Facultair magazine voor Geesteswetenschappen Utrecht Jaargang 9 | Nummer 3 | september 2013
Cabaretière Carolien Borgers:
“De taart is de zaal die lacht, de subtiele opmerking de kers” Promoveren bij Geesteswetenschappen: zes clichés onderzocht Het jaar van Utrechts rocktrots Kensington:
“Als je internationaal doorbreekt, schrijf je toch een beetje geschiedenis”
COLOFON
Geestdrift is het onafhankelijke magazine voor de faculteit Geestes wetenschappen van de Universiteit Utrecht en verschijnt in een oplage van tweeduizend exemplaren. De redactie bestaat uit studenten en het blad wordt financieel ondersteund door de Faculteit. Geestdrift verschijnt vier keer per jaar en is gratis te verkrijgen in de verschillende gebouwen van de Faculteit.
redactie Loes Aartsma (eindredacteur), Tess Kamphorst (beeldredacteur), Marcella Klinker, Leoni Nijland (hoofdrecacteur), Dewi de Nijs Bik, Louis Roghair, Lennaert Rooijakkers, Rik Vangangelt verder werkten mee Margreet Pieper fotografen Louise van Gend, Ykwinno Hensen, Tess Kamphorst illustratoren Aldert Bergstra, Floor Rehbach vormgeving Gerda Lenstra druk Zalsman, Zwolle contact Postadres: Drift 13, 3512 bs Utrecht e
[email protected] w www.geestdriftmagazine.nl @GeestdriftM Facebook.com/geestdriftmagazine
INHOUD
15
6
foto: Ykwinno Hensen
Veel mensen zullen me niet geloven als ik zeg dat zo’n redactioneel schrijven lastiger is dan menig ander artikel. Vervelend is ook nog eens dat het vaak een nogal ondergewaardeerd stuk is. Met
‘Promovendi sluiten zich op’
Zou jij het kunnen: een jaar lang leven zonder internet
recht, want de toegevoegde waarde ervan is mij
De echte bollenbozen van de Faculteit denken er mis-
of mobiel? Geef maar eerlijk toe…niet hè? De Utrechtse
alles behalve duidelijk. Zo kan ik jullie nu wel
schien wel over na: promoveren na hun studie. Maar,
student Bram van Montfoort wilde echter weleens we-
gaan vertellen welke onderwerpen er in dit num-
zitten die promovendi niet de hele week te studeren en
ten hoe een internet- en mobielloos leven zou zijn. En
mer aan bod komen, maar dat spreekt ook al uit
hebben zij nog wel een sociaal leven? Om een beeld van
dat een jaar lang. Zijn bevindingen schreef hij op.
de inhoudsopgave hiernaast.
het leven te krijgen legde Geestdrift bestaande vooroor-
Enfin, het doet me in ieder geval deugd dat
16
delen aan een promovendus voor.
10
3
Een nieuw hoofd
Een jaar zonder internet en mobiel
jij deze onzin op dit moment aan het lezen bent. Misschien daarom dat ik me even introduceer als de nieuwe hoofdredacteur van Geestdrift Magazine, hét magazine van de faculteit Geestes-
wetenschappen van de Universiteit Utrecht. Voor de nieuwe studenten en de overige onwetenden
Hoe Kensington Nederland veroverde
onder ons: een blad dat ieder kwartaal opnieuw
Uitverkochte zalen, spelen op meer dan zestig festivals,
culteit, studenten, Utrecht, cultuur en media te
Niemand in cabaretland met een mooiere krullenkop
het binnenslepen van een paar 3FM-Awards en een optre-
maken hebben.
dan Carolien Borgers. Maar dat Carolien ook nog eens
den in Indonesië. Na jarenlang ploeteren leeft de Utrecht-
Vanaf september zal ik de leiding nemen en
ontzettend grappig en – kenmerkend voor haar genera-
se band Kensington nu de echte rocksterrendroom.
met de redactie brainstormen over nieuwe rubrie-
tie – een echte creatieve duizendpoot is, vindt Geest-
Zanger Eloi Youssef blikt terug op een bewogen jaar.
ken, interessante interviewkandidaten en niet
Interview Carolien Borgers
Vaste rubrieken
En ook… De opkomst van sfeervolle koffietentjes in onze stad
wordt gevuld met onderwerpen die met de fa-
onbelangrijk: onze website. Helaas nog steeds een
drift een veel belangrijkere aanleiding om met de Wie Is De Mol?-finaliste te spreken.
de redactie
GEESTDRIFT september 2013
4
Installeren die (h)app! Deze studiestimulerende apps moet je hebben
9
Biologisch eten, voor studenten een verstandige investering?
ondergeschoven kindje, maar daar zal hard aan gewerkt worden. Heb jij overigens zelf nog leuke
Wat komt er van alfa’s terecht? TAT-Zetwerk: “Er zijn wereldwijd maar een paar bedrijven die hetzelfde doen als wij”
5
Zelfde plek, andere tijd: University College Utrecht
8
ideeën voor het magazine, zowel online als op papier, of zou je graag eens iets voor Geestdrift
De Klassieker
13
14
16
Een eenzame uitvaart Ontmoet de Utrechtse begrafenisdichters
Dagboek van een docent: Promovendus Elma Hellendoorn bij Geschiedenis van Internationale betrekkingen
20
Collegerecensie: Genocide na 1945
17
Proza: Een Ode aan de Ochtend
22
Opinie: Doe dat bestuursjaar nu maar!
23
Achterkantinterview: Slechtziende Sanneke bestreed de judotop
24
willen schrijven? Dan horen we heel graag van je: we zijn en blijven immers een platform van de gehele Faculteit. Leoni Nijland Hoofdredacteur Geestdrift
GEESTDRIFT september 2013
De Utrechtse koffiecultuur Particuliere koffietentjes in Utrecht zijn in opmars en winnen foto’s: Tess Kamphorst
steeds meer terrein. Met een eigen concept en sfeer onderscheiden ze zich van grote koffieketens als Starbucks en Douwe Egberts. Wat is er zo leuk aan deze koffietentjes en is er geen sprake van angst voor concurrentie? Een kleine observatie van Utrechts eigen koffiecultuur.
Door Tess Kamphorst
ziek, spelletjes of boeken in een kast en de geur van versgebakken appeltaart laten de Utrechtse koffietentjes aanvoelen als een tweede huiskamer. Angelo van de Weerd, één van de eigenaren van het in Utrecht alom bekende The Village Coffee & Music (Voorstraat 46), en zijn compagnon Lennaert Meijboom kozen niet bewust voor een cafeetje dat zou passen binnen deze koffiecultuur. The Village moest vooral een plek worden waar zij zelf graag zouden willen komen, geïnspireerd door wat de eigenaren eerder in New York hadden gezien. Bang voor concurrentie is Angelo niet. Vastberaden zegt hij: “Nee, als ondernemers van koffiezaakjes kunnen we elkaar juist helpen en stimuleren.”
ten gebogen over hun studieboeken. Eigenaar Robbie van Luijn is ondertussen druk bezig met zijn eigen huiswerk; hij onthoudt zijn vaste gasten voornamelijk aan hun koffies. Net als de mannen van The Village heeft Robbie inspiratie opgedaan in het buitenland. Dankzij een lang gekoesterde wens en zijn voorliefde voor koffie is nu ook de wijk Lombok een hip koffietentje rijker.
Robbie van Luijn heeft zijn eigen huiswerk; vaste gasten onthouden aan hun koffies
De geesteswetenschappelijke student in Dichterbij de collegezalen vind je Blackbird Utrecht heeft het een lange tijd moeten stelCoffee & Vintage (Oudegracht 222), één van de len zonder een lekker kopje koffie rondom allernieuwste aanwinsten binnen de Utrechtde Universiteit. Om ’s ochtends wakker te se koffiecultuur. Dit cafeetje nodigt niet blijven in de collegezaal nam menigeen, bij direct uit tot studeren. De vintage meubels gebrek aan beter, genoegen met goedkope lijken meer geschikt voor een goed gesprek automaatkoffie. Sinds een tijdje mogen met opgetrokken benen en een warm drankje de studenten zich gelukkig prijzen met in je handen. Eigenaresse Willemijn van een echte universiteitskantine in de UBB den Bovenkamp is zich in de loop der tijd én koffietentje Lodewijk, die moeteloos De hoeveelheid koffiedrinkers achter een steeds meer gaan realiseren hoe belangrijk passen in de koffiecultuur van espresso’s laptop laat zien dat plekken als The Village het sociale aspect van een koffiezaak is. Het met de juiste doorlooptijd en perfect behalve voor de koffiepauzes ook dankhuiskamergevoel heeft zij hierbij hoog in het opgeschuimde cappuccino’s. De noodzaak baar worden gebruikt als studieplek. Een vaandel. Eenmaal gewend aan deze gezelligom in de k offiepauze van ons vertrouwde achtergrondmuziekje, pratende mensen, heid van een Utrechts koffietentje is er geen Drift af te gaan is er niet meer. Toch heeft het geluid van het koffieapparaat en genoeg weg meer terug. De goedkope automaatkofUtrecht steeds meer hippe plekjes te bieden cafeïne om wakker te blijven, is voor velen fie dwingt studenten, wanneer Lodewijk al voor een dosis cafeïne. En laat de Utrechtse de ideale combinatie voor optimale conafgeladen vol zit, koffie buiten de deur te geesteswetenschapper met de binnenstad centratie. Ook in het Lombokse Koffie & Ik halen. De Utrechtse koffiecultuur laat je op als zijn campus nou als geen ander gewend (Vleutenseweg 169) zitten geregeld studenhaar beurt nooit meer anders willen. zijn om verder te kijken dan de eerste de beste universiteitskantine. Lastig kiezen? De Utrechtse studenten Jette Pellemans en Jildou Fabriek hebben alvast wat Een barista achter een koffietentjes voor je uitgeprobeerd. Zie www.facebook.com/jetteenjildou voor hun mening over duur kofde leukste koffieplekken in Utrecht. Is je studentenbudget niet groot genoeg voor al die kopjes fieapparaat, loungemu-
Het koffietentje voelt aan als een tweede huiskamer
koffie buiten de deur? Dan biedt de website www.coffitivity.com de uitkomst: met een eigen
loungemuziekje en het geluid van pratende mensen en rinkelende kopjes op de achtergrond creëer je moeiteloos de ambiance van een koffiebar in je eigen studentenkamer.
foto: Eigen beheer TAT Zetwerk
4
wat komt er van alfa’s terecht?
“Geen tekst die wij niet kunnen corrigeren” Geestdrift zoekt afgestudeerden op om te laten zien waar je zoal terecht kunt komen. Dit keer is het woord aan Ivo Geradts (1971) en Johannes Rustenburg (1972) van TAT-Zetwerk, een Utrechts bedrijf dat zich richt op de tekstopmaak en redactie van wetenschappelijke publicaties, non-fictie en romans. Ivo en Johannes studeerden respectievelijk Muziekwetenschappen en Mediëvistiek na een bachelor Geschiedenis van de Wijsbegeerte. door Lennaert Rooijakkers Het werk dat jullie doen klinkt niet erg alledaags, hoe zijn jullie er ingerold? Johannes: “Tijdens het studentassistentschap richtten Ivo en ik ons op de digitalisering van een groot aantal Stoadocumenten, een filosofische stroming waarvan geen primaire bronnen bestaan. Dus alleen bronnen die bijvoorbeeld als citaten zijn overgeleverd bij anderen. Van al die fragmenten moest een grote database worden gemaakt. Toen die klus af was gaf de begeleidende hoogleraar doodleuk aan dat het eigenlijk een boek moest worden. We hadden echter geen idee hoe we dat moesten doen, maar zijn ons daar direct in gaan verdiepen. Het raakvlak tussen techniek en inhoud was ons gaandeweg meer gaan aanspreken. Inmiddels waren we bijna afgestudeerd en moesten we gaan bedenken wat we wilden, op onze studentenkamers is TAT, Typografica Academica Traiectina,- Zetwerk toen opgericht.” Waar zijn jullie je toen in gaan speciali seren? Johannes: “In eerste instantie in zetwerk, het vormgeven van de boeken. Wij geven geen boeken uit. Uitgevers leveren bij ons digitaal teksten of manuscripten aan, die uit alle mogelijke tijdsperioden komen. Daarnaast beslist de uitgever aan welk stramien een boek moet voldoen. Naast het zetwerk hebben wij ons gaandeweg op an-
dere dingen gericht, als redactiewerk en het onderhouden van contact met de auteur.” Ivo: “Inmiddels doen wij dit al vijftien jaar. Bij al het zetwerk maken wij gebruik van TeX, een programmeerbare tekstverwerker die op zichzelf niet veel kan, maar die allerlei basiselementen heeft die je naar eigen voorkeur kan instellen. Door de jaren heen hebben we dat helemaal naar onze zin kunnen afstellen. We hebben kennis van fonts (lettertypes, red.) en van speciale conversietechnieken waardoor fouten direct worden opgemerkt. Al leveren auteurs zeer erbarmelijke bestanden aan, wij zijn in staat om de tekst zo te converteren dat ze precies voldoen aan de standaard van de uitgever. Ook als de teksten totaal verschillende complexe notenapparaten hebben.” Johannes: “Na de opkomst van de pc in de jaren tachtig heeft bijna elke universiteit zijn eigen fonts gemaakt voor niet-westerse talen. Daardoor is een enorme wildgroei aan codering ontstaan. Wie verschillende teksten kopieert en plakt, ziet totaal afwijkende teksten op zijn scherm verschijnen. Daarom hebben wij enorm veel vertaaltabellen gemaakt die dit allemaal kunnen corrigeren, in ons systeem staat naar schatting negentig procent van de bestaande Griekse fonts. Die vertaaltabellen moeten jullie een hoop werk schelen, niet? Ivo: “Dat wel, maar het maken van vertaaltabellen die exact aangeven waar in een ouderwets font bepaalde afwijkende karakters
Ivo (l) en Johannes (r)
zitten, is een precies werkje waar je soms dagen mee bezig bent. Als het eenmaal af is en je gebruikt het dan is de omzetting ongeveer simultaan.” Johannes: “Ook viel het van begin af aan op dat er nog ontzettend veel fouten in de geleverde teksten zaten op het gebied van interpunctie. Al deze foute zijn verzameld en op grond daarvan heeft TAT een interpunctiecorrectieprogramma ontwikkeld, Ace. Voordat een tekst gemaakt wordt, controleren we hem eerst hiermee. Zo zijn er allerlei zoek- en vervangpatronen die in elke platte tekst werken. Uiteraard worden de teksten daarna nog eens uitgebreid geïnspecteerd door meerdere medewerkers. Een nadeel van TeX is dat je correcties eerst moet invoeren en daarna pas kunt controleren of dat voor de opmaakpagina gevolgen heeft. Wij hebben van dit nadeel een voordeel gemaakt door de correcties door iemand met meer ervaring op dat gebied te laten nakijken. Zo krijgen we nooit klachten over correcties.” Hoe specialistisch is jullie werk precies? Ivo: “Er zijn maar een paar andere bedrijven ter wereld die hetzelfde doen als wij. Jaarlijks maken we rond de tweehonderd publicaties en onze opdrachtgevers komen overal vandaan. Universiteiten hebben vaak ook geen mensen in dienst die dit kunnen.” Johannes: “De grootste uitdaging ligt in het goed presenteren van wetenschappelijke teksten en een bijdrage leveren aan de receptie hiervan. Het is natuurlijk doodzonde als jarenlang onderzoek op een slordige manier gepresenteerd wordt, sommige wetenschappers modderen echt flink aan. Bovendien is het voor de uitgevers prettig als zij alles goed vormgegeven en gecorrigeerd kunnen aandragen aan hun auteurs.”
5
GEESTDRIFT september 2013
6
Promoveren aan de faculteit:
een onderzoek naar de zes meest gehoorde vooroordelen aan het einde van de dag doorwerkt. Ideeën in het onderzoek komen niet vanzelf als je van negen tot vijf uur op kantoor zit, dat zou dus niet werken. Het lijkt daardoor soms alsof je heel veel vrije-tijdachtige dingen doet, maar die momenten – bijvoorbeeld gesprekken tijdens lange lunches – blijken soms later heel zinvol te zijn geweest. Het nadeel van die vrijheid is dat je nooit het idee hebt dat je klaar bent. Het lijkt me ook wel een heerlijk gevoel als je om vijf uur gewoon naar huis kan gaan en het werk er voor die dag op zit. Ik kan hier dus wel om één uur naar binnen lopen, maar ik doe dit omdat ik het interessant vind en dan werk ik ook tot negen uur door. Het is niet zo dat ik per se van mezelf acht uur per dag moet werken, maar ik stel voor mezelf vast wat ik in een week gedaan moet hebben. De vrijheid die je als onderzoeker hebt, heeft dus voor- en nadelen denk ik.”
Ongeveer vier jaar lang de boeken in duiken opzoek naar hét antwoord op die ene onderzoeksvraag: voor sommige studenten een grote droom, voor anderen een regelrechte nachtmerrie. Natuurlijk is een lange tijd onderzoek doen niet voor iedereen weggelegd, maar vaak hebben studenten ook geen goed beeld van promotieonderzoek. Om voor eens en voor altijd met de meest gehoorde vooroordelen af te rekenen, sprak Geestdrift met promoschrift over vrije wil en indeterminisme werkt bij het Onderzoeksinstituut voor Filosofie en Religiewetenschap (OFR).
Door Leoni Nijland Promovendi brengen hun dagen eenzaam op een zolderkamertje door.
“Per onderzoek zal het verschillen hoe eenzaam je wel of niet bent. Zelf zit ik met een aantal anderen op één kamer te werken aan hetzelfde onderzoeksproject en dat is juist gezellig. We zitten allemaal aan ons eigen deelonderzoek en dus voornamelijk te lezen en te schrijven. Zo af en toe roept iemand eens iets waardoor we met elkaar beginnen te discussiëren. Het komt regelmatig voor dat we plotseling drie uur verder zijn, terwijl we die tijd niet hadden ingepland. Op die manier is onderzoek doen helemaal niet eenzaam. Promovendi die wel alleen op een kamer zitten, hoeven ook niet afgesloten te zijn van de buitenwereld. Je moet het gewoon zelf niet zo ver laten komen. Als je een eigen kamer hebt, dan moet je zelf mensen gaan opzoeken die geïnteresseerd zijn in jouw onderzoek en waarmee je erover kunt praten onder het genot van een kop koffie of een biertje.” Promovendi zijn allemaal nerds.
“Ha, dat zou ik niet zeggen. Het zijn mensen die hard werken en die hart voor een vak hebben. Als je twee of drie jaar de motivatie hebt om met een onderzoeksmaster bezig te
zijn, dan ga je vanzelf wel hoge cijfers halen. Maar ben je dan een nerd? In het begin van mijn bachelor haalde ik helemaal geen hoge cijfers. Dat kwam pas op het moment dat ik me in een onderwerp ging verdiepen dat me interesseerde, waardoor ik extra mijn best ging doen. Het betekent niet automatisch dat alle mensen die daarom hard werken geen studentenleven hebben en elke nacht aan het studeren zijn. Als het zijn van een nerd betekent dat diegene een speciale intellectuele interesse heeft in een bepaald onderwerp, dan klopt de stelling. Maar als een nerd betekent dat diegene een stoffig ventje is dat verder niets beleeft, klopt de stelling niet.”
“Promoveren hoeft absoluut niet eenzaam te zijn” Promovendi doen alleen maar onderzoek.
“Natuurlijk ga je promoveren omdat je het leuk vindt om onderzoek te doen. Het betekent dus automatisch ook dat je veel bezig bent met onderzoek doen, maar dat is zeker niet het enige. Veel mensen besteden ook een deel van hun tijd aan het geven van onderwijs, het volgen van cursussen of het
illustratie: Floor Rehbach
vendus Dawa Ometto (26), die inmiddels alweer een jaar aan zijn proef-
uitvoeren van bestuurlijke taken. Zelf ben ik nu bezig met het opzetten van een filosofisch café in Utrecht met een groepje mensen. Natuurlijk heeft dat niet direct betrekking op mijn promotieonderzoek, maar het geeft wel aan dat promovendi vaak ook met heel andere dingen dan onderzoek alleen bezig zijn. Er zit een zekere grens aan de tijd die je bezig kunt zijn met onderzoek. De nevenactiviteiten maken het promotietraject mede leuk om er mee bezig te zijn. Wetenschap is namelijk zoals gezegd vooral veel lezen, schrijven en nadenken en dat kun je gewoonweg niet veertig uur per week doen.” Als je gaat promoveren, dan moet je de rest van je leven onderzoek doen.
“Dat is niet waar, hoewel veel mensen dat wel denken. Sterker nog, ik denk dat het overgrote deel van de promovendi na het voltooien van hun proefschrift iets anders gaat doen. Je moet het zien als een piramide: een aantal studenten gaat promoveren, daarvan kunnen er maar een paar postdoc worden en nog een kleiner groepje kan een baan bij de universiteit krijgen. Veel mensen vallen op een bepaald moment af omdat er steeds minder
plaatsen beschikbaar zijn. En natuurlijk is er ook een groep die niet verder wil in het onderzoek omdat zij er na vier jaar onderzoek genoeg van heeft. Dat kan ook prima. Zelf ben ik nog net geen dertig als ik klaar ben met dit onderzoek. Ik heb dan nog een heel leven voor me en kan nog steeds doen wat ik wil. Tegen die tijd heb ik ook al enige werkervaring en bovendien laten zien dat ik op hoog niveau kan nadenken. Er is dus geen reden waarom ik dan geen carrièreswitch zou kunnen maken. Veel promovendi doen dat.” Het aantrekkelijke van promoveren is dat je geen negen tot vijf uur kantoorbaan hebt.
“Als onderzoeker heb je heel veel vrijheid en dat is zeker aantrekkelijk. Je kunt zelf je tijd inplannen: je kan overdag of ’s avonds werken, thuis, in een café, in de buitenlucht, of ergens anders werken. Het betekent soms dat je wel eens een uurtje langer luncht, maar ook dat je een andere keer een uurtje langer
“Een promovendus is geen stoffig ventje dat nooit iets beleeft’’
De Universiteit Utrecht behoort tot de beste research-universiteiten van Europa. Binnen de Graduate School of Humanities zijn circa honderdvijftig promovendi werkzaam. Zij zijn verdeeld over vier verschillende onderzoeksinstituten die de Faculteit Geesteswetenschappen rijk is: Instituut voor Cultuurwetenschappelijk Onderzoek (ICON), Onderzoekinstituut voor Geschiedenis en Kunstgeschiedenis (OGK), Utrecht Institute of Linguistics OTS (UiL OTS) en Onderzoekinstituut voor Filosofie en Religiewetenschap (OFR). De Faculteit kent verschillende soorten promotieplaatsen, met én zonder een dienstverband bij de universiteit. Met een dienstverband bij de universiteit kun je aan de slag als assistent in opleiding (aio) of als junior universitair docent met onderzoekscomponent. Deze onder-
Promovendi hebben in de weekenden horecabaantjes om rond te komen.
“Dat is zeker niet het geval. Je krijgt netjes betaald, misschien niet zoveel als een fulltime baan in het bedrijfsleven, maar je kunt er goed van rond komen. Je gaat er in ieder geval behoorlijk op vooruit ten opzichte van je studenteninkomen. Als promovendus heb je in elk geval genoeg geld om zelfstandig te wonen en dat vind ik zelf één van de belangrijkste dingen. Bovendien wordt je loon elk jaar hoger. Aan het einde van het traject verdien je een behoorlijk salaris. Voorlopig hoef ik nog niet op een houtje te bijten.” Ben je na het lezen benieuwd geworden hoe een werkweek van een promovendus eruit ziet? Lees dan verder op pagina 18 en 19.
zoekers verdienen tussen de €2062 en €2638 bruto per maand. Zonder een dienstverband bij de universiteit kan je promoveren door middel van een beurs, in dienst van een andere werkgever of als buitenpromovendus. Voor meer informatie over promoveren kun je kijken op de website van de UU > faculteiten > geesteswetenschappen > onderzoek > promoveren.
7
GEESTDRIFT september 2013
8
zelfde plek, andere tijd
foto: Het Utrechts Archief
Een andere wereld in dezelfde stad
Smartphones afleidend? Deze apps helpen je juist bij het studeren Tijdens het studeren ligt er vaak een smartphone al trillend en knipperend op tafel. De telefoon leidt af van het studeren, want zeg nou zelf: Facebook, 9GAG en Candy Crush zijn leuke vluchtwegen. De afleiding zorgt voor uitstel en dat leidt weer tot stress. Toch zijn er ook apps die studiestimulerend zijn. Deze maken het studeren een stuk makkelijker. Hieronder
Sinds 1998 heeft de oude Kromhoutkazerne, gelegen tussen de
volgt een aantal apps die handig zijn tijdens het studeren.
Uithof en de Binnenstad, functie van campus voor het University College Utrecht, de eerste campus in Nederland in haar soort met als doel het bieden van een alternatief naast alle reguliere Door Louis Roghair Wat tegenwoordig de huisvester is van kennis en studenten op hoog niveau, was vroeger het opberghok voor oorlogstuig en militairen. Het huidige UCU is namelijk gevestigd in de gebouwen van de oude Kromhoutkazerne die gereedkwam in 1913 en dienstdeed tot 1995. De Kromhoutkazerne werd voornamelijk gebruikt voor het wapen der genie van de landmacht voordat deze werd omgebouwd tot universiteitscampus van het eerste honourscollege van Nederland. De genie houdt zich bezig met mobiliteit, contramobiliteit en bescherming van de troepen. De nieuwe Kromhoutkazerne waarvan de bouw in 2010 werd voltooid op het terrein van het oude Fort Vossegat, precies 100 jaar nadat de bouw van de oude kazerne startte, heeft echter andere taken. De verschillende geniebataljons zijn tegenwoordig elders gestationeerd door bezuinigingen en hervormingen in het leger. Toch is het nog steeds alsof je een andere, relatief gesloten wereld in stapt bij het passeren van de poort en het historische poortgebouw. Dat wijsheden, discipline en ijver in het leger net zo belangrijk waren als dat ze nu in het onderwijs zijn, blijkt wel uit de spreuken die op de toren van het
‘leerfabrieken’. Op dit moment wonen en studeren ongeveer 750 studenten op deze campus die afkomstig zijn uit alle hoeken van de wereld. Het wordt door vele studenten getypeerd als een wereld op zich, iets wat versterkt wordt door de ietwat beangstigende toegangsboog aan de Prins Hendriklaan. poortgebouw zijn opgetekend. Zo leren de opschriften dat ‘Rust roest’ en ‘Tijd slijt’. De verschillende gebouwen die de kazerne een gezicht gaven, zijn nog steeds in gebruik als onderwijslocaties. Het hoofdgebouw, meteen bij binnenkomst zichtbaar aan de overzijde van het voormalige exercitieterrein springt om die reden nog steeds erg in het oog. Het feit dat het University College wordt beschouwd als een aparte wereld is niet alleen te wijten aan het feit dat veel internationale studenten maar voor een korte periode op deze plek studeren en omdat gewoon op de campus gegeten kan worden in één van de lelijkste gebouwen van heel Utrecht, de Dining Hall, maar ook door het monumentale hek aan de voorzijde van de campus dat voor een letterlijke afscheiding zorgt. Volgens het monumentenregister is dit hek ‘van grote cultuurhistorische waarde als onderdeel van de Kromhoutkazerne als
militair complex en daarmee als onderdeel van de Nieuw Hollandse Waterlinie’ die aan de oostkant van de stad Utrecht loopt. Het oude exercitieterrein, waar het als de zon schijnt goed toeven is en waar de grote tent van de UIT ieder jaar wordt opgezet, wordt omringd door een muur van rode bakstenen waar vroeger de militairen leefden, de barakken. Tegenwoordig zijn daar studenten gelegerd of wordt er onderwijs gegeven onder de naam van bekende wetenschappers als Spinoza en Descartes. Waar de Kromhoutkazerne eerst werd beheerst door de voorbereiding op een eventuele oorlog en het verbeteren van de manier waarop dat gebeurt, is het tegenwoordig een oase van verlichting en herbergt het het ‘genie’ op geheel andere en vreedzame wijze. Contrast kan moeilijk duidelijker zijn dan op deze plek, al staan kadaverdiscipline en presteren, net als in het leger, bij het UCU hoog in het vaandel.
door Loes Aartsma Sleepbot
Het studentenleven in Utrecht werkt niet bepaald mee aan een goede nachtrust. Gelukkig is er een app ontwikkeld die daarbij kan helpen: SleepBot. De app houdt ’s nachts bewegingen bij en berekent wat de ideale tijd is om op te staan. Dit wordt gedaan door middel van het bijhouden van bewegingen tijdens de slaap. In de applicatie zijn ook tips te vinden voor het in slaap vallen én voor het wakker blijven. De laatste optie kan erg handig zijn wanneer je planning in de soep is gelopen en je hierdoor ’s nachts moet doorstuderen. Ook kan je in de app bijhouden hoeveel uur je per nacht slaapt. Wanneer je gaat slapen geef je dit met één vingertik aan en ditzelfde doe je wanneer je wakker wordt. SleepBot houdt de tijden bij in een grafiek waardoor je bewust wordt van je slaaptijden. Worry Box
Naast ontspannen is het vermijden van irritaties en je zorgen over studiekosten handig. Studeren is niet alleen maar leuk en piekeren leidt vaak af van het studeren. Een oplossing hiervoor is Worry Box. Hierin
kun je alle punten waarover je piekert onder elkaar zetten en het zo voor jezelf relativeren. Wanneer je de piekerpunten uit je hoofd hebt gezet, kan je weer verder met studeren. Duo
Als je studiekosten een piekerpunt zijn, kan je ook de applicatie van DUO, bekend van studiefinanciering, op je telefoon zetten. Er zijn antwoorden te vinden op vragen over studiegerelateerde zaken die door DUO geregeld worden. Ook geeft de app een kalender weer die aftelt wanneer de studiefinanciering weer komt. Dit scheelt dagen tellen bij het rekensommetje: ‘het kleine beetje geld op je rekening’ delen door ‘dagen wachten tot studiefinanciering’.
De app geeft een kalender weer die aftelt wanneer de studiefinanciering weer komt Praktische apps
Een andere praktische app is Blackboard. Deze is ontwikkeld om het
makkelijker te maken om informatie op een telefoon te verkrijgen. Op het beginscherm zijn de cursussen te zien en via het menu zijn dezelfde opties beschikbaar als op de website. Een applicatie die teksten overal beschikbaar maakt, is Dropbox. Deze app is vooral handig tijdens colleges waarbij je teksten nodig hebt. Door documenten op te slaan in Dropbox, zijn documenten overal en altijd beschikbaar op je app. Dit scheelt printen, maar is lastiger bij het maken van aantekeningen en ook het lezen van een klein scherm is niet voor iedereen ideaal. G-tasks
Voor studenten die van plannen houden is G-tasks ideaal. Deze app is gericht op het maken van to-do-lijstjes. Je kunt een lijst maken van alle punten die je nog moet doen voor je studie. Bij elk punt dat je hebt afgerond, kan je een vinkje zetten. Dit geeft overzicht en voldoening wanneer een punt afgerond is. Write-on-track
Een andere app die helpt bij het plannen is Write-on-track. Deze helpt bij het halen van deadlines van essays en papers. De applicatie berekent hoeveel woorden er per dag geschreven moeten worden om de deadline halen. Tijdens het schrijven van een essay is het hierdoor makkelijk in te schatten hoeveel dagen er nog over zijn om een bepaald aantal woorden te schrijven.
9
10 Interview carolien borgers
GEESTDRIFT september 2013 11
Cabaretière Carolien Borgers: “Mijn liefde voor theater komt voort uit mijn liefde voor taal”
Door Dewi de Nijs Bik en Louis Roghair Carolien Borgers voelt zich nog verbonden met het studentenleven, maakt ze aan het begin van het interview duidelijk. “Ik ben pas 29 en woon zelfs nog in hetzelfde huis als toen ik begon met mijn studie in Amsterdam.” Carolien vertelt dat ze na het behalen van haar vwo-diploma werd aangenomen aan de Kleinkunstacademie en als “achttienjarig guppie” de jongste van haar klas was. Haar carrière verliep vervolgens volgens haar eigen zeggen “vrij organisch” nadat ze afstudeerde. Op haar vierentwintigste kwam ze met haar eerste show Snars. Haar tweede show, Makkelijk praten, zorgde overigens pas voor bekendheid waarna ze werd gevraagd om een column te verzorgen in het televisieprogramma Altijd Wat!? van de NCRV en om mee te doen aan Mag ik u kussen? van de AVRO. Hierna was ze ook kandidaat bij Wie is de mol? “Na Wie is de mol? merkte ik dat de zalen een stuk voller begonnen te lopen, en ik ook een ander soort publiek aantrok. Bij mijn laatste shows zag ik bijvoorbeeld dat er veel jonge mensen in de zaal zaten die mij van televisie kenden en niet alleen het type mensen dat alle theaterboekjes doorspit op zoek naar leuke shows.” Haar doel was echter niet om door haar bekendheid van televisie volle zalen te trekken. Dat noemt ze slechts een leuke bijkomstigheid. “Mijn basis ligt toch in het theater.”
“Onze generatie voelt zich verlamd”
Met haar volle bos krullen is ze een van ’s NederFoto’s: Louise van Gend
lands meest opvallende cabaratières: Carolien Borgers. Het is tien uur ’s ochtends als de goedlachse Carolien bij de gesloten deuren van Café Edel in Amsterdam aankomt. “Dit is al de vierde keer dat ik vergeten ben dat het café pas om elf uur open gaat”, verzucht ze. Gelukkig is er een Coffee Company een paar straten verderop.
Maar toch: “Jonge mensen, mensen van onze generatie, bereik je nu eenmaal het beste via de televisie. Op de middelbare school werd er bijvoorbeeld bij CKV wel aandacht besteed aan cultuur en theater, maar uiteindelijk ging je toch alleen maar kloten tijdens de les en snoep eten tijdens de voorstelling”, zegt ze. Toch zou Carolien onze generatie niet als verveeld beschrijven, in tegendeel. “Eerder geëngageerd in vergelijking met de voorgaande generatie. Als je kijkt naar cabaretiers uit de generatie voor mij - denk aan Hans Teeuwen en Theo Maassen - dan zie je dat zij overal tegenaan schopten. Ik denk dat dat te maken had met een soort ongelimiteerdheid die in de jaren negentig heerste: the sky was the limit.” “Binnen onze generatie wordt er meer aan feitelijkheden gehangen in vergelijking met voorgaande generaties, is er behoefte aan één ‘werkelijkheid’”, meent Carolien. Dat zie je volgens haar ook terug in het minder absurde karakter van het cabaret van dit moment. We zijn met z’n allen verslaafd aan het
tot ons nemen van informatie en nieuws, waardoor je ons niet als verveeld kunt bestempelen. “We kunnen documentaires kijken wanneer we willen bijvoorbeeld. Misschien is verlamd daarom een betere benaming - dit kan dan wel weer voelen als verveling.” De cabaretière geeft als voorbeeld dat zij dagelijks bewust moet kiezen waarop zij zich gaat focussen. Er is zoveel keus tegenwoordig: je kunt een blog oprichten met fashiontips, je inzetten voor een belangenorganisatie voor Afrika, je kunt een boek schrijven. Je hebt tegenwoordig immers de middelen hiervoor tot je beschikking. “Omdat ik geen baan van negen tot vijf heb met een baas die op me let, heb ik hier geen last van, maar ik merk dat vrienden om mij heen wel moeite hebben tussen alle mogelijkheden te kiezen. Dit kan een verlammend effect op je hebben.” Voor Carolien is het belangrijk dat ze dingen kan maken, creëren uit het niets. “De confettigeneratie noemen ze ons toch? Wat ik doe, lijkt misschien versnipperd – muziek, theater, televisie – maar het is allemaal onderdeel van het creëren. Slechts de vorm is uiteindelijk anders. Zo kan een idee bijvoorbeeld resulteren in een lied, maar ook in een grap.”
“Mijn basis ligt in het theater” Carolien is zich er van bewust dat ze met haar creaties de wereld wellicht niet kan veranderen, al vindt ze dat dit wel het uitgangspunt zou moeten zijn. Alles wat ze meemaakt of wat haar opvalt, schrijft ze op. Hier begon ze al op jonge leeftijd mee. “Ik heb een doos helemaal gevuld met notitieboekjes, soms lees ik er nog wel eens een door van vroeger. Dan stond er bijvoorbeeld in: ‘Au, ik heb keelpijn, vervelend!’ Op zo’n moment merk ik wel dat ik veel beter ben gaan begrijpen hoe ik zo’n boekje moet gebruiken.” Een thema uit haar laatste show is haar vliegangst, iets wat vreemd genoeg niet aanwezig was tijdens de opnames van Wie is de mol? “Als camera’s op je gericht zijn, is dat toch een extra reden om je angst niet de overhand te laten nemen. Ik durfde eigenlijk ook niet te bungeejumpen; je weet gewoon niet hoe een situatie in elkaar steekt. Hoe gedetailleerder je een situatie bekijkt, hoe duidelijker het wordt op wat voor kleine misvatting een ramp zich voltrekt. Het gaat echt om een klepje dat niet goed dichtzit. Overhaast dus, het menselijk onvermogen om te denken: even rustig aan.” Anderzijds denkt Carolien dat mensen zich van nature aangetrokken voelen tot dingen die ze eigenlijk liever niet willen zien, bijvoorbeeld op televisie. “Ik heb bijvoorbeeld alle afleveringen van Aircrash Investigation gezien. Je bent als mens benieuwd naar wat dat soort dingen met je doen. In mijn voorstelling vergelijk ik dit met een dixietoilet:
12 Interview carolien borgers
DE klassieker
vervolg je wilt eigenlijk niet naar beneden kijken want het is het meest ranzige dat je ooit hebt gezien, maar doet het toch.” Caroliens liefde voor het theatrale komt eigenlijk voort uit haar liefde voor taal. “Ik lees elke dag. Als mensen een emotie of een gedachte in woorden kunnen vatten, vind ik dat het mooiste wat er is. Dit probeer ik in een theatervoorstelling eigenlijk ook te bewerkstelligen: mensen aan het lachen maken door iets wat ik heb geschreven. Als ik dan ook nog eens diegene kan bereiken die juist die ene subtiele opmerking of grap begrijpen, dan is dat voor mij de kers op de taart. De taart is de zaal die lacht, de subtiele opmerking de kers. Diegene denkt dan: daar had niemand affiniteit mee, maar ik wel. Dat schept een band. Je wil natuurlijk de hele zaal vermaken, maar door zo’n grap krijg je toch een soort thrill.”
In de toekomst zou Carolien nog wel iets in de popmuziek willen doen, zoals verhalende liedjes schrijven die grenzen aan theater. “Ik ben een sucker voor popmuziek, dat is mijn grootste liefde. Ik luister zelf naar muziek van popartiesten als Rufus Wainwright, Regina Spektor, maar ook bands als The National. Ik zou best wat meer willen doen met muziek.” Ook is er de voorzichtige ambitie om een documentaire te maken. Carolien zou zich naar eigen zeggen graag geheel “onderdompelen” in een bepaald onderwerp om daar vervolgens een groot verhaal van te maken. “Een klein voorbeeld pakken om daar vervolgens een groter geheel mee te duiden. Dat is eigenlijk ook in lijn met alle dingen waar ik mee bezig ben. Om op het schrijven van liedjes terug te komen: door met een klein voorbeeld iets universeels uit te drukken. Hoe kleiner het voorbeeld, hoe universeler.”
Carolien Borgers Carolien Borgers (Breda, 1983) debuteerde in 2008 met haar eerste cabaretprogramma Snars, waarop in 2010 Makkelijk Praten volgde. In november 2012 is ze in première gegaan met haar programma Happy End. Borgers is ook te zien op televisie als een vaste columnist bij NCRV’s Altijd wat en was te zien als finalist in televisieprogramma Wie is de mol? Daarnaast is ze regelmatig aanwezig in het programma Mag ik u kussen van de AVRO. Afgelopen zomer heeft ze op Lowlands opgetreden.
Win kaarten voor de voorstelling van Carolien in Theater Musketon (Lunetten) op 6 december. Like de Facebookpagina van Geestdrift en share het bericht over de winactie!
Of het nu over beeldende kunst, film, theater, muziek of literatuur gaat: elk vakgebied heeft zijn eigen klassiekers waar je als student niet aan kunst ontkomen. Wat zijn de favorieten van de studenten bij Geesteswetenschappen? Geestdrift vroeg twee studenten naar hun Klassieker.
Door Rik Vangangelt
foto’s: Ykwinno Hensen
“Mensen voelen zich aangetrokken tot dingen die ze liever niet zien”
GEESTDRIFT september 2013 13
DAVID DE JONG (21)
MARIE STEL (21)
Bachelor Muziekwetenschappen Klassieker: Prelude Opus 3 nummer 2, Sergei Rachmaninoff, 1892
Master Moderne hedendaagse kunst Klassieker: IKB III Monochrome blue, Yves Klein, 1962
Waarom is dit muziek stuk jouw klassieker? “Mijn oma was pianiste. Ze speelde veel op de piano als ik daar ging logeren en daar was ik zeer door geboeid. Ze speelde veel begeleidende stukken waardoor we soms ook samen speelden. Ze speelde ook dit stuk van Rachmaninoff. Ik vond het stuk zo vet, omdat het zo ingewikkeld is; je speelt het stuk met twee notensystemen tegelijkertijd (per hand worden twee notenbalken gespeeld, red.). Hierdoor besloot ik – ik was acht – om op pianoles te gaan met als doel dit stuk te kunnen spelen. Toen ik twaalf was kon ik het: mijn missie was volbracht.”
Waarom dit schilderij? “Voordat ik iets over kunstgeschiedenis leerde, had ik bij het zien van moderne kunst de algemene reactie van ‘dit kan toch iedereen’. Ik snapte niet wat je ermee moest en kon niet zien wat het betekende. Maar toen ik meer leerde over kunst kwam ik erachter dat er juist wel een verhaal achter een kunstwerk zit, maar dat je dat wel moet uitvinden. Dit kunstwerk lijkt heel basaal, maar er hoort een verhaal bij, dat vind ik zo mooi.”
Heeft dit stuk jouw leven veranderd? “Ja. Op muziekles heb ik dit soort stukken leren spelen. Toen ik op vroege leeftijd al vrij goed was, bleek ik talent te hebben. Ik werd gepusht om naar het conservatorium te gaan, op mijn veertiende zat ik in de jong talentenklas. Daar zaten allemaal kinderen die muziek verkozen boven bijvoorbeeld buiten spelen of zwemmen. Dat was niks voor mij. Al vrij snel stopte ik hiermee en heb ik verder gedacht over wat ik wilde. Ik heb lang getwijfeld over mijn studie, en ik vond muziekwetenschappen een mooie middenweg. Hier heeft dit stuk de aanzet toe gegeven. Het heeft niet mijn kijk op het leven veranderd, maar wel mijn voorkeuren in muziek bepaald, omdat ik zo jong was toen ik dit stuk al regelmatig hoorde.”
Kun je iets vertellen over het verhaal erachter? “Yves Klein is een Franse kunstschilder. Hij vroeg patent aan op een hele intense kleur blauw, waar in de middeleeuwen de jurk van een madonna mee werd gekleurd. Deze kleur gebruikte hij voor zijn kunstwerken. Omdat de kleur zo intens is, word je echt in het werk gezogen. Veel mensen hebben geen connotatie met deze kleur, misschien alleen de zee of de lucht, waardoor het je pakt zonder betekenis. De beweging waar dit soort kunst uit voort is gekomen, zette zich af tegen de traditionele schilderkunst, het stond voor vernieuwing. Het IKB III volgt niet de bestaande regels, maar zoekt inspiratie. Je ziet geen compositie of vormen op het doek, maar juist een kleur. Yves Klein doet dit om de essentie van het leven weer te geven. Maar niet hoe wij het zien, hij haalt juist alle ballast weg en gaat terug naar – in dit geval – enkel een kleur.”
Zou iedereen dit stuk moeten horen? “Niet iedereen natuurlijk, het is een muziekstijl waar je van moet houden. Het is een bekend stuk, zeker onder muziekwetenschappers, maar lang niet iedereen kan het waarderen. Het past ook niet echt bij de klassieke muziek in het algemeen, het komt uit een ander deel van Europa. Bij muziekwetenschappen zijn Mozart, Beethoven en Bach voor de hand liggende keuzes, daar sluit dit stuk niet bij aan. Het stuk klinkt agressief-depressief, dus het is geen easy listening muziek.”
Moet iedereen naar het museum om dit te bekijken? “Ja, ik denk het wel. Je moet dit werk echt zien; de kleur blauw is zo intens. Niet iedereen kent het verhaal natuurlijk. Als je weet dat Klein niet zomaar een vlak kleurt, maar door zich te verzetten tegen zijn voorgangers juist heel veel lef toont, begrijp je het pas. Ik snap dat de lezers nu denken dat het overrated is, om zo veel betekenis in één simpele kleur te leggen. Maar ik denk dat ik als leek ook de kleur ontzettend mooi had gevonden. Dan zou ik ook gefascineerd zijn, maar niet geweten hebben waarom.”
GEESTDRIFT september 2013 15
14
Een jaar lang leven zonder internet en mobiele telefoon, Bram deed het
Biologisch, logisch? Rib uit mijn lijf! markt onbereikbaar. Het prijskaartje dat eraan hangt, gaat ver boven het budget. Studenten gaan op verschillen de manieren om met boodschappen doen. Welke afwegingen kun je maken? Door Rik Vangangelt Het idee dat studenten elk dubbeltje moeten omdraaien om een brood te kunnen kopen, is voor velen achterhaald. Toch zit het nog wel in het systeem van de student die meer te besteden heeft. Hoewel ze vaak op financiële steun van ouders en overheid kunnen rekenen leeft het gevoel van armoede. Toch maar een avondje niet naar de kroeg en tijdens de vrij-reizen-periode naar huis. Veel studenten gaan bewust met geld en wegen af waar zij meer aan willen uitgeven. Biologische producten kosten vaak het viervoudige van de Euroshoppervariant. Toch zijn er studenten die de afweging maken om deze duurdere biologische producten te kopen. Bij deze studenten leeft het idee dat de producten beter zijn voor mens, dier en wereld. De net afgestudeerde Rianne van Dijk (22) wachtte met het kopen van biologische producten tot ze afgestudeerd was, hoewel haar eetpatroon sindsdien niet drastisch is veranderd. “Al tijdens mijn studie interesseerde ik me enigszins in het eten van gezond voedsel. Sinds ik ben afgestudeerd, heb ik iets meer te besteden dan toen ik nog student was. Ik ben hierdoor bewust bezig met wat ik eet. Vooral van de dingen die ik standaard in huis heb, wil ik dat het goede producten zijn. Het gaat dan bijvoorbeeld over brood, yoghurt, pasta en rijst. Dit haal ik soms ook in de supermarkt omdat het anders te duur wordt. Het één kan het ander wel opheffen. Zo eet ik niet meer elke dag vlees, waardoor ik meer geld kan
besteden aan de andere ingrediënten van mijn maaltijd”, vertelt Rianne. Door het prijskaartje dat aan eten met een keurmerk hangt, is het kopen van biologische producten niet bij alle studenten populair. Toch blijkt uit onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau dat studenten meer op hun consumptiegedrag letten dan ouderen. Zo kopen ze vaker biologische producten doordat ze hiermee zijn opgegroeid en er een groot aanbod in de supermarkten is. Elf procent van de jongeren tussen de achttien en vierentwintig koopt biologisch voedsel en vijftien procent van de studenten eet kliekjes om zo min mogelijk eten weg te gooien. Biologisch eten is gezonder: fabeltje of feit?
Uit onderzoek van de Amerikaanse Stanford University, dat een onderzoek publiceerde in het vakblad Annals of Internal Medicine over biologisch eten, bleek dat biologische producten even veilig zijn als de niet-biologische variant. De producten waar de sticker biologisch niet op geplakt is, voldoen ook aan de veiligheidsvoorschriften voor bijvoorbeeld bestrijdingsmiddelen. En ook in voedingswaarde verschillen de producten niet: biologische melk is niet beter voor je lichaam dan reguliere melk. Voordat een product biologisch genoemd mag worden, moet het aan bepaalde eisen voldoen. Deze worden gesteld door bijvoorbeeld het onafhankelijke instituut als Skal en het EKO-keurmerk. Voor biologische landbouw houden de instanties de volgende aspecten in de gaten: er moet een diervriende-
lijke werkwijze, zonder genetische modificatie of chemische bestrijdingsmiddelen gehanteerd worden, er moet biologisch voer zijn en de natuurlijke kringloop moet in stand worden gehouden. Biologische producten zijn niet gezonder, maar wel beter voor het milieu. Supermarkten spelen in op de wensen van consumenten. Zo let de net afgestudeerde Rianne bij haar aankopen niet alleen op de prijs. “Naar mijn idee zit er een connectie tussen het voedsel dat ik eet en mijn gezondheid; zowel voor nu als ook voor later. Merken als Euroshopper hebben als doel om zo goedkoop mogelijk te produceren, niet per se om goed of gezond voedsel op de markt te brengen. Voor mezelf weeg ik af of ik een product biologisch wil of niet. Zo zorg ik dat er een goede balans is tussen de prijs en gezond voedsel.” Groene hipsters
Foodtrendwatcher Marjan Ippel, hoofdredactrice van www.talkinfood.nl, denkt niet dat biologisch eten ooit zal verdwijnen. “Wellicht zal er een tijd komen dat biologisch zo gewoon is dat het niet meer wordt vermeld, maar alleen als iets juist niet biologisch is. Dat er studenten zijn die zich erop focussen, zou ermee te maken kunnen hebben dat we inmiddels zelfs al in de tweede generatie biologische eters terecht zijn gekomen. Het bestedingspatroon van studenten is heel atypisch: ze geven makkelijk €2,50 uit voor een meeneemkoffie en besparen vervolgens op iets anders. Zo zal het ook met biologisch zijn. Hoewel ik niet denk dat ze volledig biologisch eten, want dat is zelfs voor de gemiddelde consument nu nog te duur. Ze zullen dus bijvoorbeeld wel één keer in de week biologisch vlees kopen en misschien toch dat gehaktblok voor twee euro of de goedkoopste pindakaas in het boodschappenkarretje leggen. Of het goedkoopste biermerk.”
Geen enkele twintiger zal ontkennen dat onze levens zich grotenfoto: nEigen beheer Bram van Montfoort
Voor veel studenten zijn de biologische producten in een super-
deels digitaal afspelen. De Utrechtse student Bram van Montfoort (25) zag een uitdaging in de vraag of wij nog wel zonder internet en mobiele telefoon kunnen leven en besloot de twee zaken een jaar lang uit zijn leven te bannen. Zijn bevindingen schreef hij op in het boek Een jaar offline. “Gangnam Style? Mijn oma moest me uitgeleggen wat dat is.” Door Lennaert Rooijakkers Verslaafd wilde hij zichzelf niet noemen, maar een constante drang om zijn e-mail of Twitteraccount te checken heeft Bram lange tijd wel gevoeld. Een paar jaar geleden realiseerde hij zich tijdens een romantisch weekendje Londen met zijn toenmalige vriendin dat het echter belachelijke vormen begon aan te nemen. “Op een nacht liep zij even naar de hotelreceptie toe en voelde ik direct de behoefte om op Twitter te kijken. Dat terwijl ze maar een paar minuten weg was. Het is tamelijk asociaal om op zo’n moment de neiging te voelen om allerlei, vaak onbeduidende, berichtjes van anderen te gaan lezen. Toen bedacht ik mij: waar komt dit gevoel vandaan en heb ik hier wel écht behoefte aan?” Waar een ander na deze bevinding slechts zijn Twitteraccount zou verwijderen, koos Bram na een tijdje nadenken voor een rigoureuzere aanpak. “Ik houd van experimenten en gonzojournalistiek: ik lees graag over mensen die een jaar lang iets uitdagends ondernemen of onderzoeken als Günter Wallraff en Hunter S. Thompson. Zo ontstond het idee om een jaar lang te experimenteren met iets waar ik elke dag mee te maken heb en dat voor mijn generatie heel belangrijk is: internet en mobiele telefoons. Een jaar is bovendien een mooie periode waarin alles kan gebeuren.” Bij het ingaan van het jaar 2012 knalde Bram zijn sim-kaart aan een grote vuurpijl de sterrenhemel in en sloot hij zijn internetverbinding af. “De eerste maanden had ik het zo druk dat de impact nog achterwege
bleef. In januari was het allemaal nog nieuw en spannend en had ik nog allerlei afspraken staan. Februari en maart waren twee hele drukke studiemaanden”, vertelt hij. In april was Bram’s agenda echter leeg. “Toen ik niets omhanden had besefte ik pas hoe heftig het was. Ik was gewend allerlei uitnodigingen voor feestjes en evenementen via Facebook te krijgen en zo even snel contact te leggen met vrienden. Nu zat ik maar te wachten tot iemand mij zou bellen, wat amper gebeurde. Ondanks je antwoordapparaat zijn mensen minder snel geneigd je op een vaste lijn te bellen. Het maken van spontane afspraken gaat veel moeizamer.”
“Een vriend zei me dat ik doorsloeg in mijn onbereikbaarheid” Op sommige momenten heeft Bram zich best eenzaam gevoeld, desondanks koestert hij geen wrok tegen vrienden die (te) weinig contact met hem opnamen. “Je wereldje wordt in zo’n jaar natuurlijk een stuk kleiner, maar op een positieve manier. Met je meest dierbare vrienden heb je toch wel contact,
hoewel zij soms ook flink klaagden over mijn slechte bereikbaarheid. De willekeurige statusupdates van die ene vage studiegenoot kunnen je echter gestolen worden. Je wordt minder beïnvloed door de waan van de dag en leert hoofd- van bijzaken scheiden. Gangnam Style? Mijn oma heeft me uitgelegd wat dat precies was, maar ik geloof niet dat ik iets aan die hype heb gemist. Daarnaast is er zonder de afleiding van internet veel meer tijd voor verdieping in je leven, ik heb in 2012 in recordtempo tientallen boeken gelezen.”
“Internet maakt je lui” Toch zijn er momenten geweest waarop Bram zich afvroeg waar hij mee bezig was. “Waar ik dacht dat ik enorme problemen op mijn studie zou krijgen, hebben die zich gelukkig niet voorgedaan. Met de Belastingdienst daarentegen wel. Je kunt je aangifte alleen digitaal doen en na het zoveelste boze telefoontje werd gedreigd mijn inboedel in beslag te nemen. Uiteindelijk heb ik via een hulpstichting voor belastingzaken mijn aangifte kunnen doen. Een medewerker heeft toen alles voor mij ingevuld.” Terugkijkend zegt Bram veel aan het jaar te hebben gehad. “Internet maakt je lui, je kunt er alles zo snel opzoeken. Ik heb een jaar lang andere oplossingen moeten zoeken, dat heeft me veel creatiever gemaakt. Ik ben heel blij dat ik aan zo’n groot experiment ben begonnen én dat ik het heb afgemaakt. Het jaar heeft me ook veranderd, ik ben wat bedachtzamer geworden en minder snel afgeleid. Ook probeer ik niet overal meer tegelijkertijd te zijn. Sociale media? Ik gebruik het nog wel, maar voel absoluut niet meer de drang om constant te kijken. Laat staan tijdens weekendjes weg.”
Bram’s boek Een jaar offline wordt eind september uitgegeven door Moon. Een exemplaar kost €12,95. Maar…Geestdrift geeft er ook eentje weg! Winnen? Like dan nu Geestdrift Magazine op Facebook!
GEESTDRIFT september 2013 17
16
Kensington:
“We onderscheiden ons door de keuzes die we maken”
Met hun veelgeprezen album Vultures wisten ze maar liefst drie 3FM Awards in de wacht te slepen. Afgelopen zomer traden ze op meer dan zestig (!) festivals op, waaronder Pinkpop, het Hongaarse Sziget en Java Rocking Park in Indonesië. De Utrechtse band Kensington wint terrein. Ze zijn druk, en krijgen het met het schrijven van een nieuw album de komende tijd nog veel drukker. Leadzanger en gitarist Eloi Youssef (26) vertelt over hun snelgroeiende succes.
foto: Rutger van der Bent
Door Dewi de Nijs Bik Hoe ziet een werkweek van Kensington eruit? “We treden op in het weekend: donderdag tot en met zondag. De rest van de week gebruiken we om uit te rusten. Als we niet optreden, zijn we ook echt kapot. Binnenkort gaan we beginnen met het schrijven van nieuwe nummers. Onze tweede plaat heeft veel singles opgebracht, maar nu is het weer tijd voor iets nieuws. We hebben een ruimte bij de Utrechtse muziekstudio Kytopia gekregen en ingericht, dus het is de bedoeling dat we tussen het spelen door ook bezig zullen zijn met het nieuwe album. Het wordt voor ons daardoor nog drukker dan het al was.” Wat gebeurt er tijdens zo’n schrijfproces? “We beginnen meestal met jamsessies. Tijdens deze sessies beginnen we gewoon te spelen met z’n vieren en proberen we dingen uit. Zodra er dan een goed idee voorbijkomt, nemen we dit op en gaan we de dag erna de studio in. Meestal gaat het heel natuurlijk en snel. Het moeilijkste gedeelte is de tekst, die ik schrijf. Vooral nu vind ik het lastig, het gaat goed met de band waardoor ik niet zoveel inspiratie heb. Ik vind het moeilijk om inspiratie te putten uit positieve dingen. Dan krijg je van die tourplaten, wat ik eigenlijk maar niks vind. Ik vind dat een nummer echt ergens over moet gaan. Het thema van
het eerste album was bijvoorbeeld hoe het is om binnen een angstcultuur te leven en de verstoorde communicatie tussen mensen die daarmee gepaard gaat. Het laatste album had een wat algemener karakter. Het ging vooral over het gevoel van thuiskomen; hoe het is om veel onderweg te zijn en je daarna weer ergens thuis te voelen. Ergens lijkt dat ook wel op een tourplaat. Het woord ‘home’ komt op dat album vaak voor. Dat wil ik nu toch anders. Ik moet zeggen dat ik de laatste tijd de neiging heb om het negatieve op te zoeken, puur om gevoelens te ervaren waar ik inspiratie uit kan putten. Liefdesverdriet doet het meestal goed; misschien zou iemand mijn hart moeten breken.”
Wat is verder het verschil tussen de twee albums die jullie tot nu toe hebben uitgebracht? “De eerste plaat was muzikaal gezien vrij ‘dun’: gitaar, drums, bas, zang. Bij de tweede plaat hebben we nummers meer opgebouwd vanuit een onderlaag, en van daaruit hebben we ze aangekleed. Verder hebben we bij de eerste plaat helemaal niet gelet op zanghoogte. Nadat we een nummer af hadden, kwamen we erachter dat het ofwel net te hoog, ofwel net te laag was voor mijn stem. Bij Vultures hebben we de muziek veel meer op mijn zanghoogte afgestemd, en toch is het nog steeds niet optimaal. Ik merk dat ik sommige nummers veel beter zing dan andere. Dat is iets waar we op gaan letten bij ons nieuwe album. De zang is belangrijk, het bepaalt in grote mate hoe een nummer op de luisteraar overkomt. Casper was in eerste instantie de zanger en ik de gitarist en tweede stem. Toen werd mijn stem steeds beter en dragender. Zo heb ik geleidelijk aan de rol van leadzanger overgenomen - al heb ik nog steeds niet het gevoel de frontman van de band te zijn. Ik kan muziekmaken en steeds beter zingen, en daar doe ik het mee. Als je het niet in je hebt dan moet je het gewoon niet doen, heb ik geleerd. Na een optreden bedank ik het publiek met alle liefde, maar ik ga niet iedereen
vragen om te springen of te klappen. Ook al werkt het wel, dat is dan weer het rare.”
“Als je internationaal doorbreekt, schrijf je toch een beetje geschiedenis” Wat vind je van de manier waarop jullie je als band ontwikkeld hebben? “Ik kijk nog wel eens filmpjes van vroeger terug. Jaren geleden waren we een heel energiek bandje, gebruikten veel gitaarriffjes. Onze stijl is opgeschoven naar veel rustigere, stuwendere muziek, zoals een Wall of sound: geschikt voor een stadion. Dat werkt dus kennelijk voor het publiek. Gek is dat. Nu worden we opeens op radiozenders als 538 en Q-Music gedraaid met als gevolg dat al onze shows uitverkocht zijn. Dat je op deze manier veel meer verschillende typen mensen dan alleen het 3FM- en Lowlandspubliek kan bereiken is anderzijds ook tof. Toen we laatst in de Melkweg optraden zag ik op de voorste rij een zwaar opgemaakt Anitatype staan dat alle nummers kon meezingen. Wow, dacht ik toen.” Ook op internationaal niveau zijn jullie succesvol. Was dat altijd al de grote droom? “Mijn grote droom is altijd geweest om te bereiken wat we nu al hebben bereikt. Nu ik ouder ben, voel ik me eigenlijk te volwassen om grote dromen te hebben. We zijn meer bezig met de vraag wat realistisch is. We vragen ons niet af hoe het zou zijn om ergens op te treden, meer of het praktisch gezien mogelijk is en hoe we het dan gaan aanpakken. We weten heel goed wat in welk land zal aanslaan. We zijn dus constant aan het plannen en meer bezig met de vraag of het ons als Nederlands bandje internationaal gezien zal gaan lukken. Om de eerste band sinds Golden Earring te zijn die het internationaal goed doet, dat lijkt ons cool. Dan schrijf je toch eigenlijk een beetje geschiedenis. Indonesië kwam op ons pad; voor
onze plannen in Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland daarentegen hebben we heel bewust gekozen. Daar kunnen we weer van voor af aan beginnen: optredens in kleine zalen waar maar twintig man op afkomt. Het houdt je wel met beide benen op de grond.” Hoe onderscheiden jullie je van andere Nederlandse bands? “Je hebt veel Nederlandse bands die het hier goed doen omdat ze een typisch Nederlandse sound hebben. Ik denk dat wij daarentegen een formule hebben gevonden waardoor we internationaal kunnen klinken. Zoiets komt heel weinig voor in Nederland, kost ook veel energie en tijd, en eigenlijk ook geld. Voor Vultures hebben we bijvoorbeeld iemand uit Londen benaderd die platen heeft gemixt waarvan wij vinden dat ze goed klinken. Over het algemeen doen Nederlandse bands dit niet zo snel. Misschien zijn het juist die keuzes waarin wij ons onderscheiden. Wij denken zo: als je in Amerika of Engeland zou wonen, wie zou je benaderen en wat zou je doen om je album zo goed mogelijk te laten klinken? Op deze manier kunnen onze nummers ook mee in het buitenland.”
“Grote dromen? We kijken nu meer of iets realistisch is” Heb je altijd al geweten dat dit is wat je wilde? “Ik heb mijzelf altijd al muzikant gevoeld. Vroeger had ik om rond te komen een baantje bij de Hogeschool Utrecht. Ik werkte in de mediatheek, heb ook nog bij de faciliteitenbalie van de faculteit Economie en Recht gewerkt. Dat is alweer zes jaar geleden. Het waren niet de leukste baantjes ter wereld, tegelijkertijd heb ik altijd volgehouden dat het ons zou lukken. Nu ben ik zo blij dat ik kan leven van mijn muziek. Het is hard werken, maar ik denk op een andere manier dan dat je een baan van negen tot vijf hebt. Je doet namelijk iets wat je echt wilt. Ook fijn is dat ik helemaal geen studieschuld heb.” Veel mensen zullen benieuwd zijn naar het nieuwe album... “Daar kan ik niet zoveel over zeggen. Ik heb er wel een heel Afrikaans gevoel bij; een beetje Graceland-achtig van Paul Simon. Eigenlijk weet ik het gewoon nog niet. Ik weet wel dat ik het woord ‘home’ niet meer ga gebruiken. Of misschien één keertje dan.”
GEESTDRIFT september 2013 19
18
Dagboek van een docent Docenten doen méér dan alleen colleges geven. Hoe ziet hun week eruit? Dit keer is het woord aan Elmar Hellendoorn (1984), promovendus aan de Universiteit Utrecht. Elmar is werkzaam op de afdeling Geschiedenis van de Internationale Betrekkingen en werkt mede in opdracht en gefinancierd door het Ministerie van Buitenlandse Zaken aan een proefschrift over de geschiedenis van het Nederlandse nucleaire nonproliferatiebeleid. Voordat hij aan zijn proefschrift begon, studeerde hij geschiedenis in Utrecht en EU International Relations aan het Europacollege in Brugge. Vervolgens werkte hij als senior policy officer bij de strategische eenheid van Buitenlandse Zaken alvorens aan zijn promotie-onderzoek in Utrecht te beginnen.
foto: Eigen beheer Elmar Hellendoorn
Maandag Deze ochtend zit ik al vroeg in de trein terug naar Utrecht. Ik lees een iets verouderd boekje over ‘decline and fall of Europe’. Giftig geschreven, het lijkt Amerikaanse Europabashing, maar hoe denkt men momenteel in Washington over Europa? Zullen ze ons nog steunen als het nodig is? Is verzwakt Europa wederom afhankelijk van Amerikaanse militaire steun, zoals Franse oud-minister defensie tien dagen geleden schreef ? Wederom Koude Oorlog-verhouding, maar nu met nieuwe dreigingen? Wanneer de trein aankomt in Utrecht, zie ik meisjes lopen in rode UIT-shirtjes. Nostalgie! Het is een hele verandering sinds ik hier elf jaar geleden aankwam. De grootste verandering is misschien wel aan de Drift met de nieuwe UBB en het verdwijnen van de oude LB, waar ik zo ongeveer woonde. Ik had je vast glazig aangekeken als je me in die jaren had verteld dat ik na mijn studie geschiedenis zou terugkomen om een proefschrift te schrijven over de geschiedenis van het Westerse en Nederlandse nucleair-strategische beleid tijdens de Koude Oorlog. Vandaag werk ik thuis, eet ’s avonds een goede maaltijd en telefooneer ik met een maatje die in het buitenland zit.
Dinsdag Dit is een typische werkdag. Thuis ga ik hard aan de slag en schrijf weer een aantal pagina’s aan een hoofdstuk. Ik denk veel na: waar gaat dit naartoe en is dit duidelijk? Klopt dit binnen het grotere geheel? Dit bekende werk bestaat voornamelijk uit herschikken en schrappen. Om vijf uur heb ik een afspraak met promotor Duco Hellema en mijn begeleider Mathieu Segers. Het is praktisch dat deze afspraak aan het eind van de dag staat, zo kan ik overdag onafgebroken doorwerken. Het gesprek is kort en veelal gericht op wat
organisatorische kwesties. Inhoudelijk krijg ik weinig commentaar: “Je zit op de goede weg. Houd deze lijn vol.” Het is fijn om mijn eigen gevoel bevestigd te krijgen. Nu moet ik nog een paar maanden hard doorwerken en dan kan mijn concept af zijn.
’s Avonds lees ik een autobiografie van een Amerikaanse diplomaat. Er staan spannende verhalen in over de landing van de Amerikanen in Noord Afrika tijdens de Tweede Wereldoorlog en de geheime diplomatieke operaties die dat mogelijk moesten maken. Eigenlijk was deze diplomaat een voorganger van de Nederlandse politieke adviseurs die bij de militaire Uruzgan-missie aanwezig waren. Zouden ze bij BZ naar zulke historische voorbeelden hebben gekeken?
Woensdag Een regeldag. Ik moet het nodige voorbereiden voor mijn verblijf aan het European University Institute, vooropgesteld een dak boven mijn hoofd. De optie die ik had, is
vervallen. Nu heb ik één keer achter het net gevist. Bij een andere onbetrouwbare optie was de eigenaar overleden. Het schiet zo niet echt op. Deze kleine dingen kosten veel tijd die ik eigenlijk wil besteden aan het schrijven. Toch zie ik het als een investering. Ook ga ik vandaag langs op het Departement Geschiedenis bij de controller en herlees en beoordeel ik een bachelorscriptie. Vervolgens telefooneer ik lang met een bevriende Duitse collega over onze vooruitgang op het nucleaire vlak, over mogelijke artikelen, internationale workshops samen met andere universiteiten. Veel ideeën, we moeten er alleen nog tijd voor vinden. Terwijl ik nog aan de telefoon hang, belt een goede vriend aan voor een eetafspraak die al maanden stond. We zitten tot laat op mijn balkon met een goed glas en hebben zeer relevante gesprekken. Heeft het publieke debat meer diepgang nodig en wat kunnen academici daaraan toevoegen? Hebben de Angelsaksen wat dat betreft een andere of betere debatcultuur, waar academici zich in kunnen mengen zonder aan diepgang te verliezen? Een blik op de opiniepagina’s van de Financial Times en de International Herald Tribune doet ons dat wel vermoeden.
Donderdag In Den Haag ga ik langs het archief om nog een paar sleuteldossiers te bekijken voordat ik vertrek naar Florence. Bij Buitenlandse Zaken drink ik een kop koffie met iemand die bij mijn project betrokken is. Daarna ga ik terug naar Utrecht waar ik een leuke avond heb. Ik drink biertjes met een oud maatje met maatje met wie ik als student betrokken ben geweest bij UUMUN, de club die Utrechtse studenten naar VN-simulaties in o.a. Harvard stuurt. Als 21-jarige geschiedenisstudent heb ik deze organisatie in 2005 opgericht. Nota bene gesteund door mijn huidige promotor omdat ik destijds medestudenten meer wilde betrekken bij de praktijk van internationale betrekkingen. Toch is het leuk dat ook dit uit de GIB-afdeling is voortgekomen. Toen ik eerder dit jaar mijn eigen cursus over nucleaire strategie gaf, heb ik er verschillende keren over gesproken waarom juist historische kennis zo van belang is bij het bedrijven van internationale politiek. Zo kan het heel nuttig blijken om in de huidige situatie met Iran gedegen kennis te hebben van nucleaire spanningen tijdens de Koude Oorlog.
Vrijdag Vandaag ligt de focus op schrijven en ik ben goed opgeschoten. Vanaf negen uur ’s ochtends werk ik met enkele lange pauzes door tot half één ’s nachts. In het weekeinde verwacht ik een gast: een oud-studiegenoot van het Europacollege die nu bij het Europees Parlement werkt. Daarom wil ik de boel thuis een beetje op orde brengen. Het wordt vast een mooi weekend met goede gesprekken met een net iets internationaler perspectief dan je normaliter in Utrecht hebt.
Collegerecensie: Genocide na 1945 Door Marcella Klinker Oorlog en geweld: het lijken de favoriete onderwerpen van geschiedenisstudenten te zijn. Voor het vak Genocide na 1945 hadden zich dan ook flink wat mensen ingeschreven en zij werden wat geweld betreft in ieder geval niet teleurgesteld. Elk college werd besloten met een documentaire of ander beeldmateriaal die de praktijk van genocide in beeld bracht: Hutu’s die Tutsi’s met machetes ombrengen, mensen die schijnbaar onbewogen rijen landgenoten aan flarden schieten. Dit is geen vak voor de tenderhearted, maar zelfs gepantserde zielen zal dit onderwerp niet onberoerd laten. De transformatie van een normaal mens naar een moordenaar wordt in detail blootgelegd, totdat zelfs de grootste pacifist ervan overtuigd is zelf een dader te kunnen zijn. De cursus gaat zeer diep in op de stof, niet alleen door de interessante voorgeschreven literatuur maar vooral door de fantastische docent. Met ogenschijnlijk gemak geeft hij drie uur achtereen college zonder een moment de aandacht van de collegezaal te verliezen; met soms absurde en politiek incorrecte grappen vermijdt hij een depressie onder de studenten. Elke vraag vindt hij een goede en elke theorie het bediscussiëren waard, waardoor de colleges levendig en boeiend zijn. Is het een deprimerend vak? Jazeker. Maar, zoals de docent stelt: “vraag jezelf af waarom genocide plaatsvindt, ook waarom het níet plaatsvindt.” Is het een moeilijk vak? In de woorden van dezelfde man: “It’s not rocket science… it’s genocide.”
GEESTDRIFT september 2013 21
20 Vaak is er weinig tijd om een gedicht te schrijven. Wanneer iemand eenzaam overlijdt gaat een begrafenisondernemer op zoek naar informatie over de overledene. De Eenzame Uitvaart werkt ook samen met De Raad van Kerken, een organisatie die ook vaak uitvaarten regelt. Wanneer blijkt dat er niemand naar een uitvaart zal komen, wordt Het Utrecht Dichters Gilde gevraagd. Dit is meestal een paar dagen van te voren. Uitvaarten zijn voor de dichters uit het gilde niet altijd even makkelijk. Eén van de moeilijkste uitvaarten, die er tot nu toe is geweest voor Nanne Nauta, is die van een kind dat gevonden is op een afvalverwerkingsplaats. De politie heeft in dit geval de plaatselijke pers ingeschakeld als poging om het kind te identificeren. Dit was dan ook de enige Eenzame Uitvaart waarbij pers aanwezig was. In Utrecht zoekt de organisatie bewust de media niet op in verband met een mediaprotocol. De dichters zetten zich sociaal maatschappelijk in. Het draait om een symbolisch afscheid van de eenzame overledene. Er staan dan ook geen oordelen in het gedicht over de overleden persoon. “Het zijn unieke en bijzondere werken, geschreven voor deze ene overleden persoon. Hoewel elk afscheid uniek is, komen toch in elke uitvaart alle uitvaarten samen. Bij elke uitvaart komen de herinneringen naar boven, zoals het verlies van een dierbare.”
De Eenzame Uitvaart De kist van een eenzaam gestorvene verdwijnt langzaam onder de grond terwijl er geen familie, vrienden of kennissen aanwezig zijn. Dit is de dienst van iemand die gewoond heeft in Utrecht. Op het moment van zijn overlijden, had hij geen familie of sociaal leven meer: hij krijgt een Eenzame Uitvaart en wordt door een dichter begeleid naar zijn graf.
illustratie: Aldert Bergstra
Door Loes Aartsma Nanne Nauta (54) richtte in het najaar van 2005 samen met Ruben van Gogh de Eenzame Uitvaart op in Utrecht. Nanne studeerde Franse Taal en Cultuur, is een dichter uit het Utrechts Dichtersgilde en werkt daarnaast voor een verzekeringsbedrijf. Sinds het begin zijn er in Utrecht achttien Eenzame Uitvaarten geweest. Eenzaam is ook echt eenzaam. Wanneer er één of twee nabestaanden aanwezig kunnen zijn, zal er geen dichter komen. Op een Eenzame Uitvaart zijn enkel een begrafenisondernemer, vier kistdragers en een uitvaartondernemer aanwezig, samen met, meestal twee, dichters uit het Utrechts Dichtersgilde. Eén van de twee dichters is een dichter uit het gilde, de tweede dichter is meestal één van de twee oprichters van de Eenzame Uitvaart. De uitvaarten draaien op vrijwillige basis. De organisatie heeft één keer subsidie gekregen waar ze tot nu toe uit geput heeft. Er zijn twee categorieën Eenzame Uitvaarten. De eerste categorie is het type ‘oude mopperkont’. Dit zijn altijd mannen die alleen leefden, bijvoorbeeld in Kanaleneiland of Overvecht. Mannen die met iedereen ruzie zochten en zich afzonderden van hun leefomgeving. De tweede categorie is een ander verhaal. Dit zijn buitenlanders die met een Nederlander getrouwd waren. De Nederlandse partner is overleden en de oorspronkelijk buitenlandse weduwe of we-
leed, waren er geen nabestaanden of familie. Ook de ambassade is ingeschakeld, maar in Mexico werd de man ook niet vermist. De doodsoorzaak werd niet verteld in verband met politieonderzoek. Deze uitvaart was wel een bizar geval. In de plaatselijke media waren er op dat moment veel aannames die onjuist bleken.” Eén keer is er door publicatie een nabestaande gevonden. Een Italiaan vond via Google het gedicht over een Italiaan in Nederland. Vanuit Italië kwam er toen een mail, met de vraag of het gedicht en verslag vertaald konden worden.”
duwnaar blijft alleen in Nederland. In deze situatie heeft de buitenlandse nabestaande geen kennissen of familie in Nederland. Toen de Eenzame Uitvaart startte, was er naar vermoeden nog een derde categorie: daklozen of zwervers. “Toen we net begonnen, verwachtten we dat dit de meest voorkomende categorie zou zijn,” vertelt Nanne Nauta. In praktijk blijkt dit anders te zijn: deze groep bestaat niet bij de Eenzame Uitvaart. Daklozen hebben vaak een plek in een grote sociale groep. Overdag lopen ze alleen door de stad, maar ze ontmoeten elkaar vaak op plekken als het Leger des Heils. Deze organisatie organiseert dan vaak ook de uitvaart van een overleden ndaag, dakloze. “We zijn daar een op een dag als va Ergens, misschien ringen, keer wezen kijken, de zaal wenhanden uw dragen twee vrou bt wie u zich half he barstte uit zijn voegen.” huilt de zoon in st, or rb n een moede Het is wisselend hoeveel doorgegeven aa ig in Australië. tu ieg vl informatie er van een overlandt uw maken de wereld mee te Niemand hoeft ledene beschikbaar is. De een vorm t Misschien is he zonder zichzelf. erkomt ne naam, geboorte- en sterftette leven ten slo van genade dat waar an sta be datum en woonplaats zijn ar het on op teruggaan na r ke ze t, m ko hijn meestal wel bekend. “In de alles uit tevoorsc zingen acht, de vogels meeste gevallen weten we ook nu de grond verz gt, aa dr s van lente wat de doodsoorzaak is. Er is en de wind al iet les Al it. aa dr e zon to de aarde naar de een keer een Mexicaan geweest s en m en ge , elf nz wat moet gaat va e doet. waarvan we dat niets wisten. at er werkelijk to is nodig voor w gaan; ge od do Deze man was op vakantie in bent u niet Wat mij betreft r ete vo en teg n reis, ee Nederland. Hij had een geldig u ging alleen op Kijken d. tij de n va t aa paspoort bij zich en geld op zijn op de grote ijspl ag, dan kunnen rekening staan. Toen hij overwe tegelijk omla
“De moeilijkste uitvaart was die van een kind dat is gevonden op een afval verwerkingsplaats”
tegenvoeters
wij elkaar zien
staan.
©2012, ingmar
heytze
“De kans is groot dat de overledene nog nooit een gedicht heeft gelezen” “Omdat een Eenzame Uitvaart niet vaak voorkomt, is het voor veel dichters uit het Gilde spannend omdat zij het voor de eerste keer doen. Het Gilde bestaat uit dertien dichters die dichten voor de stad Utrecht. De werken van dichters die het voor het eerst doen, tonen vaak gelijkenissen. Overeenkomsten in die gedichten zijn vaak zinnen als: ‘ik heb je niet gekend’ en woorden als: begrafenis of eenzaam. Naarmate een dichter meer ervaring heeft, worden de gedichten beter. “De ene dichter is natuurlijk beter dan de andere. Soms zit er wel eens een gedicht tussen dat minder goed is. Daar baal ik dan wel van, maar we dragen het wel voor en publiceren het ook. Ruben en ik bespreken het dan en we zullen
die dichter een volgende keer minder snel weer vragen”, vertelt Nanne Nauta. Alle gedichten worden gepubliceerd samen met de verslagen die worden gemaakt over uitvaart. Op de site van het Utrechts Dichtersgilde kunnen geen reacties worden geplaatst. De organisatie heeft ook een maand op Facebook gepubliceerd. “We hebben besloten deze pagina te verwijderen: Facebook was niet het geschikte medium voor publicaties. We realiseerden ons dat mensen op Facebook ook negatieve reacties konden plaatsen. Dat is nooit gebeurd, maar je weet hoe het op internet werkt. Nanne Nauta vertelt: “Felle tegenstanders van de Eenzame Uitvaart zijn er niet. Er komen nooit klachten binnen. Wel zijn er dichters uit het Utrechts Dichtersgilde die niet achter het initiatief staan. Zij vinden het niet passend om iemand die eenzaam gestorven is op een begrafenis te herdenken met een gedicht. “De kans is ook groot dat de overledene nooit in zijn leven een gedicht heeft gelezen.”
22
proza
Een Ode aan de Ochtend De wekker sneed als een ijskoud mes door zijn zoete dromen. In één moment keek Frits op de klok, sprong uit bed en schoot kordaat in zijn klaargelegde kleren. Voor dit afspraakje mocht hij absoluut niet te laat komen. Het was buiten nog donker en er viel weinig licht op de spiegel boven de wastafel. Met een van zenuwen trillende hand probeerde Frits zich te scheren, maar het geslepen scheermes sneed met een zacht krassen door de huid in de diepe plooien van zijn gezicht. Het bloed vloeide als kostbare tijd door de gootsteen. Frits graaide in de laden van de kast, maar zijn kale vingers vonden niets anders dan lege doosjes en verfrommelde briefjes. Dan niet, dacht hij. Het bloeden zal vanzelf wel stoppen. Zenuwachtig keek hij via de spiegel weer op de klok: nog twintig minuten. Frits dook de zestien krakende trappen af naar de kelder onder het flatgebouw. Tussen de dozen die overstroomden van vergeten herinneringen stond zijn fiets. Het was het enige lichtpunt in de donkere kelder. Die fiets was zijn deur tot een andere wereld – een wereld waar hij over een kwartier moest zijn. Pas op het moment dat hij de fiets wilde pakken, zag Frits het; de band van het achterwiel hing hopeloos om de velg heen. Zuchtend haalde hij het slot van de fiets. Absoluut geen tijd meer om die band nog te plakken, dacht hij, terwijl zich op zijn gladde bovenlip stilletjes grote druppels zweet vormden. Met een platte band rolde Frits de woonwijk uit. Daarna links, de brug over en recht de polder in. De gedachten in zijn hoofd gingen net zo snel op en neer als zijn voeten op de pedalen. In de verte zag hij al het bankje waar ze elkaar zouden ontmoeten. Frits had het plekje ontdekt nadat zijn achtste relatie verleden jaar flopte en hij vol van verdriet door de polder struinde. Aan het einde van het knisperende schelpenpad stond een ijzeren molen uit de vorige eeuw, die piepend en krijsend draaide in de vale ochtendwind. Achter de molen was een open stukje water, omringd door rietstelsels zo hoog als de dromen die Frits twintig jaar geleden nog koesterde. Het houten picknickbankje dat daarachter stond was leeg; ze was er nog niet. Frits kon beslist niet wachten om haar dadelijk weer te zien – de enige vrouw die hem nooit teleurgesteld had en waarvan hij zeker was dat ze dat hem nooit zou verlaten. Zijn hele leven was een zoektocht geweest naar een soort ongecompliceerde schoonheid die hij in niemand had kunnen vinden. Behalve, uiteindelijk, in haar. Frits ging zitten en keek op zijn horloge: 04:57. Hij was precies op tijd gekomen. Met ogen vol verlangen keek hij voorzichtig op. Daar kwam ze langzaam tevoorschijn. Opeens stopte het gonzen van gedachten en was het stil in zijn hoofd. Het enige wat hij deed was kijken. O, Ochtend verzuchtte Frits in gedachten. Hoe onweerstaanbaar was de schoonheid van de maagd der tijden? De onvervuilde lucht die ze met zich meebracht had nog niet de geur van gebroken beloftes en verbitterde hoop. Zij wist alle geheimen van de nog ontluikende dag, alle geheimen waar de rest van de wereld nog achter moest komen. Heel even kwam alles samen in dat vacuüm van tijd, voordat het zich als een ontplofte ster zou verspreiden over de rest van de dag. In volslagen stilte schreed de Ochtend voort; ze was als een schaduw; als een ongrijpbaar fantoom. Want zodra meer en meer mensen ontwaakten uit hun diepe slaap en haar herkenden, vervaagde zij langzaam en bijna onmerkbaar. Zij was voor altijd ontsnapt uit de klauwen van de dag. 05:31. Ze was vertrokken. De zon te hoog, de puurheid voorbij. De simpele schoonheid was veranderd in een meedogenloos complex leven van alledag. Langzaam fietste Frits weer naar huis. De schelpen die kraakten onder de velg riepen hem vaarwel. Maar niet voor lang. Want morgen, dacht hij, morgen zouden ze elkaar weer ontmoeten. Altijd zou zij er voor hem zijn, dat was de enige zekerheid die hij nog in zijn leven had. In het appartement trok Frits zijn kleren uit en ging weer liggen in zijn klamme, vieze bed. Maar hij voelde het niet, want zijn gedachten waren bij de schoonheid die hij weer had mogen zien. Terwijl de felle zonnestralen van de dag zich voorzichtig een weg naar binnen vochten, sloot Frits zijn ogen. In haar ontwaken ging hij slapen.
Margreet Pieper Margreet pieper (19) is tweedejaars student Engelse taal en cultuur. Ze schrijft graag, met name korte verhalen. Afgelopen jaar heeft ze de tweede plek behaald bij de Utrechtse voorronde van schrijfwedstrijd Write Now!
opinie
GEESTDRIFT september 2013 23
Bang om te besturen? Medezeggenschap op de Universiteit leeft niet. Veel studieverenigingen zitten te springen om nieuwe bestuursleden, maar de aanmeldingen blijven, zeker bij kleinere verenigingen, uit. De verwachte bezuinigingen hangen als donkere wolken boven het studentenleven en besturen lijkt verre van lucratief. Maar waarom is het juist nú extra belangrijk om een bestuursjaar te gaan doen?
Door Louis Roghair In vroeger tijden was de Universiteit nog niet zo goed georganiseerd als dat deze nu is. Vanuit de Universiteit wordt er tegenwoordig veel vóór de studenten georganiseerd en geregeld, zowel in positieve als in negatieve zin. Dit is echter niet altijd zo geweest. Studenten hebben altijd veel voor zichzelf moeten organiseren en regelen om studeren toegankelijk te houden. Sporen van het verleden zien we nog steeds terug in de enorme hoeveelheid studenten- en studieverenigingen in Utrecht: organen die nog steeds veel lof krijgen. Terwijl ze nog steeds hard nodig zijn, hebben verenigingen steeds meer moeite om een bestuur bij elkaar te krijgen. Waardoor komt dit, het staat toch goed op je cv? In het tweede of derde jaar van de bachelor begint iedere student aan de Faculteit Geesteswetenschappen na te denken over extracurriculaire activiteiten die vandaag de dag broodnodig zijn, wil je een kans maken op de arbeidsmarkt. Een dertien-in-eendozijn cv met slechts een bachelor en een masterdiploma is voor een geesteswetenschapper geen goede basis als je rond je tweeëntwintigste of drieëntwintigste levensjaar de arbeidsmarkt op moet. Commissiewerk dat studenten in het eer-
ste en tweede jaar doen, wordt in het derde jaar vaak niet meer als voldoende beschouwd. Een bestuur, het liefst iets met een grote naam en achterban, staat mooi op het cv waar zoveel van afhangt. Deze gedachtegang komt overeen met het beeld dat veel studenten er van hebben.
Het gebrek aan bestuursleden ligt misschien aan angst voor de toekomst of studievertraging Status is echter niet het belangrijkste als het gaat om het kiezen van een bestuur. Het is de sociale factor die aan een functie verbonden is. Werkgevers vinden het ‘leuk’ dat de student een studie nominaal en met mooie resultaten behaalt, maar dat iemand goed was in tentamens, betekent niet meteen dat deze ook geschikt is om in een groep te werken. Dat iemand verstand van zaken heeft, is namelijk één ding, maar communicatieve en organisatievaardigheden zijn vaak ook essentieel. En juist dát leer je in een bestuursjaar. Door de bezuinigingen zou het lastiger
zijn om je cv te verfraaien en jezelf te ontplooien op zowel organisatorisch als sociaal vlak. Deze klacht is op dit moment alleen volledig onterecht. Het is nu nog steeds mogelijk om een jaar uit te lopen als je je bachelor wil halen. In de toekomst kan dit door de komst van het sociaalleenstelsel veranderen. Het is dus zaak om nu de stap te zetten als je een jaartje ‘wat anders’ wil doen. Daarnaast is er bij een groot aantal besturen, denk hierbij aan studieverenigingen, de mogelijkheid om in ieder geval een aantal vakken te volgen, zodat je in het jaar waarin je uitloopt alsnog meer tijd hebt om de resterende vakken te volgen. Tenslotte is het belangrijk de goede status die de meeste studentenorganisaties hebben te laten functioneren. De universiteit heeft veel taken van de student overgenomen, maar dit kan op den duur ook nadelig zijn. Dat de enorme veelheid aan besturen, zowel van kleine als grote organisaties, ieder jaar voorzien worden van vers bloed is dan ook van belang voor alle studenten. Naast het opleuken van je eigen cv is het ook belangrijk voor de studenten om je heen. Tot eventuele bezuinigingen, zoals het sociaalleenstelsel, ingang vinden, is er nog veel mogelijk. De reden dat besturen gebrek hebben aan bestuursleden ligt misschien aan de angst voor de toekomst en studievertraging.
Wil je reageren op dit stuk? Kijk dan op onze Facebook pagina.
Sanneke Vermeulen (21, bachelor Communicatie- en Informatiewetenschappen) is waarschijnlijk het sterkste meisje van de Faculteit. De slechtziende Foto: Ykwinno Hensen
Sanneke mengde zich als tienerjudoka onder de volwassen wereldtop en boekte succes op een wereldkampioenschap en de Paralympische Spelen van Beijing. Na jaren niet meer gejudood te hebben zinspeelt ze nu op een comeback.
Sanneke veegde met iedereen de vloer aan Door Lennaert Rooijakkers Hoewel Sanneke is geboren met bilaterale aniridie, waardoor de iris in haar ogen geheel ontbreekt en zij een gezichtsvermogen van minder dan tien procent heeft, is het nooit in haar opgekomen sporten links te laten liggen. “Voetbal, snowboarden, tennis, ik heb een heleboel gedaan”, zegt ze. Na een tip op de tennisclub, besloot de destijds zevenjarige Sanneke een proefles judo te nemen. “Ik was meteen verkocht. In het begin deed ik aan regulier judo, omdat ik competitief ben ingesteld, heb ik me direct voor wedstrijden ingeschreven. Pas op mijn twaalfde kreeg ik te horen dat er zogenaamd visually impaired judo (vi-judo, voor blinden tot mensen met maximaal tien procent gezichtsvermogen, red.) bestond en heb ik besloten de twee disciplines te combineren.” In het reguliere judo kwalificeerde Sanneke zich elk jaar voor het nationaal kampioenschap, daarom durfde zij het al snel aan om in het VI-judo aan Europese toernooien deel te nemen. “Dit waren wel seniorenwedstrijden, maar desondanks ging het me goed af. Bij elk toernooi waar ik aan meedeed pakte ik medailles”, vertelt zij. Na een goede prestatie op een toernooi in Duitsland in 2007 vroeg een concurrente of Sanneke ook meedeed aan het aankomende WK in São Paolo, Brazilië. Sanneke: “Een van de oprichters bij de VI-Judobond was bij
dat toernooi aanwezig, zag potentie in mij en heeft zich hard gemaakt voor mijn deelname aan het WK. Vervolgens heb ik mijn ouders gesmeekt of ik naar het toernooi mocht en uiteindelijk gaven ze toe. Daarna heb ik een coach toegewezen gekregen en heb ik vijf maanden lang zeven keer per week getraind om in vorm te komen.” Omdat Sannekes aanlooptijd uiterst kort was en zij nog niet eerder aan een wedstrijd met dergelijk aanzien had meegedaan, ging zij de strijd onbevangen aan. “De verwachting was dat ik na een ronde alweer naar huis kon. Het liep echter anders en als vijftienjarige debutante werd ik prompt derde. Daarmee was ik de eerste Nederlandse die op internationaal niveau meekon bij het vi-judo”.
“Ik smeekte dat ik naar het WK wilde” De Nederlandse judobond wist echter niet zo goed wat zij met Sannekes prestatie aan moest. Door haar derde plaats kwalificeerde de jonge judoka zich automatische voor de Paralympische Spelen van Beijing, maar ook dat leverde geen aangepaste begeleiding of trainingsschema op. Tijdens haar voorbereiding op de Spelen van 2008 moest zij trainen tussen Olympiërs als Mark Huizinga en Edith Bosch. “Dit was verre van ideaal. Het voelde alsof ik werd gebruikt om hen klaar te
stomen voor hun toernooi”, legt zij uit. In aanloop naar de Spelen zakte de moed haar enorm in de schoenen. “Met behulp van een sportpsycholoog is alles goed gekomen en ben ik alsnog naar Beijing gegaan. Gelukkig verdwijnt op het moment dat je daar staat alle tegenzin die je het afgelopen jaar hebt ervaren, je wil dan alleen nog maar presteren.” En presteren deed zij. Zo schakelde zij bijna de regerend Paralympisch kampioene uit en herhaalde ze haar prestatie van het WK: brons. Desondanks had het vervelende trainingsjaar haar moraal zo’n knauw gegeven dat Sanneke besloot haar judopak op te bergen. “Na twaalf jaar judo was ik de passie gewoon kwijt.” Niettemin werd Sanneke een jaar voor de Paralympische Spelen van Londen gepolst voor een terugkeer op de judomat. “Onder de voorwaarde dat ik mijn eigen trainingsschema mocht opstellen ben ik toen akkoord gegaan, al moest mijn plan wel worden goedgekeurd door de bond. Uiteindelijk heeft één persoon, die in 2008 al niet wilde dat ik naar Beijing ging, alles tegengehouden.” Ondanks alles sluit Sanneke een terugkeer als vi-judoka niet uit. “Ik ben nog jong en de Spelen van Rio de Janeiro zijn over drie jaar. Eind juli heb ik bovendien een mail gekregen van de oprichter van de VI-judobond die mij klaar wil stomen voor dat toernooi”, verklapt zij. “De ambitie om te gaan heb ik in elk geval.”