavaanroute van Palmyra (in het huidige Syrië) naar Petra (in Jordanië). Job was een rijk man, waarschijnlijk verdiende hij aan de karavanen die van Palmyra door Us naar Petra trokken (dat verklaart ook de drieduizend kamelen).
De Negev woestijn ten zuiden van de Dode Zee
Palmyra in Syrië
Petra in Jordanië
Het land Us ligt in de woestijn (ten zuiden van de Dode Zee). Wanneer de TeNaCh (het Oude Testament) over de woestijn spreekt, weet je als lezer dat het weliswaar om een geografische aanduiding gaat maar een woestijn heeft ook de betekenis van een plaats van voorbereiding en beproeving. De woestijn is een onherbergzame, ruige, onmenselijke plaats. De woestijn biedt geen plaats waar je naar toe kunt om veiligheid te zoeken, er zijn geen mensen om je heen, geen steun, niemand om je moed in te praten. De woestijn is een plaats waar de mens op zichzelf is aangewezen. Dat is voor Job aanvankelijk geen probleem, het gaat hem goed, hij is rijk. Maar de Satan probeert zijn rechtschapenheid uit. Als alles mee zit, dan is het een makkie om rechtschapen en onberispelijk te zijn. De Satan verwacht dat het met het ontzag van Job snel gedaan is als hij Job een hak mag zetten.
Job 1,1-2,13 Jobs beproeving 1 1 In het land Us woonde een man die Job heette. Hij was rechtschapen en onberispelijk, hij had ontzag voor God en meed het kwaad. 2 Job had zeven zonen en drie dochters. 3 Hij bezat zevenduizend schapen en geiten, drieduizend kamelen, vijfhonderd span runderen, vijfhonderd ezelinnen en een groot aantal slaven en slavinnen. Hij was de aanzienlijkste man van het Oosten.
4 Zijn zonen hadden de gewoonte om de beurt een feest te geven, ieder in zijn eigen huis, en nodigden dan hun drie zusters uit om bij hen te komen eten en drinken. 5 Nadat elk van zijn zonen zo’n feest had gegeven, liet Job hen bij zich komen voor een reinigingsritueel. Hij stond dan ’s ochtends vroeg op om voor elk van hen een offer te brengen, want hij dacht bij zichzelf: Misschien hebben mijn kinderen wel gezondigd en God in hun hart vervloekt. Job deed dit telkens weer. 6 Op een dag kwamen de hemelbewoners hun opwachting maken bij de H E E R , en ook Satan bevond zich onder hen. 7 De H E E R vroeg aan Satan: ‘Waar kom je vandaan?’ Hij antwoordde: ‘Ik heb rondgezworven en rondgedoold op aarde.’ 8 De H E E R vroeg aan Satan: ‘Heb je ook op mijn dienaar Job gelet? Zoals hij is er niemand op aarde: hij is rechtschapen en onberispelijk, hij heeft ontzag voor God en mijdt het kwaad.’ 9 Satan antwoordde de H E E R : ‘Zou Job werkelijk zonder reden zoveel ontzag voor God hebben? 10 U beschermt hem immers, evenals zijn gezin en alles wat hem toebehoort. U hebt het werk dat hij doet gezegend, zodat zijn bezit zich steeds meer uitbreidt. 11 Maar als u uw hand naar hem uitstrekt en aantast wat hem toebehoort, zal hij u ongetwijfeld in uw gezicht vervloeken.’ 12 Toen zei de H E E R tegen Satan: ‘Goed, met alles wat van hem is mag je doen wat je wilt, maar raak Job zelf niet aan.’ Hierop vertrok Satan.
A Rothko a day, keeps the doctor away.
Mark Rothko – Zonder titel - 1960
Donderdag 30 oktober De Satan krijgt de vrije hand om Job zijn dierbaren af te pakken. Daarna zijn bezit. Job wordt getroffen door rampen en verliest zijn rijkdom. Hij wordt een arme man. Het spreekwoord ‘zo arm als Job’ is in het Nederlands een manier om te zeggen dat iemand (bijna) niets meer bezit. De schrijver van het boek gebruikt een raamvertelling als omlijsting zodat hij later de mensen in het verhaal aan het woord kan laten komen. Het karakter van Job wordt eerst onderworpen aan zulke zware tegenspoed dat het voor de hand ligt dat Job nu ook zijn onberispelijkheid opgeeft. Een godsbeeld gebaseerd op een relatie van wederkerigheid (prosperity faith) houdt het niet lang uit in zulke omstandigheden. Job zal vast God vaarwel zeggen. Voor wie er van houdt is er een link naar een liedje van Shanice. “Loving you, is easy, because you’re beautiful”.
Jenny Holzer - Truisms
Lovin you is easy – Minnie Ripperton https://www.youtube.com/watch?v=kE0pwJ5PMDg
3 minuten 13 seconden
13 Toen Jobs zonen en dochters op een dag weer in het huis van hun oudste broer zaten te eten en te drinken, 14 kwam er een boodschapper bij Job en zei: ‘De runderen trokken de ploeg en de ezelinnen liepen vlakbij in de wei te grazen, 15 maar plotseling werden we overvallen door de Sabeeërs, die het vee roofden en de knechten met hun zwaarden doodden. Ik ben als enige ontkomen om u te zeggen wat er gebeurd is.’ 16 Nog voordat de boodschapper uitgesproken was, kwam er een volgende met het bericht: ‘Een verwoestende bliksem uit de hemel trof de schapen en geiten en de knechten, en het vuur verbrandde en verteerde allen. Ik ben als enige ontkomen om u te zeggen wat er gebeurd is.’ 17 En ook hij was nog niet uitgesproken, of er kwam een volgende met het bericht: ‘De Chaldeeën overvielen ons van drie kanten en roofden de kamelen, en ze doodden de knechten met hun zwaarden. Ik ben als enige ontkomen om u te zeggen wat er gebeurd is.’ 18 Ook deze boodschapper was nog niet uitgesproken, of er kwam een volgende met het bericht: ‘Uw zonen en uw dochters zaten in het huis van hun oudste broer te eten en wijn te drinken. 19 Maar plotseling werd het huis getroffen door een hevige storm uit de woestijn, zodat de vier muren instortten, en uw kinderen onder het puin bedolven werden en de dood vonden. Ik ben als enige ontkomen om u te zeggen wat er gebeurd is.’ 20 Toen stond Job op, hij scheurde zijn kleren, schoor zijn hoofd kaal en wierp zich neer in het stof. 21 En hij zei: ‘Naakt ben ik uit de schoot van mijn moeder gekomen en naakt zal ik in haar schoot terugkeren. De H E E R heeft gegeven, de H E E R heeft genomen, de naam van de H E E R zij geprezen.’ 22 Ondanks alles zondigde Job niet en maakte hij God geen enkel verwijt.
Zonder titel 1965
Vrijdag 31 oktober In het boek Job worden de rotgrappen die de Satan met Job uithaalt “beproeving” genoemd. Je kunt ook zeggen dat er een experiment wordt uitgevoerd. Kijken wat er gebeurt als je in een bepaalde situatie iets verandert, iets op iets anders loslaat. Kijken hoe een botsing tussen kleine deeltjes verloopt. En dan het verloop vanuit een gemakkelijke stoel observeren. In de Large Hadron Collider in CERN Zwitserland doen wetenschappers proeven en onderzoekt men de kleinste deeltjes als deze met hoge snelheid op elkaar worden afgeschoten. De stukken vliegen er af. Bij Job blijft er alleen een potscherf over om zichzelf te krabben als hij door een ziekte wordt getroffen. Job zal nu wel zijn vertrouwen in God en mensen verliezen. Randy Newman zingt: I ran out of my children, I ran out of my wife, I'd talk to the people and I'd say, "It's a rough rough world, it's a tough tough world, Well, you know, And things don't always, things don't always go the way we plan.
Experiment van de LHC met atomen in CERN - Wetenschappers applaudisseren voor het experiment http://songmeanings.com/songs/view/37117/
(Lyrics)
Randy Newman – I want you to hurt like I do https://www.youtube.com/watch?v=3iDk7SaMxWc 2 1 Op een dag kwamen de hemelbewoners hun opwachting maken bij de H E E R , en ook Satan maakte bij hem zijn opwachting. 2 De H E E R vroeg aan Satan: ‘Waar kom je vandaan?’ Hij antwoordde: ‘Ik heb rondgezworven en rondgedoold op aarde.’ 3 De H E E R vroeg aan Satan: ‘Heb je ook op mijn dienaar Job gelet? Zoals hij is er niemand op aarde: hij is rechtschapen en onberiselijk, hij heeft ontzag voor God en mijdt het kwaad. Ja, hij is nog even onberispelijk als altijd, en jij hebt mij ertoe aangezet hem zonder reden te gronde te richten.’ 4 Hierop zei Satan: ‘Zijn leven is hem alles waard. Daarvoor geeft hij zijn hele bezit. 5 Maar als u uw hand naar hem uitstrekt en zijn lichaam aantast, zal hij u ongetwijfeld in uw gezicht vervloeken.’ 6 Toen zei de H E E R tegen Satan: ‘Goed, doe met hem wat je wilt, maar spaar zijn leven.’ 7 Hierop vertrok Satan en overdekte Job van voetzool tot kruin met kwaadaardige zweren.
Historiebijbel, Utrecht, ca. 1430
8 Job pakte een potscherf om zich te krabben, terwijl hij in het stof en het vuil zat. 9 Zijn vrouw zei tegen hem: ‘Waarom blijf je zo onberispelijk? Vervloek God toch en sterf.’ 10 Maar Job zei tegen haar: ‘Je woorden zijn de woorden van een dwaas. Al het goede aanvaarden we van God, zouden we dan het kwade niet aanvaarden?’ Ondanks alles zondigde Job niet en sprak hij geen onvertogen woord.
Job en zijn vrienden, Ilja Repin, Olieverf op doek, 1869 11 Drie vrienden van Job, Elifaz uit Teman, Bildad uit Suach en Sofar uit Naäma, hoorden van de rampspoed die hem had getroffen, en ze besloten hem op te zoeken. Onderweg ontmoetten ze elkaar, en samen gingen ze naar hem toe om hun medeleven te tonen en hem te troosten. 12 Toen ze Job vanuit de verte zagen herkenden ze hem niet, en ze barstten uit in luid geweeklaag, ze scheurden hun kleren en wierpen stof omhoog over hun hoofd. 13 Zeven dagen en zeven nachten bleven ze naast hem op de grond zitten zonder iets tegen hem te zeggen, want ze zagen hoe vreselijk hij leed.
Zonder titel 1953
Maandag 3 november Als alles Job ontnomen is zal hij wel kwaad zijn. Dat is zacht uitgedrukt, Job vervloekte de dag van zijn geboorte. Hij gaat tekeer tegen God. Job vecht zijn geschil uit met God.
Job 3,1-26
Jobs klacht
3 3
1 Daarna opende Job zijn mond en vervloekte de dag van zijn geboorte. ‘Laat de dag dat ik geboren ben vergaan,
en ook de nacht die zei: “Een jongen is verwekt.” 4 Laat die dag een dag van duisternis worden, laat God in de hemel er geen acht op slaan. Laat die dag niet baden in het licht. Laat het diepste donker hem omhullen, een dichte wolk hem bedekken 5
en een zonsverduistering hem teisteren. 6 Laat het donker die nacht wegnemen, zodat hij geen dag van het jaar vergezelt, en geen plaats vindt in de reeks van maanden. Laat die nacht onvruchtbaar worden – een nacht waarin geen vreugdekreet opklinkt. 7
Laten zij die het licht wekken die dag vervloeken, zij die het wagen om Leviatan te verstoren. 8
Zelfs de ochtendsterren zullen niet verschijnen, die dag verwacht vergeefs de komst van het licht 9
en zal nooit de wimpers van het morgenrood zien. 10 Hij opende de deuren van mijn moeders buik, hij hield het ongeluk niet voor mij verborgen. 11 Waarom ben ik niet in haar schoot gestorven, niet gestikt toen ik ter wereld kwam! 12 Hadden knieën mij maar niet ontvangen en borsten mij maar niet gezoogd! 13 Dan zou ik nu geborgen in de aarde liggen, dan zou ik geen zorgen hebben, ik zou slapen, 14 omringd door koningen en raadsheren, bouwers van paleizen, al vergaan tot puin, 15 tussen machtigen die goud bezaten en die hun huis met zilver vulden. 16 Was ik maar als een misgeboorte weggestopt, als een kind dat het licht nooit heeft gezien. 17 In het dodenrijk worden de goddelozen stil, zij die uitgeput zijn, vinden daar hun rust. 18 Gevangenen worden niet meer opgejaagd, de stem van de drijver horen ze niet meer.
2
Hij zei:
Daar zijn hoog en laag verzameld en is de slaaf vrij van zijn meester. 19
Waarom geeft God het licht aan ongelukkigen, het leven aan verbitterden? 20
Zij wachten op de dood die uitblijft, ze zoeken naar hem, meer dan naar schatten; 21
hun vreugde kent geen grenzen, ze jubelen als ze hun graf gevonden hebben. 22
Waarom geeft God het licht aan hem voor wie de weg verborgen blijft, 23
wie hij de weg verspert? 24 Ik heb geen ander voedsel dan verdriet, mijn klachten stromen in een vloed van tranen. 25 Wat ik vreesde, komt nu over me, wat mij angst aanjoeg, heeft me getroffen. 26 Ik vind geen vrede, vind geen kalmte, mijn rust is weg – onrust bevangt mij.’
Zonder titel No. 61
Dinsdag 4 november
Job 4 In de vorige verhalen is Job zijn dierbaren, zijn bezit en zijn gezondheid kwijtgeraakt. Maar gelukkig heeft hij nog vrienden. Vrienden die hem niet zullen laten vallen. Vrienden die niet weglopen als Job getroffen wordt door tegenslag of ziekte. In de noordelijke provincies van Nederland (Groningen, Drenthe) wordt voor dit gevoel van empathie een uitdrukking gebruikt. Als je probeert duidelijk te maken dat je iets erg vindt voor een ander dan kun je zeggen: “het begroot mij.” En laat Job nu een aantal van dit soort vrienden hebben. Zij zullen hem een hart onder de riem steken. Keep smiling, keep shining, knowing you can always count on me. https://www.youtube.com/watch?v=V22ahe9xzC4 That’s what friends for – Dionne Warwick, Gladys Knight, Stevie Wonder en Elton John
4 min 24 seconden
Elifaz’ eerste betoog
4 2
1 Toen nam Elifaz uit Teman het woord: ‘Kun je verdragen dat iemand het woord tot je richt?
Maar wie zou nu kunnen zwijgen? 3 Velen stond je bij met raad en daad en wie de moed ontzonk, heb je gesterkt. 4 Je woorden richtten hem die struikelde weer op, aan knikkende knieën gaf je nieuwe kracht.
Maar nu word jij beproefd, en je verliest de moed, nu treft jou het onheil, en je geeft het op. 5
6
Vertrouw je niet op je ontzag voor God,
geeft je onbesproken levenswandel je geen hoop? 7 Ken jij onschuldigen die hij te gronde richtte? Werden rechtschapenen ooit in het ongeluk gestort? 8 Ik heb gezien: wie onrecht ploegt, wie rampspoed zaait, zal het ook oogsten. 9 Eén ademstoot van God, en ze komen om, één vlaag van zijn woede vaagt ze weg. 10 De leeuw brult, de welp gromt,
maar hun tanden worden uitgeslagen. 11 De leeuw gaat zonder prooi te gronde, de jonge leeuwen zwerven hongerend rond. Een verholen stem drong tot mij door, mijn oor ving een fluisteren op, 12
in de verontrustende visioenen van de nacht, die de mensen dompelt in een diepe slaap. 13
Opeens werd ik door angst gegrepen, een siddering voer door mijn gebeente. 14
Een adem streek langs mijn gezicht en de haren rezen mij te berge. 15
Een verschijning doemde op, een gestalte voor mijn ogen. 16
Stilte – en toen zei een zachte stem: 17 “Kan een mens zich gedragen zoals God het wil, kan iemand zonder smet zijn voor zijn schepper?” 18 Zelfs in zijn dienaren stelt God geen vertrouwen, ook bij zijn engelen bespeurt hij nog gebreken. 19 Hoeveel te meer dan bij de mens, wonend in zijn huis van leem, met fundamenten in het stof. Hij is een mot: men drukt hem dood. Van de ochtend tot de avond afgepijnigd gaat hij onbemerkt ten onder, voor eeuwig weggevaagd. 20
De koorden van zijn tent zijn losgerukt, hij sterft en heeft de wijsheid niet gekend. 21
Gerhard Marcks – Hiob – Neurenberg
Woensdag 5 november
Zonder titel 1968
Dankdag voor gewas en arbeid
Vandaag een uitstapje naar een andere tekst. De tekst is niet uit Job. In de maand november staan we op de eerste woensdag van de maand stil bij zaken waar je dankbaar voor kunt zijn. Er is altijd genoeg om kritisch over te zijn, dingen om je kwaad over te maken, dingen om over te zeuren, dingen om je tegen te verzetten. Maar er zijn ook dingen om dankbaar voor te zijn. Eten, drinken, vrienden, school, frietjes, ommetjes, muziek, de maand november, meneer Bannink, de gesmeerde bliksem, de
dichter J.C. Bloem, zorgeloosheid, boeken, E-readers, pur schuim, notenkrakers, hersencellen, kiwi’s (de vogeltjes), kiwi’s (de vruchten), vergetelheid, gras, pinken (jonge koeien), kolibries, de grote pauze, kamperfoelie, verliefdheid, etc. etc. Verzin maar een lijst(je) waar je dankbaar voor kunt zijn.
Matteus 06, 25-34 Maak je geen zorgen over je levensonderhoud, wat je moet eten en wat je moet drinken, of waarmee je je lichaam moet bedekken. Is het leven dan niet meer dan louter voedsel, en het lichaam meer dan kleding? Kijk toch naar de vogelen des hemels!
Ze zaaien niet en oogsten niet, en maken geen voorraden in schuren, maar toch worden ze door jullie hemelse vader gevoed. En jullie - zijn jullie niet kostbaarder dan zij? Wie van jullie kan eigenlijk met al zijn zorgen zijn leven met één enkel uur verlengen? En waar zijn zorgen om kleding goed voor? Kijk toch naar de leliën op het veld! Hoe ze groeien; ze werken niet,
ze spinnen ook niet. En ik zeg jullie, dat zelfs koning Salomo in al zijn pracht niet zo heerlijk gekleed was, als één van deze. Als God zelfs het gras op het veld, dat vandaag bloeit en morgen wordt verbrand, zo prachtig kleedt, hoeveel meer dan jullie, kleingelovigen! Maak je dus geen zorgen om niets, door te vragen: wat zullen we eten? Of: wat zullen we drinken? Of: wat zullen we aantrekken? Want de heidenen streven ook naar al deze dingen! Jullie hemelse vader weet toch, dat jullie dit alles nodig hebben! IJver liever eerst voor Gods koningschap en zoek zijn gerechtigheid! Dan zal Hij jullie dit alles als toegift schenken. Maak je daarom niet nodeloos zorgen voor morgen; want morgen zal voor zichzelf zorgen. Elke dag heeft aan zijn eigen last genoeg. Maak je dus geen zorgen om niets, door te vragen: wat zullen we eten? Of: wat zullen we drinken? Of: wat zullen we aantrekken? Want de heidenen streven ook naar al deze dingen! Jullie hemelse vader weet toch, dat jullie dit alles nodig hebben! IJver liever eerst voor Gods koningschap en zoek zijn gerechtigheid! Dan zal Hij jullie dit alles als toegift schenken. Maak je daarom niet nodeloos zorgen voor morgen; want morgen zal voor zichzelf zorgen. Elke dag heeft aan zijn eigen last genoeg.
Rothko - Orange and tan, 1954
Donderdag 6 november Terug naar het boek Job. De goede vriend Elifaz is druk bezig om Job de oren te wassen. Als er iets ellendigs gebeurt dan is dat niet zonder reden volgens Elifaz. Er zit altijd een verborgen reden achter. Of nee, geen reden, een oorzaak. En die oorzaak is Job zelf. Er gebeurt nooit iets zonder dat je dat verdiend hebt. En als je leven geteisterd wordt door catastrofes, dan moet je wel iets hebben gedaan waardoor je dit verdiend hebt. Job moet niet zo opstandig reageren vindt Elifaz. Alleen een dwaas ontkent zijn eigen aandeel in wat hem overkomt. Job moet een beetje dimmen, dus. En als hij die houding eenmaal heeft dan zal hij vanzelf inzien dat hij blij moet zijn met zijn ellende. De mens die getroffen wordt door ongeluk moet zich zelf gelukkig prijzen, volgens Elifaz. Er is in ieder geval iets te winnen na zo veel verlies. Blaming the victim, de logica van de ongeroerde vriend.
https://www.youtube.com/watch?v=u8h8ca5zn5Y Ein Freund ein guter Freund – Die drei von der Tankstelle – 1930 - 1 minuut 30 seconden
Job 5 Roep dan, is er iemand die jou antwoordt? Tot wie in de hemel kun jij je wenden? 1
Aan ergernis gaat de dwaas ten onder, van afgunst sterft de domme. 2
Ik zag een dwaas die het voor de wind ging, maar plotseling was zijn huis vervloekt. 3
Zijn kinderen vonden hulp noch bescherming, ze werden in de poort vertrapt en niemand schoot te hulp. 4
Wat de dwaas oogst, eet de hongerige, zelfs tussen dorens haalt hij weg al wat hij kan, 5
en de dorstige smacht naar zijn bezit. 6 Nee, niet uit de aarde spruit het kwaad, niet uit de grond komt het ongeluk voort. 7 De mens is voor het ongeluk geboren –
ironisch bedoeld
zoals vonken uit het vuur omhoog spatten. 8 Ik zou me in jouw plaats tot God wenden, aan God zou ik het oordeel overlaten. 9 Hij doet grote, ondoorgrondelijke dingen, ontelbaar zijn de wonderen die hij verricht. 10 Hij zendt de regen die op aarde valt, hij laat het water over de akkers vloeien. 11 Onaanzienlijken brengt hij tot aanzien, treurenden geeft hij weer vertrouwen. 12 Hij doorkruist de listen van de sluwen, wat zij ondernemen zal mislukken. 13 De wijzen overtroeft hij in hun wijsheid, verraderlijke plannen lopen op niets uit. 14 Overdag stuiten ze op duisternis, ze tasten in de middag rond alsof het nacht is. 15 Maar de armen redt hij van de gesel van hun tong, hij redt hen uit de greep van de sterken. 16 Er is hoop voor de weerlozen – het kwaad wordt de mond gesnoerd.
Gelukkig de mens die door God wordt getuchtigd, wijs daarom de straf van de Ontzagwekkende niet af! 17
Want hij verwondt en hij verbindt, hij slaat en zijn handen genezen. 18
Zesmaal zal hij je redden in gevaar, ook de zevende maal zal je niets overkomen. 19
In tijden van honger behoedt hij je voor de dood, in tijden van oorlog voor de macht van het zwaard. 20
Voor de gesel van de tong ben je veilig, bij naderend geweld zul je niet bang zijn. 21
Met honger en geweld kun je spotten, de wilde dieren van de aarde hoef je niet te vrezen. 22
Je hebt een verbond met de stenen van het veld, met de dieren van het veld leef je in vrede. 23
Je weet dat er vrede in je huis heerst, je kijkt uit over je weiden – niets ontbreekt je. 24
Je weet dat je kroost talrijk zal zijn, dat je nageslacht de aarde als gras zal bedekken. 25
Verzadigd van het leven zul je in het graf dalen, als een rijpe korenschoof die wordt binnengehaald. 26
Dit hebben wij onderzocht, en zo is het; luister naar ons en neem het ter harte.’ 27
Oranje, rood, geel. 1961
Vrijdag 7 november Wanneer je iets ergs meemaakt dan is dat één ding. Je kunt proberen je er over heen te zetten. De tegenslag accepteren. Maar hoeveel erger is het als je iets ellendigs meemaakt en je wordt niet begrepen. Niet begrepen door je meest dierbaren, je beste vrienden. Een vriend zien huilen. Dat wordt bezongen door Jacques Brel. Teleurstelling en wanhoop, spreekt er uit Job’s antwoord, hij ziet zijn vrienden als slangen kronkelen door de woestijn en denkt dat zijn vrienden in het niets zullen verdwijnen, hij hoopt het bijna. Een Chinees spreekwoord zegt: Waarom haat je mij, ik heb je toch nooit geholpen? https://www.youtube.com/watch?v=3fz3voZoImM Jacques Brel – Voir un ami pleurer - van 20 seconden tot 4.60 (Engelse ondertiteling)
Job 6
Jobs antwoord op Elifaz’ eerste betoog
6 2
1 Hierop antwoordde Job: ‘Weeg mijn verdriet en mijn boosheid,
leg mijn lijden erbij in de weegschaal:
zwaarder is het dan het zand van de zee. Daarom waren mijn woorden zo onbezonnen. 3
De pijlen van de Ontzagwekkende steken in mij, mijn geest wordt door hun gif vergiftigd. 4
Voor mij staat de slagorde van Gods verschrikkingen. 5 Balkt een ezel bij het zien van mals gras, loeit een os bij zijn voederbak? 6 Eet men flauwe spijzen zonder zout, zit er smaak aan het wit van een ei? 7 Ik keer mij af van zulk voedsel, het is weerzinwekkend. 8 Laat toch gebeuren waar ik om vraag, laat God mijn hoop verwerkelijken. 9 Wilde hij mij maar verpletteren, zijn hand terugtrekken, mijn levensdraad afsnijden. 10 Dat zou een troost voor mij zijn, ik zou opspringen, ondanks de pijn die hij mij niet bespaart, ik heb de woorden van de Heilige nooit verloochend. Ik heb geen kracht meer om te wachten. Met welk doel zou ik alles verdragen? 11
Is mijn kracht de kracht van stenen? Is mijn lichaam hard als brons? 12
Vind ik nog ergens hulp? Zal ik ooit weer aanzien krijgen? 13
14
Wie zich bekommert om een vriend in nood
toont zijn eerbied voor de Ontzagwekkende. 15 Maar mijn vrienden zijn onbetrouwbaar, als beken die voorbijstromen, 16 troebel onder het ijs, donker in de sneeuw. 17 ’s Zomers slinken ze en zijn niet meer te horen, ze verdampen in de hitte en zijn onvindbaar. 18 Al kronkelend door de woestenij eindigen ze in het niets en gaan verloren. 19 Karavanen van Tema speuren naar hun loop, reizigers uit Seba rekenen op hun water. 20 Maar hun vertrouwen wordt beschaamd, daar aangekomen zien ze zich bedrogen. 21 Welnu, zo zijn jullie ook geworden, jullie zien mijn rampspoed en angst is jullie antwoord. 22 Heb ik jullie soms gevraagd: “Geef me iets”? Of: “Betaal voor mij met jullie geld”? 23 Of: “Bevrijd me uit vijandelijke hand, verlos me uit de macht van tirannen”? 24 Als ik iets misdaan heb, vertel het dan. Leg het me uit, ik zal wel zwijgen. 25 Oprechte woorden sterken, maar jullie verwijten – wat tonen die aan? 26 Nemen jullie me mijn woorden kwalijk? Is mijn vertwijfeld spreken voor jullie niets dan wind?
Een weeskind zouden jullie nog verdobbelen, jullie zouden zelfs je eigen vriend verkopen! 27
Keer mij je gezicht toe en luister. Ik zal tegen jullie toch niet liegen? 28
Bezin je, laat geen onrecht gebeuren. Bezin je, nog altijd sta ik in mijn recht. 29
Ligt er kwaad op mijn tong? Ken ik de smaak van rampspoed niet? 30
Uit de Rothko Chapel in Houston
Quote the raven
Maandag 10 november
Job 8 De vriend Elifaz heeft een poging gedaan om Job de les te lezen. Elifaz schaart zijn rede zelf in de categorie ‘troost’. Het is maar hoe je het ziet. Job zal het anders hebben opgevat. Nu komt een tweede vriend, Bildad. Bildad houdt van de methode recht-voor-zijn-raap. Job moet zijn grote woorden terugnemen, volgens Bildad is Jobs houding niet goed. Veel te trots. Met wie denkt hij wel dat hij te maken heeft? Een cursus in nederigheid.
Bildads eerste betoog
8 2
1 Toen nam Bildad uit Suach het woord: ‘Hoe lang blijf je deze dingen nog verkondigen?
Al die woorden van je – ze zijn niets dan wind. 3 Is God dan onrechtvaardig? Zou de Ontzagwekkende het recht verdraaien? 4 Als je kinderen tegen hem gezondigd hebben, gingen zij te gronde aan wat zij zelf misdeden. 5 Als jij je zelf tot God zult wenden en de Ontzagwekkende om genade smeekt, 6 als je rein bent, en rechtschapen – dan zal hij het voor je opnemen en zal de gerechtigheid weer wonen in je huis. En al was je verleden onbeduidend, je toekomst zal des te grootser zijn. 7
8
Ga bij eerdere geslachten te rade,
bouw voort op de wijsheid van je voorouders. 9 Wij zijn hier pas sinds gisteren en wij weten niets; ons leven op aarde is zo vluchtig als een schaduw. 10 Zij zullen tot je spreken en je onderrichten, je laten delen in de kennis van hun hart: 11 Kan papyrus gedijen buiten het moeras, komt riet tot wasdom zonder water? 12 Nog in de knop, te vroeg voor de oogst, verdort het en droogt uit, eerder dan het oevergras. 13 Dat is het lot van hem die God vergeet, de hoop van de trouweloze gaat teloor.
Herfstdraad Herfstdraad – daarop verlaat hij zich, een huis van spinrag is zijn toevlucht. 14
Als hij er schuilt, houdt het geen stand, grijpt hij het vast, dan stort het in. 15
Toch gedijt hij, bloeiend in de zon, zijn loten spreiden zich over de tuin. 16
Zijn wortels woekeren rond de stenen, ze dringen zelfs door de rotsen heen. 17
Maar dan wordt hij weggerukt en men verloochent hem: “Ik heb je nooit gezien.” 18
Dit nu is de vreugde van zijn leven: in zijn plaats spruiten anderen uit de grond. 19
Maar nooit zal God onschuldigen verachten, nooit zal hij hem die kwaad doet sterken. 20
Eens zal hij je mond weer vullen met gelach, de vreugde van je lippen laten klateren. 21
Hen die je haten zal hij met schande overladen, de huizen van de goddelozen worden weggevaagd.’ 22
Afbeelding van Job uit de American Orthodox Antiochian Christian Church
Zonder titel 1957
Dinsdag 11 november In Zwitserlannd in het CERN worden metingen en observaties gedaan. Als je kleine deeltjes net hoge snelheid op elkaar laat botsen worden onverwachte dingen gemeten. De ‘gedragingen’ van de atomen houden zich niet aan de voorspellingen. In 2012 dacht men zelfs dat neutrino’s sneller bewogen dan het licht maar dit bleek te komen door een slechte GPS. Of was er ergens een wormgat? Job luistert naar Bildad en geeft toe dat hij in een zwarte tunnel zit en dat hij het niet over zijn lippen krijgt om net als Bildad “keep shining, keep smiling’ te denken. Job wil best toegeven dat hij hoogmoedig is geweest maar hij vindt zichzelf niet schuldig. De ellende die hem treft is geen vergelding voor slecht gedrag. Job somt een aantal natuurverschijnselen op om de grootheid van God te illustreren en benadrukt dat er ondoorgrondelijke dingen gebeuren. Natuurverschijnselen die
verrassen en ontzag inboezemen. Voor een mens nauwelijks te bevatten. Zo ondoorgrondelijk is het ook dat een onberispelijk mens zulke ellende treft. Is er een weg uit deze ellende?
Wormgat
Job 9 Jobs antwoord op Bildads eerste betoog
9 Hierop antwoordde Job: 2 ‘Zeker, ik weet dat het zo is, 1
hoe kan een mens in zijn recht staan tegenover God? 3 Als je met hem een rechtsgeding wilt aangaan, heb je niet één op de duizend maal een weerwoord. 4 Hoe wijs van hart, hoe sterk een mens ook is, God kan hij nimmer straffeloos trotseren. 5 Hij verplaatst bergen, voor men het merkt; in zijn woede stoot hij ze omver. 6 De aarde schudt hij van haar plaats, zodat haar zuilen wankelen. 7 De zon houdt op te schijnen als hij het beveelt, en hij sluit de sterren weg, verzegeld. 8 Hij spant het hemelgewelf, hij alleen, en wandelt op de hoog oprijzende zee. 9 De Grote Beer heeft hij gemaakt, en Orion, de Plejaden en de sterren van het zuiden. 10 Hij doet grote, ondoorgrondelijke dingen, ontelbaar zijn de wonderen die hij verricht. 11 Hij gaat mij voorbij en ik zie hem niet, hij glipt langs mij heen en ik merk het niet. 12 Als hij iets wegrukt, wie weerhoudt hem dan? Wie zal hem zeggen: “Wat doet u?” 13 God houdt zijn woede niet in toom; zelfs Rahabs helpers moeten voor hem buigen. 14 Hoe kan ik mijn stem dan laten horen, hoe kan ik dan de juiste woorden vinden? 15 Al sta ik in mijn recht, een weerwoord heb ik niet, ik kan slechts mijn rechter om genade smeken. 16 Als ik hem zou roepen en hij antwoordde, zou ik niet geloven dat hij naar me luisterde.
Hij teistert mij als een stormwind, zonder reden brengt hij mij steeds nieuwe wonden toe. 17
Hij laat me nooit op adem komen, hij vervult mij met een diepe bitterheid. 18
Gaat het om kracht, dan is hij de sterkste, gaat het om recht, dan zegt hij: “Wie daagt mij voor de rechter?” 19
Ook al heb ik geen schuld, mijn eigen mond zal me veroordelen. 20
Ook al ben ik onschuldig, hij zal mij schuldig verklaren. Ik ben rechtschapen – maar mijn leven telt niet meer, ik veracht mijn bestaan. 21
Hij maakt geen onderscheid, en daarom zeg ik: “Onschuldige of goddeloze, beiden vernietigt hij.” 22
Als plotseling een ramp verderf zaait, spot hij met de wanhoop van onschuldigen. 23
De aarde wordt gegeven aan de goddelozen, het gezicht van haar rechters wordt bedekt. 24
Als niet hij dit doet, wie dan? Mijn dagen gaan sneller dan een ijlbode; ze vliegen voorbij zonder enige vreugde. 25
Ze spoeden langs als rieten boten, als een adelaar die wegschiet naar zijn prooi. 26
Als ik zeg: “Laat ik mijn geklaag nu staken en een vrolijker gezicht zetten,” 27
dan blijft mijn pijn me angst aanjagen en weet ik: nooit verklaart u mij onschuldig. 28
Ik zal veroordeeld worden; waarom zou ik nog vruchteloos verder zwoegen? 29
Al zou ik me wassen met sneeuw en mijn handen reinigen met loog, 30
u zou mij in een put gooien; zelfs mijn kleren zouden van me walgen. 31
Hij is geen mens, zoals ik, anders zou ik hem kunnen antwoorden, 32
als we samen voor de rechter stonden. 33 Was er maar iemand die tussen ons rechtsprak, die over ons beiden zijn gezag kon laten gelden. 34 Dan zou zijn hand mij niet meer straffen en zijn verschrikking mij niet meer overweldigen. 35 Dan zou ik spreken zonder hem te vrezen – maar nee, dat is mij niet vergund.
No. 9, Donker Violet en geel in rose, 1954
Woensdag 12 november Het is een menselijk gegeven om verklaringen te zoeken voor dingen pijn doen (vooral voor dingen die niet te rechtvaardigen zijn) zijn. Als alles uitgelegd is en iedereen tevreden is met de verklaring kan het leven weer door. Het boek sluiten, de bladzijde omslaan, niet bij de pakken neerzetten, nooit opgeven, het bijltje er niet bij neergooien, de blik vooruit. Het wemelt van de uitdrukkingen om zo snel mogelijk de draad weer op te pakken. Maar soms moet je misschien niet te snel over dingen heen stappen. Jobs leven is verwoest, hij ziet geen enkele zin in zijn ellende. Zijn vrienden slaan hem om de oren met beschuldigingen en gaan dan weer over tot de orde van dag. Dan ontploft Job. Hij schreeuwt het uit. Heel leerzaam voor mensen in een cultuur waar dingen opgekropt worden.
Job 10 1
Vervuld van afschuw voor het leven
laat ik mijn klacht de vrije loop en zal ik spreken uit het bitterst van mijn ziel. Tegen God zal ik zeggen: “Veroordeel mij niet, laat me weten waarom u mij bestrijdt. 2
Doet het u goed mij te verdrukken, te verachten wat uw handen hebben voortgebracht 3
en de plannen van de goddelozen te begunstigen? 4 Hebt u de ogen van een mens, ziet u zoals mensenogen zien?
Zijn uw dagen als de dagen van een sterveling, uw jaren als de levensdagen van een mens? 5
Zoals u naar mijn fouten speurt, zoals u probeert te ontdekken wat ik heb misdaan! 6
U weet dat ik niet schuldig ben, maar niets kan mij uit uw macht bevrijden. 7
8
Uw handen hebben me gevormd en gemaakt,
geheel en al – en nu wilt u mij verdelgen? 9 Bedenk toch dat u mij uit leem gevormd hebt, wilt u mij tot stof doen terugkeren? 10 Hebt u mij niet als melk uitgegoten en als kaas doen stremmen? 11 Met vlees en huid ben ik door u bekleed, met botten en pezen hebt u mij samengeweven. 12 U schonk mij het leven en de liefde, uw zorg heeft mij bewaard. 13 Maar dit houdt u in uw hart verborgen, ik weet wat u met mij voorhebt: 14 wanneer ik zondig, dan merkt u het op, nooit laat u mij vrijuit gaan. 15 Als ik schuldig ben – wee mij! Maar zelfs onschuldig kan ik mijn hoofd niet oprichten, verdwaasd van schande, dronken van ellende als ik ben. Als ik het opricht, zult u mij bespringen als een leeuw en u nogmaals oppermachtig tonen. 16
Steeds weer roept u nieuwe getuigen op, steeds erger wordt uw boosheid jegens mij, 17
vijand na vijand overvalt me. 18 Waarom hebt u mij ter wereld laten komen? Waarom ben ik niet gestikt, voor iemand mij had gezien? 19 Dan was het of ik nooit had geleefd, ik was uit de moederschoot zo naar het graf gebracht. 20 Mij resten weinig dagen, laat dit ophouden. Keer u af van mij, zodat ik nog wat vreugde heb, 21 voor ik vertrek, voorgoed, naar het land van diepe donkerte, 22 het land van het donkerste duister, van de diepzwarte chaos, van het nachtzwarte licht.”’
No. 16 Rood, bruin en zwart.
Donderdag 13 november Na de uitbarsting van Job waarin hij zijn nood uitschreeuwt lijkt een moment stilte het gepaste antwoord. Soms is zwijgen beter. Nu komt de derde vriend aan het woord. Hij heeft het allemaal van een afstandje kunnen bekijken en heeft de tijd gehad om te bedenken wat hij voor Job kan betekenen. Het is alsof je naar zinloos geweld kijkt en je ziet dat Job nog een trap na krijgt. https://www.youtube.com/watch?v=cg_9bpLBaFc Lumineers – Stubborn love 4 minuten 44 seconden
Job 11
Sofars eerste betoog
11 1
Toen nam Sofar uit Naäma het woord:
‘Vraagt die woordenstroom niet om een tegenstem? Zo’n zwetser krijgt toch niet zomaar gelijk? 2
Denk je dat jouw dwaasheid ons tot zwijgen brengt? Dat je spot door niemand aan de kaak gesteld wordt? 3
Je beweert: “Zuiver zijn mijn woorden en onschuldig ben ik in uw ogen.” 4
O, wilde God zelf toch eens spreken en zich tot jou richten, 5
om de geheimen van zijn wijsheid te onthullen – want ondoorgrondelijk zijn zijn werken –, 6
dan zou je weten: God rekent je niet al je zonden aan. 7 Kun jij Gods wijsheid ten diepste doorvorsen, het wezen van de Ontzagwekkende geheel omvatten?
“it’s better to feel pain than nothing at all”
Van de hemelse hoogten – vermag jij daar iets? – tot het diepst van het dodenrijk – reikt jouw kennis zo ver? 8
Langer dan de aarde is zijn maat, hij is breder dan de zee. 9
Als hij iemand achtervolgt, gevangenzet en over hem laat oordelen, wie zal hem daarbij hinderen? 10
Hij kent de onoprechten, moeiteloos doorziet hij het kwaad. 11
Een leeghoofd komt niet tot inzicht, zomin als een ezelsveulen als mens wordt geboren. 12
Keer je naar hem toe, hef je handen naar hem op, 13
werp alle kwaad ver van je af, laat het onrecht niet wonen in je huis. 14
Dan kun je je hoofd oprichten, zonder smet, en zul je staan als een toren en niet meer vrezen. 15
Je zult je ongeluk vergeten, het zal zijn als water dat is weggestroomd. 16
Lichter dan de middag zal het leven zijn, als de ochtend zal het donker stralen. 17
Je zult vol vertrouwen zijn, er is hoop, je zult je veilig weten, je kunt rustig slapen. 18
Je gaat liggen, niemand schrikt je op, en velen zullen naar je vriendschap dingen. 19
Maar de ogen van de goddelozen doven, zij vinden nergens meer een toevlucht; 20
hun enige vooruitzicht is de dood.’
No 16. Rood, wit, bruin. 1957
Vrijdag 14 november Het gedicht “Musée des Beaux arts” van W.H. Auden beschrijft een schilderij van Breughel waarop de val van Icarus wordt afgebeeld (je ziet Icarus nog net in zee plonzen bij het schip. Het gedicht laat zien hoe iedereen zich van de plaats van het onheil afkeert. Wegkijken. Dat is knap gedaan door Breughel want als je het schilderij ziet kun je niet meer wegkijken. Dat zit ook in het antwoord van Job aan Sofar. Job werpt zijn vrienden voor de voeten dat ze hem recht in zijn ogen uitlachen. Hun aandacht voor Job is er helemaal niet op gericht is om Job uit zijn ellende te helpen maar dat de inspanningen van Elifaz, Bildad en Sofar zijn er op gericht om zelf van hun eigen rotgevoel af te komen. Job vergalt hun lol op een schandalige wijze. God berooft mensen van hun oordeelskracht, hij brengt duisternis naar het licht, hij laat wijzen als dwazen ronddolen. Hij brengt heersers ten val, aanvoerders beneemt hij het verstand. Zo beschrijft Shakespeare in Macbeth tirannen die even waanzinnig als onverschillig zijn.
"Fall of Icarus" by Breughel About suffering they were never wrong, The Old Masters; how well, they understood Its human position; how it takes place While someone else is eating or opening a window or just walking dully along; How, when the aged are reverently, passionately waiting For the miraculous birth, there always must be Children who did not specially want it to happen, skating On a pond at the edge of the wood:
They never forgot That even the dreadful martyrdom must run its course Anyhow in a corner, some untidy spot Where the dogs go on with their doggy life and the torturer's horse Scratches its innocent behind on a tree. In Breughel's Icarus, for instance: how everything turns away Quite leisurely from the disaster; the ploughman may Have heard the splash, the forsaken cry, But for him it was not an important failure; the sun shone As it had to on the white legs disappearing into the green Water; and the expensive delicate ship that must have seen Something amazing, a boy falling out of the sky, had somewhere to get to and sailed calmly on.
Job 12 Jobs antwoord op Sofars eerste betoog 1
Hierop antwoordde Job:
‘Ja, jullie zijn werkelijk onovertroffen, met jullie zal de wijsheid sterven! 2
Maar net als jullie heb ik mijn verstand, ik ben niet jullie mindere. 3
Wie weet dit soort dingen niet? 4 Een mikpunt van spot ben ik voor mijn vrienden, terwijl ik God aanroep en op zijn antwoord wacht! Spot valt hem ten deel die onberispelijk en rechtvaardig is. Ongeluk verdient verachting, denkt de zorgeloze, de wankelende wordt omvergestoten. 5
De huizen van geweldplegers staan onbedreigd, Gods beschimpers zijn volkomen veilig, 6
ze hebben hem naar hun hand gezet. 7 Vraag het vee hiernaar, het zal je onderrichten, vraag de vogels in de lucht, ze zullen het verkondigen. 8 Of spreek tot de aarde, ze zal je onderrichten, het wordt je verteld door de vissen van de zee. 9 Wie weet van al deze dingen niet: de 10
H E E R heeft ze tot stand gebracht. Want in zijn macht is de ziel van al wat leeft,
in zijn macht de adem van het menselijk geslacht. 11 Toetst het oor de woorden niet, zoals het gehemelte het voedsel proeft? 12 Valt de wijsheid aan de oudsten toe? Groeit inzicht met het vorderen van de jaren? 13 Nee, God bezit de wijsheid en de kracht, hij heeft inzicht en verstand. 14 Wat God verwoest, wordt niet weer opgebouwd, wie hij gevangenzet, wordt niet meer bevrijd. 15 God bedwingt de wateren, en stromen vallen droog, laat hij ze gaan, dan ontwrichten ze de aarde. 16 Kracht en voorspoed zijn aan hem te danken, hij heerst over bedrieger en bedrogene. 17 Raadsheren stuurt hij barrevoets weg en van rechters maakt hij dwazen.
Hij rukt koningen hun mantel af en bindt hun een lendendoek om. 18
Priesters stuurt hij barrevoets weg en heersers brengt hij ten val. 19
Hij knevelt de tong van wijze mannen en berooft de ouden van hun oordeelskracht. 20
Over aanzienlijken stort hij verachting uit en hij maakt de gordels van edelen los. 21
Hij onthult het diepste van de duisternis en brengt het zwartste donker naar het licht. 22
Volken maakt hij groot, dan richt hij ze te gronde, volken maakt hij machtig, dan voert hij ze weg. 23
Hun aanvoerders beneemt hij het verstand, hij laat hen dolen in een woestenij zonder uitweg. 24
Ze tasten in een lichtloos duister rond, hij laat hen zwalken als beschonkenen. 25
No 46, Zwart, oker,rood over rood
Maandag 17 november Job heeft zijn lessen geleerd. Hij heeft zijn vrienden (aan)gehoord. Hij heeft de tijd gehad om hun redes op zich te laten inwerken. ‘Wat heb ik fout gedaan?’, vraagt hij zich af. ‘Wat heb ik in vredesnaam gedaan?’ Job spreekt nu ook heel duidelijk over het waarom van zijn ellende. Dit is door Johannes Brahms op muziek gezet. “Warum ist das Licht gegeben, den Mühseligen”, dat is wel wat anders dan “With a little help from my friends”. Warum ist das Licht gegeben, Johannes Brahms https://www.youtube.com/watch?v=99FlKmTHIoQ 4.42 – 6.32 Warum? Warum ist das Licht gegeben dem Mühseligen, und das Leben den betrübten Herzen? Warum? Die des Todes warten und kommt nicht, und grüben ihn wohl aus dem Verborgenen; die sich fast freuen und sind fröhlich, daß sie das Grab bekommen. Warum? Und dem Manne, deß Weg verborgen ist, und Gott vor ihm den selben bedecket. Warum?
Job 13 1Mijn ogen hebben alles gezien, mijn oren alles gehoord en begrepen. 2Wat jullie weten, weet ik ook, ik ben niet jullie mindere. 3Nu zal ik spreken tot de Ontzagwekkende, ik wil me verdedigen ten overstaan van God. 4Want jullie dekken alles toe met leugens, kwakzalvers zijn jullie, allemaal! 5O, wilden jullie maar eens zwijgen, dat zou wel een blijk van wijsheid zijn. 6Luister goed naar mijn verweer, hoor het pleidooi dat over mijn lippen komt. 7Spreken jullie onwaarheid namens God? Willen jullie God met leugens dienen? 8Zien jullie hem naar de ogen? Is het zijn zaak waarvoor jullie pleiten? 9Loopt het goed af, als hij jullie onderzoekt? Kun je hem bedriegen zoals je een mens bedriegt? 10Streng zal hij je straffen, als je heimelijk partijdig bent. 11Boezemt zijn majesteit je dan geen schrik in? Overweldigt je geen siddering van angst? 12Jullie betoog is louter zand, jullie verweer een lemen schild.
13Zwijg nu, dan zal ik spreken, wat er ook gebeuren mag. 14Al moet ik mijzelf aan stukken rijten, al moet ik mijn leven op het spel zetten 15– hij wil me zeker doden –, ik deins niet terug, ik zal mijn daden tegenover hem verdedigen. 16Ja, dit zal zelfs mijn redding worden, want huichelaars verschijnen niet voor hem. 17Luister dus aandachtig naar mijn woorden, laat mijn betoog in jullie oren dringen. 18Nu zal ik mijn zaak uiteenzetten; ik weet: het recht staat aan mijn kant. 19Is er iemand die mijn gelijk betwisten kan? Dan zal ik zwijgen en te gronde gaan. 20Maar ik vraag u om twee dingen, zodat ik mij niet voor u hoef te verbergen: 21haal uw handen van mij af en laat angst voor u mij niet verlammen. 22Roep mij, dan zal ik antwoorden, of ik zal spreken en dan antwoordt u. 23Hoeveel wandaden en zonden heb ik begaan? Laat me weten wat mijn overtredingen zijn! 24Waarom verbergt u uw gezicht en behandelt u mij als uw vijand? 25Wilt u een opgewaaid blad opjagen, een verdorde strohalm achtervolgen? 26Want u verordent bitterheid voor mij, u belast mij met de zonden van mijn jeugd. 27U sluit mijn voeten in het blok, u bewaakt me waar ik ga of sta, u merkt mijn voetzool met uw teken. 28En dat bij iemand die verteerd wordt, als door wormen, als een door motten aangetast gewaad.
Geel en oranje, 1949
Dinsdag 18 november Job wil er alles aan doen als hij maar verlost wordt uit zijn lijden. Hij is door zijn reserves heen. “When the rain is blowing in your face and the world is on your case.’ Job heeft hulp nodig. “The storms are raging on the rolling sea, and on the highway of regret.” Maar er is niets waar Job spijt van heeft. Hij heeft niets fout gedaan. “Waarom slepen jullie mij voor het gerecht?” vraagt Job zich af. In de natuur gaat het leven weer door, de natuur vernieuwt zich, er komen nieuwe takjes aan de bomen, in de natuur wel, maar wat gebeurt er met een mens als hij sterft? https://www.youtube.com/watch?v=0put0_a--Ng Adele – To make you feel my love
Job 14 1Een mens, geboren uit een vrouw – kort zijn zijn dagen, doordrenkt van onrust. 2Als een bloem ontluikt hij en verwelkt, hij vlucht als een schaduw en houdt geen stand. 3En op zo’n mens richt u uw blik; mij daagt u voor het gerecht? 4Kan een mens tot reinheid brengen wat onrein is? Nee, dat kan hij niet! 5Als de dagen van de mens al vaststaan, als u het aantal maanden dat hij leeft bepaalt en de grens stelt die hij niet kan overschrijden, 6wend uw blik dan af en gun hem rust, zodat hij als een dagloner van zijn dag geniet. 7Voor een boom is er altijd hoop:
als hij wordt omgehakt, loopt hij weer uit, er blijven nieuwe loten komen. 8Al wordt zijn wortel in de aarde oud, al gaat zijn stronk dood in de grond, 9zodra hij water ruikt, bot hij weer uit en vormt twijgen, als een jonge scheut. 10Maar een mens sterft en hij ligt terneer. Hij blaast zijn laatste adem uit – waar is hij dan? 11Water van de zee verdampt, beddingen van rivieren worden dor en droog. 12Een mens gaat liggen en staat niet meer op. Zolang de hemel zal bestaan, ontwaakt hij niet, hij wordt niet uit zijn slaap gewekt. 13O, geef mij een schuilplaats in het dodenrijk en verberg me daar totdat uw woede is geluwd, stel een tijd vast en kijk dan weer naar mij om. 14Als een mens sterft – kan hij dan herleven? Dan zou ik heel mijn tijd uitdienen, totdat ik werd afgelost. 15U zou me roepen en ik zou antwoorden, u zou terugverlangen naar het werk van uw handen. 16U zou al mijn stappen tellen, maar geen acht slaan op mijn zonden. 17U zou mijn wandaad in een buidel weggesloten hebben, mijn fouten hebben toegedekt. 18Maar een berg stort in en wordt vernietigd, een rots wordt van zijn plaats gesleurd, 19water slijpt stenen tot stof, aarde wordt door regens weggespoeld. Zo doet u de hoop van de mens teniet. 20U overweldigt hem, hij gaat teloor; u vervormt zijn gezicht, u zendt hem weg. 21Zijn zonen krijgen aanzien – hij weet het niet, zijn zonen gaat het slecht – hij merkt het niet. 22Zijn lichaam kent slechts pijn en zijn ziel treurt over hem.’
No. 61 Roestbruin en blauw, 1953
Woensdag 19 november (Klas 5 Decaanavond (voor de ouders van leerlingen in klas 5)
Nu zullen de vrienden wel beginnen wat gevoel te tonen. Job ligt in het stof. Hij heeft geen kracht meer voor zijn verdediging. What would you do if I sang out of tune, would you stand up and walk out on me? Elifaz is de vriend die als je op de bodem van je ellende bent aanbeland toch nog stof vindt om je de les te lezen. Want kwaad worden en de woede richten op God vindt Elifaz niet juist. En als er nog niet vastgesteld was wat de precieze reden is waarom Job gestraft wordt dan weet Elifaz nu in ieder geval een goede reden voor God om een opstandige zondaar de mond te snoeren. Door kwaad op God te zijn tast je het ontzag voor God aan, vindt Elifaz. Als Job zo vrijmoedig uiting geeft aan zijn gevoelens van woede, wanhoop, verlies van vertrouwen dan is dat vragen om moeilijkheden. https://www.youtube.com/watch?v=POaaw_x7gvQ With a little help from my friends - Joe Cocker vanaf minuut 1.05 tot 2.49
Job 14 Elifaz’ tweede betoog 1Toen nam Elifaz uit Teman het woord: 2‘Zou een wijs man antwoorden met zo veel onverstand? Zou hij zijn binnenste vullen met niets dan lucht? 3Wijst hij terecht met zinloze frasen, met woorden waarmee niemand gebaat is? 4Daarbij tast je ook het ontzag voor God aan en verzwak je de eerbied voor hem. 5Schuld geeft jou je woorden in, dwingt jou een taal te spreken die misleidt.
6Je eigen mond veroordeelt je, niet ik, je eigen lippen getuigen tegen je. 7Was jij de eerste mens die werd geboren, werd jij geschapen vóór de bergen en de heuvels? 8Heb jij toegeluisterd bij Gods raad en houd jij je wijsheid voor jezelf? 9Wat weet jij dat wij niet weten? Welk inzicht heb jij dat ons ontbreekt? 10Onder ons zijn oude mannen, grijsaards zelfs, die meer jaren tellen dan je vader. 11Is Gods troost je niet genoeg, zijn milde woorden je te min? 12Waarom sleept je hartstocht je zo mee, waarom bliksemen je ogen? 13Dat jij je zo heftig tegen God keert en je zulke woorden laat ontvallen! 14Hoe kan een mens nu zuiver zijn, wie uit een vrouw geboren is, onschuldig? 15Zelfs in zijn engelen stelt God geen vertrouwen, ook de hemel is niet zuiver in zijn ogen. 16Hoezeer wordt dan de mens verafschuwd, die verdorven is en het kwaad als water drinkt. 17Nu zal ik spreken, luister naar mij, dit heb ik gezien en ik vertel het je. 18Dit is wat wijze mannen zeggen, wat door hun voorouders onthuld is, 19aan wie als enigen het land gegeven werd, vóór er vreemdelingen onder hen verkeerden. 20Een goddeloze brengt zijn dagen door in angst, een despoot zijn weinig jaren toegemeten. 21De stem van de verschrikking buldert in zijn oren, zelfs in tijd van voorspoed dreigt hem de verwoester. 22Voor hem geen hoop op terugkeer uit de duisternis, hij zal vallen door het zwaard. 23Hij dwaalt rond op zoek naar brood – waar is het? Hij weet dat de dag van duisternis hem wacht.
24Tegenspoed en angst benauwen hem, overweldigen hem als een koning die ten strijde trekt. 25Want hij heft zijn arm op tegen God, de Ontzagwekkende wil hij trotseren. 26Uitdagend stormt hij op hem af, de knoppen van zijn schild vooruitgestoken. 27Zijn gezicht is ingesmeerd met vet, zijn lendenen zijn met vet bedekt. 28Hij zal wonen in verwoeste steden, in huizen waar geen mens meer woont, in huizen die tot puin vervallen. 29Hij vergaart geen rijkdom, zijn vermogen houdt geen stand, zijn bezit vergezelt hem niet naar het dodenrijk. 30Hij zal niet ontkomen aan de duisternis, zijn loten worden door het vuur verdelgd, ze verzengen in de adem van Gods woede. 31Laat hij niet vertrouwen op bedrieglijke schijn, want bedrog zal ook zijn loon zijn. 32Dit valt hem vóór zijn tijd ten deel, zijn takken blijven zonder loof. 33Hij is een wijnstok die onrijpe druiven afschudt, een olijfboom die zijn bloesems afstoot. 34Onvruchtbaar is het samenspannen van de goddelozen, vuur verteert de huizen van bedriegers. 35Zij verwekken ongeluk en baren kwaad, in hun schoot groeit het bedrog.’
No 13. Magenta, zwart, groen op oranje, 1949
Donderdag 20 november Wat doen die vrienden eigenlijk nog bij Job? Hoe zullen ze er bij gezeten hebben? Keken ze elkaar aan? Keken ze van elkaar weg? Zijn het nog vrienden? Zijn het nog mensen? Job laat zich niet langer door zijn vrienden van de wijs brengen. In vers 19 zegt hij dat zijn Pleitbezorger in de hemel hem genoeg is. https://www.youtube.com/watch?v=zS5LRRsNYZk Horrowitz – Lizst – Consolation no. 3 3 minuut 59
Levi van Veluw – Family
Job 16 Jobs antwoord op Elifaz’ tweede betoog 1Hierop antwoordde Job: 2‘Dit soort dingen heb ik al zo vaak gehoord, niets dan ellende brengt mij jullie troost. 3Een eindeloze stroom van lege woorden! Wat drijft jou ertoe zo tegen mij te spreken? 4Zaten jullie op mijn plaats,
ik zou hetzelfde tegen jullie inbrengen; ik zou een lange redevoering houden, meewarig schuddend met mijn hoofd. 5Toch zou ik jullie moed inspreken, mijn woorden zouden mild en troostend zijn. 6Maar nu – niets verzacht mijn pijn wanneer ik spreek, en als ik zweeg, zou hij dan weggaan? 7Hij heeft mijn krachten uitgeput. U hebt al mijn naasten weggevaagd! 8U hebt mij aangetast, en dat spreekt tegen mij. Mijn ziekte teert mij uit, daarmee word ik aangeklaagd. 9Zijn woede verscheurt me, hij valt aan, tandenknarsend staat hij tegenover me, mijn vijand – hij richt zijn stekende blik op mij. 10Hij spert zijn mond open, schreeuwt me toe, hij slaat me schimpend op de wang, allen spannen samen tegen mij. 11God levert me uit aan het gespuis, hij geeft mij over aan de goddelozen. 12Ik leefde onbedreigd, maar hij heeft me gebroken. Hij grijpt me bij de nek, hij smijt me neer. Hij dwingt me op te staan – zijn doelwit. 13Zijn pijlen richten zich op mij van alle kanten, hij doorboort mijn nieren, zonder enig medelijden, hij giet mijn gal uit op de grond. 14Bres na bres slaat hij in mij, hij neemt een stormloop als een krijgsman. 15Met een rouwkleed heb ik mij bedekt, mijn aanzien ligt begraven in het stof. 16Mijn gezicht ziet rood van tranen, over mijn ogen daalt de diepste duisternis, 17al kleeft aan mijn handen geen geweld, al zijn mijn gebeden zuiver. 18Aarde, dek mijn bloed niet toe, laat mijn jammerklacht geen rustplaats vinden. 19Maar nog heb ik in de hemel mijn getuige,
nog heb ik daar mijn pleitbezorger. 20Zijn mijn vrienden soms mijn voorspraak? Nee, in tranen zien mijn ogen op naar God. 21Laat hij oordelen tussen mens en God, zoals tussen een mens en zijn gelijke. 22Nog enkele jaren resten mij, voor ik het pad zal gaan waarlangs ik niet terugkeer.
No 7, Donkerbruin, grijs en oranje, 1963
No 1 . Zonder titel, Royal red and blue, 1954
Vrijdag 21 november Maar Bildad blijft bij zijn standpunt. Job heeft de ellende over jezelf afgeroepen. Het lijkt bijna op de scenes uit het televisieprogramma de rijdende rechter. Als de mensen in de hoorzitting met elkaar gaan praten loopt het altijd fout af en eindigen zij de hoorzitting als kemphanen. Conflicten waar mensen niet meer bezig zijn om iets op te lossen maar de hakken in het zand zetten en zich ingraven in onverenigbare standpunten. https://www.youtube.com/watch?v=hJMEaKHbnao Donn’t answer me – The Alan Parsons Project - 4 minuten 12 seconden
fotografe: Tess Vonck
Job 18 Bildads tweede betoog 1Toen nam Bildad uit Suach het woord: 2‘Wat een woorden! Zijn jullie nooit uitgesproken? Gebruik je verstand, dan kunnen we praten. 3Waarom worden wij beschouwd als onmondig vee, waarom doen jullie alsof wij onnozel zijn? 4Jij verscheurt jezelf in woede – wordt om jou de wereld dan dooreengeschud, wordt om jou één rots van zijn plaats getild? 5Nee, het licht van de goddeloze dooft, de gloed van zijn vuur vlamt niet meer op. 6In zijn huis wordt alles donker, het licht dat hem omringde dooft. 7Van zeker wordt zijn tred krampachtig, zijn boze opzet laat hem struikelen. 8Zijn voeten voeren hem ten val, een net verstrikt hem op zijn weg. 9Een klem grijpt om zijn hiel, een strop houdt hem gevangen. 10In de grond is voor hem een touw verborgen, over zijn pad een strik gespannen. 11De verschrikking staart hem allerwegen aan en jaagt hem voort bij elke stap. 12De honger put zijn krachten uit, de rampen wijken niet meer van zijn zijde. 13Huid en leden worden aangevreten door de dood, door zijn eerstgeborene verteerd. 14Aan de veiligheid van zijn huis ontrukt, wordt hij gevoerd naar de vorst van de verschrikking. 15Verwoesting treft zijn bezit, zijn woning wordt bedolven onder zwavel. 16Zijn wortels verdrogen in de grond, zijn takken verdorren in de lucht.
17Zijn nagedachtenis op aarde zal vergaan, niemand zal nog weten wie hij was. 18Uit het licht wordt hij het duister in geworpen, hij wordt uit de wereld weggestoten. 19Hij heeft geen kinderen, niemand draagt zijn naam; waar hij woonde zijn geen overlevenden. 20Jonge mensen zijn ontzet over zijn lot, zijn ondergang doet oude mensen huiveren. 21Zo vergaat het het huis van de boosdoener, zo vergaat het de woning van hem die God niet kent.’
Zonder titel, 1950
Maandag 24 november Job antwoordt Bildad. Wat hem ook ten laste gelegd kan worden, hij blijft, ondanks zijn woede, of dankzij zijn woede, helder formuleren. Een vriend die helemaal opleeft als hij beschrijft hoe je ten val komt en hoe terecht dat is, dat doet zeer. Als Job helemaal niemand meer heeft dan houdt Job vol wat hij altijd al dacht; Ik weet dat mijn Verlosser (hier vertaald met Redder) leeft. Dat is voor Job genoeg. Dat is opmerkelijk want Job besteedt zijn energie helemaal niet meer aan de laffe manier waarop zijn vrienden hem afvallen. Job heeft zijn geschil en zijn conflict met God. En toch houdt hij vast aan die God. https://www.youtube.com/watch?v=qtU1c5JZf0k The Messiah – Händel - I know that my redeemer liveth - Lynne Dawson (Job 19: 25 - Ik weet dat mijn Verlosser leeft)
Job 19 Jobs antwoord op Bildads tweede betoog 1Hierop antwoordde Job: 2‘Hoe lang blijven jullie mij nog pijnigen, hoe lang nog martelen met woorden? 3Keer op keer beschimpen jullie mij, is het geen schande mij zo te vernederen? 4Als ik werkelijk gedwaald heb, dan is het toch míjn dwaling? 5Als jullie werkelijk jezelf zoveel beter wanen en mijn vernedering terecht vinden, 6weet dan dat God zich tegen mij gekeerd heeft, dat hij zijn netten om mij samentrekt. 7Ik schreeuw: “Onrecht!” – maar krijg geen antwoord. Ik roep om hulp – maar vind geen recht. 8Mijn weg verspert hij met een muur, de paden die ik ga hult hij in duisternis. 9Hij heeft me van mijn eer beroofd, de kroon is van mijn hoofd genomen. 10Hij heeft mij omvergehaald, ik lig terneer; mijn hoop heeft hij ontworteld als een boom. 11Hij is in woede tegen mij ontstoken en heeft mij tot zijn aartsvijand gemaakt. 12Zijn troepen hebben zich verzameld en banen zich een weg naar mij, ze slaan hun kampen op rondom mijn tent. 13Mijn verwanten heeft hij van mij verwijderd, ik word verloochend door mijn vrienden. 14Mijn familie ziet mij onverschillig aan, mijn vertrouwelingen kennen mij niet meer. 15Ik ben een gast voor mijn bedienden en slavinnen, een vreemdeling ben ik voor hen geworden. 16Ik roep mijn slaaf, hij antwoordt niet, ik moet hem smeken.
17Mijn vrouw walgt van mijn adem, mijn eigen broers deinzen terug omdat ik stink. 18Zelfs jongeren verachten mij, ze spreken smalend als ik opsta. 19Ik word verafschuwd door mijn naaste vrienden, ieder die ik liefheb keert zich tegen me. 20Mijn botten steken door mijn magere vel, alleen het vege lijf heb ik behouden. 21Heb medelijden, vrienden, heb medelijden met mij, want de hand van God heeft mij getroffen. 22Waarom vervolgen jullie mij, zoals God? Waarom houden jullie nooit op mij te belasteren? 23O, mochten mijn woorden worden opgeschreven, vastgelegd in een inscriptie, 24met een ijzeren stift gegrift, met lood gevuld, voor altijd in de rotsen uitgehouwen! 25Ik weet: mijn redder leeft, en hij zal ten slotte hier op aarde ingrijpen. 26Hoezeer mijn huid ook is geschonden, toch zal ik in dit lichaam God aanschouwen. 27Ik zal hem aanschouwen, ik zal hem met eigen ogen zien, ik, geen ander, heel mijn binnenste smacht van verlangen. 28Als jullie zeggen: “Hoe zullen we hem vervolgen?” omdat ik de wortel van het kwaad zou zijn – 29vrees dan zelf het zwaard, want jullie woede is een wandaad die het zwaard verdient. Weet dat er recht gesproken wordt.’
Rood, oranje, paars, 1954
Dinsdag 25 november
De Chaos theorie. Verander één ding, verander alles
Is de ellende van Job een soort rare samenloop van omstandigheden? Ergens op de wereld gebeurt iets; een vlinder beweegt zijn vleugel en veroorzaakt dat Job als een berooide en miserabele figuur zijn laatste dagen moet slijten? Misschien in de chaos theorie is dat hoe de wereld in elkaar zit. Je moet er maar mee zien te leven. Toch is die gedachte van zinloosheid wel het moment waarop Jobs loutering begint. Job klimt na een proces van ontkenning, woede, verdriet, apathie, berusting, acceptatie en loslaten uit het dal omhoog naar zingeving. Als er geen grond meer onder Jobs voeten overblijft en zijn situatie verworden is tot een zinloze, bodemloze afgrond, kijkt hij omhoog. In Psalm 2 wordt er gezegd dat God de wereld gegrondvest heeft op de zeeën en op de stromen. Maar in hoofdstuk 26 vers 7 zegt Job dat God de wereld heeft opgehangen in het niets. Job vertrouwt niet langer op iets dat in de aarde, of onder de aarde is. De aarde rust op niets. Er is geen houvast, geen spijker waar de aarde aan opgehangen is. Die aarde hangt in een ruimte waar niets is. Maar bij Job is het ophangen in het niets gedaan door God. Niets verandert zijn geloof en zijn wereld, nothing’s gonna change my world. Across the universe – The Beatles – Nothing ‘s gonna change my world. https://www.youtube.com/watch?v=7If-T3cImhE Hoofdstuk 26 Jobs antwoord op Bildads derde betoog [1] Hierop antwoordde Job: [2]‘Heb jij dan hulp geboden aan de machteloze,
heb jij de arm gesteund die het aan kracht ontbrak? [3]Wat heb jij tegen hem gezegd die de wijsheid mist,
heb jij goede raad gegeven aan de onervarenen? [4]En wie heeft jou je woorden ingefluisterd,
wiens geest spreekt door jouw mond? [5]De schimmen worden aan het sidderen gebracht,
de onderaardse wateren en hun bewoners. [6]Het dodenrijk ligt open voor hem:
niets in de afgrond blijft verborgen. [7]Hij strekt het noorden uit boven de woeste leegte,
en hangt de aarde op – boven het niets. [8]Hij laat de wolken zwellen van het water,
maar ze splijten niet onder hun gewicht. [9]Hij bedekt de aanblik van zijn troon
en spreidt er een wolk over uit. [10]Hij trekt een cirkel rond de wateren,
langs de verste grens van licht en duisternis.
3 minuten 43 seconden
[11]De hemelzuilen schudden heen en weer
en zijn verbijsterd, zo vervaarlijk is hij. [12]Met zijn kracht doet hij de zee bedaren
en met zijn vaardigheid verdelgt hij Rahab. [13]Met zijn adem blaast hij de hemel schoon,
zijn hand doorboort de kronkelende slang. [14]En dat is nog maar het minste van zijn kunnen;
wij vangen van zijn woorden slechts gefluister op. Wie kan de donder van zijn kracht bevatten?’
Zonder titel, 1953
woensdag 26 november Klas 4 Jet-Net Career day
Mensen graven in de grond naar bodemschatten en dalen af in de verlatenheid waar hun voeten geen steun meer vinden en zij verloren hangen in de leegte. Maar de wijsheid, waar moet je haar vinden? In een therapie? https://www.youtube.com/watch?v=KUmZp8pR1uc Rehab – Amy Winehouse (1983-2011)
3 minuten 41 seconden
Naica kristalmijnen in Mexico (temperatuur van ± 50 graden Celsius en een luchtvochtigheid van meer dan 80 procent)
Hoofdstuk 28 [1]Er is een plaats waar zilver wordt gewonnen,
een plaats waar goud gewassen wordt. [2]IJzer wordt uit de aarde opgedolven
en koper wordt uit erts gesmolten. [3]De mens verdrijft de duisternis,
hij dringt door tot in het binnenste der aarde, tot aan de steen van diepst verborgen donkerte. [4]Hij hakt een schacht, daalt af in de verlatenheid,
tot waar zijn voet geen steun meer vindt en hij verloren in de leegte hangt. [5]Op de aarde schiet het koren op,
maar diep in haar woelt een vuur. [6]Daar zijn de stenen van saffier,
daar is het stof van gouden korrels. [7]De roofvogel kent niet het pad daarheen,
het haviksoog ontdekt het niet. [8]De trotse dieren zullen het nooit betreden,
ook de leeuw waagt zich er niet. [9]De mens zet het houweel in het gesteente,
hij keert de bergen om vanaf hun voet. [10]In de rotsen hakt hij tunnels uit
en zijn oog ontdekt hun kostbaarheden. [11]Hij damt de ondergrondse stromen in
en brengt naar het licht wat diep verborgen is. [12]Maar de wijsheid – waar moet je haar zoeken,
en het inzicht – waar is het te vinden? [13]Geen sterveling kent de weg erheen,
de wijsheid is niet in het land der levenden. [14]De oervloed zegt: ‘Ze is niet bij mij,’
de diepste zee: ‘Bij mij evenmin.’ [15]De wijsheid is niet te koop voor enig goud,
noch kan ze in zilver worden afgewogen. [16]Kostbaarder is ze dan het goud van Ofir,
dan de duurste onyx of saffier. [17]Ze wordt niet geëvenaard door goud of glas,
niet verworven voor schalen van het fijnste goud. [18]Vergelijk haar niet met robijnen of kristallen,
een buidel wijsheid is meer waard dan parels. [19]Topaas uit Nubië kan haar niet evenaren,
ze is kostbaarder dan zuiver goud. [20]Maar van waar stamt de wijsheid dan,
en het inzicht – waar is het te vinden? [21]De wijsheid is verborgen voor de blik der levenden,
ook aan de vogels in de lucht laat ze zich niet zien. [22]De afgrond en de dood, ze zeggen beide:
‘Onze oren kennen haar slechts bij geruchte.’ [23]Maar God kent haar wegen
en hij weet waar ze verblijft. [24]Want hij ziet tot aan de randen van de aarde,
onder heel de hemel ontsnapt niets aan zijn blik. [25]Toen hij de kracht schiep van de winden
en de wateren omgrensde, [26]toen hij zijn wet oplegde aan de regen
en de wegen van de donderwolken baande, [27]zag hij de wijsheid en hij toetste haar,
hij peilde en doorgrondde haar. [28]En hij sprak tot de mens:
‘Ontzag voor de Heer – dat is wijsheid; het kwaad mijden – dat is inzicht.’
Paars, zwart, oranje, geel op wit en rood, 1949
Donderdag 27 november En dan komt eindelijk het antwoord waar Job naar heeft verlangd. Elifaz heeft al gezegd dat God wel degelijk antwoorden geeft aan de mens maar dat de mens er niet op let (Job 33: 14-16). God antwoordt in dromen en in visioenen als mensen liggen te slapen, zegt Elifaz. Maar dat is nog altijd indirect. Dromen kunnen op allerlei manieren worden geïnterpreteerd. In hoofdstuk 38 komt er een antwoord van God, vanuit een storm.
Hoofdstuk 38 Gods antwoord aan Job [1] En de HEER antwoordde Job vanuit een storm. Hij zei: [2]‘Wie is het die mijn besluit bedekt
onder woorden vol onverstand? [3]Sta op, Job, wapen je;
ik zal je ondervragen, zeg mij wat je weet. [4]Waar was jij toen ik de aarde grondvestte?
Vertel het me, als je zoveel weet. [5]Wie stelde haar grenzen vast? Jij weet dat toch?
Wie strekte het meetlint over haar uit? [6]Waar zijn haar sokkels verankerd,
wie heeft haar hoeksteen gelegd, [7]terwijl de morgensterren samen jubelden
en Gods zonen het uitschreeuwden van vreugde? [8]En wie sloot de zee af met een deur,
toen ze uit de schoot van de aarde brak? [9]Ik hulde haar in een gewaad van wolken
en omwond haar met donkere nevels. [10]Ik legde haar mijn grenzen op
en sloot haar af met deur en grendelbalk, [11]en zei: “Tot hiertoe en niet verder,
dit is de grens die ik je trotse golven stel.”
[12]Heb jij ooit de morgen ontboden,
de dageraad zijn plaats gewezen, [13]om de uiteinden van de aarde te pakken
en de goddelozen van haar af te schudden? [14]Als klei waarin een zegel wordt gedrukt, zo krijgt de aarde vorm,
haar oppervlak wordt gedrapeerd als een kleed. [15]Alleen de goddelozen blijven verstoken van het licht,
hun opgeheven arm wordt gebroken. [16]Betrad jij ooit de plaats waar de zee opwelt,
heb jij over haar diepste bodem gewandeld? [17]Zijn de poorten van de dood aan jou getoond,
de deuren van het diepste donker – heb je die gezien? [18]Kun jij de aarde in haar volle uitgestrektheid bevatten?
Vertel het, als je het allemaal weet! [19]Waar is de weg naar de oorsprong van het licht,
en de plaats van het donker – is die jou bekend, [20]zodat je het naar zijn gebied kunt voeren
en het pad naar zijn huis kunt vinden? [21]Jij weet dat vast, want jij werd toen geboren,
zoveel jaren liggen achter je! [22]Ken je de voorraadkamers van de sneeuw,
heb je de voorraadkamers van de hagel gezien, [23]die ik heb aangelegd voor tijden van nood,
voor dagen van oorlog en strijd? [24]Hoe kom je op de plaats van waar het licht verspreid wordt,
van waar de oostenwind over de aarde uitwaait? [25]Wie heeft de geulen gekliefd voor de stromen,
de weg voor donder en bliksem gebaand, [26]zodat de regen neervalt op de onbewoonde aarde,
op de woestijn waar geen mensen leven, [27]en wildernis en woestenij doordrenkt raken
en er overal jong gras opschiet? [28]Heeft de regen een vader?
Wie brengt de dauwdruppels voort? [29]Uit welke schoot wordt het ijs geboren,
wie baart de rijp van de hemel, [30]wanneer de wateren stollen, hard als steen,
wanneer het oppervlak van de zee bevroren raakt? [31]Kun jij de Plejaden aan banden leggen
of de ketenen van Orion losmaken? [32]Kun jij de dierenriem op tijd laten schijnen
en de Grote Beer met haar jongen de weg wijzen? [33]Ken jij de wetten van de hemel,
kun jij jouw orde aan de aarde opleggen? [34]Kan jouw stem de wolken bevelen
om je met hun regenvloed te bedekken? [35]Kun jij de bliksems uitsturen,
zullen ze jou zeggen: “Wij staan klaar”?
[36]Wie heeft de ibis zijn wijsheid gegeven,
van wie heeft de haan zijn inzicht gekregen? [37]Wie is in staat om de wolken te schikken,
en de kruiken van de hemel – wie kan ze kantelen, [38]zodat het stof op aarde stolt
en in kluiten samenklontert? [39]Kun jij voor de leeuw op prooi jagen
en de honger van de welpen stillen,* [40]wanneer ze weggedoken zitten in hun holen,
of op de loer liggen onder een dak van bladeren? [41]Wie verschaft de raaf zijn voedsel,
wanneer zijn jongen God aanroepen, wanneer ze zonder voedsel rondzwerven?
Mark Rothko - No. 8 Vrijdag 28 november In de vorige tekst heeft God Job geantwoord en laten zien dat hij machtig is. Met het tonen van opzienbarende dingen gaat hij door in dit hoofdstuk. Job moet maar eens kijken naar het nijlpaard (Hebreeuws = Behemoth) en de krokodil (Hebreeuws = Leviathan). Het woord krokodil is een poging om het Hebreeuws Leviathan te vertalen. De krokodil is een groot, gevaarlijk, sluw en ontzagwekkend beest en is als Leviathan de geschiedenis ingegaan als het symbool voor iets wat angst inboezemt . Een Leviathan veroorzaakt chaos en kwaad. De Leviathan is een beest waar je niet mee moet spotten. Gelukkig is er nog het nijlpaard. Job 40: 17- 32
Vrouw met nijlpaard
17.
Zie het nijlpaard dat ik heb geschapen, net als jou, het eet gras als een rund Hoe krachtig zijn zijn lendenen,
[16]
hoe machtig de spieren van zijn buik! Hij kan zijn staart rechten als een ceder,
[17]
de pezen van zijn dijen spannen zich in bundels. Zijn botten zijn staven van brons,
[18]
zijn ribben stangen van ijzer. Hij is een van Gods eerste meesterwerken,
[19]
tegen hem trekt alleen zijn maker het zwaard. Zijn voedsel vindt hij in de bergen,
[20]
waar de dieren van het veld zich vermaken. Hij strekt zich uit onder de lotusplanten,
[21]
hij ligt verborgen tussen het riet van het moeras. De lotusplanten hullen hem in hun schaduw;
[22]
de wilgen van het dal beschutten hem. Hij slurpt een rivier leeg zonder zich te haasten;
[23]
hij blijft kalm wanneer de Jordaan zijn muil in golft. Wie kan oog in oog met hem staan
[24]
en een ring door zijn neus halen? [ 2
] ] Leviathan (Bijbels monster
)
Het woord Leviathan wordt meestal vertaald met krokodil
[25]Kun jij met een haak de krokodil op de kant trekken
en zijn tong met een touw beteugelen? [26]Kun jij met een riet zijn neus doorsteken
en met een doorn zijn kaak doorboren? [27]Zou hij jou bidden en smeken
en vriendelijke woorden tot je richten? [28]Zou hij een verbond sluiten met jou,
zodat jij hem voortaan als knecht kunt hebben? [29]Kun je met hem spelen als met een vogel,
hem aan een touw houden, voor je dochters? [30]Zal het vissersgilde over zijn prijs onderhandelen
en hem tussen de kooplieden verdelen? [31]Kun jij speren in zijn huid planten
en een harpoen door zijn kop steken? [32]Waag het eens hem aan te raken –
weet wel: het zou je laatste strijd zijn
Maandag 1 december
Waarderend perspectief
Job 42 Nadat God Job een schrobbering heeft gegeven over hoe de verhoudingen liggen antwoordt Job en herroept zijn woorden. Hij wordt rijk gezegend aan het eind van het verhaal. De vrienden van Job moeten naar Job toe om een offer voor Job te brengen. Dat zouden wij uitleggen met verontschuldigingen aanbieden. Jobs antwoord aan God [1] Nu antwoordde Job de HEER: [2]‘Ik weet dat niets buiten uw macht ligt en geen enkel plan voor u onuitvoerbaar is. [3]Wie was ik dat ik, door mijn onverstand, uw besluit wilde toedekken? Werkelijk, ik sprak zonder enig begrip, over wonderen, te groot voor mij om te bevatten. [4]“Luister,” zei ik, “dan zal ik spreken, ik zal u ondervragen, zeg mij wat u weet.” [5]Eerder had ik slechts over u gehoord, maar nu heb ik u met eigen ogen aanschouwd. [6]Daarom herroep ik mijn woorden en buig ik mij, zoals ik hier zit in het stof en het vuil.’
[7] Nadat de HEER deze woorden tot Job had gesproken, richtte hij zich tot Elifaz uit Teman: ‘Ik
ben in woede ontstoken tegen jou en je twee vrienden, omdat jullie niet juist over mij hebben gesproken, zoals mijn dienaar Job. [8] Welnu, neem elk zeven jonge stieren en zeven rammen, ga daarmee naar mijn dienaar Job, zodat jullie een offer kunnen brengen voor jezelf. Job, mijn dienaar, zal voor jullie bidden, want ik ben alleen hem goedgezind. Dan zal ik jullie niet blootstellen aan schande, ook al hebben jullie niet juist over mij gesproken, zoals mijn dienaar Job.’ [9] En Elifaz uit Teman, Bildad uit Suach en Sofar uit Naäma deden zoals de HEER had gezegd en de HEER was Job goedgezind. [10] Nadat Job voor zijn vrienden had gebeden, bracht de HEER een keer in het lot van Job en hij gaf hem het dubbele van wat hij eerder bezat. [11] Al zijn broers en al zijn zusters, en iedereen die hem had gekend, kwamen naar zijn huis om samen met hem te eten; ze schudden hun hoofd en troostten hem, omdat de HEER zoveel rampspoed over hem had uitgestort. En elk van hen gaf hem een geldstuk en een gouden ring. [12] De HEER zegende Job in zijn latere leven nog meer dan in zijn vroegere, en zo kreeg Job veertienduizend schapen en geiten, zesduizend kamelen, duizend span runderen en duizend ezelinnen.[13] Ook kreeg hij zeven zonen en drie dochters. [14] De eerste dochter noemde hij Jemima, de tweede Kesia en de derde Keren-Happuch. [15] In het hele land waren geen mooiere vrouwen dan de dochters van Job. En hun vader gaf aan hen een even groot erfdeel als aan hun broers. [16] Hierna leefde Job nog honderdveertig jaar en hij zag zijn kinderen en de kinderen van zijn kinderen opgroeien, tot in het vierde geslacht. [17] En toen stierf Job, oud en verzadigd van het leven
.
Geen Rothko maar een Engels dropje
Dinsdag 2 december
Advent
Giotto, de aankondiging aan Zacharias (Florence)
Lucas 1,5-17 De weken voor Kerst worden Advent genoemd. Adventus betekent “komst”. In het boek Lucas wordt aan Zacharias de geboorte van een zoon aangekondigd. Zacharias schrikt hevig van de aankondiging.
Aankondiging van de geboorte van Johannes 5 Toen Herodes koning van Judea was, leefde er een priester die Zacharias heette en tot de priesterafdeling Abia behoorde. Zijn vrouw, Elisabet, stamde af van Aäron. 6 Beiden waren vrome en gelovige mensen, die zich strikt aan alle geboden en wetten van de Heer hielden. 7 Ze hadden geen kinderen, want Elisabet was onvruchtbaar, en beiden waren al op leeftijd. 8 Toen de afdeling van Zacharias eens aan de beurt was om de priesterdienst te vervullen, 9 werd er volgens het gebruik van de priesters geloot en werd Zacharias door het lot aangewezen om het reukoffer op te dragen in het heiligdom van de Heer. 10 De samengestroomde menigte bleef buiten staan bidden terwijl het offer werd gebracht. 11 Opeens verscheen hem een engel van de Heer, die aan de rechterkant van het reukofferaltaar stond. 12 Zacharias schrok hevig bij het zien van de engel en hij werd door angst overvallen. 13 Maar de engel zei tegen hem: ‘Wees niet bang, Zacharias, je gebed is verhoord: je vrouw Elisabet zal je een zoon baren, en je moet hem Johannes noemen. 14 Vreugde en blijdschap zullen je ten deel vallen, en velen zullen zich over zijn geboorte verheugen. 15 Hij zal groot zijn in de ogen van de Heer, en wijn en andere gegiste drank zal hij niet drinken. Hij zal vervuld worden van de heilige Geest terwijl hij nog in de schoot van zijn moeder is, 16 en hij zal velen uit het volk van Israël tot de Heer, hun God, brengen. 17 Als bode zal hij voor God uit gaan met de geest en de kracht van Elia om ouders met hun kinderen te verzoenen en om zondaars tot rechtvaardigheid te brengen, en zo zal hij het volk gereedmaken voor de Heer.’
Woensdag 3 december Zacharias vraagt om een teken omdat hij wil weten of de aankondiging van een zoon wel waar is. Hij wordt met stomheid geslagen. Als teken kan hij niet spreken om te vertellen dat Elisabeth een zoon zal krijgen. Op de afbeeldingen wordt Zacharias daarom meestal afgebeeld met een papier of een plaatje met was waarop hij kan opschrijven dat Elisabeth een zoon zal krijgen.En zijn naam zal zijn: Johannes (= Hebreeuws voor God is verzoenend)
Zacharias - Grieks-Orthodox
Zacharias en Elisabeth - Stanley Spencer
Lucas 1: 18-25 18 Zacharias vroeg aan de engel: ‘Hoe kan ik weten of dat waar is? Ik ben immers een oude man en ook mijn vrouw is al op leeftijd.’ 19 De engel antwoordde: ‘Ik ben Gabriël, die altijd in Gods nabijheid is, en ik ben uitgezonden om je dit goede nieuws te brengen. 20 Maar omdat je geen geloof hebt gehecht aan mijn woorden, die op de voorbestemde tijd in vervulling zullen gaan, zul je stom zijn en niet kunnen spreken tot de dag waarop dit alles gaat gebeuren.’
21 De menigte stond buiten op Zacharias te wachten, en de mensen vroegen zich af waarom hij zo lang in het heiligdom bleef. 22 Maar toen hij naar buiten kwam, kon hij niets tegen hen zeggen. Ze begrepen dat hij in het heiligdom een visioen had gezien; hij maakte gebaren tegen hen, maar spreken kon hij niet. 23 Toen zijn tempeldienst voorbij was, ging hij terug naar huis. 24 Korte tijd later werd zijn vrouw Elisabet zwanger. Ze leefde vijf maanden lang in afzondering en zei bij zichzelf: 25 De Heer heeft zich mijn lot aangetrokken. Hij heeft dit voor mij gedaan opdat de mensen me niet langer verachten.
Donderdag 4 december Urmas Sisask – St. Jacobs Vocal Ensemble - Oremus https://www.youtube.com/watch?v=uSq1xMTB1rk
5 minuten 33 seconden
De profeet Jesaja beschrijft hoe een volk een schitterend licht zal zien en hoe een kind geboren zal worden. Een kind dat vrede zal brengen. Er zal een licht schijnen in de duisternis. Jesaja 9 1 Het volk dat in duisternis ronddoolt ziet een schitterend licht. Zij die in het donker wonen worden door een helder licht beschenen. 2 U hebt het volk weer groot gemaakt, diepe vreugde gaf u het, blijdschap als de vreugde bij de oogst, zij jubelen als bij het verdelen van de buit. 3 Het juk dat op hen drukte, de stok op hun schouder, de zweep van de drijver, u hebt ze verbrijzeld, zoals Midjan destijds. 4 Iedere laars die dreunend stampte en elke mantel waar bloed aan kleeft, ze worden verbrand, een prooi van het vuur. 5 Een kind is ons geboren, een zoon is ons gegeven; de heerschappij rust op zijn schouders. Deze namen zal hij dragen: Wonderbare raadsman, Goddelijke held, Eeuwige vader, Vredevorst. 6 Groot is zijn heerschappij, aan de vrede zal geen einde komen. Davids troon en rijk zijn erop gebouwd, ze staan vast, in recht en gerechtigheid, van nu tot in eeuwigheid. Daarvoor zal hij zich beijveren, de H E E R van de hemelse machten.
Vrijdag 5 december De dag waarop er misschien wel geschenken worden uitgedeeld, of zakjes zout? Vooral een feestdag waarop kinderen geschenken ontvangen. Maar vandaag ook de aankondiging van een kind zelf als geschenk. In het gedicht van Wislawa Szymborska wordt in de eerste regel gezegd dat de wereld nooit klaar is voor de geboorte van een kind. Een geschenk als een gelukkige dag, een dag waarop er geen ding op aarde was dat je zou willen hebben. Een gedachte. Net als de aankondiging van de engel.
Een geschenk – Gedicht van Czeslaw Milosz https://www.youtube.com/watch?v=11BeoDPMBNU
46 seconden
A Tale Begun - Wislawa Szymborska . The world is never ready for the birth of a child.
De aankondiging – Titiaan - ± 1540
Lucas 1 : 26- 38 Aankondiging van de geboorte van Jezus [26] In de zesde maand zond God de engel Gabriël naar de stad Nazaret in Galilea, [27] naar een meisje dat was uitgehuwelijkt aan een man die Jozef heette, een afstammeling van David. Het meisje heette Maria. [28]Gabriël ging haar huis binnen en zei: ‘Gegroet Maria, je bent begenadigd, de Heer is met je.’ [29] Ze schrok hevig bij het horen van zijn woorden en vroeg zich af wat die begroeting te betekenen had. [30] Maar de engel zei tegen haar: ‘Wees niet bang, Maria, God heeft je zijn gunst geschonken. [31] Luister, je zult zwanger worden en een zoon baren, en je moet hem
Jezus noemen. [32]Hij zal een groot man worden en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en God, de Heer, zal hem de troon van zijn vader David geven. [33] Tot in eeuwigheid zal hij koning zijn over het volk van Jakob, en aan zijn koningschap zal geen einde komen.’ [34] Maria vroeg aan de engel: ‘Hoe zal dat gebeuren? Ik heb immers nog nooit gemeenschap met een man gehad.’ [35] De engel antwoordde: ‘De heilige Geest zal over je komen en de kracht van de Allerhoogste zal je als een schaduw bedekken. Daarom zal het kind dat geboren wordt, heilig worden genoemd en Zoon van God. [36] Luister, ook je familielid Elisabet is zwanger van een zoon, ondanks haar hoge leeftijd. Ze is nu, ook al hield men haar voor onvruchtbaar, in de zesde maand van haar zwangerschap, [37] want voor God is niets onmogelijk.’ [38] Maria zei: ‘De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd.’ Daarna liet de engel haar weer alleen.
Maandag 8 december Maria en Jozef zijn op zoek naar een onderkomen maar nergens kunnen zij overnachten. Een herbergier heeft bij de dieren nog een plaats. Bij de voederbakken is nog plaats (een voederbak is een kribbe). Het kind Jezus wordt in zo’n kribbe gelegd. For unto us a child is born – Händel – The Messiah -HWV 56 https://www.youtube.com/watch?v=LFBIJgkj_-g
4 minuten en 1 seconde
Ensemble Amarcord – Es ist ein Ros entsprungen https://www.youtube.com/watch?v=xA4pBDNZDx0
3 minuten19 seconden
Jozef en Maria bij de herberg – Abel Grimmer Lucas 2
De geboorte van Jezus
1 In die tijd kondigde keizer Augustus een decreet af dat alle inwoners van het rijk zich moesten laten inschrijven. 2 Deze eerste volkstelling vond plaats tijdens het bewind van Quirinius over Syrië. 3 Iedereen ging op weg om zich te laten inschrijven, ieder naar de plaats waar hij vandaan kwam. 4 Jozef ging van de stad Nazaret in Galilea naar Judea, naar de stad van David die Betlehem heet, aangezien hij van David afstamde, 5 om zich te laten inschrijven samen met Maria, zijn aanstaande vrouw, die zwanger was. 6 Terwijl ze daar waren, brak de dag van haar bevalling aan, 7 en ze bracht een zoon ter wereld, haar eerstgeborene. Ze wikkelde hem in een doek en legde hem in een voederbak, omdat er voor hen geen plaats was in het nachtverblijf van de stad.
Geboorte van Jezus – Bartolo – 1422
Dinsdag 9 december In het boek van de profeet Jesaja wordt een visioen van een betere wereld beschreven. Een droom van een betere wereld. Een wereld waarin er een begin van nieuw leven ontstaat. Er komt een man die gekleed is met de kleren van de gerechtigheid.
Advent
Jesaja’s droom van een betere wereld – Edward Hicks
Jesaja 11 1 Maar uit de stronk van Isaï schiet een telg op, een scheut van zijn wortels komt tot bloei. 2 De geest van de H E E R zal op hem rusten: een geest van wijsheid en inzicht, een geest van kracht en verstandig beleid, een geest van kennis en ontzag voor de H E E R . 3 Hij ademt ontzag voor de H E E R ; zijn oordeel stoelt niet op uiterlijke schijn, noch grondt hij zijn vonnis op geruchten. 4 Over de zwakken velt hij een rechtvaardig oordeel, de armen in het land geeft hij een eerlijk vonnis. Hij tuchtigt de aarde met de gesel van zijn mond, met de adem van zijn lippen doodt hij de schuldigen. 5 Hij draagt gerechtigheid als een gordel om zijn lendenen en trouw als een gordel om zijn heupen. 6 Dan zal een wolf zich neerleggen naast een lam, een panter vlijt zich bij een bokje neer; kalf en leeuw zullen samen weiden en een kleine jongen zal ze hoeden. 7 Een koe en een beer grazen samen, hun jongen liggen bijeen; een leeuw en een rund eten beide stro. 8 Bij het hol van een adder speelt een zuigeling, een kind graait met zijn hand naar het nest van een slang. 9 Niemand doet kwaad, niemand sticht onheil op heel mijn heilige berg. Want kennis van de H E E R vervult de aarde, zoals het water de bodem van de zee bedekt. 10 Op die dag zal de telg van Isaï als een vaandel voor alle volken staan. Dan zullen de volken hem zoeken en zijn woonplaats zal schitterend zijn.
Woensdag 10 december In de buurt van Bethlehem horen herders een stem en zien zij een licht. De herders horen dat de messias (Verlosser) is geboren in de stad van David.
Herders in het veld - Ets – Rembrandt van Rijn - 1634
https://www.youtube.com/watch?v=T5rMQ6P12WY O Come, all ye faithful arr. David Willcocks King's College Cambridge 2009 -4 minuten 23 seconden Lucas 2: 8-20 8 Niet ver daarvandaan brachten herders de nacht door in het veld, ze hielden de wacht bij hun kudde. 9 Opeens stond er een engel van de Heer bij hen en werden ze omgeven door het stralende licht van de Heer, zodat ze hevig schrokken. 10 De engel zei tegen hen: ‘Wees niet bang, want ik kom jullie goed nieuws brengen, dat het hele volk met grote vreugde zal vervullen: 11 vandaag is in de stad van David jullie redder geboren. Hij is de messias, de Heer. 12 Dit zal voor jullie het teken zijn: jullie zullen een pasgeboren kind vinden dat in een doek gewikkeld in een voederbak ligt.’ 13 En plotseling voegde zich bij de engel een groot hemels leger dat God prees met de woorden: 14 ‘Eer aan God in de hoogste hemel en vrede op aarde voor alle mensen die hij liefheeft.’
15 Toen de engelen waren teruggegaan naar de hemel, zeiden de herders tegen elkaar: ‘Laten we naar Betlehem gaan om met eigen ogen te zien wat er gebeurd is en wat de Heer ons bekend heeft gemaakt.’ 16 Ze gingen meteen op weg, en troffen Maria aan en Jozef en het kind dat in de voederbak lag. 17 Toen ze het kind zagen, vertelden ze wat hun over dat kind was gezegd. 18 Allen die het hoorden stonden verbaasd over wat de herders tegen hen zeiden, 19 maar Maria bewaarde al deze woorden in haar hart en bleef erover nadenken. 20 De herders gingen terug, terwijl ze God loofden en prezen om alles wat ze gehoord en gezien hadden, precies zoals het hun was gezegd. 21 Toen er acht dagen verstreken waren en hij besneden zou worden, kreeg hij de naam Jezus, die de engel had genoemd nog voordat hij in de schoot van zijn moeder was ontvangen. Donderdag 11 december In Groningen is in oktober aan de universiteit een symposium gehouden waarin door astronomen is besproken of het mogelijk is dat er in het begin van de gregoriaanse kalender rondom het jaar nul echt een opvallend fel schijnende ster te zien is geweest. En warempel. Er zou in het jaar 2 voor Christus een verschijnsel zijn geweest dat omschreven wordt als een conjunctie van Jupiter en Venus. Dit was voor de astronomen opzienbarend nieuws, hoeveel te meer voor mensen die amper het steelpannetje herkennen . https://www.youtube.com/watch?v=riKKk1N3USQ O Kerstnacht schoner dan de dagen Harald Koll bespeelt een Schramml harpgitaar! 2 minuten 7 seconden
2 v. Chr. - Conjunctie van Jupiter en Venus
Dylan Thomas
Mattheus 2 [1] Toen Jezus geboren was in Betlehem in Judea, tijdens de regering van Herodes, kwamen er magiërs uit het Oosten in Jeruzalem aan. [2] Ze vroegen: ‘Waar is de pasgeboren koning van de Joden? Wij hebben namelijk zijn ster zien opgaan en zijn gekomen om hem eer te bewijzen.’ [3] Koning Herodes schrok hevig toen hij dit hoorde, en heel Jeruzalem met hem. [4] Hij riep alle hogepriesters en schriftgeleerden van het volk samen om aan hen te vragen waar de messias geboren zou worden. [5] ‘In Betlehem in Judea,’ zeiden ze tegen hem, ‘want zo staat het geschreven bij de profeet: [6] “En jij, Betlehem in het land van Juda, bent zeker niet de minste onder de leiders van Juda, want uit jou komt een leider voort die mijn volk Israël zal hoeden.”’ [7] Daarop riep Herodes in het geheim de magiërs bij zich; hij wilde precies van hen weten wanneer de ster zichtbaar geworden was, [8] en stuurde hen vervolgens naar Betlehem met de woorden: ‘Stel een nauwkeurig onderzoek in naar het kind. Stuur mij bericht zodra u het gevonden hebt, zodat ook ik erheen kan gaan om het eer te bewijzen.’ [9] Nadat ze geluisterd hadden naar wat de koning hun opdroeg, gingen ze op weg, en nu ging de ster die ze hadden zien opgaan voor hen uit, totdat hij stil bleef staan boven de plaats waar het kind was. [10] Toen ze dat zagen, werden ze vervuld van diepe vreugde. [11] Ze gingen het huis binnen en vonden het kind met Maria, zijn moeder. Ze wierpen zich neer om het eer te bewijzen. Daarna openden ze hun kistjes met kostbaarheden en boden het kind geschenken aan: goud en wierook en mirre. [12] Nadat ze in een droom waren gewaarschuwd om niet naar Herodes terug te gaan, reisden ze via een andere route terug naar hun land. [13] Kort nadat zij op die manier de wijk genomen hadden, verscheen er aan Jozef in een droom een engel van de Heer. Hij zei: ‘Sta op en vlucht met het kind en zijn moeder naar Egypte. Blijf daar tot ik je weer roep, want Herodes is naar het kind op zoek en wil het ombrengen.’ [14] Jozef stond op en week nog diezelfde nacht met het kind en zijn moeder uit naar Egypte. [15]Daar bleef hij tot de dood van Herodes, en zo ging in vervulling wat bij monde van de profeet door de Heer is gezegd: ‘Uit Egypte heb ik mijn zoon geroepen.’ [16] Toen Herodes begreep dat hij door de magiërs misleid was, werd hij verschrikkelijk kwaad, en afgaande op het tijdstip dat hij van de magiërs had gehoord, gaf hij opdracht om in Betlehem en de
wijde omgeving alle jongetjes van twee jaar en jonger om te brengen. [17] Zo ging in vervulling wat gezegd is door de profeet Jeremia: [18] ‘Er klonk een stem in Rama, luid wenend en klagend. Rachel beweende haar kinderen en wilde niet worden getroost, want ze zijn er niet meer.’ [19] Nadat Herodes gestorven was, verscheen er in een droom aan Jozef in Egypte een engel van de Heer.[20] De engel zei: ‘Sta op, ga met het kind en zijn moeder naar Israël. Want zij die het kind om het leven wilden brengen, zijn gestorven.’ [21] Jozef stond op en vertrok met het kind en zijn moeder naar Israël. [22] Maar toen hij daar hoorde dat Archelaüs zijn vader Herodes had opgevolgd als koning over Judea, durfde hij niet verder te reizen. Na aanwijzingen in een droom week hij uit naar Galilea. [23] Hij ging wonen in de stad Nazaret, en zo ging in vervulling wat gezegd is door de profeten: ‘Hij zal Nazoreeër genoemd worden.’ Vrijdag 12 december Het visioen van Jesaja waarin hij vooruit wijst naar de komst van de messias is de laatste tekst als dagopening van 2014. Kerst viert de geboorte van het kind Jezus. Onopvallend was zijn uiterlijk, die zijn gelaat voor ons verborg. Of is er van zijn gelaat nog iets te zien? https://www.youtube.com/watch?v=8KhvLJn-_AA
1 minuut 46 seconden
Jean Giraudeau Asperges me hyssopo, et mundabor; lavabis me, et super nivem dealbabor (Psalm 51)
Scheut (takje) van de hysop origanum Jezus bleibet meine Freude – Cantata BWV 147 - Joh. Sebastiaan Bach 3 minuten 43 seconden https://www.youtube.com/watch?v=FwWL8Y-qsJg Jesaja 53 1 Wie kan geloven wat wij hebben gehoord? Aan wie is de macht van de H E E R geopenbaard? 2 Als een loot schoot hij op onder Gods ogen, als een wortel die uitloopt in dorre grond. Onopvallend was zijn uiterlijk, hij miste iedere schoonheid, zijn aanblik kon ons niet bekoren. 3 Hij werd veracht, door mensen gemeden, hij was een man die het lijden kende en met ziekte vertrouwd was, een man die zijn gelaat voor ons verborg, veracht, door ons verguisd en geminacht. 4 Maar hij was het die onze ziekten droeg, die ons lijden op zich nam. Wij echter zagen hem als een verstoteling, door God geslagen en vernederd.
Ravenna – Mozaïek
Uil - Redmer Hoekstra
Succes bij de toetsweek en een goede vakantie!