CNE NL
09-09-2004
10:25
Pagina 1
Campagne Sociale Zekerheid 2004-2005
Ons sociale patrimonium Een erfgoed om over te dragen
CNE NL
09-09-2004
10:25
Pagina 2
Inhoudsopgave Inleiding
p. 3
Hoofdstuk 1: Een rechtvaardige en welvarende maatschappij
p. 7
1. Recht op een inkomen en herverdeling van de rijkdom De sociale zekerheid, pijler van de herverdeling Fiscaliteit, financiering van de gemeenschappelijke uitgaven Overheidsdiensten en herverdeling De valstrik van de schuld Geconfisqueerde rijkdom Conclusie: Economische doeltreffendheid en sociale rechtvaardigheid
p. 7 p. 7 p. 11 p 11 p. 11 p. 12 p. 13
2. Sociale rechtvaardigheid door sociale zekerheid Het inkomen waarborgen: werkloosheid en pensioen De werkloosheidsuitkering, of solidariteit voor allen Actieve solidariteit Ieders loon beschermen De economie ondersteunen Werklozen activeren Pensioenen Onze pensioenen bedreigd Gezondheid voor allen en iedereen De grondslag van een maatschappij
p. 15 p. 16 p. 16 p. 16 p. 17 p. 17 p. 17 p. 19 p. 20 p. 20 p. 21
3. Onze maatschappijkeuze Rijkdom laten circuleren Het liberale model De eerste interventionistische systemen Ons sociaal model Sociale zekerheid en overheidsdiensten: het herverdelingscircuit Collectieve onderhandelingen en democratie: de keuzes bepalen Sociale wetten en sociale democratie Een dynamisch erfgoed, gericht op vooruitgang
p. 22 p. 22 p. 22 p. 23 p. 24 p. 25 p. 25 p. 26 p. 26
Hoofdstuk 2: Een model in vraag
p. 28
1. Het liberale model opleggen Een ruime consensus Crisisprofiteurs Mediagedruis
p. 28 p. 28 p. 29 p. 29
2. Het liberalisme, mislukking na mislukking Micro-economisch faillissement: wat het liberale model onze ondernemingen aandoet Een model dat niet verenigbaar is met ons sociaal erfgoed Macro-economisch faillissement: wat het liberalisme onze economieën aandoet
p. 32 p. 32 p. 34 p. 35
3. Tegen het sociale patrimonium De markt, maatstaf van alles Gedaan met staatsinterventie Concurrentievermogen, de absolute remedie Gedaan met de herverdeling en herbestemming van de winsten Fiscale hervorming als stimulans Verlaging van de ‘sociale lasten’ Winst als factor van gelijkheid Sociale deregulering en terugkeer naar de individuele verantwoordelijkheid Verdwijning van het collectieve en hiërarchie van de sociale normen Terugkeer naar een individuele relatie met de werkgever Individuele verantwoordelijkheid
p. 36 p. 36 p. 37 p. 38 p. 38 p. 38 p. 39 p. 39 p. 41 p. 41 p. 42 p. 42
Conclusie: De zekerheid zal sociaal zijn of zal niet zijn
p. 44
Ons sociale patrimonium • Een erfgoed om over te dragen
CNE NL
09-09-2004
10:25
Pagina 3
Inleiding Het grootste deel van de Belgische bevolking bezit geen vermogen. Toch zijn wij in zekere zin rijk. Om ons daarvan te overtuigen, volstaat het een kijkje te nemen bij minder ontwikkelde landen, waar de overgrote meerderheid van de bevolking gedoemd is tot armoede, ziekte en een onzeker bestaan. Zelfs in ontwikkelde landen die steunen op een ander model dan het onze, is heel veel burgers een zelfde lot beschoren. Het merendeel van ons heeft geen financieel vermogen geërfd: geen rijkdom, geen kasteel… En wij hebben al evenmin veel na te laten aan onze kinderen. Maar samen beschikken wij wel over verworvenheden die ons gemeenschappelijke vermogen vormen: ons sociaal patrimonium. Dit sociale patrimonium bestaat uit fundamentele elementen waarrond onze ouders de rijkdom van dit land wilden organiseren: waaruit bestaat het en op welke basis wordt het onder de burgers verdeeld? Dit patrimonium is het enige, echt belangrijke dat wij hebben geërfd. De huidige generatie die er voordeel uit haalt, is het zichzelf niet alleen verplicht het te vrijwaren als een onschatbare rijkdom, maar ook over te dragen aan de volgende generaties, indien mogelijk met de nodige verbeteringen. De mogelijkheid van zo’n overdracht loopt echter ernstig gevaar. Sinds het begin van de jaren zeventig zijn de tegenstanders van dit sociale model erin geslaagd de fundamenten ervan in vraag te stellen. Daartoe hebben zij met veel geduld de intellectuele en politieke wereld bespeeld, zodat de meerderheid nu het idee aanvaardt dat het neoliberale model het enige mogelijke is en de anderen zich daarbij neerleggen. En dat ondanks de onbetwistbare successen die de verzorgingsstaat heeft geboekt op het gebied van welvaart, welzijn en sociale rechtvaardigheid! Resultaten die geen enkel liberaal systeem ooit heeft kunnen voorleggen. Het doel van dit dossier is inzicht te verschaffen in dit sociale patrimonium, dat door heel Europa wordt gedeeld, en het op zijn juiste waarde te laten schatten, omdat wij niet willen dat onze kinderen ons ooit zullen vragen: « waarom had jij rechten die ik niet meer heb? … » De parel van dit patrimonium, onze sociale zekerheid, viert dit jaar zijn 60-jarige bestaan. Voor de erfgenamen van de werknemers die het verworven hebben, willen wij met luide stem verkondigen dat het geen tijd is om dit systeem met pensioen te sturen, maar wel om een nieuw offensief in te zetten.
3
CNE NL
09-09-2004
10:25
Pagina 4
Wat is ons sociale patrimonium? Zes essentiële elementen, zes recente verworvenheden die hun stempel hebben gedrukt op onze maatschappij en zijn uitgegroeid tot de fundamenten ervan.
De sociale zekerheid (SZ)
Overheidsdiensten
Burgerlijke vrijheden en algemeen stemrecht
De SZ, de erfopvolger van verschillende vormen van onderlinge risicoverzekeringen (ziekte, arbeidsongevallen, werkloosheid, pensioen) en een solidariteitsinstrument, is ook uitgegroeid tot een essentieel hulpmiddel voor herverdeling van de inkomsten. Zij maakt ook een geleidelijke emancipatie ten opzichte van het werk mogelijk: de begunstigde beschikt over een inkomen, zonder verplicht te worden zijn hele leven lang te werken.
Een aantal fundamentele rechten die de grondslag van onze democratische maatschappij vormen, zijn te rechtvaardigen tegenover de Staat: dit betekent dat wij als burger de concrete uitwerking ervan kunnen eisen.
Lange tijd mochten alleen eigenaars stemmen. Alleen zij konden zich al volwaardige burgers beschouwen. Dit voorrecht werd geleidelijk afgebouwd, niet zonder weerstand, eerst voor de mannen en later voor de vrouwen.
De mechanismen die op Staatsniveau werden ingevoerd, verschillen: financiering door belastingen of door bijdragen, paritair of tripartite beheer,… De 4 bovengenoemde principes (onderlinge risicoverzekering, solidariteit, herverdeling, emancipatie) blijven gelden in alle Staten, met nuances, maar ook met een essentieel gemeenschappelijk resultaat: het lot van de werknemer (en zijn gezin) is niet langer elke dag overgeleverd aan een ongeval, leeftijd… of een C4!
Dat is het geval voor het recht op onderwijs of op gezondheid. Deze verworvenheden werden verkregen na een soms heel lange strijd (bv: verbod op kinderarbeid, het logische gevolg van de invoering van het gratis en verplichte onderwijs). Deze concrete uitwerking verloopt via doeltreffende en goed gefinancierde overheidsdiensten, zonder dewelke alleen de rijksten toegang zouden hebben tot deze essentiële rechten. Het is ook via de overheidsdiensten dat de Staat een regelende rol kon spelen, door bepaalde arbeidsplaatsen te financieren en door de economie te ondersteunen wanneer dat nodig is om de werkgelegenheid te vrijwaren.
4
Ons sociale patrimonium • Een erfgoed om over te dragen
Alleen door het verkrijgen van wetten die de fundamentele vrijheden en het algemeen stemrecht waarborgen, is het mogelijk een doeltreffende verdediging van onze rechten te organiseren. Wetten die deze vrijheden vastleggen, volstaan evenwel niet. Ook moet de rol van de wettige tegenmacht worden erkend voor burgerorganisaties die zich willen laten horen, in de eerste plaats de vakbonden.
CNE NL
09-09-2004
10:25
Pagina 5
De collectieve arbeidsbetrekkingen
De sociale wetten
In plaats van alleen te staan tegenover hun werkgevers, hebben loontrekkenden het recht een coalitie aan te gaan om een betere krachtsverhouding tot stand te brengen in de ondernemingen, op het niveau van de sectoren en zelfs op het niveau van een land.
In de 19e eeuw vond de zakenwereld alleen zichzelf bevoegd om te zeggen wat er op economisch en sociaal gebied moest gebeuren.
Om de 4 jaar herinneren de sociale verkiezingen ons eraan: wij zijn burgers, niet alleen van ons land, maar ook in onze onderneming.
De sociale wetten (arbeidsduur, gezondheid/veiligheid op het werk, beroepsopleiding, gelijke lonen enz.) gelden nu voor alle ondernemingen. Zij dragen ertoe bij dat toch een minimum aan regels, zekerheid en rechtvaardigheid heersen in de relaties tussen werkgevers en werknemers.
Burgers met rechten, die in staat zijn hun collega’s te vertegenwoordigen of zich te laten vertegenwoordigen, en niet alleen ingehuurde «arbeidskrachten».
Overal in Europa (van de 15) zijn werknemers erin geslaagd – zij het niet zonder moeite – in ondernemingen het « syndicale feit » door te drukken, dat voorafgaat aan het sociale overleg en vervolgens wordt erkend door wettelijke mechanismen (wetten, paritaire comités, collectieve arbeidsovereenkomsten enz.) Ook hier zijn de mechanismen allemaal verschillend, maar in elk land stellen zij de werknemers in staat om collectief afgesproken eisen naar voren te schuiven.
Het « sociaal parlement »
Ondernemingsraad, Comité voor Preventie & Bescherming, Vakbondsafvaardiging enz... De democratie in de onderneming is nog lang niet voltooid… maar bestaat duidelijk.
De doeltreffendheid van het model dat op deze zes elementen steunde, werd tijdens de hele geschiedenis van de mensheid nooit overtroffen. Het ligt aan de basis van een periode van welvaart die berust op sociale rechtvaardigheid. Het eerste deel van dit dossier wil aantonen welke mechanismen daarin een rol speelden. In plaats van dit model te blijven uitdiepen, zijn er 30 jaar geleden evenwel krachten ontstaan om ermee te breken en sindsdien proberen ze het telkens opnieuw in vraag te stellen. Het tweede deel van het dossier toont aan hoe dit is verlopen en, vooral, waarom dit een fout is met ernstige gevolgen. Zo kunnen wij samen een nieuw hoofdstuk schrijven: eentje waarin we opnieuw vooruitgaan.
5
CNE NL
09-09-2004
10:25
Pagina 6
Menselijke ontwikkelingsindicator Wat is een rijk of ontwikkeld land? De UNO publiceert regelmatig de “menselijke ontwikkelingsindicator”, die een samenvatting geeft van een aantal fundamentele gegevens: de rijkdom, uiteraard, maar ook de toegankelijkheid van de scholen, de gezondheidszorg, technologieën. België, dat hoog scoort voor rijkdom alleen (11e), doet nog beter voor deze index (6e). Bekijk vooral de wereld van verschil tussen de 10 rijkste en de 10 armste landen.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 13 17 18
6
Noorwegen IJsland Zweden Australië Nederland België Verenigde Staten Canada Japan Zwitserland Verenigd Koninkrijk Frankrijk Duitsland
Levensverwachting bij de geboorte 78,7 79,6 79,9 79 78,2 78,5 76,9 79,2 81,3 79 77,9 78,7 78
BBP per inwoner (in dollars) 36815 27312 23591 19019 23701 22323 35277 22343 32601 34171 24219 22129 22422
166 Guinnée-Bissau 45 162 167 Dem. Rep. Congo 40,6 99 168 Centraal-Afrikaanse Rep.40,4 257 169 Ethiopië 45,7 95 170 Mozambique 39,2 200 171 Burundi 40,4 99 172 Mali 48,4 239 173 Burkina Faso 45,8 215 174 Niger 45,6 175 175 Sierra Leone 34,5 146 * van 0 = volkomen gelijkheid tot 100 = volkomen ongelijkheid
Ons sociale patrimonium • Een erfgoed om over te dragen
Ongelijkheid van inkomsten* 25,8 nb 25 35,2 32,6 25 40,8 31,5 24,9 33,1 36 32,7 38,2 47 nb 61,3 57,2 39,6 33,3 50,5 48,2 50,5 62,9
CNE NL
09-09-2004
10:25
Pagina 7
Hoofdstuk 1 Een rechtvaardige en welvarende maatschappij 1. Recht op een inkomen en herverdeling van de rijkdom Ondanks alle beweringen over de crisis en de terugval van onze economie is België, als we rekening houden met de inflatie, op dit moment twee keer rijker dan in 1975. Waarom nemen werkloosheid en armoede dan toe? Waarom wordt arbeid almaar stressvoller en lastiger?
Op de volgende pagina’s onderzoeken wij onze twee herverdeelsystemen: sociale zekerheid en fiscaliteit.
Die verandering berust op de nieuwe keuzes die sinds 25 jaar werden gemaakt voor de (her)verdeling van de rijkdom die tot stand komt door economische activiteit. In moderne economieën gaat een deel van de rijkdom naar de kapitaalbezitters, een ander deel naar de gezinnen en een derde deel wordt door de Staat ingehouden met het oog op de financiering van een collectief beleid dat wordt vastgelegd door het democratische proces. Is deze verdeling gewoon een kwestie van « de koek verdelen » … of heeft zij ingrijpende gevolgen voor de productie van de koek zelf? Anders gesteld, wordt de koek groter afhankelijk van de manier waarop het geld wordt verdeeld?
De collectieve onderhandelingen vormen dus de factor die beslist over de verdeling van de rijkdom tussen de winsten en de lonen en tussen de loontrekkenden zelf. Het aldus verdeelde geld wordt vervolgens verdeeld tussen de verschillende bevolkingsgroepen.
In de naoorlogse periode steunden de beleidslijnen, onder impuls van de sociale strijd en de economische theorieën die een antwoord wilden bieden op de crisis van 1929, op het idee dat rijkdom kon toenemen door de manier waarop zij werd verdeeld. Het ingevoerde systeem organiseerde grotendeels de herverdeling en vertrouwde aan de sociale partners de zorg toe om vast te leggen volgens welke prioriteiten het geld in de economie zou worden verdeeld. Dit was een onweerlegbaar succes, zowel voor de burgers als voor de gehele economie.
De sociale zekerheid, pijler van de herverdeling
Het eerste instrument van deze herverdeling is de sociale zekerheid. Bij deze verdeling komen twee keuzes kijken: hoeveel (welk deel van de lonen wordt langs deze weg verdeeld) en voor wie (volgens welke mechanismen worden deze bedragen herverdeeld).
In de na-oorlogse periode ging men ervan uit dat rijkdom kon toenemen door de manier waarop zij werd verdeeld.
Wat zijn de sociale bijdragen? Een deel van het loon… dat echter niet rechtstreeks op de rekening van de werknemers terechtkomt. Zij komen « onmiddellijk » (zonder opslag- of kapitalisatieperiode), maar «onrechtstreeks» op de rekening terecht: via de circuits van de sociale zekerheid: RSZ-inhouding, vervolgens storting via de verschillende « takken ». Waar zijn al deze omwegen goed voor? Zou het niet beter zijn dat dit deel van het totale loon, net als het nettoloon, rechtstreeks op onze rekening wordt gestort? Gedurende meer dan dertig jaar (tot in 1981) eiste en verkreeg de arbeidersbeweging integendeel een aanzienlijke toename van de sociale bijdragen, en dus van het « gesociali-
7
CNE NL
09-09-2004
10:25
Pagina 8
Aan wie behoort de rijkdom van een natie toe? Het BBP van België – de indicator die de rijkdom meet – is één van de hoogste ter wereld. Maar aan wie behoort deze rijkdom toe? Voor iemand die alleen aanspoelt op een eiland, zoals Robinson Crusoë, ligt het antwoord voor de hand: hij heeft alles zelf gedaan en alles is dus van hem. In een geïndustrialiseerde maatschappij is het antwoord minder voor de hand liggend: elk goed of elke dienst wordt geproduceerd door een vrij complex geheel van actoren.
Verdeling In de eerste plaats is er het feit dat een onderneming een « combinatie » vormt van kapitaalhouders (de aandeelhouders of hun vertegenwoordigers) en van werknemers. Welk deel van de geproduceerde rijkdom (de « toegevoegde waarde » van de onderneming) moet naar welke groep gaan? Op deze vraag bestaat er geen duidelijk of « wetenschappelijk » antwoord: het zijn de krachtsverhoudingen en - in onze tijden - overleg die bepalend zijn voor deze eerste verdeling, die zal verschillen afhankelijk van de plaats en de tijd. Dit is de algemene verdeling van de rijkdom (zie kader). Dan is er het probleem van de verdeling van de lonen tussen de verschillende werknemers. Een auto vertegenwoordigt voor de fabriek waar hij gemaakt is, bijvoorbeeld een toegevoegde waarde van 5.000 €: stel dat 3.000 € naar de werknemers gaat. Het is echter onmogelijk nauwkeurig te bepalen welk exact deel toekomt aan de lassers, aan de ingenieurs die de plannen tekenden, aan de carrosserieschilders, aan de schoonmaakploegen enz. De lonen zijn niet de exacte « prijs » van ieders werk: zij vloeien voort uit barema’s en classificatieroosters, kortom, uit democratische onderhandelingen waarvan het resultaat de “fijne verdeling” van de rijkdom is.
Rijkdom verdelen en vervolgens herverdelen Alle rijkdom van een land of regio stemt overeen met de toegevoegde waarde die wordt geleverd door de werknemers en werkneemsters: dat heet het BBP. De verdeling van de rijkdom tussen lonen en winsten is een eerste fase: van de toegevoegde waarde die mijn collega’s en ikzelf hebben voortgebracht, zal slechts een deel ons loon (in de ruime zin) vormen: de rest is de winst (na aftrek van financiële kosten en reële afschrijvingen). De herverdeling is een tweede fase die in twee tijden verloopt: eerst via de sociale zekerheid, op het niveau van de lonen, vervolgens via de belastingen (op de inkomsten van de werknemers en een klein beetje op de kapitaalinkomsten). Deze verplichte inhoudingen maken een «herverdeling» mogelijk, op basis van het beginsel « door ieder volgens zijn mogelijkheden, aan ieder volgens zijn behoeften. »
Geproduceerde rijkdom
Verdeling
+/- 5.000 euro elk Elke persoon die werkt, produceert een “toegevoegde waarde”, nieuwe rijkdom. Deze totale toegevoegde waarde voor het land heet het BBP: dit is het totaal van de nieuwe rijkdom die in België wordt geproduceerd over een jaar. In 2003 bedroeg het Belgische BBP ongeveer 250 miljard euro.
De primaire verdeling Dit is de manier waarop de geproduceerde rijkdom in de ondernemingen wordt verdeeld onder de kapitaalhouders en de lonen. Vervolgens houdt de Staat belastingen in op de winsten (een beetje) en op de lonen en inkomsten (veel). Deze verdeling kan variëren afhankelijk van de tijd, de prioriteiten, de krachtsverhoudingen. Alle geld gaat echter sowieso ergens naartoe.
8
Ons sociale patrimonium • Een erfgoed om over te dragen
CNE NL
09-09-2004
10:25
Pagina 9
Herverdeling Tot slot moet het geld in de hele maatschappij rollen. In geëvolueerde maatschappijen verloopt dit grotendeels via twee mechanismen: de SZ (die het geld hoofdzakelijk herverdeelt – dit is het deels « gemeenschappelijk maken » van de lonen) en de Staat (die herverdeelt via financiering van het sociale beleid en de overheidsdiensten). Het uiteindelijke inkomen van iedereen hangt niet alleen af van de primaire verdeling, maar grotendeels ook van de herverdeling. Elk sociaal beleid en alle vakbondsonderhandelingen kunnen vanuit deze fundamentele optiek worden onderzocht: welk deel van de rijkdom (van de totale toegevoegde waarde) gaat uiteindelijk naar de werknemers? En welk deel gaat naar de kapitaalbezitters? De evolutie van deze verdeling loopt als een rode draad door onze geschiedenis.
Bijdrageristorno’s
Intrest op Overheidsde schuld diensten
Steun aan ondernemingen
Steun aan personen Fiscale financiering van de SZ
Intrest op de schuld Overheidsdiensten
Interne herverdeling
Herverdeling 1
Herverdeling 2
1. sociale zekerheid De sociale bijdragen en een deel van de belastingen financieren de sociale zekerheid. Het budget ervan wordt besteed aan uitkeringen ten voordele van de werknemers. Deze rijkdom is hen dus niet ontfutseld, maar wordt onder hen verdeeld. Sinds ongeveer 10 jaar houdt een beleid van massale “ristorno’s” (in naam van de werkgelegenheid!) een deel van de SZ-bijdragen in om de winsten te verhogen.
2. Fiscus Het belastinggeld zorgt ook voor een verdeling. Een groot deel gaat helaas naar de betaling van de intresten op de overheidsschuld en naar de terugbetaling van die schuld. Het andere grote deel financiert de overheidsdiensten. De rest wordt ten slotte verdeeld in de vorm van sociale uitkeringen of steun aan ondernemingen.
9
CNE NL
09-09-2004
10:25
Pagina 10
seerde » loon dat bij het nettoloon wordt gevoegd. Dit om drie onlosmakelijk met elkaar verbonden redenen : • de werknemers hebben behoefte aan zekerheid: dit is het « verzekeringsaspect » van de sociale zekerheid. Jobverlies, ongeval, ziekte: het overkomt niet alleen de anderen. Om zich te wapenen tegen deze risico’s, verkozen de werknemers, in plaats van een beroep te doen op heel dure privé-verzekeringen of te rekenen op de « kortdurende solidariteit » van de familie, onderling hun eigen sociale verzekeringen te organiseren; • de werknemers hebben alles te winnen bij meer gelijkheid: dit is het « solidariteitsaspect » van de sociale zekerheid. Uiteraard zijn er van bij het begin ongelijkheden. Maar ertoe komen dat geen enkele werknemer uit behoeftigheid niet meer kan voorzien in de essentiële behoeften van zijn gezin, is heel belangrijk. Voor een ideaal van menselijk respect, voor de nodige sociale cohesie en, tot slot, omdat men heel goed weet dat werknemers die lijden onder armoede, heel vaak objectief gekant zijn tegen solidariteitsdoelstellingen en goede arbeidsvoorwaarden; • de werknemers willen naast of na hun periodes van arbeid ook vrije tijd of rust. Eerst ging het om het streven naar een pensioen zonder vrees voor armoede, recenter om de tijd « buiten het werk » tijdens de loopbaan (betaalde vakantie, tijdskrediet enz.). Aan deze drieledige functie van « omweg via de sociale zekerheid » (verzekering, solidariteit, erkenning van de vrije tijd «buiten het werk») kan een meer economische component worden toegevoegd:
10
• in een « wilde » economie beslist alleen de winst over wat er wordt geproduceerd (als het bouwen van kanonnen voordeliger is dan van treinen, dan worden er kanonnen gebouwd) en alleen het fortuin zal beslissen wie er kan kopen. De kans is groot dat de resultaten op middellange termijn vrij slecht zullen zijn. Zullen kanonnen bijdragen tot de ontwikkeling van het land? Ofwel: wat zal er gebeuren met de producten (zelfs de « rendabele ») als de meerderheid geen geld heeft om ze te kopen? • andersom, in een economie waarin een groot deel van het BBP de vorm van sociale bijdragen (en dus van « gesocialiseerd » loon bovenop het directe loon) aanneemt, is het mogelijk om voor dit deel van de nationale rijkdom collectief te beslissen wat er moet geproduceerd worden en/of wie het kan kopen. Via het budget van de gezondheidszorg kan men bijvoorbeeld een groot deel van de prijs van de tandverzorging financieren en aldus het gebruik van deze diensten, dat als een openbaar goed wordt beschouwd, bevorderen. Ofwel, als men een sociale uitkering verbetert (pensioen, werkloosheid…), stelt men een deel van de bevolking in staat om in haar essentiële behoeften te voorzien… terwijl, als dit geld in een andere zak was beland, het misschien op een spaarrekening terecht was gekomen ... waar het werkloos blijft (zie kader pagina 16). Er geldt dus een « economische efficiëntie » voor de sociale zekerheid en de herverdeling in het algemeen: dat verklaart grotendeels waarom de jaren van sterke groei van de sociale bijdragen ook jaren van welvaart zijn geweest.
Per slot van rekening hebben diegenen die ons zeggen « rijkdom moet eerst worden gecreëerd voordat ze kan worden verdeeld » het bij het verkeerde eind… of spiegelen ze ons bewust iets voor. Zoals de geschiedenis duidelijk aantoont, is de waarheid dat men op grote schaal moet verdelen en herverdelen om te komen tot het scheppen van rijkdom.
Ons sociale patrimonium • Een erfgoed om over te dragen
CNE NL
09-09-2004
10:25
Pagina 11
Fiscaliteit, financiering van de gemeenschappelijke uitgaven Van zodra de totale rijkdom is verdeeld in twee delen: lonen en winsten (primaire verdeling), en na de herverdeling van het gesocialiseerde deel van het loon (sociale zekerheid) volgt het tweede herverdelingsmechanisme: de fiscaliteit.
De valstrik van de schuld Aan deze beknopte beschrijving van de fiscaliteit moet helaas het omgekeerde mechanisme van de overheidsschuld worden toegevoegd. Dat werkt als een omgekeerde herverdelingsmachine: elk jaar wordt meer dan 10 miljard € van de (fiscale) overheidsmiddelen afgehouden om de interesten op deze schulden te
Overheidsdiensten en herverdeling De kern van dit mechanisme bestaat in het gratis of heel goedkoop verstrekken van onontbeerlijke overheidsdiensten: onderwijs, openbaar vervoer en uitrusting, openbare veiligheid… Voor een doorsnee gezin, net als voor een onderneming, zou toegang tot deze diensten in een « zuiver liberale » economie aanzienlijke uitgaven meebrengen. Het is een rijkdom dat men het loon van leraren, toegang tot het verkeersnet enz. niet uit eigen zak moet betalen. Andere diensten, waarvoor weliswaar moet worden betaald, zouden veel duurder zijn, of gewoonweg niet bestaan, indien zij niet door de gemeenschap ten laste worden genomen. Hetzelfde geldt voor het openbaar vervoer, dat begin vorige eeuw werd georganiseerd in Staatsbedrijven na het technische en economische faillissement van de privé-maatschappijen. Dat gaat bijvoorbeeld ook op voor telecommunicatie of televisie, die niet uit ideologische overwegingen werden genationaliseerd, maar omdat werd vastgesteld dat deze diensten zich niet zouden ontwikkelen, ofwel dat slechts een beperkt aantal bevoorrechten ervan zouden kunnen genieten. Een ander deel van de fiscale herverdeling neemt een rechtstreeks geldelijke vorm aan: sociale steun aan personen zonder inkomen; steun aan ondernemingen …
SCHOOL
RUSTHUIS
Overheidsdiensten Het klinkt goed vandaag te beweren dat de privé in principe beter presteert dan de Staat, die niet genoeg dynamisme en initiatieven aan de dag kan leggen om grote projecten op te zetten. Men vergeet dan wel de lessen uit onze eigen geschiedenis. België voorzien van een uitgebreid spoorwegennet was bijvoorbeeld geen eenvoudige taak. Het initiatief werd eerst grotendeels overgelaten aan de privésector. In 1870 beheerde de Staat 863 km spoor, 39 privémaatschappijen hadden 2231 km onder hun beheer. Het privébeheer liet evenwel te wensen over: sommige verbindingen werden niet aangedaan, andere werden twee keer aangedaan. Er waren tal van problemen met tarieven en infrastructuur. En vooral, de herhaalde economische crisissen leidden tot talrijke faillissementen. In zulke omstandigheden was het onmogelijk een echt netwerk uit te bouwen. De Staat nam dus de lijnen over – op verzoek van de privésector zelf – om de leefbaarheid van een spoorwegennet te waarborgen, wat onmisbaar was voor de economie en landsverdediging. In 1912 was 4786 km eigendom van de overheid, 275 km was privé. Het overheidsgeld werd besteed aan een grote behoefte van nationaal belang. De spoorwegen zullen de stuwende kracht van onze economische rijkdom zijn, tot zij concurrentie ondervinden van de weg, zij ook, aangelegd en onderhouden door de belastingen.
11
CNE NL
09-09-2004
10:25
Pagina 12
betalen. En aan wie? Aan de eigenaars van « Staatskasbons »: spaarders, ondernemingen, financiële groepen.
Het is immers volkomen onjuist om het voor te stellen alsof de fiscaliteit en de sociale « lasten » geld aan het economische circuit onttrekken, de groei afremmen en dus niet bijdragen tot het gemeenschappelijke welzijn.
Is de fiscaliteit (schulden inbegrepen) alles bij elkaar genomen herverdelend? Dat hangt ervan af wat met dit woord wordt bedoeld. Als het erom gaat de primaire verdeling te corrigeren, het aandeel van de werknemers te verbeteren, is het antwoord nee – of heel beperkt (schema’s p. 8 en 9). Als « herverdelend » wil zeggen dat de fiscaliteit de gelijkheid tussen de werknemersgezinnen doet toenemen, is het antwoord positief: de hoogste lonen betalen de meeste personenbelasting en betalen, doordat zij meer consumeren, meer BTW, taksen of accijnzen.
Geconfisqueerde rijkdom? De overheersende redenering dat de inhoudingen een te groot deel van het Bruto Binnenlands Product (BBP) vormen, houdt geen steek. Het is immers volkomen onjuist om het voor te stellen alsof de fiscaliteit en de sociale « lasten » geld aan het economische circuit onttrekken, de groei afremmen en dus niet bijdragen tot het gemeenschappelijke welzijn. Het gaat integendeel om een deel van onze rijkdom die wij gebruiken om dat welzijn te vergroten op basis van de prioriteiten die ons rechtvaardig lijken. Iedereen die beweert dat de inhoudingen moeten dalen, zou dus de moed moeten opbrengen om toe te geven dat zij deze prioriteiten en onze kijk op rechtvaardigheid willen veranderen. Dat geldt met name voor de sociale zekerheid, die vaak wordt voorgesteld als te zwaar en negatief voor de groei. Men moet eens goed nadenken over wat het grote deel van sociale bescherming in ons BBP betekent. Volgens een liberale gedachtegang zijn de tientallen miljarden € die elk jaar via de circuits van sociale zekerheid en sociale bescherming passeren, een last die we moeten verminderen om ons niet allemaal armer te maken. Dit is absurd.
Laten wij even nadenken: • een moeder gaat met haar kind naar de tandarts • een grootvader neemt zijn kleinzoon mee naar de bioscoop • ik ga naar de kapper • enz. Dit zijn allemaal uitgaven, dus ook inkomsten (voor de tandarts, de bioscoop, de kapper enz.); het is de som van al deze inkomsten die de nationale rijkdom (het BBP) vormt. Het is duidelijk dat als niemand nog naar de tandarts, de kapper, de bioscoop, de winkel of waar ook kan gaan, het BBP snel zou dalen. De manier waarop dit inkomen van deze moeder, deze grootvader enz. werd verkregen, verandert die iets? Voor de kapper en bioscoop zeker niet: zij worden betaald voor hun product of dienst. Men kan dus niet zeggen dat als deze uitgaven gebeurden met mijn persoonlijk geld, ze bijdragen tot de groei van het BBP. Als zij daarentegen gebeurden met een tegemoetkoming van de sociale zekerheid (tenlasteneming van de tandarts door het RIZIV, kinderbijslag geïnd door de moeder, pensioen van de grootvader enz.), zijn het « lasten »! En toch verandert dat iets: als het geld een andere omloop zou volgen en er bijvoorbeeld geen sociale zekerheid zou zijn, zou de kans groot zijn dat veel kinderen niet naar de tandarts gingen, dat veel grootvaders geen bioscoopkaartje konden betalen enz. Daarentegen zouden er grotere sommen terechtkomen bij de meer begoeden, zonder dat zij leiden tot consumptie of rijkdom. Dus: hoe groter het aandeel van de sociale bescherming in het BBP, des te meer rijkdom wordt gecreëerd, des te beter dit is voor de economie (en ook voor de tanden van onze kinderen en voor de vrije namiddagen van de grootvaders) !
12
Ons sociale patrimonium • Een erfgoed om over te dragen
CNE NL
09-09-2004
10:25
Pagina 13
Conclusie : Economische doeltreffendheid en sociale rechtvaardigheid Het is dat systeem, dat tot stand kwam in de naoorlogse periode, dat aan de basis lag van «dertig roemrijke jaren», tijdens dewelke ongelijkheden afnamen, de armoede verminderde, het welzijn toenam voor iedereen,
maar in de eerste plaats voor de armsten. Ging deze periode van toegenomen sociale rechtvaardigheid ten koste van onze economische gezondheid? Integendeel, in diezelfde periode kende de economie een ongeziene groei. Het economische succes is onbetwistbaar. Het sociale succes eveneens, zoals zal blijken in het volgende hoofdstuk
Vergelijking van de toegenomen sociale uitkeringen (loontrekkenden + zelfstandigen) en van het BBP
Aandeel van de sociale uitkeringen in het BBP BBP
Sociale uitkeringen
IALEEID C O S ERH ZEK
13
CNE NL
09-09-2004
10:25
Pagina 14
De herverdeling, basis van een rechtvaardiger inkomensspreiding Waarom is de herverdeling het meest efficiënte middel om een betere inkomensspreiding te garanderen? Eigenlijk is het eenvoudig want gebaseerd op een simpel mechanisme. Hierbij een voorbeeld:
1 2 3 Hoe werkt het? Bij 1 vind je het geheel van de "primaire verdeling": de verdeelde inkomsten. Veronderstellen we dat er slechts twee werknemers zijn. De activiteiten van de eerste leveren een inkomen van 1400 €. Een gedeelte (oranje) is voor hem. De rest (groen) wordt hem niet onmiddellijk ter beschikking gesteld: het is het geheel van afhoudingen (belasting, bijdragen sociale zekerheid). De tweede werknemer verdient 700 €, zijnde de helft, en het deel van afhoudingen is voor hem hetzelfde (wat bijvoorbeeld het geval is voor de bijdragen sociale zekerheid). In dit stadium is er dus reeds 1500 € terechtgekomen bij de "directe bestemmelingen". De overige 600 € vormen het te verdelen bedrag (zie lijn 2). Deze 600 € worden verdeeld over de verschillende prestaties en de verschillende begunstigden. Dat kan door onmiddellijke terbeschikkingstelling van financiële middelen (zoals bij werkloosheid en pensioenen) of via een tussenkomst in de prijs van een goed of een dienst. In lijn 3 vind je het reëel beschikbare inkomen, na herverdeling. De gezamenlijke inkomsten bij aanvang (2100 €) zijn helemaal herverdeeld: de eerste werknemer beschikt uiteindelijk over 1300 €, de tweede over 800 €. Terwijl zonder herverdeling, het loonverschil 50 % bedroeg, is dat verschil na herverdeling nog slechts 38 %. In de werkelijkheid en de praktijk versterken de herverdelingsmechanismen deze inkomensspreiding nog meer: bepaalde afhoudingen zijn relatief groter voor hogere inkomens; en bepaalde prestaties zijn relatief hoger voor de laagste inkomens.
14
Ons sociale patrimonium • Een erfgoed om over te dragen
CNE NL
09-09-2004
10:25
Pagina 15
2. Sociale rechtvaardigheid door sociale zekerheid De sociale zekerheid is een instrument voor herverdeling van de rijkdom, dat een positief effect heeft op zowel het type als de omvang van de economische groei van onze maatschappij. Al het geld dat eraan wordt besteed, blijft in onze economie, maar is gericht op specifieke behoeften. Deze behoeften werden gedefinieerd op basis van de keuzes die essentieel leken, onder meer onder impuls van onze sociale eisen. Wij kozen voor een herverdeling die het hoofd wil bieden aan diverse risico’s in verband met het werk of het gewone burgerleven. De sociale zekerheid kent immers vervangingsinkomens toe (bv. werkloosheidsuitkering of pensioen) en/of aanvullende inkomens (bv. kinderbijslag). Het systeem steunt op verzekering – elke werknemer draagt bij – en solidariteit; de actieve bevolking betaalt voor de gepensioneerden, werknemers voor werklozen, de gezonden voor de zieken… De verzekering is sociaal: de bijdragen worden berekend op basis van de inkomsten en niet van het risico. Bovendien vindt een herverdeling (van de inkomens) plaats door bijdragen die worden ingehouden op de lonen, in principe zonder plafond. De sociale uitkeringen gaan dus naar diegenen die ze het meest nodig hebben, de mensen met de laagste inkomens. Naast de sociale verzekering bestaan er programma’s voor sociale bijstand waarvoor geen bijdrage moet worden betaald. Zij worden gefinancierd door de belastingen en staan open voor al wie er nood aan heeft. Een constante evolutie In het begin van de naoorlogse periode richtte het sociale zekerheidsmodel zich vooral op gezinnen met één inkomen. Onder invloed van het grote aantal vrouwen op de arbeidsmarkt, de toename van het aantal gezinnen met twee inkomens, het opduiken van een hardnekkige werkloosheid, de veroudering van de bevol-
king… moest de sociale bescherming mee evolueren. Iedereen bleef evenwel recht op sociale zekerheid hebben, ook al bleven er ongelijkheden, onder meer voor vrouwen, die minder goed beschermd zijn tegen de sociale risico’s en het slachtoffer zijn van een aantal onrechtstreekse ongelijkheden (notie van samenwonen bij werkloosheid bijvoorbeeld). Zo maakt de sociale zekerheid het mogelijk armoede en een onzeker bestaan te bestrijden. Als er geen sociale zekerheid zou bestaan, zou 40% van de gezinnen onder de armoededrempel leven (60% van het gemiddelde inkomen). « Bij vergelijking van de percentages vóór en na de transfers in Wallonië, Vlaanderen en de Lidstaten, zien we dat 44% van de Walen en 39% van de Vlamingen een inkomen zou hebben dat lager is dan de armoededrempel (berekend op basis van de verdeling na transfers) indien de transfers (met inbegrip van de pensioenen) niet zouden hebben plaatsgevonden. Dit percentage daalt tot 27% in Wallonië en tot 24% in Vlaanderen, als de pensioenen worden beschouwd als deel van het inkomen na transfers, en tot 14% in Wallonië en 13% in Vlaanderen als rekening wordt gehouden met alle transfers ». (Belgisch Tijdschrift voor Sociale Zekerheid 2 – 2e kwartaal 2003). Anderzijds biedt zij een garantie bij jobverlies of geen werk, bij een risico dat niet is verbonden aan het werk (ziekte): genot van een vervangings- of aanvullend inkomen. De sociale bescherming is voorts geëvolueerd van een sociale verzekering naar universele uitkeringen: afgeleide rechten (bv. overlevingspensioen), uitbreiding van de dekking (bv. gezondheidszorg voor gehandicapten), uitkeringen toegekend op niet-bijdrage gesteunde basis (bv. wachtuitkering aan jongeren). Als voorbeeld zullen wij de positieve effecten van de sociale zekerheid nagaan op twee gebieden: inkomsten en gezondheid.
15
CNE NL
09-09-2004
10:25
Pagina 16
Het inkomen waarborgen: werkloosheid en pensioen De werkloosheidsuitkering, of solidariteit voor allen Dankzij de werkloosheidsverzekering geniet de werknemer die zijn job – en dus zijn loon – verliest, een vervangingsinkomen als hij is ingeschreven als werkzoekende, elke redelijke job aanvaardt en voldoet aan een aantal toelatingsvoorwaarden. Zo wordt hij niet behoeftig en bewaart hij een zekere levensstandaard. Deze inkomenszekerheid is een van de oudste eisen van de werknemers, die dit eerst zelf organiseerden op basis van vakbondskassen. In 1944 wordt het principe veralgemeend voor alle loontrekkenden en geïnstitutionaliseerd, om tot volle wasdom te komen in 1971: de werkloosheidsuitkering wordt berekend op basis van het loon, maar is geplafonneerd. Bovendien is zij onbeperkt in de tijd, maar wordt zij aangepast aan de gezinstoestand.
uitkeringen alleen betaald aan werknemers die hun job verloren. De voorbije jaren werden die uitkeringen uitgebreid: ze worden ook betaald aan jongeren op het einde van hun studies (die dus nooit hebben bijgedragen) en om in te spelen op nieuwe behoeften: tijdskredietuitkeringen, brugpensioenen enz. Actieve solidariteit Werklozen een uitkering toekennen vervult een essentiële sociale rol voor wie zijn job verliest en waarborgt tevens een doeltreffende vorm van solidariteit voor de gemeenschap. De bijdragen worden evenredig afgehouden van de lonen, terwijl de uitkeringen geplafonneerd zijn. Zo is de solidariteit herverdelend: personen die meer verdienen, dragen evenredig meer bij, en als zij werkloos worden, krijgen zij geen hogere uitkering, want er geldt de beperking van het plafond. Deze herverdeling gebeurt dus gelijktijdig horizontaal (van de werkenden naar de werklozen) en verticaal (van wie meer heeft naar wie minder heeft).
In het begin werd het systeem volledig gefinancierd door de werknemers en werden de
Armoede bestrijden? Er moet definitief komaf worden gemaakt met het idee dat de sociale zekerheid tot doel heeft armoede te bestrijden: het gaat om een politieke valstrik waarmee de tegenstanders van de SZ de mensen naar hun kamp willen overhalen, door een beroep te doen op nobele gevoelens als vrijgevigheid en liefdadigdheid. De armen helpen is de voorouderlijke rol van soepbedelingen, godsdienstige initiatieven, openbare bijstand of hun moderne versies zoals de gaarkeukens en het OCMW. Onze keuze is radicaal anders: door meer mensen goed betaald werk te verschaffen en door de continuïteit te waarborgen van de inkomens van wie geen werk heeft of met pensioen is, zorgen wij voor een algemene verhoging van de levensstandaard. In dat kader speelt de SZ een toonaangevende rol, door de werknemers te beschermen tegen essentiële risico’s die hen bedreigen, ziekte, werkverlies, ouderdom, enz., en door een verdeling van de rijkdom te waarborgen die rekening houdt met de belangen van zoveel mogelijk mensen. Daarom richt onze SZ zich tot iedereen en niet alleen tot de behoeftigen. In gelijk welke maatschappij, in gelijk welk tijdperk blijkt dat die keuze het meest doeltreffend bleek om armoede te verminderen. Dat is geen toeval. Wat kunnen we daaruit besluiten? Dat degenen die armoede willen bestrijden, niet als middel, maar als einddoel, heel vaak diegenen zijn die het niet eens zijn met onze doelstelling: iedereen een goed inkomen waarborgen.
16
Ons sociale patrimonium • Een erfgoed om over te dragen
CNE NL
09-09-2004
10:25
Pagina 17
Ieders loon beschermen Werkloosheid vervult daardoor een regelende functie op de arbeidsmarkt, in die zin dat de instorting van de lonen wordt voorkomen in tijden van een ongunstige conjunctuur: een werknemer zonder job is niet verplicht te werken tegen gelijk welk loon, zoals dat gebeurde in de systemen zonder werkloosheidsstelsel. In deze systemen, die waren overgeleverd aan zuivere marktprincipes, gingen de werknemers met elkaar concurreren in tijden van schaarse arbeidsplaatsen. Wie het laagste loon aanvaardde, kreeg de job. Tijdens de crisis van 1929 werd aangetoond dat in dat geval enerzijds de lonen tot onder het bestaansminimum daalden en dat anderzijds de arbeiders, zelfs als ze voor minder wilden werken, geen job vonden. De daling van de arbeidskostprijs leidde niet tot nieuwe arbeidsplaatsen en veroordeelde de arbeiders tot armoede: een ernstig sociaal nadeel had geen economisch voordeel tot gevolg. Het werkloosheidssysteem beschermt daarentegen diegenen die hun job verliezen en rechtstreeks de uitkering genieten, maar ook wie aan het werk blijft: namelijk tegen de daling van hun inkomens onder druk van de markt. Op basis van deze vaststellingen ontstond in 1944 een consensus tussen de diverse politieke en economische beslissingnemers om de vakbondseis van een werkloosheidsuitkering te aanvaarden. De economie ondersteunen Maar er is meer: het aldus herverdeelde geld blijft niet werkloos. Wie een uitkering krijgt, besteedt die om te voorzien in zijn vitale behoeften, voor zichzelf en voor zijn gezin: voeding, huisvesting, enz. Zo draait het geld mee in de economie en ondersteunt het de vraag, te beginnen bij de vraag naar levensnoodzakelijke producten. Zonder afhouding van bijdragen en betaling van uitkeringen zou de vraag instorten. Veronderstel dat uw inkomen volstaat om een brood te kopen, waarmee u de hele dag voldoende eten heeft. Als u 13% meer krijgt en geen sociale bijdragen afhoudt, zal u geen
tweede brood eten. U zal dat geld gebruiken om een minder noodzakelijk goed te kopen, waaraan u eerst verzaakte omdat voedsel uw eerste behoefte was. En dat gaat zo verder naarmate uw inkomen stijgt: voor de best betaalden zal dit geld ten slotte dienen voor de financiering van luxewagens of jachten, maar het zal vooral het consumptiecircuit verlaten en in het spaarcircuit terechtkomen. Op die manier stimuleren werkloosheidsuitkeringen vitale sectoren van de economie, die meestal ook werk verschaffen. Dat was de keuze van diegenen die in 1944 de sociale zekerheid in het leven riepen, wat heel lonend bleek te zijn. Werklozen activeren? Vandaag wordt evenwel van officiële zijde gewezen op de gebreken van het systeem van werkloosheidsuitkeringen, die een rem op de werkgelegenheid zouden vormen. Enerzijds
Er bestaat geen arbeids”markt” De basis van de moderne economische theorieën is een vaststelling uit de ervaring: werknemers die onderbetaling aanvaarden, vinden daarom nog geen werk. Deze heel eenvoudige waarheid werd aangetoond tijdens de crisis van de jaren 1930. Dit betekent dat de arbeidsmarkt niet bestaat. Op een klassieke markt passen vraag en aanbod zich uiteindelijk aan elkaar aan. Voor arbeid kunt u het aanbod van werknemers aanpassen zoveel als u wilt, dit zal tot niets dienen als er geen aanwervingen zijn. Op die basis gaat een geniaal economist aantonen dat de arbeidsvraag bij de ondernemingen afhangt van het productieniveau, en dat dus daarop moet worden ingewerkt om werkgelegenheid te scheppen. Dit principe zal 35 jaar lang met succes worden toegepast. Vandaag is begeleiding van werkzoekenden een noodzaak en het zou een uitstekend idee zijn, indien het er werkelijk om ging de werkzoekenden te helpen. De voorstanders ervan proberen ons echter opnieuw dezelfde oude leugen te doen slikken: het arbeidsaanbod moet worden aangepast om het probleem van de werkloosheid op te lossen. Of ze nu wel of niet behoren tot de socialistische partij, zoals onze vroegere federale minister voor tewerkstelling, hun ideeën zijn oude liberale ideeën, veroordeeld door de feiten van 75 jaar geleden en sindsdien nooit aan rehabilitatie toegekomen.
17
CNE NL
09-09-2004
10:25
Pagina 18
zouden werklozen niet worden aangezet tot werken, omdat het verschil tussen hun uitkering en hun eventuele loon te klein zou zijn. De waarheid van de « werkloosheidsval » werd nooit echt aangetoond: integendeel, het systeem van werkloosheidsuitkeringen bestond jarenlang samen met volledige tewerkstelling. Als dat trouwens waar is, heeft dat meer te maken met de te lage inkomens en niet zozeer met te hoge werkloosheidsuitkeringen. Anderzijds wordt het louter toekennen van uitkeringen vandaag als te passief aanzien: de klemtoon moet liggen op werk, het arbeids-
aanbod moet worden aangepast via opleiding, de werkloze moet actief betrokken worden bij opleiding en onderzoek. Aanpassing van de werkloosheid aan de nieuwe realiteit van de arbeidsmarkt is beslist noodzakelijk. Deze «activering van de uitkeringen» wil echter doen uitschijnen dat het probleem van de werkloosheid van de werklozen zelf komt. Dat is onjuist, werkloosheid ontstaat door een tekort aan beschikbare arbeidsplaatsen, waarvan een van de oorzaken precies ligt bij een afzwakking van het hiervoor beschreven solidariteitssysteem. En die activeringspolitiek kadert vooral in een context van verlaging van
Leve het spaargeld ? Het is belangrijk het eenvoudige beginsel dat aan de basis ligt
Hier kan spaargeld een ernstig probleem stellen. Een deel van
van elke economie, te begrijpen en te onthouden: de rijkdom
het spaargeld wordt geïnvesteerd, het wordt dus gebruikt om
van een land is gelijk aan wat er wordt geproduceerd (of het nu
productiegoederen te kopen. Tot zover alles goed: het evenwicht
gaat om goederen, zoals machines of auto’s, of om diensten).
wordt gerespecteerd, het geld dient om goederen te kopen. Maar
Daarom heet de economische indicator die de rijkdom meet, het
niet alle spaargeld gaat die weg op. Een deel gaat naar louter
bruto binnenlands product. Elke euro in uw zak komt overeen
financiële investeringen, die niet overeenstemmen met produc-
met een geproduceerd goed.
tie. In dat geval wordt het evenwicht verbroken. Als de economie produceert ten belope van 1000 miljard euro, bestaan er aan te kopen goederen voor een gelijke waarde. Als 10% van het geld op niet productieve wijze wordt gespaard, is er nog slechts 900 miljard € over om voor 1000 miljard € goederen en diensten te kopen. Anders gesteld, 100 miljard € goederen zullen geen afnemer vinden: ze worden gestockeerd, vernietigd of verkocht tegen dumpingprijzen, maar het gevolg is alleszins dat de economie vertraagt.
Als een fabriek een auto produceert die 20.000 € waard is, dient dit geld voor de betaling van de arbeiders die de auto hebben gebouwd, de ingenieurs die hem hebben getekend, de onderdelen, de machines waarmee hij werd geassembleerd, de winst van de werkgever en de aandeelhouders, enz. Dus, een gekochte auto van 20.000 € = 20.000 € in omloop. Er zijn dus twee massa’s in de economie: enerzijds alle producten en anderzijds alle geld dat ermee overeenstemt. Deze twee
Vandaar een fundamentele wet voor een gezonde economie: het
massa’s hebben een gelijke waarde, en dat is goed zo, want de
spaargeld moet gelijk zijn aan de investeringen. Daartoe moet
geproduceerde goederen moeten gekocht worden. Voordat
ofwel de productie worden gestimuleerd (waardoor de investe-
iemand de auto koopt, moet hij beschikken over 20.000 €, die
ringsvraag zal toenemen), ofwel moet sparen worden aangemoe-
eveneens overeenstemmen met geproduceerde goederen. In een
digd of ontmoedigd (via de rentetarieven), naargelang er te veel
economie is er dus exact genoeg geld om alle geproduceerde
of te weinig spaargeld is. Momenteel is er in België ongeveer 10%
goederen te kopen.
te veel spaargeld om de investeringsbehoeften te dekken.
18
Ons sociale patrimonium • Een erfgoed om over te dragen
CNE NL
09-09-2004
10:25
Pagina 19
de bijdragen en gaat gepaard met sancties die bewust de kostprijs van werkloosheid willen verlagen. Zo komen solidariteit en herverdelingsbeleid op de helling te staan, wat indruist tegen een beleid voor het scheppen van arbeidsplaatsen, terwijl alleen dat de activering echt doeltreffend zou maken.
Pensioenen De pensioenen zijn een ander voorbeeld van ons streven om het lot van iedereen te verbeteren door te waken over ieders welvaart. In hun huidige vorm staan pensioenen van loontrekkenden, net als werkloosheidsuitkeringen, borg voor een herverdeling uit solidariteit: de werkenden financieren de inkomsten van de gepensioneerden, wat staat tegenover een systeem van kapitalisatie, waar iedereen bijdraagt voor zijn eigen toekomstig pensioen. De pensioenen worden betaald met de bijdragen die worden geïnd door afhouding van het loon van de werknemers, waarbij de Staat via belastingen een aanvullend deel financiert, wat de voorbije jaren noodzakelijk is geworden.
gedrang kwam. Bovendien lag de levensverwachting in die tijd veel lager en was de maatschappij hoofdzakelijk op de landbouw gericht. Zo’n vorm van solidariteit werd gewoonweg onmogelijk in de wereld van loontrekkenden, vooral in het begin, toen de lonen werden berekend om alleen het voortbestaan van de begunstigde te waarborgen. Iedereen moest dus zo snel en zo lang mogelijk gaan werken, om het voortbestaan van het hele gezin te verzekeren. Dat die situatie vandaag tot een ver verleden lijkt te behoren, komt niet door een mirakel, maar omdat efficiëntere solidariteitsstelsels in het leven werden geroepen. Net als voor het werkloosheidsstelsel had het idee om solidariteit te organiseren tussen werkenden en nietwerkenden en diegenen met de hoogste inkomens verhoudingsgewijs meer te laten bijdragen, een regelend effect op de arbeidsmarkt en een stimulerend effect op de economie. Dankzij dit systeem kunnen wij vandaag zeggen dat men « langer jong en gezond blijft en dat men beter en langer van het leven kan profiteren ».
Alleen wie het aankon, nam de zorg voor de ouderen op zich, in zoverre zijn eigen voortbestaan niet in het gedrang kwam.
De sociale functie ligt voor de hand: de mensen niet verplichten tot hun laatste ademstoot te werken om over het nodige inkomen te kunnen beschikken. De totale impact op de economie is al even duidelijk: door de oudsten een fatsoenlijk inkomen te waarborgen, blijven deze personen consumeren, waarbij zij de arbeidsmarkt kunnen verlaten en zodoende plaats maken voor de jongeren. Dit systeem bestaat in ons land sinds 1844, het jaar van het eerste pensioen (voor de overheidssector). In 1924 wordt het uitgebreid tot de arbeiders en in 1925 tot de bedienden. Tot op vandaag is het nog niet veralgemeend, met name voor zelfstandigen. Vroeger werden ouderen ten laste genomen door vormen van familie- of dorpssolidariteit. Ook al klinkt het mooi sommigen te horen beweren dat dit mooie tijden waren, de werkelijkheid is verre van ideaal. Alleen wie het aankon, nam de zorg voor de ouderen op zich, in zoverre zijn eigen voortbestaan niet in het
C4 SOCIALE ZEKERHEID
19
CNE NL
09-09-2004
10:25
Pagina 20
Onze pensioenen bedreigd? Het wettelijke pensioen wordt in vraag gesteld, omdat de veroudering van de bevolking dit pensioen met de huidige technieken onbetaalbaar maakt. De werkende klasse van vandaag wordt er dus toe aangespoord zelf te zorgen voor de aanvullende inkomsten die bij hun eigen pensioen nodig zullen zijn. Daarom ontstaan naast het wettelijke pensioen (de eerste pijler) stelsels van sectorale aanvullingen (de tweede pijler) en privé-systemen (de derde pijler), die met fiscale stimulansen aantrekkelijk worden gemaakt. Het gaat om een verzwakking van het systeem en een onechte oplossing. In de eerste plaats moeten veel mensen het stellen met nauwelijks meer dan het bestaansminimum: lager geschoolde arbeiders, kleine jobs, deeltijdse arbeid enz. Voor hen zijn de aanvullende systemen sowieso minder toegankelijk: de ongelijkheden inzake pensioen zullen dus nog toenemen.
Maximumfactuur? Hoe verzwakt men de solidariteit onder een sociaal mom? Onlangs kregen we daarvan een mooi voorbeeld. Om de kosten van de gezondheidszorg te verlagen, hebben de opeenvolgende regeringen het remgeld ingevoerd: patiënten moeten zelf een deel van de gekregen zorgen betalen. Dit remgeld geldt voor iedereen, wat betekent dat het zwaar kan doorwegen voor wie over weinig middelen beschikt. Voor die mensen werd het begrip maximumfactuur ingevoerd. Het totaal van de bedragen die zij gedurende een jaar uit eigen zak betalen, mag een zeker bedrag niet overstijgen. Voor wie denkt dat de SZ er is om de armen te beschermen, klinkt dit mooi: wie niet genoeg midddelen heeft, zal dankzij dit systeem niet te veel remgeld moeten betalen en kan zich dus verder laten verzorgen.
20
Het gevaar van dit systeem ligt nochtans voor de hand. Als de regering morgen beslist het remgeld nog verder te verhogen, zal de meerderheid van de bevolking zijn verzorging iets duurder betalen, maar worden dramatische – en politiek delicate - situaties vermeden bij de meest behoeftigen.
Maar wat erger is: het geld dat wordt besteed aan aanvullende pensioenen, zal anders in omloop komen in de economie. Het zal terechtkomen in het spaarcircuit, met name het financiële spaarwezen, dat de economie weinig stimuleert. Dit spaargeld gaat niets oplossen, want op het niveau van een heel land is een pensioen geen kwestie van een wollen sok die geduldig wordt gevuld voor later. Vandaag en ook over vijftig jaar betekent het uitbetalen van de pensioenen immers het verdelen van een deel van de beschikbare rijkdom aan de oudsten onder ons. Als over vijftig jaar meer pensioenen moeten worden betaald, is het enige middel de totale rijkdom vergroten of het voor de pensioenen bestemde deel ervan doen toenemen. In het licht van deze doelstellingen zijn de tweede en de derde pijler slechts schijnoplossingen: al wat zij doen, is het verdeelsysteem veranderen, door het te vervangen door een minder rechtvaardig en voor de economie minder stimulerend systeem: het zal niet leiden tot meer solidariteit of tot meer rijkdom. Om die reden bereiden regeringen die de invoering van aanlokkelijke systemen van aanvullend pensioen stimuleren, tegelijk een verlenging van de beroepsloopbaan voor, wat gewoonweg neerkomt op het betalen van minder pensioenen. In naam van welke vooruitgang?
Gezondheid voor allen en elkeen De ziekte- en invaliditeitsverzekering is een andere essentiële tak van onze sociale zekerheid. Zowel rijk als arm heeft toegang tot een hoogstaande gezondheidszorg, die hoog scoort op wereldniveau. Ook de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering zag het licht in 1944. De werknemers krijgen een deel van de kosten terug als zij ziek zijn (medische kosten, geneesmiddelen, ziekenhuisopname) voor henzelf EN hun gezin. Zij krijgen ook een vergoeding als zij door ziekte of invaliditeit niet kunnen gaan werken.
Ons sociale patrimonium • Een erfgoed om over te dragen
CNE NL
09-09-2004
10:25
Pagina 21
De verplichte ZIV stuitte op weerstand: • van de artsen die hun erelonen zelf willen bepalen en de vrije keuze van arts door hun patiënt wilden doordrukken (cf. artsenstaking van 1960); • van de socialistische en christelijke ziekenfondsen die verdeeld zijn over de verdeling van de financieringen en over de beheersautonomie. In 1963 hervormt de wet het RIZIV en regelt de kwestie (ziekenfondsen en artsen onderhandelen over de bedragen van de erelonen op basis waarvan de terugbetalingen worden berekend). Zij breidt de toegang tot de gezondheidszorg ook uit tot de hele bevolking (de gezondheidszorg is toegankelijk voor iedereen; de vergoedingen zijn voorbehouden aan loontrekkenden die bijdragen). Van 1967 tot 1969 wordt de zorgverzekering uitgebreid tot andere categorieën (gehandicapten, studenten van het hoger onderwijs, huispersoneel…).
De grondslag van een maatschappij De diverse tegemoetkomingen van de ZIV zijn uiteraard essentieel voor zieken. De vergoedingen waarborgen het behoud van het inkomen (belangrijker dan de werkloosheidsuitkering), de tegemoetkoming in de verzorging waarborgt de toegankelijkheid van de behandelingen, ongeacht het inkomen van de patiënt: rijk en arm heeft zodoende recht op dezelfde geneesmiddelen. Het systeem is niet alleen bijzonder nuttig voor de begunstigden, maar tevens heel doeltreffend voor de gehele maatschappij. Zoals bij werkloosheid en pensioenen wordt de rijkdom herverdeeld naar de sectoren waar zij het meest nodig is. Dit ondersteunt het aanbod en verlaagt de kosten, die in elk geval worden beperkt door het onderhandelingssysteem tussen artsen en ziekenfondsen. Ons gezondheidssysteem beschikt zodoende over de nodige financiële middelen en blijkt doeltreffend, want bij onze geboorte hebben wij een levensverwachting van 78,5 jaar, één van de hoogste ter wereld.
Toch gaan er stemmen op tegen het systeem, dat door sommigen als te duur wordt afgeschilderd en bij herhaling een deficit vertoont. Zij willen doen geloven dat een privé-systeem de medische vooruitgang in de hand zou werken en gemakkelijker zou kunnen worden gedragen door de maatschappij. Enkele eenvoudige vergelijkingen laten evenwel een heel ander beeld zien: zo spenderen de Verenigde Staten een groter deel van hun nationale rijkdom (13,1% tegen 8,7% voor België) aan hun gezondheid, terwijl de levensverwachting lager is (76,9 jaar). In tegenstelling tot wat men wil doen uitschijnen, liggen de overheidsuitgaven voor gezondheid er niet lager: 5,8% van de rijkdom tegen 6,2% hier; het is op het niveau van de privé-uitgaven dat het verschil enorm is: 2,5% in België tegen 7,3% in de VS. Uiteindelijk liggen de gezondheidsuitgaven per inwoner 48% hoger in de Verenigde Staten. Aangezien deze uitgaven voor bijna de helft worden gefinancierd door privé-fondsen, betekent dit gewoonweg dat de zorgen minder toegankelijk zijn voor wie er het geld niet voor heeft. Duurder, minder doeltreffend, minder toegankelijk: het verschil is niet toe te schrijven aan het gebrek aan overheidsinvesteringen (want de twee systemen slokken ongeveer hetzelfde aandeel van het overheidsgeld op), maar aan de doeltreffendheid van de gemaakte keuzes.
PRIVATISERIN G SOCI ALE Z E K E R HEI D 21
CNE NL
09-09-2004
10:25
Pagina 22
3. Onze maatschappijkeuze Rijkdom laten circuleren Elk sociaal-economisch model steunt op een manier om rijkdom te laten circuleren. Onze Westerse economieën kennen er hoofdzakelijk drie. We ontleden eerst het liberale model, dan de eerste systemen gebaseerd op herverdeling, alvorens over te gaan naar het door ons gekozen model.
Het liberale model Hier gaat het erom helemaal niets te herverdelen. De toegevoegde waarde wordt verdeeld tussen de kapitaalbezitters en de eigenaars van het productieapparaat. Zodra dit (arbeidskrachten, machines, grondstoffen) tegen de marktprijs betaald is, kunnen zij van wat overblijft, de winst, naar eigen goeddunken gebruiken. Omdat zij per definitie voldoende middelen bezitten voor hun basisconsumptie, zullen zij slechts een beperkt deel besteden aan
consumptie en hun geld uitgeven aan vrij dure of zelfs overbodige producten. De rest komt terecht op een spaarrekening of wordt geïnvesteerd. De rijkdom zal dus geconcentreerd blijven in een circuit dat voor de gemeenschap weinig opbrengt. Dat zal des te meer gelden omdat een deel van het spaargeld zuiver financieel zal zijn en een ander deel in andere landen zal terechtkomen met het oog op een beter rendement. In werkelijkheid zullen alleen de investeringen een reële impact op de economie hebben, in die mate dat zij nodig zijn om de groei te ondersteunen. Dit laatste punt is trouwens het belangrijkste argument voor wie vandaag de terugkeer naar dit model steunt: investeerders moeten over de nodige middelen beschikken om te ondernemen, want de ondernemingen die zij oprichten, genereren de nodige activiteit voor welvaart. Deze verleidelijke redenering is een vereenvoudiging die uiteindelijk geen steek houdt, want investeringen op zich reiken geen antwoord op groei aan.
Investeringen 11 De cyclus van de liberale economie is eigenlijk eenvoudig om te begrijpen. Het meeste geld blijft geconcentreerd in handen van kapitalisten. Zij consumeren, maar omdat zij met weinig zijn, is de invloed van die consumptie vrij gering. Zij hebben dus veel geld over, dat zij in de eerste plaats gebruiken om te investeren. Aangezien de consumptie gering is, is ook de vraag naar eindproducten laag. Daardoor zal de investering rond zichzelf draaien. Grosso modo kopen ondernemers machines om andere machines te produceren, die op hun beurt worden gekocht om er andere te produceren... Men produceert steenkool om er staal van te maken, dat zal dienen om de nodige machines te bouwen om nieuwe mijnen uit te rusten, treinen om de steenkool te vervoeren enz. Dat werkt een tijdje, maar niet eeuwig, want er is geen echte afzetmarkt. Daardoor gaan de investeringen stokken. Het spaargeld wordt onproductief. Zoals we hebben gezien op pagina 18, betekent dit dat men te veel produceert.
22
Hernemen we het voorbeeld van pagina 18: er is nog slechts 900 miljard € om voor 1000 miljard € goederen te kopen. Oplossingen? 1. Ervoor zorgen dat de 1000 miljard nog maar 900 miljard kost, dit betekent de kosten drukken. Als u kapitalistisch bent, is de snelst te drukken kostprijs die van de arbeid (de andere kosten, dat is het geld dat u betaalt om de door uw vrienden geproduceerde goederen te betalen). U verlaagt dus de lonen. 2. De productie verminderen, wat op hetzelfde neerkomt. Volgend jaar zal men nog maar voor 900 miljard € produceren en er moeten dus fabrieken dicht. Wat gebeurt er dan met de 100 miljard € spaargeld? Zoals we hebben gezien, stemmen ze niet meer overeen met een goed: de economie is gedaald naar 900 miljard €. Dit geld vormt wat vandaag een financiële “luchtbel” wordt genoemd. Soms spat die bruusk uiteen: een beurskrach kan in enkele uren tijd een massa geld in rook doen opgaan. Wie lijdt daaronder? Degenen die de 100 miljard € hebben verloren, namelijk de werknemers die hun loon verloren in de voorgaande paragraaf.
Ons sociale patrimonium • Een erfgoed om over te dragen
CNE NL
09-09-2004
10:26
Pagina 23
Niemand investeert immers zomaar: er zullen alleen investeringen zijn als het belegde geld zo meer opbrengt dan op een andere manier. Er is dus een economische activiteit nodig die kansen biedt en een potentieel inhoudt. Een goed of een dienst produceren houdt eerst in dat er al iemand bestaat om het nodige materiaal te verkopen en vervolgens iemand om het eindproduct te kopen. De investering is dus essentieel voor groei, maar volstaat niet om groei tot stand te brengen.
keuze op zich is er nog niets gezegd over de vorm van de maatschappij en nog minder over sociale rechtvaardigheid. Meestal houdt de Staat de rijkdom in en kiest zij waarin zij ze gaat injecteren. Daarvan bestaan geslaagde, maar ook slecht afgelopen voorbeelden. President Roosevelt lanceerde een heel betwist interventieprogramma (zijn tegenstanders beweerden dat hij mensen betaalde om ‘s morgens gaten te maken en ze
Een zwak systeem De puur liberale economie draait dus gevaarlijk rond zichzelf, omdat zij niet constant de nodige groei genereert. Om die reden werd de eerste eeuw van moderne economieën gekenmerkt door cycli van groei (tijdens dewelke de investering zichzelf voedt) en recessie (om plaats te maken voor nieuwe investeringen die geen afzetmarkt vinden). De zwakken betaalden het gelag. Maar zelfs deze cyclus volstond niet om het systeem leefbaar te houden: alles leidde uiteindelijk tot de crisis van 1929, waarmee het falen van het systeem bezegeld werd. Op dat moment werd een fundamentele waarheid duidelijk: om rijkdom te verwerven, moet het geld in de hele maatschappij circuleren en moet een deel van de winsten worden verdeeld aan anderen dan aan de kapitaalbezitters. Deze waarheid ontstond eerst uit de ervaring van een aantal industriëlen, met als symbool Henri Ford, die beslisten hogere lonen te betalen dan de marktprijs om consumenten te winnen. Maar de crisis was ook een voedingsbodem voor intellectuelen, van wie in het bijzonder John Maynard Keynes de economische visie op zijn kop zette, door te wijzen op de noodzaak van globaal handelen om groei te genereren.
De eerste interventionistische systemen Het is dus door een deel van de gecreëerde rijkdom uit het kapitalistische circuit weg te halen en het opnieuw te injecteren in andere circuits, dat de economie de koers van een duurzame groei kan varen. Maar met die
L OON
Staatsinterventie Om crisissen te vermijden of de gevolgen ervan te beperken, is het nodig dat de investeringen gelijk zijn aan het spaargeld. Hernemen wij ons voorbeeld: de economie produceert voor 100 miljard € te veel goederen. Hoe de typisch liberale aanpassing naar beneden doorvoeren, met alle economische en sociale problemen vandien? Dat is eenvoudig: de Staat gaat de goederen op overschot kopen of de bevolking in staat stellen ze te kopen. Zoals iedereen heeft de Staat daar geld voor nodig. Men gaat dus 100 miljard € afhouden van de nationale rijkdom. Deze 100 miljard zal dus naar onproductief spaargeld gaan. De economie zal dus opnieuw op volle toeren draaien. Het mirakel van dit systeem is dat het ook preventief werkt. Het is niet nodig de crisis af te wachten: met een aantal voorzorgsmaatregelen kunt u de economie stimuleren door een deel van de rijkdom naar de consumptie te laten afvloeien.
23
CNE NL
09-09-2004
10:26
Pagina 24
Een essentieel element wordt dus de manier waarop de keuzes inzake herverdeling gebeuren
na de middag weer op te vullen, wat niet klopt: het geld werd vooral besteed om de ondernemingen te steunen met grote werken en om sociale programma’s op te zetten), met groot succes: op vijf jaar tijd daalde de werkloosheid met de helft. Andere landen gaan hetzelfde recept volgen: het zijn de fascistische landen (Duitsland en Italië in de jaren ‘30). Economisch is het een voltreffer, op sociaal gebied levert het niets op. Omdat er niet de minste sociale meerwaarde in deze systemen schuilt, moet de samenhang kunstmatig worden bevorderd door de nationalistische ideologie en propaganda. De economische keuze is wel coherent: de Staat gebruikt de rijkdom om een leger en een oorlogseconomie tot stand te brengen. Deze systemen leiden uiteindelijk tot een oorlog…
Een essentieel element wordt dus de manier waarop de keuzes inzake herverdeling gebeuren. De naoorlogse generatie vond in de eisen van de werknemers de basis voor een herverdelingssysteem dat tegelijk de economie stimuleert en sociale rechtvaardigheid inhoudt, waardoor een sociale cohesie ontstond die nog ongezien was in een periode van onovertroffen groei.
Ons sociaal model Het is op het einde van de oorlog dat wij een herverdelingsmodel kiezen dat steunt op sociale rechtvaardigheid: een deel van de rijkdom bestemmen voor de werknemers door prioritair in te spelen op de problemen van hun onzekere bestaan. Deze keuze zal de grondslag vormen van ons sociale patrimonium en zal daar rond georganiseerd zijn.
De limieten van de Staat13 Staatsinterventie roept een ernstige vraag op: wat gaat de Staat doen met wat zij kocht? Alsof het niets is, bepaalde deze vraag de geschiedenis van de 20e eeuw.
werden de aanpassingsbehoeften enorm en de ideologische rechtvaardiging werd tot in de waanzin doorgedreven: dit betekende de opkomst van het fascisme.
De aankoop van goederen en diensten door de Staat moet politiek worden gerechtvaardigd. Hoe groter de massa van deze goederen is, hoe meer de regeringen de rekening moeten voorleggen aan de belastingbetalers. Daar speelt de ideologie een grote rol.
Maar wapens zijn als andere investeringen. Men kan ze niet eindeloos blijven opstapelen. In een eerste fase kan men oude wapens vervangen door nieuwe, maar uiteindelijk zijn er toch te veel. Er moet dus plaats worden gemaakt, door ze te gebruiken. Anders gesteld, door middel van oorlog. Dat is trouwens niet zo moeilijk, want de gemoederen zijn al lang verhit door de propaganda die de aankoop van wapens rechtvaardigde.
Waar er bij de bevolking geen sterke vraag bestaat naar essentiële goederen, zoals gezondheidszorg of inkomstenbescherming, zal een klein aantal beslissingnemers de keuzes maken, zoals past in hun visie van een Staat die niet tussenbeide komt in de economie.
24
Vóór 1914 en vóór 1940 hebben wij gezien dat de eerste reflex van de Westerse landen erin bestond zoveel mogelijk wapens bijeen te krijgen om het productieoverschot weg te werken en een afzetmarkt voor de economie te vinden. Om deze wapenwedloop te rechtvaardigen, verspreidde men in de maatschappij nationalistische of militaristische ideologieën. Na 1918, en in het bijzonder na de crisis van 1929,
Oorlog speelt dus dezelfde rol als de economische crisis: de economie aanpassen door zich van overschotten te ontdoen. Dat gebeurde in 1914 en 1940. Balans: 60 miljoen doden, en dat is nog laag geschat. Een aantal mannen en vrouwen vonden dit niet langer de juiste oplossing. Wij hebben veel te danken aan hen en wij missen hen een beetje.
La Sécurité Sociale, notre patrimoine • Une société juste et riche
CNE NL
09-09-2004
10:26
Pagina 25
Sociale zekerheid en overheidsdiensten: het herverdelingscircuit
De nieuwe deal
De sociale zekerheid en de overheidsdiensten zijn de twee elementen die ons sociale patrimonium bepalen. Zij zijn het resultaat van een politiek streven: het geld richten naar de meest fundamentele behoeften van het grootste aantal. Daarom wordt de sociale zekerheid beschouwd als een systeem van steun aan de behoeftigen en aan al wie wordt bedreigd door een onzeker bestaan: zij wordt ontworpen op basis van hun behoeften. Toch is het gevaarlijk het systeem daartoe te beperken: zoals wij aantoonden in hoofdstuk 1.2, brengt de sociale zekerheid op die manier een dynamiek op gang waarbij de hele gemeenschap baat vindt.
Het productieoverschot kan worden aangewend voor andere dingen dan wapens. Een sterke politieke wil daartoe volstaat. De eerste die dat had, was Franklin D. Roosevelt, in 1932 verkozen tot president van de Verenigde Staten. De titel van zijn programma was duidelijk: de “new deal”. De kaarten anders schudden om de maatschappij te laten draaien zonder crisissen, met alle armoede en rampen vandien.
Het andere herverdelingsluik wordt gevormd door de overheidsdiensten, zelfs de directe tussenkomst van de Staat in de economie: op dit gebied zijn er heel wat keuzes mogelijk en voor een aantal interventies is achteraf gezien kritiek op zijn plaats. Maar of het nu gaat om de financiering van een school of van sociale diensten, om de financiering van vervoers- of telecommunicatie-infrastructuur, om de ondersteuning van de steenkoolmijnen of de bouw van moderne havens, het uitgegeven geld kwam ook individu en gemeenschap ten goede.
Het was dus onmogelijk die helemaal tot een goed einde tebrengen en in 1939 bleef het ontegensprekelijke economische succes heel broos.
Collectieve onderhandelingen en democratie: de keuzes bepalen De keuze van zo’n model ligt niet voor de hand. Elk maatschappelijk model wordt immers bepaald door de overheersende klasse, die over politieke hefbomen beschikt om de herverdelingswijze op te leggen die het best aansluit bij haar belangen. Om keuzes te kunnen maken in het belang van zoveel mogelijk mensen, moeten dus alle burgers hun stem kunnen laten horen. Dat is de rol van onze democratie, die steunt op het algemeen stemrecht, dat in verscheidene stappen werd verworven: 1921 voor mannen, 1948 voor vrouwen. Door te steunen op burgerlijke vrijheden zoals de vrijheid van vereniging of het recht op onderwijs, zal de democratie leiden tot een nationale vertegenwoordiging die zich bekommert om de belangen van alle sociale groepen.
De Staat begon dus resoluut tussenbeide te komen in de economie. Sociale programma’s kregen voorrang op wapenproductie. Dit was een krachttoer, temeer omdat deze politiek indruiste tegen de overheersende waarden bij veel Amerikanen, die wantrouwig stonden tegenover de administratie en sociale bijstandsprogramma’s.
Juiste keuzes maken Het volstaat dus niet de kaarten anders te schudden om een crisis te vermijden. Zolang het rijkdomoverschot dient om nutteloze goederen op te stapelen, zullen er crisissen en oorlogen zijn om er zich van te ontdoen. De oplossing bestaat er dus in ervoor te zorgen dat de geproduceerde goederen worden gebruikt voor de consumptie van goederen en diensten die nuttig zijn voor de gemeenschap. Het aanbod van overheidsdiensten zal worden uitgebreid en verbeterd. De beste manier om het geld te bestemmen voor de consumptie van nuttige goederen is het te herverdelen, zodat het een antwoord biedt op precieze situaties die sowieso leiden tot een sterk verbruik: situaties van inkomensverlies (werkloosheid of pensioen), gezondheidsproblemen (ziekte of arbeidsongeval), gezinsuitbreiding (kinderbijslag). Dat heet de sociale zekerheid. Deze keuze moet evenwel voortvloeien uit een politieke beslissing. Daarom is het belangrijk het woord te geven aan diegenen die sinds lang terecht eisen dat deze behoeften worden verzekerd: de werknemers.
25
CNE NL
09-09-2004
10:26
Pagina 26
Het is deze vertegenwoordiging die de fundamentele keuzes zal maken inzake overheidsdiensten en Staatsinterventie.
Zolang de economische beslissingsmacht volledig in handen van de kapitaalbezitters blijft, is het moeilijk een deel van de rijkdom in te houden en nog moeilijker om dit deel te bestemmen voor de behoeften van de werknemers.
Parlementaire democratie en openbare vrijheden volstaan evenwel niet. Zolang de economische beslissingsmacht volledig in handen van de kapitaalbezitters blijft, is het moeilijk een deel van de rijkdom in te houden en nog moeilijker om dit deel te bestemmen voor de behoeften van de werknemers. Dat rechtvaardigt de essentiële rol van de vakbonden in dit model. Door de werknemers samen te brengen, verenigen de vakbonden de sociale groep die er tegelijk belang bij heeft het gewenste herverdelingstype in te voeren, en de nodige middelen om dit te bereiken tegenover de macht van de andere sociale groepen. Het gaat er evenwel niet om een « dictatuur van het proletariaat » op te leggen, wat erop zou neerkomen dat alleen de werknemers beslissen. Wij hebben gekozen voor een systeem van sociale rechtvaardigheid en welvaart, wat het noodzakelijk maakt de juiste keuzes te maken tussen de belangen van de kapitaalbezitters en die van de rest van de maatschappij. Daarom worden beslissingen genomen via collectieve onderhandelingen. Dit betekent dat de beslissingen worden genomen door een akkoord tussen groepen die elk beschikken over een drukkingsmiddel en belangen hebben die a priori tegenover elkaar staan. Het zijn de collectieve arbeidsovereenkomsten tussen werkgevers en werknemers, maar ook de overeenkomsten tussen artsen en ziekenfondsen, die de belangen vertegenwoordigen van de potentiële patiënten die wij allemaal zijn.
26
Eerst moet een gereglementeerd gesprekskader voor de verschillende betrokken groepen worden vastgelegd, om te waarborgen dat ieder zijn zeg kan doen. Dat is de rol van de paritaire comités en van de nationale arbeidsraad, op het ruimste niveau. Maar dat is ook de rol van de vakbondsafvaardigingen, de ondernemingsraden en de preventiecomités, die in ondernemingen dialoog mogelijk maken, wat anders onmogelijk zou zijn tegenover een werkgever die het recht heeft om werknemers te ontslaan. De resultaten van deze gesprekken zijn ook gereglementeerd: zodra zij aan bepaalde voorwaarden voldoen, kan men ze doen naleven, ofwel doordat ze worden opgenomen in de wet, ofwel doordat ze erdoor worden beschermd, zoals het geval is voor de collectieve arbeidsovereenkomsten. De Staat bekrachtigt op die manier het resultaat van de collectieve onderhandelingen en waarborgt de naleving ervan. Een dynamisch patrimonium, gericht op vooruitgang Ons model heeft dus gekozen voor een ruime herverdeling, afgestemd op de meest fundamentele behoeften van onze maatschappij via de sociale zekerheid en de overheidsdiensten. Deze herverdeling wordt georganiseerd door de democratische vertegenwoordiging en collectieve onderhandelingen, en steunt op sociale wetten en op het sociale « Parlement ».
Sociale wetten en sociale democratie: de grondslag
Dit systeem lag aan de basis van een buitengewone economische groei, meer bepaald in de jaren 1960, die ook vandaag nog aanhoudt. Deze groei gaat gepaard met een afname van de armoede, een gelijkstelling van de lonen en de bevrediging van fundamentele behoeften voor steeds meer mensen: gezondheid, onderwijs, huisvesting enz.
De werking van het systeem houdt ten slotte in dat de krachtsverhoudingen worden gereglementeerd en dat vooruitgang gewaarborgd is. Dat is de rol van de sociale wetten en de representativiteit van de werknemers in de ondernemingen, in de sectoren en op nationaal niveau.
Een tegenvoorbeeld maakt de waarde daarvan nog duidelijker. In Groot-Brittannië werd een identiek sociaal contract door de liberalen van mevrouw Thatcher misbruikt. Zij maakte een einde aan de herverdeling door een groot deel van de overheidsdiensten af te schaffen en de sociale zekerheid af te zwakken. Om dat te
Ons sociale patrimonium • Een erfgoed om over te dragen
CNE NL
09-09-2004
10:26
Pagina 27
bereiken, heeft zij de vakbonden aangepakt. Zij beroofde hen van hun globale interventiemacht en beperkte hun rol tot de vertegenwoordiging van de werknemers in de ondernemingen. Het resultaat van deze terugkeer naar een liberalisme dat slechts een moderne variant is van het traditionele model, is op het eerste gezicht verrassend: ten opzichte van de rest van Europa is de loonmassa in Groot-Brittannië het sterkst gestegen tussen 1990 en vandaag. Betekent dit dat Thatcher gelijk had? Dat is een kwestie van keuze. De loonsverhogingen werden in werkelijkheid verkregen door de werknemers die al het sterkst stonden op de arbeidsmarkt. Zo is het verschil tussen de lonen toegenomen. De begunstigden van deze verhogingen voelen zich echter niet gelukkiger: dat geld dient vandaag grotendeels voor het betalen van diensten waarover zij gisteren gratis konden beschikken. Deze verdeelde rijkdom komt dus niet de gemeenschap ten
goede. Bij ons zal 1€ loonsverhoging niet alleen de koopkracht van de werknemer zelf vergroten, maar zal zij ook ten goede komen aan de anderen, via bijdragen die de sociale zekerheid financieren. In Engeland verdwijnt dit geld in de zak van de werknemer, maar het komt al even snel terecht in die van de investeerders die de overheidsdiensten hebben overgenomen. En wie geen loonsverhoging kreeg, die heeft gewoonweg geen toegang meer tot die diensten, bij gebrek aan de nodige middelen. De rijkdom circuleert dus, maar in een circuit dat ongelijkheden nog verscherpt, essentiële overheidsdiensten als gezondheid, onderwijs of vervoer afzwakt en ontoegankelijk maakt voor steeds meer burgers. Dit is het omgekeerde van ons model, dat steunt op een sociaal patrimonium dat wij resoluut moeten vrijwaren en vrucht laten dragen.
27
CNE NL
09-09-2004
10:26
Pagina 28
Hoofdstuk 2 Een model in vraag 1. Het liberale model opleggen Een ruime consensus In 1944 zet het model dat op het ‘sociaal patrimonium’ steunt, zich overal in Europa door. Het kan rekenen op een ruime consensus, zowel bij linkse als bij rechtse regeringen. Daarmee zijn de problemen uiteraard niet van de baan. Op economisch gebied steekt af en toe een crisis de kop op. Die wordt doeltreffend bestreden door een interventionistisch beleid, dat de overheidsuitgaven bijstuurt om groeivertraging tegen te gaan. Sociale conflicten komen nog veel voor, maar de meeste worden opgelost in het kader van collectieve onderhandelingen. Het model werkt en maakt het mogelijk een sterke economische groei te combineren met een sociale cohesie die voordien nooit bestaan had in onze samenlevingen.
De liberale reactie komt eerst uit de hoek van intellectuelen en industriëlen, die zich verzetten tegen het idee van sociale herverdeling. Zij verenigen zich vanaf 1947 in invloedsgroepen, die tot doel hebben de funderingen te leggen voor een terugkeer naar de principes van het traditionele liberale model. Zij staan voor een moeilijke taak, gezien de ruime consensus waarop het sociale patrimonium kan rekenen, en vooral gezien de onbetwistbare successen van het systeem. De Westerse maatschappijen blijven ideologisch verdeeld: er zijn de werknemers die dromen van een wereld die inspeelt op al hun eisen, tegen die van de andere sociale groepen in; er zijn de werkgevers die willen beschikken over een winst die zij bepalen op basis van hun eigen belangen. In de praktijk erkent iedereen dat groei en sociale samenhang ieders belan-
28
Ons sociale patrimonium • Een erfgoed om over te dragen
CNE NL
09-09-2004
10:26
Pagina 29
gen op een harmonische, doeltreffende en zekere manier zullen dienen, zoals dat nooit eerder het geval was geweest. De liberalen krijgen dus weinig politieke weerklank in onze landen. Zij hebben echter geduld en beschikken over aanzienlijke middelen die hen in handen worden gespeeld door enkele uiterst rijke industriëlen, alsook over een aanzienlijke mediasteun, zodat zij iedereen vertrouwd kunnen maken met hun projecten.
Crisisprofiteurs Met de steun van hun media leggen de neoliberalen de basis voor een terugkeer naar hun model dat steunt op het accumuleren van rijkdom en op de voorrang van de zuivere marktregels ten koste van onderhandelingen. Zij organiseren conferenties voor industriëlen en politieke beslissingnemers, richten denkclubs op. Zo maken hun ideeën opgang, onder meer in de media, de financiële instellingen en de politieke partijen. Deze ideeën beleven pas hun hoogdagen wanneer ons model in crisis verkeert, vanaf het einde van de jaren 1960 in een aantal landen en vanaf 1973 in de hele wereld. Deze crisis legt een aantal tekortkomingen van het naoorlogse sociale model bloot en wijst op de noodzaak van hervormingen. Dankzij hun dertig jaar lang geduldig opgebouwde netwerk en
onder meer dankzij hun invloed in werkgeverskringen en bij internationale instellingen, zullen de liberalen het idee doordrukken dat volledig van het systeem moet worden afgestapt. De crisis van 1973 vindt haar oorsprong in de stijging van de olieprijzen. Zij geeft de neoliberalen de kans om het idee te verspreiden dat de moderne economieën, die zijn onderworpen aan externe druk, niet de politieke of economische middelen hebben om een systeem voort te zetten dat steunt op overheidsuitgaven. Achteraf kan deze redenering paradoxaal lijken: bij « constante Euro » kost olie vandaag minder dan in 1973. Het is wel zo dat de economisch zwakste landen grote delen van het moeizaam opgebouwde sociale patrimonium moeten afstoten, onder meer onder invloed van de internationale, en dan vooral financiële instellingen (denk aan het Internationaal Monetair Fonds, IMF). Toch laten de feiten zien dat de crisis niet wordt opgelost door het afschaffen van de herverdeling. Grote landen, zoals Duitsland, zullen de principes ervan gedurende de volledige jaren 1980 vrijwaren en een benijdenswaardige economische gezondheid behouden. Ten koste van een hervorming van de Staatsinterventies, via een hervormd monetair beleid, zal het Duitse sociale model doeltreffend de strijd blijven aanbinden tegen de recessie, met behoud van een sterke sociale
Sociale zekerheid, een linkse waarde? Vermoedelijk hebben linkse regeringen de meest geëvolueerde kijk op het sociale erfgoed en ongetwijfeld heeft de vakbondsbeweging er de grondslagen van gelegd. Toch zou het te simplistisch zijn er een linkse waarde van te maken. Alle Europese regeringen uit de naoorlogse periode namen het sociale erfgoed aan en de afwisseling links-rechts stelde dat niet in vraag. In werkelijkheid had de keuze voor zo’n model te maken met het belang dat een regering hechtte aan sociale cohesie. Wie dacht behoefte te hebben aan een ruime sociale cohesie die steunde op groei en billijkheid, koos voor het sociale erfgoed. De eerste sociale zekerheid ontstond trouwens in Duitsland, in de 18e eeuw onder Bismarck, een heel behoudsgezind
politicus, die echter de kleine Duitse staten wilde verenigen in één grote natie. Hij opteerde voor een reële en doeltreffende sociale cohesie. Een andere behoudsgezinde politicus, Churchill, vroeg in 1942 aan Lord Beveridge een rapport op te stellen, waarop de moderne sociale zekerheidsstelsels gebaseerd zijn. Ook hier ging het erom concrete zin te geven aan de immense inspanning voor meer eenheid, die het Engelse volk tijdens de oorlog geleverd had. In de jaren nadien, onder meer gekenmerkt door de Koude Oorlog, stuurden de diverse regeringen een aantal trends bij en beklemtoonden ze een of ander aspect. Allemaal volgden zij het model na en diepten het uit.
29
CNE NL
09-09-2004
10:26
Pagina 30
zekerheid en overheidsdiensten, alsook van sociaal overleg. Het mooiste voorbeeld is het Amerika van Ronald Reagan. Deze extremistische neoliberaal zal weliswaar de antisociale ideeën van de neoliberale clubs in de praktijk brengen, maar – ook al zal hij het tegenovergestelde beweren – zijn economisch beleid blijft steunen op het fundamentele principe van overheidsuitgaven en Staatsinterventies. Dit beleid zal worden gefinancierd door de kolossale schuld van de Amerikaanse Staat en de schuldenlast van de gezinnen.
De neoliberalen weten dat, want zij passen op grote schaal de lessen van de economen van de jaren 1930 toe, die aan de basis liggen van ons model
30
De werkelijkheid is dat de liberalen willen profiteren van de economische principes die aan de grondslag liggen van het sociale patrimonium, maar dat zij er niet de sociale prijs voor willen betalen. Zo wilden zij doen geloven dat hun model het enige zaligmakende was, omdat het beantwoordt aan de economische wetten. Het sociale patrimonium was slechts een nevenverschijnsel tijdens hetwelk deze wetten niet zouden gewerkt hebben. De crisis van 1973 zou gewoonweg een terugkeer naar de realiteit zijn. Dat is onjuist en ook de neoliberalen weten dat, want zij passen op grote schaal de lessen van de economen van de jaren 1930 toe, die aan de basis liggen van ons model. Hun streven om daar een einde aan te maken, draait niet om economie: het is een zaak van belangen en ideologie. Die belangen bestaan erin om hen het grootste deel van de rijkdom, die wordt ingehouden om opnieuw in de sociale zekerheid en de overheidsdiensten te worden geïnjecteerd, in handen te geven. Zo kunnen zij bijvoorbeeld het geld van de pensioenen gebruiken om de Beurs te spijzen of een deel van de sociale bijdragen recupereren om de winst te verhogen, waarbij alleen nieuwe arbeidsplaatsen worden geschapen als dat nodig blijkt. Deze stap achteruit brengt ons echter niet noodzakelijk terug naar het wilde liberalisme van weleer. Het idee van rijkdom te laten circuleren wordt niet helemaal verbannen, want net als vroeger moet de economie ook nu kunnen groeien. De bedoeling is om het geld via een ander circuit te laten circuleren door onder meer af te stappen van het idee van een
ruime herverdeling die steunt op sociale rechtvaardigheid. Het geldverkeer zal voortaan verlopen via privatiseringen, aandeelhouderschap van de loontrekkenden of lonen « naar verdienste ». De sterkste economieën zullen het zich zelfs kunnen veroorloven om, net als in de periode vóór de oorlog, bewapeningsprogramma’s te financieren, die het geld weliswaar opnieuw in de economie injecteren, maar in de eerste plaats de industriëlen ten goede komen. Om dit belang te doen triomferen op dat van diegenen die van het sociale patrimonium profiteerden, zullen de liberalen ideologische middelen in de strijd gooien.
Mediagedruis Aan de basis gaan de neoliberale clubs die zich al dertig jaar organiseren, voordeel halen uit drie elementen: 1. De effecten van ons sociale model zijn grotendeels onzichtbaar voor de begunstigden. Dat geldt al voor het laagste niveau: wie weet hoeveel de leerplicht van zijn kinderen zou kosten zonder tegemoetkoming van de Staat? Wie beseft hoeveel een medische ingreep werkelijk zou kosten zonder tegemoetkoming van de sociale zekerheid? En dat geldt ook in het algemeen: wie weet er, afgezien van wie de vooroorlogse periode heeft meegemaakt, in welke maatschappij hij zou leven zonder ons sociale patrimonium? 2. Ons sociale model ligt niet voor de hand, is niet « natuurlijk ». Het is gemakkelijk iemand te overtuigen dat het voor het scheppen van werkgelegenheid volstaat om ondernemingen op te richten en dat dus aan de ondernemers geld moet worden gelaten waarover zij vrij kunnen beschikken. Het volstaat immers om gewoon even te vergeten dat er geen onderneming zou bestaan indien er niet eerst een belang bestond. Het is gemakkelijk te doen geloven dat het, om de pensioenen van morgen te betalen, volstaat om vandaag geld opzij te zetten. Dan hoeft men gewoon even te vergeten dat het opzij gezette geld morgen pas waarde zal
Ons sociale patrimonium • Een erfgoed om over te dragen
CNE NL
09-09-2004
10:26
Pagina 31
hebben afhankelijk van de op dat moment beschikbare rijkdom. 3. Dankzij de twee voorgaande elementen schept de sinds 1973 bijna aanhoudende crisis, alsook de werkloosheid die ermee gepaard gaat, een heel gunstige context om het model in vraag te stellen. Het idee wint veld dat wij « boven onze stand leven », dat de Staat te veel uitgeeft, dat de sociale zekerheid de ondernemingszin doodt, zelfs dat werkloosheid aanzet tot luiheid.
Het is duidelijk dat onze maatschappijen een crisis beleefden en dat hervormingen nodig waren. In de meeste landen werden de hervormingen evenwel niet besproken, maar van bovenaf opgelegd door de belangengroepen die de neoliberale denkers geduldig tot stand hadden gebracht. Het duidelijkste voorbeeld was de sociaal vernietigende ingreep van het IMF in de meest kwetsbare landen. Het zou ons te ver voeren om het door de neoliberalen in het leven geroepen propaganda-
Het neoliberalisme, werktuig voor de machtigen Het Thatcherisme, het prototype van het neoliberalisme, is niet het resultaat van een nauwgezette economische analyse van wat goed zou zijn voor Engeland. Het komt voort uit het samenvallen van politici in moeilijkheden en van de geleidelijk uitgebouwde neoliberale ideologie die is doorgedrongen tot in de heersende klassen en de media. Met de crisis als ultieme rechtvaardiging dient de economie als voorwendsel voor een "behoudsgezinde contrarevolutie", die alle lagen van de bevolking moet inpalmen. Neoliberaal gedachtegoed In 1970 winnen de conservatieven de verkiezingen en Edward Heath komt in de regering. Zijn ideeën zijn nieuw en steunen in sterke mate op het neoliberale gedachtegoed: terugtrekking van de Staat, privatisering van ondernemingen en overheidsdiensten, beperking van de vakbondsrechten. Dit betekent een breuk met de traditionele conservatieve ideeën , want de conservatieven waren herhaaldelijk aan de macht sinds het einde van de oorlog, maar steunden steeds de ontwikkeling van de verzorgingsstaat. In Groot-Brittannië verkeert die evenwel in crisis. Die crisis is niet noodzakelijk een crisis van het sociale model, want dat blijft het goed doen in andere landen. De onmacht van Labour en het vernieuwende aspect van de ideeën van de conservatieven brengen laatstgenoemden aan de macht. Zij stevenen af op een schrijnende mislukking, economisch en vooral ook politiek. Het niet-interventionisme van de Staat leidt tot een diep sociaal ongenoegen, brengt de activiteit niet opnieuw op gang, terwijl de werkloosheid toeneemt en daarmee ook de macht van de vakbonden. Heath kan niet anders dan een krachtmeting met de vakbonden aangaan door een beleid van loonsverlagingen te voeren. Wanneer hij te maken krijgt met een harde staking van de mijnwerkers, die hij onpopulair acht, roept Heath in 1974 nieuwe verkiezingen uit, die hij prompt verliest. De
Labourpartij, die een te kleine meerderheid heeft in de regering, schrijft hetzelfde jaar nog eens verkiezingen uit. De conservatieven worden platgewalst en men spreekt zelfs van hun verdwijning. Margaret Thatcher De groep neoliberalen neemt dan de partij volledig in handen. Hun analyse luidt dat de nederlaag is toe te schrijven aan de te grote macht van de man in de straat en aan de arbeidersbeweging. Hun credo is dan ook eenvoudig: radicale terugkeer naar de "neoliberale" ideeën, in combinatie met een afbraakbeleid van het sociale overleg, dat als een bedreiging wordt gezien. Hun leider is heel gewiekst: Margaret Thatcher, die haar discours afstemt op de grootsheid van Engeland en rekent op de middenstand van kleine handelaars. De conservatieven komen in 1979 opnieuw aan de macht. Zij krijgen hun revanche voor de nederlaag van 1974 en wijzigen de sociale rechten: in 1984 wordt de arbeidersbeweging gebroken tijdens een nieuwe staking van de mijnwerkers.
31
CNE NL
09-09-2004
10:26
Pagina 32
apparaat hier te ontrafelen. Het volstaat enkele feiten in het geheugen te brengen. In enkele jaren tijd waren wij ervan overtuigd dat de markt een factor van economische en sociale vooruitgang was en dat de ondernemers de enige oplossing voor onze problemen waren. Een aantal onder hen zijn uitgegroeid tot heuse vedetten. De meest symbolische onder hen gingen evenwel ten onder aan schandalen: Bernard Tapie, Lernhout en Hauspie, Jean-Marie Messier, baas van Vivendi: sommigen belandden zelfs in de gevangenis. Sabena, dat was bedreigd door de vakbonden en door de slechte ingesteldheid van het personeel, … wordt door zijn privéredders tot zinken gebracht. Eurotunnel, symbool van de vrije onderneming (geen frank overheidsgeld, riepen Thatcher en Mitterand in koor) en met het volk als aandeelhouder… daalde bijna 100 keer in waarde. Microsoft doodt alle concurrenten om produc-
ten op te leggen die niet noodzakelijk de beste zijn. Enron, dat in de Verenigde Staten de overheidsdienst voor elektriciteit vervangt en drie keer werd uitgeroepen tot beste Amerikaanse onderneming, veroorzaakte zelf stroompannes om de herstellingen te kunnen factureren aan de gemeenten en dus aan de belastingbetaler. De lijst is lang en toch worden er geen lessen uit getrokken. Maar vooral, wat zijn de concrete resultaten van het neoliberalisme na dertig jaar heisa in de media? De groei is weliswaar tijdens korte periodes teruggekeerd, maar we zagen dan dat regeringen zich ongerust maakten omdat «die groei geen werkgelegenheid schiep». Enorme winsten stapelden zich op in de beurzen over de hele wereld, maar waren soms in enkele uren weer verdwenen. Het ziet er echter naar uit dat op elke mislukking steeds weer op dezelfde manier wordt gereageerd: altijd meer.
2. Het liberalisme, mislukking na mislukking
In de jaren ‘50 tot ‘70 gingen een micro-economische logica (op niveau van de onderneming) en een macro-economische logica (op niveau van de Staat) samen. In de ondernemingen was de logica «productivistisch»: men wilde de geproduceerde rijkdom vergroten, maar met de waarborg dat de productiviteitswinst werd verdeeld onder de werknemers: in de vorm van loonsverhogingen en arbeidsduurvermindering. Op Staatsniveau was de logica « Keynesiaans »: de Staat steunde de vraag en waarborgde werkgelegenheid en een inkomen voor allen, ook al moest zij daarvoor schulden aangaan. Daardoor ontstond meer rijkdom en werd de inzet gerecupereerd. Vanaf de jaren ‘70 wordt deze hechte tandem vervangen door een andere, al even hecht, maar in omgekeerde zin: • op ondernemingsniveau, afstappen van de productiviteit ten voordele van het concurrentievermogen (rechtstreekse en onrechtstreekse loondalingen) ; • op Staatsniveau afstappen van het beleid van volledige werkgelegenheid ten voordele van soberheid en monetarisme.
32
Hoe kunnen we weten welk van de twee grote maatschappijmodellen die elkaars tegenpool zijn, het beste is: dat van het Europese sociale patrimonium of dat van de liberale contrarevolutie? Daarover kan flink gedebatteerd worden, maar men kan ook gewoon de resultaten vergelijken, eerst op het niveau van de ondernemingen (werkgelegenheid, lonen) en vervolgens op het niveau van de maatschappijen en staten.
Micro-economisch faillissement: wat het liberale model onze ondernemingen aandoet In de jaren ‘50 tot ‘70 vormen directies en vakbonden in grote ondernemingen de twee hoofdrolspelers. Beiden hebben ze er belang bij dat de door de onderneming geproduceerde rijkdom groeit, maar zij betwisten onderling over de verdeling van deze rijkdom, wat
Ons sociale patrimonium • Een erfgoed om over te dragen
CNE NL
09-09-2004
10:26
Pagina 33
aanleiding geeft tot onderhandelingen en collectieve arbeidsovereenkomsten al dan niet door stakingen vooraf gegaan. De financiële wereld speelt een bescheiden, ondergeschikte rol. Heel weinig ondernemingen zijn beursgenoteerd: financiering vinden ze vooral bij de banken. De aandeelhouders van die tijd waren niet « deugdzamer » dan vandaag: om rijk te worden, hingen zij af van het goed draaien van « hun » onderneming, van de waarde die ze kreeg door te groeien en van de eventuele winsten die zij maakten. In de jaren ‘80 en ‘90 nemen de aandeelhouders de macht opnieuw in handen. Hoe? Hoofdzakelijk op vier manieren (zie kader), die duidelijk worden aangetoond in het onderstaande voorbeeld. Een illustratie van het resultaat van deze dictatuur van de aandeelhouders is de onderneming Moulinex: een « familiaal bedrijf » dat midden de jaren ’80 goed boerde op de klassieke basis van een groei à la Ford: integratie van de productie, kwaliteit van de producten en interne groei door verovering van de nationale markt en de omliggende markten. Maar het nieuwe gedachtegoed maakt opgang en de directie die aan het hoofd van Moulinex komt te staan, gelooft op dat moment in alle luchtspiegelingen van een zaligmakende mondialisering. Eerst wil Moulinex zich wapenen tegen de aankoopmonopolies van de distributiegiganten, door heel snel heel groot te worden (externe groei) en concurrenten over te nemen, zelfs het Duitse Krups in 1991. Dat houdt uiteraard een grote schuldenlast in … en leidt tot kwetsbaarheid. Tijdens de woelige Europese monetaire crisis van 1992 willen de banken hun verbintenissen terugschroeven en de directie zet de tweede stap: de beursgang van de onderneming, in de hoop dat een aandeelhouder de nodige fondsen inbrengt. Begin 1996 zijn de eerste resultaten voelbaar: massale ontslagen om de aandeelkoers op te krikken, afstoting van minder rendabele producten en prijzen onder druk. Helaas … de Aziatische monetaire crisis van 1997 maakt winsten onzeker. In het verleden kon de onderneming in dat geval onderhandelen met de banken en tijd winnen, maar met de financiële mark-
4 manieren van de aandeelhouders om de macht te heroveren omzeiling door internationaal te gaan: aandeelhouders die over « multinationale » of gelijkaardige ondernemingen in verscheidene landen beschikken, kunnen deze laten concurreren en op die manier de nationale wetten, regels en collectieve arbeidsovereenkomsten omzeilen; toegenomen liquiditeit van het kapitaal: door de ondernemingen (waaronder coöperaties, voormalige overheidsbedrijven enz.) te dwingen hun kapitaal op de beurs te gooien, zijn de aandeelhouders minder betrokken en komen alle risico’s bij de onderneming te liggen. Als een van « mijn » ondernemingen begint te tanen, kan ik mijn aandelen in enkele uren tijd verkopen en mijn geld ergens anders onderbrengen; vorming van financiële giganten die een heel groot aantal ondernemingen uit verschillende sectoren en regio’s kunnen bezitten of op zijn minst controleren. Zo kan de sluiting van een onderneming slechts een « detail » zijn voor het pensioenfonds of de holding die haar controleert; manipulatie van de politieke overheid, nationaal en internationaal: de invasie van neoliberale ideeën in universiteiten en media (zie hoger) en intensieve lobbying bij de overheid hebben geleid tot een massa politieke maatregelen ten gunste van de financiële wereld en voor de bescherming van de « investeerders » (lees: speculanten).
33
CNE NL
09-09-2004
10:26
Pagina 34
ten valt niet te onderhandelen. In 1999 vallen nog eens 2000 jobs weg. De actie slaat niet aan en Moulinex valt op zijn beurt ten prooi aan de externe groeiprojecten van zijn concurrenten: eind 2000 neemt groep Elfi (Brandt) Moulinex over… en schrapt 4000 arbeidsplaatsen. De financiële gigant Elfi controleert verscheidene ondernemingen in elektrische huishoudapparaten en stelt in september 2001 vast dat Moulinex niet tot de meest rendabele behoort: sluiting is het gevolg. Zo zien we hoe een onderneming ten onder gaat door verscheurdheid tussen twee beperkingen: die van de goederenmarkt (steeds lagere prijzen – indien niet voor de consument, dan toch voor de aankoopcentrales) en die van de financiële markten: hoge winsten op elk moment, die almaar moeten stijgen. Kan men dit de bedrijfsleiders van Moulinex ten kwade duiden? Niet echt: zij hebben de «goede principes» van de neoliberalen, die op dat moment ‘in’ waren, toegepast: precies daarin schuilt de les van Moulinex, namelijk in wat het neoliberale model ondernemingen aandoet: arbeidsplaatsen afgeschaft, werknemers verhuisd in het kader van reorganisaties, stress en overdreven concurrentie … en uiteindelijk sluiting.
34
Een model dat niet verenigbaar is met ons sociaal patrimonium Men zou heel goed kunnen zeggen: welk belang heeft het dat de vorm van de ondernemingen is veranderd ? Welk belang heeft het dat ze pionnen zijn geworden in het grote spel van de wereldfinanciën ? … Als wij maar behouden wat in onze ogen het belangrijkste is: het Europese « sociale patrimonium », geërfd dankzij de strijd van onze voorgangers, en de enige echte rijkdom die wij onze kinderen kunnen nalaten! De link is de volgende: ondernemingen die zijn gekneed naar het liberale model, nemen hun verantwoordelijkheid niet meer op in dit «Europese sociale patrimonium». Deze verantwoordelijkheid bestond in het aanbieden van goede en vaste jobs, het betalen van hoge lonen en, bovendien, van aanzienlijke sociale bijdragen, en in het onderhandelen met alle werknemersorganisaties. Vandaag leggen ondernemingen een rookgordijn aan rond hun zogezegde « sociale verantwoordelijkheid », want zij dragen hun werkelijke economische en democratische verantwoordelijkheid niet langer. Een aantal bedrijven verdwijnt (zoals Moulinex in bovenstaand voorbeeld); degene die overleven, zitten gekneld tussen de financiële en de goederenmarkt. Op die eerste markt eisen de beheerders van grote financiële fondsen ontzaglijke winsten (voor elke geïnvesteerde 100 € willen zij vaak 15 € winst per jaar!); op die tweede markt leggen de aankoopcentrales en grote inkopers (zoals de opdrachtgevers voor toeleveranciers) ongehoorde prijzen en een dito concurrentie op. Door deze dubbele druk en de mogelijkheden die ontstaan door de internationalisering van de productie en de terugtrekking van de Staten (om niet te zeggen hun medewerking aan dit proces) kunnen ondernemingen hun verantwoordelijkheid grotendeels van zich afschuiven:
Ons sociale patrimonium • Een erfgoed om over te dragen
CNE NL
09-09-2004
10:26
Pagina 35
• effectieve delokalisatie of (wat het meest voorkomt) chantage met delokalisatie om lonen en statuten af te bouwen; • flexibilisering van de contracten en verloningsvormen om het risico van de kapitaalbezitters af te wentelen op de werknemers; • interne factureringen of andere boekhoudkundige knepen om geen belasting op de winst en zo weinig mogelijk sociale bijdragen te betalen. Kortom, de neoliberale consensus vernietigt het vermogen van de ondernemingen om hun deel van ons sociale model op zich te nemen.
Macro-economisch faillissement: wat het liberalisme onze economieën aandoet In de jaren ‘80 en ’90 herdefiniëren de Europese staten hun rol grondig. Dat gebeurt onder een dubbele druk: die van de triomferende neoliberale ideeën (in België kennen we bijvoorbeeld de regering Martens-Gol van 1981 tot 1987) en die van de « mondialisering », die wordt gezien als het in concurrentie brengen van iedereen tegen iedereen door het financiële kapitaal, ook van de staten onderling. Concurrentievermogen wordt een obsessie en de regeringen voelen zich steeds minder verantwoordelijk voor het welzijn van de bevolking en steeds meer verantwoordelijk voor het concurrentievermogen van « hun » ondernemingen. Of liever, zij handelen alsof concurrentievermogen het belangrijkste of enige middel is om het welzijn te beschermen. Is dat werkelijk zo? Leidt meer concurrentievermogen tot een beter leven voor allen? Nee, integendeel, concurrentievermogen leidt tot minder werkgelegenheid, meer armoede, meer onrechtvaardigheid en meer onzekerheid. Dat kan in mindere mate worden vastgesteld in onze ondernemingen, waar de vakbondsweerstand de omvang van de « liberale contrarevolutie » heeft weten te beperken, maar het is (helaas) duidelijk zichtbaar in landen waar het neoliberalisme heeft getriomfeerd.
Argentinië is een veelzeggend voorbeeld. Deze moderne en ontwikkelde staat was verplicht de zuiverste neoliberale politiek te voeren, onder druk van de internationale financiële organisaties. Het sociale drama was gigantisch. Uiteindelijk volgde er geen economisch succes. De sociale structuur van het land is vernietigd, de sociale en de overheidsdiensten zijn tot een minimum herleid. Argentinië is verworden tot een broze economie, die wordt gekenmerkt door een totale sociale onzekerheid. De nauwgezette toepassing van de neoliberale recepten heeft niet kunnen beletten dat het land de ergste crisis uit zijn bestaan beleeft. Het enige politieke programma om eraan te ontsnappen is… een nieuw soberheidsplan. Maar het neoliberalisme gaat ook prat op successen. Het bewijs van de doeltreffendheid ervan zou nu Azië zijn. Eerst boekten de «Aziatische tijgers» een groei van meer dan 10% op het einde van de jaren 1990. De sociale prijs van die groei was hoog, zowel ginds als bij ons. Armzalige werkomstandigheden, armoedige lonen waren hun lot. Delokalisaties de onze. Was dat de prijs die deze landen moesten betalen met het oog op duurzame welvaart? Het ziet er niet naar uit: met de nieuwe crisis sinds 2001 is er ook geen sprake meer van een wonder.
Concurrentievermogen leidt tot minder werkgelegenheid, meer armoede, meer onrechtvaardigheid en meer onzekerheid
Blijft er nog China, dat is bekeerd tot de deugden van de markteconomie en dat gespaard bleef van de huidige crisis. Tegen welke prijs? Zonder in te gaan op de sociale gevolgen en de immense kloof die het platteland nu scheidt van de schaarse steden waar de machthebbers buitenlandse investeringen willen onderbrengen, is het China van vandaag nog altijd het China dat studenten ombracht op het Tienanmen-plein en dat zijn burgers fundamentele vrijheden, burgerlijke of sociale vrijheden ontzegt. Een welvarende economie misschien, maar welk maatschappijmodel? Het liberalisme blijkt alleszins goed te gedijen onder een dictatuur.
35
CNE NL
09-09-2004
10:26
Pagina 36
3. Tegen het sociale patrimonium Het in vraag stellen van ons sociale model levert nog geen nieuwe maatschappij op. Het leidt eenvoudigweg tot het toepassen van principes, die overal worden aangetroffen en waarvan het ultieme doel heel kort kan worden samengevat: de winst binnenrijven. Men kan dus niet echt spreken van een « liberaal model », maar eerder van een contramodel, dat het sociale patrimonium wil doen verdwijnen. Welke kenmerken heeft dit contramodel?
De markt, maatstaf van alles Centraal in het liberale gedachtegoed staat de markt. Die wordt voorgesteld als een plaats die alles kan regelen, niet alleen op economisch, maar ook op sociaal gebied. Daardoor bestaat er dus verzet tegen het idee van staatsinterventie en meer nog van collectieve onderhandelingen. De markt is de plaats waar de prijzen worden bepaald. Niet meer, niet minder. Daardoor gaan de aanwezige marktspelers zich individueel gedragen: diegenen die iets te verkopen hebben en diegenen die iets te kopen hebben. Iedereen handelt op basis van zijn eigen prioriteiten, behoeften en van het geld waarover hij beschikt, maar ook op basis van minder rationele factoren, zoals zijn vertrouwen in de toekomst, zijn verlangen een object te bezitten enz. De markt is een fundamenteel begrip van de economie, dat is onbetwistbaar. Maar zij is vooral nuttig en doeltreffend om na te gaan wat er gebeurt op het laagste niveau, dat van de individuele marktspelers. De liberalen stellen de markt evenwel voor als de enige factor die de economie kan doen draaien, omdat hij niet liegt. De markt zou een soort van natuurlijke selectie doorvoeren op economisch niveau, zodat alleen de sterksten overblijven: dat waarborgt een gezonde economie.
36
Dat klopt niet, en dat weten wij al lang. De markt kan dienen om de prijs van de wortelen te begrijpen of zelfs de wortelproducenten in staat stellen keuzes te maken, maar is van geen enkel nut op collectief niveau. De som
van de individuele gedragingen maakt nog geen maatschappij en zet ze nog minder op weg naar vooruitgang. Zelfs op het niveau van de wortelproducent waarborgt de markt niet dat de oogst goed zal zijn, dat de klanten trek hebben in wortelen, dat zij genoeg geld hebben om er te kopen, en vooral dat er geen buur komt die eveneens wortelen verkoopt, zodat de koersen instorten en faillissementen niet uitblijven. Voor de econoom in zijn ivoren toren is dat niet erg: een producent heeft de plaats van een andere ingenomen, de selectie is een feit. Het zij zo voor de geruïneerde producent, zijn arbeiders die op straat staan, de voorraad onverkochte wortelen… De waarheid is dat er tussen de markt en de economie een interactie bestaat, die geen oog heeft voor haar gezondheid, prioriteiten of reële behoeften. Dat zagen wij onlangs door de financiële luchtbel die het internet tot stand bracht. De beurs is een bijna perfecte markt. Zij gedroeg zich bijna volmaakt irrationeel, anti-economisch en antisociaal. De koersen van aandelen van piepkleine ondernemingen die geen euro winst maakten, klommen naar ongekende hoogten. Die beweging zoog al het beschikbare geld aan, te beginnen bij dat van de kleine spaarder, maar meteen ook het geld dat had kunnen worden geïnvesteerd in meer productieve sectoren. De kopers bleven de koersen opstuwen, zonder andere beweegreden dan de hoop op winst, wat meer weg had van gokken in een casino dan van een economische analyse. Zij bleven en bleven er geld in pompen… En dan, van de ene dag op de andere, niets meer: de koersen stortten in en sleepten in hun val niet alleen de vedetten van gisteren mee, maar ook de ondernemingen en
Ons sociale patrimonium • Een erfgoed om over te dragen
CNE NL
09-09-2004
10:26
Pagina 37
mensen die er hun geld hadden ingestopt. In plaats van de zaligmakende markt konden we kennis maken met geknoei met rekeningen, misdrijven in verband met voorkennis, leugenachtige beursanalyses. De rekening wordt betaald door de werknemers en door de hele economie. Cynisch genoeg erkennen de liberalen de tekortkomingen van de markt. Zij blijven zich echter steunen op het falen van de communisten, die de vrije markt wilden vervangen door een planeconomie, om aan te tonen dat er geen ander middel bestaat om de economie op een gezonde manier te regelen. Zij vergeten erbij te zeggen dat het sociale patrimonium een geloofwaardig alternatief biedt, dat erin bestaat de markt te laten spelen waar het nuttig en doeltreffend is, en op andere essentiële gebieden waar de markt gewoonweg niet functioneert, regulerend op te treden (onder meer door collectieve onderhandelingen).
Gedaan met Staatsinterventie De Staat mag in geen geval tussenbeide komen in het economische leven: de markt moet vrij blijven, zodat de economische spelers de beste keuzes kunnen maken. In de voorgaande hoofdstukken hebben wij gezien hoe dat gegaan is. Er zijn uiteraard gezonde ondernemingen nodig om de economie te doen draaien, werkgelegenheid te scheppen en de onontbeerlijke rijkdom te creëren. Maar die komen niet zomaar uit de lucht vallen. Men moet een klimaat tot stand brengen dat gunstig is voor investeringen en bevorderlijk voor groei. Anders blijft de economie gevangen in een cyclus van geringe groei, waarin ondernemingen groeien door elkaar op te slokken. De Staat moet een circulatie van de rijkdom organiseren of toelaten, die het collectieve belang het beste dient.
Daarop baseren de liberalen nochtans de eerste regels van hun credo.
SICAVS BEVEKS
D
E VASTGO
EN
S ND
FO
37
CNE NL
09-09-2004
10:26
Pagina 38
Concurrentievermogen, de absolute remedie Om sterk te staan op de markt, moeten ondernemingen competitief zijn. Kosten en lasten moeten zoveel mogelijk worden beperkt, om de beste wapens te kunnen inzetten. Voor wie in de deugden van de markt gelooft, ligt dat voor de hand. In werkelijkheid heeft dit argument evenwel slechts één doelstelling: de deregulering van en het verzaken aan het sociale patrimonium rechtvaardigen, onder meer aan de collectieve onderhandelingen en de sociale wetten. Men wil de wet van de sterkste, die de markten beheerst, ingang doen vinden in ons leven. Men moet meer werken, volgens steeds flexibelere uurroosters, in het kader van een steeds onzekerdere job, omdat dit de onderneming « bevrijdt ». Tot waar kan zo’n beweging gaan? Zij leidt gewoonweg tot de aanvaarding door de hele wereld van lagere sociale normen met zo flexibel mogelijke lonen.
Gedaan met herverdeling en herbestemming van de winsten Het doel van een liberaal beleid is dus de herverdeling van de rijkdom stopzetten, zodat de winsten in handen van de kapitaalbezitters kunnen blijven. Daartoe bestaan er middelen, waarvan een aantal zelfs populair zijn, vooral in een maatschappij waar de media constant het liberale gedachtegoed propageert.
Fiscale hervorming als stimulans
SPAN
N
E OL
P
KO
RO REA
38
IË EMEN
JE
Eerder dan de rijkdom te herverdelen op basis van de in het Parlement vastgestelde doelstellingen en via collectieve onderhandelingen, beweren liberale regeringen de rijkdom te laten circuleren door de belastingen te verlagen. Dat is voor hen een
prioriteit, waarvoor zij zelfs bereid zijn datgene te doen dat zij verboden achten: de Staat in de schulden steken. Dat gold destijds voor Reagan. Vandaag voor de socialistische Duitse bondskanselier en voor de liberale president van de Franse Republiek. Het verschil tussen belastingverlaging en een herverdelingsbeleid is duidelijk: om belastingverlaging te genieten heb je een inkomen nodig. En het voordeel is groter naarmate het inkomen groter is. De fiscale hervorming is dus in de eerste plaats gunstig voor de rijken. Zij bewijst ook de ondernemingen een grote dienst: het nettoloon van de werknemers zal verhogen, zonder dat dit hun werkgever een euro kost. De fiscale hervorming stelt dus het grootste aantal mensen tevreden: wie droomt er immers niet van meer te verdienen door zijn werk, terwijl de nefaste gevolgen van dit beleid grotendeels onzichtbaar blijven? En wat dan nog, zullen sommigen zeggen: het gaat om geld dat in de gezinnen blijft en dus de groei stimuleert. Het is goed dat de Staat zijn levensstijl verandert en des te beter als dit de mensen en de ondernemingen ten goede komt. Het is niet zo eenvoudig, zoals we eerder al zagen. Voor de grote massa gaat het om een broekzak-vestzakoperatie, waarbij in de ene zak wordt gestopt wat uit de andere verdween. In de eerste plaats verdwijnt een groot deel van het aan belastingvermindering bestede geld gewoonweg uit de producerende economie, om terecht te komen in het kapitalistische circuit. Het is geld dat ter beschikking komt van wie er al veel had, zoals wij eerder al aantoonden. De rest zal vervolgens dienen om te betalen voor diensten die vroeger gratis waren, of voor goederen die vroeger goedkoper waren dankzij een eerlijkere inkomstenverdeling. Denken wij nog eens even aan de cijfers van de Amerikaanse gezondheidszorg. Om de belastingen te verlagen, verminderde de Staat in dat land de financiering van een collectief gezondheidsbeleid. Het resultaat is dat mensen drie keer meer moeten betalen voor dezelfde dienst, die bijna het dubbele aan de gemeenschap kost. De conclusie is eenvoudig: voor de prijs van een bescheiden belastingver-
Ons sociale patrimonium • Een erfgoed om over te dragen
CNE NL
09-09-2004
10:26
Pagina 39
laging betaalden de mensen een aanzienlijk hogere factuur, wat leidde tot een prijsverhoging, waarvan de winst wordt opgestreken door de industriëlen uit de gezondheidszorg. De armen kunnen niet meer betalen en hangen af van openbare liefdadigheid… De Staat heeft zijn rol van stimulans verloren en kan niet meer dan toekijken. Mooie stimulator, fraai sociaal project… Wij zeggen dat belastingverlaging een goede zaak kan zijn, maar moet gebeuren bij een gelijke enveloppe en bij een gelijk beleid. Daartoe volstaat het de kosten beter te verdelen, door bijvoorbeeld fiscale fraude te bestrijden (terwijl de liberalen er de voorkeur aan geven om fraudeurs met gulle hand amnestie te verlenen) of door de inkomsten uit kapitaal of van ondernemingen te belasten (die nochtans bevoorrecht blijven in naam van de markt en van het concurrentievermogen). Ons sociale patrimonium vraagt niet perse enorme belastingen. Het wil billijke belastingen voor de financiering van een billijk beleid.
Verlaging van de «sociale lasten» Verlaging van de sociale lasten betekent vermindering van de op arbeid betaalde sociale bijdragen, ten gunste van de gemeenschap. Net als twee eeuwen geleden wordt arbeid immers als « te duur » beschouwd. Dit beleid werkt volgens dezelfde drijfveren en op dezelfde manier als de belastinghervorming, maar is nog doeltreffender voor wie droomt van de verdwijning van ons patrimonium. Tijdens de enkele jaren van doorlopende verlaging van de lasten in België werd nog geen enkele ernstige studie gedaan naar hoeveel arbeidsplaatsen op deze manier werden geschapen, en nog minder naar welke groei dit heeft opgeleverd. De sociale kostprijs is daarentegen duidelijk: de financiering van de sociale zekerheid is afgezwakt, wat betekent dat er minder middelen zijn om het geld doeltreffend in de maatschappij te herverdelen.
Winst als factor van gelijkheid De maximalisering van de winst is tot de drager van groei geworden, maar de liberalen moeten dat nog rechtvaardigen in de ogen van
de bevolking. Dat zal gebeuren via grootscheepse campagnes die moeten doen geloven dat winst de zaak is van allen en dat iedereen toegang heeft tot het kapitalistische circuit voor herverdeling van de rijkdom. Daardoor wordt winstdeelneming de modieuze slogan van de jaren 1990. In de vorm van premies en flexibele lonen, maar ook in de vorm van aan werknemers uitgedeelde aandelen of door verkoop van aandelen aan « kleine aandeelhouders » bij privatiseringen. Deze winstdeelneming is een hersenschim. Kapitalisme is niet de zaak van allen. De deelnemingsplannen verenigen in werkelijkheid alle wapens om het sociale patrimonium af te bouwen. De inkomensverdeling langs die weg verzwakte de collectieve onderhandelingen en draagt op geen enkele manier bij tot de circuits voor een billijke herverdeling, omdat zij vrij is van bijdragen en vaak voorbehouden aan werknemers van de hogere categorieën. Zij isoleert elke werknemer ten aanzien van zijn werkgever, door « begunstigden » van de winstdeelneming met twee strijdige belangen te scheppen. Het belang dat zij er als werknemer bij hebben om hun sociale rechten en hun toegang tot een rechtvaardigere maatschappij te beschermen, onder meer door verhoging van hun echte loon te bedingen, tegenover het belang om de louter productiviteitsgerichte logica van hun werkgever te aanvaarden. Wat denken de werknemers van Enron of van Lernhout en Hauspie vandaag van de aandelen die zij enthousiast hebben aanvaard in plaats van een loonsverhoging? Kortom, de werknemers hebben geen echte vat op het reilen en zeilen van hun onderneming, en nog minder over de fundamentele keuzes van de financiers op economisch gebied. Als aandeelhouders zijn zij daarentegen gebonden door de beperkingen van de beurs en de economische cycli, waarnaar zij zich moeten buigen, omdat zij niet kunnen rekenen op een collectieve kracht om de zekerheid van hun inkomen te bepleiten.
39
CNE NL
09-09-2004
10:26
Pagina 40
Een herverdeling of de fiscale hervorming ? Je zal je het schema op pagina 14 nog herinneren. Het toonde aan hoe de herverdeling een eenvoudig werkend systeem kan zijn om tot en rechtvaardiger inkomensspreiding te komen. We hernemen het hieronder (1) om het te vergelijken met het systeem van de fiscale hervorming (2)
Het tweede schema illustreert een fiscale hervorming die voor iedereen gelijk zou zijn, wat overigens zelden het geval is. Er is daarbij een vierde minder aan afhoudingen. De twee werknemers ontvangen onmiddellijk – ontegensprekelijk tot hun tevredenheid - een hoger netto bedrag. In feite is het echter een valstrik. Het door de Staat of de Sociale Zekerheid te herverdelen bedrag is uiteindelijk geringer. Bij toepassing van dezelfde herverdelingsprincipes van het eerste schema is het uiteindelijke reële inkomen 1325 € voor de eerste werknemer en 775 € voor de andere. Anders gezegd, de “rijkste” verdient geen 100 € zoals hij misschien dacht, maar slechts 25 €. En de andere gaat er 25 € op achteruit, terwijl hij dacht 50 € meer te zullen krijgen…
40
De fiscale hervorming is derhalve geen instrument tot heropbloei: er is minder geld dat circuleert, en diegene die er het meeste baat bij heeft is diegene die het het minst nodig heeft. Het is kortom een fantastisch politiek instrument… immers iedereen heeft de indruk meer ter beschikking te hebben.
Ons sociale patrimonium • Een erfgoed om over te dragen
CNE NL
09-09-2004
10:26
Pagina 41
Sociale deregulering en terugkeer naar de individuele verantwoordelijkheid De voorrang aan de markt en de begeleidende beleidslijnen leiden tot een gedereguleerde maatschappij, waar herverdeling niet meer bestaat en is vervangen door de wet van de sterkste, de basis van de vrije concurrentie. Deze deregulering, die wordt nagestreefd in elke moderne economie, gaat ook leiden tot een “nieuwe” politiek, die kenmerkend is voor het liberalisme.
Verdwijning van het collectieve en hiërarchie van de sociale normen Het sociale patrimonium geeft voorrang aan het collectief. De maatschappelijke keuzes moeten gebeuren op basis van het belang van het grootste aantal. Wij zagen dat dit gebeurde via de regels van de sociale democratie en de sociale wetten. Daarom wilden wij onder meer een hiërarchie van de normen: de regels die worden overeengekomen door het grootste aantal halen het op die van een lager niveau, telkens als zij in betere voorwaarden voorzien. Wij konden dit systeem organiseren als een dynamiek, niet als een beperking. Als een werknemer individueel een overeenkomst met een hoog loon kan bedingen, kan die overeenkomst niet in vraag worden gesteld. Het schept daarentegen een precedent dat zijn collega’s de kans zal bieden hetzelfde te bekomen indien hun situatie dezelfde is. Als zij zich collectief kunnen organiseren, zullen zij een bedrijfsovereenkomst bekomen die voor hen allemaal beter is.
vechten voor uw loon of uw arbeidsvoorwaarden, waar u zich bevindt en met de middelen waarover u beschikt. In het door het sociale patrimonium georganiseerde systeem gaat het niet om een egoïstische of geïsoleerde beweging die alleen in uw eigen belang is, maar om een stap in de goede richting. De marktmechanismen worden zodoende omgekeerd en spelen in het voordeel van de zwaksten, die mee kunnen profiteren van de vooruitgang die werd geboekt door degenen met een gunstige krachtsverhouding. De liberalen willen dit gebouw dus ondergraven, door er proberen voor te zorgen dat het integendeel de regels van de lagere niveaus zijn die het halen op de meer collectieve regels. Zij doen dat in naam van een opvatting waarin de individuele vrijheid het haalt op al de rest. Daaruit vloeit een discours voort dat het collectief in diskrediet brengt, onder meer de vakbonden, die ervan worden beschuldigd de individuele vrijheid aan banden te leggen. Dat komt tot uiting in aanvallen tegen het stakingsrecht (in naam van het individuele “recht” op werk) en door wetten die de hiërarchie van de sociale normen wijzigen. Weerom in Engeland bereikt dit fenomeen een hoogtepunt. De vakbonden ginds zagen hun mogelijkheden tot collectieve actie ernstig ondermijnd door boetes opgelegd door de wet-
AAK GEEN AFBR KERHEID SOCIALE ZE
Deze overeenkomst schept een nieuwe druk. De baas die zijn werknemers opslag geeft, zal willen dat zijn concurrenten hetzelfde doen om de gelijkheid te herstellen. De werknemers van de sector zullen druk uitoefenen in dezelfde zin. Als zij het eens geraken, sluiten zij een sectoraal akkoord. Het gaat dus om een dynamisch mechanisme, dat individuele initiatieven niet uitsluit, maar ze ten dienste van het collectief stelt. U kan
41
CNE NL
09-09-2004
10:26
Pagina 42
ten van Thatcher. Hun macht beperkt zich nu vooral tot het ondernemingsniveau. Het resultaat is gekend: de werknemers in een bevoorrechte situatie konden hun lonen verhogen, de grote massa moest loonsverlagingen aanvaarden of kon loonsverhoging vergeten.
De werknemers in een bevoorrechte situatie konden hun lonen verhogen, de grote massa moest loonsverlagingen aanvaarden of kon loonsverhoging vergeten
In Frankrijk verkreeg het patronaat dat een wet werd goedgekeurd die de ondernemingen in staat stelt overeenkomsten af te sluiten die voorrang hebben op de sectorale regels, ook als ze minder voordelig zijn. Dertig jaar sociale afbraak in enkele regels neergepend. Deze mechanismen zijn ook aan het werk in België: recentelijk konden we vaststellen dat de regering de werknemersafvaardigingen steeds minder als bevoorrechte gesprekspartners ziet om de werkgelegenheidsproblemen te bespreken. Steeds vaker komt het voor dat de delicate problemen naar het sectorale niveau worden doorverwezen, als het onmogelijk is een nationaal akkoord te bereiken. Deze beweging werd ingezet in de jaren 1980 met maatregelen die de collectieve overeenkomsten afzwakten. Dit beleid heeft slechts één doel: de arbeiders onderling verdelen, zodat zij hun particuliere belangen gaan voorop stellen en niet langer het collectieve belang. Afhankelijk van de conjunctuur zullen sommigen er hun voordeel mee doen, maar in het totaal verliezen ze erbij, vaak zelfs zonder het te beseffen.
Terugkeer naar een individuele relatie met de werkgever
42
Daardoor komt iedereen weer terecht in de vooroorlogse situatie: zonder collectieve kracht moet elke werknemer individueel zijn arbeidsvoorwaarden bedingen bij zijn werkgever. Dat gebeurt meestal buiten de traditionele sociale regels. Geen sprake meer van een collectieve overeenkomst, vaak zelfs niet van een contract. Hij bekomt dus alleen iets als hij sterk staat, bijvoorbeeld omdat hij de enige beschikbare werknemer is met de nodige vaardigheden. In dat geval krijgt hij een premie, een auto of een telefoon. Als de situatie minder gunstig is voor hem, worden die hem op een andere manier opnieuw ontnomen.
Deze werkwijze is perfect conform de marktwet en de neoliberale moraal. Uiterlijk gezien krijgt ieder wat hij de onderneming economisch bijbrengt. De werkelijkheid is uiteraard helemaal anders: een uitstekende werknemer die niet het geluk heeft een strategische post te bekleden of een zeldzame vaardigheid te bezitten, zal nooit aanspraak kunnen maken op identieke arbeidsvoorwaarden als iemand die meer geluk heeft dan hij. Dat geldt binnen een onderneming en nog meer op het niveau van de hele maatschappij: een buitengewone opvoeder moet vechten om zijn brood te verdienen, terwijl een zelfs middelmatige informaticus een comfortabele situatie geniet.
Individuele verantwoordelijkheid Het individualisme heeft nochtans zijn grenzen, dat weten zelfs de meest overtuigde liberalen. Omdat zij af willen van een systeem waarin het collectieve belang tot uiting komt via de sociale democratie en waarin de mensen overleg plegen en onderhandelen om de beste oplossing te vinden voor hun gemeenschappelijke problemen, moet een ander middel worden gevonden om een minimum aan sociale cohesie te waarborgen. Meestal doen ze dit door de individuele verantwoordelijkheid naar voren te schuiven en elke collectieve verantwoordelijkheid af te wijzen. De voorbeelden hiervan zijn legio. Het hele liberale discours is onmerkbaar gericht op één enkel doel: de mensen zelf individueel beschuldigen voor al wat er misloopt. Een onderneming failliet? Dat komt omdat de werknemers te veel betaald werden of te veel onmogelijke voordelen vroegen. Onverantwoord. Werkzoekenden vinden geen werk? Dat is hun eigen fout, want ze zoeken niet goed, ze zijn onvoldoende geschoold, ze willen niet ver van huis gaan werken, ze vragen te veel geld, enz. Onverantwoord. Gepensioneerden krijgen de eindjes niet aan elkaar geknoopt? Dat is toch hun fout, want ze hebben niet genoeg gespaard tijdens hun actieve leven, ze hebben niet ingetekend op een aanvullend pensioen. Onverantwoord. De kosten van de gezondheidszorg te hoog? Dat is
Ons sociale patrimonium • Een erfgoed om over te dragen
CNE NL
09-09-2004
10:26
Pagina 43
de fout van de zieken, die onvoorzichtig zijn, onnodige behandelingen en onderzoeken vragen, niet genoeg aan preventie doen, enz. Onverantwoord. De treinen rijden niet zoals het hoort? Dat is de fout van de werknemers, die vasthouden aan hun arbeidsvoorwaarden en geen inspanningen willen leveren. Onverantwoord. Een onderneming delokaliseert? Dat is de fout van de werknemers en vakbonden, die geen offers aanvaarden. Onverantwoord. Het liberalisme roept een maatschappij in het leven waarvan de drijvende kracht niet langer het collectieve streven naar een gemeenschappelijk beleid is, maar wel de angst voor morgen en de individuele schuld. Als u iets overkomt, betekent dit dat u zich onvoldoende beschermd heeft. In Frankrijk bereikte dit mechanisme zijn hoogtepunt. In 2003 veroorzaakte de hittegolf de dood van 15.000 bejaarden. Een nationale ramp zonder voorgaande. De regering had nochtans alarmerende rapporten gekregen over de slechte kwaliteit van het gezondheidsbeleid en over de slechte toestand van de noodhulpdiensten, die leden onder begrotingsinkrimpingen. Toen de balans werd opgemaakt, zagen we de eerste minister nochtans beweren dat de oorzaak van het drama lag in het gebrek aan aandacht dat de mensen heb-
ben voor bejaarden. Als zij dood waren, kwam dat omdat hun ouders, hun buren, hun vrienden niet goed genoeg op hen gelet hadden. Een fraaie zedenpreek, die misschien een kern van waarheid bevatte, maar die vooral diende om het debat over het gezondheidsbeleid van de opeenvolgende regeringen uit de weg te gaan. En omdat de mensen zelf schuldig waren aan het drama, moesten zij maar betalen om een volgende drama te voorkomen: om de verbetering van de opvang van bejaarden te financieren, hebben de Franse werknemers moeten verzaken aan een vakantiedag, anders gesteld, zij moesten een dag langer werken om de inkomsten van de sociale zekerheid te verhogen. Het dient gezegd dat het alternatief bestond in het afschaffen van een aantal verlagingen van de sociale lasten waarvan de Franse ondernemingen profiteerden. In naam van het concurrentievermogen hebben de Franse werkgevers dit tot hun grote spijt moeten weigeren. Dat zijn de politieke krachtlijnen van de neoliberalen. Geen maatschappelijk project, maar de visie van een volledig gedereguleerde maatschappij die steunt op individuele verhoudingen. Dit alles verpakt in een moraliserend discours.
43
CNE NL
09-09-2004
10:26
Pagina 44
Conclusie De zekerheid zal sociaal zijn of zal niet zijn In hoofdstuk 1 hebben wij het model bekeken waarop wij onze maatschappij hebben gesteund, waarvoor onze ouders hebben gestreden en dat wij willen vrijwaren, uitdiepen en nog verbeteren. In hoofdstuk 2 beschreven wij het neoliberale contramodel, dat geleidelijk de referentie is geworden voor elke politiek, in Europa en in de hele wereld. De regeringen, of ze zich nu links dan wel rechts noemen, baseren hun beleid hoofdzakelijk op die principes. Dit is een stap terug. Het sociale patrimonium staat borg voor een sociale rechtvaardigheid die steunt op de welvaart van allen. Het beschermt alle burgers tegen de risico’s die hen bedreigen, en verhoogt de algemene levensstandaard, door de economie te stimuleren en een betere inkomstenverdeling te waarborgen. Daardoor blijft het belangrijkste effect ervan grotendeels onzichtbaar: het zorgt voor cohesie in onze maatschappij. Om dit te begrijpen, moet men eerder kijken naar de situatie van de gewone werknemers en niet zozeer naar die van de behoeftigen. Nemen wij een werknemer met een goede scholing en een goede job. Hij verdient goed zijn brood. Met zijn geld kan hij voorzien in zijn behoeften, zich ontspannen, een zeker comfortpeil bereiken. Hij heeft zijn plaats in de maatschappij en hij kan ervan uitgaan dat zijn lot overeenstemt met zijn verwachtingen. Als men niet raakt aan zijn loon, maar de sociale zekerheid en de overheidsdiensten terugschroeft, zal de situatie van diezelfde werknemer volledig omslaan. Enerzijds komt de maatschappij waarin hij leeft, hem minder veilig over: hij heeft schrik zijn werk te verliezen, ziek te worden. Hij vreest dat hij in zijn oude dag problemen zal hebben, de studies van zijn kinderen niet zal kunnen betalen, aan zijn comfort zal moeten verzaken. Als hij voorzichtig is, zal hij zijn uitgaven dus anders organiseren: hij zal geld opzij leggen om zich te beschermen tegen de risico’s, ziekte, ouderdom, werkloosheid, maar ook om vandaag de diensten te betalen waarvoor hij vroeger niet hoefde te betalen. Zijn levensstandaard zal dit voelen. Hij kan niet langer dezelfde positie binnen de maatschappij bekleden. Daardoor groeit een blijvend gevoel van onzekerheid en ontevredenheid.
44
De minste heelkundige ingreep kost verscheidene maandlonen. De maatschappij, die is overgeleverd aan de markt, beleeft aanhoudend crisissen. Onze werknemer is zelfs niet meer zeker
Ons sociale patrimonium • Een erfgoed om over te dragen
CNE NL
09-09-2004
10:26
Pagina 45
van zijn job, hoe hard ook hij zijn best doet. Zonder sociale zekerheid betekent werkloosheid het verlies van elk voordeel, de verkoop van zijn huis, zijn auto. De gedereguleerde maatschappij van de liberalen is die van de sociale onzekerheid. Nochtans lijkt iedereen zich daarbij neer te leggen, ofwel uit eigenbelang, ofwel uit fatalisme omdat er toch geen alternatief zou zijn. De eerste slachtoffers van deze maatschappij zijn de minst begoeden: werklozen, zieken, gehandicapten... In werkelijkheid treft deze onzekerheid ons allen, zij het minder opvallend, doordat wij alle vertrouwen verliezen in de maatschappij waarin wij leven. Zij maakt van ons concurrenten en niet langer mannen en vrouwen die in een collectief streven op zoek gaan naar een beter, veiliger en rechtvaardiger leven. Wij hebben nochtans een doeltreffende manier gevonden om die zoektocht tot een goed einde te brengen. Wij hebben er een sociaal patrimonium van gemaakt. Het is er nog steeds. Tot op heden heeft geen enkel ander systeem het beter gedaan. Onze keuze bestaat erin dit te behouden, te verbeteren en, vooral, het aan onze kinderen door te geven.
In het dossier 'Onze Sociale Zekerheid' belichten we onze keuzes voor de sociale zekerheid van vandaag en morgen.
45
CNE NL
09-09-2004
10:26
Pagina 46
46
Ons sociale patrimonium • Een erfgoed om over te dragen
CNE NL
09-09-2004
10:26
Pagina 47
09-09-2004 10:26
VU: Ferre Wyckmans, Sudermanstraat 5, 2000 Antwerpen
CNE NL Pagina 48