Che Guevara Symbool van strijd
Door Tony Saunois
Uitgegeven door: Marxisme.be De eerste vertaling van dit boek gebeurde in 1997, hier gaat om een grondig herwerkte vertaling. Opmaak en covers: Geert Cool Marxisme.be: Hovenierstraat 45 B-1080 Sint-Jans-Molenbeek 02/345.61.81 -
[email protected] www.socialisme.be - www.marxisme.be ISBN: ???? D/2012/12.886/6
Che Guevara Symbool van strijd
door Tony Saunois
Inhoud Dit boek werd geschreven door Tony Saunois, de algemeen-secretaris van het Committee for a Workers’ International, de internationale organisatie van linkse socialisten waar LSP de Belgische afdeling van vormt. De tekst verscheen het eerst in 1997. We publiceren een aangepaste versie van de vertaling die we toen uitbrachten, aangevuld met een voorwoord uit 2007 en een appendix over hoe het met Cuba verder moet.
Voorwoord. Wat is de relevantie van de revolutionaire strijder Che Guevara vandaag Door Tony Saunois (2007)
7
1 Zwerver
21
2 In Bolivia
31
3 Waar sluit ik me bij aan?
39
4 Guerrilla en marxisme
49
5 Granma en de Beweging van de 26ste juli
55
6 Aan de macht - Cuba versus de ‘gringos’
73
7 Een nieuw Cuba
81
8 Van Congo tot Bolivia
95
9 Epiloog
103
Appendix. Wat met Cuba na Castro? Door Peter Taaffe (2006)109
7
Voorwoord Wat is de relevantie van de revolutionaire strijder Che Guevara vandaag?
Geschreven door Tony Saunois (2007) “Revolutionairen moeten niet in hun deurgat zitten wachten tot het lijk van het imperialisme wordt begraven” (Tweede verklaring van Havana in 1962). Toen Che op 9 oktober 1967 werd vermoord in Bolivia, zou hij nog naar zijn moordenaar hebben geroepen: “Schiet dan toch, lafaard, je zal maar een mens vermoorden.” Che werd vermoord door Felix Rodriguez, een CIA-adviseur in het Boliviaans leger. Hij werd 39 jaar. Als de CIA-raadgever dacht dat de moord op Che zou volstaan om een einde te maken aan de figuur van Che als inspiratiebron, dan heeft hij zich vergist. Veertig jaar na de dood van Che zijn er vlaggen, spandoeken, afbeeldingen en slogans met Che op massabetogingen in heel de wereld. Hij is ook een symbool in de nieuwe massale revolte die Latijns-Amerika in haar greep houdt. In heel het continent is er een nieuwe golf van strijd en de afbeelding van Che is daarbij overal aanwezig: van de straten van Sao Paulo, Caracas, La Paz, Mexico stad, Santiago tot andere steden. Schijnbaar stond Che vrij geïsoleerd in Bolivia toen hij werd vermoord. Vandaag is Bolivia een land dat mee het hart van de strijdbewegingen op het continent vormt. Deze zomer nog betoogden duizenden Bolivianen in La Paz om te protesteren tegen de rechterzijde en de dreiging van de contrarevolutie. Bij de vlaggen en protestborden waren er heel wat afbeeldingen van Che Guevara te zien. Maar ook buiten Latijns-Amerika is de invloed merkbaar. Onder meer in Europa is er een generatie jongeren met T-shirts en andere attributen waarop Che prijkt. Voor sommigen is dat louter een kwes-
8
C h e G u e va r a - Sy m b o o l va n s t r i j d
tie van modieus zijn, voor anderen is het wel een politiek statement. Veel jongeren identificeren zich met Che Guevara als symbool van strijd, moedig verzet, internationalisme en uiteindelijk ook een betere, socialistische, wereld. In de meeste landen worden de gevestigde politici en instellingen steeds meer gezien als corrupt, ongeloofwaardig, onrepresentatief,… Che wordt door jongeren gezien als iemand die niet omkoopbaar was en als een principiële revolutionaire strijder. De moord op Che heeft van hem een legende gemaakt. Zoals de slogan op een muur vlakbij de plaats waar hij werd vermoord in Bolivia stelt: “Che – Je leeft zoals ze het nooit wilden”. Op de verjaardag van zijn moord willen we niet alleen hulde brengen aan zijn strijd tegen onderdrukking, maar ook een aantal lessen trekken uit zijn ervaringen. Daarbij willen we zowel ingaan op positieve aspecten als op fouten. Dat is noodzakelijk tegen de achtergrond van een nieuwe golf van strijd in Latijns-Amerika. Er zijn echter ook belangrijke lessen te trekken voor alle arbeiders op internationaal vlak, zeker nu het kapitalisme in een nieuwe periode van crisis en onrust terechtkomt. Che vervoegt de strijd Che Guevara werd een toegewijde revolutionair en een socialistische internationalist. Hij brak met zijn middenklasse-achtergrond en vervoegde de onderdrukten en armen in de strijd voor een betere wereld. Als Argentijnse geneeskundestudent kon hij ongetwijfeld een comfortabeler leven hebben gehad. Maar zoals de beste linkse radicalen uit een achtergrond van de middenklasse, was bij bereid om zijn rustige leven de rug toe te keren en zijn leven te wijden aan de strijd tegen imperialisme en kapitalisme. Hij werd politiek actief nadat hij de armoede en sociale omstandigheden van de armste lagen had gezien tijdens twee beruchte rondreizen die hij maakte in 1952 en 1953/4. Op die basis was hij vastberaden om in te gaan tegen onrechtvaardigheid en tegen het kapitalistische systeem. Zijn reizen hadden ertoe bijgedragen dat zijn leven een andere wending nam. Op het einde van zijn eerste rondreis erkende Che: “De persoon die deze aantekeningen opschreef is niet dezelfde die ze verder afwerkte op Argentijnse bodem, ik ben mezelf niet: het is te zeggen dat ik niet dezelfde ben als vroeger. Het rondtrekken doorheen ons ‘Amerika’ heeft me meer veranderd dan ik had gedacht.”
Vo o r w o o r d
9
Deze ervaringen worden in beeld gebracht in de film Motorcycle Diaries. Che kwam tijdens zijn reizen in contact met socialisten in Peru, communistische mijnwerkers in Chili, de Boliviaanse revolutie en een hele reeks andere gebeurtenissen die een grote indruk op hem maakten. Daarnaast was hij ook sterk onder de indruk van wat hij zag in Guatemala. Daar zag hij vanop de eerste lijn de strijd onder de naar radicaal-links neigende populistische regering van Jacobo Arbenz. Die regering werd uiteindelijk omvergeworpen door een staatsgreep die de steun van de CIA genoot. Recent maakte John Pilger een uitstekende documentaire (The war on democracy) over deze gebeurtenissen. In Guatemala kwam Che ook voor het eerst in contact met Cubaanse ballingen die hadden deelgenomen aan de aanval op de militaire barakken van Moncada waarmee de dictatuur van Batista in Cuba werd bestreden. Het was wel pas later in Mexico Stad dat hij voor het eerst Fidel Castro zou ontmoeten. Lessen van Guatemala De impact van de nederlaag in Guatemala zou een diepgaande invloed hebben op Che die de gevolgen zag van het falen van de regering-Arbenz. De populaire regering voerde een aantal maatregelen door die ingingen tegen de belangen van het VS-imperialisme en van de heersende klasse in Guatemala zelf. Er kwam onder meer een beperkte landhervorming waarbij ook de gehate VS-multinational United Fruit Company werd genationaliseerd. Dat werd vol afgrijzen onthaald door de heersende elite in Washington. Net zoals Bush vandaag, was de heersende elite toen niet bereid om een regering te tolereren die niet in hun spoor liep. Zeker niet als het ging om een land dat door het VS-imperialisme werd gezien als de eigen ‘achtertuin’. Arbenz zat vast omdat hij probeerde een aantal relatief beperkte hervormingen door te voeren zonder echt te breken met het kapitalisme. Door het kapitalisme en het grootgrondbezit intact te laten, gaf hij tijd aan de contrarevolutie om zich te organiseren. Dat gebeurde dan ook effectief. De staatsgreep met CIA-steun was een eerste in een reeks dergelijke interventies op het Latijns-Amerikaanse continent. Arbenz faalde en vestigde alle hoop op de “democratische loyaliteit” van het leger aan de grondwet. Hij weigerde de massa’s te bewapenen. Toen hij bijna met het mes op de keel stond, gaf hij orders aan de legerleiding om
10
C h e G u e va r a - Sy m b o o l va n s t r i j d
wapens te verdelen onder de bevolking, maar de legerleiding weigerde uiteraard. Dezelfde fout werd twee decennia later nog eens herhaald in Chili toen de socialistische president Allende zijn hoop vestigde in de “democratische” loyaliteit van Pinochet en de rest van de legerleiding. Allende sloot een “pact” met de legerleiding en beloofde niet te zullen raken aan de officiers en de top van het leger. Die houding kwam voort uit een links-reformistische visie en een stadiatheorie volgens dewelke het kapitalisme slechts stap per stap zou kunnen worden omvergeworpen. Dergelijke opvattingen hebben het kapitalisme en de reactie reeds meermaals tijd gegeven om haar krachten voor te bereiden op een nieuwe aanval zodra dit mogelijk wordt en met als doel om de arbeidersklasse te verslagen. Allende weigerde de arbeiders te bewapenen en te mobiliseren om het kapitalisme omver te werpen. Duizenden Chileense arbeiders en jongeren betaalden daar een bloedige prijs voor met de militaire staatsgreep van 1973 en het regime dat daarmee aan de macht kwam. De gebeurtenissen in Guatamala destijds zorgden ervoor dat Che op zoek ging naar een alternatieve manier om te strijden tegen het kapitalisme en het imperialisme. Hij voelde zich niet aangetrokken tot de communistische partijen. Op basis van zijn ervaring stond hij wantrouwig tegenover de CP’s en vooral tegenover hun politiek om “volksfronten” te steunen. Die politiek leidde ertoe dat ze deelnamen aan allianties met het zogenaamd “liberale” deel van de nationale kapitalistische klasse. Deze foute politiek was volgens hen gerechtvaardigd omdat het een tijdelijke en tactische alliantie was gericht op het bestrijden van het imperialisme. De CP’s kwamen niet in eerste instantie op voor socialisme, maar voor het versterken van de “parlementaire democratie”, de ontwikkeling van een nationale industrie en economie en voor het doorlopen van een fase van kapitalistische ontwikkeling vooraleer het mogelijk zou worden dat de arbeidersklasse de macht zou overnemen. Deze politiek zorgde ervoor dat verschillende CP’s de strijd tegenhielden en de arbeiders vroegen om niet verder te gaan om zo het “progressieve” deel van de kapitalisten niet af te schrikken. Het resultaat was dat de arbeidersbeweging in heel wat landen werd geparalyseerd en niet gewapend was om vooruit te gaan. Dit leidde vaak tot bloedige nederlagen voor de arbeidersklasse. Het was ook deze politiek die ertoe leidde dat het fascistische regime van Franco in 1939 in Spanje aan de
Vo o r w o o r d
11
macht kon komen na een overwinning in de burgeroorlog. Dezelfde politiek bleek ook rampzalig te zijn in Chili in 1973. Jammer genoeg is er vandaag soms een echo van deze opvattingen in de leiding van de bewegingen in Venezuela en Bolivia. De Beweging van de 26ste juli en de oorlog Op basis van zijn ervaringen in Guatemala en de discussies over Cuba, begon Che zijn opvattingen te ontwikkelen. Hij verwierp de tweestadiatheorie maar had niet echt een uitgewerkt alternatief. Hij stond afkerig tegenover de aanpak van de Communistische Partijen (die volgens Che veel te “conservatief” en te “orthodox” waren). Hij voelde zich wel aangetrokken tot de strijd die ontwikkelde tegen Batista in Cuba en in Mexico vervoegde hij de Beweging van de 26ste juli. Che zag die beweging als een meer strijdbare formatie. De Beweging van de 26ste juli (genoemd naar de mislukte aanval op de barakken van Moncada onder leiding van Fidel Castro die in ballingschap naar Mexico moest) was op dat ogenblik een erg brede organisatie. Er was een liberaal-democratische vleugel die enkel de dictatuur van Batista wou omverwerpen om een “democratisch” Cuba te vestigen. Op dat ogenblik stond de beweging niet voor het omverwerpen van het grootgrondbezit en het kapitalisme. De beweging omvatte ook meer radicaal socialistische elementen en Che werd steeds meer een prominente vertegenwoordiger van die vleugel. Op 2 december 1956 trok een klein groepje van 82 slecht georganiseerde guerrillastrijders (waaronder Che Guevara en Fidel Castro) naar Cuba. Dit vormde het begin van een twee jaar durende guerrillastrijd. Het leidde uiteindelijk tot de val van het gehate regime van Batista en de ontwikkeling van de Cubaanse revolutie. Slechts een handvol van de oorspronkelijke groep strijders overleefde. Een aantal kwam om door verdrinking bij de oversteek van de zee naar Cuba, anderen vielen ten prooi aan de troepen van het regime of kwamen om door ziekte en ontbering. Tijdens de oorlog speelde Che een heroïsche rol, een rol die des te opvallender was gezien zijn chronische astma. Ieder obstakel, alle pijn en moeilijkheden die eigen waren aan de guerrillastrijd waren voor Che nog extra zwaar omwille van zijn astma. Zijn revolutionaire vastberadenheid zorgde er echter voor dat zijn gezondheidstoestand geen beperking was in de strijd die hij mee aanging.
12
C h e G u e va r a - Sy m b o o l va n s t r i j d
Naarmate de oorlog vorderde, kregen de guerrillastrijders steeds meer sympathie en steun van de boeren. Na twee jaar strijd tegen Batista was de guerrilla succesvol. De strijd had ingespeeld op de woede en haat tegen het regime in de steden. Dat zorgde er voor dat het regime ineenstortte en de rebellen de steden konden binnen trekken op nieuwjaarsdag 1959. Ze werden er verwelkomd door een massale algemene staking. De speeltuin van het VS-imperialisme met de vele casino’s en bordelen zou worden gesloten naarmate de sociale revolutie momentum kreeg. Socialisme of kapitalisme Het revolutionaire proces in Cuba was erg specifiek: de arbeidersklasse in de steden had een helpende rol gespeeld voor de guerrilla. Een aantal linksen stellen dat de arbeidersklasse pas later op het toneel verscheen maar toch een beslissende rol speelde in het bepalen van het karakter van het regime dat een echt socialistisch regime van arbeidersdemocratie zou worden. Het revolutionaire proces was evenwel complexer. De afwezigheid van een bewuste en georganiseerde arbeidersbeweging in de leiding van de revolutie had wel degelijk een impact op het regime dat naderhand werd gevestigd. Aanvankelijk was niet duidelijk hoe ver zou worden gegaan in Cuba. Ook toen Castro en Che Guevara Havana binnentrokken, was dit nog niet duidelijk. Che was dan wel een overtuigde socialist, maar Castro had het nooit over socialisme. Hij beperkte zich tot het idee van een “schoner” en meer “liberaal” en “humaan” kapitalisme. Dat lijkt wat op de opvattingen die ook Hugo Chávez naar voor bracht toen hij in 1998 voor het eerst aan de macht kwam in Venezuela. Chávez had het toen ook over een meer “humaan kapitalisme” en een “derde weg” voor de “Bolivariaanse revolutie”. Pas de afgelopen jaren werd het idee van socialisme en socialistische revolutie naar voor gebracht. De mislukte staatsgreep in Venezuela, de patronale lock-out en de massabeweging van de arbeiders en armen die de reactie een nederlaag toebracht, hebben het proces in Venezuela naar links getrokken. Dat werd weerspiegeld door Chávez die nu stelt dat zijn regering socialistisch is en dat de “revolutie in Venezuela” een socialistische revolutie is. Ondanks deze positieve ontwikkeling, is het kapitalisme vandaag – na bijna 10 jaar dat Chávez aan de macht is – echter nog steeds niet omvergeworpen in Venezuela.
Vo o r w o o r d
13
Revolutie in Cuba In Cuba werd de revolutie voortgestuwd na een aantal kleine conflicten met de VS tot uiteindelijk drie jaar later het kapitalisme en grootgrondbezit werden omvergeworpen. Dit proces was mogelijk op dit ogenblik omwille van een combinatie van factoren waaronder een massale druk van onderuit door de arbeiders en boeren, maar ook de weigering van het VS-imperialisme onder president Eisenhower – en zijn opvolgers – om het regime te aanvaarden en te beïnvloeden in plaats van het te boycotten (een politiek die tot op vandaag wordt aangehouden door het VS-imperialisme en samenging met verschillende moordpogingen op Castro). Het bestaan van gecentraliseerde geplande economieën in de voormalige Sovjetunie en Oost-Europa (geleid door bureaucratische dictaturen) zorgde ervoor dat er schijnbaar een alternatief op het kapitalisme bestond. Een genationaliseerde en centraal geplande economie werd effectief doorgevoerd in Cuba. Dat was een belangrijke stap voorwaarts en het had een inspirerend effect op Latijns-Amerika en ook daarbuiten. Che Guevara speelde een cruciale rol in dit proces en duwde de revolutie van bij het begin in een meer “socialistische richting”. Van bij het begin legde hij ook nadruk op de noodzaak om de revolutie internationaal te verspreiden. Hij speelde een belangrijke rol in de opmaak van wat bekend stond als de “Tweede Verklaring van Havana” die in 1962 werd gepubliceerd. Die tekst is tot op vandaag inspirerend. Zo wordt geantwoord op de vraag waarom de VS zo bitter reageerde op de revolutie op een relatief klein eiland: “(De VS en de heersende klassen) zijn bang dat de arbeiders, boeren, studenten, intellectuelen en progressieve delen van de middengroepen met revolutionaire middelen de macht grijpen… ze zijn bang dat de uitgebuite bevolking van het continent de wapens uit de handen van hun uitbuiters zal nemen om, zoals in Cuba, zichzelf tot vrij volk uit te roepen.” Arbeidersklasse en socialisme Che was ongetwijfeld een aanhanger van het idee van een internationale socialistische revolutie. Zijn grootste zwakheid en grootste tragedie was evenwel een gebrek aan begrip hoe dat kon worden bereikt. Hij werd aangetrokken tot de guerrillastrijd als methode om de socialistische revolutie voort te stuwen in plaats van zich te baseren
14
C h e G u e va r a - Sy m b o o l va n s t r i j d
op de arbeidersklasse in de steden. Zelfs in landen waar de arbeidersklasse in de steden een minderheid van de bevolking vormde, zorgen haar collectieve rol en het bewustzijn dat voortkomt uit haar sociale condities in de bedrijven en werkplaatsen ervoor dat deze klasse van doorslaggevend belang is om de socialistische revolutie te leiden. Dat was de ervaring van de Russische revolutie in 1917. In de praktijk toonde dit aan dat de kapitalistische klasse in de neokoloniale wereld niet in staat is om een stabiele democratie op te bouwen of om de nationale kwestie op te lossen. Deze taken van een democratische burgerlijke revolutie kunnen in het moderne tijdperk niet meer opgelost worden door de kapitalistische klasse. In landen waar de taken van de burgerlijke revolutie nog niet doorgevoerd zijn, is het aan de arbeidersklasse om met de steun van de arme boeren en anderen het kapitalisme omver te werpen en de socialistische revolutie op de agenda te zetten met tegelijk de noodzaak om die internationaal te verspreiden. In Cuba zorgden de rotheid van het regime van Batista en het politieke vacuüm ervoor dat guerrillastrijd schijnbaar een oplossing kon vormen. In werkelijkheid zagen we echter dat het zelfs in Cuba samenkwam met het uitbreken van een algemene staking nadat de oorlog was gewonnen en de guerrillero’s in Santa Clara, Havana en andere steden binnen trokken. Later zagen we een gelijkaardig proces in Nicaragua toen de Sandinisten de macht overnamen in 1979. In dat land werd zowat 25% van de economie genationaliseerd, maar werden het kapitalisme en grootgrondbezit niet omvergeworpen. Het resultaat was een lange periode van sluimerende contrarevolutie die uiteindelijk in staat was om te overwinnen. Dezelfde Daniel Ortega, de voormalige Sandinistische president, is nu opnieuw verkozen. Hij heeft het kapitalisme volledig aanvaard en is samenwerkingsverbanden aangegaan met voormalige tegenstanders uit het kamp van de door de VS gesteunde Contras en de rechtse katholieke kerk. Op basis van zijn ervaringen in Cuba probeerde Che hetzelfde te herhalen in Afrika en Latijns-Amerika, ook al waren de omstandigheden daar totaal verschillend en stond de arbeidersklasse in veel landen veel sterker met meer revolutionaire tradities en ervaringen. Het gebrek aan een uitgewerkt bewust begrip van de rol van de arbeidersklasse in de socialistische revolutie was ongetwijfeld de belangrijkste politieke zwakheid van Che Guevara.
Vo o r w o o r d
15
Lessen voor vandaag Er kunnen veel lessen getrokken worden voor de nieuwe golf van strijd doorheen het Latijns-Amerikaanse continent. Er kwamen een aantal radicale linkse regeringen aan de macht, in het bijzonder het regime van Hugo Chavez in Venezuela en Evo Morales in Bolivia, wat een belangrijke stap vooruit is voor de arbeidersklasse in deze landen en op internationaal vlak. Deze regeringen kwamen aan de macht na een reeks nederlagen van de arbeidersklasse in de jaren 1990. Deze regimes hebben een aantal belangrijke hervormingen doorgevoerd en met een aantal maatregelen gaan ze in tegen de belangen van de heersende klasse en het imperialisme. Maar als het kapitalisme niet wordt omvergeworpen, kunnen ook zij geconfronteerd worden met nederlagen en de dreigementen van de reactie. De dreiging van reactie manifesteerde zich reeds in Venezuela en Bolivia. De spontane beweging van de massa’s hield tot nu toe de reactie tegen. Maar de dreiging blijft en als het kapitalisme niet wordt omvergeworpen, zal de reactie zich steeds voorbereiden om opnieuw toe te slaan.
16
C h e G u e va r a - Sy m b o o l va n s t r i j d
Het is erg positief dat zowel Morales als Chavez over socialisme spreken. Maar de cruciale vraag is natuurlijk hoe socialisme te bereiken en hoe het kapitalisme omver te werpen. Beide regeringen zijn nog niet zo ver gegaan als Allende in Chili of de Sandinisten in Nicaragua op het vlak van het inbeuken op de belangen van de heersende klasse. Evo Morales wordt geconfronteerd met de dreiging van de reactie en maakt dezelfde fouten als Allende in Chili. Hij heeft het over het de noodzaak van “democratische” en “grondwettelijke” loyaliteit van de legerleiding en laat hen intussen intact. Che Guevara was niet bereid om aan anderen eisen te stellen die hij zelf niet bereid was te realiseren. Hij keerde terug naar de actieve guerrillastrijd. Hij probeerde de revolutie in Congo te versterken, maar die expeditie was gedoemd om te mislukken. Nadien keerde hij terug naar Bolivia om daar een strijd aan te gaan die hem uiteindelijk zijn leven zou kosten. Voor hij in Bolivia omkwam, kon Che wel zien hoe de revolutie in Cuba leidde tot het omverwerpen van het kapitalisme en het grootgrondbezit. De superioriteit van een geplande economie werd aangetoond. Voordelen van een geplande economie Zelfs vandaag, na de ineenstorting van de Sovjetunie en het verlies van de economische steun vanuit het Oostblok samen met de gevolgen van een door de VS opgelegde boycot, komen de verworvenheden van de revolutie tot uiting in één van de beste gezondheidsstelsels ter wereld. Enkele jaren na de revolutie was het analfabetisme zo goed als verdwenen. Er kwam gratis gezondheidszorg voor iedereen. Onderwijs en gezondheidszorg waren de centrale steunpilaren van de revolutie. Met één leraar per 57 inwoners, haalt Cuba één van de beste resultaten ter wereld. Hetzelfde geldt voor het aantal dokters in het land. 73% van de operaties in Pakistan en Kasjmir na de rampzalige aardbeving in 2004 werden verricht door de 2.600 dokters en medisch personeel die door Cuba werden gestuurd. De levensverwachting in Cuba bedraagt 75 jaar. In Rusland, waar het kapitalisme werd hersteld, viel de levensverwachting terug tot 57 jaar. Deze verworvenheden zouden niet mogelijk geweest zijn zonder de geplande economie en de revolutie. Het CWI (Committee for a Workers International, www.socialistworld.net) steunt deze en andere verwezenlijkingen van de Cubaanse revolutie. Tegelijk moeten we er
Vo o r w o o r d
17
wel op wijzen dat de vorm van de revolutie bij haar aanvang gevolgen had voor de aard van het regime dat werd gevestigd. Welk soort regime? De regering onder leiding van Castro en Che Guevara na de revolutie was erg populair en kreeg immens veel steun. De afwezigheid van een georganiseerde arbeidersklasse die bewust het revolutionaire proces leidde – zoals in Rusland in 1917 – zorgde ervoor dat er geen echte arbeiders- en boerendemocratie werd gevestigd. Er waren aanvankelijk elementen van arbeiderscontrole in de fabrieken, maar dat was geen democratische arbeiderscontrole met arbeidersbeheer. Er was meer een bureaucratisch geleid regime. Een aantal aspecten van een bureaucratische ‘top down’ aanpak zijn vandaag ook aanwezig in Venezuela. De afwezigheid van een bewuste, onafhankelijke organisatie en van een deelname van de arbeidersklasse is één van de belangrijkste obstakels voor de Venezolaanse revolutie vandaag. Zonder die bewuste deelname van de arbeidersklasse, zagen we in elk land waar het kapitalisme werd omvergeworpen dat er een bureaucratie tot stand kwam die de economie in handen kreeg en vaak in confrontatie ging met de belangen van de arbeidersklasse. In Cuba kwam Che in aanvaring met een aantal bureaucratische obstakels in de revolutie. Che was instinctief tegen alle privileges of voordelen voor regeringsverantwoordelijken of ambtenaren. Hij verzette zich sterk tegen iedereen in zijn administratie die zichzelf ook maar het minste privilege toekende. Toen Che naar de Sovjetunie en Oost-Europa trok was hij verontwaardigd en geschokt door de luxueuze levensstijl en bijhorende houding van de bureaucraten. Hij was ook steeds meer gefrustreerd door bureaucratische elementen die aanwezig waren in Cuba. Ondanks het feit dat Che reageerde op de bureaucratische dictaturen in de Sovjetunie en Oost-Europa (op een bepaald ogenblik omschreef hij die bureaucratie als “paardenstront”), ontwikkelde Che geen alternatief en zelfs geen methode om het te bestrijden in Cuba. Naarmate hij meer ervaring kreeg als revolutionair zocht hij naar zo’n alternatief. De Sovjetbureaucratie bestempelde hem daarom als een ‘trotskist’.
18
C h e G u e va r a - Sy m b o o l va n s t r i j d
Che en Trotski Toen Che in Bolivia werd vermoord, had hij een boek van Trotski in zijn rugzak. Sommige bronnen zeggen dat het om De Verraden Revolutie ging. Che was reeds eerder in contact gekomen met een aantal teksten van Trotski. De Peruaanse voormalige luchtmachtofficier Ricardo Napuri, die in 1948 De Russische revolutionair Trotski had geweigerd om een linkse opstand aan ter vallen, gaf Che Guevara een kopie van De permanente revolutie toen hij hem in 1959 in Havana ontmoette. De Cubaanse revolutionaire Celia Hart, wiens vader Armando Hart samen met Castro en Che vocht en nadien minister werd, stelt dat het Che Guevara was die haar overtuigde om Trotski te bestuderen. Haar vader toonde haar een aantal boeken van Trotski in de jaren 1980. Che Guevara was steeds bereid om verschillende opvattingen en ideeën te onderzoeken en te bediscussiëren. Maar ook al had hij voor zijn voortijdige dood een aantal werken van Trotski gelezen, hij trok er niet de nodige conclusies om een coherent en uitgewerkt alternatief te ontwikkelen. Het zou bovendien erg moeilijk geweest zijn om dat te doen in een compleet isolement, zonder contact, discussie of uitwisseling van ideeën op internationaal vlak. Moest Che langer geleefd hebben en meer internationale gebeurtenissen en strijdbewegingen van de arbeidersklasse hebben meegemaakt en tegelijk verder het debat en de dialoog had aangegaan, dan zou hij volgens ons de juiste conclusies hebben getrokken over de nodige taken om de internationale socialistische revolutie te bereiken. De beperkingen in het begrip van Che hadden tragische gevolgen voor hemzelf en de voorbeeldfunctie die hij had kunnen spelen voor een nieuwe generatie van jonge arbeiders en jongeren die het strijdtoneel betreden tegenover uitbuiting, oorlog en kapitalisme. De positieve aspecten van Che en het blijvende symbool van ongecompromitteerde, zelfopofferende en niet omkoopbare strijd blijven
Vo o r w o o r d
19
vandaag een inspiratiebron voor een nieuwe generatie. De lessen van zijn fouten moeten we ook trekken om uiteindelijk te kunnen komen tot een internationale socialistische revolutie.
21
1. Zwerver
Het is wellicht niet verwonderlijk voor een Argentijn om een theeplantage te bezitten, zoals Ernesto Guevara Lynch deed in de verre jungle van Missiones op de grens tussen Paraguay en Brazilië. Chilenen staan gekend als theedrinkers en Brazilianen drinken graag koffie. De Argentijnen drinken graag een bittere kruidenthee terwijl ze werken of zich ontspannen met vrienden. Ernesto Guevara Lynch was de achterkleinzoon van één van ZuidAmerika’s rijkste mannen. Zijn voorouders waren van Spaanse en Ierse adel afkomstig. Het grootste deel van het familievermogen was opgesoupeerd door de vorige generaties. Vader Guevara Lynch investeerde in een “yerba mate” plantage, waarmee hij rijk wilde worden. In 1927 ontmoette hij Celia de la Serna, een Argentijnse die eveneens van Spaanse adelstand afkomstig was en met wie hij trouwde. De eerste van vier kinderen, Ernesto, zou later wereldbekend worden als de revolutionair Che Guevara. Als revolutionair die het grootste deel van zijn leven illegaal doorbracht, was zijn geboorteakte wellicht vervalst. Ernesto is een maand vroeger geboren dan 14 juni 1928, de datum die op zijn officiële geboorteakte staat. Dit kwam omdat zijn moeder reeds drie maanden zwanger was toen ze trouwde. Che werd vermoord op 8 oktober 1967 in Bolivia, waar hij in handen van de CIA en het Boliviaanse leger viel. Vandaag leeft Che Guevara voort in Zuid-Amerika en daarbuiten. Hij heeft ons een krachtige traditie nagelaten als internationalist en revolutionair die tot zelfopoffering bereid was. Che blijft een inspiratiebron voor de strijd tegen uitbuiting. Het is nuttig om Che’s kwaliteiten als symbool van strijd tegen onderdrukking te herdenken en de heldhaftige rol die hij gespeeld heeft in de Cubaanse revolutie van 1959 te erkennen. De guerrilla, die hoofdzakelijk gevoerd is door de onderdrukte boerenbevolking, leidde
22
C h e G u e va r a - Sy m b o o l va n s t r i j d
tot de omverwerping van de dictatuur van Batista. Dit was slechts mogelijk door de concrete situatie in Cuba en andere Caraïbische en Centraalamerikaanse landen. Het was niet mogelijk, ook niet voor Che, om deze ervaringen succesvol te herhalen in revoluties in andere Zuidamerikaanse landen, waar andere voorwaarden golden. De bevolking van Zuid-Amerika was meer verstedelijkt en de boerenklasse was numeriek minder sterk dan in Centraal-Amerika. De poging van Che om dezelfde strategie te gebruiken in ZuidAmerika roept belangrijke vragen op omtrent zijn ideeën en methodes. Die moeten bediscussieerd en geanalyseerd worden door de revolutionaire socialisten. Zijn jeugd Che was niet gemakkelijk geneigd om politiek actief te worden. De verklaring hiervoor vinden we in zijn opvoeding. Hij is opgegroeid in de middengroepen van de maatschappij. Het was zijn doel om arts te worden en zo de armen en de zieken te helpen. Hij studeerde in 1953 af als arts aan de faculteit geneeskunde van de universiteit van Buenos Aires. Zijn familie was verhuisd van Misiones naar Cordoba omwille van zakelijke redenen, en ook om een beter klimaat op te zoeken voor de chronische astma waar Che aan leed. Uiteindelijk verhuisden ze in 1947 naar Buenos Aires, waar z’n ouders gescheiden zijn. Astma was een kwaal die Che zijn hele leven meedroeg. Deze belemmering maakt Che’s strijd nog opmerkelijker. Omdat hij als jongere vaak te bed moest blijven, kreeg hij een enorme interesse in studie en in schaken. Hij was vastberaden om de kwaal te overwinnen en om meer te gaan sporten, maar door zijn ziekte werd hij nogal eenzaam en spendeerde hij veel tijd aan lezen en studeren. Toen zijn ouders uit elkaar gingen, zijn grootmoeder stierf en de familie in financiële problemen terechtkwam, versterkte dit enkel zijn interesse in de studie. Aan de universiteit begon Che meer in politiek geïnteresseerd te raken, maar hij nam nog niet actief deel aan het politieke leven. Hij begon socialistische ideeën te ontdekken. Hij bestudeerde Marx, Engels, Lenin en in zekere mate Stalin. Hij las ook werken van schrijvers zoals Zola en Jack London, en werken van Argentijnse socialisten zoals Alfredo Palacios. Zijn poëtische voorkeur ging onder meer uit naar Pablo Neruda, een Chileen die lid was van de communistische
1. Z w e r v e r
23
partij, en ook naar Lorca, een Spaanse poëet die veel schreef over de Spaanse Burgeroorlog. Ondanks zijn interesse in socialistische ideeën, engageerde hij zich niet in het politieke leven. Hij had wel enkele discussies met leden van de Jong Communisten en andere linkse groepen. Volgens bepaalde bronnen zou hij lid zijn geweest van de Peronistische Jeugd, een Argentijns-nationalistische, populistische vereniging onder leiding van generaal Péron. Het enige doel van dat lidmaatschap was echter het verkrijgen van toegang tot bepaalde delen van de universiteitsbibliotheek. Hij werd bestempeld als radicaal en rad van tong, maar hij had geen uitgewerkte ideeën en hij beschouwde zichzelf zeker niet als marxist. Zijn hoofddoel was nog steeds om arts te worden en om zo de armen en de zieken te helpen. Er kwam echter een tweede doel op de proppen. Er begon zich een passie te ontwikkelen voor reizen. Eerst ontdekte hij Argentinië, en daarna ondernam hij twee reizen die hem doorheen heel Zuid-Amerika brachten. Ontdekkingstochten De ervaringen die Che opdeed met zijn reizen veranderden zijn ideeën over wat noodzakelijk was om een einde te stellen aan armoede en uitbuiting. Door de gebeurtenissen waarmee hij geconfronteerd werd, begon hij socialistische ideeën te aanvaarden en te ondersteunen. Che’s eerste grote reis had plaats in 1950, toen hij doorheen Argentinië trok. Voor het eerst in zijn leven was hij getuige van de enorme sociale ongelijkheid in zijn land. In Buenos Aires had hij uiteraard ook armoede gezien, maar tijdens zijn reis zag hij voor het eerst het tweeledige karakter van Zuid-Amerika. Buenos Aires was op cultureel vlak één van de meest Europese steden van Zuid-Amerika. Tijdens zijn reis bezocht Che de meest achtergebleven en sociaal misdeelde gebieden van Argentinië. Hij bekeek de toestand van de ziekenhuizen en de levensomstandigheden van de plattelandsbevolking waarmee hij in contact kwam vooral vanuit het standpunt van een toekomstige arts. Che concludeerde uit deze ervaringen dat de moderne Argentijnse staat vooral een “luxueus gordijn” was waaronder de “echte” ziel lag, een ziel die verrot en ziek was.
24
C h e G u e va r a - Sy m b o o l va n s t r i j d
Che’s eerste internationale reis vond plaats in 1952. Hij maakte een tweede reis in 1953/54. Vooral die laatste reis had een uitgesproken effect op het verdere verloop van zijn leven. Niemand kan ontsnappen aan de gevolgen van sterke sociale omwentelingen. Het klopt dat sommigen, vooral individuen met een achtergrond uit de middenklasse, zich tevreden stellen met het waarnemen van gebeurtenissen. Anderen zijn veel meer betrokken bij grote sociale gebeurtenissen en de strijd tussen de verschillende klassen. Che stelde zich in het begin van zijn reis tevreden met zijn rol als waarnemer. Hij evolueerde evenwel tot iemand die zich sterk betrokken voelde bij de klassenstrijd. Dat zou hem op termijn het leven kosten. Bij het begin van zijn reizen per motor door Zuid-Amerika waren Che en zijn reisgenoot Alberto eerder geïnteresseerd in plezier en het opdoen van strikt medische ervaringen. Che’s Motorreis-dagboeken tonen dit aan. Zuippartijen, flirten en andere jeugdavonturen domineerden de reis over het continent. Toen ze de Chileense grens overstaken, gaven ze zichzelf uit voor lepradeskundigen. De lokale pers schreef over de tocht van de twee avonturiers. De plaatselijke krant van Temuco maakte een grote krantenkop: “Twee Argentijnse lepradeskundigen maken een reis per motor door Zuid-Amerika”. Ze moesten regelmatig vluchten uit dorpen en stadjes omdat ze zich de woede van lokale boeren op de hals haalden, vooral van vaders van aantrekkelijke dochters... Gedurende die eerste reis leidde Che een zorgeloos bestaan, net zoals hij dat aan de universiteit van Buenos Aires kende. Dat was mogelijk dankzij de vrij hoge welvaart van zijn middenklasse-familie. Tegelijkertijd weerspiegelde dit ook de onafhankelijke geest die hem kenmerkt. Hoewel dit deel van de reis het dominante onderwerp is van zijn dagboek, maakte hij ook heel wat andere dingen mee die een belangrijke invoed op hem hadden. De armoede die hij om zich heen zag, wekte een enorme sociale bewustwording op. Tijdens zijn reizen werd Che’s woede over de onverschillige houding van de heersende klasse tegenover de armen opgewekt. Tijdens zijn verblijf in de Chileense havenstad Valparaiso werd Che gevraagd om een oude vrouw te helpen, die aan het sterven was van chronische astma en een zwak hart had. Hij kon weinig doen. Maar de ervaring om iemand die in bittere armoede leeft te helpen, liet sporen na. Achteraf schreef hij: “In de laatste momenten van mensen
1. Z w e r v e r
25
waarvan de toekomst niet verder dan de volgende dag reikt, zie je de drama’s waarmee het proletariaat over de hele wereld te kampen heeft. In die stervende ogen zie je een onderworpen verontschuldiging en een hopeloze smeekbede om troost die verloren gaat in de leegte, net zoals hun lichaam dat zal verloren gaan in de gigantische ellende die ons omringt. Hoe lang deze gang van zaken, die gebaseerd is op het absurde kastensysteem, zal doorgaan weet ik niet. Maar het is tijd dat diegenen die regeren minder tijd besteden aan het verkondigen van medelijden en meer, veel meer, geld besteden aan werken van sociaal belang.”
Che beschreef zijn reizen op de motor doorheen Latijns-Amerika in zijn ‘Motorcycle Diaries’ die ook verfilmd werden (zie foto)
26
C h e G u e va r a - Sy m b o o l va n s t r i j d
Staking in de mijnen Che en zijn vriend konden geen boot vinden die hen naar het Paaseiland bracht, dus reisden ze verder naar het noorden waar ze uiteindelijk in Chuquicamata terecht kwamen, de stad met de grootste bovengrondse kopermijn ter wereld. Deze mijn was eigendom van VS-multinationals zoals Anaconda en Kennecott. Het Amerikaanse beheer was een symbool van de imperialistische overheersing van Chili. Later werden ze genationaliseerd door de regering van Salvador Allende die tussen 1970 en 1973 aan de macht was. In 1973 werd Allende’s regering door de legertop, die de hulp van de CIA kreeg, bloedig omvergeworpen.1 Hier zagen Che en Alberto de harde realiteit van de klassenstrijd. Ze ontmoetten een ex-mijnwerker en zijn vrouw, die beiden lid waren van de toen nog illegale Chileense communistische partij. Che hoorde de wrede verhalen van onderdrukking, verdwijningen en verbanningen van al wie opkwam voor arbeidersrechten. Che en Alberto slaagden erin binnen te dringen in een mijn waar een staking werd voorbereid. Ze werden rondgeleid door een mijnwerker die zei: “...Die idiote gringo’s! Ze verliezen miljoenen peso’s per dag dat we staken en toch ontzeggen ze een paar cent aan de arme arbeiders.” Het bezoek aan de mijnen liet een blijvende indruk na op Che. Hij hield een gedetailleerd verslag bij van de gesprekken die hij met de arbeiders voerde, maar ook van de productietechnieken en het belang van de mijnbouw voor de Chileense economie. Hij protesteerde tegen de onderdrukking van het proletariaat en de vernietiging van het landschap. Ondanks de diepe impact van deze gebeurtenissen op Che, had hij nog verdere ervaringen nodig vooraleer hij zich zou toeleggen op een leven als revolutionair. 1 Tijdens de doorreis van Che en zijn makker waren er in Chili presidentsverkiezingen die uiteindelijk gewonnen werden door de populistische en nationalistische kandidaat generaal Carlos Ibanez del Campo. Eenmaal aan de macht sloot hij een akkoord met het VS-imperialisme en voerde een wreed deflatiepakket door, waarin afgezien werd van de belofte om de kopermijnen in Chuqui te nationaliseren. In deze verkiezingen werd de linkse kandidaat, Salvador Allende, laatst. Dat kwam deels door het wettelijke verbod op de Communistische Partij en haar sympathisanten. Allende werd later tot president verkozen, hij was de eerste socialistische kandidaat die verkiezingen in Zuid-Amerika won. Bij zijn overwinning omschreef hij zichzelf als marxist. Een van de eerste daden van de door socialisten geleide regering was de nationalisering van de kopermijnen bij Chuqui. Een bloedige staatsgreep op 11 september 1973 maakte een einde aan de democratisch verkozen regeringen van Allende.
1. Z w e r v e r
27
Incacultuur De volgende stop op zijn trektocht was Peru waar hij dokter Hugo Pesce ontmoette, een lid van de Peruviaanse communistische partij. Deze ontmoeting betekende voor Che de definitieve stap naar het socialisme. Voor ze in Lima aankwamen, hadden Che en Alberto de kans om de wonderbaarlijke Incacultuur te bezichtigen. Zoals bij alle bezoekers van de oude Incastad Cuzco en de tempelruïnes van Macchu Picchu, lieten de grimmige gevolgen van 400 jaar Europese overheersing en harde onderdrukking van de inheemse bevolking ernstige sporen na op Che’s bewustzijn. Pablo Neruda schreef in zijn beroemde werk over Zuid-Amerika, Canto General (‘Algemeen Lied’), een gedicht met de titel Alturas de Macchu Picchu (‘De hoogten van Macchu Picchu’). Daarin stelde hij de oude ruïnes hoog in de Andes voor als een symbool van aanmoediging voor iedereen die vecht tegen uitbuiting. In Che’s geboorteland Argentinië is de inheemse bevolking verdreven of uitgemoord. Hun cultuur is totaal verwoest. In Peru, Bolivia, Mexico en enkele andere Zuidamerikaanse landen was dat niet het geval. Daar werd de inheemse bevolking, die grotendeels op het platteland leefde, een van de meest uitgebuite lagen van de bevolking. In de steden vormden de mestiezen (mensen van gemengde afkomst) de arbeidersklasse. De rijkste klasse bestaat nog steeds voornamelijk uit Europese afstammelingen. De geschiedenis van overheersing en de blijvende uitbuiting van het continent door het Amerikaanse imperialisme heeft ervoor gezorgd dat er een groot anti-imperialistisch bewustzijn leeft bij de uitgebuite klasse. Che heeft tijdens zijn bezoek aan Peru de haatgevoelens van de bevolking overgenomen. Toen Che zijn verblijfplaats moest verlaten omdat een groep Amerikaanse toeristen aankwam, schreef hij: “Uiteraard weten de toeristen, die in hun comfortabele bussen reizen, niets van de levensomstandigheden van de Indianen... De meeste Amerikanen vliegen onmiddellijk van Lima naar Cuzco, ze bezoeken de ruïnes en keren terug, zonder enig belang te hechten aan iets anders.” Op 1 mei kwamen de twee zwervers aan in Lima. Che ontmoette Dr. Pesce, van de Peruviaanse communistische partij en een volgeling van de Peruviaanse filosoof José Maríategui. Maríategui’s belangrijkste werk, Zeven duidende werken over de Peruviaanse werkelijkheid, werd in 1928 geschreven.
28
C h e G u e va r a - Sy m b o o l va n s t r i j d
Dit werk legde grote nadruk op de rol van de boeren en de inheemse bevolking in de strijd voor het socialisme. De discussies met Pesce hadden een groot effect op Che. Tien jaar later stuurde Che een exemplaar van zijn eerste boek, De guerrillaoorlog, naar de dokter met als opschrift: “Aan dokter Hugo Pesce die, misschien zonder het te weten, een grote verandering teweeg bracht in mijn houding ten opzichte van het leven en de maatschappij. Ik heb nog steeds dezelfde avontuurlijke drijvende kracht, maar meer gekanaliseerd in de richting van de noden van Zuid-Amerika.” In dit stadium was Che, ondanks de discussies met dr. Pesce, nog steeds niet openlijk voor het marxisme gewonnen. Zijn meningen begonnen vorm aan te nemen en hij kwam er stilaan mee naar buiten. Hij begon openlijk internationalistische ideeën te ontwikkelen, vooral met betrekking Zuid-Amerika. Internationalisme Op een feestje in Peru voor Che’s 24ste verjaardag, toastte Che met volgende woorden: “(...) De Zuidamerikaanse verdeeldheid in verschillende staten is pure onzin. We maken allemaal deel uit van het Mestiezenras, dat van Mexico tot de Straat van Magallanes belangrijke etnografische gelijkenissen vertoont. Daarvoor, en in een poging om mij los te rukken van het beperkte provincialisme, toast ik op Peru en op een ééngemaakt Amerika.” Deze uitspraken bevestigen duidelijk zijn ontwikkelende internationalistische ideeën. Toch slaagde hij er niet in om een marxistische analyse te maken, en hij was nogal simplistisch in de evaluatie van de situatie. De drang naar een ééngemaakt Zuid-Amerika bestaat reeds vanaf Símon Bolívar (die het rebellenleger aanvoerde tegen de Spaanse bezetter en zorgde voor de
1. Z w e r v e r
29
onafhankelijkheid van grote delen van Latijns Amerika) en de 19de eeuwse oorlogen voor nationale vrijheid. Continentale eenheid is nog steeds een krachtig gevoel dat leeft bij de Zuidamerikaanse bevolking, naast een nationaal bewustzijn in elk land. De hernieuwde drang bij de bevolking om Zuid-Amerika te herenigen kan nooit verwezenlijkt worden onder het kapitalisme, want de heersende kapitalistische klasse van elk land verdedigt zijn eigen economische en politieke belangen. Ze zijn ook onlosmakelijk gebonden aan de economische en materiële belangen van het imperialisme. De oprichting van een democratische Zuidamerikaanse federatie, als stap om tot een ééngemaakt Zuid-Amerika te komen, is enkel mogelijk door het omverwerpen van het kapitalisme en het imperialisme, en door het opbouwen van het socialisme. De stuwende kracht van het internationalisme was een van de onderwerpen waarop Che zeer regelmatig terugkwam. Hij werd later één van de belangrijkste verdedigers van de internationaal georganiseerde revolutie tegen het imperialisme en het kapitalisme. Het grote verschil met de marxistische analyse lag bij de analyse van hoe de revolutie tot stand komt en welke klasse daarin het voortouw neemt. Na zijn reis keerde Che erug naar Argentinië om zijn studies af te maken en examens af te leggen. De impact van de reis op Che’s leven bleek in zijn Notas de Viaje (‘reisnotities’), opgesteld aan de hand van zijn dagboek. Hij was niet meer dezelfde persoon. “De persoon die deze nota’s geschreven heeft, stierf toen hij terugkwam op Argentijnse bodem. Ik ben niet meer dezelfde. Het zwerven doorheen ons ‘América’ heeft me meer veranderd dan ik dacht.” Terug in Argentinië hoopte zijn familie dat er een einde zou komen aan het gezwerf en dat Che als dokter aan de slag zou gaan. Che maakte zijn studies af en kreeg zijn diploma in juni, enkele dagen voor zijn 25ste verjaardag. De hoop van zijn familie vervloog snel toen Che plannen maakte voor een tweede reis door Amerika. Deze keer was zijn reisgenoot een oude vriend, Carlos ‘Calica’ Ferrer. Ze maakten plannen om naar Bolivia te gaan. Che wilde de oude Incaruïnes en Macchu Piccu terugzien. Che wilde op langere termijn ook India bezoeken en Calica droomde van Parijs. Toen ze begin juli per trein uit Buenos Aires vertrokken, was Che nog steeds niet van plan om als revolutionair te leven. Het zwerven zat nog te veel in zijn bloed. Daar zou echter snel verandering in komen...
30
C h e G u e va r a - Sy m b o o l va n s t r i j d
Mensen nemen deel aan revoluties voor verschillende redenen. Sommigen zijn gedreven door politieke ideeën, anderen door haat tegen een bestaand systeem en nog anderen nemen deel aan sociale omwentelingen omdat ze gewoonweg niet aan de zijlijn kunnen staan. De reden waarom Che’s leven een scherpe bocht nam, kan niet in één enkel feit gevonden worden. Hij was ongetwijfeld geïnteresseerd in politiek en hij was verontwaardigd door de sociale omstandigheden die hij om zich heen zag. Hij was ook diep onder de indruk van de sociale uitbarstingen die hij op zijn tweede reis zag. Zo was hij getuige van twee revolutionaire bewegingen, in Bolivia en Guatemala. Dat zorgde ervoor dat zijn leven een onverwachte wending nam.
31
2. In Bolivia
Tijdens zijn tweede reis schreef Che opnieuw een dagboek, Otra vez (‘Nogmaals’)1. Bij het begin van zijn reis schreef hij : “Deze keer is de naam van mijn reisgenoot veranderd van Alberto naar Calica. Maar de reis is dezelfde: twee vagebonden reizen door Amerika zonder precies te weten wat ze zoeken of waar het noorden ligt.” Che en Calica kwamen in juli 1953 in La Paz aan, de hoofdstad van Bolivia. Ze werden onmiddellijk opgenomen in de revolutionaire beweging die één van de armste en meest Indiaanse landen van Zuid-Amerika op dat ogenblik kende. Een jaar eerder was de revolutie onder de boeren en de mijnwerkers uitgebroken. Deze beweging had de radicale Movimento Nacionalista Revolucionario (Nationale Revolutionaire Beweging) aan de macht gebracht. Onder het nieuwe regime werd een groot aantal hervormingen doorgevoerd. De boeren dwongen na een lange bezetting van het land een grondige landbouwhervorming af. De mijnen, de voornaamste inkomstenbron van het land, werden genationaliseerd. De mijnwerkers en de boeren hadden zichzelf bewapend. Delen van het leger liepen over naar het kamp van de boeren en de arbeiders. Er werd een militie opgezet en het leger werd zelfs tijdelijk formeel ontbonden. Toch was de revolutie niet volledig voltooid met de oprichting van een regime van arbeidersdemocratie. Uiteindelijk werd de beweging verslagen. Gedurende deze revolutionaire gebeurtenissen speelden de mijnwerkers een cruciale rol in het oprichten van een nieuwe onafhankelijke arbeidersorganisatie, de COB (Centra Obrera Boliviana, vereniging van Boliviaanse arbeiders). Tijdens de revolutionaire opleving onderschreef 1 Dit dagboek, dat drie jaar van Che’s leven omvat, werd nooit integraal uitgegeven. Het werd na zijn dood overgeschreven door zijn weduwe, Aleida March. John Lee Anderson kon hiervan gebruik maken voor het samenstellen van zijn gewaardeerde biografie, Che Guevara - A revolutionary Life (‘Che Guevara, een revolutionair leven’), uitgegeven in 1997.
32
C h e G u e va r a - Sy m b o o l va n s t r i j d
de COB zelfs Het Overgangsprogramma, het programma dat Leon Trotski in 1938 scheef voor de oprichting van de Vierde Internationale. In La Paz bracht Che veel tijd door in café’s, hij vond er politieke vluchtelingen uit heel Amerika. Tijdens de revolutie werd Bolivia het politieke Mekka van linkse revolutionairen die aangetrokken waren tot de woelige gebeurtenissen die er plaatsgrepen. “La Paz is het Shanghaï van de Zuidamerikanen. Een bonte verzameling van avonturiers bloeit in de kleurrijke mestizostad”, schreef Che in zijn Otra Vez. Hier kwam hij in contact met een waaier van politieke activisten. Hij voerde talloze discussies en debatten. Hij ontmoette ook de Argentijnse gemeenschap van La Paz. Daar leerde hij Norgues kennen, een Argentijnse banneling. Door zijn sociale contacten had Che een dubbelleven in la Paz. Enerzijds als waarnemer van de revolutionaire gebeurtenissen, anderzijds als gewaardeerde gast van de Argentijnse gemeenschap.
De Boliviaanse mijnwerkers staan ook vandaag nog vooraan in de strijd voor verandering.
2. I n B o l i v i a
33
Het vuur van de revolutie Het was het revolutionaire proces in la Paz liet de grootste indruk op Che na. In juli schreef hij zijn vader een brief waarin hij zei dat hij langer in Bolivia wou blijven omdat: “...dit een zeer interessant land is, en het beleeft een bijzonder bruisende periode. Op 2 augustus wordt de landbouwhervorming doorgevoerd en er worden rellen en gevechten verwacht over het hele land. We hebben ongelooflijke, gewapende optochten gezien van mensen met ‘piripipi’ (machinegeweren). Elke dag horen we schoten en zien we doden en gewonden van vuurwapens.” Che, die de beroemde mijnwerkers zelf wou zien, bracht een bezoekje aan de Balsa Negra mijn, net buiten La Paz. Voor de revolutie hadden de bedrijfswachten het vuur geopend met machinegeweren op stakende arbeiders. Nu was de mijn genationaliseerd. Che zag vrachtwagens, volgeladen met gewapende mijnwerkers die terugkwamen van de hoofdstad om steun te geven aan de boeren en hun strijd voor de landhervorming. Met hun “versteende gezichten en rode plastic helmen leken ze wel krijgers uit een andere wereld.” Ondanks het contact met de Boliviaanse mijnwerkers heeft Che nooit de belangrijke rol van de arbeidersklasse in de socialistische strijd ingezien, zelfs in een land als Bolivia waar ze een meerderheid vormen. Dit zwakke punt, gecombineerd met andere factoren, had een directe invloed op de latere ontwikkeling van zijn ideeën. In dit stadium van zijn politieke ontwikkeling is het belangrijk te onthouden wat de invloed van de gebeurtenissen op zijn vooruitzichten was. Voor het eerst in zijn leven kwam Che rechtstreeks in contact met de hitte die het vuur van de revolutie verspreidt. Ondanks de opwindende gebeurtenissen bleef Che eerder een waarnemer dan een deelnemer. Nadat ze hun verblijf in La Paz ongeveer een maand hadden verlengd, zetten Che en Calica hun reis verder. Ze verbleven even in Lima (Peru) bij dokter Pesce en Gobo Nogues. Gobo beweert dat ze enkele keren gingen eten in the Country Club en in het duurste hotel van de stad, het Gran Hotel Bolívar. Ze reisden verder naar Ecuador waar ze vriendschap sloten met een andere groep avonturiers. Che’s bedoeling was om met Calica door te reizen naar Venezuela. Na enkele uitstappen besloten ze echter om naar Guatemala te trekken met een nieuwe reisgenoot, Gualo. Ze waren volledig platzak en moesten een tijdje op een schip werken. Voor ze in Guatemala aankwamen, reisden ze
34
C h e G u e va r a - Sy m b o o l va n s t r i j d
door Costa Rica, Panama en Nicaragua. Onderweg kwamen ze heel wat mensen tegen en voerden ze tal van discussies. Door naar het noorden te reizen, richting Centraal-Amerika, kwamen ze in een wereld terecht die heel verschillend was van ZuidAmerika. In het zuiden overheerste het imperialisme en stond de nationale kapitalistische klasse erg zwak. Er was een sterk verstedelijkte arbeidersklasse en de maatschappij was er meer ontwikkeld. Dat was zelfs het geval in de armste landen zoals Bolivia en Peru. In Centraal-Amerika drong het imperialisme zich brutaal op door lokale tirannen te creëren als staatshoofd, terwijl grote bedrijven, zoals Coca Cola en de United Fruit Company, de economie plunderden. Che schreef: “...De landen waren geen echte staten, maar privé- landgoederen.” Dit was slechts 50 jaar nadat de VS Panama had gecreëerd om het kanaal dat ze hadden gebouwd voor handels- en strategische doeleinden te beheren. Nicaragua werd 50 jaar geregeerd door de dictator Somoza. El Salvador was een dictatuur om de eigenaars van koffieplantages te beschermen. Honduras was de kweekbodem voor de United Fruit Company. De United Fruit Company was het symbool bij uitstek voor de uitbuiting van het continent door het imperialisme. Che’s favoriete dichter, Pablo Neruda, schreef een ironisch versje, La United Fruit co., dat de gevoelens van Latijns-Amerika weergeeft. Naar Guatemala De gebeurtenissen in Bolivia veranderden Che’s denken, de gebeurtenissen in Guatemala veranderden Che’s levenswijze. Hij kwam in Guatemala City aan op kerstavond. Hij begon een duidelijk idee te krijgen van hoe hij zijn leven zou voortzetten. Net voor zijn aankomst schreef hij een brief aan zijn tante Beatríz met wie hij een zeer sterke band had. In die brief schetste hij zijn politieke perspectieven. Die waren ongetwijfeld het resultaat van zijn ervaringen in Bolivia. Het was de eerste keer dat hij zich openlijk identificeerde met het socialisme. “Mijn leven was een zee van mooie verklaringen, totdat ik de moedige beslissing nam om mijn koffers te nemen en met de rugzak op de schouders op het kronkelige spoor belandde dat mij tot hier bracht. Dat spoor heeft me geleid langs de domeinen van United Fruit, die me nogmaals overtuigd hebben hoe afschuwelijk deze kapitalistische veelvraten zijn.
2. I n B o l i v i a
35
Ik heb gezworen dat ik niet zal rusten vooraleer deze veelvraten van de kaart geveegd zijn. In Guatemala zal ik mezelf vervolmaken en afwerken met wat ik nodig heb om een revolutionair te worden.” Hij beëindigde zijn brief als volgt: “van uw neef met het ijzeren gestel, de lege maag en de stralende hoop op een socialistische toekomst. Chao, Chancho”. In 1953 was de Guatemalteekse links-populistische regering onder leiding van kolonel Jacobo Arbenz gewikkeld in een strijd met het VS-imperialisme en de rijke elite van Guatemala City. Arbenz voerde een reformistisch beleid, net zoals de vorige regering die in de jaren 1940 aan de macht kwam na de val van de meedogenloze dictatuur van Ubico. Het VS-imperialisme gedoogde veel van deze reformist, maar in 1952 ging Arbenz een stap te ver. Er werd een decreet voor landhervorming uitgevaardigd waarbij het latifundiasysteem werd afgeschaft en de eigendommen van de United Fruit Company werden genationaliseerd. Het leverde Arbenz de haat van de Guatemalteekse elite op. Hij kreeg natuurlijk wel veen steun van de arme boeren en arbeiders. De United Fruit Company en de regering van Eisenhower waren razend. Het duurde niet lang of de CIA zorgde voor de omverwerping van de regering. Dit ‘socialistische’ experiment trok duizenden Zuidamerikanen aan die de strijd tegen het VS-imperialisme wilden aangaan. Er waren massamobilisaties en er ontstonden milities vanuit de regering en vanuit verschillende politieke partijen. In het begin waren die nog niet gewapend, maar daar kwam snel verandering in. Bij de Guatemalteekse revolte waren er, naast Che Guevara, nog verscheidene andere toekomstige leiders van linkse organisaties aanwezig. Onder hen ook Rodolfo Romero, de toekomstige leider van het Nicaraguaanse Sandinistische FSLN (Frente Sandinista de Liberacion Nacional) die de dictatuur van Somoza omverwierp in 1979. Che kwam in contact met heel wat politieke activisten en voerde talloze discussies. Hij werkte als dokter in een hospitaal en hij kwam in contact met Hilda Gadea, een verbannen leidster van de jongerenafdeling van de radicale populistische Peruviaanse beweging APRA. Ze liet hem kennis maken met activisten en leiders van verschillende politieke groeperingen en ze gaf hem politieke werken om te bestuderen, waaronder enkele van Mao Tse Tung. Het was hier in Guatemala dat Che enkele Cubaanse bannelingen ontmoette. Ze kregen asiel van de regering-Arbenz nadat ze het land
36
C h e G u e va r a - Sy m b o o l va n s t r i j d
waren onvlucht wegens hun deelname aan een poging om de militaire basis van Moncade aan te vallen. Voor het eerst ontdekte Che de strijd tegen het regime van Batista in Cuba. Volksfront De snelheid waarmee de gebeurtenissen in Guatemala ontwikkelden, hadden ook een invloed op de rijpheid van Che’s ideeën. Hij begon kritieken te vormen op communistische partijen die de tactiek van het volksfront verdedigden. Een volksfront is een alliantie met delen van de nationale, kapitalistische klasse om het imperialisme te bestrijden en de parlementaire democratie te behouden. Bepaalde communistische leiders beweren dat een stadium van kapitalistische democratie en economische ontwikkeling noodzakelijk is vooraleer de arbeidersklasse de strijd voor het socialisme kan voeren. Deze politiek ontaardt in ‘communistisch’ leiderschap dat de strijd van de arbeiders aan banden legt om de belangen van de kapitalisten niet te schaden. De arbeidersbeweging werd meermaals lamgelegd door deze politiek, wat regelmatig leidde tot de bloedige onderdrukking van diegenen die hiertegen reageerden. De doorslaggevende delen van de kapitalistische klasse waren bereid om democratische rechten af te schaffen en om repressie te gebruiken om hun eigen belangen te verdedigen. Che formuleerde daartegenover geen duidelijk alternatief. Hij begreep wel dat de communistische partijen op die manier het contact met het volk verloren met als enige doel te kunnen deelnemen aan regeringscoalities. Hij beweerde foutief dat geen enkele partij in Zuid-Amerika revolutionair kan zijn en tegelijk een verkiezingsstrijd kan aangaan. Ondanks het feit dat Che zijn ideeën begon te verkondigen, werden ze pas later volledig geformuleerd. Intussen begon Che zich te mengen in de discussies die plaatsvonden in Guatemala. De Verenigde Staten wilden het regime omverwerpen, want de gebeurtenissen in Guatemala vielen in goede aarde onder de bevolking van andere Zuidamerikaanse landen. Er kwam een algemene staking in Honduras. De Nicaraguaanse dictator Somoza vreesde dat zijn bevolking het voorbeeld van de buurlanden ging volgen. De CIA had een plan beraamd om de Guatemalteekse administratie omver te werpen. Ze creëerden een stroman, Castillo Armas, die de
2. I n B o l i v i a
37
plaats van Arbenz moest inpikken. In Nicaragua werd een paramilitaire militie opgeleid en de pro-Amerikaanse delen van het Guatemalteekse leger werden betrokken bij het complot tegen de regering. Arbenz weigerde maatregelen te nemen tegen diegenen die binnen het leger bekend stonden als pro-Amerikaans. Hij probeerde ze te kalmeren. Enkele dagen voor zijn regering werd omvergeworpen door de samenzweerders, verzocht hij het leger om wapens uit te delen aan de opgerichte milities. De commandant weigerde waarop de regering viel. Het bestaande kapitalistische staatsapparaat was intact gebleven en er werden geen arbeiders- en boerencomités opgericht van waaruit een leger kon worden opgebouwd. Deze nederlaag en het falen van Arbenz om enige actie te ondernemen tegen het kapitalistische staatsapparaat lieten een diepe indruk na op Che. Hij zou deze ervaring niet zou vergeten tijdens de Cubaanse revolutie. Nadat hij asiel kreeg in de Argentijnse ambassade, en na zich een tijdje verstopt te hebben, slaagde Che erin om in september naar Mexico te trekken. Als jonge activist waren zijn daden niet onopgemerkt gebleven. De CIA opende een dossier over hem. Na verloop van jaren werd het één van de dikste dossiers die ooit door de CIA over een persoon werd samengesteld. In Mexico ontmoette Che een leider van de Beweging van de 26ste juli die de dictatuur van Batista bestreed, Fidel Castro. Hun eerste ontmoeting vond plaats in 1955, waarna Che zich uiteindelijk bij de beweging aansloot. Na zijn ervaringen in Bolivia en na zijn actieve deelname in Guatemala volgde nu een nieuw tijdperk in zijn leven, niet langer als dokter en sociaal waarnemer. Vanaf nu werd hij een actieve deelnemer aan, en uiteindelijk leider van, historische gebeurtenissen.
39
3. Waar sluit ik me bij aan?
Toen Che in Mexico aankwam, waren zijn socialistische ideeën meer gerijpt. In Mexico zette hij ook de studie van Marx, Engels en Lenin verder, aangevuld met teksten van Jack London en andere schrijvers. Ondanks de verdere evolutie van Che’s politieke kennis bleef zijn vat op het marxisme onvolledig en eenzijdig. Deze zwakte was deels het gevolg van de interpretatie van het marxisme met betrekking tot de koloniale en semi-koloniale gebieden van Zuid-Amerika. Dit werd duidelijk in de manier waarop hij de concrete strijd tegen de dictatuur van Batista voerde. Che was eerder aangetrokken tot de Beweging van de 26ste juli van Castro dan door de Cubaanse communistische partij. Velen ter linkerzijde, vooral in Zuid-Amerika, vragen zich af hoe dat komt. Het antwoord ligt in de rol en de koers van de communistische partijen in Zuid-Amerika en het specifieke karakter van de Beweging van de 26ste juli. De Beweging van de 26ste juli kreeg haar naam door de mislukte aanval op de kazernes van Moncada in de Cubaanse stad Santiago in 1953. Deze aanval werd uitgevoerd door een groep jongelingen die nauw verbonden waren met de Cubaanse Volkspartij (Partido del pueblo Cubano), ook gekend als de Orthodoxe Partij. Dat was een radicale Cubaans-nationalistische groepering die zich in 1947 had afgesplitst van de Auténticos (de Ware Revolutionaire Beweging) en die geleid werd door Eduardo Chibas met als hoofddoel ‘eerlijkheid in het bestuur’. De Auténticos bestonden vanaf de jaren 1930 en wilden aanvankelijk beslag leggen op de 19de eeuwse nationaal-democratische revolutionaire traditie van Cuba’s nationale held, José Martí, dichter en onafhankelijkheidsstrijder die vermoord werd in 1895 toen hij een charge te paard aanvoerde tegen het Spaanse leger. Martí en de onafhankelijkheidsbeweging was samengesteld uit verschillende stromingen en ze bevatte een zekere anarchistische
40
C h e G u e va r a - Sy m b o o l va n s t r i j d
invloed van de groeiende, Spaanse arbeidersbeweging. Martí zelf stond achter een sterk sociaal programma en werd beïnvloed door bepaalde anarchistische organisaties. Hugh Thomas schreef in zijn omvangrijke boek ‘Cuba, het streven naar vrijheid’ dat Martí: “...uit zijn geschriften eerder een tijdgenoot van Rousseau blijkt dan van Marx...”. Martí was eigenlijk een strijder voor de nationale onafhankelijkheid en een voorstander van “sociale rechtvaardigheid”. Hij streefde niet naar een breuk met het kapitalisme, en hij verdedigde geen socialistische ideeën. De Auténticos wijzigden hun standpunten zeer drastisch. Nog geen tien jaar later deed de Orthodoxe Partij hetzelfde. Er ontstond in de Orthodoxe Partij een radicale stroming binnen de jongerenbeweging. Deze stroming raakte behoorlijk gefrustreerd over het gebrek aan strijdvaardigheid tegen Batista. Diegenen die de aanval uitvoerden op de Moncada-kazerne hoopten dat dit het begin van een nationale opstand tegen de tiran zou inluiden. Het draaide anders uit. De opstandelingen werden bloedig neergeslagen en de meesten werden vermoord of gevangen genomen. Onder hen ook Fidel Castro en zijn broer Raúl. Het merendeel van de 170 opstandelingen kwam uit de
Foto: Fidel Castro (vooraan) en andere leden van de Beweging van de 26ste juli bij hun vrijlating uit de gevangenis in 1955.
3 . Wa a r s lu i t i k m e b i j a a n?
41
middenklasse of de arbeidersklasse. Toch waren ze geen voorvechters van socialistische ideeën. Raúl Castro was lid van de Jong Communisten, maar het was zonder medeweten van de partij dat hij aan de aanval deelnam. Een strijdbaar programma De meerderheid was geen lid van een politieke beweging. Het programma waar ze voor stonden, was grotendeels beperkt tot de radicale aspecten van het programma van de democratische maar kapitalistische Orthodoxe Partij. Fidel Castro was geen uitzondering. In dat stadium zag hij zichzelf niet als socialist en hij was zeker geen marxist, ook al had hij enkele werken van Marx en Lenin had gelezen. De opstandelingen bezetten het radiostation van waaruit ze een verklaring uitzonden waarin ze hun standpunten toelichtten. “De revolutie verklaart dat het haar bedoeling is om van Cuba een land te maken waar het economisch goed gaat dankzij de rijke ondergrond, de geografische positie, de verscheidenheid van de landbouw en de industrialisatie. De revolutie verklaart haar respect voor de arbeiders en... het tot stand brengen van een sociale rechtvaardigheid, gebaseerd op de economische en industriële vooruitgang onder een goed georganiseerd nationaal plan...” De verklaring bevestigde dat “...ze zich baseert op de ideeën van Martí.” En er werd beloofd om de grondwet van 1940 te herstellen. Met andere woorden, ze stellen voor om in Cuba een moderne, geïndustrialiseerde kapitalistische democratie op te richten die de elementaire rechten van de arbeiders en de armen verzekert. Dit werd door Castro nog verder uiteengezet in zijn toespraak tijdens zijn proces. Castro schetste vijf wetten die hij wilde invoeren als de opstandelingen aan de macht zouden komen. Deze wetten waren radicaal en ze beloofden een nationalisatie van de telefoonmaatschappij en andere instellingen van openbaar nut, een landhervorming en een herstructurering van de suikerindustrie. Ze stelden ook een systeem voor waarin de winst van de suikerindustrie en andere niet-landbouwsectoren van de economie werden verdeeld onder de bevolking. Het programma stelde niet voor om de suikerindustrie te nationaliseren. Het programma kon geen einde stellen aan het bezit van de economie door buitenlandse bedrijven. Het was eigenlijk een programma van liberale, kapitalistische hervormingen dat, indien het
42
C h e G u e va r a - Sy m b o o l va n s t r i j d
uitgevoerd werd, de taken van de burgerlijke revolutie zou proberen aan te vatten. Historisch gezien stelt een burgerlijke revolutie een einde aan het feodaal systeem door een landhervorming door te voeren, ontwikkelt ze de industrie, verenigt ze een gebied tot een staat, voert ze een kapitalistische parlementaire democratie in en overwint ze de imperialistische overheersing door haar nationale onafhankelijkheid. De precieze taken van een burgerlijke revolutie verschillen van land tot land, en in sommige landen slagen ze er in om enkele van deze elementen waar te maken. Andere blijven onopgelost. Een mooi voorbeeld hiervan is Argentinië. Het feodale systeem in de landbouw werd er omvergeworpen en vervangen door het kapitalistische systeem, maar het land slaagde er niet in om zich los te rukken van de overheersing van de economie door imperialistische grootmachten. Toch zorgde de invoering van het programma van de burgerlijke revolutie in de koloniale en semikoloniale landen zoals Cuba gedurende tientallen jaren voor conflicten met de kapitalisten en het imperialisme. Dit komt omdat de nationaal kapitalistische klasse te zwak is, te veel afhankelijk van de grootgrondbezitters en te sterk verbonden met het imperialisme om een burgerlijk-democratische revolutie door te voeren. Een bijkomend aspect waarom de nationale kapitalistische klasse angst heeft om openlijk in conflict met het imperialisme te gaan, is de aanwezigheid van een strijdbare arbeidersklasse. Cuba zat geklemd tussen het imperialisme en een decadente heersende klasse. Daardoor was het onmogelijk om zelfs een beperkte vorm van liberale hervorming door te voeren. Net zoals in andere niet-geïndustrialiseerde landen was de nationale kapitalistische klasse in Cuba te zwak, te corrupt en te veel gebonden aan het imperialisme om een burgerlijk-democratische revolutie door te voeren. En net die revolutie is noodzakelijk in de ontwikkeling van een maatschappij. Zoals de Russische revolutie had aangetoond, kon dit opgelost worden door de arbeidersklasse, ook al was ze in de minderheid. Ze kon dit doen door de controle van de maatschappij over te nemen en een arbeidersdemocratie op te bouwen. Met een programma waarmee de arme lagen van de boerenklasse en andere onderdrukte lagen, zoals de verstedelijkte middenklasse en de intellectuelen, gewonnen worden, is het mogelijk om de grootgrondbezitters en de kapitalisten te verslaan.
3 . Wa a r s lu i t i k m e b i j a a n?
43
Door de overwinning van de internationale revolutie in de meer geïndustrialiseerde landen kon de opbouw van het socialisme beginnen. De overwinning in deze landen zou andere arbeidersstaten uit hun isolement halen en door hun hogere productiecapaciteit wordt de basis gelegd voor de opbouw van het socialisme, dit wil zeggen een maatschappij van overvloed waar aan de noden wordt tegemoet gekomen. Op die manier worden de taken van een burgerlijke, democratische revolutie door de arbeidersklasse uitgevoerd als onderdeel van de internationale socialistische revolutie. Dit is de klassieke theorie van de permanente revolutie die ontwikkeld werd vanuit de ervaringen van de Russische revoluties van 1905 en 1917. De theorie van de permanente revolutie werd ontwikkeld door Trotski en uiteindelijk omarmd door Lenin. De Cubaanse revolutie wierp met een vervormde karikatuur van deze marxistische prognose het kapitalisme en het grootgrondbezit omver, en verving ze door een centraal geplande economie. De revolutie zou bij de Cubaanse bevolking massale steun verwerven en enorme welvaart brengen. Maar het nieuwe regime dat in 1959 aan de macht kwam, was niet gebaseerd op arbeidersdemocratie. Castro en de Beweging van de 26ste juli Toen de aanval op Moncanda plaatsvond, verklaarde Castro nog steeds zijn steun aan de Orthodoxe Partij. De partijleiding beschouwde de mislukte aanval als een avonturistische actie. Grote delen van de partij en van de verstedelijkte middenklasse hoopten nog steeds op een overeenkomst met de dictator. Batista daarentegen beschouwde de aanval als een poging tot “communistische staatsgreep”. De communistische partij sprak over een “burgerlijke staatsgreep”. Het VS-imperialisme uitte zijn bezorgdheid over “de communistische opmars in Zuid-Amerika”. Onder druk van Washington, onder meer na een bezoek van CIA-directeur Allen Dulles, stemde Batista ermee in om het “bureau voor de onderdrukking van communistische praktijken” (Buró de Represión a las Actividades Comunistas - BRAC) op te richten. Noch de CIA, noch Batista doelden bij de oprichting hiervan op Castro en zijn aanhangers. Aangezien Castro en zijn kleine beweging niet als een ernstige bedreiging werden gezien, kwamen ze in 1955
44
C h e G u e va r a - Sy m b o o l va n s t r i j d
vrij als “gebaar van goede wil” na een campagne die mede uitging van de Rooms-katholieke kerk. In Cuba werd Castro onthaald als een held wegens zijn strijd tegen Batista en vooral wegens zijn verblijf in de beruchte gevangenis op het Eiland der Pijnbomen. De enige voorwaarde voor zijn vrijlating was dat hij Cuba zou verlaten. Hij trok richting Mexico waar heel wat Cubaanse bannelingen en enkele van zijn medestrijders verbleven. Castro had reputatie opgebouwd als stoutmoedige en charismatische leider. Als ‘jonge Turk’ in de beweging gebruikte hij die reputatie om er maximaal voordeel uit te halen. In de zomer van 1955 werd zijn nieuwe groepering, de Beweging van de 26ste juli, formeel opgericht en in 1959 splitsten ze zich af van de Orthodoxe Partij. Bij de oprichting verklaarde de beweging dat “de filosofie van Jefferson nog steeds gold”. Jefferson was één van de 18de eeuwse leiders van de Amerikaanse bevrijdingsoorlog tegen de Britse koloniale heerschappij. Zijn ‘filosofie’ verkondigde het liberale kapitalisme en de parlementaire democratie. Castro zag de Verenigde Staten als model voor Cuba. Binnen de Orthodoxe Partij bestond er een stroming die aanstuurde op onderhandelingen en compromissen met Batista. Andere stromingen, vooral onder de jeugd, zochten eerder de directe confrontatie met het regime op. De toekomstmogelijkheden voor Castro verbeterden in ‘51 door de zelfmoord van de leider van de partij, Eduardo Chibas. Door zichzelf voor te stellen als een nieuwe Martí, diende Castro een verzoek in bij de Orthodoxe Partij om hem te steunen. Communistische partij trekt zich terug Op het zelfde moment groeide een politiek vacuüm door de specifieke situatie waarin de Cubaanse communistische partij (Partido socialista popular - PSP) zich bevond. Hugh Thomas schreef in zijn boek: “De Cubaanse communisten trokken zich over het algemeen half en half terug gedurende deze jaren, om hun gezondheid en hun energie wat bij te schaven...” De partij had enorm aan geloofwaardigheid ingeboet door haar steun aan het volksfront. Deze werkwijze werd vanaf 1935, na een bijeenkomst van alle regionale partijen in Moskou waar een nieuwe lijn werd vastgelegd, overgenomen door de Zuidamerikaanse communistische partijen, behalve enkele uitzonderingen zoals Brazilië.
3 . Wa a r s lu i t i k m e b i j a a n?
45
Cuba nam de nieuwe lijn aan tijdens een periode van uitzonderlijke sociale onrust. In 1933 was er een radicale opstand van jonge legerofficieren. Naast andere maatregelen eisten ze de afschaffing van het Platt Amendement dat in 1901 in de VS getekend werd en hen het recht gaf militair te interveniëren in Cuba. Aan het hoofd van deze beweging stond een jonge officier met een arbeidersachtergrond, Fulgencio Batista. Dit was een periode van sociale oproer en radicalisering in Cuba. Binnen de regering was er een gezagscrisis. De enige kracht die de dingen leek te kunnen samenhouden, was het leger met aan het hoofd de jonge geradicaliseerde officieren. Batista weerspiegelde de conflicten tussen de verschillende klassen. Hij weerspiegelde de druk van een vleugel van de nationale heersende klasse om haar eigen belang te handhaven tegen het VS-imperialisme. Tegelijkertijd weerspiegelde hij de druk van de arbeidersklasse en secties van de geradicaliseerde middenklasse voor een grotere, sociale verandering. Hij balanceerde tussen de verschillende klassen die steeds meer met elkaar in botsing kwamen. Batista regeerde Cuba met een reeks marionetten-presidenten, toegevingen aan de arbeiders en ook door een beperkte landhervorming door te voeren. Er kwam een minimumloon en het was nu onwettelijk om werknemers ‘zonder reden’ te ontslaan. Deze maatregelen werden zeer langzaam doorgevoerd, maar ze krikten het vertrouwen van de arbeidersklasse op. Als een populistische leider met een arbeidersachtergrond genoot Batista gedurende een korte tijd wijdverspreide steun bij de Cubaanse bevolking. Maar zoals alle bonapartistische leiders en regimes die balanceren tussen verschillende klassenbelangen en hervorming en onderdrukking combineren, verdedigde Batista uiteindelijk slechts één klasse. Politieke tegenbewegingen kwamen nauwelijks met elkaar overeen. Onder Batista’s dictatuur werd in 1935, onder druk van de Amerikaanse ambassadeur, het leger ingezet tegen een algemene staking die opkwam voor een nieuwe democratische grondwet. Ondanks zijn nationalistische populisme, zwichtte Batista onder druk van het imperialisme, en uiteindelijk werkte hij er volop aan mee. Nadat hij de presidentsverkiezingen van 1940 won en zijn kandidatuur in 1944 introk, kwam hij terug aan de macht na een staatsgreep. Het nieuwe regime kwam aan de macht in 1952 en ontketende een golf van
46
C h e G u e va r a - Sy m b o o l va n s t r i j d
onderdrukking en terreur. De communisten ondersteunden Batista, omdat ze blindelings de beslissingen van de conferentie van Moskou uit 1935 volgden. Op het congres van 1939 besliste de PSP dat ze een positievere houding ging aannemen tegenover kolonel Batista. Vanaf dat moment was Batista niet langer “...het middelpunt van kritiek, maar het middelpunt van de democratie.” (New York Daily Worker, 1 oktober 1939). De internationale koepel van communistische partijen, de Comintern, schreef in haar krant: “Batista... is niet langer het centrum van de reactie... diegenen die werken aan de omverwerping van Batista handelen niet langer in het teken van de Cubaanse bevolking” (World news and views, nr. 60, 1938) In 1952 verklaarde de PSP dat het nieuwe regime niet verschilde van het oude! De ‘communisten’ hadden de bonapartistische dictator meer dan 10 jaar gesteund vooraleer hij de macht greep. Hugh Thomas schreef hierover dat de katholieken harder ingingen tegen het regime dan de communistische leiders. Desalniettemin had de PSP een grote invloed op belangrijke delen van de arbeidersklasse. Ook al moesten ze door deze gebeurtenissen bij de arbeiders en de jeugd aan steun inboeten. De hoogste prijs werd betaald door het Cubaanse volk dat leed onder een regime dat eigenlijk een marionet van het VS-imperialisme was. Historisch gezien was Cuba de speeltuin van de ‘gringo’s’. Havana was het bordeel en het casino van de Amerikaanse bankiers en industriëlen. Batista was niets meer dan hun pooier. Het was door deze historische positie van Cuba dat Che uiteindelijk bij de Beweging van de 26ste juli terecht kwam. Castro en zijn volgelingen waren ongetwijfeld een meer aantrekkelijke en strijdvaardige kracht dan de communistische partijen. Che kwam reeds in contact met enkele van die strijders voor hij in Mexico aankwam. Batista op de cover van Time Er broeiden al plannen om een gewaMagazine in 1953 pend verzet tegen Batista te beginnen.
3 . Wa a r s lu i t i k m e b i j a a n?
47
In 1954 had Che ook veel contact met leden van de communistische partijen uit heel Zuid-Amerika, voornamelijk bannelingen uit Guatemala. Aanvankelijk zag hij zijn toekomst binnen de Communistische Partij. Hij schreef aan zijn moeder dat hij waarschijnlijk die weg zou inslaan. Maar hij hield een afwachtende houding aan omdat het zwerversbestaan hem nog te veel aantrok. Hij maakte plannen om naar Europa te reizen en hij was nog niet klaar voor een ijzeren discipline. Het was pas in 1955 dat hij Castro ontmoette. De onmiddellijke vooruitzichten van de strijd die Castro hem voorschotelde en de “vaste overtuiging” deden Che uiteindelijk de ijzeren discipline die hij eerst verwierp, aanvaarden. Een revolutionaire geest Che’s aansluiting bij de Beweging van de 26ste juli verliep niet zonder problemen. Enkele leden hadden een burgerlijke achtergrond, en waren niet te spreken over Che’s politieke opvattingen. Ondanks zijn gebrek aan formele verplichtingen aan de beweging gaf Che blijk van enkele van de karaktertrekken die regelmatig zouden terugkomen gedurende zijn revolutionaire leven. Hij was streng. Eens hij zichzelf had toegelegd op zijn revolutionaire leven, deed hij dat met veel zelfopoffering. Hij was ook heel kritisch ten opzichte van andere revolutionairen. Jon Anderson vermeldt in zijn biografie dat een veteraan van Moncada, Melba Hernández, in Mexico aankwam om zich bij haar echtgenoot te vervoegen. Ze was zeer verfijnd gekleed en droeg heel wat juwelen toen ze Che ontmoette. Hij bekeek haar en zei dat ze geen echte revolutionair kon zijn. “Echte revolutionairen versieren zichzelf langs de binnenkant, niet langs de buitenkant.” Che legde zijn hart en ziel in de beweging toen ze de inval in Cuba aan het voorbereiden was om er de revolutie te voeren. Hij dreef zijn politieke studies op, volgde een zware psychische training en volgde een streng dieet om fit te worden. Omdat hij nog steeds last had van astma, moest hij dubbel zo gezond zijn als de anderen. Door zijn wilskracht en vastberadenheid overschreed Che de grenzen van zijn fysieke vermogens. Binnen de groep, die niet meer dan 30 leden telde, groeide Che snel uit tot buitenbeentje. De groep werd in Mexico opgepakt en dan weer vrijgelaten. Vanuit de gevangenis schreef Che zijn ouders. “Mijn toekomst is verbonden
48
C h e G u e va r a - Sy m b o o l va n s t r i j d
met die van de Cubaanse Revolutie. Ik triomfeer met haar of sterf met haar. (...)Vanaf nu zou ik mijn dood niet meer beschouwen als een frustratie, maar zoals Hikmet [de Turkse dichter]: ‘Ik zal naar het graf gaan alleen uit spijt voor een onafgemaakt lied.’” Zijn toewijding aan de revolutionaire zaak betekende nu zijn hele leven. Deze geest is onmisbaar om het kapitalisme te verslaan en om de revolutie te laten zegevieren. Het is deze kwaliteit in Che die diegenen die vechten voor de emancipatie van de arbeidersklasse en de uitgebuite klassen van vandaag nodig hebben om door te gaan. Omdat hij direct in een revolutionaire strijd betrokken geraakte, werd zijn stoutmoedigheid en zelfopofferingsgezindheid meteen evident. Tegelijkertijd ontwikkelden zijn ideeën op een zeer eenzijdige manier. Hij baseerde zich op de boeren en guerrillastrijd. Het vraagstuk over de rol van de arbeidersklasse in de stedelijke centra is echter beslissend om een correcte marxistische politiek te kunnen toepassen. Zoals verder zal worden uitgelegd, is dit ook het geval in landen waar de arbeidersklasse relatief klein is tegenover de gehele bevolking. Spijtig genoeg was Che, vanwege zijn ongelijkmatige ontwikkeling niet in staat om zijn ideeën om te vormen tot een programma dat landen als Argentinië, Chili en Brazilië, waar sterke arbeidersklassen bestaan, een geslaagde revolutie zou laten kennen.
49
4. Guerrilla en marxisme
Geen enkele revolutionair ontwikkelt zijn ideeën in een sociaal vacuüm of in totaal isolement. Che was daar geen uitzondering op. Niemand die zichzelf als revolutionair beschouwt, als iemand die vecht tegen uitbuiting en onderdrukking, twijfelt aan de heldhaftigheid, vastberadenheid en zelfopoffering van Che. Toen hij op Cuba aankwam, was hij ervan overtuigd dat het socialisme in Zuid-Amerika moest opgebouwd worden en dit om de bevolking van de uitbuiting en het continent te van de imperialistische overheersing te bevrijden. Toch had Che geen duidelijk zicht op hoe dit kon gebeuren en welke klasse de belangrijkste rol zou spelen. Vanuit een marxistische invalshoek was het meest belangrijke gebrek aan Che’s ideeën het onderschatten van de rol van de arbeidersklasse in het omverwerpen van het kapitalisme en het opbouwen van het socialisme. Door de concrete situatie in Cuba kon dit gebrek niet voorkomen dat Batista overwonnen werd door de kracht van de guerrilla. Omwille van internationale factoren en het tijdstip van de revolutie kon ook de omverwerping van het kapitalisme plaatsvinden (meer hierover in volgende hoofdstukken). Deze specifieke factoren gaven vorm aan het nieuwe regime dat na de revolutie tot stand kwam. Toen Che’s ideeën werden toegepast in andere Zuid-Amerikaanse met een andere objectieve situatie, kon dit niet leiden tot geslaagde revoluties. Veel heldhaftige en oprechte revolutionairen verloren hun leven omdat ze deze onvoltooide ideeën volgden. Che heeft geen lessen getrokken uit de Russische revolutie en de theorie van de permanente revolutie. Hij zag het belang van de arbeidersklasse niet in, ook al was dit slechts een minderheid van de bevolking. Spijtig genoeg waren er na de machtsovername door de Russische arbeiders geen geslaagde revoluties in andere landen. De bolsjewistische overwinning bleef geïsoleerd. Een combinatie van burgeroorlog en
50
C h e G u e va r a - Sy m b o o l va n s t r i j d
buitenlandse aanvallen verzwakten de Russische arbeidersstrijd. Het kapitalisme bleef een lange tijd verslagen in Rusland, maar in 1989/1991 maakte het opnieuw zijn intrede omdat de arbeiders geen controle hadden over de maatschappij. Dit was het gevolg van de machtsgreep van een geprivilegieerde, bureaucratische elite midden de jaren ‘20. Che slaagde er niet in om lessen te trekken uit de Oktoberrevolutie. Om deze lessen toe te passen in Zuid-Amerika is het noodzakelijk om een grote stap voorwaarts te zetten in het politieke denken. Che was geïsoleerd, en onder invloed van gebeurtenissen en andere ideeën. Daarom kon hij die stap voorwaarts niet zetten. Onder het kapitalisme is het noodzakelijk dat de arbeidersklasse staakt, betoogt en fabrieken bezet om toegevingen af te dwingen en om haar belangen te verdedigen. Het is ook noodzakelijk dat de arbeidersklasse zich verdedigt tegen gewapende aanvallen. De doorslaggevende rol die de arbeidersklasse speelt in de revolutie komt voort uit het collectieve klassenbewustzijn dat zich ontwikkelt op de werkvloer en dat de arbeidersklasse in staat stelt om de basis voor een democratische controle over de maatschappij voor te bereiden. Dit legt de fundamenten voor een arbeidersdemocratie die nodig is om het socialisme op te bouwen. Door de belangen van andere onderdrukte groeperingen op te nemen in het socialistische programma kan de arbeidersklasse hun steun winnen voor de omverwerping van het kapitalisme en het grootgrondbezit. De arbeidersklasse speelt de belangrijkste en leidinggevende rol in de revolutie en de opbouw van het socialisme. De boerenstrijd en het marxisme De armere boeren, die een belangrijke revolutionaire rol kunnen spelen in de strijd, hebben dit collectief klassenbewustzijn niet. Dat komt door hun geïsoleerde positie op het platteland, en hun economische verhouding met het platteland. Boeren zijn zeer individualistisch en kunnen niet dezelfde rol in de revolutie spelen als de arbeiders in de steden. Marxisten verdedigen de leidende rol van de arbeiders maar erkennen ook het belang van de strijd op het platteland, vooral bij de landbouwarbeiders en de verarmde boeren. Zelfs vandaag zijn er, ondanks de verstedelijking van Zuid-Amerika, heel wat belangrijke verbanden tussen de boerenbevolking en de
4. G u e r r i l l a e n m a r x i s m e
51
verstedelijkte bevolking, in het bijzonder de arbeidersklasse. Dit is duidelijk het geval in Centraal-Amerika. Arbeiders uit de steden trekken geregeld naar het platteland om te werken of om hun familie te helpen. Delen van de verstedelijkte armen leven bijna zoals boeren in de verkrotte buitenwijken van industriële centra. Deze delen van de bevolking zijn nog sterk gebonden aan de plattelandsbewegingen en gebruiken vaak dezelfde strijdmethoden als de boeren. We denken vooral aan landbezettingen en het vormen van gewapende groeperingen om zich te verdedigen tegen het leger, de politie of andere gewapende bendes die door de grootgrondbezitters worden ingehuurd. Onder bepaalde omstandigheden kan het gewapend verzet er vroeger uitbreken dan in de steden en het vertrouwen van de arbeidersklasse verhogen. Dit proces voltrok zich bij de opkomst van de Zapatisten (een radicale beweging van hoofdzakelijk boeren) in Mexico en bij de organisatie van landloze boeren (MST - Movimento Sem Tiera) in Brazilië. Een revolutionair marxistisch programma ondersteunt dergelijke strijdbewegingen en probeert ze te verbinden met de arbeidersbeweging in de steden. Ze zullen echter vooral tot steun dienen voor de meer essentiële beweging die in de steden plaatsvindt. Che was beïnvloed door verschillende factoren en trok andere conclusies, waarbij hij de rol van de arbeidersbeweging onderschatte. Zijn conclusies evolueerden. Ze werden gevormd op basis van observaties, discussies en zijn deelname aan de Cubaanse beweging. Zijn ideeën werden het duidelijkste in een aantal artikelen en publicaties na de machtsovername in 1959. Eén van de meest volledige verklaringen van zijn strategie is te vinden in zijn boek ‘De Guerrillaoorlog’ dat pas in 1960 werd uitgegeven. Een verschillend concept Omwille van zijn eigen achtergrond en omdat hij geen deel uitmaakte van de arbeidersbeweging, nam Che nooit actief deel aan de strijd van de arbeidersklasse. Los van enkele ervaringen in Guatemala was de Beweging van de 26ste juli Che’s enige actieve deelname aan de revolutie. Daarom slaagde hij er niet in om de kracht te zien die de arbeidersklasse door haar eenheid bezit. Andere politieke gedachten en ervaringen hadden onvermijdelijk ook hun invloed op de formulering van zijn hypothesen. Hij was beïn-
52
C h e G u e va r a - Sy m b o o l va n s t r i j d
vloed door de sterke traditie van strijdbewegingen in Zuid-Amerika. De strijd van Bolívar die probeerde heel het continent te verenigen, de Sandinistische strijd in Nicaragua, de strijd van Martí in Cuba en andere bewegingen tijdens de 19de eeuw, samen met de Mexicaanse revolutie (1910-18) en de boerenlegers van Zapata en Pancho Villa maken allemaal deel uit van die sterke traditie en hadden hun invloed op de kijk van politieke activisten. Deze bewegingen behoorden tot een vorig stadium van de geschiedenis toen de arbeidersbeweging nog in haar kinderschoenen stond. Sindsdien kende de arbeidersklasse een enorm ontwikkeling. Volgens Hugh Thomas was in 1953 slechts 42% van de Cubaanse bevolking werkzaam op het platteland. Eind de jaren 1950 waren er ongeveer 200.000 boerenfamilies en 600.000 landarbeiders. In de steden waren er ongeveer 400.000 families die behoorden tot de arbeidersklasse en 200.000 families die werkten als obers, bedienden en straatventers. De arbeidersklasse in Cuba eind jaren ‘50 was veel groter dan de arbeidersklasse in Rusland in 1917. Naast de historische traditie had ook de Peruviaanse dokter Pesce een enorme invloed op Che. Pesce verkondigde theorieën die hij begin de jaren 1920 samen met Maríategui had ontwikkeld. Ze herzagen de klassieke theorieën van Marx over de arbeiders en de boerenstand. Ze beschreven een veel grotere rol voor de boeren in de socialistische revolutie. Che was ook sterk aangetrokken tot de overwinning van het boerenleger onder leiding van Mao Tse Tung in China in 1949, en de nationale vrijheidsstrijd in Vietnam die op dat moment plaatsvond. Hij werd ongetwijfeld beïnvloed door enkele van Mao’s geschriften. De Latijns-Amerikaanse, communistische partijen waren formeel verbonden met de arbeidersklasse maar volgden liever een volksfrontpolitiek. Deze politiek eindigt steevast in het beknotten van de arbeidersbeweging om de kapitalistische belangen niet te schaden. Che verzette zich zoals de meeste jongeren tegen deze politiek omdat ze dogmatisch en niet radicaal genoeg was. Che probeerde een marxistische benadering te vinden voor de specifieke situatie in Latijns-Amerika. Hij slaagde er niet in om een ander alternatief te formuleren op de lafhartige communistische partijen, dan de guerrilla als drijvende kracht voor de revolutie in Zuid-Amerika. Als gevolg daarvan werd de “boerenklasse met een proletarisch karakter” de leidende klasse in de revolutie. Hij zei in een toespraak uit 1960
4. G u e r r i l l a e n m a r x i s m e
53
met als titel “de verantwoordelijkheden van het proletariaat in onze revolutie” dat: “...het duidelijk is dat de kracht van de revolutionaire beweging voornamelijk bij de boeren lag, en in de tweede plaats bij de arbeidersklasse... Cuba heeft, zoals andere onderontwikkelde landen, geen sterk proletariaat.” Hij ging verder met de volgende woorden: “De arbeiders waren bevoorrechte individuen.” In werkelijkheid drong die ‘primaire’ rol van de boeren de arbeidersklasse op de tweede plaats. Dit is net het tegenovergestelde van wat Marx zei over de leidende klasse in de revolutie en de opbouw van het socialisme. Het is waar dat de arbeiders in de Cubaanse steden een hogere levensstandaard kenden dan de boeren. Achter de gedachte van een ‘bevoorrechte arbeidersklasse’ lag het idee dat het revolutionaire potentieel van een klasse enkel bepaald wordt door de graad van armoede. Che zag de potentiële rol van een klasse niet als gevolg van haar maatschappelijke positie als klasse. Een bijkomende factor waarom Che deze conclusies trok, was de zwakke houding van de communistische leiders. In zijn boek De Guerrillaoorlog bagatelliseerde Che opnieuw de potentiële rol van de arbeidersklasse. Hij verwees naar de drie ‘bijdragen’ die Cuba heeft geleverd in de revolutionaire strategie. Hij zegt: “De derde bijdrage is er één van strategische aard. Het is een berisping aan het adres van diegenen die nog steeds dogmatisch beweren dat de massastrijd geconcentreerd is bij de verstedelijkte bevolking. Ze vergeten immers de gigantische deelname van de boeren uit de onderontwikkelde landen van Zuid-Amerika.” Hij gaat verder met te zeggen dat de onderdrukte levensomstandigheden van de stadsbevolking het moeilijker maken om een arbeidersbeweging te organiseren. Het is veel eenvoudiger om de boerenbevolking te organiseren, want die kan bijgestaan worden door gewapende guerrillastrijders. Che mist hier opnieuw het cruciale punt van de rol van de arbeiders als klasse bij de opbouw van het socialisme en hij ziet de revolutie enkel als een troepenmacht. Het komt er op aan om de problemen bij het organiseren van de arbeidersbeweging in de steden te overwinnen. Che vlucht spijtig genoeg weg van die hoofdzaak en richt zich op het platteland om met guerrillastrijders de lokale bevolking te ondersteunen.
54
C h e G u e va r a - Sy m b o o l va n s t r i j d
Foco-theorie In hetzelfde boek argumenteert hij dat “...de arena voor de gewapende strijd vooral het platteland moet zijn.” De guerrillabolwerken zouden op de boerenbevolking steunen en een beweging doen opflakkeren die het bestaande regime omverwerpt. Dit is de zogenaamde ‘focotheorie’. Che verdedigde zijn theorie en de Franse intellectueel Regis Debray goot het in een afgewerkte theorie voor het hele continent en omstreken. Che citeerde Debray in 1963 in een artikel met de titel ‘Bouwen aan een arbeiderspartij’: “We trokken van het platteland naar de stad, van klein naar groot, bouwend aan een revolutie die haar hoogtepunt bereikte in Havana.” De guerrillastrijders bouwden eigenlijk niet aan een revolutie, ze stapten eerder in een politiek vacuüm en namen initiatieven. Dat was slechts mogelijk door de concrete objectieve situatie in Cuba. Toen Che zijn ideeën in andere Zuid-Amerikaanse landen probeerde toe te passen, slaagde hij daar niet in. Onder bepaalde specifieke omstandigheden kan een guerrillastrijd op het platteland, waar de arbeidersklasse niet de leidende rol heeft, erin slagen om een regime omver te werpen. Maar zonder het leiderschap van de arbeidersklasse is het niet mogelijk om een nieuw bestuur te vormen dat zich baseeert op arbeidersdemocratie en de opbouw van het socialisme aanvangt. Ondanks Che’s verkeerde benadering hiervan, hadden zijn socialistische standpunten een belangrijke invloed op de Beweging van de 26ste juli en op de verdere ontwikkeling van het revolutionaire proces in Cuba.
55
5. Granma en de Beweging van de 26ste juli
Op 2 december 1956 landden 82 mannen op de Cubaanse kust. Ze kwamen uit Mexico in een versleten sloep, de Granma. De reis en landing waren bijna rampzalig. De geplande reis van vijf dagen werd er een van zeven. Soms was de trip bijna komisch: bij het naderen van de Cubaanse kust viel de navigator overboord. De landing moest samenvallen met een gewapende opstand in Santiago. Een honderdtal opstandelingen zou de aankomst van de Granma met vrachtwagens en materiaal opwachten. Frank Pais, een leider van de Beweging van de 26ste juli in de provincie Oriente, zou dit coördineren. Hij zou later ook de leveringen voor het rebellenleger verzorgen via het stedelijke ondergrondse netwerk Llano.
56
C h e G u e va r a - Sy m b o o l va n s t r i j d
Nadat de Granma anker had gelicht, was het plan om een aanval in te zetten op de steden Niquero en Manzilla, alvorens verder te gaan naar de Sierra Maestra, een bergketen, vanwaar Castro het regime van Batista definitief wou verslaan. Batista had extra troepen naar de provincie Oriente gestuurd. Hij verpletterde de opstand in Santiago, terwijl zeevaart- en vliegtuigpatrouilles de aankomst van Castro en zijn medestanders afwachtten. De geplande opstand begon niet echt goed en werd voorlopig verder in het defensief gedrongen. De rebellen kwamen in volle daglicht aan land en zaten 1,5 kilometer van de plaats van afspraak. Ze lieten het grootste deel van hun materiaal achter. Degenen die hen moesten opwachten, hadden het opgegeven en waren de nacht voordien vertrokken, nadat ze twee dagen hadden gewacht. Bovendien werden ze ook nog eens opgemerkt door een vliegtuig dat daar op patrouille was. De groep splitste zich in twee en zwierf twee dagen rond. Zoals Che later in zijn dagboeken beschreef: “We waren gedesoriënteerd en liepen rond in cirkels, een leger van schaduwen, van spoken die rondliepen alsof ze werden gestimuleerd door een bijzonder psychisch mechanisme.” Uiteindelijk slaagden ze erin om te hergroeperen en zette de groep koers naar de bergketen Sierra Maestra. Een lokale boer bood daarbij zijn diensten aan als gids. Ze werden geconfronteerd met een eerste aanval door het Cubaanse leger waarbij Che licht gewond werd in de nek. Guerrillaoorlog Dit was het begin van een oorlog die twee jaar zou aanslepen. De oorlog einndigdd in januari 1959, nadat Batista het land was ontvlucht op nieuwjaarsavond. De guerrillaleden van de Beweging van de 26ste juli marcheerden Havana binnen en werden er verwelkomd door een algemene staking van de arbeiders. Van de 82 personen die aan land kwamen met de Granma, slaagden er iets meer dan twintig in om in de Sierra Maestra te hergroeperen. Nog minder zouden de triomf van de revolutie op nieuwjaar 1959 meemaken. Hoe was het mogelijk dat zo’n kleine groep triomfeerde in twee korte, zij het turbulente en bloedige jaren? Het antwoord is terug te vinden in een combinatie van politieke en sociale factoren. Allereerst was de steun voor Batista aan het wegkwijnen. Het verzet tegen de dictatuur groeide en tegen 1959 stond het regime op instorten. Zelfs
5. G r a n m a e n d e B e w e g i n g va n d e 2 6 s t e j u l i
57
het leger was beïnvloed door de stemming in de samenleving en raakte in toenemende mate gedemoraliseerd. Tegelijkertijd slaagde geen enkele oppositiepartij erin om de woede van de bevolking te kanaliseren. De tamme PSP was nog grotendeels gecompromitteerd door haar vroegere samenwerking met Batista. Toch had de partij nog een zekere autoriteit bij delen van de industriële arbeidersklasse in de steden. De leiding gebruikte dit om de arbeidersbeweging in het gareel te houden. Als resultaat hiervan ontstond er een politiek vacuüm in Cuba. Castro en zijn krachten, hoewel relatief klein in omvang, waren in staat om dit te vullen tijdens de twee jaar durende strijd die ze vanuit de Sierra Maestra voerden. Tegen eind 1958 beschikte Castro over niet meer dan 3000 strijders, inclusief een aantal niet-vechtende medestanders in zijn kampen. Puur vanuit militair standpunt won Castro in de oorlog van 1956-58 een opmerkelijke overwinning. De Pruisische generaal en schrijver Clausewitz stelde: “Oorlog is ook een reëel politiek instrument, een voortzetting van de politiek maar met andere middelen.” Het waren de objectieve politieke situatie en de zich ontwikkelende sociale factoren die Castro in staat stelden om op slechts twee jaar tijd zo’n overwinning te boeken. Om deze overwinning te bereiken, speelden subjectieve factoren zoals de ineenstorting van het moreel van het Cubaanse leger en de wilskracht en vastberadenheid van de vechters van de Beweging van de 26ste juli een cruciale rol. Omwille van de haat van de massa van de Cubaanse bevolking tegenover Batista konden de guerrillero’s op de steun van de boeren en de stedelijke bevolking rekenen. Er was geen andere politieke kracht die een vastberaden en ernstige strijd tegen het regime voerde. De steun werd groter naarmate de oorlog verder woedde en de brutaliteit van het Cubaanse leger meer en meer tegenover de heroïek van Castro’s strijders werd geplaatst. Bovendien werden gevangen genomen soldaten van Batista’s leger niet geëxecuteerd, wat wel het geval was voor gevangen guerrillastrijders. Er werd met hen gediscussieerd en ze werden zonder bestraffing vrijgelaten. Zo’n initiatieven ondermijnden het moreel van Batista’s troepen. Castro liet geen gelegenheid voorbijgaan om zichzelf als een moderne José Marti en nieuwe bevrijder van Cuba voor te stellen.
58
C h e G u e va r a - Sy m b o o l va n s t r i j d
Che Guevara ontpopte zich tot een van de belangrijkste militaire en politieke leiders. Oorspronkelijk had hij zich enkel ingeschreven als medisch expert. De gebeurtenissen dwongen hem in een andere richting. Hij toonde uitzonderlijke kwaliteiten in een verschroeiende oorlog. Vroeg in het conflict overschreed hij opnieuw een grens in de ontwikkeling van zijn eigen karakter. Tijdens een gevecht tussen het leger en de guerrilla moest hij ooit in een fractie van een seconde kiezen tussen zijn medisch materiaal of een machinegeweer en munitie. Hij koos voor het laatste en het werd al snel duidelijk dat Che in weerwil van zijn medische kennis en ervaring niet gedoemd was om de rol van dokter te spelen. Naarmate de oorlog verder ging, steeg de autoriteit van Che bij zijn medestanders. Hij kwam actief tussen in gevechten met het leger en ondernam soms erg gevaarlijke missies voor de guerrilla. Tijdens een luchtaanval, terwijl andere rebellen waaronder Castro vluchtten, bleef Che achter om gestrande vechters bij te staan. Uiteindelijk werd hij samen met Castro’s broer Raúl tot commandant van zijn eenheid benoemd. Che’s motto was “leiden door het voorbeeld te geven”, anderen nooit vragen wat hij zelf niet bereid was om te doen. Hij weigerde alle privileges, hoe weinig dat er ook waren voor de rebellen die vochten in de Sierra Maestra. Che’s levensomstandigheden waren dikwijls slechter dan die van de guerrillero’s waarmee hij vocht. De effecten van zijn verlammende astma-aanvallen in de jungle zouden anderen met minder vastberadenheid van de strijd hebben weggedreven. ‘Zelfmoordeenheid’ De eenheid van strijders die hij leidde was ongetwijfeld een van de meest vastberaden en heroïsche. Ze werden aangewakkerd door Che’s stoutmoedige voorbeeld en zijn vastberadenheid om een succesvolle revolutie te verwezenlijken. Zijn medestanders werden gestaald om door te zetten in situaties die soms onmogelijk leken. De ‘zelfmoordeenheid’, een onderdeel van Che’s manschappen, was verantwoordelijk voor de meest gevaarlijke missies en stond bekend voor zijn discipline en heroïek. Het was een model waar andere guerrillaleden naar opkeken. Zoals Che noteerde in zijn oorlogsdagboeken: “De ‘zelfmoordeenheid’ was een voorbeeld van revolutionaire moreel, enkel uitgekozen vrijwilligers werden er deel van. Maar elke keer dat er iemand stierf op zo’n missie
5. G r a n m a e n d e B e w e g i n g va n d e 2 6 s t e j u l i
59
- en dat gebeurde in elk gevecht - werd er een nieuwe kandidaat uitgekozen. Degenen die niet werden gekozen, waren enorm teleurgesteld en huilden soms zelfs. Hoe vreemd was het om die doorwinterde strijders hun jeugd te zien tonen doorheen tranen van wanhoop omdat ze niet de eer hadden in de frontlijn van de strijd en de dood te staan.” Er was nog een andere reden waarom zijn eenheid een van de meest strijdbare was. Che begon met een programma van politieke vorming. Naarmate zijn reputatie en autoriteit toenamen, kenden ook de socialistische ideeën van Che navolging onder zijn manschappen. Tijdens het militaire conflict was er een politiek meningsverschil binnen de Beweging van de 26ste juli. Het draaide rond een machtsstrijd tussen de guerrillabeweging in de bergen en de stedelijke, ondergrondse weerstand, de Llano. Tegelijkertijd stelde deze kwestie ook de vraag naar het politieke programma van de beweging. Che’s verdediging van socialistische ideeën was een minderheidsstandpunt binnen de op til staande polemieken. Het karakter van de Beweging van de 26ste juli Het programma en de ideologie van de Beweging van de 26ste juli gaf voornamelijk de sociale positie van veel van haar leden en sympathisanten weer. Het merendeel van de leiders kwam uit een verstedelijkte middenklasse, enkelen van de hogere klasse. Ondanks het feit dat enkele leden tot de lagere middenklasse en zelfs tot de arbeidersklasse behoorden, was de beweging nooit een politiek alternatief voor de arbeidersklasse. Castro had een leiderskern gecreëerd, gebaseerd op de stuurgroep die hij in de zomer van 1955 had opgericht. Die stuurgroep gaf een goed beeld weer van de samenstelling van de beweging, die grotendeels bestond uit ex-studenten uit de hogere, verstedelijkte middenklasse. De nationale leiding (waarvan Castro geen lid was) werd eveneens door dergelijke mensen gevormd en was verantwoordelijk voor alle ondergrondse activiteiten in de verstedelijkte gebieden, zoals het leveren van wapens en communicatiemiddelen, enz. Velen waren reeds aangehouden en gefolterd door Batista’s politiemacht. Wat hen politiek verbond, was de omverwerping van Batista en weinig meer. Het programma en de ideologie van de beweging vertoonden heel wat twijfelachtige en onduidelijke kenmerken, een uitdrukking van de politieke visie van de stedelijkte kleinburgerij. De meeste leden
60
C h e G u e va r a - Sy m b o o l va n s t r i j d
wilden niets meer dan een kapitalistische parlementaire democratie en een radicaal programma van hervormingen. Che had het moeilijk met een aantal medestanders van Castro. In zijn dagboek schreef hij: “Ondanks de weinige gesprekken, ontdekte ik sterke anticommunistische neigingen bij de meesten van hen.” Castro vertegenwoordigde de meer radicale vleugel van de beweging. Hij schreef een erg strijdvaardige oproep aan het Cubaanse volk ter verdediging van de guerrillastrijders die met het verbranden van rietsuiker dreigden. Castro schreef dat een kleine honger niet erg was als het feest van de overwinning in zicht was. Hoewel het vanuit marxistisch standpunt verkeerd is om met kleine groepen guerrillastrijders suikerriet te verbranden en deze methode “op te leggen” aan de arbeiders in de plaats van hen bij de strijd te betrekken, kregen deze radicale verklaringen wel een respons bij de arme Cubaanse bevolking. Toch was het programma waar Castro aanvankelijk achter stond kapitalistisch, hoewel ook sociale maatregelen werden opgenomen. Begin 1957 kreeg Castro bezoek van een journalist van de krant New York Times, Herbert Matthews, die ook reporter was tijdens de Spaanse burgeroorlog. Toen het artikel in februari verscheen, sloeg het in als een bom. Batista had eerder immers gezegd dat Castro gedood was in een gevecht. Los van de propaganda die Castro kreeg, verduidelijkte het artikel ook zijn politieke standpunten. Matthews schreef: “Het is een revolutionaire beweging die zichzelf socialistisch noemt. De beweging is ook nationalistisch. Dat wil zeggen: antiyankee. Het programma is vaag en staat vol algemeenheden, maar het komt neer op een nieuwe aanpak voor Cuba. Radicaal, democratisch en anticommunistisch. De echte kern van hun kracht is dat ze vechten tegen de militaire dictatuur van Batista... Castro is sterk gehecht aan vrijheid, democratie, sociale rechtvaardigheid en stemrecht.” Castro zei tegen Matthews: “Je kan er zeker van zijn dat we niet vijandig staan tegenover de Verenigde Staten en het Amerikaanse volk... We vechten voor een democratisch Cuba en voor het einde van de dictatuur. We zijn niet tegen het leger... Voor zover we weten zijn de soldaten goede mensen en dat geldt ook voor veel officieren.” Castro gaf Matthews de indruk dat hij meer troepen rond hem had dan wat werkelijk het geval was. In oorlogsomstandigheden was dat geoorloofd. Waarom zouden ze hun zwakte tonen aan Batista? Matthews schreef dat de 82 mensen van de landing op Granma bij
5. G r a n m a e n d e B e w e g i n g va n d e 2 6 s t e j u l i
61
Castro waren en dat zijn troepen bleven aangroeien. Eigenlijk passeerde Castro’s broer steeds voorbij Matthews met dezelfde groep, maar steeds anders gekleed. Castro had slechts een gewapende groep van 20 personen! Castro had op dat moment nog geen uitgewerkte politieke filosofie. In 1960 was Castro nog geen voorstander van het socialisme. Che daarentegen hoopte Cuba socialistisch te maken. Sinds de Cubaanse revolutie wordt soms beweerd dat de dictatuur werd omvergeworpen door de hulp van de Russische bureaucratie. De politieke duidelijkheid waarmee de leiders de revolutie begonnen, wordt vaak overschat. Net zoals de rol van de Russische bureaucratie in het omverwerpen van het kapitalisme en het grootgrondbezit in Cuba wordt overschat. Het revolutionaire proces, gecombineerd met een aantal nationale en internationale factoren, brachten de leiders van de revolutie in een positie die niet hun eigenlijke doel was. Che schreef in 1960: “De hoofdrolspelers van deze revolutie hadden geen coherente standpunten.” De invloed van grote sociale gebeurtenissen, voornamelijk oorlogen en strijd tussen de klassen, werkten in op de politieke standpunten. Che Guevara was bij wijze van experiment in de guerrillaoorlog terecht gekomen. De effecten van die oorlog leidden tot een radicalisering van de leiders. Che schreef in april 1960 een brief naar Ernesto Sábato, een belangrijke Argentijnse schrijver. Daarin stond onder meer: “De oorlog veranderde ons... zo werd onze revolutie geboren. Er werden slogans uitgevonden. Beetje bij beetje begonnen we in het heetst van de strijd theoretische conclusies te trekken en onze eigen ideeën te ontwikkelen.” Che was de meest gepolitiseerde van de leiders, in de zin dat hij een alternatief uitbracht. Vanuit marxistisch standpunt waren de theoretische conclusies die hij trok onjuist en in vele gevallen nogal ruw. Naarmate de beweging zich ontwikkelde, werd de invloed van Che op Castro groter. Ze werden beiden gestuwd door het ritme van de gebeurtenissen en de concrete situatie waarin ze zich bevonden. Che wilde een internationale socialistische revolutie uitbouwen, maar hij had geen concrete plannen om dit te verwezenlijken. Hij gaf zelf toe dat zijn ideeën te veel gebaseerd waren op zijn eigen ervaringen en te weinig op studie van de internationale arbeidersbeweging.
62
C h e G u e va r a - Sy m b o o l va n s t r i j d
Een meningsverschil Binnen de Beweging van de 26ste juli veranderde er gedurende de burgeroorlog heel wat op politiek vlak. Er was een conflict tussen de guerrillaleiding en het nationaal comité. Castro wilde dat het rebellenleger onder zijn bewind de lakens kon uitdelen binnen de beweging. Gelukkig bleven de strubbelingen beperkt. Het kwam voor het eerst aan de oppervlakte op een meeting in 1957, waar sommige stedelijke leiders argumenteerden dat Castro de Sierra Maestra moest verlaten om fondsen te verwerven op een sprekerstour. Samen met andere voorstellen gaf dit duidelijk aan dat ze het belang van de guerrillastrijd in de Sierra Maestra wilden verkleinen. Op deze meeting won Castro en haalde hij een meerderheid tegenover andere voorstellen. De daarop volgende maanden kwam het tot een open politiek gevecht tussen de Llano en de guerrillaleiders. Die laatsten dachten dat de Llano kleinhartig was en dat was niet zonder reden. In de nationale leiding zaten sommige van de meest conservatieve delen van de Beweging van de 26ste juli. Maar een ander element voor de vorming van deze fracties was een politieke factor. de militanten die de guerrilla voerden, waren tot zelfopofferingen bereid maar ontwikkelden een zekere minachting tegenover de stedelijke bevolking. De wanhopige ontbering bij het vechten in de bergen kan verkeerdelijk leiden tot de conclusie dat de massa’s in de steden niet bereid waren om te vechten, en dit als gevolg van hun relatief ‘geprivilegieerde situatie’. Deze houding is nog sterker als de guerrillaleiders geen duidelijk politiek standpunt hebben en niet verbonden zijn aan een georganiseerde beweging van stedelijke arbeiders, met een stoutmoedige leiding en een socialistische politiek. Castro had geen duidelijk politiek perspectief voor zijn strijd, behalve het omverwerpen van de dictatuur. Wat hij wel had, was de capaciteit om op verschillende politieke krachten te steunen om zijn eigen positie te versterken. Op 12 juli 1957 tekende Castro een pact met de openlijk prokapitalistische Auténtico en Ortodoxo partijen. Die partijen wezen Batista’s poging om het regime te ondersteunen door presidentsverkiezingen uit te roepen af. Batista dacht dat presidentsverkiezingen waarin hij zelf geen kandidaat was een einde zou maken aan de politieke onrust.
5. G r a n m a e n d e B e w e g i n g va n d e 2 6 s t e j u l i
63
Het pact, gekend als het Sierra Pact, beperkte de Beweging van de 26ste juli in haar doelen. Terwijl het opriep voor Batista’s aftreden en het militarisme afwees, stelde het een onafhankelijk lid van de ‘civiele maatschappij’ voor om op te treden als tijdelijke president en pleitte het voor volwaardige verkiezingen binnen de 12 maanden. Het economisch programma beperkte zich tot een agrarische hervorming. Het was zelfs nog meer gematigd dan het originele programma van de Beweging van de 26ste juli en bedoeld om de politieke situatie binnen de grenzen van het kapitalisme en het imperialisme te houden indien Batista zou vallen. Toch bleek dat Batista door dit pact veel steun verloor en dat de oppositie groeide. Castro’s guerrillastrijders begonnen meer en meer jongeren uit de steden aan te trekken. Hier en daar brak zelfs protest uit in de steden. De PSP veranderde haar politieke lijn. Ze beschouwden Castro’s groep nog steeds als avonturiers, maar ze begonnen toch contacten te leggen. De PSP gebruikte die contacten om Castro te overtuigen dat de tijd nog niet rijp was voor een gewapende beweging. De partij drong erop aan dat hij op een beter moment moest wachten. Er werden geen sterke banden gesmeed tussen Castro en de PSP, maar ze hielden wel contact. Het 8ste congres van de PSP vond plaats in 1957 en de leiding maakte bekend dat de PSP de “moed en oprechtheid” van Castro erkende. Anderzijds gingen ze niet akkoord met zijn methodes en plannen. Ze concludeerden dat de Beweging van de 26ste juli nog niet voldoende een anti-imperialistische lijn had aangenomen. Ze bedoelden hiermee: niet voldoende anti-VS en pro-Rusland. De partij riep op tot verkiezingen en het samenstellen van een volksfront waaraan ook de nationale burgerij zou deelnemen. Deze houding ging gepaard met oppositie binnen de partij, vooral van de jongeren. De PSP speelde geen echte rol in de beweging die zich ontplooide, behalve de zwakke contacten die ze had met Castro. Maar in 1958 sloot een toenemend aantal jonge partijleden zich bij de rebellen in de bergen aan, voornamelijk bij de groepen onder leiding van Che en Raúl Castro.
64
C h e G u e va r a - Sy m b o o l va n s t r i j d
De rol van het VS-imperialisme Het VS-imperialisme begon zich uiteraard meer en meer zorgen te maken over de situatie. In het algemeen was hun hoofddoel om hun zakelijke belangen te verdedigen en onrust in bedwang te houden. Batista werd aangemoedigd om te ‘democratiseren’ en verkiezingen te houden die door een betrouwbare traditionele partij gewonnen zouden worden. Het optreden van Castro’s troepen en hun aanhoudende veldtocht maakte de situatie er niet eenvoudiger op. Tussen 1957 en 1958 waren de meningen in Washington verdeeld. Het ministerie van buitenlandse zaken, de CIA en het ministerie van defensie hadden elk een afzonderlijk beleid. Het ministerie van defensie en het BRAC (anticommunistisch bureau) wilden Batista steunen en de guerrilla neerslaan. Op hetzelfde moment wilden het ministerie van buitenlandse zaken en de CIA Batista vervangen om op die manier de situatie onder controle te houden. Er zijn zelfs bewijzen dat ze wilden samenwerken met de Beweging van de 26ste juli en dat ze probeerden Castro om te kopen voor het geval dat hij erin zou slagen Batista omver te werpen. Volgens Yuri Paporov, een KGB-ambtenaar, werd er CIA-geld doorgesluisd naar de beweging. Dit wordt bevestigd door Tad Szulc, Castro’s biograaf, die zei dat dit gebeurde tussen 1957 en 1958, nadat het pact van Sierra Maestra getekend was door Castro. Dat beleid veranderde toen de VS begrepen dat ze geen vat konden krijgen op Castro en zijn beweging. Ondanks de duidelijke pogingen door een deel van de heersende klasse van de VS om Castro’s beweging te steunen met als doel Castro te recupereren, werd deze politiek gedwarsboomd door de specifieke gebeurtenissen. De stuwkracht van revolutionaire processen, gecombineerd met de kwestie van het nationale prestige en de individuele belangen, maakten die pogingen heel moeilijk en op termijn onuitvoerbaar. Che’s reputatie groeide. Hij werd bekend als de “communistische invloed” binnen de guerrillabeweging. Dit verhoogde de spanningen tussen Che en de “anticommunisten” binnen de beweging, vooral de leiding van de Llano. Che startte een bevoorrading op voor de troepen, behalve voor die onder leiding van de Llano in de provincie Oriente. Daarbij stootte hij Daniel, een lid van de nationale leiding,
5. G r a n m a e n d e B e w e g i n g va n d e 2 6 s t e j u l i
65
voor het hoofd. Che’s daden ondermijnden Daniels leiding en lokten een conflict uit. De Llano deed een beroep op Castro om op te treden. Achter dit conflict schuilde een veel bredere politieke kwestie, namelijk de groeiende argwaan van Che tegenover de Llano. Dit leidde tot een climax toen een nieuw politiek initiatief genomen werd. Er was een poging om een revolutionaire coalitieregering in ballingschap te vormen. Die zou worden gedomineerd door de Beweging van de 26ste juli samen met de Auténticos onder leiding van Pío. Volgens Hart, een leider van de Llano die bij de onderhandelingen betrokken was, waren er ook enkele personen betrokken die “dicht bij de Amerikaanse ambassade aanleunden.” Miami versus Sierra De VS waren niet zeker dat Batista weerstand kon bieden en probeerden een coalitie van anti-Batista krachten te vormen. Ze hoopten de Beweging van de 26ste juli daarbij te betrekken en te controleren. Er werd een bijeenkomst georganiseerd en Castro stuurde een delegatie. Op 1 november werd de ‘Cuban Liberation Junta’ gevormd en werd het Miami-pact getekend. Felipe Pazos had zich voorgesteld als de officiële leider van de Beweging van de 26ste juli en dit zonder medeweten van Castro. Castro zag dit als een poging om hem omver te werpen. Het pact had als doel een zo gematigd mogelijke regering te vestigen indien Batista zou vallen. Het pact bevatte niets tegen een buitenlandse interventie of tegen het opzetten van een dictatuur en zette aan tot de annexatie van Castro’s troepen door het Cubaanse leger. In feite was het niets meer dan een voorstel voor een lamme regering en de ontbinding van Castro’s troepen. Toen het nieuws van het akkoord de Sierra Maestra bereikte, veroorzaakte het grote verontwaardiging. Raul Castro eiste dat de vertegenwoordigers van de Beweging van de 26ste juli zouden worden geëxecuteerd. Fidel Castro antwoordde niet onmiddellijk. Che barstte uit in woede. Hij verbond het Miami Pact met zijn eigen tegenstanders in het debat over het militaire conflict. Hij beschuldigde hen van ‘sabotage’. Che was op dat moment in een militaire actie verwikkeld. Hij moest zich terugtrekken naar El Hombrito en werd later gewond in Altos de Conrado. Beide verwikkelingen waren verbonden met het feit dat de
66
C h e G u e va r a - Sy m b o o l va n s t r i j d
nationale leiding hem geen bevoorradingen zond. Che vaardigde een ultimatum uit in een brief die aan Fidel Castro op 9 december. Che eiste dat hij kordate actie zou mogen ondernemen tegen de nationale leiding of dat hij zou ontslag nemen. Castro’s antwoord zou niet alleen zijn relatie met Che bepalen maar ook het vervolg van de guerrillacampagne. Hij stond onder druk van de strijders in de bergen en werd impliciet bedreigd door Pazos, die niet alleen naar het leiderschap van de Beweging van de 26ste juli dong maar ook naar het presidentschap in het post-Batista Cuba. Castro sprak zich resoluut uit tegen het Directoraat en het Miami Pact. “Het leiderschap van de strijd tegen de tirannie is, en zo zal het blijven, in Cuba en in de handen van de revolutionaire strijders.” De nationale leiding werd beschuldigd van “lauw patriottisme en lafheid”. Om een stokje voor Pazos’ aanbod van toekomstig presidentschap te steken, diende hij een eigen nominatie in met de oudere jurist Manuel Urruitia die een overgangsregering moest leiden. De nieuwe Junta stortte in, Pazos nam afscheid van de beweging, en de nieuwe leider van het Directoraat, Chomón, viel Castro’s acties aan. Castro maakte met zijn acties duidelijk dat hij en zijn strijdkrachten hét dominante alternatieve leiderschap op Batista vormden. Om zijn positie te versterken, moest hij op Che en de linkse vleugel van de Beweging van de 26ste juli steunen. Dit was nodig om op te kunnen tegen het rechtse Directoraat. Er zat een totale breuk met het Directoraat aan te komen. Dit was het resultaat van de ontwikkeling van de revolutie. Che speelde een belangrijke rol in de uitkomst van de politieke evolutie van Castro, de Beweging van de 26ste juli en de revolutie. Che schreef aan Daniel een brief om zijn ‘marxisme’ te verdedigen en om in te gaan tegen het ‘rechtse Directoraat’ dat de beweging toeliet ‘verneukt te worden’ door het Miami Pact. Hij prees Castro de hemel in als een ‘authentieke leider van de linkse bourgeoisie’. Zelfs in dit stadium zag Che Castro niet als vurige verdediger van het socialisme, maar als een vertegenwoordiger van de radicale burgerij. Het antwoord van Daniel was er een met twijfels over het Miami Pact, maar hij drong er bij de Beweging van de 26ste juli op aan om te beslissen welk pad ze wilden opgaan en zich af te vragen waar dit naartoe ging. In deze uitwisseling weerklonk een hevige ideologische
5. G r a n m a e n d e B e w e g i n g va n d e 2 6 s t e j u l i
67
strijd binnen de anti-Batista krachten, inclusief de Beweging van de 26ste juli. Naarmate de crisis intenser werd, raakte ook de besluiteloze kleinburgerij meer en meer verdeeld in tegengestelde en gescheiden kampen. Aan de ene kant was er de rechtse leiding van het Directoraat, dat meer en meer onder de invloed van het VS-imperialisme stond en de pogingen van de VS om de meest gunstige uitkomst voor zichzelf te bekomen. Aan de andere kant was er een meer strijdbare vleugel die naar links radicaliseerde door een combinatie van de effecten van de oorlog, de revolutie, en de noodzaak van deze vleugel om de eigen belangen en ambities te verdedigen. Castro was nu duidelijk de leider van deze vleugel - El Jefe Máximo zoals hij bekend werd. In dit proces was Che het meest politiek bewust in zijn steun voor internationaal socialisme. Alhoewel hij duidelijkheid qua ideeën en programma miste, bleek in de confrontatie met het Directoraat dat hij een grote invloed had op Castro, zeker op de meest kritieke momenten, en dat hij Castro naar links duwde. Tegen maart 1958 werd de situatie voor het Batista-kamp steeds slechter. Met groeiende moeilijkheden op alle fronten begon het staatsapparaat in te storten. Een magistraat in Havana ging zelfs zo ver dat hij instemde met de vervolging van een politiekolonel en de chef van de inlichtingendiensten naar aanleiding van de moord op vier jongeren. Alle scholen sloten de dueren omdat 75.000 scholieren staakten. Batista schortte alle burgerlijke rechten op. Radio en pers kregen een censuur opgelegd. De algemene staking - een terugval Er was onder de anti-Batista krachten veel speculatie en discussie over het uitroepen van een algemene staking. Er waren in de steden dan wel georganiseerde groepen, maar toch had de Beweging van de 26ste juli nog steeds een erg zwakke basis in de arbeidersklasse. De belangrijkste gestructureerde politieke kracht onder de industriearbeiders was de PSP. De leidinggevende Llano weigerde om de PSP te betrekken in de plannen voor een algemene staking. Formeel stond de PSP achter de algemene staking, maar de leiders deden niets om de staking ook effectief voor te bereiden. Meer nog, ze werkten de Beweging van de 26ste
68
C h e G u e va r a - Sy m b o o l va n s t r i j d
juli tegen. De leiding van de officiële vakbeweging CTC (Cubaanse Arbeidersfederatie) was corrupt en gediscrediteerd door haar banden met Batista. Ondanks de sterke invloed van de PSP was er geen mobilisatie voor de staking. De leiders van de Llano lanceerden een oproep voor een algemene staking op 9 april. Deze oproep kwam er zonder voorbereiding onder de arbeiders en zonder concrete plannen of strategie om ze ook effectief uit te voeren. Er werden geen clandestiene stakingscomités opgezet. Er werden geen gekende actievoerders naar de werkplaatsen gebracht om de staking voor te bereiden. Een algemene staking kan opwellen vanuit de bevolking, vorm aannemen, en een grote rol spelen in de arbeidersbeweging. Met de juiste sociale en politieke omstandigheden kan ze het heersende regime en de dominante klasse uitdagen. Zo kan een algemene staking leiden tot de vraag welke klasse de samenleving moet beheren: de kapitalisten en grootgrondbezitters of de arbeidersklasse met de steun van andere uitgebuite lagen? Met een voorbereide marxistische leiding kan zo’n conflict evolueren naar een revolutionaire situatie en een overwinning van de arbeidersklasse. Deze situatie ontstaat als de heersende klasse verdeeld is, de middenklasse - de stedelijke middenklasse en een deel van de boeren - politiek twijfelt en zodoende op zoek is naar een alternatief, en de arbeidersklasse klaar staat om te strijden voor het overnemen van de macht met doorwinterde revolutionaire leiders aan het hoofd. In een andere situatie, met een jongere arbeidersklasse die zwak is en ervaring mist, maar met zelfbewustzijn en vertrouwen in zichzelf als klasse, kan een algemene staking een andere rol spelen. Onder deze voorwaarden kunnen de hierboven beschreven elementen wel aanwezig zijn, maar zijn deze nog niet genoeg gerijpt om de onmiddellijke vraag te stellen wie de samenleving moet leiden. In zo’n omstandigheden kan een staking een belangrijke rol spelen voor de arbeidersklasse om ervaring op te doen, organisaties op te bouwen en een groter bewustzijn en vertrouwen te verwerven in zichzelf als klasse. Op 9 april 1958 bestond geen van beide situaties. De algemene staking vond niet plaats en was een complete flop. In Havana functioneerden de haven en het transportsysteem. De meeste winkels en fabrieken bleven gewoon open. De staking werd aan de arbeiders opgelegd en werd door hen genegeerd. De samenstelling van het ‘stakingscomité’ in Havana illustreerde
5. G r a n m a e n d e B e w e g i n g va n d e 2 6 s t e j u l i
69
het gebrek aan deelname door arbeiders. Naast twee leden van het Nationale Directoraat van de Beweging van de 26ste juli waren er nog een gepensioneerde ingenieur, een journalist van de Orthodoxe Partij, een voorman van de Cubaanse evangelische kerken en een filantropische dokter. Castro steunde de staking, maar bekritiseerde de leiding van de Llano omwille van het uitsluiten van de PSP. Die partij weet het falen van de staking van 9 april niet geheel onterecht aan het feit dat de stakingsoproep totaal onvoorbereid werd gedaan. Het regime van Batista voelde zich tijdelijk opnieuw gesterkt als gevolg van het falen van de staking. Binnen de Beweging van de 26ste juli had dit falen verregaande gevolgen. De strijd tussen de Llano en de Sierra werd nog intenser toen Castro het verzwakte prestige van de stedelijke leiding in zijn eigen voordeel uitspeelde. De volle betekenis van deze gebeurtenissen bleek pas jaren na datum. Che schreef in 1964 een artikel onder de titel: ‘Een doorslaggevende bijeenkomst’. Het artikel verscheen in Verde Olivo, het magazine van het post-Batista leger. Hierin werden de gevolgen van de gebeurtenissen rond de april ‘staking’ duidelijk. Op 3 mei 1958 was er een bijeenkomst waarop er een open strijd was tussen de volgelingen van de Llano en Castro. Na op deze bijeenkomst werd Castro Eerste Secretaris van de Beweging van de 26ste juli. Dit diende tot consolidatie van Castro’s positie als leider van de beweging. Zoals Che becommentarieerde in zijn artikel: “Op deze bijeenkomst werden beslissingen genomen die Fidels morele autoriteit en statuut bevestigden (...)” Hij ging verder: “(...)Fidels autoriteit werd geconsolideerd en hij werd benoemd tot commandant van alle strijdkrachten, ook de milities die tot dan onder de leiding van de Llano vielen...”. Politiek gezien versterkte het falen van de staking het sceptisme van de Sierra tegenover de mogelijkheid van een beweging in de steden. Dit bleek ook in de discussies op de bijeenkomst van 3 mei. De prominente rol van de guerrillastrijd in de bergen werd na hevige debatten bevestigd. Che schreef: “Maar allerbelangrijkst, de bijeenkomst bediscussieerde twee opvattingen die vanaf het begin van de strijd tegenover elkaar stonden. Het guerrillagedachtegoed zou triomferen.” Hij ging verder: “we braken de naïeve illusies in het organiseren van een revolutionaire algemene staking, wanneer de situatie zich nog niet genoeg ontwikkeld heeft om zo’n explosie te verwezenlijken en als er daartoe nog onvol-
70
C h e G u e va r a - Sy m b o o l va n s t r i j d
doende werk aan de basis gedaan is... we dachten dat het waarschijnlijk was dat de krachten van de beweging er niet in zouden slagen om een revolutionaire staking te doen lukken...” Che onderbouwde zijn conclusies over de revolutionaire algemene staking met verwijzingen naar de subjectieve en objectieve factoren van het “werk aan de basis” en de voorwaarden die niet voldoende “rijp” waren. Dat zijn bepalende vragen voor marxisten waarbij moet nagegaan worden wat de bestaande krachtsverhouding was. De opvatting van Che dat de algemene staking een “naïeve illusie” was en het in de plaats stellen van het concept van guerrilla, toont aan hoe hij en de leiding van Sierra niet op zoek waren naar een actieve en bewuste deelname van de massa’s, in het bijzonder de arbeidersklasse, in de revolutie. Deze kwestie was niet beperkt tot één artikel, het toont aan wat de aanpak en de methode was. Als er onvoldoende werk aan de basis verricht is voor een algemene staking, was het de taak van marxisten om ervoor te zorgen dat er wel een voorbereiding was. Als de objectieve situatie onvoldoende rijp is, nemen marxisten geduldig maar energiek deel aan arbeidersstrijd en voeren ze propaganda en agitatie om die arbeidersstrijd bij te staan en te versterken. De Llano-leiding maakte geen evaluatie van de nederlaag van de algemene staking, en al zeker geen analyse vanuit een marxistisch standpunt. De leiders onderschreven geen socialistisch programma, laat staan het revolutionaire marxisme met haar methode van strijd om erin te slagen dat de arbeiders de samenleving zouden beheren. Het falen van de algemene staking in april toonde een zekere verlamming van de arbeidersklasse in de steden, voornamelijk omwille van de afwezigheid van een leiding die in staat was om een weg vooruit aan te bieden. De Beweging van de 26ste juli kon op veel sympathie rekenen omwille van haar strijd tegen Batista, maar ze had weinig basis onder de arbeiders en kon ook het vertrouwen niet winnen omwille van haar vage radicaaldemocratische programma. Het programma van de Beweging van de 26ste juli was nog steeds meer een weerspiegeling van de aspiraties van de radicale kleinburgerij dan van de arbeidersklasse. Dit maakte het vacuüm in de Cubaanse samenleving nog groter. Het mislukken van de algemene staking was immers geen indicatie van de steun die Batista genoot. Het was
5. G r a n m a e n d e B e w e g i n g va n d e 2 6 s t e j u l i
71
vooral een indicatie van de afwezigheid van leiding binnen de arbeidersbeweging. Het guerrillaleger van Castro werd gezien als meer strijdbaar en radicaal. Door haar heroïsche militaire strijd en de schijnbaar compromisloze houding tegenover het regime en het VS-imperialisme, was het meer en meer in staat om het vacuüm te vullen. Batista’s laatste maanden Aangemoedigd door de nederlaag van de aprilstaking, begon Batista in mei een militair offensief tegen de rebellen. Het grotere zelfvertrouwen botste al snel op de zwakke moreel onder de troepen. tegen juli was de situatie gekeerd. Meer en meer delen van het leger, waaronder ook officieren, liepen naar de rebellen over. In de laatste maanden van 1958 scoorden de rebellen het ene succes na het andere. Andere politieke en militaire oppositiegroepen gingen op in de beweging van Castro. Che leidde een eigen divisie en nam het voortouw bij een groot offensief op de vierde grootste stad van Cuba, Santa Clara, dat de belangrijkste defensielinie vormde voor Batista. Deze strijd was cruciaal en duurde ongeveer drie dagen waarbij Che een heroïsche rol speelde. Zo kregen zijn troepen op een gegeven moment controle over een gepantserde trein. Che’s rebellen riepen op tot het bewapenen van de bevolking toen delen van de stadsbevolking op straat kwamen met molotovcocktails en in gevecht gingen met het leger. Terwijl de rebellen hun positie versterkten, wijzigden in de VS zowel de CIA als het ministerie van binnenlandse zaken hun vroegere houding tegenover Castro’s troepen. Die vonden ze nu te ‘onbetrouwbaar’ om zaken mee te doen. Er volgde een wanhopige laatste poging om Batista terug aan de macht te brengen. De poging faalde door verraad en vooral door de dynamiek van de opkomende revolutie. Zijn regime was in staat van ontbinding en Batista vluchtte dan maar het land uit. Hij deed dit op nieuwjaarsdag 1959 aan boord van een airforce jet. In de nacht van 1 op 2 januari arriveerde Che in Havana, terwijl Castro de controle over Santiago verwierf. Op 2 januari, toen Radio Rebel de val van het Batista-regime rapporteerde, riep de Beweging van de 26ste juli op tot een algemene staking om een einde te maken aan het oude regime. Deze keer was de staking wel succesvol. De rebellen hadden gewonnen en ze kwamen aan in de hoofdstad, waar ze een warme ontvangst kregen van de bevolking die massaal
72
C h e G u e va r a - Sy m b o o l va n s t r i j d
op straat kwam. Het gehate Batista-regime was gevallen. De revolutie kon doorgaan. De gevolgen zouden wereldwijd gevoeld worden.
Che in Havana in januari 1959
73
6. Aan de macht - Cuba versus de ‘gringos’
De val van Batista’s dictatuur betekende niet het einde van het revolutionaire proces in Cuba. Castro’s triomfantelijke intocht in Havana was enkel het einde van het eerste hoofdstuk. Een combinatie van verschillende factoren stuwden de revolutie een flink stuk verder dan wat veel van de leiders in het begin hadden gedacht. Er werd een voorlopige regering aangeduid, waar ook Pazos, één van de ondertekenaars van het Maestro Pact, deel van uitmaakte. Rechter Manuel Urruita werd president. Heel de regering werd onder Castro’s leiding en invloed samengesteld met personen van de Beweging van de 26ste juli. Het was precies zoals haar naam zei: een beweging en geen politieke partij met een duidelijke ideologie of politieke koers. De lamheid van de ‘liberale’ kapitalistische Cubanen bleek uit het feit dat ze de tijdelijke regering aanvaardden. Deze regering stelde de verkiezingen met 18 maanden uit. De zogenaamde ‘liberale’ kapitalisten hadden niet de visie of het initiatief om het politieke strijdperk te betreden. Ze hadden geen andere keuze dan Castro de touwtjes in handen te laten nemen. Gedurende de eerste dagen van januari speelde Castro de typisch bonapartistische rol van de gulden middenweg. Enerzijds betrok hij delen van de ‘liberale’ Cubaanse kapitalistische klasse bij de regering en probeerde hij ze gerust te stellen. Anderzijds vertelde hij aan enkele grote imperialistische machten dat hun belangen geen gevaar liepen door de revolutie tegen Batista. Castro was nog steeds beïnvloed door de radicale ideeën van Martí. De revolutie die hij beloofd had, was ‘Cubaans, nationalistisch en democratisch’. Op 16 januari zei Castro bij het graf van Eduardo Chibas, de vroegere leider van de Orthodoxe Partij, dat hij geen communist was en dat hij Chibas vereerde. Chibas was steeds een heftig tegenstander van socialistische ideeën. Eind
74
C h e G u e va r a - Sy m b o o l va n s t r i j d
januari, toen Castro in Venezuela was, beloofde hij binnen de twee jaar parlementsverkiezingen. Door de val van Batista werden de boeren, arbeiders en studenten veel radicaler. Castro kon steunen op deze massale beweging zolang hij maatregelen trof die de onafhankelijkheid van Cuba garandeerden. Castro begon zelf ook te radicaliseren. Een combinatie van de processen aan het thuisfront, en de reactie hierop van het VS-imperialisme zorgden ervoor dat de revolutie veel verder ging dan de hoofdrolspelers bedoeld hadden. Het VS-imperialisme was geschokt door wat er zich afspeelde in haar vroegere speeltuin. De enkele Amerikaanse toeristen die in het Havana Hilton verbleven, waren ongetwijfeld nogal ‘ontsteld’ toen het luxehotel omgevormd werd tot een officieuze regeringszetel. Toen ze hun vakantie vroegtijdig moesten stopzetten, werden ze nog eens geconfronteerd met vuile, bebaarde, gewapende guerrillero’s die in de wandelgangen van het hotel dwaalden. Onder hen bevond zich een kerel die op langere termijn hun meest gehate tegenstander zou worden - Che Guevara. De miljoenenjury In januari begon Castro, vooral onder invloed van Che, maatregelen te treffen die in zeer slechte aarde vielen bij de VS-imperialisten. Om zichzelf te beschermen tegen een mogelijke contrarevolutie door de overblijfselen van Batista’s regime, schakelden ze een deel van het oude repressieve staatsapparaat uit. De sympathisanten van Batista werden opgepakt, de beulen en folteraars werden geëxecuteerd. Binnen enkele maanden waren er reeds honderden vermoord. Che had een cruciale invloed in het bepalen van deze regels voor het veilig stellen van de revolutie. Half januari richtte hij de Academia Militar-Cultural op n het leger van Cabaña. Van daaruit werden twee belangrijke aspecten verwezenlijkt. Er werd een politiek educatief programma opgestart en er werden ongeveer 1.000 soldaten van Batista’s leger gevangen gehouden. Che probeerde door deze maatregelen het leger opnieuw op te bouwen en er een stevige revolutionaire basis van te maken. De guerrillatroepen en hun leiders werden hierbij betrokken, maar ook leden van de PSP, waarmee Che een hechtere band opbouwde.
6 . a a n d e m ac h t - c u b a v e r s u s d e ‘g r i n g o’s’
75
Vanuit La Cabaña hield Che toezicht over de revolutionaire rechtbanken die het leger zuiverden van de hevigste pro-Batista elementen. De processen concentreerden zich voornamelijk op diegenen die onder Batista verantwoordelijk waren voor de folterpraktijken en de moorden. Vele Cubanen wilden lynchpartijen tegen al wie met de dictatuur geassocieerd werd. Het VS-imperialisme beschouwde de processen als misdadig. De processen kregen wel veel steun van de Cubaanse bevolking, voornamelijk onder de armere lagen die enorm hadden geleden onder Batista’s beulen. De rechtbanken werden niet verkozen uit arbeiders, soldaten en vertegenwoordigers van de plaatselijke gemeenschap, zoals marxisten dit zouden doen onder dergelijke revolutionaire omstandigheden. Maar de maatregelen die de rechtbanken namen, hadden wel als doel om de revolutie te verdedigen en om de slachtoffers van de martelingen gerechtigheid te geven. De beschuldigden kregen advocaten voor hun verdediging en hadden het recht om hun onschuld te bewijzen of hun daden te rechtvaardigen. Er werd niemand ter dood veroordeeld voor het slaan van een gevangene. Enkel in het geval van zware folteringen of moorden werd de doodstraf uitgesproken. Ex-gevangenen en familieleden van vermoorde of vermiste personen werden gevraagd om te getuigen en de littekens te tonen die ze voor de rest van hun leven moesten dragen. Deze elementaire rechten staan in schril contrast met de ‘gerechtigheid’ die geschiedde in de jaren ‘80 na de val van verschillende militaire regimes in Zuid-Amerika. In tegenstelling tot Cuba na Batista’s val, hebben die prokapitalistische regeringen de misdaden van hun voorgangers in de doofpot gestoken om het leger en de politie van die landen te beschermen. Ondanks de dood en het lijden van duizenden mensen zijn er slechts weinig verantwoordelijken vervolgd in landen als Argentinië, Chili, Brazilië, Peru,... De slachtoffers werd het recht ontzegd om zich uit te spreken. De vrienden en familieleden van ‘los desapparacidos’ (de verdwenen mensen) hebben nog steeds geen antwoord gekregen op hun eenvoudige vraag: ‘Donde están’? (waar zijn ze?) In Argentinië stellen de Dwaze Moeders (moeders van vermiste zonen) nog wekelijks dezelfde vraag, maar ze krijgen geen antwoord. Zelfs de lichamen zijn niet teruggekeerd om begraven te worden.
76
C h e G u e va r a - Sy m b o o l va n s t r i j d
De stilte van het VS-imperialisme over deze misdaden, waarbij agentschappen als de CIA direct betrokken waren, is oorverdovend. Deze stilte staat in schril contrast met de reactie op de rechtbanken waarvan Che de leiding had. Er werd door de imperialisten een ijselijke karikatuur gemaakt van wat plaatsvond in Havana. De ‘terreur’ van het nieuwe regime werd op hypocriete wijze veroordeeld en Che werd afgeschilderd als vijand nummer één. De haat van de imperialisten kende geen grenzen toen de revolutionaire processen wraak namen op de betaalde lakeien van Washington. Che was vastbesloten dit beleid verder te zetten. De wonden van het recente verleden waren bij Che nog lang niet geheeld en zijn ervaringen tijdens de oorlog hadden die wonden nog verergerd. Gedurende deze periode bleef Che er bij de Cubaanse kameraden op hameren dat Arbenz gefaald had in Guatemala omdat hij er niet in slaagde om de gewapende troepen te zuiveren en het mogelijk te maken voor de CIA om te infiltreren en zijn regering omver te werpen. Che was vastberaden om deze gebeurtenissen niet te laten herhalen in Cuba. Op 22 januari was er een massale manifestatie in Havana om het beleid van ‘oorlogsprocessen’ te ondersteunen. Schattingen spraken van een half tot een miljoen aanwezigen. De bijeenkomst was groter dan die van Castro’s begroeting toen hij aankwam in Havana op 8 januari. De revolutie werd breed gedragen. De vlaggen toonden de woede tegen het VS-imperialisme en vergeleken de processen tegen Batista’s moordenaars met de processen van Nuremberg waar de nazi’s voor hun misdaden werden veroordeeld. Castro vroeg aan de demonstranten om hun hand op te steken indien ze akkoord gingen met de revolutionaire justitie. Een miljoen handen gingen de lucht in, vergezeld door evenveel stemmen die ‘Si’ riepen. Castro reageerde als volgt: “Heren diplomaten, heren van de buitenlandse pers, de jury van een miljoen Cubanen uit alle strekkingen en sociale klassen heeft gestemd!” Het volk gaf massaal steun aan de maatregelen van de regering. Castro mobiliseerde deze massale steun om een antwoord te bieden op de aanvallen van de ‘imperialistische gringos’ uit de Verenigde Staten. Hij werd verder geduwd door de massa’s die het revolutionaire vuur te pakken hadden. Dit vuur werd nog meer aangewakkerd door de arrogantie van het VS-imperialisme. In enkele maanden was de revolutie veel verder gevorderd dan iemand had kunnen denken. Zelfs Che schreef in 1958: “Ik begon deze strijd
6 . a a n d e m ac h t - c u b a v e r s u s d e ‘g r i n g o’s’
77
met deze gedachte: zonder ook maar enige hoop om verder te gaan dan de bevrijding van het land; volledig bereid om uit de strijd te stappen wanneer de Beweging naar rechts zou draaien.” (Brief aan Daniel, coördinator van de Beweging van de 26ste juli) De dood van het kapitalisme in Cuba Castro baseerde zich dan wel op de massabeweging en ging akkoord met de ‘revolutionaire justitie’, maar hij was nog steeds geen voorstander van de ‘socialistische revolu- Castro op bezoek bij de Amerikaanse tie’. president Nixon in april 1959. Alle eigendommen van Batista en zijn medestanders werden al in de eerste dagen van de revolutie in beslag genomen door de staat. Toch weigerde Castro elke ‘communistisch’ maatregel en bleef hij zijn steun uitspreken voor een democratisch kapitalistisch Cuba. Het VS-imperialisme werd opgeschrikt door de gebeurtenissen die plaatsvonden op slechts 200 kilometer van de Amerikaanse kust. Door die angst leden heel wat politieke verantwoordelijken aan een soort ‘communismeparanoïa’. Ze zagen in elke radicale politieke beweging ten zuiden van de Rio Grande een ‘communistisch complot’. De Amerikaanse elite vertrouwde Castro niet en wist eigenlijk heel weinig van hem. Een aantal kranten nodigden hem uit naar de VS om hem eens op de rooster te leggen. Dit bezoek vond plaats in april en diende uiteraard ook om druk te zetten om een meer ‘VS-vriendelijke’ politiek te voeren. Castro ontmoette in Washington onder andere vicepresident Richard Nixon. Nixon eiste het einde van de terechtstellingen door de revolutionaire processen en het verbreken van alle contacten met ‘communisten’. Hij gaf Castro een lijst met ‘gekende communisten’ uit de Cubaanse rege-
78
C h e G u e va r a - Sy m b o o l va n s t r i j d
ring. Bovendien werden deze eisen gekoppeld aan economische hulp. Na deze discussies verklaarde Nixon dat Castro “...ongelofelijk naïef was inzake het communisme of de communistische discipline en dat we hem dus bijgevolg op de overeenkomstige manier moeten behandelen.” Nixon steunde het hoofd van de FBI, J. Edgar Hoover, die de Cubaanse bannelingen wilde bewapenen om zo Castro’s regime omver te werpen. Het gewapend omverwerpen van Castro werd een prestigezaak voor de heersende klasse van de VS en dit bepaalde haar politiek tot op de dag van vandaag. Castro probeerde Nixon uit te leggen dat alle beslissingen die zijn regering nam tegen de belangen van de VS rechtvaardig waren. Hij gebruikte de rest van zijn bezoek om de VS ervan te overtuigen dat hij geen communist was, dat de buitenlandse belangen niet meer zouden geschaad worden en dat zijn hart in het westen lag. Hij had een gesprek van drie uur met de specialist van de CIA inzake communisme in Zuid-Amerika. Die concludeerde dat “Castro niet alleen geen communist was, maar dat zelfs een sterke anticommunist was.” Het VS -imperialisme wilde geen enkele inbreuk op haar belangen in Cuba en de nabije omgeving toelaten. Het wilde in geen geval weten van een onafhankelijke ‘nationale’ en ‘liberale’ regering in Havana. Het resultaat hiervan was dat Castro, die ook onder druk werd gezet door de revolutie in Cuba, gekneld zat tussen het VS-imperialisme en het Cubaanse nationale kapitalisme. Che bleef Castro aanmoedigen om verder te gaan dan het kapitalisme. De wortels van de revolutie werden sterker en sterker. Fe steun van het volk was groter dan ooit. De harde klappen die het VS-imperialisme uitdeelde, versterkte de revolutionaire beweging en duwde deze in een meer linkse en socialistische richting. In 1963 schreef Che in het artikel ‘Bouwen aan een arbeiderspartij’: “Het imperialisme is een zeer belangrijke factor geweest in de ontwikkeling en uitdieping van onze ideologie. Elke klap die het imperialisme ons gaf werd beantwoord. Elke keer dat de Yankees reageerden, met hun gekende arrogantie, door maatregelen te nemen tegen Cuba, namen wij tegenmaatregelen en op die manier versterkten we de revolutie.” Nadat Castro terug kwam uit de VS, werd er een programma voor landbouwhervorming aangekondigd door de regering. Het is ontworpen onder Che’s invloed en het eerste artikel verbood landerijen die groter waren dan 1000 acres en steunde het oprichten van coöpe-
6 . a a n d e m ac h t - c u b a v e r s u s d e ‘g r i n g o’s’
79
ratieven. Er werden wel uitzonderingen toegestaan en de grond kon zelfs eigendom zijn van buitenlandse bedrijven als de regering dacht dat dit in het nationale belang was. Deze wet ging eigenlijk niet veel verder dan de Grondwet van 1940, maar het gaf de regering de mogelijkheid om grond op te eisen. De nieuwe wetgeving had betrekking op ongeveer 40% van de totale landbouwgrond. De landbouwhervorming werd doorgevoerd door het Agrarisch Hervormingsinstituut, INRA, dat landbouwmanagers aanstelde en de arbeiders heel het jaar door 2,50 dollar per dag betaalde. Terwijl de voorgestelde landbouwhervormingen niet veel verschilden van de Grondwet van 1940, zorgde het wel voor tegenstand van de grondbezitters in Cuba en hun vrienden in de VS die begonnen over het spook van ‘communisme in Cuba’. De prijs van de Cubaanse suiker op de beurs van New York stortte in elkaar. Amerikaanse bedrijven met investeringen in Cuba begonnen te panikeren over de vraag of ze compensaties zouden ontvangen indien hun bezittingen door de nieuwe regering overgenomen werden. De VS zette een campagne op om Castro weg te krijgen door te eisen dat er verkiezingen kwamen. Als reactie daarop was er op 1 mei een massale betoging met honderdduizenden deelnemers waarbij gewapende Cubanen riepen: “Revolutie – Ja – Verkiezingen – Neen”. In Cuba zelf was er een enorme radicalisering van arbeiders, arme boeren en jongeren en op hetzelfde ogenblik was er een polarisatie binnen de regering. Straatverkopers verkochten fruitsap op straat om geld op te halen voor de staat en voor de revolutie. In de zomer van 1959 aarzelde Castro nog steeds en sprak hij over een ‘humanistische’ nationale revolutie die noch ‘kapitalistisch’ noch ‘communistisch’ was. De openlijk prokapitalistische liberalen in de regering hadden geen ernstige figuren rond wie ze hun beperkte krachten konden samenbrengen. Ze protesteerden wel meer en meer tegen de maatregelen van Che in het leger en de promoties van gekende socialisten en PSPaanhangers. Ze verzetten zich ook tegen de meer radicale maatregelen die Castro wou doorvoeren zoals de halvering van de rente in maart. Er was een groeiende polarisatie in de leidinggevende kringen, wat een weerspiegeling was van de druk die van de revolutie uitging. President Manuel Urruita moest in juli ontslag nemen na massale protesten tegen zijn verzet tegen radicale maatregelen van de regering. Tegen november waren de liberale ministers ontslagen of gedwongen
80
C h e G u e va r a - Sy m b o o l va n s t r i j d
ontslag te nemen omdat ze de retoriek vanuit Washington tegen het ‘communistische’ beleid van Cuba overnamen. Che vroeg ondertussen nog meer radicale maatregelen. Sinds januari verdedigde hij het idee van een snelle industrialisering van de economie op basis van een nationalisering van de natuurlijke rijkdommen, elektriciteit, het telefoonbedrijf (een onderdeel van de Amerikaanse multinational ITT) en andere sectoren van de economie. Het einde van het kapitalisme Meer dan wie dan ook joeg Che het VS-imperialisme schrik aan met wat hij verkondigde. Che anticipeerde op de maatregelen van de VS als reactie op het doorvoeren van een radicaal beleid. Op 27 januari gaf hij een toespraak onder de titel ‘Sociale projecties van het rebellenleger’. Che stelde: “Onze revolutie is nauw verbonden met alle onderontwikkelde landen van Latijns-Amerika. De revolutie is niet beperkt tot Cuba omdat het een effect heeft op het bewustzijn van (Latijns) Amerika en de vijanden van onze volkeren erg alert gemaakt heeft. De revolutie heeft de Latijns-Amerikaanse tirannen de wacht aangezegd omdat zij de vijanden zijn van volkse regimes, net zoals de buitenlandse monopoliebedrijven dit zijn... Vandaag staan alle Cubanen op oorlogsvoet en dit moet zo blijven zodat de overwinning op de dictatuur geen tijdelijke overwinning is, maar de eerste stap wordt naar een overwinning in Latijns Amerika.” Dit was een duidelijke oproep aan alle revolutionairen in heel LatijnsAmerika en een oorlogsverklaring aan de belangen van de Verenigde Staten. De VS probeerden de maatregelen van de nieuwe regering de kop in te drukken. De import van suiker vanuit Cuba werd verboden omwille van de landhervormingen en de nationalisatie van buitenlandse oliebedrijven in juni. Dit werd gevolgd door de import van Russische olie omdat de VS-bedrijven weigerden Cuba te bevoorraden. De Cubaanse regering duidde ambtenaren aan in alle raffinaderijen van Texaco, Esso en Shell en ging daarna over tot het nationaliseren ervan. Castro reageerde op de beperking van de suikerexport met een wet waarbij alle buitenlandse bezittingen in het land konden genationaliseerd worden. In oktober werden 383 grote bedrijven en banken door de staat overgenomen. Het kapitalisme werd de deur gewezen. In april 1960 verkondigde Castro voor het eerst dat de revolutie in Cuba “socialistisch” was.
81
7. Een nieuw Cuba
Terwijl het VS-imperialisme verschrikt was door de gebeurtenissen in Havana, keek de bureaucratische dictatuur in Moskou aanvankelijk toe van op een afstand. De leiders in het Kremlin waren verrast door de loop van de gebeurtenissen. Het is zeker verkeerd te denken dat de Cubaanse revolutie met Sovjetsteun werd uitgevoerd en dat Castro van bij het begin aan hun kant stond. Er waren voor de Granma-expeditie wel beperkte contacten geweest met leden van de Beweging van de 26ste juli. Raul Castro was lid van de Jongcommunisten en ook Che Guevara had enkele discussies met een Sovjetmedewerker. Het contact bleef beperkt tot het uitwisselen van feitelijke informatie. Che zag de Sovjetunie als een vorm van “socialisme”. Zoals velen in de koloniale en semikoloniale wereld zag hij de Sovjetunie als een aantrekkelijk tegengewicht tegenover het imperialisme in LatijnsAmerika en dan vooral het VS-imperialisme. In een brief aan ‘Daniel’ in 1958 verklaarde Che dat hij “...behoorde tot diegenen die geloven dat de oplossing voor ‘s werelds problemen achter het zogenaamde IJzeren Gordijn lag...” Later, toen Che Rusland voor het eerst zag, werd hij meer kritisch en vijandig in zijn houding tegenover de geprivilegieerde bureaucratie die daar in de naam van het “socialisme” heerste. Dat betekende echter niet dat hij zijn haat tegenover het kapitalisme en imperialisme verloor. Indien er een samenzwering was tussen Castro en de bureaucratie van het Kremlin om Cuba over te nemen dan was dit ook voor de leiders van de Sovjetunie goed verborgen gehouden. Toen het nieuws van de turbulente gebeurtenissen in Havana Moskou bereikte, was er een bijeenkomst van de CPSU (Communistische Partij van de Sovjetunie). Anderson beschrijft in zijn biografie van Che de gebeurtenissen zoals die hem verteld waren door Giorgi Kornienko, een medewerker van de CPSU-afdeling van Informatie. “Chroetsjev vroeg: wat voor soort
82
C h e G u e va r a - Sy m b o o l va n s t r i j d
mensen zijn dat? Wie zijn ze? Maar niemand kon op zijn vragen antwoorden. We wisten helemaal niet wie die mensen in Havana waren.” Maar eens de sociale revolutie een feit was, zag de bureaucratie van Moskou wel een kans om het potentieel ervan te benutten. Door het Cuba-regime onder Castro te omarmen, kon Chroetsjev het internationale prestige en de invloed van de bureaucratie vergroten. Dit was duidelijk tijdens de Cubaanse crisis in 1962, toen de Cubanen uit angst voor een Amerikaanse interventie militaire steun van de Sovjetunie vroegen. De Sovjetbureaucratie ging akkoord en stuurde wapens die als kernkoppen konden ingezet worden. Dit was vooral om het prestige van de bureaucratie. Het was ook een vergelding voor een eerdere VS-actie. Toen de Sovjetunie de wapens aan Cuba leverde, stelde Chroetsjev: “We geven hen hetzelfde voorschrift dat zij ons gaven in Turkije [de VS hadden daar nucleaire raketten geïnstalleerd gericht op de Sovjetunie]... Het is gewoon om hen een beetje schrik aan te jagen... Ze moeten hetzelfde voelen als wij. Zij moeten deze pil slikken zoals wij de Turkse.” De Sovjetunie gebruikte de situatie in cuba om haar internationale prestige te vergroten. De invloed en economische sterkte werden tegelijk gebruikt om de Cubaanse leiders te controleren. De Sovjetbureaucratie stond in 1960 zelfzeker en assertief in de wereldarena. Daar bleef in 1989/92 niet veel van over. Sociale vooruitgang Het revolutionaire Cuba sloot uiterst lucratieve handelsovereenkomsten met de Sovjetunie en Oost-Europa. Maar liefst 85% van de Cubaanse handel werd met landen van achter het IJzeren Gordijn gevoerd. De Cubaanse suiker werd aan drie tot zelfs vier maal de prijs op de wereldmarkt gekocht. 95% van Cuba’s olie kwam van de Sovjetunie. De Russische economische hulp liep op tot 1 miljoen Amerikaanse dollar per dag. Zonder die hulp zouden de Cubaanse economie en de revolutie in elkaar gestuikt zijn. Met zo een grote afhankelijkheid had het Kremlin het Castroregime in zijn greep. Er waren investeringen in de industrie en er werden technici naar Havana gestuurd. Gebaseerd op het omverwerpen van het kapitalisme en de opbouw van een geplande economie met economische hulp van de Sovjetunie, veranderde het leven van de Cubaanse massa’s.
7. E e n n i e u w c u b a
83
De vooruitgang door de revolutie stond in scherp contrast met de vrije marktmiserie waarin de bevolking van de rest van het continent werd achtergelaten. Binnen de twee jaar werd het analfabetisme uitgeroeid. Voorafgaand aan 1959 ontving 50% van de kinderen op basisschoolleeftijd helemaal geen onderwijs - na de revolutie was er onderwijs voor iedereen. Leerlingen en leerkrachten werden erop uitgestuurd om klassen te organiseren in de fabrieken en op de boerderijen. Wanneer iedereen in de werkplaats kon lezen en schrijven werd een rode vlag aan de ingang gehangen. Gezondheidszorg werd sterk ontwikkeld en was gratis voor iedereen. Het zou later tot de beste gezondheidszorg ter wereld behoren. Er was werk, eten en huisvesting voor iedereen. De kindersterfte liep terug tot 10,6 per duizend geboortes en de levensverwachting steeg eind jaren 1970 tot 74 jaar. Deze levensverwachting is vergelijkbaar met de grote imperialistische landen. Het was op dat ogenblik 45 jaar in Bolivia, 60 in Brazilië en 58 in Colombia. Castro’s regering was de eerste op het continent die openlijk naar het socialisme streefde. Vroegere socialistische of communistische partijen in Latijns-Amerika waren door een variëteit aan coalities met kapitalistische partijen gegaan. Pogingen om snel een socialisme uit te bouwen, werden al gauw opgegeven. Het was pas bij Allende’s verkiezing in Chili in 1970 dat nog een Latijns-Amerikaanse regering verklaarde het socialisme te willen opbouwen. Bovendien werd de overwinning in Cuba behaald door een revolutie. Dat had een grote impact doorheen het continent. Arbeiders, boeren en jongeren in Latijns-Amerika begonnen naar Cuba te kijken als een voorbeeld en een inspiratiebron voor strijd. Cuba was nu een voorbeeld voor de uitgebuite massa’s. Het enthousiasme voor de gebeurtenissen in Havana in het zuiden van het continent werd slechts overtroffen door de horror waarmee zij werden begroet door de kapitalistische leiders ten noorden van de Rio Grande. De Varkensbaai “Binnen het monster” van het VS-imperialisme, zoals José Marti het omschreef, werden plannen gemaakt om Castro’s “communistische bedreiging” omver te werpen. In april 1961 bombardeerden vliegtuigen de stad Santiago de Cuba. Het was als antwoord hierop dat Castro het “socialistische karakter” van de revolutie uitriep. Deze aanval was
84
C h e G u e va r a - Sy m b o o l va n s t r i j d
een voorbode van een invasie bij de Playa Giron (Varkensbaai) door Amerikaanse huurlingenlegers. De aanval werd een fiasco. De VS moest afzien van een volledige invasie, gewapende milities dreven de Amerikanen terug in zee. Elke poging tot aanval van het VS-imperialisme leidde tot een grotere steun voor de revolutie en Castro’s regime. Che stuurde na de invasdie in de Varkensbaai en boodschap naar president Kennedy: “Dank u voor de Playa Giron. Voor de invasie stond de revolutie nog zwak. Nu is ze sterker dan ooit.” Het falen van deze invasie werd gevolgd door een campagne om Cuba internationaal te isoleren. Cuba werd op 31 januari 1962 uit de OAS (Organisatie van Amerikaanse Staten) gezet. Dit werd gevolgd door een compleet VS-embargo dat tot op de dag van vandaag blijft bestaan. Op 4 februari sloeg Castro terug in een lange toespraak; ‘De tweede verklaring van Havana’. Ze werd gegeven voor een publiek van een miljoen Cubanen, 1 op 7 van de totale bevolking. Het was een uitmuntende samenvatting van de geschiedenis van Latijns-Amerika, het afzweren van het kapitalisme en het imperialisme en het oproepen tot revolutie en socialisme doorheen het continent. Castro had overschot van gelijk toen hij stelde dat “Cuba, de LatijnsAmerikaanse natie die landeigenaars heeft gemaakt van meer dan
Amerikaanse aanval aan de Varkensbaai in 1962.
7. E e n n i e u w c u b a
85
100.000 kleine boeren; het hele jaar door werkgelegenheid heeft gegarandeerd op staatsboerderijen en coöperatieven en dit voor alle landarbeiders, van forten scholen heeft gemaakt, 70.000 studiebeurzen heeft gegeven aan universiteitsstudenten, scholieren van de secundaire en technische scholen, bibliotheken heeft opgericht speciaal voor kinderen en zodoende het analfabetisme volledig heeft uitgeroeid; gezondheidszorg heeft doen vervierdubbelen, buitenlandse bezittingen heeft genationaliseerd; het systeem dat huisvesting veranderde zodat mensen niet langer uitgebuit worden; werkloosheid heeft geëlimineerd; discriminatie heeft onderdrukt; zichzelf heeft gevrijwaard van gokproblematiek en administratieve corruptie; het volk heeft bewapend... is uitgesloten uit de OAS door regeringen die voor hun volk geen enkele van deze doelstellingen hebben bereikt.” Bij verwees naar de wrok bij de verdedigers van het kapitalisme. “Wat het verklaart, is angst. Geen angst voor de Cubaanse revolutie, maar angst voor de Latijns-Amerikaanse revolutie... angst dat de arbeiders, boeren, intellectuelen en progressieve delen van de middenklasse door revolutionaire methoden de macht gaan overnemen in de onderdrukte en hongerige landen, uitgebuit door de Yankee monopolies en reactionaire oligarchieën van Amerika, angst dat de geplunderde volkeren van het continent de wapens van hun onderdrukkers zullen overnemen en, zoals Cuba, zichzelf zullen uitroepen tot vrije volkeren van Amerika.” De successen van de Cubaanse revolutie zorgden voor een massale steun, zowel in Cuba als in het buitenland. Maar ondanks de populariteit van het nieuwe regime en de enorme vooruitgang door de revolutie, leidde dit niet in een systeem van arbeidersdemocratie. Een nieuw Cuba, maar wie heeft de touwtjes in handen? Na de Russische revolutie in 1917 werd een systeem van arbeidersdemocratie ingesteld door de verkiezing van sovjets (raden). In deze raden zaten verkozenen delegaties uit de fabrieken, werkplaatsen en militaire eenheden. Gelijkaardige vormen van organisatie werden ook in andere revoluties, zoals de Parijse Commune van 1871, door de arbeidersklasse ingevoerd. Na de Russische revolutie verkozen de lokale sovjets regionale en nationale raden van waaruit de regering werd gevormd.
86
C h e G u e va r a - Sy m b o o l va n s t r i j d
Alle verkozen vertegenwoordigers konden op elk moment vervangen worden door diegenen die hen verkozen hadden. Regeringsleden werden niet meer betaald dan het gemiddelde loon van een geschoolde arbeider. Lenin argumenteerde dat het maximale verschil in lonen en salarissen, de zogenaamde loonspanning, vier op een mocht bedragen: het hoogste loon mag niet meer bedragen dan vier keer het laagste loon. Doorheen dit systeem van arbeidersdemocratie voerde de arbeidersklasse met de steun van de arme boeren en andere uitgebuite lagen, democratische controle uit over het beheren en plannen van de maatschappij. De Russische revolutie had een grote impact op internationaal vlak. John Reed gaf zijn boek over de revolutie een titel die het juist omschreef: “Tien dagen die de wereld deden wankelen”. Arbeiders van over heel de wereld steunden niet alleen de revolutie maar vochten voor een gelijkaardig systeem van arbeidersdemocratie in hun eigen land. Het had internationaal zelfs een grotere en meer praktische impact dan de sympathie die rees bij de Cubaanse revolutie. Het systeem van arbeidersdemocratie na de Russische revolutie was gebaseerd op de arbeidersklasse die bewust de maatschappij overnam. Met de arbeidersklasse aan het hoofd van het revolutionaire proces werd een arbeidersstaat opgezet, een staat die het klassenkarakter van de revolutie in zich droeg. Het was net dat element dat zo’n grote impact had op de arbeiders in de hele wereld. Maar de arbeidersklasse verloor uiteindelijk de politieke macht aan een bureaucratische elite. Dit kwam door het falen van de internationale revolutie en door de militaire interventie van 21 imperialistische legers die de contrarevolutionaire groepen in Rusland versterkten. De burgeroorlog tussen 1918 en 1921 resulteerde in een economische en sociale catastrofe. Door de uithongering die plaats begon te vinden in plattelandsstreken kwam er zelfs kannibalisme voor. Samen met het falen van de revolutie op internationaal vlak zorgde dit uiteindelijk voor de uitputting van de arbeidersklasse, vooral onder de politiek meest actieve en de ervaren werkers. Een geprivilegieerde en bureaucratische kaste kwam op en nam de politieke macht. Een repressief bureaucratisch regime regeerde in naam van het ‘socialisme’ tot 1989-91. In Cuba was het nieuwe regime dat in 1959 aan de macht kwam immens populair - het genoot massale steun onder de bevolking. Maar
7. E e n n i e u w c u b a
87
het karakter van de staat weerspiegelde de plattelands- en boerenbasis van de revolutie. Als resultaat hiervan werd geen arbeidersdemocratie zoals die van Rusland in 1917 opgebouwd. Ondanks haar steun en populariteit was het Cubaanse regime vanaf het begin geen arbeidersdemocratie, maar wat het CWI zou karakteriseren als een gedeformeerde arbeidersstaat. Dat is een staat waar kapitalisme en grootgrondbezit zijn omvergeworpen en vervangen door een planeconomie, maar beheerd en gecontroleerd door een bureaucratische kaste. Er was geen systeem van sovjets of arbeidersen boerenraden waardoor de bevolking de maatschappij kon beheren. De regering zou voornamelijk regeren door de Communistische Partij. In september 1960 werden de CDR’s (Comités ter Verdediging van de Revolutie) opgezet. Dit waren geen verkozen organen gebaseerd op de werkplaatsen waardoor de arbeidersklasse voorstellen kon indienen of herzien en die van de hogere niveaus kon amenderen. Zoiets is nochtans essentieel om een centraal geplande economie op de meest efficiënte manier te ontwikkelen en om bureaucratische neigingen tegen te gaan. Iedere straat had een CDR waarvan in het begin iedereen lid kon worden. Er waren ongeveer drie miljoen leden. Ze fungeerden als een doorgeefluik voor de beslissingen van de regering, die hen vooral werden medegedeeld door leden van de Communistische Partij. Ze werkten als een mechanisme waardoor de partijleiding lokale handlangers dirigeerde om haar beslissingen door te voeren. Er was geen effectief instrument waar de arbeiders en de rest van de bevolking konden debatteren en de van bovenaf opgelegde beslissingen konden wijzigen. Deze methode van regeren werd dikwijls gebruikt door Castro. Er werden massabijeenkomsten gehouden waar de voorstellen aan de aanwezigen werden meegedeeld. Die werden gevraagd om de voorstellen te aanvaarden met “si” of “no”. Er was geen debat of discussie, noch nazicht of controle. Wel was er van bij het begin een element van controle door de CDR’s, voornamelijk met betrekking tot het dagelijkse leven. Maar de CDR’s hebben nooit gefunctioneerd als een mechanisme van democratische planning en controle van de economie en de maatschappij door de arbeidersklasse. Hoewel ze onder veel arbeiders uitermate populair waren in de eerste periode van de revolutie, beperkten de CDR’s zich
88
C h e G u e va r a - Sy m b o o l va n s t r i j d
steeds meer tot het informeren over de activiteiten van de lokale bevolking. De vakbonden verwerden snel tot niet veel meer dan controlerende agentschappen van de verschillende ministeries. Er bestonden ook bijna 300 gemeenteraden, maar die hadden weinig macht. Kandidaten moesten aan de criteria van de partij voldoen, de partij benoemde ook de voorzitters. De Cubaanse Communistische Partij was het belangrijkste instrument waarmee de bureaucratie haar macht uitoefende. De partij werd beheerd op basis van afspraken die van bovenaf naar beneden werden meegedeeld. De partij werd formeel gesticht in 1965. Dat gebeurde op een van bovenaf gecontroleerde basis na een zuivering in de ORI (Geïntegreerde Revolutionaire Organisaties) van de PSP-leden die hadden meegewerkt aan de verkiezingen waar Batista in 1958 voor had opgeroepen. Met 70.000 leden in 1969 was het in de zogenaamde ‘communistische’ landen proportioneel de kleinste ‘communistische partij’ per hoofd van de bevolking. Haar leden werden gekozen door commissies die werden aangesteld door het Centraal Comité. Fracties werden verboden. Deze commissies selecteerden voorbeeldige arbeiders en speciale technici van de werkplaatsen. De partij was opgericht in 1965 maar hield pas in 1975 - een decennium later - een eerste congres. Andere politieke partijen werden verboden.. In Rusland hield de Bolsjewistische partij zelfs tijdens de burgeroorlog jaarlijks een congres. Onder Lenin en Trotski werden fracties in de partij verboden (Lenin benadrukte dat dit slechts een tijdelijke maatregel mocht zijn) toen de revolutie in haar voortbestaan bedreigd werd door de burgeroorlog en de imperialistische invasie door de legers van 21 landen. Andere partijen werden pas verboden toen ze de wapens opnamen tegen de revolutie en collaboreerden met de imperialistische invasie. Bureaucratische planning Met het INRA (Instituto Nacional de Reforma Agraria) en later het JUCEPLAN (Junta Central de Planificacion) werden centrale planningsmechanismen gevestigd. Dat waren imitaties van de bureaucratische planningsmechanismen in de Sovjetunie. Che speelde een leidende rol in beide en was hoofd van de genationaliseerde Cubaanse nationale bank.
7. E e n n i e u w c u b a
89
Er kwamen ‘adviseurs’ van achter het IJzeren Gordijn en die voerden hun invloed op de gecentraliseerde planningsmechanismen op. Tegen 1961 waren er meer dan 100 Oost-Europese ‘adviseurs’ in Havana. De massa’s hadden geen controle op de centrale of lokale planning van de economie. De bureaucratische controle op de economie resulteerde in een aantal bochten van 180 graden en het uitroepen van onrealiseerbare doelstellingen, waarmee het regime de tekorten en problemen probeerde te overwinnen. In 1960 beloofde Castro dat er tegen 1965 een levensstandaard zoals die in Zweden zou bereikt worden. In 1961 verklaarde Che Guevara dat Cuba op 12 maanden tijd een geïndustrialiseerd land zou worden. Hetzelfde jaar werd voedsel gerantsoeneerd, een maatregel die werd behouden tot de jaren 1970! De doelstellingen waren hoog gegrepen en er waren heel wat bochten in de economie, zowel in de belangrijke landbouwsector als in de industrie. In een land als Cuba is een harmonieuze ontwikkeling van de landbouw en de industrie noodzakelijk. Een hoge graad van industriële ontwikkeling is vereist om de landbouwproductie tot het maximum op te drijven. Dit vereist de een goede balans tussen de industrie en de landbouw. Het is niet mogelijk dit te bereiken zonder een systeem van arbeidersdemocratie, een systeem waar geen bureaucratie vanuit de top over de samenleving heerst. Leon Trotski beargumenteerde dit in zijn kritieken op Stalins landbouwpolitiek in de jaren 1930. Castro verklaarde in de late jaren 1960 dat de Cubaanse suikerproductie 10 miljoen ton zou bereiken tegen 1970. Dit zou alleen mogelijk zijn door de ontwikkeling van de industrie en de mechanisatie van de landbouw. In 1970 werd slechts 8 miljoen ton geoogst, in 1975 was dat 5,4 miljoen ton. In een wanhopige race Che in Moskou (1964) om het doel van 1970 te
90
C h e G u e va r a - Sy m b o o l va n s t r i j d
bereiken, werden 400.000 Cubanen vanuit de steden gemobiliseerd om te helpen bij de oogst. Deze politiek van massamobilisatie van vrijwillige (en soms gedwongen) arbeid was een poging om een substituut te voorzien voor het gebrek aan mechanisatie. Op zijn beurt veroorzaakte dit een ontwrichting van de productie in de steden en werden de problemen in de industrie groter. Che en Castro probeerden om enkele economische problemen op te lossen die rezen door de bureaucratie. Ze bestreden de symptomen, maar konden geen geneesmiddel vinden. Zelfs in 1963 moest Che al omgaan met problemen die ontstonden door de bureaucratie. Hij gaf een geheime toespraak die slechts “voor het private gebruik van het politieke en economische beleid” bestemd was en waarin hij de managers afbrak voor de slechte kwaliteit van de goederen. Om een remedie te vinden voor de beperkingen van de bureaucratie is een systeem van arbeidersdemocratie nodig, een systeem dat toelaat om kritiek te uiten op de beslissingen en discussie over de verandering van plannen mogelijk maakt. Dit was afwezig in Cuba. In een klein land als Cuba zouden de problemen die ook een arbeidersdemocratie zou tegenkomen een overwinning van de internationale revolutie vereisen – in het bijzonder in Latijns-Amerika – om de nodige grondstoffen en technieken te verwerven, door integratie en planning van de economieën. Dat is waarom de strijd voor een socialistische federatie van Latijns-Amerika van zo’n cruciaal belang is voor de arbeidersklasse en de uitgebuite bevolking van het continent. Che steunde en vocht voor de overwinning van zo’n internationale revolutie. Jammer genoeg waren zijn ideeën hieromtrent niet in overeenstemming met de objectieve omstandigheden in de meer verstedelijkte landen van Latijns-Amerika. De bureaucratische invloed van de Sovjetunie verslechterde de situatie. Op centraal niveau probeerde die zijn eigen budgetsysteem op te dringen. Deze politiek betekende dat elke industrie financieel onafhankelijk opereerde. Een industrie kon daardoor geen subsidies geven aan een andere zelfs indien dit voor de globale economie wenselijk was. Che protesteerde tegen de pogingen om dit in Cuba op te dringen. Andere aspecten van de Russische “hulp” waren komisch of zelfs tragisch. Huizen ontworpen om vriestemperaturen te trotseren werden gebouwd in het zonovergoten Cuba! In 1963 werden 1.000 Russische tractoren gestuurd om te helpen bij de suikeroogst, maar
7. E e n n i e u w c u b a
91
vervolgens werd vastgesteld dat de tractoren niet konden ingezet worden. Er waren immers speciale machines nodig voor de suikeroogst. Er waren van bij het begin grote loonverschillen. KS Carol merkte in zijn boek ‘Guerrilla’s in power’ op dat hij in 1963 een ingenieur in een fabriek vond die 17 maal het loon van een arbeider ontving. Het stond mijlenver af van het maximale loonsverschil dat Lenin voorstelde, namelijk een verhouding van 4 op 1 (het hoogste loon mag niet meer dan vier keren het laagste bedragen). De Cubaanse bureaucratie eigende zich privileges toe, door de achterstand van Cuba leken deze beperkter dan in Rusland. Maar ze waren daarom niet minder belangrijk vanuit sociaal oogpunt. In 1975 stemde het congres van de Communistische Partij een voorstel dat Cubanen toestond auto’s te kopen. Tot op dat moment waren er enkel voor partij- en regeringsbeambten auto’s beschikbaar. Tijdens de voedselrantsoenering van 1961 kregen regerings- en partijbonzen meer rantsoenen dan arbeiders en boeren. Tegelijkertijd bezochten de bonzen duurdere en kwalitatief betere restaurants zoals de ‘Torre’ en de ‘1830’. Voor de arbeiders bleven die restaurants onbereikbaar. Niet voor Che Sommige van deze privileges waren door de rijken achter gelaten toen ze Cuba ontvluchtten. Che wou geen enkel voorrecht genieten. Hij werd steeds gefrustreerder door de bureaucratische elementen van het nieuwe Cuba. Orlando Borrego werkte met Che samen in JUCEPLAN en herinnerde zich een incident. Na een tussenkomst in een suikermijn nam hij een Jaguar mee, de vorige eigenaar had die auto achtergelaten toen hij Cuba ontvluchtte. Che zag hem hierin rijden en riep: “Jij bent een pooier! Dit is de auto van een pooier! Iemand die het volk vertegenwoordigt, zou hier niet in mogen rondrijden! Zorg dat je die auto kwijt raakt! Je hebt twee uur!” Borego herinnert het zich nog goed: “Che was super strikt... zoals Jezus Christus”. Hij verwierp alle privileges en leefde erg sober. Als hoofd van de nationale bank weigerde hij het hogere salaris waar hij in die positie recht op had. Hij stond erop te leven aan het minimumloon waar een commandante recht op had. Wanneer het voedsel gerantsoeneerd werd en hij ontdekte dat zijn rantsoen groter was dan het rantsoen dat de meerderheid van de bevolking kreeg, dan sneed hij onmiddellijk in het zijne. Hij weigerde zelfs het gebruik van petroleum, betaald door
92
C h e G u e va r a - Sy m b o o l va n s t r i j d
de staat, wanneer hij zijn vrouw naar het hospitaal voerde, en hij eiste dat zijn vader en zijn familie hun eigen vlucht van Argentinië naar Cuba betaalden wanneer ze hem in Cuba bezochten. Zijn toewijding aan de revolutie en zijn levensstijl schonken hem een speciale plaats in de harten van de Cubaanse en Latijns-Amerikaanse massa’s. Che reageerde heftig op wat hij in de Sovjetunie zag. Bij een bezoek werd hij voor de lunch uitgenodigd bij een regeringsbeambte, hij kreeg zijn maaltijd uit het fijnst mogelijke Franse porselein. Tijdens de maaltijd draaide hij zich naar zijn gastheer en vroeg hem sarcastisch: “Zo, het proletariaat eet dus al uit Frans porselein?” Terug in Cuba wond hij zich op over de kwaliteit van het industriële materiaal dat van Moskou naar Cuba gestuurd werd. Hij noemde het zelfs “paardenstront”. Toen zijn vriend Padilla hem bezocht na een reis naar de Sovjetunie en verketterde wat hij daar had gezien, onderbrak Che hem. “Ik moet je vertellen dat ik niet hoef te luisteren naar wat je te zeggen hebt omdat ik het met mijn eigen ogen gezien heb.” Ondanks zijn afkeer tegenover wat hij in de Sovjetunie zag en ondanks zijn frustraties tegenover de opkomende bureaucratische methoden en fouten in Cuba, had Che geen duidelijk alternatief. Zijn belangrijkste zwakte was dat hij de centrale rol van de arbeidersklasse in de revolutie maar ook in het bewust plannen en beheren van de samenleving niet zag. Dit leidde ertoe dat hij wel wist dat er iets fout liep, maar er geen alternatief op bood. Dit werd versterkt door zijn gebrek aan een uitgewerkte verklaring voor het stalinisme in de Sovjetunie en Oost-Europa. Vanuit een marxistisch standpunt zweren deze twee tekortkomingen samen tegen hem. Hij keek correct uit naar het internationaal uitbreiden van de Cubaanse revolutie, maar faalde in het begrijpen van hoe dit plaats kon vinden. Internationale politiek Alles wat hij kon aanbieden was een oproep om de revolutie te herhalen en dit met zijn methode van guerrilla. Door de autoriteit van de Cubaanse revolutie had dit een grote impact op jongeren en intellectuelen doorheen Latijns-Amerika en Europa. Er was dan wel een brede steun en sympathie voor de Cubaanse revolutie en voor Che, maar deze methode van strijd was niet geschikt voor de sterke arbeidersklasse die een opmars kende in Chili, Argentinië, Brazilië,
7. E e n n i e u w c u b a
93
Bolivia en elders. Che slaagde er niet in om zich naar deze sterke en potentieel revolutionaire klasse te keren en ze een alternatief, revolutionair socialistisch programma voor te schotelen dat volledig brak met de klassensamenwerking, het reformisme en de volksfronten die aangeboden werden door de lokale ‘socialistische’ en ‘communistische’ partijen. Het internationalisme van Che genoot een massale sympathie in Cuba en het nieuwe regime was bereid om deze ideeën te steunen als tegengewicht voor de blokkade van het imperialisme. Onder de invloed van Che begon het regime guerrillaorganisaties in verscheidene landen te steunen. Dit werd gedurende een korte tijd getolereerd door de bureaucratie in de Sovjetunie, ook al leverde hen dat problemen op met lokale communistische partijen die deze methoden afwezen. Er waren echter ook conflicten tussen Havana en Moskou. Vanuit het standpunt van het Kremlin was dit een prijs die het waard was om betaald te worden. De economische hulp die Moskou aan Havana gaf, versterkte immers haar internationaal prestige en dit vooral in de koloniale en semikoloniale wereld. desteun van het Castro-regime aan de verschillende guerrillagroepen in Latijns-Amerika was een bron van irritatie voor de bureaucratie in Moskou, maar die werd er niet door bedreigd. Ze kon het een tijdlang tolereren en het zelfs uitspelen tegen het VS-imperialisme. Het verschil in de houding van Chroetsjev tegenover de gebeurtenissen in Hongarije in 1956 en wat zich ontwikkelde in Cuba, illustreert het karakter van het regime in Havana. Tijdens de Hongaarse opstand in 1956 werden arbeidersraden gevormd. De macht was in de handen van de arbeidersklasse en de massa’s. Dat was een dodelijke bedreiging voor de bureaucratie. Een overwinning van de revolutie in Hongarije zou mogelijk leiden tot een hele reeks opstanden in Oost-Europa en de Sovjetunie. De bureaucratie zou geen compromissen sluiten met deze dreiging. Chroetsjev verdronk de Hongaarse revolutie in bloed. Daarentegen reikte hij Havana een vriendschappelijke hand aan in de vorm van handelsovereenkomsten en hulp. Dat kwam omdat het karakter van het regime onder leiding van Castro de heerschappij van de bureaucraten in het Kremlin niet bedreigde.
94
C h e G u e va r a - Sy m b o o l va n s t r i j d
Internationale politiek weerspiegelt nationale politiek. Tegen 1968, na de dood van Che, probeerde Havana de relaties met de Verenigde Staten en hun satellietstaten in Latijns-Amerika te verzachten. Dit weerspiegelde zich in de bureaucratische bevestiging van de macht en een tijdelijk verzwakken van de Amerikaanse boycot. De Cubaanse steun aan internationale revolutionaire bewegingen nam af. De Mexicaanse regering was de enige kapitalistische staat die diplomatieke relaties met Havana bleef behouden. Het deed dienst als boodschapper tussen Washington en Havana. In oktober 1968 vermoordden de Mexicaanse militairen zo’n 1.000 studenten die in opstand kwamen. Er kwam geen woord van protest van de Cubaanse Communistische Partij of regering. Er was zelfs een merkbare tegenstelling tussen de politiek die Cuba voerde tegenover guerrillabewegingen en arbeidersstrijd. Toen arbeidersbewegingen van zich lieten horen tijdens de stormachtige jaren 1960 bleven Castro en het Cubaanse regime opmerkelijk stil. Toen het Europese kapitalisme opgeschrikt werd door de algemene staking van 10 miljoen arbeiders in Frankrijk in mei 1968 heerste een absolute stilte in Havana. In hetzelfde jaar steunde Cuba de militaire interventie van de Russische bureaucratie in Tsjecho-Slowakije.
95
8. Van Congo tot Bolivia
De internationalistische geest van Che had een grote impact op jonge Cubanen. Delegaties van de jeugd trokken naar Havan om hem te zien en zonden brieven waarin ze smeekten om mee te mogen gaan vechten in Nicaragua, Guatemala, de Dominicaanse Republiek, Venezuela en andere landen. Er werd een speciale regeringsafdeling opgericht, de Liberacion, met als opdracht om “voor de Latijns-Amerikaanse revolutie te ijveren”. Zoals de CDR’s hadden de internationale departementen van de Cubaanse regering twee kanten. Er was enerzijds een enorme motivatie onder de deelnemers die hoopten de revolutie te verspreiden en hulp te verlenen aan strijders in andere landen. Er werd onderdak geboden aan wie doorheen de regio werd vervolgd en nergens terecht kon. Anderzijds was de steun van de Liberacion volledig gericht op guerrillagroepen en was er geen oriëntatie op de arbeidersklasse. Er werden guerrillagroepen opgeleid en er werden middelen in deze groepen gepompt. Che was betrokken in het bijstaan van groepen van Guatemala, Peru, Venezuela en Nicaragua. Vele leiders van de Nicagaruaanse FSLN, zoals Tomas Borge en Rodolfo Romero, die lid waren van de Sandinistische leiding die in 1979 de macht greep, namen deel aan trainingen in Cuba. Later werd deze steun gebruikt om controle uit te oefenen en om wat Havana wilde op te leggen aan verschillende guerrillagroepen en linkse organisaties. Dat paste steeds beter in wat Moskou verlangde. Later werd dit duidelijk aangetoond toen de Sandinisten in Nicaragua de macht grepen op een wijze die vergelijkbaar was als de Cubaanse revolutie. De Sandinisten gingen niet over tot het nationaliseren van de sleutelsectoren van de economie en het kwam niet tot een volledige breuk met het kapitalisme. In 1985 was er de dreiging van de contrarevolutie die werd gesteund vanuit de VS. De Sandinisten dachten eraan om Cuba achterna te gaan.
96
C h e G u e va r a - Sy m b o o l va n s t r i j d
In april van dat jaar bezocht de Sandinistische leider Daniel Ortega Moskou om daar eventuele Sovjetsteun te bespreken. Moskou wilde echter niet verwikkeld geraken in een oorlog in Centraal-Amerika. Er waren andere belangen in een veranderde internationale situatie en bijgevolg weigerde Moskou iedere steun. Castro volgende plichtsgetrouw zijn loonmeesters en zette druk op de FSLN-leiders. Een klein aantal Sovjet MIGs bestemd voor Nicaragua werd in Havana tegen gehouden. Castro had in januari 1985 Managua bezocht om de FSLN ervan te overtuigen om een gemengde economie te handhaven. Hij verklaarde: “Je kunt een kapitalistische economie hebben” en hij prees Ortega voor zijn “ernstige en verantwoordelijke benadering”. Che was in de vroege jaren ‘60 van plan om de revolutie te ontwikkelen door zijn guerrillamethoden doorheen het Zuid-Amerikaanse continent toe te passen. In het bijzonder hoopte hij op een revolutionaire opstand in zijn vaderland Argentinië. Castro wou zijn regime versterken en de steun van Chroetsjev verkrijgen. Na zijn terugkeer uit Moskou in 1963 waar uitgebreide economische hulp van de Sovjetunie werd aangekondigd, was hij minder bezig met het idee om de revolutie buiten Cuba te verspreiden. Hij verklaarde dat hij “klaar was om wat dan ook te doen om goede relaties te ontwikkelen met de VS, gebaseerd op het principe van co-existentie.” In Argentinië begon de Ejército Guerrillero de Pueblo (Guerrillaleger van het volk) in 1962 een guerrillastrijd. Argentinië was met zijn sterk verstedelijkte bevolking allerminst geschikt terrein voor een guerrillastrijd. Er werd een offensief ingezet op de tweede verjaardag van de machtsovername door het leger. De operatie werd een ramp, de guerrillagroep werd afgeslacht. Ook de twee belangrijkste leiders ervan, Hermes en Masetti, kwamen om het leven. Dit had een verwoestend effect op Che. “Ik zit hier achter mijn bureau, totaal verneukt, terwijl mijn mensen sterven op missies waar ik hen naar toe heb gestuurd”, antwoordde hij op de vraag waarom hij depressief leek. Een combinatie van deze en andere nederlagen voor de guerrilla, samen met een frustratie over de groeiende bureaucratisering van de Cubaanse regering, zorgden ervoor dat Che besloot om terug naar het strijdtoneel te keren. Hij verliet Cuba in 1965, trok naar Afrika en vocht in Congo. Na het omverwerpen van de regering van Lumumba
8 . Va n c o n g o tot B o l i v i a
97
en de moord op deze vrijheidsstrijder, was Congo een centrum van imperialistische conflicten geworden. Fiasco in Congo Che liet een brief aan Castro achter. Daarin prees hij de kwaliteiten van Castro als ‘revolutionaire leider’. Hij zou zich niet meer met Cuba inlaten. Hij stelde in de brief: “Het spijt me dat ik geen materiële zaken nalaat voor mijn vrouw en kinderen. Ik ben blij dat dit zo is. Ik vraag niets voor hen aangezien de staat ervoor zal zorgen dat ze voldoende hebben om van te leven en om onderwijs te genieten.” Hij eindigde de tekst met zijn bekende zin die later doorheen LatijnsAmerika een strijdkreet van de jongeren zou worden in de strijd tegen dictaturen die het continent in hun greep hadden tijdens de jaren 1970 en 1980: “Hasta la victoria siempre” (Altijd tot de overwinning!). De hoop en aspiraties waarmee hij naar Congo trok met een groep Cubanen werden vlug de kop ingedrukt. De missie werd een ramp en eindigde in een nederlaag. Het was slecht voorbereid en bijna ondernomen als een wanhoopsdaad. Het was een missie van buitenaf. Zoals Che later toegaf, bakten de Congolezen er weinig van toen hij arriveerde. Toen zijn troepen DarEs-Salaam in Tanzania bereikten, de plaats waar de rebellenleiders zich ophielden, vonden ze geen enkele van deze leiders. Die zaten inmiddels in Cairo. Onder hen ook Laurent Kabila die meer dan 30 jaar later de macht zou grijpen. De Cubanen waren geschokt door de staat van het rebellenleger. Er was een gebrek aan coherente politieke koers en het was, aldus Che, ook een ‘parasite-
98
C h e G u e va r a - Sy m b o o l va n s t r i j d
rend leger’. De lokale boeren waren er doosbang voor. Ze werden geplunderd door de rebellen die bovendien de vrouwen verkrachtten. De confrontaties die Che zag, kwamen er doorgaans op neer dat de strijders het slagveld ontvluchtten. De Cubanen zagen Kabila als iemand die rondreed in een Mercedes Benz en nooit aanwezig was als er werd gevochten. Dit stond in schril contrast met wat de Cubaanse troepen gewoon waren en verwachtten. Uiteindelijk trokken ze zich terug en werd de nederlaag erkend, gevolgd door een aanval van de regeringstroepen op de rebellen. Che vond onderdak in de Cubaanse ambassade in Tanzania en kwam via Oost-Europa clandestien Cuba opnieuw binnen. Omwille van zijn reputatie als strijder, wilde hij niet met lege handen naar Havana terugkeren. Hij zou vechten tot het einde. Naar Bolivia en de dood Che had als doel om terug te keren naar zijn Argentinië om daar de strijd voort te zetten. Dat bleek echter onmogelijk. In 1967 trok hij naar Bolivia om daar de revolutionaire beweging aan te wakkeren met een guerrillacampagne. Hij hoopte dat dit een vertrekpunt zou zijn voor revoluties in de omliggende landen. Het was een moedige en heldhaftige keuze, dat is een rode draad doorheen de politieke strijd van Che. Maar net zoals in Congo was ook de strijd in Bolivia een avontuur voor Che. Het werd een avontuur met fatale gevolgen. Bolivia kende een grotere plattelandsbevolking dan Argentinië, maar het land had ook een sterke arbeidersklasse waarin de revolutionaire tradities van de mijnwerkers een centrale rol speelden. Che negeerde dit, ook al was hij eerder getuige van de massale opstandige beweging van 1953. De Boliviaanse revolutie in de jaren 1950 leidde tot een massaal programma van landhervormingen. Hierdoor waren de boeren minder bereid om een gewapende strijd te voeren en een guerrillaleger te steunen. Che slaagde er niet in om de actieve steun van de communistische partij in Bolivia, de PCB, te verwerven. Die nam een neutrale positie in terwijl een aantal PCB-leden werd toegelaten om Che bij te staan in het voorbereiden van zijn campagne. De PCB wilde zich daarmee als meer revolutionair profileren, er kwam immers druk van de linkerzijde. Zo was er de trotskistische POR (Revolutionaire Arbeiderspartij) met een sterke traditie en bijna massale invloed, zeker onder de mijnwerkers. De PCB slaagde er niet
8 . Va n c o n g o tot B o l i v i a
99
in om steun voor de guerrilla te organiseren, de partijleiders stonden erg sceptisch tegenover deze methode. Monje en de andere leiders wilden niet dat er een guerrillacampagne zou komen in hun achtertuin. De partij probeerde nog steeds om een alliantie met de ‘progressieve’ delen van de nationale burgerij te vormen. Castro was overeengekomen met Monje en andere PCB-leiders dat zij het monopolie zouden hebben op politieke en materiële steun. In realiteit deed de PCB-leiding slechts weinig om de troepen van Che te ondersteunen. Dit kwam deels door de situatie in Bolivia zelf, maar er waren ook internationale factoren. Moskou wilde de guerrilla stoppen, deze bewegingen zorgden er volgens de bureaucratie enkel voor dat de instabiliteit groter werd. Che werd door het Kremlin gezien als een onverantwoordelijke avonturier. Hij werd in die kringen omschreven als ‘trotskist’ of als ‘maoïst’. Dit bleek onder meer op een internationale conferentie in januari 1966, de zogenaamde tricontinentale conferentie. Deze conferentie vond plaats in Havana en werd bijgewoond door delegaties uit Azië, Afrika en Latijns-Amerika naast zowel China als Rusland. Behalve de regeringsafgevaardigden waren er ook guerrillagroepen aanwezig, vooral uit Latijns-Amerika. Castro trok hiermee de aandacht van de Chinese bureaucratie wiens belangen in conflict waren gekomen met die van de Sovjetleiding. Castro stelde, sterk tegen de zin van Moskou, een resolutie voor om de guerrillabewegingen te ondersteunen. Na deze conferentie was er een kort bezoek van Monje aan Moskou. Uit die discussies concludeerde hij dat de leiding in Moskou, net als hemzelf, Che zagen als de drijvende kracht achter de steun voor de guerrilla, zelfs indien Che niet op de conferentie aanwezig was. Volgens Monje werd hij door Sovjetleiders aangespoord om tegen de Cubanen in te gaan. Hij werd zeker aangezet om de Boliviaanse communisten niet te mobiliseren in de guerrillastrijd die Che wilde aanvatten. Dit was in Havana geweten toen Castro ermee instemde om de PCB het monopolie te geven op de politieke en praktische ondersteuning van Che en zijn guerrilla. Ook de spanningen tussen Che en de PCB-leiders waren bekend. Che startte zijn campagne in een van de meest geïsoleerde delen van Bolivia, in het zuidoosten van het land, 250 kilometer ten zuiden van Santa Cruz. Zijn guerrillatroepen werden het ELN (nationaal bevrijdingsleger) genoemd. Op het hoogtepunt omvatte zijn leger 29
10 0 C h e G u e va r a - Sy m b o o l va n s t r i j d
Bolivianen en 18 Cubanen. Het gebied dat werd uitgekozen om het offensief te starten, was een van minst bevolkte er was geen traditie van strijd onder de lokale boeren. Het was geen verrassing dat Che er niet in slaagde om lokale steun te verwerven. Dat werd versterkt door het feit dat de boeren na de landhervorming van 1953 niet bereid waren om de weg van het gewapende verzet te bewandelen. Na maanden van vechten werd de guerrillagroep geïsoleerd en leed ze nederlaag na nederlaag. De gezondheid van Che ging er op achteruit. Hij moest op een paard rijden omdat hij niet meer gewoon kon wandelen als gevolg van zijn astma-aanvallen. Er kwam geen steun van Havana en de communicatie met het ELN werd afgebroken. Algemeen wordt aangenomen dat de leiding in Moskou Che uit de weg wilde. Castro bleef passief terwijl een van de voornaamste leiders van de Cubaanse revolutie zijn laatste maanden en weken tegemoet ging. Regis Debray was in Bolivia met Che, maar schoof nadien politiek naar rechts op en werd de adviseur van de Franse president Mitterand. In 1996 beschuldigde hij Castro in Havana ervan dat hij Che en zijn troepen in de steek had gelaten. De kleine groep van Che vocht tegen 1500 soldaten van het Boliviaanse leger. Dat leger kon de troepen van Che opsporen dankzij samenwerking met de CIA. Er was een hopeloos treffen op 8 oktober. Che en zijn strijders werden gevangen genomen bij het dorp La Higuera, ten oosten van Sucre. De volgende dag werd hij 45 minuten ondervraagd door luitenantkolonel Andres Selich, waarna zijn moord werd bevolen door de in Cuba geboren CIA-agent Felix Rodriquez. Hij lag gebonden aan handen en voeten naast de lijken van twee dode guerrillastrijders. Er werd hem gevraagd of hij Cubaan of Argentijn was. Che antwoordde: “Ik ben Cubaan, Argentijn, Boliviaan, Peruviaan, Ecuadoriaan,... je begrijpt me wel.” Hij werd op 39 jarige leeftijd geëxecuteerd en begraven in een geheim graf dat later is ontdekt. Zijn lichaam is nu teruggekeerd naar Cuba. Zijn beulen sneden zijn handen af en zonden ze op naar Havana als bewijs voor zijn dood. Op een muur bij zijn Boliviaanse graf staat een eenvoudige slogan geschilderd: “Che is zo levend als ze je nooit wilden laten zijn”. De geest van heldhaftig engagement in de strijd tegen onderdrukking gaat over op nieuwe generaties. Het voorbeeld van Che blijft velen inspireren
8 . Va n c o n g o tot B o l i v i a
101
in de strijd voor de omverwerping van het kapitalisme en de strijd voor een socialistisch alternatief. Tientallen jaren na zijn dood blijven marxisten Che beschouwen als een eerlijke en heldhaftige revolutionair. De tragedie van Che was dat zijn heldhaftigheid niet verbonden was met een uitgewerkt programma en ideeën waarmee hij zijn doel - de internationale revolutie – kon bereiken. De noodzaak van een uitgewerkt marxistisch programma blijft tot vandaag bijzonder dringend. Daartoe moeten revolutionairen vandaag leren uit de ervaringen van de strijd van Che Guevara en de moed en zelfopoffering van Che voortzetten in de strijd voor een socialistische samenleving.
10 3
9. Epiloog
Vandaag staat Cuba opnieuw voor een tweesprong. In een wereld met een totaal andere internationale situatie ligt de contrarevolutie en het herstel van het kapitalisme op de loer. Het VS-imperialisme heeft haar greep verstrakt en staat klaar om Castro omver te werpen en de markt open te gooien voor de zware jongens uit de zakenwereld. Door het verlies in 1990-1991 van de gunstige handelsvoorwaarden met de Sovjetunie tuimelde Cuba in een economische crisis. Dit was niet de enige economische tegenslag. Het VS-imperialisme hield Cuba immers al jaren geïsoleerd door het instellen van een handelsembargo. Elke Amerikaanse president vanaf 1959 was van plan om Castro te doen vallen en het kapitalisme opnieuw in te voeren. Naast economische blokkades en het sponsoren van huurlingenlegers waren er andere opmerkelijke pogingen van de CIA, onder andere door exploderende sigaren naar “El Jefe Maximo” in Havana te sturen. Castro heeft, tot de irritatie van de mensen in het Witte Huis, al negen VS-presidenten overleefd. Die hebben elk de massale steun in Cuba voor de revolutie onderschat, ook al bestaat er geen arbeidersdemocratie. Maar de vroegere verworvenheden van de Cubaanse revolutie liggen nu onder vuur in de groeiende druk voor kapitalistisch herstel. Het regime verloor de economische steun van de Sovjetunie en moest een nieuwe economische politiek uitwerken. Het heeft zich opengesteld voor buitenlandse investeringen en bezit van delen van de economie, het heeft de circulatie van de VS-dollar gelegaliseerd, wat de centraal geplande economie begint te bedreigen. Voor 1990-91 was de handel met vroegere regimes in de Sovjetunie en Oost-Europa goed voor 85% van de Cubaanse export. De suikerexport viel met 70% terug. Het verlies van deze handel en subsidies resulteerde in het stokken van de economie. Het Cubaanse BBP nam een duik van 30% in 1991. Ondanks het stabiliseren van de achteruitgang en het verhogen van de productie de laatste twee jaar, werd de terugval van tijdens de vroege jaren 1990 nog niet goed gemaakt.
10 4 C h e G u e va r a - Sy m b o o l va n s t r i j d
De levensstandaard viel dramatisch terug en er werd een rantsoenering van brood en rijst ingevoerd. Rationalisering in de staatssector leidde tot het afdanken van 500.000 werknemers. Het regime heeft maatregelen genomen om te garanderen dat gezondheidszorg en onderwijs verzekerd blijven, maar het is niet in staat geweest om de terugkeer te voorkomen van sommige van de slechtste aspecten van onder het kapitalisme. Alhoewel niet op de schaal van voor de revolutie, is er opnieuw prostitutie in de straten van Havana. In een wanhopige poging om de economische ineenstorting te stoppen, was het regime gedwongen om stappen te ondernemen om buitenlandse investeringen aan te trekken en toegang te krijgen tot de internationale markten. Het imperialisme is verdeeld Deze verandering in de politiek van Castro’s regering heeft een splitsing uitgelokt onder de imperialistische machten. Europa (vooral Spanje), Canada en Japan hebben geprobeerd om hun voordeel te halen uit deze situatie. Ze hebben investeringen in de Cubaanse economie toegejuicht. Canada is nu Cuba’s grootste handels- en investeringspartner, gevolgd door Spanje. Tegen 1996 waren er zowat 650 buitenlandse bedrijven met investeringen in Cuba. Andere, meer machtige Latijns-Amerikaanse kapitalistische landen zoals Mexico en Brazilië, volgden met een poging om hun economische en politieke invloed in de regio te verhogen. Los van het economisch profijt, hopen ze door deze politiek druk te zetten op de bureaucratie om verder richting kapitalisme uit te gaan en Cuba over te dragen aan een kapitalistische klasse, met ook delen van de verbannen Cubaanse bevolking in Florida. Deze politiek werd enorm bemoeilijkt door de houding van de VS, die voor een meer agressieve en confronterende benadering staat. De VS willen het regime van Castro uithongeren om vervolgens de VSgezinde Cubanen uit Miami aan de macht te brengen. Het is een kortetermijnpolitiek, maar het geeft goed de verschillende soorten druk weer waar het VS-imperialisme zich onder bevindt. Deze koers wordt gevormd door historische overwegingen, door wraak voor het beschadigde prestige van het VS-imperialisme, dat in 1959 haar speeltuin aan Castro verloor. Het is ook nodig voor de
9. E p i lo o g 10 5
VS-administraties om de steun van de 700.000 Cubanen in Florida te behouden. De Cubaans-Amerikaanse nationale stichting, een van de machtigste lobbygroepen in Washington, had een beslissend effect in het uitvaardigen van de Helms-Burton wet die het embargo rond Cuba verscherpte en zelfs buitenlandse bedrijven die in Cuba investeerden strafte. Andere reactionaire, maar kleinere, groepen zoals Alpha 66 hebben het geprobeerd met terroristische aanslagen en gewapende acties tegen het Castro-regime. Terwijl er in de VS een meer gematigde groep is die een compromis met de Castro-regering zou steunen, is er ook een heel krachtige reactionaire groep van vroegere Cubaanse kapitalisten en hun aanhangers. Deze krachten zijn niet bereid om compromissen te sluiten met de Castro-bureaucratie en proberen fabrieken en land te heroveren die ze verloren tijdens de revolutie. Moesten ze terugkeren, dan zouden velen dat doen met de bedoeling om zich te wreken. De positie van het VS-imperialisme, samen met de dreiging van de Cubaanse bannelingen, creëert grote obstakels voor die delen van de Cubaanse bureaucratie die voorstander zijn van een herinvoering van het kapitalisme en zichzelf willen omvormen tot een kapitalistische klasse. Dit is een groot verschil met wat zich afspeelde in Oost-Europa en de vroegere Sovjetunie. De bureaucratische kaste in die landen had doorgaans de bedoeling om zichzelf om te vormen tot kapitalistische klasse. Het enthousiasme voor de revolutie en de haat tegen het VS-imperialisme maakte het voor Castro mogelijk om aan de macht te blijven, ondanks de economische crisis van de jaren 1990. De agressieve arrogantie van het VS-imperialisme ketst af en resulteert in het behoud van de leiderspositie van Castro. Toch werd de Cubaanse regering gedwongen om kapitalistische maatregelen te treffen en nieuwe niet-Amerikaanse investeerders aan te trekken. In 1993 en 1994 zagen we de ontwikkeling van het toerisme en enkele andere sectoren. Zelfs de landbouw was aangetast. In 1992 was 75% van de landbouw in handen van staatsboerderijen. In 1995 was dat terug gelopen tot 27%. De privéboerderijen moeten wel een deel van hun opbrengst aan de staat verkopen. Deze en andere maatregelen stonden een kleine groei van de economie toe, maar er kwam geen herstel van wat er de laatste jaren aan sociale maatregelen
10 6 C h e G u e va r a - Sy m b o o l va n s t r i j d
was afgebouwd. Deze maatregelen hebben ook gezorgd voor een groeiende ongelijkheid bij de bevolking. Arbeiders die in vennootschappen werken krijgen meer loon omdat ze in dollars worden uitbetaald. Dit is mogelijk sinds 1993. Er ontwikkelde zich onder deze omstandigheden ook een zwarte markt. Toen Castro deze maatregelen invoerde, beschouwde hij ze als tijdelijke stappen. Ondertussen bleef hij in woorden het socialisme verdedigen. Toen hij een deel van zijn economie openstelde, was de tactiek: “Niet toegeven aan het neoliberalisme, noch aan een overgang naar het kapitalisme. Het is een opening die noodzakelijk is om het socialisme te verdedigen en te ontwikkelen. Dit wordt niet door de regering verborgen gehouden.” De duidelijk zichtbare verdediging van Castro tegen het VS-imperialisme heeft de laatste jaren de steun van jongeren en arbeiders op internationale basis aangescherpt. Velen zien Cuba als een land dat zich verzet tegen het imperialisme en het kapitalisme, en als de laatste verdediger van het ‘socialisme’. De internationale arbeidersbeweging moet haar verantwoordelijkheid nemen en oppositie voeren tegen alle imperialistische en kapitalistische aanvallen op Cuba. Anderzijds moeten we beseffen wat Castro en de Cubaanse bureaucratie bedoelen met het verdedigen van het ‘socialisme’. Een deel van die bureaucratie verzet zich tegen de maatregelen die het mogelijk maken dat kapitalisme wordt ingevoerd. Ze willen de sociale rechten die verkregen waren door de revolutie niet opgeven, en ze vrezen chaos en armoede indien het kapitalisme zich herstelt. De bureaucratie werd gedwongen om de revolutie te verdedigen en zich te verzetten tegen het kapitalisme en het imperialisme, als middel om de massa in bedwang te houden. Dit blijkt ook uit het voortzetten van de eenpartijstaat. De Cubaanse Communistische partij is het instrument waarmee de bureaucratie de samenleving onder controle houdt. Vrienden van het socialisme? Castro verdedigt het socialisme, maar wil anderzijds buitenlandse investeerders aantrekken. Met het geld van die investeerders, sijpelen ook de kapitalistische politici en ideeën binnen. De conservatieve Spaanse voormalige minister Solchaga werd naar Havana uitgenodigd als economisch raadgever. Castro verklaarde zijn verlangen om
9. E p i lo o g
107
Thatcher persoonlijk te ontmoeten en hij heeft de paus al ontmoet om meer openheid te creëren ten opzichte van de katholieke kerk. Toen het Mexicaanse leger in 1968 honderden studenten afslachtte, bleven de Cubaanse regering en de communistische partij opvallend stil over de opstand van de inheemse bevolking in Chiapas. De geschiedenis herhaalt zich blijkbaar, want er werd ook geen enkele steun verleend aan de heldhaftige strijd van de Mexicaanse busbestuurders en petroleumarbeiders tegen de privatiseringen. De internationale politiek heeft nog steeds gevolgen voor de binnenlandse politiek en de belangen van het Cubaanse regime. Het kan geen toeval zijn dat de Cubaanse regering niets deed voor de petroleumarbeiders toen de Mexicaanse kapitalisten de grootste investeerders waren in Cuba. Er werd door de Mexicaanse Grupo Domos ongeveer 1,5 miljoen dollar geïnvesteerd in telecommunicatie. Een deel van de Cubaanse bureaucratie is bereid om het kapitalisme te ondersteunen indien een overeenkomst met het imperialisme mogelijk blijkt. De druk neemt toe om meer kapitalistische maatregelen te treffen. Cuba kan niet blijven overleven in een internationaal isolement, en het zal gedwongen worden om meer buitenlandse investeringen en handel aan te trekken. Castro en een deel van de bureaucratie zouden eerder tevreden zijn met een mengeling van socialisme en kapitalisme indien dit mogelijk zou zijn. Er zou meer vrije markt komen, maar een deel zou in handen van de staat blijven en het staatsapparaat zou intact blijven. De delen van de bureaucratie die een volledige terugkeer van het kapitalisme willen, zouden zelfbewuster worden door Castro’s dood, die op 71-jarige leeftijd (1997) te kampen heeft met een zwakke gezondheid. Door de verandering van de Cubaanse regering na Castro’s dood, kan zelfs het VS-imperialisme haar beleid veranderen, en samen met de verbannen Cubaanse kapitalisten proberen om een jongere generatie van de bureaucratie voor zich te winnen. Delen van de heersende klasse van de VS hebben zelfs al investeringsplannen voor Cuba uitgewerkt. Voor een socialistisch alternatief Het ontbreken van een socialistisch alternatief en het isolement van Cuba zal het proces van kapitalistisch herstel versterken. Dit kan enkel worden tegengehouden door het oprichten van een echte
10 8 C h e G u e va r a - Sy m b o o l va n s t r i j d
arbeidersdemocratie, met als doel het vestigen van socialisme in heel Zuid-Amerika. Het oprichten van echte arbeidersraden, op lokaal en nationaal vlak, die de controle op de economie in handen hebben, is essentieel. Alle ambtenaren en vertegenwoordigers moeten verkozen worden, onderworpen aan permanente afzetbaarheid door diegenen die hen verkozen hebben, en ze mogen niet meer verdienen dan het gemiddelde loon van een geschoolde arbeider. Er moet een einde komen aan het eenpartijstelsel dat momenteel bestaat. Men probeert dit stelsel goed te praten door te wijzen op de dreiging door imperialisten en reactionaire rechtse groeperingen uit Miami, die zich in een meerpartijenstelsel zouden kunnen organiseren. Dat argument volstaat echter niet om groepen en partijen die het kapitalisme verwerpen en de planeconomie verdedigen de toegang tot de verkiezingen te ontzeggen. Er moeten ook onafhankelijke vakbonden komen. De dreiging van het imperialisme en het kapitalisme kan enkel vermeden worden door de overwinning van het socialisme in ZuidAmerika. Daarom moeten we de steun van de Zuid-Amerikaanse arbeidersklasse winnen en er een socialistische federatie oprichten. Dit had moeten gebeuren in 1959, toen de Cubaanse revolutie slaagde. Het was de ambitie van Che om dit te verwezenlijken. Ondanks zijn heldhaftigheid en zelfopoffering, zag hij niet hoe hij de revolutie in Zuid-Amerika kon volbrengen. Dertig jaar na zijn dood is deze strijd meer dan ooit noodzakelijk. Als we als socialisten lessen trekken uit de erfenis van Che kan die strijd gewonnen worden.
10 9
Appendix Wat met Cuba na Castro?
Geschreven door Peter Taaffe (2006) Zal Cuba dezelfde weg opgaan als Rusland en Oost-Europa na de val van de Berlijnse Muur in 1989 met een terugkeer naar het kapitalisme? Die vraag kwam recent op de voorgrond door de ziekte van Fidel Castro en de machtsoverdracht aan zijn broer Raúl Castro. Het VS-imperialisme wil uiteraard een ‘regimeverandering’, en dan niet enkel een andere regering maar ook een ander sociaal systeem. In juli stelde een speciaal rapport van de Commissie voor Hulp aan een Vrij Cuba (niet toevallig gecontroleerd door de regeringBush) dat 80 miljoen dollar werd opzijgezet om haar doelstellingen te bereiken. In tegenstelling tot vroegere rapporten werden delen van dit rapport niet gepubliceerd “wegens veiligheidsredenen”. Dat lijkt erop te wijzen dat een toekomstige militaire interventie van de VS in Cuba niet uitgesloten is. De ziekte van Castro leidde tot grootse feesten onder delen van de 650.000 Cubaanse bannelingen in de VS, uiteraard vooral bij de parasiterende rijke elite die maar al te graag haar “eigendommen” terug in bezit zou nemen. Ze hopen dat dit snel gebeurt na de dood van Fidel Castro. Aan de andere kant zijn er miljoenen arbeiders en armen, in het bijzonder in de neokoloniale wereld en Latijns-Amerika, die hopen dat de voorspellingen over het ineenstorten van het Cubaanse regime onterecht zullen blijken. De Cubaanse revolutie heeft van bij haar aanvang in januari 1959 en doorheen haar geplande economie een beeld gegeven van wat mogelijk is voor de mensheid als de samenleving uit het keurslijf van grootgrondbezit en kapitalisme raakt. Fidel Castro en Che Guevara waren toen en nu nog steeds heroïsche figuren voor veel arbeiders en jongeren doorheen heel de wereld.
110 C h e G u e va r a - Sy m b o o l va n s t r i j d
Tegen de achtergrond van een brutaal neoliberaal offensief van het kapitalisme in de jaren 1990 en het begin van deze eeuw, slaagde Cuba erin om haar reputatie te versterken. De verwezenlijkingen op vlak van gezondheidszorg, huisvesting en onderwijs zijn spectaculair in vergelijking met wat voorheen de norm was onder het bewind van de grootgrondbezitters en kapitalisten. Zelfs op een ogenblik dat tal van politici en commentatoren de ziekte van Castro aangrijpen om zich uit te spreken tegen het systeem en de revolutie in Cuba, moeten de ernstigste journalisten erkennen dat er heel wat verwezenlijkingen zijn in Cuba. Zo moest het Spaanse blad El Pais recent erkennen dat Cuba indrukwekkend scoort op een aantal vlakken. Er zijn 200.000 leraars op een bevolking van 11,4 miljoen mensen. Dit betekent dat er voor iedere 57 mensen een leraar is, één van de beste ratio’s van leraars ter wereld en zeker in de neokoloniale wereld. Na de aardbeving in Pakistan en Kasjmir in 2005 stuurde Cuba 2600 dokters en technici om te helpen in de meest getroffen gebieden. Op zes maanden tijd behandelden ze 1.700.000 patiënten of 73% van de slachtoffers met een ziekte. De Cubaanse dokters stonden in voor 14.500 operaties. Daarbovenop werden 1.000 beurzen uitgereikt aan jongeren uit de meest getroffen gebieden om geneeskunde te studeren in Cuba. 32 tijdelijke ziekenhuizen werden door de Cubaanse regering geschonken aan de bevolking om het hoofd te kunnen bieden aan enkele dringende behoeften. In Indonesië stuurde Cuba na de aardbeving van mei 2006 135 gezondheidswerkers die instonden voor 100.000 patiënten. Er werden twee ziekenhuizen gebouwd en achtergelaten door de Cubanen. In 107 verschillende derde wereldlanden werken er 36.000 Cubaanse gezondheidswerkers. Daarbovenop werd door Venezuela en Cuba een gezamenlijk project opgezet om zes miljoen Latijns-Amerikanen gratis operaties aan te bieden als ze deze niet kunnen betalen. Cuba bood ook 100.000 plaatsen aan de Cubaanse universiteit aan om Latijns-Amerikaanse dokters gratis op te leiden. De bezittende klassen vrezen wereldwijd dat dit voorbeeld (een geplande economie, ook al wordt ze niet georganiseerd of gecontroleerd door de arbeidersklasse maar door een bureaucratie) nog aantrekkelijker zal worden voor brede lagen van armen in een periode van economische crisis van het wereldkapitalisme. Ondanks de verwezenlijkingen is het behoud van de geplande economie echter
Wat m e t C u b a n a C a s t r o ?
111
niet gegarandeerd, zeker niet bij een eventueel overlijden van Fidel Castro. Zijn imago als held van de revolutie, samen met de figuur van Che Guevara en de stevige sociale verwezenlijkingen van de revolutie, hebben pogingen tot contra-revolutie kunnen tegenhouden. Zelfs in de meest moeilijke omstandigheden van de ‘speciale periode’ van de jaren 1990 was dat het geval. Aan een zijden draadje Na het herstel van het kapitalisme in Rusland, waren er enorme economische problemen in Cuba. Castro stelde hierover: “In geen enkele andere periode bevond gelijk welk land zich in een situatie zoals de onze, het socialistische blok was verdwenen en wij bleven onder een genadeloze blokkade van de VS lijden. Niemand kon zich inbeelden dat iets zeker en vast zoals de zon ooit zou verdwijnen, maar met de Sovjetunie gebeurde dit wel.” (Fidel Castro: A biography, Volker Skierka, p.282). Hij stelde verder: “We zullen onszelf verdedigen, omringd door een oceaan van kapitalisme in deze speciale periode”. Een andere schrijver stelde recent: “Er kwam een rantsoenering van het voedsel, maar er was zowat geen boter, melk was er enkel voor kleine kinderen, ouderen en behoeftigen. Er was slechts 250 gram brood per persoon per dag. Zeep, detergent, WC-papier of lucifers waren er amper.” De economie ging met 2,9% achteruit in 1990, 10% in 1991, 11,6% in 1992 en 14,9% in 1993. Er was ondervoeding op grote schaal, terwijl dit sinds de revolutie niet meer was voorgekomen. De historische verwezenlijkingen van gratis onderwijs en medische zorgen werden bewaard, maar er kwam een hard besparingsprogramma waar brede lagen onder leden. Eén van de belangrijkste besparingen was het verminderen van de energieconsumptie met 50%. Zoals een commentator het stelde: “De Cubaanse samenleving kwam bijna letterlijk stil te staan – tot de commandante [Castro] het idee had dat de massa’s naar de toekomst konden rijden met paardenkarren en fietsen.” Castro maakte van de nood een deugd en verklaarde: “De speciale periode heeft ook positieve kanten, zoals het feit dat we nu in het tijdperk van de fiets komen. In zekere zin is ook dat een revolutie.” Ongetwijfeld was fietsen goed voor de gezondheid van de Cubanen, net zoals de afwezigheid van McDonalds of andere fastfoodketens. Maar het besparingsprogramma volstond niet om te voldoen aan de verwachtingen van de jongeren en de arbeiders om ook toegang
112 C h e G u e va r a - Sy m b o o l va n s t r i j d
te hebben tot moderne technologie, producten, een hogere levensstandaard en vrijheid. Cuba moest noodgedwongen terugvallen op haar eigen middelen en was in staat om geleidelijk aan vooruitgang te boeken met onder meer de ontwikkeling van biotechnologie waardoor Cuba reeds in de vroege jaren 1990 de grootste exporteur werd van biotechnologische producten die worden toegepast in de medische sector, onder meer tegen meningitis, hepatitis B en andere ziektes. In tegenstelling tot multinationals uit de VS en Europa maakte Cuba reeds in 1991 winst met deze sector en was het een concurrent voor de grote bedrijven door aan lage prijzen te leveren aan voornamelijk derdewereldlanden. Deze succesvolle sector van de Cubaanse productie staat echter slechts in voor zo’n 3 tot 5% van de totale export uit het land. De mogelijkheden van Cuba om te concurreren in de farmaceutische sector waren onlosmakelijk verbonden met het behoud van een degelijke gezondheidssector, een direct gevolg van de geplande economie. Er waren nog steeds 340.000 personeelsleden en 64.000 dokters in Cuba doorheen de ‘speciale periode’. Op dit ogenblik zijn er zelfs 70.000 dokters, of één per 193 inwoners. In Duitsland is dat één per 313 inwoners. Castro was in staat om de levensverwachting in Cuba in stand te houden, terwijl dit bijvoorbeeld in de vroegere Sovjetunie drastisch achteruit ging na het herstel van het kapitalisme. “De levensverwachting in het deel van de Sovjetunie dat nu Rusland is, daalde tot 56 jaar, 20 jaar minder dan in Cuba.” Ondanks die elementen ervaart Cuba omwille van haar isolement nog steeds belangrijke tekorten, zelfs op medisch gebied. Bovendien begon de werkloosheid, voorheen een ongekend fenomeen, scherp toe te nemen met een werkloosheidscijfer van minstens 8% op 4 miljoen arbeiders. Een Spaanse instelling schatte destijds dat: “in mei 1999 zowat één derde van de Cubaanse arbeiders ofwel geen werk had ofwel ondertewerkgesteld was.” In 1999 stelde de Economische Commissie voor Latijns Amerika van de VN (CPAAL) dat: “de Cubaanse revolutie in 1999 het punt bereikte waar het zich 40 jaar eerder bevond, in 1959.” In de vroege jaren 1990 hing het lot van de revolutie aan een zijden draadje en dat voor het eerst sinds de invasie op de Varkensbaai. De dreiging van contra-revolutie met de terugkeer van kapitalisten en grootgrondbezitters vanuit Miami was reëel. Dat zou leiden tot een nieuwe dominantie door het VS-imperialisme.
Wat m e t C u b a n a C a s t r o ?
113
Castro moest noodgedwongen toegevingen doen aan de ‘markt’, dus aan het kapitalisme. Met de ‘dollarisering’ ontwikkelde zich een parallelle economie die zorgde voor relatieve privileges voor wie in de toeristische sector werkte en waar in dollars werd betaald, of voor wie in samenwerkingsverbanden met buitenlandse bedrijven werkte. De sterkste voorstanders van een geplande economie, zoals de dokters en leraars, werden wel nog in pesos betaald en leden daar zwaar onder. De gekende linkse schrijver Richard Gott schreef: “het staatsmonopolie over buitenlandse handel werd afgeschaft in 1992 en de grondwet werd aangepast om toe te laten dat overheidsbezittingen werden overgedragen aan joint ventures met buitenlandse partners.” Dit betekende dat Cuba op weg was naar een terugkeer naar het kapitalisme, als het tot op zekere hoogte dat punt al niet had bereikt. Het klopt dat er in 1995 een amendement kwam op de Cubaanse grondwet waarbij het werd verboden dat buitenlands kapitaal 100% van de aandelen van bedrijven zou verwerven. Maar dit werd in de praktijk niet gevolgd. Castro verklaarde zelf: “Er zijn geen rigide voorschriften. We zijn bereid om ieder voorstel te bekijken.” Maar ondanks al deze moeilijkheden, behield Cuba in essentie een geplande economie. Import en export werd gedaan door Cubaanse bedrijven en andere instellingen die daartoe werden geregistreerd bij de Cubaanse kamer van koophandel. Buitenlandse bedrijven moesten toelating krijgen van het ministerie om activiteiten aan de dag te kunnen leggen. Onderhuids ongenoegen Er was een zekere decentralisatie. Naar schatting 350 bedrijven kregen toelating om te importeren en te exporteren. Er kwam ruimte voor het buitenlands kapitaal en haar steunpunten in Cuba. Maar een aantal beperkingen bleven behouden en de import moest goedgekeurd worden. Castro maakte in 2000 duidelijk dat dergelijke toegevingen aan het kapitalisme heel wat beperkingen met zich meebrengen. Aan de directeur van UNESCO, Frederico Mayor Zaragoza, stelde hij: “Als algemeen principe geldt dat niets in Cuba geprivatiseerd wordt als het geschikt is voor bezit door de natie of een arbeiderscollectief. Onze ideologie en onze voorkeur is dat het socialisme niet mag lijken op het egoïsme, de privileges en de ongelijkheden van de kapitalistische samenleving. In ons land is het niet zo dat de toplaag veel bezit, en niets wordt weggegeven aan vrienden of medewerkers. Niets dat efficiënt
114 C h e G u e va r a - Sy m b o o l va n s t r i j d
kan gebruikt worden met een groot profijt voor onze samenleving, zal eindigen in de handen van privé-personen, of dit nu Cubanen zijn of anderen.” Het klopt echter niet dat er geen ongelijkheid was in Cuba. De regelmatige campagnes tegen corruptie en privileges die onder meer gevoerd worden door Castro, wijzen op een andere realiteit. De dollarisering van de economie was in feite een nederlaag voor de revolutionaire trots en zorgde voor meer verdeeldheid in de Cubaanse samenleving met een verdere groei van een geprivilegieerde elite. Een wetsverandering zorgde ervoor dat kleine handelsactiviteiten konden worden opgezet en het leidde tot de ontwikkeling van een relatief welvarende kleinburgerij in de stedelijke gebieden. Zoals heel wat gelijkaardige hervormingen die werden doorgevoerd door de stalinistische regimes voor hun val in 1989 in Oost-Europa, de voormalige Sovjetunie of vandaag in China, leidde dit tot de ontwikkeling van een kapitalistische sector. De besparingen zorgden bovendien voor ongenoegen. De sterkere controles van het Cubaanse regime op de dollar kwamen er onder druk van de bevolking. Dit volstond echter niet. Het onderhuidse ongenoegen leidde zelfs tot rellen in het centrum van Havana waarin duizenden mensen betrokken waren in augustus 1994. Er waren vooral jongeren die op straat kwamen en stenen gooiden naar de hotels. Voor het eerst waren er ook slogans tegen Castro: “We zijn het beu, we willen vrijheid, weg met Fidel”. De actievoerders botsten op 300 politie-agenten die waarschuwingsschoten losten in de lucht en er leek een scherpe confrontatie te komen tot “plots, de grote leider zelf [Castro] te voorschijn kwam en een discussie begon met de jongeren. De massa werd snel rustiger en luisterde naar hem, waarna de actie werd afgeblazen.” Dat is een voorbeeld van de enorme autoriteit van Castro en de revolutie op dat ogenblik en wellicht is dat ook vandaag nog evenzeer het geval. Op dat ogenblik volstond het om de beweging stil te leggen, maar het ongenoegen bleef onderhuids wel nog aanwezig. Strijd tegen corruptie De Cubaanse economie heeft zich wat hersteld, deels als gevolg van de economische hulp van Hugo Chavez en Venezuela, handelsakkoorden met China,... Maar er zijn nog steeds tekorten die gepaard gaan met corruptie. Castro erkende dit vlak voor hij ziek werd. Hij baseerde
Wat m e t C u b a n a C a s t r o ?
115
zich op 30.000 jongeren, sociale werkers, om een “strijd van ideeën” te lanceren om het systeem in Cuba te verdedigen en als middel om te strijden tegen corruptie. Deze kracht steunt Castro en de revolutie en doet denken aan de mobilisatie van Mao Zedongs Rode Garde tijdens de Culturele Revolutie van 1966. Voor zijn ziekte probeerde Castro een proces op gang te brengen van hercentralisatie en het beperken van de pro-kapitalistische toegevingen van de jaren 1990. Dat was mogelijk op basis van de steun uit Venezuela en de middelen die uit het toerisme komen. Castro was zich ook bewust van de gevolgen van zijn eventuele overlijden. Hij was bang dat dit zou leiden tot een versterking van de corruptie en wou daarom een soort van Cubaanse versie opzetten van Mao’s Culturele Revolutie, maar uiteraard niet op een zelfde schaal of met dezelfde hooligan-methoden. In vijf van de 14 provincies werd de leiding van de Communistische Partij vervangen. Hetzelfde lot werd ondergaan door de ministers van lichte industrie, hoger onderwijs en controle. Een aantal leden van de het 21 personen tellende Politburo werden aan de kant gezet wegens ‘fouten’ zoals het ‘misbruik van vertrouwen’. In een toespraak aan de universiteit van Havana stelde Castro dat er heel wat problemen zijn van corruptie in de economie die door de overheid wordt gecontroleerd. Hij stelde dat dit een bedreiging vormt voor het ‘communistische’ systeem. “We kunnen onszelf vernietigen en dat zal onze schuld zijn”. De jonge sociale werkers, met zwarte of rode T-shirts, worden gemobiliseerd om bijvoorbeeld in benzinestations de verkoop van de weinige benzine te controleren. Daarbij werd duidelijk dat voorheen zowat de helft van de verkochte benzine niet in de boeken terug kwam. De vraag is natuurlijk hoe het mogelijk is dat in een ‘democratisch’ socialistisch Cuba waar de macht in theorie gevestigd is bij de massa’s en hun organisaties, nu plots zo’n grootschalige corruptie kan worden aangetoond. Na deze operatie werd de nieuwe Cubaanse “rode garde” gemobiliseerd voor missies om staatsbedrijven te controleren, waar er heel wat misbruiken werden vastgesteld. Ook delen van het leger worden ingezet in de strijd tegen de corruptie. Het leger controleert de haven van Havana waar volledige containers ‘verdwenen’ toen de haven door burgers werd gecontroleerd. Castro is duidelijk bang van het voorbeeld van de val van de Sovjetunie en hoopt een systeem te ontwikkelen waardoor Cuba een gelijkaardige weg kan vermijden.
116 C h e G u e va r a - Sy m b o o l va n s t r i j d
Het inzetten van studenten en speciale brigades zal het probleem echter niet oplossen. De kwesties van corruptie, diefstal en bureaucratie zijn geen randfenomenen. Het karakter zelf van de Cubaanse samenleving vormt een probleem: de macht is geconcentreerd bij vertegenwoordigers van de staat, het leger en de Communistische Partij, wat bij tekorten tot misbruik leidt. In de vroege jaren 1990 werd het land geconfronteerd met een catastrofale economische situatie. De Cubaanse leiding met Fidel begon toen een discussie over het veranderen van de grondwet om onder meer rechtstreekse verkiezingen te organiseren. Dat was echter nog steeds in de context van één kandidaat per zetel in het parlement. Die kandidaat zou uiteraard een trouw partijlid zijn. In het beste geval was het een vorm van ‘democratie’ waarbij de kiezers een kandidaat konden kiezen uit een lijst, maar dan van slechts één partij. Tegelijk waren de leden van het Centraal Comité, het Politburo en de Staatsraad onderworpen aan een vetorecht van Fidel Castro. Dit leidde tot een beperking van de bureaucratie, zo werd het aantal secretarissen van het Centraal Comité van 19 tot 9 gehalveerd, maar dit was niet fundamenteel genoeg om het probleem van de machtsconcentratie bij de bureaucratische elite aan te pakken. Heel wat topbureaucraten bleven genieten van privileges tegenover de massa’s. Castro zelf is persoonlijk niet corrupt, ook al werd recent door het magazine Forbes op een absurde wijze beweerd dat Castro één van de rijkste mensen ter wereld zou zijn. Maar het probleem gaat niet om één persoon of een klein aantal mannen en vrouwen die allemaal de geplande economie willen behouden. Het probleem is dat de echte macht bij een kleine toplaag ligt. De grote meerderheid van de arbeiders wordt opzijgeschoven en hoogstens geraadpleegd, maar ze heeft geen echte macht. Arbeidersdemocratie Zeventig jaar geleden stelde Leon Trotski in ‘De Verraden Revolutie’: “Zal de bureaucraat de arbeidersstaat verslinden, of zal de arbeidersklasse korte metten maken met de bureaucraat? … De arbeiders zijn niet zozeer bang dat ze door het buitengooien van de bureaucratie de weg zouden openen naar kapitalistische restauratie.” (De Verraden Revolutie, HS 11, marxisme.be). Voor grote delen van de bevolking vat dit wellicht de sfeer op Cuba samen. Maar het ongenoegen neemt toe,
Wat m e t C u b a n a C a s t r o ?
117
zeker onder de nieuwe generaties. 73% van de Cubaanse bevolking werd geboren na de overwinning van de revolutie van 1959. Een groot deel van de nieuwe generatie is vervreemd en zorgt ervoor dat voor sommigen van hen de revolutie niet gezien wordt als iets van hen zelf. Castro lijkt dit probleem niet te erkennen en is ook niet in staat om maatregelen te nemen die de verworvenheden van de revolutie veilig stellen. Hij verklaarde: “Ik denk niet dat het echt nodig is om meer dan één partij te hebben… Hoe kon ons land standhouden als het opgedeeld was in tien delen? … Ik denk dat de uitbuiting van de ene mens door de andere moet verdwijnen vooraleer er echte democratie kan zijn.” Maar zonder echte arbeidersdemocratie – het stoppen van het éénpartijstelsel, echte verkiezingen met arbeidersraden waarvoor iedereen (ook trotskisten) kandidaat kan zijn, strikte controles op de inkomens, met permanente afzetbaarheid van alle verkozen vertegenwoordigers – is de Cubaanse revolutie in gevaar, zeker als Castro verdwijnt. Cuba is geen ‘socialistische’ staat. Zelfs een gezonde arbeidersstaat met arbeidersdemocratie in één land, of enkele landen, zou nog steeds een overgangsvorm zijn tussen het kapitalisme en het beginpunt voor socialisme. Cuba is geen gezonde arbeidersstaat zoals dit werd begrepen door Lenin en Trotski, en de marxisten die na hen kwamen. Het is ook geen arbeidersstaat met bureaucratische afwijkingen, zoals sommigen recent stelden. Zo’n regime bestond in de eerste periode na de Russische revolutie tussen 1917 en 1923. De bolsjewieken moesten, volgens Lenin, omwille van de culturele achterlijkheid van Rusland “het oude tsaristische staatsapparaat overnemen met een dun laagje socialistisch vernis.” Dit probleem kon enkel overkomen worden door een wereldwijde verspreiding van de Russische revolutie. In de staat die na 1923 bestond, vochten Trotski en de Linkse Oppositie voor ‘hervormingen’, maatregelen om de ‘bureaucratische afwijkingen’ te beperken. De consolidatie van de bureaucratische elite, gepersonaliseerd door de opkomst van Stalin, zorgde ervoor dat er niet zozeer nood was aan ‘hervormingen’ maar aan het omverwerpen van de stalinistische staat en de bureaucratie in Rusland om stappen te kunnen zetten in de richting van het socialisme. Cuba en haar revolutie hadden heel wat andere kenmerken dan de Russische Revolutie en Castro was niet Stalin. Maar het bestaan van een kaste, een bureaucratie, met haar eigen belangen die ingaan
118 C h e G u e va r a - Sy m b o o l va n s t r i j d
tegen het behoud van de Cubaanse revolutie en verdere vooruitgang ervan, worden nu bevestigd door de waarschuwingen van Castro voor de toekomst en de maatregelen die hij voor zijn ziekte had opgezet tegen de bureaucratie. Cuba is wat Trotski een ‘gedeformeerde arbeidersstaat’ noemde, een geplande economie waar de macht in handen is van een geprivilegieerde kaste van bureaucraten. Sommigen stellen dat Cuba vandaag een “arbeidersstaat met bureaucratische afwijkingen” is, en dat er bijgevolg slechts hervormingen nodig zijn en geen ‘politieke revolutie’. Maar de historische ervaring toont aan dat een heersende, geprivilegieerde laag van de samenleving, of het nu kapitalisten zijn of een bureaucratische elite, zich bewust is van haar macht en ervoor zal vechten om die te behouden, desnoods met de meest brutale methoden die mogelijk zijn. De noodzaak van een politieke revolutie in Rusland, zoals door Trotski naar voor werd gebracht, was een wetenschappelijke omschrijving van wat nodig was om de geplande economie te bevrijden van de greep van de spilzieke inhalige bureaucratie. Het was geen dagelijks actieprogramma waarbij de Trotskisten in Rusland op straat trokken om campagne te voeren voor een ‘politieke revolutie’. Ze kwamen op straat, maar om op te komen voor arbeidersdemocratie. Het socialisme zou beginnen met een hoger niveau van productie en techniek dan het hoogste niveau dat ooit werd bereikt onder het kapitalisme. Het begin van het socialisme zou een hoger niveau van techniek en een hogere levensstandaard bereiken dan in de VS. Dat kan enkel door een wereldwijde planning van de productie onder de controle van de arbeidersklasse. Maar het gebrek aan arbeidersdemocratie zorgt ervoor dat het onmogelijk is om in één land of enkele landen over te gaan naar een socialistisch systeem. Dat kan, zoals in de Sovjetunie destijds, ertoe leiden dat er niet wordt overgegaan naar socialisme maar dat er een degeneratie komt die uiteindelijk leidt tot een ineenstorting en uiteindelijk het herinvoeren van het kapitalisme. Het echte gevaar van een geïsoleerde arbeidersstaat ligt, volgens Trotski, niet zozeer in een militaire inval maar in de goedkope invoer door het imperialisme. Een grote toevloed van toeristen, zeker van de miljoenen Amerikanen met dollars, zou grote problemen veroorzaken voor Cuba en zou de bestaande elementen van kapitalisme versterken.
Wat m e t C u b a n a C a s t r o ?
119
Verdeeldheid in het regime Vanuit het standpunt van het VS-imperialisme was het niet slim om in de jaren 1990 onder Clinton Cuba verder te isoleren en te belegeren met de Helms-Burton wetten. Deze wetgeving bepaalde dat een toekomstige regering niet zomaar de onteigeningen uit de jaren 1960 kan erkennen, zoals dit overigens gebeurde door de kapitalistische regering van Duitsland na de hereniging. Duitsland erkende alle onteigeningen door de overheid en zelfs door de Sovjettroepen na Wereldoorlog Twee. Als Helms-Burton letterlijk zou worden toegepast, zou dit betekenen dat een toekomstig kapitalistisch Cuba niet hetzelfde zou kunnen doen als Duitsland. Hierdoor zou Cuba terugkeren “naar de oude eigendomsverhoudingen, wat even catastrofaal zou zijn als de verplichting om compensaties te betalen naar de actuele waarde.” (Fidel Castro: A Biography, Volker Skierka, p313) Een andere commentator stelde: “Helms-Burton was een duidelijke wet bestemd voor de toekomstige controle over een toekomstig Cuba: de bedoeling is geen democratisering van het politieke systeem en de instellingen, maar de herinbezitname van het eiland door haar buren uit het noorden. Als grote delen van de Cubaanse economie terug in handen komen van private Amerikaanse bedrijven, zou dit niet enkel een herstel betekenen van de (niet gewilde) voorwaarden die bestonden voor de revolutie. De bevolking van het eiland zou bovendien moeten instaan voor de interest, en de interest op de interest, gedurende generaties. De voordelen zouden gaan naar de afstammelingen van de maffiosi die hun bezittingen verkregen door geweld en repressie, corruptie, diefstal, belastingontduiking en dubieuze eigendomsclaims.” (ibid. p314) De Helms-Burton wetten hebben het Cubaanse systeem versterkt, in die zin dat die bureaucraten die de geplande economie wilden afbouwen geen ruimte kregen om hun hervormingen waardig door te voeren. Er is verdeeldheid binnen de bureaucratische elite van Cuba. Er is een deel dat zich wil ‘open’ stellen voor het kapitalisme in een ‘democratische’ vorm. Er is ongetwijfeld een andere vleugel die wil opkomen voor het behoud van de geplande economie. Marxisten zouden, zoals Trotski het aanraadde, deelnemen aan een principieel blok met dit deel van de Cubaanse leiding en de bureaucratie. Ze zouden bovendien massaal Cubaans verzet mee helpen mobiliseren tegen iedere dreiging van een herinvoering van het kapitalisme. Door haar aard zou dit blok echter onvermijdelijk de kwestie stellen van hoe Cuba kan bevrijd worden
12 0 C h e G u e va r a - Sy m b o o l va n s t r i j d
van de doodlopende straat van de bureaucratie zodat de revolutie kan veilig gesteld worden. Sommige marxisten verlaten het standpunt van politieke revolutie om de bureaucratische elite te vervangen. In plaats daarvan worden frasen naar voor gebracht over arbeidersdemocratie. Maar dat is pure demagogie. Het idee van een politieke revolutie en arbeidersdemocratie zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Trotski gaf kritische steun aan bepaalde maatregelen die de bureaucratische elite bereid was te nemen om de geplande economie te verdedigen om hun eigen positie veilig te stellen. Maar dat betekende niet dat afstand werd gedaan van het idee van politieke revolutie. Trotski stelde: “De revolutie die de bureaucratie voorbereidt tegen zichzelf, zal geen sociale revolutie zijn zoals de revolutie van 1917. Het is geen kwestie van het veranderen van de economische fundamenten van de samenleving, of het vervangen van eigendomsverhoudingen door andere. De geschiedenis heeft niet enkel sociale revoluties gekend die bijvoorbeeld het burgerlijke regime in de plaats van het feodale regime stelden, maar ook politieke revoluties die zonder het vernietigen van de economische fundamenten van de samenleving, de oude heersende elite aan de kant schoven (1830 en 1848 in Frankrijk, februari 1917 in Rusland,…).” Het vervangen van een geprivilegieerde kaste die ongetwijfeld bestaat in Cuba door arbeidersdemocratie hoeft niet noodzakelijk gewelddadig te zijn, maar het moet diepgaand zijn waarbij echte controle en beheer aan de massa’s wordt gegeven in plaats van een top-down controle die vandaag wordt uitgeoefend door de Cubaanse leiding, zelfs indien het wordt doorgevoerd door charismatische leiders. Arbeidersdemocratie in Cuba zou de hand reiken aan de Latijns-Amerikaanse massa’s. Er zou zowat onmiddellijk een echte democratische arbeidersconfederatie kunnen gevormd worden tussen Cuba en Venezuela, zeker indien de revolutie in dat laatste land wordt vervolledigd en nadien ook in Bolivia. Dat is de enige weg vooruit om de verworvenheden van de Cubaanse revolutie veilig te stellen. Zonder een geplande economie zal Cuba decennia teruggeslagen worden in de geschiedenis en zal de hoop op een socialistische revolutie in Latijns-Amerika en wereldwijd een enorme slag worden toegebracht. Het behoud van deze revolutie mag niet in de handen van één man of van een groep mannen en vrouwen worden geplaatst, maar in de handen van een politiek bewuste Cubaanse arbeidersklasse.
Andere uitgaven van LSP en marxisme.be “Hoe het jodendom de geschiedenis kon overleven” (1942) verscheen voor het eerst in het Frans in 1946. De auteur, Abram Leon (1918-1944), was een begenadigde marxistische voorvechter die een centrale rol speelde in het clandestiene trotskistische verzet tegen de nazibezetting in België. De auteur onderzocht de mythes over de joodse geschiedenis waarmee hij was opgegroeid. Hij toont de superioriteit van de marxistische methode door het historisch materialisme toe te passen op de geschiedenis van het jodendom. Het resultaat is een opvallend scherp boek dat tot op vandaag veel lezers zal boeien. 198 pagina’s, paperback, binnenkant: zwart/wit, eerste uitgave: mei 2012, ISBN: 9789491304019, Prijs: 10 EUR + 3,25 verzendingskosten In dit boek zien we een schitterende toepassing van de marxistische methode inzake de historische taken van de arbeidersbeweging. Het boek dateert van 1938 en werd geschreven in voorbereiding op de Tweede Wereldoorlog en de revolutionaire gevolgen van die oorlog voor de arbeidersklasse. De benadering in het boek komt erg ‘modern’ over en is ook relevant voor strijdbewegingen vandaag, ook al zijn een aantal voorgestelde eisen vandaag niet meer volledig toepasbaar. 84 pagina’s, paperback, eerste uitgave: mei 2012, ISBN: 9789491304033, Prijs: 6 EURO + 1,95 euro verzendingskosten De algemene staking van de winter van 190-61 was door haar duur en haar omvang een beweging van groot historisch belang voor de arbeidersklasse. Het volledige land lag plat en de stakers kwamen massaal op straat. De stakers begonnen zelfs het potentieel van een andere organisatie van de samenleving op te werpen. Het was mogelijk om in deze beweging een einde te stellen aan het kapitalistische regime. In dit boek schrijft een arbeider vanuit de voorste gelederen van de stakersbeweging. Hij heeft het over de ontwikkelingen van de strijd, de context, de fouten van de leiding,... Gustave Dache biedt daarmee een rijke ervaring aan die nuttig is voor de strijdbewegingen van de toekomst. 338 pagina’s, paperback, eerste uitgave: december 2010, ISBN: 9789491304002, Prijs: 15 EURO + 4,45 euro verzendingskosten Bestellen kan door het juiste bedrag over te schrijven op 0013907596-27 van ‘Socialist Press’ met vermelding van de boeken die je wil. Contacteer ons via
[email protected]